10 Begroting Binnenlandse Zaken 2023

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023 ( 36200-VII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2023 ( 36200-B );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2023 ( 36200-C ).

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de begroting van Binnenlandse Zaken. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van harte welkom in ons midden. Dat geldt ook voor de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen. En ik zie de heer Van Haga staan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik wil graag een punt van orde maken. Ik vind het eigenlijk een beetje raar dat Wonen helemaal uit dit debat is gesloopt en naar een of ander achterafzaaltje op een maandag is verbannen. Zou het niet veel beter zijn om minister Hugo de Jonge hier gewoon uit te nodigen en het wél te hebben over een van de grootste crises die Nederland op dit moment teistert? Dat is weliswaar door ons eigen toedoen, maar toch.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat in de procedurevergadering het besluit is genomen dat er een wetgevingsoverleg komt dat specifiek gericht is op Wonen. Desalniettemin zijn we nu aan het begin gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer Bosma van de PVV. Ik kijk even op mijn lijstje. Volgens mij hebben wij voor dit debat afgesproken om maximaal acht vragen aan elkaar te stellen, en ook acht vragen aan de bewindspersonen, maar dat doen we op een andere dag.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Het is toch een dankbaar moment om de eerste spreker te mogen zijn bij de eerste begroting die wij bespreken. En dan ook nog de begroting van het moederdepartement. Gisteren was het opwarmertje, zeg ik tegen mevrouw Leijten.

De voorzitter:

Excuses, de afspraak is zes vragen. Nu ga ik een beetje het schema doorbreken dat wij met elkaar als ondervoorzitters hebben vastgesteld. Het zijn dus zes vragen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Gaat u zich nu achter mij verschuilen?

De voorzitter:

Dat is eenmalig.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat siert u.

Voorzitter. Het zijn historische dagen. Nog nooit in de geschiedenis is het vertrouwen in de politiek zo laag geweest als op dit moment. Zeven op de tien Nederlanders hebben weinig tot geen vertrouwen. Dat is een ongekend dieptepunt. Maar eigenlijk vraag ik me vooral af waarom drie op de tien Nederlanders nog wel vertrouwen hebben in de politiek. Ik zal dat uitleggen: heel zelfbewust duiden wij ons land aan als een democratie. Goh, wat zijn we tevreden met onszelf. Schouderklopje, schouderklopje. Maar de kern van de zaak is eigenlijk altijd deze: wie krijgen er nou eigenlijk hun zin in ons politieke stelsel? Dat is de vraag der vragen. Wie wint en wie verliest?

Baanbrekend politicologisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt wie er altijd winnen. 300 beleidsopties werden bekeken, dus ideeën of voorstellen als monarchie of republiek, hoge belastingen, meer geld naar Defensie of minder. Sommige van die voorstellen blijven plakken aan de bar van het buurtcafé of de opiniepagina van de krant. Maar welke ideeën worden wel daadwerkelijk beleid? Wat wordt er wel doorgevoerd? Dat is simpel: dat zijn de ideeën van universitair geschoold Nederland. Die worden vrijwel altijd in de praktijk gebracht. Zij krijgen hun zin. Vallen laagopgeleide mensen weleens in de prijzen? Zeker. Worden hun ideeën weleens doorgevoerd? Ja hoor. Maar alleen als zij het eens zijn met die universitair geschoolde mensen. En dat verklaart alles. Want die universitairen zijn zo links als de hel en ongelofelijk conformistisch.

Waarom hebben we al die spuuglelijke windmolens in ons schitterende Nederlandse landschap? Waarom hebben we al die hoofddoekjes in Nederland? Waarom komt er maar geen einde aan de toestroom van gelukzoekers? Waarom wordt onze dierbare Zwarte Piet kapotgemaakt? Waarom hebben we vrijwel geen kerncentrales? Waarom wordt onze zwaarbevochten soevereiniteit weggegeven aan ongekozen bureaucraten te Brussel? Waarom worden we doodgegooid met de genderideologie? Waarom wordt ons jarenlang Black Lives Matter ingepeperd? Waarom zijn onze musea clubhuizen van woke geworden? Waarom zijn onze universiteiten verengelst?

Is dat omdat Nederland het wil? Nee, Nederland wil dat juist niet. Het heeft er nog het meest van weg dat Nederland geregeerd wordt door een sekte, door een calvinistische, puriteinse sekte. We mogen niet meer vliegen. We mogen geen vlees meer eten. We moeten vooral kinderloos blijven. We moeten tweedehandskleren dragen en insecten eten. D66-coryfee Barbara Baarsma presenteert alvast de volgende stap: een persoonlijk CO2-budget. Als je een keer biefstuk eet, dan mag je niet meer vliegen. Rijke mensen kunnen dat dan weer kopen van arme mensen. De totale controlestaat ligt op ons te wachten. We moeten permanent boete doen voor ons koloniale verleden. Uiteindelijk moet ook de democratie worden afgeschaft, zo insinueren de klimaatwappies constant, want onze planeet moet worden gered, en daarmee moet haast worden gemaakt. Het is allemaal schuld en het is allemaal boete. Er kan geen lachje meer af.

Steeds harder ook klinkt de roep om andersdenkenden uit te sluiten. Professor Kinneging heeft helemaal gelijk als hij zegt: je mag zeggen wat je denkt, als je maar hetzelfde denkt als iedereen. De afkeer van de democratie in elitekringen wordt steeds sterker. Het D66-krantje NRC had twee weken geleden een hoofdartikel waarin het allemaal werd samengevat. De vlag mag niet meer omgedraaid wapperen, Ongehoord Nederland moet van de buis en Twitter moet worden opgeschoond. Oftewel: het volk moet leren zijn muil te houden. Het plebs, de tokkies, de populisten, het Wilderstuig; ze hebben er allemaal schoon genoeg van.

En we zien die mentaliteit overal terugkeren. Bij toenmalig minister Ollongren, die de verkiezingsuitslag niet wilde erkennen als de PVV zou winnen, want PVV'ers hebben geen beschaving en geen cultuur. We zien het aan de machtsoverheveling richting de EU. Aan de wens van D66 en anderen om de klimaatnoodtoestand af te kondigen, het buiten werking stellen van de Grondwet dus. En aan het inperken van onze burgerrechten ten tijde van corona. De campagne van dit ministerie tegen het zogenaamde nepnieuws, oftewel informatie die de overheid niet goed uitkomt. Het instellen van EUvsDisinfo, een geheime dienst die verkeerde informatie moet corrigeren. D66 dat blij is als journalisten die de waarheid berichten, worden verwijderd van Twitter. Ik doel op de New York Post en haar onthullingen over de familie Biden. Of de partij die blij is dat Russia Today wordt verboden.

D66-Kamerlid Boucke vindt dat de voorzitter van de Wereldbank weg moet. Zijn misdaad is dat hij te kritisch denkt over de klimaatideologie. Gisteren pleitte D66 nog voor het intrekken van het predicaat "koninklijke" van Koninklijke Horeca Nederland. Deze belangenorganisatie toonde een dissidentenhouding rondom corona. D66-staatssecretaris Uslu gaat een veiligheidsdienst, de NCTV, een onderzoek laten doen naar de journalisten van Ongehoord Nederland. En ondertussen maar klagen over Hongarije en maar klagen over Polen.

Ondertussen zijn onze scholen indoctrinatie-instellingen geworden waar jonge mensen worden omgevormd tot kindsoldaten van de klimaatideologie, de SDG's van de Verenigde Naties, de genderellende. Elke kunstinstelling moet van D66-minister Van Engelshoven een diversiteitsverklaring ondertekenen, anders volgt er geen subsidie meer. Onder D66-leiding verkondigt de NPO nog maar één geluid: de links-liberale eenheidsideologie. We zien het ook in de recente voorstellen, meestal van D66'ers. Geen reclame meer voor vlees in Haarlem. Geen posters op straat die kritisch zijn tegenover de Transgenderwet. D66-bestuurders die actie ondernemen tegen de omgekeerde Nederlandse vlag.

Nederland is feitelijk een eenpartijstaat. GroenLinks tot en met de VVD zijn ideologisch met elkaar gefuseerd. Allemaal omarmen ze de heilige drie-eenheid: klimaatsocialisme, eurofilie en massa-immigratie. Professor Lijphart, de grondlegger van de Nederlandse politicologie, sprak heel lang geleden al over "kartelpolitiek" en dat is precies wat we zien. Sterker nog, het is inmiddels uitgelopen op "netwerkcorruptie". De term is gemunt door wetenschapper mevrouw Slingerland, die het definieerde als "ons kent ons regeert het land". Zie de zwoele liefdesnachten van de NPO-voorzitter, een D66'er, met de hoogste media-ambtenaar, bij wie ze ook lobbyt voor geld. De minister van Media is van D66, de staatssecretaris van Media is van D66, de hoogste ambtenaar van Media is van D66. Zie ook de innige banden van D66 met lobbykantoor Dröge & van Drimmelen. Zie de benoeming tot hoofd van de Raad van State van D66'er Thom de Graaf door D66-minister Ollongren op aandringen van D66-leider Pechtold en na consultatie van de hoogste ambtenaar op dat ministerie. Die is van ... D66.

Mag ik langs deze weg ook Wouter Koolmees nog even feliciteren met zijn nieuwe baan? Hij is een oud-minister van D66. Hij heeft nog nooit een dag in het bedrijfsleven gewerkt, maar wordt nu topman van de NS. De Nederlandse Spoorwegen hebben een omzet van 6,4 miljard. Na Rogier van Boxtel lijkt die plek gereserveerd voor D66'ers. De KLM-topvrouw is een D66'er, de voorzitter van VNO-NCW is een D66'er, de voorzitter van de Consumentenbond is een D66'er, de voorzitter van de Tweede Kamer is een D66'er en straks wordt meneer Pechtold misschien nog de baas van Schiphol. Hij is van D66. Stientje van Veldhoven gaf als D66-staatssecretaris subsidie aan een of andere klimaatclub. Vervolgens trad ze af en ging ze in dienst van juist die klimaatclub. De Rabobank wordt geleid door een D66'er. Deze voormalige Boerenleenbank is meteen gestopt met leningen aan boeren nabij Natura 2000-gebieden. Bij de hoge ambtenaren zien we heel veel D66'ers. Via de Algemene Bestuursdienst, de ABD, worden die hoge ambtenaren constant doorgespoeld van ministerie naar ministerie. Onder de rechters bestaat de spreekwoordelijke oververtegenwoordiging van D66'ers. Het gevolg daarvan zien we in de uitspraken rondom Urgenda, VluchtelingenWerk Nederland et cetera. Het Openbaar Ministerie heeft ondertussen opvallend weinig enthousiasme om klimaatactivisten op te pakken, zoals Extinction Rebellion of het volk dat zich nu vastplakt aan schilderijen. De blokkeerfriezen worden wel tot in detail onderzocht, tot hun appgroepen aan toe. Een toneelstukje dat wordt opgevoerd, heet "oppositie". Op de treurbuis verschijnen de dramaqueens Jesse Klaver en Attje Kuiken. Ze waarschuwen Rutte voor de laatste maal en pikken het niet langer. Ze hebben voor de spiegel geoefend in hun verontwaardiging.

De realiteit is anders. Voor alle wetsvoorstellen die de regering indient, komt er steun van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Dat betaalt zich terug in klinkende munt. Links-radicalen worden per strekkende meter het openbaar bestuur binnen geparachuteerd. Splinterpartijtje GroenLinks, de rechtsopvolger van de Communistische Partij van Nederland, mag sinds vorige week de klimaatpaus leveren: Kees Vendrik als opvolger van Ed Nijpels. Een GroenLinkser die de stoel overneemt van een VVD'er: geen enkel verschil. We zien Femke Halsema als ongekozen burgemeester van onze hoofdstad, Kathalijne Buitenweg als staatsraad in de Raad van State en Jolande Sap als voorzitter van het Maatschappelijk Impact Team dat coronamaatregelen moet beoordelen. Het is alarmerend en verontrustend. Hoe kunnen we ooit nog ontsnappen aan klimaatsocialisme, de Groene Khmer en massa-immigratie?

We missen vandaag de Partij van de Arbeid. Een historisch feit in de parlementaire geschiedenis. De partij die ministers van Binnenlandse Zaken leverde als Ed van Thijn, Klaas de Vries en Ronald Plasterk, is nu te nietig om iemand naar dit debat af te vaardigen. Maar buiten dit gebouw draait de socialistische banenmachine op volle toeren. De PvdA levert maar liefst drie van de vijf ongekozen burgemeesters in de grote steden: Rotterdam, Utrecht en Eindhoven. De PvdA levert de nieuwe coördinator racismebestrijding, die als wethouder van Den Haag het stadhuis wilde "ontwitten", blanken raus dus. Het Commissariaat voor de Media wordt sinds kort bestierd door PvdA-radicaal Amma Asante, Kim Putters doet de SER, Mariëtte Hamer is regeringscommissaris seksueel geweld. Het PvdA-splintertje sprokkelt overal baantjes. Ik mis ze vandaag, voorzitter.

Alle instituties zijn in handen van radicaal-links. Daarmee bedoel ik de media, de hoge ambtenarij, de rechterlijke macht, de universiteiten, maar ook de kerken, de vakbonden, de culturele wereld en de museumwereld. Overal zit dezelfde kliek, met altijd dezelfde bibelebontse ideeën: klimaatsocialisme, eurofilie, open grenzen. Dat verklaart waarom dezelfde groep steeds wint. Ze spelen elkaar de bal toe, ze hebben de juiste ingangen. Nederland gaat daardoor steeds meer lijken op een apartheidsstaat: één groep maakt de dienst uit. De wittewijnelite, zoals Theodor Holman ze noemt, met haar gesubsidieerde Tesla en gesubsidieerde kunst. En maar kwebbelen over diversiteit en duurzaamheid. Dat zijn de wachtwoorden van de links-liberale regenten. Ik denk dat de 30% van Nederland die nog wel vertrouwen heeft in de Nederlandse politiek, vooral daar te vinden is. Ze eten er namelijk goed van.

Ondertussen in de echte wereld hier buiten: PVV'ers worden ontslagen of stuiten op een beroepsverbod. PvdA-burgemeester Marcouch vertelt trots op de tv dat het uitgesloten is dat PVV'ers politieagent worden. Een rechter legt uit dat het zijn van PVV'er een contra-indicatie is om rechter te worden. Gisteren, mevrouw de voorzitter, was het Coming Out Day. Nou, toen een PVV'er uit de kast kwam als PVV'er werd hij meteen ontslagen. Hij kon even later zijn huis verkopen en zijn dochter werd niet meer opgesteld bij hockey door de coach, die een D66'er was. Deze PVV'er stierf uiteindelijk in bittere, bittere armoede. Veel PVV'ers die zich in gemeenten en provincies inzetten voor de lokale democratie, valt dezelfde uitsluiting ten deel, ontslag en beroepsverbod, door idealisten die de mond vol hebben van verbinding en, zoals ze dat noemen, inclusie.

Eén groep betaalt de rekening en moet zijn mond houden: afgehaakt Nederland. Mensen die zich hebben afgekeerd van deze maatschappij. Ze stemmen nog zelden, en als ze stemmen, is dat op mijn partijtje. Wij zijn de partij van afgehaakt Nederland. 40% van onze achterban bestaat uit praktisch opgeleide mensen of, zoals u wilt, laagopgeleiden. Geen enkele politieke partij komt daar ook maar in de buurt. Wij zijn de stem van de periferie, de rijtjeshuizen en de tegeltuinen, de flats. Wij zijn de laatste volkspartij van Nederland, een beetje wat de PvdA vroeger was. Wij zijn er vandaag wel en zij niet meer.

We lazen deze zomer het interview met deze minister in Elsevier. Ze bleek enorm aangedaan door die afgehaakten. Goh, wat was dat erg. Door haar krokodillentranen heen kondigde ze aan met straffe maatregelen te komen. Wat gaat ze doen? Nou, ze komt met — hou je vast — regiodeals. Er is een school in Oost-Groningen en die krijgt nu geld voor buitenschoolse activiteiten. Kijk, weer een probleem opgelost. Wat kan het leven toch makkelijk en overzichtelijk zijn. Dat ík er niet op ben gekomen.

Bij de laatste verkiezingen traden alle coalitiepartijen als één front naar buiten: nooit besturen met de PVV. Het was een gecoördineerde kabinetsactie. Het kabinet waar zij lid van is. Afgehaakt Nederland moet tot elke prijs buiten de deur worden gehouden. Het is simpel: als de links-liberale elites het willen, gebeurt het, linksom of rechtsom.

Voorzitter. We zien dit ook aan de omgang met ons parlement. We zien het aan "functie elders". Dat is een zaak die nog steeds als een molensteen op de maag van heel veel Nederlanders ligt. Mevrouw Ollongren liep daarmee rond. We zien het ook aan de karaktermoord die D66-campagneleider Sjoerd Sjoerdsma pleegde op de formateur van het kabinet, aangewezen door ons, de Tweede Kamer. Hij zette Johan Remkes georkestreerd weg als drankorgel. We zien het ook aan het gegil van D66-minister Kaag vorige week, toen mijn fractiegenoot Tony van Dijck vroeg hoe het zit met het overtreden van witwasregels. Totale goedkope onzin.

Mevrouw de voorzitter. Een dieptepunt zagen we drie weken geleden, hier in deze zaal, bij de Algemene Beschouwingen. Mevrouw Kaag verliet deze zaal en het kabinet volgde haar braaf. Overduidelijk afgesproken werk. Stampvoetend puberaal. De belediging aan ons adres ging nog verder: het kabinet dreigt dat in de toekomst vaker te doen. Is ons parlement ooit dieper door de stront gehaald dan met die mededeling? Nee, ons parlement is nooit dieper door de stront gehaald.

Kamervoorzitter Vondeling schreef ooit een boekje met de vragende titel Tweede Kamer: lam of leeuw? Nou, we weten nu het antwoord: we zijn een lam. Een lammetje. We zijn een lammetje in de pan dat met grote ogen voor zich uitkijkt en denkt: hoe ben ik in deze pan terechtgekomen? En dan ook nog eens met een appeltje in onze mond en een wortel tussen onze billen. Ondertussen stookt mevrouw Kaag het vuur nog wat op. Ze snapt niet dat de term "nepparlement" van Hans van Mierlo een waarschuwing was, een schrikbeeld. Ze denkt dat het een opdracht is, een wenkend perspectief. Hoelang duurt het nog voordat een Kamerlid speciaal belast wordt met het vegen der billen van de minister-president, en voordat een groepje Kamerleden wordt aangesteld om boodschappen te doen voor de ministers? Wanneer wordt een van ons benoemd in speciale dienst voor het uitlaten van de chihuahua van hare majesteit Kaag? Het zal allemaal in lijn zijn met de nieuwe staatsrechtelijke verhoudingen die blijkbaar gelden.

Een vraag aan de minister. Wat vindt zij hier nou van? Zij gaat toch over het staatsrecht, de democratie, de Grondwet? U weet wel, dat zijn allemaal van die dingen waar we vroeger met veel respect over spraken. Als het kabinet mededeelt alleen nog onder voorwaarden aanwezig te willen zijn bij onze debatten, dan chanteert het de parlementaire democratie. Ons complete staatsrecht is daarmee buiten spel gezet. Waarom horen we niets van de minister?

Deze minister zwijgt ook over de uitholling van de lokale democratie. Met de asieldwangwet, een permanente wet, worden gemeente gedwongen asielzoekers te huisvesten. De sloopkogel gaat zo door het huis van Thorbecke en de minister kijkt de andere kant op. Waarom horen we niets van haar? Waarom verdedigt zij de gemeenten niet?

Evenzo: waarom laat zij toe dat meneer Bruls uitgroeide tot een soort zonnekoning? In de coronaperiode verscheen hij steeds op de televisie. Hij hintte er dan op dat er weer een lockdown was of weer iets met mondkapjes, of wat dan ook. Hij leek dat allemaal uit te maken. De goede man is de voorzitter van de veiligheidsregio's. Waarom is hij op deze stoel terechtgekomen? Wat gaat de minister daarmee doen? Meneer Bruls zei: we moeten alert zijn op corona naar de zomer; houd er rekening mee dat "we" weer maatregelen moeten opschalen. "We" zijn de veiligheidsregio's. Nu speelt de asielcrisis. Er verschijnen raadselachtige krantenkoppen, zoals: "Het kabinet maakt afspraken met de opvang van asielzoekers." Met wie maakt het kabinet die afspraak? Nou, met de veiligheidsrisico's. Hallo, die zijn er voor de brandweer en de politie. We lezen ook dat het COA 600 asielzoekers met spoed gaat huisvesten. Met wie overlegt het COA? Met de veiligheidsrisico's. Het COA is niet gekozen en onderhandelt met de niet-gekozen veiligheidsrisico's. Vroeger werd dat gedaan door gekozen politici. Hoe kan dat allemaal? Waarom verdedigt de minister ook hier het staatsrecht niet?

De voorzitter:

Het zijn veiligheidsregio's, niet veiligheidsrisico's.

De heer Martin Bosma (PVV):

U heeft gelijk. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma. Er is een interruptie van mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik heb natuurlijk geluisterd naar het betoog van collega Bosma. Hij blijft altijd iedereen boeien. Dat is een compliment. Aan het eind dacht ik: eigenlijk is iedereen stom, behalve Martin Bosma van de PVV. Dat was een beetje mijn afdronk van zijn verhaal. Iedereen die hier zat, was stom, behalve …

De heer Martin Bosma (PVV):

Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Het is verder aan u wat u met die feedback wilt doen en of u daarmee vrolijk in de spiegel kijkt. Dan wordt het leven ook wel wat eenzaam. Maar toen dacht ik ook: meneer Bosma is al heel lang Kamerlid, afgerond 6.000 dagen, dus dat is echt wel een heel end. Daar heb ik respect voor. Maar juist als je zo lang Kamerlid bent, zou ik het mooi vinden als je vanuit die vele jaren dan ook voorstellen doet, in de vorm van amendementen, een tegenbegroting of wat dan ook, waarin je zegt: dit ga ik doen om de mensen te helpen, de mensen van afgehaakt Nederland, die er echt slecht aan toe zijn. Eerlijk gezegd mis ik dat hier. Iedereen is stom. Nou, dat mag u vinden; dat is uw goed recht. Maar wat gaat u nou vandaag bij deze begroting doen? Wat is uw doel? Waarvan zegt u aan het eind, als u in de lift stapt: ja, daarom ben ik, Martin Bosma, extra goed bezig?

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik ben extra goed bezig omdat ik de positie van de democratie in Nederland wil schetsen. Die is er heel slecht aan toe. Dat vinden heel veel Nederlanders, zeven op de tien. Dat zou anders moeten zijn, maar het is de bittere realiteit. Dat heb ik willen schetsen. In mijn lange carrière als Kamerlid heb ik op het gebied van Binnenlandse Zaken heel veel voorstellen gedaan over het referendum, de gekozen burgemeester, recalls, lokale referenda, het horen van bewindspersonen et cetera. Dus als u vaak naar onze debatten komt — ik vind het fijn dat u er bent — dan ziet u heel veel van die voorstellen langskomen. Soms doe ik dat in gesproken tekst, en een enkele keer vervat ik dat bijvoorbeeld in een motie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De zorgen om die betrokkenheid bij de democratie deel ik helemaal met u. Ik zou best graag met u verder van gedachten willen wisselen over wat daarin beter kan. Ik denk dat dit zo'n moment is, want de minister schrijft in haar begroting wat zij gaat doen met de staatscommissie-Remkes. Ik kan me voorstellen dat daar dingen bij zitten waarvan u denkt: dat gaat me te langzaam. Of: daar zou ik meer van willen zien. Dan voeren we een debat op de inhoud, waardoor wij ervoor zorgen dat mensen die zijn afgehaakt, of die zeggen dat ze wel vertrouwen hebben in de democratie, maar zich niet herkennen in sommige dingen die in Den Haag gebeuren, er weer bij betrokken raken. Als we alleen maar van elkaar zeggen "jij bent stom", dan is er geen reden om met elkaar aan de slag te gaan. Ik vind het mooie van de democratie, ook als we van mening verschillen, dat we wel zoeken hoe we met elkaar aan de slag kunnen gaan. Ik dank de heer Bosma voor zijn reflectie, maar het zou zo goed zijn, juist voor de 30% van de mensen die zegt het niet meer te zien zitten, dat we wel kijken wat wij voor hen kunnen doen, in plaats van alleen maar te zeggen: het is stom.

De heer Martin Bosma (PVV):

In de loop der jaren ben ik met heel veel voorstellen gekomen. Een aantal daarvan heb ik genoemd. Op sommige onderwerpen, zoals het referendum, ben ik een beetje een saaie langspeelplaat, want dat verhaal vertel ik al tien jaar. De situatie op dat vlak wordt alleen maar slechter. We hebben nog wel een referendum in Hongarije, waar D66 zo'n grote mond over heeft. Twee weken geleden was er ook een referendum op communistisch Cuba. Dus daar hebben ze nog wel een referendum. Wij hebben het referendum afgeschaft. Ik vecht er al sinds jaar en dag voor dat het referendum terugkomt. Jammer genoeg heb ik ChristenUnie op dit punt nooit aan mijn zijde kunnen vinden.

De heer Van Meijeren (FVD):

Allereerst complimenten voor het betoog van de heer Bosma. Ik kan dat bijna in zijn geheel onderschrijven. Met name zijn vurig pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting gaat mij echt aan het hart. Hij gebruikt wel harde taal. Op enig moment gebruikte hij zelfs het woord "netwerkcorruptie". Ik moest toen even denken aan de situatie van enige maanden geleden, in mei, toen ik hier in de Kamer het woord "corruptie" gebruikte om het gedrag van de voorzitter van het OMT aan te merken, nadat bewezen was dat hij zich politiek had laten beïnvloeden en daar ook over had gelogen. Toen zat de heer Bosma op de stoel van de voorzitter en greep hij in. Ik heb nog even gekeken wat hij exact zei op dat moment. Ik citeer: "Ho ho ho ho, ik vind dit iets te bikkelharde taal. Woorden als 'corrupt', 'leugens', 'leugenaar' et cetera. U moet hiermee ophouden. Ik ga hier een eind aan breien, want ik vind dit niet leuk." Hoe verhouden zijn huidige pleidooi en de woorden die hij vandaag nu zelf gebruikt zich tot zijn optreden destijds als voorzitter, waarbij hij een parlementariër de mond gesnoerd heeft?

De voorzitter:

Dank u wel. Als de heer Bosma daarop wil reageren, dan mag dat natuurlijk, maar de heer Bosma hoeft daar niet op te reageren. De Bosma staat hier nu als Kamerlid en niet als voorzitter.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik ken de heer Bosma als een man die daar wel op reageert.

De voorzitter:

Dat zou mijn reactie en mijn advies aan de heer Bosma zijn.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat vind ik eigenlijk ook. Dat zijn twee totaal verschillende zaken. Ik zit ook in het Presidium, dus u kunt mij straks ook vragen gaan stellen over het Presidium. Dan krijgt u hetzelfde antwoord. Ik zit daar als ondervoorzitter te hameren en dat is iets totaal anders dan mijn inbreng hier. Soms zit er ook een verschil tussen. Het kan best dat ik als voorzitter iets heel anders doe dan dat ik hier beweer, want je hebt dan een totaal andere rol.

De heer Van Meijeren (FVD):

Vanzelfsprekend heeft de heer Bosma hier een totaal andere rol, maar het is aan het oordeel van de voorzitter om te bepalen in welke mate de uitingsvrijheid van parlementariërs hier beperkt kan worden. Het is natuurlijk wel heel makkelijk om je erachter te verschuilen dat je op het ene moment als voorzitter zegt dat woorden als "corrupt" niet gebruikt mogen worden, en je een paar maanden later exact hetzelfde woord zelf gebruikt. Dat was nota bene in een pleidooi voor het behoud van de vrijheid van meningsuiting, waarbij de heer Bosma ook is ingegaan op de gang van zaken hier in het parlement en waarbij hij andere voorzitters heeft genoemd. Dan vind ik het toch wel heel lafjes dat ik daarop geen normale inhoudelijke reactie krijg.

De voorzitter:

De heer Bosma hoeft daar echt niet op te reageren. Het zijn echt twee verschillende rollen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, het zijn twee verschillende rollen, maar dan zeg ik het volgende toch even inhoudelijk. Eigenlijk moet ik het niet doen, maar ...

De voorzitter:

Nee, ik zou het niet doen.

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer Van Meijeren had het over een persoon die afwezig was. Ik vind het niet netjes om iemand dan zo te kwalificeren. Het is iets totaal anders om een situatie zo te beschrijven. Dat is eigenlijk het enige wat ik erover wil zeggen, want anders ga ik die rollen echt door elkaar halen. Maar u haalt van alles door elkaar, inhoudelijk en qua rol die je vervult.

De voorzitter:

We gaan ook geen debatten evalueren. Op het moment dat de voorzitter hier zit, bewaakt de voorzitter de orde.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk dat er in het betoog van de heer Bosma behoorlijk wat personen zijn aangesproken. Ik denk ook dat er twee partijen zijn die zich best een beetje miskend zullen voelen als het gaat over lobbyisme, draaideurbenoemingen, macht die ze kunnen invullen via allerlei voorzitters, als van LTO Nederland, of lobbyisten van Energie Nederland, die hier ook de deur platlopen. Daarover kunt u een even lang referaat houden. Ik heb het volgende gisteren bij de Algemene Zakenbegroting ook gezegd. Netwerkcorruptie, het ons-kent-ons dat Nederland regeert, is een ongezond fenomeen waarover we ons allemaal zeker zorgen zouden moeten maken.

Mijn vraag aan de PVV is als volgt. Als het gaat over de Binnenlandse Zakenbegroting, dan weten we dat bijvoorbeeld gemeenten echt veel te weinig geld krijgen voor de taken die ze moeten uitvoeren. Wat zouden we daar nou aan kunnen doen, even zonder een andere partij te bashen? Wat is daarvoor gewoon het idee van de PVV?

De heer Martin Bosma (PVV):

In onze tegenbegroting hebben wij ... Nee, ik denk dat mevrouw Leijten even moet vertellen waar ze naartoe wil. Ik neem aan dat ze een amendement uit haar binnenzak gaat halen, of wat dan ook. Zeg gewoon wat u wil en dan ga ik daarop reageren.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik dacht echt: in welke la, en in welke rol in deze Kamer dan ook, heeft de heer Bosma die tegenbegroting verstopt? Die heb ik werkelijk nog nooit gezien van de PVV. Ik wil duidelijk maken dat u een hoop goede kritiek heeft op zaken die ongezond zijn, maar daarbij vertelt u niet wat er nodig voor is voor juist de achterban in de buurten die u zegt te vertegenwoordigen. Zij worden straks bijvoorbeeld afgesloten van de energierekening. Zij kunnen niet meer naar het zwembad, omdat dat sluit. Zij zien buurthuizen verdwijnen. Zij worden niet geholpen met het alleen maar afzeiken van andere partijen, hoe terecht dat misschien ook nog mag zijn. Ik zou het zo goed vinden als we het volgende zouden zien en samen zouden optrekken, bijvoorbeeld met zoiets als energie. We gaan 23,5 miljard geven aan energieleveranciers. Dan zegt de SP: laten we de toko dan nationaliseren. De PVV stemt tegen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dit lijkt mij prachtig voor een energiedebat. Ik herinner me dat de PVV indertijd fel tegen het verpatsen van de energiebedrijven was en met de SP één lijn trok. Toen hadden we gelijk. Ik verwijs u graag door naar onze energiewoordvoerder, die daar alles van afweet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma. Er is nog een interruptie van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Complimenten voor het betoog. Het is altijd leuk om daar als Waldorf en Statler, achterin, naar te kijken. Het ontluisterende beeld werd geschetst van de lange mars door de instituties door de oude marxistische partijen, door de oude Communistische Partij van Nederland. Die mars is nu voltooid onder andere zalvende namen, zoals GroenLinks en D66. Het zijn allemaal andersoortige namen geworden. Maar de achterliggende gedachte is hetzelfde. Als die lange mars door de instituties nu bijna voltooid is, dan vraag ik me toch een beetje af — de PVV is een grote partij — wat wij daar met dit blok nog tegen kunnen doen. Of zijn we gewoon aan de goden overgeleverd?

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is een hele belangrijke en zeer terechte vraag, want de mogelijkheden om dingen te veranderen in Nederland zijn daardoor enorm klein geworden. Zelfs als je op een gegeven moment een rechtse regering zou krijgen die een ander beleid voorstaat, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatsocialisme of massa-immigratie, zul je zien dat die instituties die allemaal zwaar in handen zijn van links, zich daartegen zullen verzetten, hun rol zullen gaan spelen en oorlog zullen maken. De pers zal elk wissewasje opblazen. De universiteiten zullen in opstand komen. De rechters zullen het beleid gaan saboteren. Dat maakt het ongelofelijk moeilijk om dingen te veranderen in Nederland. Je kan het een heel klein beetje veranderen door universiteiten veel meer te beoordelen op hun neutraliteit, door te zorgen dat de NPO de Mediawet gaat uitvoeren. Je kan — ik noem maar wat — rechters laten kiezen. Je kunt dus wel iets sturen, maar de toppen van die instituties zijn zo gelijkgeschakeld. Je ziet dezelfde mensen ook steeds overstappen. Die functies zijn onderling uitwisselbaar. Die mensen zijn onderling uitwisselbaar. Dan heb je de ABD nog, de Algemene Bestuursdienst. Dat is een uitzendbureau voor topambtenaren. Dat zit daar nog eens onder. De mogelijkheden om dingen te veranderen, zijn dus inderdaad heel klein.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel.

De heer Martin Bosma (PVV):

Graag gedaan.

De heer Van Meijeren (FVD):

Nog heel even kort over wat de heer Bosma zojuist zei. Mevrouw Leijten merkte al terecht op dat de heer Bosma zelf ook tal van namen genoemd heeft van personen die hier niet bij aanwezig zijn. Dat blijft aan mij knagen. Ik waardeer de heer Bosma zeer als Kamerlid en ook in zijn rol als voorzitter. Op dit moment maakt hij een behoorlijk hypocriete indruk. Het zou volgens mij veel sterker zijn als de heer Bosma zegt — dat zou niemand hem verwijten — dat iedereen fouten maakt, dat hij op de stoel van de voorzitter zat en in the heat of the moment snel een beslissing moest nemen, maar dat hij met de kennis van nu misschien anders gehandeld zou hebben. Daarom is mijn vraag: zou de heer Bosma opnieuw iemand die hier het woord "corrupt" gebruikt de mond snoeren met als motivering dat hij woorden als "corrupt" iets te bikkelharde taal vindt?

De voorzitter:

Meneer Bosma. Nogmaals, u hoeft die vraag niet te beantwoorden, want u staat hier als Kamerlid.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik ga het toch even doen. Het ging over een persoon die er niet bij was en die "corrupt" werd genoemd. Dat is niet netjes tegenover de persoon die er niet bij was; punt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma. Dan geef ik het woord aan de heer Strolenberg van de VVD.

De heer Strolenberg (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed om hier te staan en de begroting van Binnelandse Zaken te bespreken. Voor de minister is het de eerste begroting, en voor de staatssecretaris en het kabinet ook. Voor mij is het ook de eerste begroting. Dat is eigenlijk ook best bijzonder. Ik heb twaalf jaar in de gemeenteraad gezeten en zestien jaar in een waterschapsbestuur. Veel onderwerpen die onder het departement van de minister en de staatssecretaris vallen, zijn ook onderwerpen waardoor ik mij gemotiveerd heb gevoeld om de politiek in te gaan.

Het ministerie moet de democratie onderhouden, zich inzetten voor een slagvaardig openbaar bestuur en zorgen voor een overheid waar inwoners op kunnen vertrouwen. De missie van Binnenlandse Zaken spreekt mij dan ook enorm aan: "Samen leven en wonen, in een democratische rechtsstaat, met een slagvaardig bestuur. BZK, duidelijk voor mensen." Maar de afgelopen jaren is gebleken dat de overheid het niet altijd voor elkaar krijgt om maatschappelijke problemen snel en rechtvaardig op te lossen. Dat zorgt ervoor dat het vertrouwen in de politiek en politici fors onderuitgaat. Dat doet mij wat. Meneer Bosma heeft het al genoemd. Ik denk dat andere partijen daar ook op in zullen gaan.

Voorzitter. De overheid is van ons allemaal, bestaat uit mensen en is voor mensen. Maar menigeen vraagt zich af of de overheid er inderdaad nog wel voor hem of haar is en wantrouwt de overheid. Tegelijkertijd zien we dat op allerlei vlakken steeds meer van de overheid wordt gevraagd en verwacht. Ik kreeg vorige week nog een handgeschreven brief van een anonieme briefschrijver die zich beklaagde over asielinstroom, woningtekort, gasprijzen, de manier waarop de overheid omgaat met de energiecompensatie en ga zo maar door. Kamerleden hier in de zaal zullen dat soort berichten zeker ook dagdagelijks krijgen. Inhoudelijk gaan ze vaak niet over de portefeuille van Binnenlandse Zaken, maar ze raken wel het functioneren van de overheid in het algemeen. Met een rijksbrede manier van werken, politiek en ambtelijk, centraal en decentraal, worden we eigenlijk gezien als één overheid. Dat willen we ook heel graag. Het kern- en moederdepartement Binnenlandse Zaken heeft daarom rijksbreed de schone taak en zware opgave om daarvoor te zorgen. Ik wil dat er keihard gewerkt wordt om het vertrouwen in onze politiek en in ons bestel als overheid bij inwoners terug te winnen. Vertrouwen is het fundament waarop we bestaan, en ook het fundament van de democratie waar we ook al jaren trots op zijn. Dat betekent onder meer dat Den Haag minder met zichzelf bezig moet zijn en meer met inwoners. We moeten snel praktische oplossingen bieden voor de problemen van alledag. Dat betekent: zeggen wat je doet, en doen wat je zegt.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog een interruptie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vraag mij af of de VVD ook een reflectie heeft op de rol die zij in dit proces heeft gespeeld als partij die hier al twaalf jaar aan de macht is, en die in het verleden ook gepleit heeft voor een kleinere overheid.

De heer Strolenberg (VVD):

Dank u wel voor uw vraag. Nee, tuurlijk, ik denk dat iedereen die hier zit — ik spreek maar even voor mezelf, maar ook voor de VVD-fractie — dagdagelijks zal reflecteren. Als het gaat om de uitdaging waarin we nu staan, het terugwinnen van het vertrouwen in de politiek, dan denk ik dat we allemaal aan zet zijn. Daar zie ik en voel ik ook mijn eigen verantwoordelijkheid. Als ik dan kijk naar het functioneren van de afgelopen jaren, dan denk ik dat we in principe heel veel momenten hebben gehad waarvan we hebben geleerd. Ik denk dat we het met de kennis van nu, achteraf, soms anders zouden doen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dan is mijn vervolgvraag: wat wordt er nou echt heel anders in het denken van de VVD over de overheid, en waarin gaan we dat terugzien? Want de VVD is nog steeds aan de macht.

De heer Strolenberg (VVD):

Om een voorbeeld te noemen: ik vind dat we de dingen wel heel complex hebben gemaakt. Dat betekent dat als wij hier in de Kamer allerlei nieuwe regels bedenken en complexe uitzonderingen proberen te maken, dat ook impact heeft op onze systemen, en ook op onze uitvoeringsorganisaties. Dus in die zin hebben wij ook echt wel een belangrijke rol, zeg maar, in het begin van het traject, wat uiteindelijk ook merkbaar kan zijn in slechte dienstverlening of slechte uitvoering aan het eind, waar de inwoners last van hebben. Dat schaadt natuurlijk het vertrouwen in de politiek.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten? U wilt nog even wachten. Gaat u verder.

De heer Strolenberg (VVD):

Politici die ambtenaren aansturen, in plaats van andersom. En ook gewone taal spreken die iedereen begrijpt. Doorpakken in plaats van verantwoordelijkheid afschuiven of excuses maken voor nietsdoen, of zaken nodeloos ingewikkeld maken. Ik zei het al: misschien minder, maar vooral ook betere regels maken, waar nodig.

Voorzitter. Ik kwam nog een e-mail tegen deze week die ik precies tweeënhalf jaar geleden naar iemand stuurde in het buitenland, over de vraag hoe het ging met Nederland. Ik schreef dat het weer goed ging, dat na een zware financiële crisis steeds meer mensen een baan hebben, dat de lonen stegen en de belastingen daalden, en dat Nederland op allerlei internationale lijstjes nog steeds aan de top staat als het gaat om welvaart, gezondheid, vrijheid en kwaliteit van bestuur. Het was een heel positief en optimistisch verhaal, tweeënhalf jaar geleden. Maar ik zou het nu misschien niet zo snel zeggen tegen die anonieme briefschrijver die ik eerder aanhaalde. Ik denk niet dat ik hem daarmee aanspreek. Ondanks dat we nu nog steeds in die toplijstjes staan en Nederland jaar op jaar toch een van de gelukkigste landen van de wereld blijkt te zijn, is er nu ook een breed onbehagen dat er vandaag de dag voor zorgt dat mensen afhaken in de samenleving, of in elk geval de politiek de rug toekeren. Het is daarom nodig dat we staan voor een sterke overheid, die oog heeft voor menselijkheid. Dat is de overheid die levert en waar je op kunt rekenen, en die maatschappelijke problemen strijdbaar weet aan te pakken.

Daarom in deze bijdrage van mij vier focuspunten om te gaan werken aan een sterke overheid. Eén: een overheid die slagvaardig problemen aanpakt. Twee: een overheid waar ambtsdragers, politici en ambtenaren integer zijn en worden beschermd. Drie: een land waar inwoners ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. En, tot slot, vier: een land waar goede bestuurlijke verhoudingen zijn, en lokale financiën op orde. Misschien is het ook interessant om deze blokjes straks te gebruiken bij de beantwoording.

Eén: een overheid die slagvaardig problemen aanpakt. Dat is ook echt het meest uitgebreide onderwerp, en ik denk ook het belangrijkste. Het is eigenlijk heel simpel. Ik stel me zelf ook voor dat als je inwoner bent en je een probleem hebt, je krijgt een brief van de overheid waar je misschien niet gelukkig door wordt, daar dan ook een telefoonnummer op staat. Dat kun je dan gewoon bellen en die telefoon wordt dan gewoon snel opgenomen. Je hebt dan iemand aan de lijn die weet waar het over gaat, en die ook de instelling heeft "ik wil dit probleem met jou oplossen", en je ook gaat helpen bij hoe je dat gaat oplossen of kunt oplossen. Die gaat dan misschien niet informatie vragen die gewoon op het scherm zichtbaar is uit frustratie, of door allerlei bureaucratische acties mensen van loket naar loket gaat sturen. Ik stel me ook voor dat je juist niet wilt bellen — ik kijk nu de staatssecretaris aan — maar misschien zelf via één centrale website met een inlog in DigiD gewoon alles met een paar drukken op de knop kunt inzien of wijzigen. Ik ben heel erg benieuwd naar het ideaalbeeld dat de minister en de staatssecretaris hebben bij een sterke overheid die levert. Bij een sterke overheid die levert, horen ook sterke gemeentes, provincies, waterschappen en een heleboel uitvoeringsdiensten. Het is belangrijk dat uitvoeringsprofessionals — dat blijkt ook uit het rapport Klem tussen balie en beleid, dat ik al vaker heb aangehaald — meer ruimte en mandaat krijgen om af te stappen van vinklijstjes en om meer te handelen in lijn met het hogere doel. Deze aanbeveling is door het kabinet overgenomen, waarvoor dank, maar is in de praktijk nog onvoldoende merkbaar. Ik wil graag van de minister weten hoe zij deze aanbeveling rijksbreed oppakt en hoe het programma Werk aan Uitvoering kan worden versneld. Het kabinet heeft namelijk aangegeven daar tien jaar de tijd voor te nemen, maar naar mijn mening hoort dat niet bij een slagvaardige overheid en duurt dat te lang.

Dan de sterke gemeentes. Ik had het er al over: de krappe arbeidsmarkt heeft effect op de dienstverlening van gemeentes, met name kleine gemeentes. Die hebben moeite om vacatures in te vullen en op cruciale functies is er sprake van onderbezetting. Gemeentelijke opgaven en taken worden groter. Ik wil van de minister weten hoe zij kijkt naar de kwaliteit van de dienstverlening, of zij ook een ongewenste tendens ziet en welke acties ze onderneemt als goede dienstverlening of goed bestuur in het geding zijn. Omvang en slagkracht bij gemeentes zijn belangrijk. Gemeentelijke samenwerking is nodig voor een goede dienstverlening, maar ook om veiligheidsthema's als ondermijning aan te pakken.

In het debat over het functioneren van rijksdiensten gaf ik al aan dat de overheid meer zou moeten gaan sturen op voltijdsbanen en voltijdswerken. Het is belangrijk dat we daarop gaan sturen, met name om de arbeidskrapteproblematiek op te lossen. De minister gaf aan dat er afspraken zijn gemaakt, cao-afspraken en afspraken over financiële compensatie, maar ik wil weten wat de minister aanvullend gaat doen om ambtenaren rijksbreed meer uren te laten maken als ze dat kunnen en willen.

We hebben het nog steeds over een overheid die zaken slagvaardig aanpakt. Daar hoort ook een slimme overheid bij. Technologie kan grote bijdragen leveren aan de oplossingen van grote maatschappelijke en stedelijke vraagstukken. Een efficiënter vuilophaalsysteem met behulp van algoritmes en slimme lantaarnpalen met sensoren dragen bij aan een slimme stad. Ook op het vlak van digitale dienstverlening zijn er grote verschillen bij decentrale overheden. Er zijn gemeentes, provincies en waterschappen die hun dienstverlening of loketten nog niet volledig hebben gedigitaliseerd of gebruiksvriendelijk hebben ingericht. Ik wil graag weten van de minister hoe we deze achterblijvers mee kunnen krijgen, innovaties kunnen bewerkstelligen, en wellicht een ambitieus streefcijfer kunnen definiëren voor digitale dienstverlening.

Mijn VVD-collega Daan de Kort lanceerde vorige week tijdens de Week van de Toegankelijkheid het Meldpunt beperkt toegang, omdat websites en apps van de overheid niet toegankelijk genoeg zijn voor mensen met een visuele beperking. Een deel van de overheidswebsites is niet zichtbaar. Dan werkt ook spraaksoftware niet. Vaak is het met een kleine aanpassing opgelost. Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid, dat dateert van juli 2018, kende een gefaseerde toepassing. Mobiele applicaties moesten uiterlijk 23 juni 2021, vorig jaar dus, voldoen aan de eisen. Dat doen ze niet. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe gaat zij hier werk van maken? Is ze ook eventueel bereid om in aanbestedingen voor digitale applicaties toegankelijkheid als voorwaarde op te nemen, zodat elke website of applicatie straks voldoet aan die toegankelijkheidseisen?

Dan twee, een overheid waar ambtsdragers, politici en ambtenaren integer zijn en worden beschermd. Onze democratische rechtsstaat moeten we koesteren. Wereldwijd gezien hebben we het best goed voor elkaar, maar democratie heeft onderhoud nodig, zeker in een snel veranderende wereld. Ik zie graag een democratie die aansluit op het maatschappelijke debat, met voldoende representatieve vertegenwoordigers. Dat geeft vertrouwen. Het fundament waarop we werken, moet op orde zijn. Politieke ambtsdragers moeten goed hun werk kunnen doen en worden beschermd. Dan gaat het niet alleen om systeemwijzigingen. Dan gaat het vooral om houding en gedrag. Ik zei het al eerder: doen wat je zegt en zeggen wat je doet. Ook in de Kamer maken we ons gek met allerlei debataanvragen en praten we veel over onszelf.

Ook informatie van buiten naar binnen halen is belangrijk. We doen dat steeds vaker door middel van technische briefings of rondetafelgesprekken. Het is wel jammer dat niet iedereen daar altijd aan deelneemt, want ik weet zeker dat dat soort instrumenten en dat soort meetings gaan zorgen voor vertrouwen bij instanties en organisaties. Het zorgt ook voor een beter debat en uiteindelijk ook voor betere besluitvorming.

Ook is het gezien de incidenten en in verband met de groeiende ondermijningsproblematiek een belangrijk aandachtspunt dat we integriteit binnen de decentrale overheden bevorderen. Het wordt tijd, voor de eerstvolgende verkiezingen in maart, dat nieuwe bestuurders in waterschappen en provincies, maar ook in gemeenten, verplicht een risicoanalyse integriteit ondergaan, naast het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag als benoembaarheidsvereiste, wat we inmiddels al met elkaar hebben besproken en besloten. Ik weet dat de minister wil toetsen op de ervaringen naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen, maar goed, die zijn al een tijd achter de rug, dus kan ik mij voorstellen dat die informatie nu is opgehaald en we een volgende stap kunnen zetten. Mijn concrete vraag aan de minister is: wanneer kunnen we een wetsvoorstel hierover verwachten?

Dan punt drie, een land waar inwoners een eigen verantwoordelijkheid hebben. De overheid moet doen wat nodig is en niet meer wat mij betreft. De samenleving en ook de Tweede Kamer zijn vaak ongeduldig waardoor extra regels doorgedrukt worden waar niemand op zit te wachten en waarbij je je soms afvraagt of de overheid dit wel moet doen. Want de samenleving kan heel veel, meer dan wij denken. Door veel overheidsingrijpen kan de samenleving ook op termijn vleugellam worden gemaakt. Dit terwijl we een heel zelfstandig land zijn waar we ook groot door zijn geworden, omdat veel mensen eigen verantwoordelijkheid nemen, of dat nu is in een buurt, een sportschool, een sportclub of überhaupt in de maatschappij. De VVD heeft voor het zomerreces tegen het correctief bindend referendum gestemd. We zijn niet blind voor andere initiatieven van inwonersparticipatie en bestuurlijke vernieuwing, maar ik ben van mening dat bestuurlijke vernieuwing belangrijk is om het vertrouwen te herstellen en voor de kansen om crises in Nederland op te lossen. Inwonersparticipatie betekent volgens de VVD dat inwoners in een vroegtijdig stadium bij beleidsvorming en -uitvoering worden meegenomen en betrokken. Burgerberaden zijn wat ons betreft daar een mooi voorbeeld van. Ik zou zelf liever spreken van inwoners benaderen, want ik vind het woord "burgers" een beetje afstandelijk en ook behoorlijk ouderwets, al zal er misschien wel een juridisch randje aan zitten. Ik zou toch liever willen spreken over inwoners dan over burgers. In algemene zin moeten we misschien als overheid helemaal niet meer, als het juridisch niet nodig is, op websites, folders en flyers het woord "burgers" gebruiken maar liever het woord "inwoners". Ik ben ook heel benieuwd naar het oordeel van de minister en naar hoe zij hiertegen aankijkt.

Over burgerberaden hebben we samen met het CDA voor de zomer een motie ingediend en daar gaan we mee experimenteren. Het kabinet heeft ook al aangegeven dat het daarmee aan de slag gaat. Want bij grote opgaven, zoals de energietransitie en de woningbouwopgave, kunnen denkkracht en regionale kennis van inwoners en bedrijven goed worden benut en tot draagvlak leiden. Belangrijke voorwaarde is wel hoe representatief een groep vertegenwoordigd is. Ik wil graag van de minister weten hoe we bijvoorbeeld die vader van 43 met twee dochters die actief is in het verenigingsleven en die misschien zelfs nog wel mantelzorgondersteuning biedt voor oma of een ander familielid in het weekend, mee kunnen krijgen en zo ver kunnen krijgen dat die meedoet.

Algeheel is er de behoefte om participatie op decentraal niveau meer te gaan verankeren bij alle overheidslagen en om het uitdaagrecht meer handen en voeten te geven. De minister heeft hier stappen in gezet en dat juichen we toe. In ons verkiezingsprogramma noemen we dat "right to challenge", maar uitdaagrecht klinkt beter. Inwoners of maatschappelijke partijen kunnen hun eigen verantwoordelijkheid nemen met het recht om de overheid te verzoeken om uitvoering van taken over te nemen, al dan niet met een bijbehorend budget. Inmiddels zijn er voorbeelden van inwoners die gebruikmaken van het lokale uitdaagrecht. En ik had dit al opgeschreven voor uw artikel in Trouw. Zo namen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk inwoners het beheer van het lokale zwembad over, waardoor het open kon blijven. Ik zou eigenlijk ook meer van dit soort voorbeelden willen zien en ook zou ik willen zien dat de minister toekomstige initiatiefnemers op een of andere manier kan aanmoedigen om hiermee aan de slag te gaan. Ik ben ook benieuwd of zij van plan is dat daadwerkelijk te gaan doen.

Dan het vierde en laatste punt, de goede bestuurlijke verhoudingen en de gemeentefinanciën. Gemeenten nemen een belangrijke positie in en worden gezien als eerste overheid en hebben een belangrijke sleutel in handen, net als provincies en waterschappen, om maatschappelijke opgaven effectief aan te kunnen pakken. Ik wil ook mijn waardering uitspreken aan alle gemeenten, waterschappen en provincies voor het werk dat zij doen. De toekomst vraagt om goede bestuurlijke samenwerking en de uitwerking van de nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025. Deze samenhang onderschrijft de minister ook. We zijn blij dat het kabinet 1 miljard extra heeft uitgetrokken dit jaar en daarnaast vanuit het coalitieakkoord extra geld om gemeenten en andere medeoverheden te ondersteunen en de financiële positie van gemeenten te verbeteren.

De voorzitter:

Maakt u eerst uw vierde punt even af, als u dat goed vindt.

De heer Strolenberg (VVD):

Toch zien we dat diverse gemeenten financiële problemen hebben, met alle gevolgen van dien. Ze wentelen de tekorten af op inwoners. De lokale belastingen gaan omhoog. Veel gemeenten voeren een ruim pakket van bovenwettelijke taken uit. Van de minister wil ik graag weten of er enig verband bestaat met de begrotingstekorten bij die gemeenten.

Er zijn tal van voorbeelden te noemen waarbij gemeentes ook zelf eigen beleidskeuzes kunnen maken die impact hebben op financiën. Ik hoorde onlangs dat gemeentes uit eigen middelen duurzaamheidsfondsen bekostigen, terwijl er gewoon landelijke regelingen en subsidies zijn. Dat moet wat ons betreft worden onderzocht. Die landelijke regelingen en subsidies moeten beter worden benut. Ik wil dat de minister die ook nadrukkelijker bij de gemeentes onder de aandacht brengt.

Het kabinet is met de decentrale overheden onderweg en in gesprek over de vraag hoe invulling te geven aan een nieuwe financieringssystematiek. Wij vinden dat daar wel enige snelheid in moet komen. In de beantwoording van de technische vragen had de minister het over het voorjaar van 2023. "Voorjaar" is een vrij ruim begrip; dat duurt van maart tot en met juni. Ik denk dat de medeoverheden niet zo lang kunnen wachten. Mijn vraag aan de minister is: kunt u het bespoedigen en kunt u misschien ook concreter maken wanneer die duidelijkheid kan worden gegeven en wij hierover met elkaar kunnen spreken in de Tweede Kamer?

Kortom, voorzitter, er is werk aan de winkel. De winkel blijft gewoon open. Wat zou het mooi zijn als we de overheid nog verder kunnen transformeren in een overheid die slagvaardiger dan ooit problemen aanpakt. We hebben te maken met een overheid waarvan ambtenaren, bestuurders en politici integer zijn. Zij worden ook beschermd. Ze leven in een land waarin inwoners, bedrijven en instellingen ook zelf een aandeel hebben en nemen om Nederland mooier te maken. Dat doen ze voor zichzelf, maar ook voor anderen. Ze leven in een land waarin de bestuurlijke verhoudingen en de lokale financiën bij gemeenten, provincies en waterschappen op orde zijn. Dat spreekt mij aan en daar wil ik mij voor gaan inzetten.

Dank u wel.

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer Strolenberg spreekt zijn waardering uit in de richting van gemeenten. Mijn vraag is: hoe groot is zijn waardering eigenlijk? In politiek Den Haag speelt nu de kwestie rondom de asielwet. De asielwet dwingt gemeenten om asielzoekers op te vangen. Dat is geen tijdelijke wet, maar een permanente wet. Dat is een wet van een VVD-staatssecretaris, meneer Van der Burg. Hij is bekend van de uitspraak "hoe meer asielzoekers, hoe beter". Steunt meneer Strolenberg het slopen van de gemeentelijke autonomie zoals meneer Van der Burg dat voorstelt?

De heer Strolenberg (VVD):

Nee, want wij staan ook voor die autonomie van de gemeenten. Dat daar uiteindelijk dwang bij toegepast wordt, zouden wij echt als allerallerallerlaatste middel zien.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, maar het is een dwangwet en gemeenten worden gedwongen. Het is niet een tijdelijke wet, maar gewoon een blijvende wet. De vraag is: wat gaat de VVD-fractie doen? Dat is de vraag der vragen. Het verhaal circuleert namelijk dat de VVD-fractie ertegen is, dus dat er bij de VVD nog enig gevoel bestaat voor het huis van Thorbecke en de gemeentelijke autonomie. Gaat de VVD-fractie voor deze asieldwangwet van meneer Van der Burg stemmen, ja of nee?

De heer Strolenberg (VVD):

Daar ga ik hier geen antwoord op geven. Dat is ook echt aan de desbetreffende woordvoerder. Dat moet ook echt in een ander debat plaatsvinden. U zegt dat ik voor het afbreken van het huis van Thorbecke ben. Nou, ik ben de laatste. Ik denk dat er genoeg elementen uit het huis van Thorbecke zijn waardoor wij goed kunnen functioneren. Maar het huis heeft ook onderhoud nodig. Dat is ook wat ik in mijn bijdrage bepleit.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, u bent niet de laatste. U bent de eerste die het huis van Thorbecke sloopt. U gooit de sloopkogel erin, want die gemeentelijke autonomie met die burgemeester en die wethouders en gemeenteraad die gekozen zijn, zeggen: we willen het niet. Dan komt het kabinet, de Staat der Nederlanden, in de vorm van meneer Van der Burg. Hij heeft een mes en zegt: je gaat het wel doen. Dat is dus het einde van de gemeentelijke autonomie en dus het eind van het huis van Thorbecke. Het kan toch niet anders dan dat de VVD daartegen is? Het kan toch niet anders dan dat de VVD opkomt voor het staatsrecht zoals het is, opkomt voor de gemeentelijke autonomie en dus tegen die wet gaat stemmen? U gaat toch gewoon tegen die wet stemmen?

De heer Strolenberg (VVD):

U probeert mij iets te ontlokken, maar daar ga ik geen antwoord op geven. Ik vind dat huis trouwens nog steeds heel mooi. Dat kan ook een rijtjeshuis zijn met een betegelde tuin. Daar woon ik zelf trouwens ook in, dus wat dat betreft zou ik zo een PVV-kiezer kunnen zijn. Maar ik sta echt voor een goed huis van Thorbecke. Dat heeft vandaag de dag absoluut heel veel aandacht en onderhoud nodig. Daar ga ik me keihard voor inzetten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vraag mij af of ik heb zitten luisteren naar de bijdrage van een ambtenaar die heeft opgeschreven wat er allemaal voor beleidsplannen zijn om te doen alsof we de menselijke maat gaan toepassen en alsof we de inwoners van ons land serieus gaan nemen, of naar de grootste politieke partij in ons land. Ik hoop eigenlijk het laatste, maar ik kan na het betoog van de heer Strolenberg niet reproduceren wat nou precies de grote zorgen zijn van de VVD en hoe hij die gaat oplossen.

De heer Strolenberg (VVD):

Volgens mij is de rode draad in mijn verhaal dat we moeten werken aan het vertrouwen in de politiek. Ik heb bij mijn maidenspeech ook verteld hoe belangrijk ik dat vind. Ik heb dat in de campagne ook aangegeven. Volgens mij is er ook zo'n videofilmpje waarin ik echt letterlijk uitspreek: ik wil me ervoor inzetten om het vertrouwen in de politiek te herstellen en om mensen met elkaar te verbinden, liefst op een digitale manier. Dat was mijn leus. Dat zie ik als een enorm grote missie voor het komende jaar en de komende jaren.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik dacht dat ik in gesprek was met de politieke partij, de VVD. De heer Strolenberg zal het allemaal wel goed bedoelen, maar de grootste politieke partij in dit huis en de grootste leverancier van bewindspersonen in dit kabinet maakt er democratisch gezien natuurlijk gewoon een potje van. Dat kan dat draaideurmechanisme en die netwerkcorruptie opleveren. Dat hoeft niet zo te zijn, maar dat kan het opleveren. Maar er is ook nog zoiets als je niet aan de wet houden. Gisterenavond hadden we een debat met de minister-president. Hij houdt zich niet aan de wet. Hij zegt: "Ik hoef mij niet aan de wet over het opslaan van sms'jes te houden, want er is een handreiking. Tja, die handreiking is in strijd met de wet. Nou, ik hou me aan de handreiking." Vindt de VVD-fractie nou dat je op deze manier het vertrouwen van mensen in de politiek en in de besluitvorming in de politiek herstelt of juist tenietdoet?

De heer Strolenberg (VVD):

Wat u noemt, zijn natuurlijk niet de mooie voorbeelden waarmee we het vertrouwen laten stijgen. Dat zijn niet de momenten waarbij ik denk: daar zijn we met een goede stap vooruit bezig. Ik heb ook in mijn bijdrage wel geprobeerd die stap vooruit te zetten en niet te veel achterom te kijken. Maar ik vind wel dat we hier een voorbeeldfunctie met elkaar hebben. Daardoor krijg je wel een soort beeld in de samenleving van hoe de dingen hier gaan en dan gebeuren die dingen ook in de samenleving. In de samenleving moet je je houden aan de wet en ook hier moet je je houden aan de wet.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat soort idiote bijzinnetjes als "je moet vooruitkijken en niet achterom" moet je je maar kunnen veroorloven. Ik ken zo veel mensen die dat niet kunnen. En als het goed is, krijgt iedereen hier niet alleen hun handgeschreven brieven, maar bezoeken zij ook dat soort mensen. Dat zijn mensen die het zich niet kunnen veroorloven om te zeggen: ik kijk niet meer achterom. Achterom ligt namelijk best wel veel shit die nog opgeruimd moet worden. Shit die mede is veroorzaakt door een overheid die bijvoorbeeld de wantrouwende overheid uithangt. En dan komt er een vertegenwoordiger van de VVD, de grootste partij in ons parlement, en die zegt: nee, we moeten vooral niet omkijken. En dan zijn we bezig met het herstel van vertrouwen. Ik hoop dat de VVD zelf ziet hoe ontzettend schadelijk dit is voor het vertrouwen in de politiek.

De heer Strolenberg (VVD):

Nee, ik wil niet zeggen dat we helemaal niet meer moeten omkijken. Maar vooral als het gaat om de ideeën die we hebben, moeten we vooruitkijken en moeten we ons vooral gemotiveerd voelen om de dingen die zijn gebeurd in het verleden te voorkomen. Daar waar fouten zijn gemaakt of er tekortkomingen zijn vanuit de overheid, moeten die hersteld worden. Ik denk dat dat onze plicht is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Strolenberg. Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Wij hebben het vandaag over de staat van de democratie, de staat van de overheid en wat de SP-fractie betreft ook over warmte in de buurt. De staat van de democratie is niet zo goed. Veel mensen gaan niet stemmen. Veel mensen voelen zich niet vertegenwoordigd, zijn afgehaakt. Dat is een woord dat de minister liever niet gebruikt. Ik snap dat wel, want het lijkt net alsof je daarmee zegt: ze zijn weggegooid, dus daar hoeven we niet meer naar om te kijken. Ik denk dat het goed om ons te realiseren dat zij afgehaakt gemáákt zijn en dat ze de hoop die ze hebben op een betere wereld en op vooruitgang in hun leven in ieder geval niet meer laten afhangen van de politiek. Die politiek is namelijk alleen maar met zichzelf bezig, kijkt alleen maar naar de eigen groep en regelt geen dingen in het algemeen belang. En dát moeten we ons aantrekken.

De minister heeft ons een brief geschreven in reactie op de Atlas van afgehaakt Nederland. Om heel eerlijk te zijn: ik ben blij met de reactie, maar ik vond haar wel laat. Ik mis dit. Ik mis dat mensen niet het idee kunnen hebben: oké, als ik val, is er in ieder geval die overheid vanuit het algemeen belang die me opvangt. Ik mis dat mensen niet kunnen denken: als ik val, dan is er in ieder geval een stootkussen, iets wat een recht kan zijn of wat een fatsoenlijk bestaansminimum kan zijn. En als ik dan lees dat de kinderen van migranten erger gediscrimineerd worden dan de migranten die hier zelf zijn gekomen, dan gaan we dus als samenleving niet vooruit maar achteruit. Mensen die hier geboren zijn, hebben geen enkel idee meer van een stootkussen in de samenleving. En die overheid is daar dus ook geen hoeder van. Dan hebben we het over afgehaakt Nederland en dan zegt de minister: ja, maar ik zie daar ook wel een soort van maatschappelijk middenveld ontstaan. Dat ziet de SP ook. Dat is er ook. Alleen, is dat er dankzij of ondanks die overheid? Die bittere vraag moet je beantwoorden. Dat is er niet dankzij de overheid, dat is er ondanks de overheid.

De SP-fractie heeft vorige week aan Villa Vonk in Hoogvliet, Rotterdam, de Gouden Roeispaan uitgereikt. Wij geven bij tijd en wijle een Gouden Roeispaan aan mensen die tegen heug en meug tegen de stroom in roeien en het goede doen voor de samenleving. Dat zijn mensen die door de VVD op het schild worden gehesen, die dan zegt: zie je wel; je hebt geen overheid en geen democratie nodig, mensen schaffen het zelf wel. Nee, deze mensen doen het met elkaar omdat ze die overheid niet zien en omdat die overheid ze tegenwerkt. En wat zie je bij Villa Vonk? Die is meer open. De formulieren- en papierenbrigade is vaker open. Daar douchen nu mensen, omdat ze het thuis niet meer kunnen. En vandaag de rekening van de energieleverancier niet betaald, is morgen afgesloten worden.

En dan hebben híér de mensen de tijd, en ze kunnen het zich veroorloven, om te kissebissen. Om te kissebissen! Dat maakt waarom mensen afgehaakt zijn. De problemen van gewone mensen worden niet opgelost. Dat is een groot probleem van de democratie. Een van de dingen die daaronder ligt, is onder andere het "ons kent ons" regeert Nederland. "Het is niet een probleem dat Wouter Koolmees wellicht de NS gaat leiden, want Wouter Koolmees is toch een prima vent." Dat vind ik ook. Ik wens hem alle succes en alle plezier bij de NS, en vice versa.

Het is wel een probleem dat we zien dat dit soort functies altijd aan dezelfde soort mensen wordt toebedeeld. Dat is nooit de machinist van de NS zelf. En bij een thuiszorgorganisatie is het nooit die thuiszorgmedewerker zelf. Die komt niet door die managementlagen heen. De kennis van de werkvloer, die nodig is voor een organisatie, bereikt op die manier nooit de top. Dan kan je een geweldige topman of topvrouw zijn, van welke culturele, diverse achtergrond ook, maar als die managementlaag, die structuur, niet verandert, dan verandert ook de aansturing van ons land niet en ook de representatie niet. Herkent de minister dit?

De staat van de democratie is niet goed als het gaat over de transparantie. Deze regering kiest ervoor — het was nu net weer in het nieuws — om maar dwangsommen te blijven betalen om geen openheid te verschaffen over wat er besloten is rond allerlei coronamondkapjesdeals en zo verder. Ik vind het eigenlijk niet meer om aan te zien. Mijn allereerste confrontatie met deze nieuwe minister vond plaats tijdens het vragenuurtje — daarom noem ik het een confrontatie — want dat is een debat waarin je vragen stelt en dan reageert de minister als het goed is op een goede manier. Deze confrontatie ging over de achterstanden bij de Wob/Woo, het doen van een beroep op de Wet openbaarheid bestuur en de Wet open overheid. Het is niet beter geworden, het is slechter geworden. Het gaat om 1,5 miljoen euro aan dwangsommen. Dat is belastinggeld. We hebben het project Open op orde. Dat begon anderhalf jaar geleden met een budget van 700 miljoen. We zouden de archieven op orde brengen, mensen gaan aannemen en zorgen dat er wordt gestroomlijnd. Anderhalf jaar later is het niet verbeterd. We gaan er 1,4 miljard aan uitgeven. Gisterenavond hebben we een debat met de minister-president en die zegt: "Nee hoor, ik hoef me niet aan de wet te houden. Er is een verschil van inzicht over hoe de wet bedoeld moet worden." Dit kunnen we ons niet veroorloven. De mensen in het land kunnen zich dit niet veroorloven, financieel niet en door de problemen die we zien niet. Wie zich dit ook niet kunnen veroorloven, zijn de uitvoeringsinstanties. Dat is dan de staat van de overheid.

Er is de wens voor een nieuw kinderopvangstelsel. Ingegeven door onder andere het toeslagenschandaal, maar ook doordat we hebben gezien dat dit een noodzakelijke voorziening voor onze samenleving is. Er is gekeken naar wie dat kan uitvoeren. Dat wordt natuurlijk gedaan door ABDTOPConsult, want in arren moede kiezen we altijd voor dezelfde adviseurs. Zij hebben met negen overheidsinstanties gesproken en geen van die negen overheidsinstanties wil het nieuwe kinderopvangstelsel gaan uitvoeren. Dus de politiek heeft een wens en de uitvoeringsinstanties zeggen: wij kunnen het niet. Ze kunnen het niet omdat de ICT niet op orde is, omdat het niet helemaal bij hun dienstverleningsopdracht hoort en omdat er een krapte is op de arbeidsmarkt. Dus politieke keuzes omdat we iets beter voor de mensen willen maken, kunnen niet worden uitgevoerd omdat de overheid kapot is gemaakt door bezuinigingen in het verleden, door processen, door mensen die bij de overheid werken niet de regie te geven over wat ze moeten doen.

Je zal maar bij het UWV werken en gebeld worden door iemand die een uitkering nodig heeft en zegt "ik heb een formulier verkeerd ingevuld." en dan moeten zeggen: "Nou, meneer, mevrouw, hartstikke goed. Ik heb het gehoord en maak een aantekening. Maar aan de beschikking kan ik niks meer doen. Die gaat afkeurend zijn. U kunt daar nu bezwaar tegen aantekenen en dan komt u bij een commissie die er wel wat aan kan doen. Ik mag daar als eerste poortwachter niks aan doen." Daar word je horendol van. Maar zo werkt het wel. De eerste poort wijst alles af. Bij de tweede poort gaan ze goed kijken. De eerste poort krijgt die telefoontjes en heeft die mensen aan de lijn. Het klinkt dan hartstikke mooi dat de VVD zegt dat je een nummer moet hebben, maar zitten daar dan ook mensen die het mogen beslissen, die mogen afwijken, die iets mogen regelen, omdat we zeggen "we vertrouwen mensen en de menselijke maat"? Vertrouwen we ook de mensen die het uitvoeren, vraag ik de minister. Ik zie het niet. Ik zie het niet in de processen en in de procedures. Daarmee hebben we een wantrouwen in de overheid, een wantrouwen in de Staat.

We hebben zelfs een wantrouwen in de overheid als het gaat over het volgen van journalisten in het belang van de Staat. Ik zou aan de minister willen vragen — ik heb er ook schriftelijke vragen over gesteld en in dit geval ging het over de journalist Stella Braam — welk belang van de Staat precies is ingezet bij het volgen van haar werk, bij het volgen van haar als journalist. Moeten wij willen dat wij daarop geen controle kunnen uitoefenen? Moeten wij willen dat een geheime dienst dat voor jaren kan doen? Is dat goed voor onze democratie, zou ik willen vragen.

Voorzitter. Tot slot, warmte in de buurt. Het kan een hele koude winter worden, ongeacht of er wel of niet een Elfstedentocht komt. Het wordt een koude winter. Het is voor sommige mensen nu al erg koud in huis. Een warm huis is geen luxe meer. Een warm huis is soms gewoon bittere armoede. Nou zijn er voorzieningen in buurten zoals een buurthuis, een zwembad, een sporthal. Die zijn er. Ik ben bezig met een amendement. Maak het mogelijk dat mensen die die voorzieningen willen openhouden en willen verwarmen, dat met elkaar kunnen doen of met een steuntje in de rug van de gemeente of wellicht zelf — want heel veel mensen kunnen heel veel zelf — zodat die warmte in de buurt geregeld wordt. En dan niet via allerlei procedures, protocollen, aanvragen en wantrouwen. Nee, maak een geoormerkt fonds binnen het Gemeentefonds, dat vol genoeg is. We hebben de berekeningen gezien van het ministerie van EZK van wat dat kost. Dat is allemaal in kaart gebracht met het energieplafondplan. Wij zeggen: maak een fonds van 750 miljoen. Dat is veel, maar het hoeft niet op. Maak mogelijk dat er in buurten punten komen die warm zijn, omdat de huizen koud en eenzaam zullen zijn. Dan komen we op die manier in ieder geval door de komende winter heen. Help op die manier de gemeente en de mensen die initiatieven hebben om dat te doen. Ik vraag de minister dit met een warm hart te omarmen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik het woord aan mevrouw Dekker-Abdulaziz van D66.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dank, voorzitter. Ik begin met binnenlands bestuur. Mijn collega, de heer Sneller, gaat na mij verder met democratische vernieuwing.

Voorzitter. Stelt u zich voor: een vrouw van 76 die woont in een sociale huurwoning en alleen AOW ontvangt. Die vrouw, een goede kennis van mijn ouders, wilde zich een aantal jaren geleden inschrijven voor een andere woning. Zij vroeg mij om hulp, want zij vond het proces te ingewikkeld. Als eerste moest ze bewijzen dat ze een goede huurder is geweest. Even voor de context: ze woont al bijna twintig jaar in dat huis. Vervolgens moest ze bewijzen dat zij en haar partner de afgelopen drie jaar alleen AOW hadden ontvangen. Dit regel je tegenwoordig allemaal op de website van de Belastingdienst door in te loggen met je DigiD en dan je inkomensverklaring te zoeken. Dat formulier moet je drie keer downloaden. Je partner, met zijn eigen DigiD, moet datzelfde doen. Dan heb je in totaal zes pdf'jes. Vervolgens heb je een brief "goede huurder" nodig, die je via een e-mail krijgt. Daarna moet je een andere inlog aanmaken via de website waar je op huizen kunt reageren. En nu moet je alles wat jij en je partner hebben gedownload weer uploaden. En dat alleen maar om op huizen te kunnen reageren.

Voorzitter. Ik zal u vertellen: ik ben hier een hele zaterdagmiddag, samen met deze kennis en haar dochter, mee bezig geweest. Dit is maar één voorbeeld van de vele mensen die de overheid nodig hebben. En wat doen wij als overheid? Wij maken ingewikkeld beleid, met moeilijke regels, met checks, checks en nog veel meer checks. Want stel je voor dat je €1 meer verdient dan de grens van de sociale huur. Stel je voor!

Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij de mensen die ons het meest nodig hebben, aan hun lot overgelaten. Wij hebben te lang gedacht vanuit de kaders van efficiëntie, zelfredzaamheid en digi-optimisme. We hebben te hoge verwachtingen gecreëerd en mensen uit de samenleving gedrukt. Wij kunnen niet van de burgers verwachten dat zij ons vertrouwen, als wij niet in staat zijn datzelfde vertrouwen aan hen terug te geven. Zo werkt het niet.

D66 vindt dat de overheid er voor de burgers moet zijn. De overheid moet meer vanuit de mensen denken en niet vanuit een visie van ultieme zelfredzaamheid. Dat begint bij goede wetgeving en beleid. Beleid dat verdergaat dan burgers te reduceren tot mogelijke fraudeurs. Beleid dat uitgaat van het goede in mensen. Het eindigt bij goede uitvoering. Een visie van wantrouwen heeft niet alleen impact op de burgers, maar geeft ook een verkeerd signaal af naar de ambtenaren. D66 wil dat de ambtenaren de vrijheid hebben om te handelen en om ons te waarschuwen wanneer wetten niet werken zoals wij ze hebben bedoeld. Ik vraag dus aan de minister: worden de ambtenaren en de uitvoering voldoende aangemoedigd om dat te doen? Wat gaat de minister aan concrete, afrekenbare stappen zetten om dat te bereiken?

Voorzitter. Uitgaand van het vertrouwen van mensen heeft D66 verschillende vragen en voorstellen. Werken en redeneren vanuit de mensen uit zich in vele vormen. Allereerst het recht op vergissing. We zouden graag zien dat mensen niet na één fout gelijk een boete krijgen of als fraudeur worden aangemerkt. Als je een formulier verkeerd heb ingevuld, heb je gelijk een probleem. Dat is erg stressvol. Mijn collega Den Boer heeft hier in 2017 al vragen over gesteld. D66 wil dit wederom bij de minister agenderen. D66 vindt dat, net als in het Franse model, het recht op vergissing voor een aantal regelingen wettelijk verankerd moet worden. Is de minister dat met ons eens en wil zij hier werk van maken? We hebben hier ook een motie over, om de minister een duwtje in de rug te geven.

Voorzitter. Ten tweede de taken en bevoegdheden van de Nationale ombudsman. In ons gesprek met de Nationale ombudsman afgelopen voorjaar en ook met lokale ombudspersonen bleek dat ombudspersonen ertegen aanlopen dat burgers bij hen klachten indienen over zaken die in het publieke domein vallen, maar waarvan de uitvoering bij een bedrijf ligt. De Ombudsman gaat hier officieel niet over, maar zou er graag over willen gaan. Is de minister bereid om te onderzoeken in hoeverre de bevoegdheden van de Ombudsman uitgebreid kunnen worden? Ook hierover hebben we een motie in voorbereiding.

Voorzitter. Als derde de betalingsherinnering. Gezien de prijzen verwachten wij dat mensen in betalingsproblemen kunnen komen. Bedrijven zijn wettelijk verplicht om na een factuur kosteloos een herinnering te sturen, terwijl de overheid daartoe niet verplicht is. D66 wil dat overheden meer vanuit mensen denken en handelen. Daarom willen wij dat overheden ook een betalingsherinnering sturen. Wij vragen de minister om uitvoeringsorganisaties en lokale overheden hiertoe te verplichten.

Voorzitter. Dan de lokale financiën. Terwijl wij hier onze begroting bespreken, hebben veel collega's in de gemeenteraden de komende tijd debatten over hun lokale begrotingen. Ze zien daarin gelukkig de komende jaren grote bedragen extra als gevolg van het coalitieakkoord en deze Miljoenennota. Toch zien we ook vaak de ozb stijgen, of gemeenten die moeten bezuinigen. Gemeenten worden afgerekend op het structurele perspectief. Dat is nog onzeker. Al het hele jaar vraag ik hier aandacht voor. Wanneer krijgen de gemeenten duidelijkheid over de nieuwe financieringssystematiek? In april verwees de minister mij naar een contourennota. In die contourennota werd weer verwezen naar de augustusbesluitvorming. Afgelopen week kregen we een brief. Weer niks nieuws, behalve een verwijzing naar voorjaar 2023. Dit vooruitschuiven moet stoppen. In deze begroting zien we 1 miljard erbij in 2026, maar verder geen duidelijkheid op de lange termijn. Kunnen we hieruit concluderen dat invoering van de nieuwe financieringssystematiek inclusief mogelijke uitbreiding van het lokale belastinggebied per 2026 niet meer haalbaar is?

Nu krijgen gemeenten er 1 miljard bij voor de begroting van 2026. Wat mogen zij verwachten als zij de begroting van 2027 gaan voorbereiden? Wat D66 betreft niet nog een jaar de hete aardappel doorschuiven, maar een helder tijdpad. Mijn collega Van Weyenberg heeft hierover samen met collega Inge van Dijk vorige week bij de AFB een motie ingediend. Die is inmiddels aangenomen. Bij de meicirculaire moeten gemeenten weten waar ze aan toe zijn voor hun begrotingen. Dus concreet: kunnen we ervan uitgaan dat gemeenten volgend jaar bij de meicirculaire wel voldoende duidelijkheid hebben over de lange termijn, zodat zij hun begrotingen kunnen opstellen? Welke waarborgen zijn er dat in 2027 de nieuwe financieringssystematiek kan ingaan? Wanneer liggen de wetten in de Kamer? Wordt daarbij dan ook rekening gehouden met alle tijd die nodig is voor zorgvuldige invoering van het uitgebreide lokale belastinggebied?

Voorzitter, tot slot nog drie punten. Eerst de informatiehuishouding. Uit de brief van 20 juli van de staatssecretaris is gebleken dat het programma Open op orde vertraging oploopt en dat de financiële middelen niet toereikend zijn. Waar we bang voor zijn, is dat er veel papier wordt geproduceerd en dat we aan het eind van het jaar nog steeds niet weten welke concrete acties er uitgevoerd gaan worden voor betere informatiehuishouding. Kan de staatssecretaris alvast een aantal concrete zaken noemen?

Dan de regiodeals. Worden de regiodeals voldoende onder de aandacht gebracht bij de BES-eilanden?

Voorzitter. Dan desinformatie. We leven in een informatieoorlog. Wat doet de minister eraan om desinformatie en de verspreiding ervan tegen te gaan?

Voorzitter. Tot slot. D66 wil een betrouwbare overheid die voor de mensen werkt en de mensen vertrouwt. We zien uit naar de reactie van de minister op onze vragen en voorstellen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller, ook van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Op twee dagen hiervandaan vechten de Oekraïners elke dag voor hun democratie. Dagelijks sterven er mensen voor hun recht om in vrijheid te kunnen leven, om vrij te kunnen zijn onder de wetten die zij aan zichzelf voorschrijven. De strijd tussen democratie en autocratie wordt daar, aan de grens van de Europese Unie, met wapens gevoerd. Maar niet enkel daar, nee, wereldwijd zien we een opmars van autoritaire regimes ten koste van democratie. Soms onder druk of de dreiging van geweld, maar vaak ook door bewegingen binnenin. Sinds de Koude Oorlog zijn meer democratieën gesneuveld in de handen van gekozen leiders dan onder de laarzen van generaals en soldaten.

De Democracy Index telde vorig jaar 21 volle democratieën, naast 53 onvolmaakte democratieën. Een meerderheid van de wereldbevolking leeft onder hybride of volledig autoritair bewind. Er is sprake van een negatieve trend. In de afgelopen vijftien jaar is in twee derde van de landen sprake van een achteruitgang of stagnatie op het gebied van de democratische cultuur. Dat zien wij ook gebeuren in onze eigen Europese Unie. In naam zijn natuurlijk alle EU-landen democratieën. Maar democratie is zo veel meer dan een stembusgang. Het gaat om het respecteren van burgerlijke vrijheden, vrije media en robuuste politieke partijen. Die cultuur staat ook binnen de Europese Unie onder druk. In Polen, waar onafhankelijke rechtspraak en de rechten van minderheden ernstig bedreigd worden, en in Hongarije, waar de vrije pers en de civil society aan banden worden gelegd. De EU heeft voor het eerst de Rule of Law Conditionality Regulation ingezet om Hongarije te korten op financiële steun.

Voorzitter. Te midden van al deze ontwikkelingen moeten wij ook kritisch naar onszelf kijken. Als het gaat om de kwaliteit van bestuur en het vertrouwen in de politiek en onze democratische cultuur, valt er in Nederland nog het nodige te doen. Een weerbare democratie is een systeem dat bestand is tegen schokken en dat een zelfreinigend vermogen heeft tegen ondemocratische of antidemocratische trends. Maar dat systeem — het werd eerder gezegd — heeft onderhoud nodig om te blijven werken. Het is belangrijk dat nieuwe en diverse standpunten hun weg naar boven weten te vinden, dat macht en invloed zich gelijk verdelen en dat er een breed gedragen vertrouwen is in onze instituties.

Het weerbaar maken van onze democratie vraagt om verdieping en vernieuwing ervan, omdat stilstand achteruitgang is. Wij kunnen gewoon niet achteroverleunen, omdat ons systeem dan erodeert en de kanalen naar de macht dichtslibben. Het is dus goed dat het regeerakkoord opent met een reeks voorstellen om de democratische rechtsorde te verstevigen. Invoering van constitutionele toetsing, de grootste herziening van ons kiesstelsel in een eeuw en de Eerste Kamer die staatsrechtelijk zuiverder wordt gepositioneerd.

Daarnaast heb ik zelf in de afgelopen jaren een aantal voorstellen gedaan in deze Kamer om onze democratie te vernieuwen en te verdiepen. Invoering van de gekozen formateur: verworpen. Experimenteren met het burgeramendement: verworpen. Instelling van burgerfora, in ieder geval die van mij: tot nu toe niet gelukt. Vandaag wil ik daar graag een aantal ideeën aan toevoegen.

Het begint met actieve betrokkenheid van mensen om een gezonde en sterke democratie te maken. Dat betekent meer participatie dan eens in de vier jaar naar de stembus gaan. En zelfs dat doen te veel mensen niet, mede omdat de politiek op te grote afstand is komen te staan.

Een van de dragende instituties in onze democratie is de politieke partij. De politieke partijen zijn belangrijke intermediairs, vertalers en verbindingsstukken tussen mensen en de Staat. Maar in Nederland is slechts tussen de 2% en 3% van de mensen lid van een politieke partij. En nog minder mensen zijn op een andere manier echt betrokken bij een partij. En dat terwijl de rol van de politieke partijen in onze democratie veel meer moet zijn dan uitsluitend leverancier van kieslijsten voor verkiezingen. Er moet ook, zoals de Duitsers het zo mooi zeggen, Willensbildung von unten nach oben plaatsvinden. Ja precies, van onder naar boven, zeg ik tegen meneer Bosma, die ik hoorde vragen: wat?

Eén manier om mensen ook buiten verkiezingstijd meer te betrekken bij de democratie en meer invloed te geven, is via de financiering van politieke partijen. Dit betreft het democratisch donatietegoed, of, zoals professor Julia Cagé het noemt, the Democratic Equality Voucher. Simpel gezegd is het idee dat iedere kiesgerechtigde één keer per jaar een vast, door de overheid ter beschikking gesteld bedrag kan doneren aan een politieke partij naar keuze. Op dit moment zijn mensen met een lager inkomen veel minder in de gelegenheid om een donatie aan een politieke partij te doen en worden zij minder vaak lid. Daarmee verdeelt invloed zich uiteindelijk ongelijk. Zo'n democratisch donatietegoed kan de financiering van politieke partijen dus democratiseren. In de Verenigde Staten is hier al succesvol mee gewerkt. D66 vindt het dan ook noodzakelijk om dit soort nieuwe vormen van democratische participatie verder te verkennen.

Vernieuwen en verdiepen betekent wat mij betreft ook durven experimenten. Daarom leg ik de minister en mijn collega's graag het volgende voorstel voor, dat nu blijkbaar al geruchtmakend is. Is zij bereid om de invoering van dit democratisch donatietegoed verder te onderzoeken? Is zij concreet bereid om een experiment hiermee uit te voeren voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen? Over de exacte vormgeving daarvan is natuurlijk nog veel meer discussie nodig, maar ik doe graag een eerste voorzet.

Ik zie in veel lokale coalitieakkoorden de wens om meer te doen met democratische participatie. Ook het ongelijke speelveld tussen landelijke en lokale politieke partijen is in deze Kamer onderwerp van gesprek. Ik begrijp dat dat gisteravond ook in de andere Kamer het geval was. Ik zou dus zeggen dat het goed is om dit experiment op gemeentelijk niveau uit te voeren, bijvoorbeeld in tussen de vijf en tien gemeenten waar mensen tussen de €5 en €10 per persoon kunnen doneren.

Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Strolenberg, VVD.

De heer Strolenberg (VVD):

Ik wil de heer Sneller in ieder geval complimenteren dat hij zelf met initiatieven en ideeën komt. Het systeem lijkt me vrij complex, maar misschien kan hij daarop reageren.

En is het de bedoeling van D66 om hiermee meer geld naar politieke partijen toe te brengen, of is het ten koste van? Hoe ziet de heer Sneller dat?

De heer Sneller (D66):

Nee, het is niet complex. Het is heel makkelijk. Je kunt het op verschillende manieren doen. In Seattle is er een experiment geweest waarbij mensen gewoon een bon thuisgestuurd kregen die ze konden opsturen met daarop: aan deze kandidaat wil ik het geven. In het Italiaanse stelsel voert de belastingdienst het uit. Mensen kunnen bij de belastingaangifte zeggen: ik wil de donatie aan deze politieke partij doen. Je kan het dus op verschillende manieren uitvoeren. Het idee is om het tussen verkiezingen te doen, zodat je gedurende het jaar meer betrokkenheid bij de politiek kan organiseren. Ik denk dat dat bij uitstek iets is waarnaar je in zo'n experiment zou kunnen kijken. Werkt het beter als je het online doet dan als je het per brief vanuit de gemeente doet? Doen er dan meer of minder mensen mee? Daar leren we dan van.

Dat was het bruggetje naar het tweede deel van de vraag van de heer Strolenberg. Gaat het uiteindelijk om meer of om minder geld? Dit experiment zal in eerste instantie gewoon extra geld kosten. Vervolgens kun je natuurlijk kijken op welke manier je dit wil financieren als je het landelijk gaat uitrollen. Wil je dat het ten koste gaat van de subsidie die via de minister op basis van de verdeelsleutel van de Wfpp wordt verdeeld? Maar ja, die is net behandeld. Of wil je dat er nog meer publiek geld naar politieke partijen gaat? Ik ben daar op zich niet tegen, omdat ik denk dat politieke partijen een belangrijke rol vervullen, maar dan zullen we wel op zoek moeten naar dat geld. Of ga je kijken naar de fiscale aftrekbaarheid van giften aan politieke partijen? Nu is dat regressief. Je zou kunnen denken dat je dat progressiever kan regelen.

De heer Eerdmans (JA21):

Is het probleem van de financiering van politieke partijen juist niet de scheefgroei tussen de landelijke lokale partijen en de lokale lokale partijen? Daarover waren we het hier in de Kamer al eens met de motie-Van Dijk. De VNG is het daar al over eens. De commissie-Veling heeft daar onderzoek naar gedaan. Kortom, dat betreft eigenlijk de discriminatie van de echt lokale partij ten opzichte van de landelijke partij, die wel subsidie krijgt, terwijl de lokale partijen langs de deuren moeten. Ik weet alles van donaties. Ik kom ook voort uit een lokale partij. De vraag is dus als volgt. Uw idee heeft dat een beetje in zich. Mensen kunnen zelf kiezen waar dat geld naartoe gaat. Waar gaat mijn tientje naartoe? Maar dat geeft de landelijke partijen er juist nog een bonus bij ten opzichte van de lokale partijen. Vindt u dat niet scheef?

De heer Sneller (D66):

Ik weet niet of ik dat het grootste probleem van onze financiering zou noemen, zoals de heer Eerdmans doet. Maar ik denk dat als je dit systeem helemaal invoert voor alle financiering, het probleem van de heer Eerdmans ook is opgelost.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar ik maak er wel bezwaar tegen. De minister zoekt volgens mij nog naar 10 miljoen. Die kon ze niet vinden voor de aanvullende subsidies voor de lokalo's, zodat ze hetzelfde worden behandeld als de landelijken. Dat is heel terecht, denk ik. Maar ik begreep op de radio dat dit om 60 miljoen ging. Ik dacht dat ik u dat hoorde zeggen. In ieder geval vind ik het niet eerlijk als dat geld wél gevonden wordt voor het ideetje van D66, maar niet voor de motie-Van Dijk, die hier is aangenomen en waar de minister via een wetswijziging op terug zou komen, voor een eerlijke verdeling van de financiering over alle lokale politieke partijen.

De heer Sneller (D66):

Ik neem hier afstand van de term "het ideetje van D66". Ik heb het niet verzonnen. Ik claim geen eigenaarschap. Ik doe hier een suggestie voor een vernieuwing en voor een experiment waarvan ik denk dat het een bijdrage kan leveren aan het op de lange termijn verbeteren van onze financiering van politieke partijen, namelijk meer van onderop en minder verstatelijkt op basis van een verdeelsleutel die volgens mij eerlijker is voor lokale en landelijke partijen. Het is jammer dat de heer Eerdmans niet eens wil meedenken over hoe we dat kunnen verbeteren. Dan even de financiële kant. Als je dit experiment doet, is dat natuurlijk eenmalig geld. Dat is heel iets anders dan de structurele 10 miljoen waar de minister naar op zoek is. Hiermee zou je in de komende tijd ervaring kunnen opdoen om het dan vervolgens, als het geld gevonden is, helemaal op die andere leest te schoeien.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik denk dat het de aandacht verlegt en dat is jammer, want we hebben hier een panklaar voorstel nodig om uit laten te voeren door de minister. Overigens ben ik gek op ideetjes, experimenten en innovaties. Dat is prima. Mijn vraag daarover is de volgende. U wil volgens mij gaan beginnen met een paar pilots. Dat is ook wel verstandig als je aan zoiets begint. Waar moet die pilot aan voldoen? Ik ben benieuwd. Wanneer is het een succes? Hoe gaat u dat meten?

De heer Sneller (D66):

Dan toch nog twee dingen. Voor lokale politieke partijen vind ik niet dat al duidelijk is wat de verdeelsleutel zou moeten zijn. Ik heb daarvoor nog geen breed gedragen voorstel gezien — denk aan de vraag of het leden moeten zijn of zetels in gemeenteraden en Provinciale Staten, hoe dat precies zou moeten en wat daar de verhouding tussen is — niet bij Veling en ook niet in de Kamer. Dan de vraag: wanneer is het geslaagd? Ik denk dat het vooral belangrijk is om van te leren. Ik vind het een hele terechte vraag. Ik denk dat als blijkt dat mensen hier graag aan meedoen, de verdeling ook eerlijk is en het de betrokkenheid vergroot. Als het kan worden geregeld door de lokale overheid of als het potentie heeft om geregeld te kunnen worden door de landelijke overheid, dus anoniem et cetera, dan is het belangrijk om dat hiermee te kunnen vaststellen.

De heer Eerdmans (JA21):

Het is een idee. Prima. Het komt op het stembiljet. Daarop kan je een partij aankruisen en waarschijnlijk een hokje met "een tientje naar …", en dan zet je daar dezelfde partij neer. Dat is het gevolg, denk ik. Dat zal ook de enige maatstaf zijn, want je kunt moeilijk gaan enquêteren onder die mensen of ze er heel tevreden mee waren. Je ziet vanzelf hoeveel mensen het hebben ingevuld. Dan gaat dat geld daarnaartoe. En dan? Is dan de missie geslaagd volgens D66?

De heer Sneller (D66):

Nee, dan zit je in het stembureau en dan mis je al alle mensen die niet komen stemmen, terwijl we juist afgehaakt Nederland, de niet-stemmers, zouden willen bereiken. Dat kan bijvoorbeeld als je als gemeente iedereen aanschrijft met: stuur dit terug. Dan heb je al een heel ander moment, los van de verkiezingen. Dan kan je dat al meer bevorderen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vind het altijd goed als partijen met ideeën komen. Ik heb wel een paar vragen. De eerste vraag is de volgende. Stel je voor dat je zo iemand uit afgehaakt Nederland bent en je krijgt een bon op de mat waarop staat: wil je geld geven aan een politieke partij? Ik zou er echt heel erg agressief van worden. Ik denk dat het vertrouwen in de overheid niet groeit als het gaat over geld geven aan die overheid, terwijl je zelf al niet rond kan komen. Graag een reflectie daarop van D66.

Ten tweede. We hebben nu een systeem waarin grote bedragen gegeven kunnen gaan worden aan politieke partijen. Daarvoor hebben we hier een wetsvoorstel behandeld, maar dat is in de Eerste Kamer nog niet geaccordeerd. D66 heeft in het verleden ook zeer grote bedragen ontvangen. Is dat nieuwe systeem iets wat dan in de plaats komt van het ontvangen van grote bedragen van belanghebbenden?

De heer Sneller (D66):

Ik neem afstand van de kwalificatie "belanghebbenden". Dat is een beetje tendentieus, terwijl dat juist in dit geval helemaal niet zo was. Daar zou je uiteindelijk toe kunnen besluiten, maar dit systeem kun je ook los daarvan invoeren. Wat ik bijvoorbeeld wist als gemeenteraadslid in Den Haag, en ook hier wonend, van veel mensen die op de Groep de Mos/Hart voor Den Haag hebben gestemd, is dat die juist wel willen bijdragen en ook hun band met die politieke partij willen uiten. Ik denk dat het kunnen doneren aan die politieke partij daar zeker aan kan bijdragen, dus dat daar zeker een behoefte aan is, en vervolgens ook de betrokkenheid kan vergroten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Als wij het met GroenLinks hebben over de samenwerking met de PvdA, geef ik weleens het voorbeeld van een issue dat bij mij in de gemeente speelde. Daar was iemand die lid wilde worden van een politieke partij: óf PvdA óf GroenLinks; dat wist ze nog niet. Ze meldde zich aan bij beide partijen. GroenLinks stuurde een acceptgiro. De PvdA stuurde de wethouder langs. En dat is, denk ik, toch iets waardoor mensen het vertrouwen terug kunnen krijgen als het gaat om warm contact en het gevoel dat je invloed kan uitoefenen. Dat gaat verder dan het betalen van een bedrag.

De heer Sneller (D66):

Zeker, maar dit kan daar natuurlijk ook een opmaat toe zijn. Dat zijn die politieke partijen. En zeker als het elk jaar terugkomt, is dat iets waar je tussentijds kan bijsturen, maar ook waar je tussentijds je betrokkenheid kan uiten, en juist een ander instrument — en helemaal niet in de plaats van het wethoudersbezoek; ik zou dat alleen maar aanmoedigen — om het contact tussen burger en politiek te versterken.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, u bent de scheidsrechter van deze vergadering, maar ik ga hier toch mijn laatste interruptie aan opofferen, want ik vind dit eigenlijk echt ongepast.

De voorzitter:

U heeft er trouwens nog twee.

Mevrouw Leijten (SP):

Nou ja, dan nog. En u weet wat ik daarvan vind, maar dat zijn de regels. Ik vind het eigenlijk ongepast wat hier wordt gezegd. We hebben een groot probleem met de betrokkenheid van politici met burgers: de mensen hier die het zich kunnen veroorloven om problemen, die er zijn, niet op te lossen terwijl mensen in de shit zitten, om weg te kijken, noem allemaal maar op. En dan is dé oplossing van D66: ga experimenteren met mensen een bonnetje geven om aan een politieke partij te geven. Dus politieke partijen gaan mensen een bonnetje geven om vervolgens zelf geld te krijgen. Op welke manier denkt D66 dat dit iets doet aan het vertrouwen in de politiek van mensen?

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Leijten heeft net gemist dat ik het kiesstelsel wil wijzigen: de gekozen formateur, de burgeramendementen, die er niet zijn gekomen omdat de SP daar uiteindelijk tegen heeft gestemd. Dat zijn allemaal dingen die we ook moeten doen. Dit is niet dé oplossing. Dat heb ik nooit gezegd, en ik vind het ook een beetje — nou ja — een goedkoop trucje in dit debat om dat als zodanig weg te zetten. Het is niet wat politieke partijen geven. Het is iets wat de overheid geeft om aan alle politieke partijen, ook degene die hier niet vertegenwoordigd zijn, te kunnen doneren. En tja, als mevrouw Leijten er niet voor voelt om mensen meer invloed te geven op de financiering van politieke partijen, en vindt dat ze lid moeten blijven worden voor minimaal €12 per jaar om überhaupt te kunnen meetellen in de ledenaantallen waardoor de subsidie wordt verdeeld, dan mag dat. Maar ik probeer hier een voorstel te doen om het juist ook enigszins te hervormen en, denk ik, te democratiseren.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

De heer Sneller is blijven zitten om aan de SP te vragen hoe wij mensen betrekken. Wij betrekken mensen door een volkspetitie te starten om de energie te nationaliseren. Wij organiseren mensen. Wij helpen mensen in de shit, met hulpdiensten. Dat is onze maatschappelijke rol, die wij vinden als politieke partij. En niet door het mogelijk te maken dat mensen ons een voucher kunnen geven om ons dan financieel te steunen, want daarmee kopen ze geen invloed. Daarmee hoeft een politieke partij helemaal niet naar ze om te kijken. Daarmee hoef je helemaal niet te organiseren dat je maatschappelijk bezig bent. Dus de analyse die de heer Sneller hier neerlegt, dat je op deze manier de kloof kan overbruggen, die er is, tussen de politiek en mensen in het land die zich afgewezen voelen door die politiek, die ziet de SP niet. En u kunt echt alle mogelijke moties noemen die u ooit heeft ingevuld, maar u kondigt hierop een motie aan, en hierop vraagt u de minister om initiatief. En dan weten we het: het is een regeringspartij, dus het is mogelijk afgestemd in de coalitie; dat gaat geld kosten. Ik vind dit echt ... Het komt als een duveltje uit een doosje. Het is niet bijvoorbeeld de analyse van afgehaakt Nederland van "geef mensen een bedrag, want dan kunnen ze hun betrokkenheid afdwingen met dat bedrag". Ik zou zeggen: zorg dat mensen voldoende verdienen, zodat ze hun huur kunnen betalen, dus dat die niet te hoog is; dat de energierekening betaalbaar is. En laten we ervoor zorgen dat mensen dan in de omstandigheden zijn om zich politiek te kúnnen binden.

De heer Sneller (D66):

Ik proefde bij de heer Strolenberg in zijn interruptie nog onvoldoende warmte, als je het mij vraagt, om ook maar een hint te geven van de suggesties, de insinuaties, van mevrouw Leijten hier. Verder wil ik haar, maar misschien is dat te veel gevraagd, het boek aanraden waarin professor Cachet dit uit de doeken doet. Ik denk dat het haar meer zal aanspreken dan ze nu doet voorkomen.

Om positief te eindigen: ik heb haar partij op de radio geprezen om de ombudsteams die zij organiseren, juist als goed voorbeeld van wat politieke partijen kunnen doen en de verbindingsrol die politieke partijen in de samenleving kunnen vervullen. Maar dat kan niet iedereen op dezelfde manier. Daar zijn soms niet alleen vrijwilligers, maar ook publieke middelen voor nodig. We hebben belang bij sterke politieke partijen en dat doel wordt met dit voorstel volgens mij gediend.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is een lelijk interruptiedebatje geworden. Dat is misschien niet helemaal wat het moet zijn. Het gaat er niet om of de SP of D66 de beste vorm heeft. Hoe komt D66 tot de conclusie dat je betrokkenheid hebt bij de politiek op het moment dat je geld geeft? Misschien kan hij me daarvan overtuigen.

De heer Sneller (D66):

Ik waardeer de heropening. Er zijn twee dingen. Eén. Ik denk dat één keer in de vier jaar, of in sommige gevallen één keer per jaar, naar de stembus te weinig is om actief invulling te geven aan burgerschap in de democratie. We hebben de financiering van politieke partijen nu als volgt geregeld, via de aftrekbaarheid van giften — dat is uiteindelijk toch een regressief belastingstelsel — of via de Staat, op basis van ledenaantallen en zetels in het parlement. Je kan het ook meer van beneden naar boven organiseren door mensen het zelf te laten bepalen. Dan hebben die mensen een manier in handen om elk jaar te laten blijken hoe ze vinden dat het gaat. Als een partij het relatief goed heeft gedaan tussen verkiezingen in, is sturing geven via de financiering een relatief subtiel instrument. Dat is subtieler dan een recall election of een nieuwe stemming over de samenstelling van de volksvertegenwoordiging. Hiermee kun je dus een soort feedback geven aan de politiek. Ik denk dat het zorgt voor een gelijker speelveld tussen lokaal en landelijk en tussen arm en rijk in Nederland, om het heel zwart-wit te zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw vervolg.

De heer Sneller (D66):

Zijn er echt zes minuten voorbijgegaan aan deze drie pagina's? Ongelofelijk.

Ik kom bij een heel ander onderwerp: de vertrouwensregel. Deze regel is de basis van het functioneren van ons parlementair stelsel. Een kabinet opereert bij de gratie van het vertrouwen van het parlement, of preciezer: de afwezigheid van wantrouwen. Maar, hoe goed je ook zoekt, die regel staat nergens vastgelegd in de Grondwet, of welke wet dan ook. Het is gewoonterecht. Dat heeft iets charmants, zullen veel staatsrechtsdeskundigen ongetwijfeld zeggen. Het is lekker flexibel en adaptief bij veranderende omstandigheden. Maar het schept ook onduidelijkheid, en die wreekt zich vaak als het erop aankomt. Daarom zou ik deze minister willen vragen om met een notitie te komen over het codificeren, het vastleggen van deze regel, zodat we die keuze een keertje geïnformeerd kunnen maken. Wat zijn de voors en tegens van codificatie? Opschrijven en vastleggen dwingen ons ook om concrete keuzes te maken, bijvoorbeeld over de vraag of de vertrouwensregel ook geldt ten opzichte van de Eerste Kamer. Daarom zou ik de minister willen vragen om in die notitie ook uitgebreid in te gaan op de vragen die we vervolgens tegenkomen. Hoe kunnen we met die opties omgaan? Hoe wordt daar in andere landen mee omgegaan? Welke voorkeuren heeft zij zelf?

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Bosma, PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Een mooi stukje staatsrecht over de relatie kabinet-Kamer. De heer Sneller zei er wat mooie woorden over. Nu maakten we drie weken geleden iets heel raars mee, namelijk dat het kabinet hier wegliep. Er is eigenlijk nóg een soort van vertrouwensregel, ook iets wat niet is vastgelegd, namelijk dat wij als Tweede Kamer alleen vergaderen als er iemand van het kabinet bij aanwezig is. Dat is nergens vastgelegd, maar we doen het wel zo. Door weg te lopen maakte het kabinet het ons onmogelijk om verder te vergaderen. We kunnen niet vergaderen zonder een vertegenwoordiger van het kabinet. Wat vond de heer Sneller van die actie? Wat zegt die over de relatie Kamer-kabinet?

De heer Sneller (D66):

Een terechte vraag. Twee dingen. We vergaderen natuurlijk relatief vaak zonder het kabinet, bijvoorbeeld als we het Reglement van Orde bespreken, als we de regeling van werkzaamheden doen of als we andere dingen doen waar het kabinet niks mee te maken heeft, zoals we eerder vandaag ook terecht hoorden van voorzitter Bosma. Dan het andere. De Grondwet zegt: verantwoording afleggen. Het lijkt mij in ieder geval een plicht voor het kabinet om hier verantwoording af te leggen als de Kamer dat wil. Weglopen heeft staatsrechtelijk uiteindelijk relatief weinig om het lijf, denk ik. Weigeren om verantwoording af te leggen daarentegen heeft heel veel om het lijf. Het andere wat ik belangrijk vind om te onderstrepen, is dat het kabinet nooit de orde van de Kamer kan bepalen. Dat zijn mijn observaties daarbij.

Voorzitter. Bij het codificeren van de vertrouwensregel vraag ik specifieke aandacht voor de zogenaamde constructieve motie van wantrouwen. Kort gezegd betekent dat dat een kabinet alleen door de Kamer naar huis kan worden gestuurd als daarbij een alternatieve coalitie wordt gepresenteerd. In Duitsland is deze na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd om de democratie weerbaarder te maken. Het idee was al eerder ontstaan onder de instabiliteit van de Weimar Republiek. Ik hoor graag van de minister een reactie.

Als laatste wil ik een lans breken voor de blik vooruit om onze democratie weerbaarder te maken en ons bestuur stabieler, want regeren is vooruitzien. Je zou zelfs kunnen stellen dat veel van de problemen waar we nu mee kampen, zoals stikstof, klimaat en energietekorten, nu zo op scherp staan omdat we niet in staat waren om ons op tijd gezamenlijk of in ieder geval breed te committeren aan doelen of ambities voor de langere termijn. Maar we gaan van regeerakkoord naar regeerakkoord, terwijl veel onderwerpen het echt nodig hebben dat we onze blik verder vooruit durven werpen en we gebaat zijn bij continuïteit. Daarom grijp ik graag terug op een van de ongeveer 500 à 600 goede ideeën van de staatscommissie-Remkes, namelijk het pleidooi voor meer langetermijnakkoorden. Dit biedt ook een fundament voor uiteindelijk minder gedetailleerde regeerakkoorden, aldus de analyse van de staatscommissie. Met name thema's die een langere looptijd of een verdere tijdshorizon hebben, lenen zich daarvoor. Wat D66 betreft pakt het kabinet deze aanbeveling ook op. In Denemarken werkt men er naar tevredenheid mee. Ik denk echt dat dit de slagkracht en de stabiliteit van beleid en onze democratie kan vergroten. Is de minister bereid om dit idee met haar collega's op te pakken?

De voorzitter:

Bent u aan het einde van uw betoog?

De heer Sneller (D66):

Ja, en ik loop dáárnaartoe, tenzij de heer Van Baarle …

De voorzitter:

Ja, het is even spannend. De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik was even aan het twijfelen of de heer Sneller al klaar was met zijn betoog. Waar ik over twijfelde — ik ben een man van twijfel vandaag — is het volgende. Het ministerie van Binnenlandse Zaken is ook het coördinerend ministerie voor discriminatiebestrijding. D66 heeft nu twee sprekers, maar ik doe de interruptie nu bij de heer Sneller en misschien was die bij mevrouw Dekker-Abdulaziz gepaster geweest.

De heer Sneller (D66):

Dat was gepaster geweest, mag ik u verklappen, maar u gaat mijn collega Belhaj nog vaker treffen in debatten.

De heer Van Baarle (DENK):

Maar met uw welnemen, voorzitter, probeer ik toch mijn vraag aan de heer Sneller te stellen. We hebben onlangs in een onderzoek gezien dat in de tweede en derde generatie de ervaren discriminatie alleen maar toeneemt, waaraan mevrouw Leijten terecht al refereerde. Ik zie bij de regering echter onvoldoende om die strijd tegen discriminatie waar te maken in middelen. Er gaat een heel klein beetje geld naar discriminatiebestrijding en er komt volgend jaar niks bij. Al heel lang heb ik discussies met deze minister. Als ik bijvoorbeeld vraag om een publiekscampagne om de meldingsbereidheid te vergroten, zegt de minister: nee, daar is geen geld voor. Vindt D66 dat er voldoende geld naar discriminatiebestrijding gaat? Zo nee, is D66 dan bereid te helpen om ervoor te zorgen dat het bedrag komend jaar wat wordt opgeplust in de begroting?

De heer Sneller (D66):

Als mij niet verweten wordt dat ik vervolgens de lokale politieke partijen tekortdoe, ben ik graag bereid om er met DENK naar te kijken. Ik weet dat ook al eerder met DENK is gezocht naar die middelen en dat dit vorig jaar gelukt is. Dus laten we weer proberen dat voor elkaar te krijgen. Ik heb de amendementen van de heer Van Baarle ook langs zien komen.

De heer Van Baarle (DENK):

Dus de heer Sneller is bereid om positief te kijken naar de amendementen die wij hebben ingediend. Waar het gaat om de begroting van vorig jaar kan ik hem zeggen dat daar niets is opgeplust. Ook toen was de kritiek van DENK dat er te weinig bij komt om de voornemens die we hebben op het gebied van antidiscriminatie waar te maken. Dus ik zie graag uit naar de samenwerking met D66 om te kijken of we de amendementen die we hebben ingediend, kunnen laten werken. Dat is dus mooi.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Inge van Dijk, CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Voorzitter. Johan Remkes verwoordde het treffend: "Er is een groeiende kloof tussen Randstad en landelijk gebied en tussen stad en platteland. Er is te weinig gevoel dat Den Haag echt begrijpt wat daar speelt, dat er vooral over en niet met hen gesproken wordt en soms ook dat ze bewust klein gehouden worden." Vooral het stukje "bewust klein worden gehouden" raakte mij. Als inwoner van buiten de Randstad herken ik dit gevoel namelijk bij veel mensen in mijn omgeving. Ik merk het bij inwoners maar ook bij raadsleden, Statenleden, wethouders en zelfs bij burgemeesters. Den Haag voelt vaak erg ver weg. Dat komt niet alleen door de fysieke afstand. Met een accent, andere tongval of andere kijk op de wereld word je al snel weggezet als provinciaaltje. Maar dat is ook Nederland. Dat is juist Nederland.

Voorzitter. Ik wil graag stilstaan bij deze kloof en bij wat we zouden kunnen doen om die iets kleiner te maken. Dat begint bij een overheid die luistert naar de samenleving, vertrouwen geeft en meebeslissen mogelijk maakt. Praten, luisteren en meebeslissen beperk je wat het CDA betreft niet tot eens in de vier jaar in campagnetijd en rond de stembus; dat doe je continu. Daarom zijn we blij met de burgerberaden over klimaat en vergrijzing. We zijn benieuwd naar de uitkomsten daarvan.

Tegelijkertijd denken wij dat het zinvol is om lokaal te gaan ondervinden wat goede vormen van burgerberaad zijn. Ik vraag de minister om hiervoor met tien gemeenten een pilot op te zetten. Veel gemeenten willen meer burgerparticipatie, maar zijn zoekende naar een goede vorm. Met een burgerberaad kunnen we ze misschien helpen. Ik heb wel een lijstje met gemeentes die graag willen voor de minister. Graag een reactie.

Voorzitter. In 2023 komt er een wet over het uitdaagrecht naar de Kamer. Dat is een voorstel waar wij als CDA enthousiast over zijn. Hierin wordt de inspraakverordening "we hebben u gehoord en misschien doen we er iets mee" omgezet naar een participatieverordening: "we hebben u gehoord en we geloven in jullie aanpak; ga het maar doen". Wij vinden dat een goede beweging, maar het moet geen verkapte bezuinigingsoperatie worden waarbij een overheid alleen wil luisteren naar een initiatief als het daarmee goedkoper kan. Graag een reactie.

Voorzitter. Als de Atlas van Afgehaakt Nederland ons iets laat zien, is dat dat een sterke samenleving niet zonder een rijk verenigingsleven kan. U weet wel, die denkbeeldige lijn van het zuidwesten naar het noordoosten van Nederland, waar sprake is van een rijk verenigingsleven, veel vrijwilligerswerk en mantelzorg en meer gemeenschapszin. Mensen haken daar vervolgens minder af. Wij maken ons zorgen over hoe we dit segment in onze samenleving sterk en weerbaar houden. Ook hier in Den Haag hebben we namelijk een verantwoordelijkheid. Zo is er nog steeds geen duidelijkheid voor verenigingen en gemeenten over hoe verenigingen en maatschappelijke instellingen tegemoet worden gekomen in hun hoge energierekening. Wat is de laatste stand van zaken?

Voorzitter. Mensen wonen in Nederland, maar ze komen uit het Hogeland, het Groene Hart, het Heuvelland, of, in mijn geval, uit de Peel. Daarom is het CDA blij met de Regio Deals. Daarbij is er sprake van een mooie samenwerking tussen Rijk en regio's om brede welvaart van onderop te vergroten, met oog voor de eigen identiteit.

Voorzitter. Het CDA pleit al langer voor een regionaal kiesstelsel om de band met de kiezer te versterken en een goede vertegenwoordiging uit alle hoeken van het land te waarborgen. Zou de minister hier in het licht van rapport-Remkes eens op willen reflecteren, temeer daar we weten dat het overgrote deel van de huidige Kamerleden uit de Randstad komt en veel mensen het gevoel hebben dat de Randstad beslist over wat er in de rest van Nederland gebeurt?

Voorzitter. Ik heb met veel belangstelling de brief van de minister gelezen over het bevorderen van de menselijke maat in wet- en regelgeving. Het CDA heeft hierover in het schriftelijk overleg al de nodige vragen meegegeven. Reacties op de website internetconsultatie.nl maken mij wel heel duidelijk dat wij in Den Haag bij de vaststelling van wetten nog te vaak ten onrechte denken dat ze logisch en begrijpelijk zijn. Ik zou graag van de minister willen horen hoe de overheid nu eigenlijk omgaat met de mensen die de moeite hebben genomen om te reageren. Dit is gewoon een interessevraag. Krijgen ze een koude ontvangstbevestiging, of krijgen ze ook een mooie inhoudelijke reactie?

Voorzitter. Vorig jaar is door collega Grinwis en mijzelf de motie ingediend die vraagt om medeondertekening door BZK van wetgeving die medeoverheden raakt. Het kabinet stelt nu voor die motie als volgt uit te voeren. Er komt een uitvoeringstoets om in beeld te brengen wat de effecten zijn, en ondertekening is het sluitstuk. Maar ik mis een hele belangrijke stap. Als je namelijk in beeld hebt gebracht wat de gevolgen zijn, wil ik graag lezen wat er met die bevindingen gedaan wordt en of de minister van BZK het vervolgens verantwoord vindt om taken op de voorgestelde manier en met de voorgestelde middelen over te dragen. Graag een reactie.

Voorzitter. Vanzelfsprekend ga ik ook nog even in op de financiële middelen. Ik ben blij met de 1,1 miljard voor decentrale overheden in 2026, maar ik zou graag weten hoe dit bedrag is bepaald. Ik weet dat het proces loopt om te komen tot structurele afspraken over de financiering voor gemeenten. Het CDA zou in ieder geval graag zien dat de opschalingskorting van tafel gaat en dat bij de bepaling van het accres voldoende rekening gehouden wordt met de ontwikkelingen in de samenleving, zoals volume, bevolkingsgroei en maatschappelijke omstandigheden zoals vergrijzing.

Voorzitter. We zeggen hier vaak dat iedereen mee moet kunnen doen, maar hoe kan het dat raadsleden met een handicap nog steeds nadelige gevolgen ondervinden van hun raadsvergoeding in relatie tot bijvoorbeeld hun uitkeringen? Waarom worden zij gekort? Met collega's Palland en Werner heb ik hier al vaker vragen over gesteld. Ik wil eigenlijk vooral weten wanneer dit is opgelost.

Voorzitter. Uit recent onderzoek blijkt enerzijds dat er veel interesse is in lokaal nieuws en anderzijds dat de lokale media het financieel zwaar hebben. Als we dit weten en tegelijkertijd worstelen met het bereiken van mensen met informatie over inkomensondersteuning zoals het aanvragen van toeslagen, zou de overheid er dan niet verstandig aan doen om pagina's bij lokale media in te kopen om inwoners te informeren en deze media daarmee meteen een steuntje in de rug te geven? Wat vindt de minister van dit idee?

Ten slotte, voorzitter. De kloof tussen stad en platteland en tussen Den Haag en de rest van Nederland zal niet van de ene op de andere dag gedicht zijn. Vertrouwen komt immers te voet en gaat te paard. Dat mogen ook wij als politici ons aantrekken. Onze woorden doen ertoe. In dat kader wil ik deze minister complimenteren met haar optreden tot nu toe: inhoudelijk en met interesse.

Dank je wel, voorzitter.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb zelf wel moeite met het steeds opnieuw benoemen van de zogenaamde kloof die er tussen de Randstad en de regio of tussen het platteland en de stad zou zijn. Ik weet vaak niet wat ermee bedoeld wordt. Ik denk wel dat je hem als politicus groter maakt door steeds te zeggen dat die kloof er is. Is Nederland niet veel veelkleuriger?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Nederland is heel veelkleurig. Dat is ook het mooie aan Nederland. Maar we hebben hier heel vaak debatten in de Kamer over het punt dat de verschillen ons ook in de weg kunnen zitten. En ik vind het belangrijk om juist dat punt ook te adresseren. Die kloof — wat u een vervelende benaming vindt — tussen Den Haag en het platteland is er wel degelijk. Er zijn verschillen. Als ik in mijn regio kom en uitleg hoe er in Den haag nagedacht wordt over bepaalde onderwerpen, vindt men dat soms echt heel moeilijk te begrijpen. Waar ik dus vooral toe oproep is om elkaar beter te begrijpen. Of dat nou om de tegenstelling tussen stad en platteland gaat of om andere aspecten in de samenleving die verschillen vergroten, daar vraag ik aandacht voor. Ik vond het rapport-Remkes dat toch wel weer goed raken. En het raakte mij persoonlijk ook, omdat ik het herkende.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Juist het rapport van Remkes raakte mij ook persoonlijk. Ik woon namelijk op het platteland. Er werd gedaan alsof het platteland één mening heeft en alsof de stad één mening heeft. Als ik daarnaar vraag bij mevrouw Van Dijk, dan zegt zij: mensen in de regio begrijpen vaak niet wat er in Den Haag gezegd wordt. Maar ik denk dat mensen hier in de Schilderswijk ook niet begrijpen wat hier gezegd wordt. Zijn begrijpelijk taalgebruik en helder beleid geen dingen die voor alle inwoners van Nederland belangrijk zijn? Waarom moet je dat nou steeds versimpelen tot een kloof tussen twee groepen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik denk dat simpele wet- en regelgeving en simpel taalgebruik de basis vormen voor de overbrugging van die kloof. Ik probeer ook in ieder debat, ook in de Algemene Financiële Beschouwingen, simpele taal te gebruiken. Dat doe ik juist omdat ik het zo belangrijk vind dat iedereen die luistert onze soms complexe materie — of materie die wij heel complex maken — kan begrijpen. Ik denk dus dat daar voor ons allen een taak ligt. Maar dat wil niet zeggen dat wij onze ogen niet open moeten houden voor constateringen die er liggen en gevoelens die er heersen. En die wil ik ook graag een plek geven en aandacht geven.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat mevrouw Van Dijk terecht de regionale dimensie weer aanhaalt. Maar wat mij toch verbaast, betreft twee dingen. Het eerste is dat zij dat regionale kiesstelsel elke keer van stal haalt. Juist op verzoek van haar partij heeft de staatscommissie-Remkes gekeken naar het regionaal kiesstelsel. De staatscommissie heeft dat stelsel verworpen en heeft gezegd: nee, we moeten naar dat andere kiesstelsel toe, naar "Met één stem meer keus". Dat is ook voorgelegd aan de Raad van State. Vervolgens heeft de minister aangekondigd één ding te gaan wijzigen, en dat is om bij de samenstelling van deze Kamer de voorkeursstem relatief minder invloed te gaan geven dan partijen. Daardoor komen er — in ieder geval in de doorrekening — uiteindelijk juist minder regionale kandidaten in deze Kamer. Mijn vraag is wat mevrouw Van Dijk van die aanpassing vindt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Volgens mij is het andersom. Dat wordt mij nu door iemand aan de zijkant ingefluisterd, en dat was ook mijn overtuiging. Ik denk dat het goed is dat we daarover helderheid krijgen. Maar ik vind het wel heel interessant dat Remkes een aantal jaren geleden iets heeft geconstateerd en dat hij nu in gesprek is gegaan met een heel groot deel van de samenleving. Naast de mening van de minister daarover ben ik eigenlijk ook wel benieuwd of Remkes nog steeds dezelfde conclusie zou trekken als de conclusie die hij toen heeft getrokken.

De heer Sneller (D66):

De conclusie van Remkes was toen al dat de Randstad oververtegenwoordigd is. Het kiesstelsel dat hij voorstelt in zijn commissie, doet daar wat aan. We moeten dat zo snel mogelijk invoeren. Dan komen er ten opzichte van de huidige situatie veel meer regionale kandidaten in deze Kamer. Alleen, door de aanpassing die de minister voorstelt op het eindadvies van Remkes, worden dat er weer minder. Dus dat is mijn vraag aan mevrouw Van Dijk. Wil zij ook dat de invloed van de kiezer op de samenstelling van deze Kamer uiteindelijk gemaximaliseerd wordt, waardoor er juist zo veel mogelijk regionale kandidaten komen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dat is uiteindelijk wel in ieder geval onze bedoeling.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van Meijeren voor een punt van orde.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel. Ik heb een klein puntje van orde. Ik kom een beetje in de knel met mijn agenda, omdat ik zo een conflicterende afspraak heb. Ik vraag me af of er bezwaar tegen is als ik na 17.30 uur aan het woord zou komen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's. Dat betekent dat u dan als laatste spreker op de sprekerslijst wordt gezet. Ik weet natuurlijk niet of dat om 17.30 uur is. Ik zet u gewoon als laatste spreker op de lijst.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dat zou alles moeten kunnen oplossen.

De voorzitter:

Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan gaan we dat op die manier doen.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks. Ik stel voor dat we daarna even een paar minuten schorsen. Na die schorsing gaan we verder met mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Speciaal tegen meneer Bosma: met trots en met een nog groter gevoel van verantwoordelijkheid dan anders spreek ik hier vandaag bij deze begrotingsbehandeling ook namens de PvdA.

Ik wil beginnen met het Noord-Hollandse Hobrede. Daar staat een dorpshuis met de naam De Zwaan. Je kunt er een workshop herfstboeketten maken volgen, je kunt er leren hoe je likeur maakt en er wordt geklaverjast. Het is een ontmoetingsplek voor de dorpsbewoners en de plek waar je toneel kunt spelen bij de toneelvereniging Nieuw Leven, of een potje kunt biljarten. Het is er 17 graden. In coronatijd was het dorpshuis dicht, maar gelukkig heeft het bestuur de afgelopen 30 jaar een buffertje opgebouwd. Ze zijn aan het isoleren. De achterwand is van 7 centimeter naar 19 centimeter gegaan, met isolatie. Ze hebben 34 zonnepanelen en ledverlichting gekregen. Toch gaat de energierekening van €290 naar €400. €110 extra is voor een dorpshuis in een dorp met 175 inwoners niet gemakkelijk. Het liefst zou het bestuur verder verduurzamen, zoals met toneellampen op led en een andere manier van verwarmen, maar daar is geen geld voor.

Ik sta wat langer stil bij dit voorbeeld uit Hobrede, omdat het niet op zichzelf staat. Mijn collega's Mohandis en Westerveld hebben zich hardgemaakt voor de zwembaden, de gymzalen en de sporthallen die de energierekeningen zien stijgen, voor sportclubs waardoor kinderen en volwassenen gezond blijven en waar vrijwilligers onmisbare mensen zijn om de buurt leefbaar te houden. Die gezondheid is soms echt van levensbelang. Gisteren meldden de zwemleraren dat er echt grote groepen kinderen zijn die nu niet leren zwemmen vanwege de gestegen energierekening en de zwembaden die moeten sluiten. Dat is natuurlijk een schande in een waterrijk land als Nederland.

Die instellingen hebben te maken met hoge energierekeningen, maar ook met opzeggingen van mensen die door hun eigen hoge energierekening de contributie niet meer kunnen betalen. Dorpshuizen, buurthuizen, sportclubs en bibliotheken: ze hebben allemaal hetzelfde probleem, en daarmee ook de gemeenten, die al dan niet moeten bijpassen. Mijn vraag aan de minister is: herkent zij het door mij geschetste probleem?

Om gemeenten tegemoet te komen voor 2023 hebben de PvdA en GroenLinks vanmorgen een amendement ingediend om de gemeenten te helpen. Er staat een bedrag in van 300 miljoen euro. Dat hebben wij berekend op basis van onze informatie, maar ik zeg nu alvast tegen de minister: als zij denkt dat het om een ander bedrag gaat, dan hoor ik dat graag onderbouwd van haar terug.

Ook al wordt het amendement aangenomen, dan zijn we er nog niet. Anderen hebben er vandaag ook al over gesproken. Bij de inventarisatie die ik deed bij gemeenteraadsleden, burgemeesters en wethouders over de instandhouding van hun voorzieningen kwam nagenoeg iedereen met de zorg voor 2026 en daarna. Gemeenten moeten nu een sluitende meerjarenbegroting maken. Dat lukt ze niet goed, zoals de wethouder uit Castricum mij schreef: met de stijgende inflatie en de stijgende kosten in het sociaal domein maak ik mij zorgen over alle voorzieningen. Heel veel op het bordje van gemeenten vraagt om langjarige financiële duidelijkheid. De wethouder van Groningen schreef: er is sprake van een toenemende tweedeling tussen groepen inwoners. Verder noemde hij de energietransitie en de wooncrisis: "We moeten keihard werken om klimaatbestendig te worden. We lopen achter de feiten aan met de ICT. We moeten fietspaden, wegen, riolering en bruggen onderhouden. Al deze problemen vragen om langjarige investeringen."

Gemeenten weten totaal niet waar ze aan toe zijn. In de feitelijke vragenronde stelden we de vraag waar het bedrag van 1 miljard euro voor de transitie na 2022 op gebaseerd is. Het antwoord van de minister was: dat is beschikbaar gesteld in aanloop naar een nieuwe systematiek. Met zo'n antwoord lijkt het alsof de minister ook nog niet het begin van een idee heeft van wat er na 2025 gaat gebeuren. Dat vind ik heel zorgelijk. Graag hoor ik van de minister of, en zo ja hoe, zij de gemeenten en hun inwoners gerust kan stellen over de periode na 2025.

Voorzitter. De PvdA en GroenLinks willen dat de overheid die het dichtst bij de burger staat, de gemeente, voldoende in staat is om haar belangrijke taken uit te voeren. Niet alleen financieel, maar ook wat betreft de uitvoering van het beleid. Inwoners die van het kastje naar de muur worden gestuurd en keer op keer tevergeefs melding maken van bijvoorbeeld discriminatie op de woningmarkt, verliezen hun vertrouwen in de overheid. Wat gaat het kabinet doen om het vertrouwen van de samenleving terug te winnen? Hoe staat het met alle goede voornemens die het kabinet heeft opgeschreven?

Tot slot onze democratie. Burgers willen dat de overheid er voor hen is als dat nodig is en dat ze kunnen meepraten over de manier waarop besluiten tot stand komen. Dit betekent dat we verkiezingen nodig hebben waar de opkomst hoog is en waaraan ook jongeren vanaf 16 jaar meedoen. Er moeten ook nieuwe vormen van democratie komen, die burgers, en dan niet alleen de hoogopgeleide usual suspects, in staat stellen om actief mee te doen met het nemen van beslissingen in hun eigen leefomgeving. Het parlement moet in staat zijn om zijn werk goed te doen. Dit betekent dat we met elkaar de vraag moeten beantwoorden of ons parlement nog steeds de goede omvang heeft. En we moeten altijd de juiste en volledige informatie tot onze beschikking hebben. Wat gaat de minister doen om dat voor elkaar te krijgen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is nog steeds de begroting Binnenlandse Zaken. Ik geef het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie voor haar eerste termijn.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Aalten, Amsterdam, Elburg, Gouda, Schouwen-Duiveland en Hoorn. Wat hebben deze plaatsen gemeen? 1572, de geboorte van Nederland. Het belangrijke jaar in de vorming van ons land. Niet dat we het nadien over alles eens waren of dat de democratische rechtsstaat al tot volle bloei was gekomen, maar er was wel een groeiende verbondenheid. Ondanks de verschillen tussen protestants en katholiek, tussen voor- en tegenstanders van de Prins van Oranje, tussen noord en zuid, west en oost, dat feit bepaalt een deel van de identiteit van ons land. Het is goed dat er ook dit jaar op zo veel plekken wordt stilgestaan bij de geboorte van Nederland. 450 jaar later is Nederland een constitutionele monarchie, een democratische rechtsstaat die verankerd is in de Grondwet. Vandaag bespreken we de begroting van de hoeder van deze kostbare gegroeide vrijheden van onze Grondwet. We bespreken de begroting van het moederdepartement van Binnenlandse Zaken. Tegelijk, zoals ook de Atlas van Afgehaakt Nederland laat zien, is deze begroting er een in een land waar eenheid en verbondenheid niet vanzelfsprekend zijn en waar we op dat gebied veel werk te verzetten hebben. Mensen hebben niet zonder meer vertrouwen in de overheid en in het Rijk. En soms hebben ze dat zelfs niet in elkaar.

Mijn bijzondere zorgen gaan daarbij uit naar de groep Nederlanders, ongeveer een derde, die dreigt af te haken of is afgehaakt. De oplossing die het SCP aandraagt, is helder: wees betrouwbaar. Dat vraagt om een dienstbare en begrijpelijke overheid, om politici en bestuurders die luisteren en betrouwbaar zijn. Daarom heb ik een paar vragen. Al eerder pleitte mijn partij voor één loket, één plek waar de overheid makkelijk toegankelijk is, welke vraag je ook hebt. Te vaak voelen mensen zich van het kastje naar de muur gestuurd of raken ze verstrikt in overheidsdiensten die van zichzelf af wijzen, terwijl het door henzelf allemaal geassocieerd wordt met diezelfde overheid waarvoor we belasting betalen om het collectieve goede te bevorderen. Onze samenleving is voor de mensen die het meeste hulp nodig hebben, vaak genoeg al mega-ingewikkeld. Mijn collega Stieneke van der Graaf heeft eerder een motie ingediend om werk te maken van dit ene loket. De pilot loopt, is bijna afgelopen, en ik vraag de minister welk gevolg deze gaat krijgen. Wat wil ze op welke termijn structureel maken? Mijn tweede vraag: wat is eigenlijk het sectorplan van de overheidsdienstverlening als corona onverhoopt heviger wordt? Ik heb het nog niet gezien. En zou dat bij uitstek niet het moment zijn om van de nood een deugd te maken en die eenloketgedachte daarin op te nemen?

Voorzitter. Ik hoorde collega's al vragen naar de integriteitstoets voor lokale bestuurders als we het hebben over betrouwbaarheid. Wanneer verwacht de minister dit wetsvoorstel naar de Kamer te kunnen brengen? Ik kan aansluiten bij de vragen die zijn gesteld over het Gemeentefonds, de herverdeling, en de uitwerking die die zal hebben.

Het CDA sprak al over het uitdaagrecht. We zien dat er een goed nieuw wetsvoorstel ligt. Ik ben daar blij mee en kijk uit naar de behandeling. Ik zou de minister wel willen vragen om ook goed in te gaan op wat er decentraal wordt verwacht en hoe we daar ook de lokale actie op gaan zien.

Voorzitter. Tegelijkertijd zijn wij de afgelopen jaren flink met de neus op de feiten gedrukt bij de opvang van asielzoekers, de hoge energierekening of de eenzaamheid tijdens de coronacrisis. De overheid kan simpelweg niet alle mensen bereiken die hulp nodig hebben, al zouden we het willen. Juist daarom is een sterke samenleving zo van vitaal belang. Een sterk maatschappelijk middenveld is goud waard, en dan ook juist de rol van kerken, van religieuze hulporganisaties. Daar wil ik wat langer bij stilstaan. Vorige week nog gaven kerken aan tot 10.000 opvangplekken voor statushouders te kunnen bieden. In de coronatijd nam Kerk in Actie het voortouw met het platform #nietalleen, zodat mensen die eenzaam zijn zich net iets minder eenzaam kunnen voelen. Ik weet dat deze minister een hart heeft voor het publieke domein waarin vrijwilligersnetwerken, verenigingen, sport, maatschappelijke organisaties en kerken omzien naar hun naasten. Ze benoemde dat niet voor niets gisteren in het mooie interview in Trouw. Het komt er echter wel op aan dat wij deze hulporganisaties en de kerken de ruimte blijven gunnen om dat werk te doen. In de week dat het Leger des Heils bekendmaakte 135 warme buurtkamers open te stellen voor de allerarmsten, kwam in Rotterdam de liberale pavlovreactie om weer eens te verbieden dat het Leger des Heils van zijn werknemers vraagt dat zij dezelfde diepste overtuiging delen, de overtuiging vanwaaruit die mensen hun werk doen. Maar zou het niet zo kunnen zijn dat in dit geval de vrijheid van vereniging tot uiting komt omdat mensen vanuit eenzelfde diepste overtuiging willen blijven omkijken naar mensen die geen hulp hebben? Door overal toegang te eisen voor ieder individu wordt de vrijheid van vereniging uitgehold.

Ik vraag de minister van Binnenlandse Zaken om het heldere Tweeluik religie en publiek domein, dat in 2020 geactualiseerd werd, met de VNG blijvend onder de aandacht te brengen, om religiestress te voorkomen en een sterk maatschappelijk middenveld aan te moedigen. Met een pittige winter voor de boeg, met groeiende eenzaamheid onder ouderen, die heel vaak nog wel bereikt worden door de kerken, begrijp ik eerlijk gezegd niet zo goed waarom de gegevensuitwisseling van kerken, die probleemloos verloopt, ter discussie moet worden gesteld omdat de kerken geen groot maatschappelijk belang dienen.

Voorzitter. Mijn laatste twee punten. Allereerst de grensregio.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Dekker-Abdulaziz.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik hoor de ChristenUnie spreken over de SILA. Daarom haak ik even aan. Vindt de ChristenUnie dan dat voetbalverenigingen je wel moeten volgen voor de rest van je leven?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik probeer heel duidelijk aan te geven wat het zwaarwegend maatschappelijk belang van kerken is. Ik sta stil bij dat punt. Ik probeerde niet de hele SILA-discussie open te trekken. Dat kunnen we wel doen, maar ik zocht even in de 323 bladzijden van de begroting van Binnenlandse Zaken en daar staat de SILA niet bij naam genoemd. Ik vind het opvallend dat we eens in de vier jaar als Kamer iets moeten zeggen over het maatschappelijk middenveld en hoe belangrijk dat is. Daar schaar ik ook de kerken onder. En ja, dan is het zo dat, als we het hebben over SILA — ik word een beetje uitgedaagd — ik het heel mooi vind dat je je daar op een makkelijke manier kunt uitschrijven. Dat is al jaren zo. Ik ken daar geen klachten over. Als je op de site van SILA kijkt, kan dat makkelijk. Eerlijk gezegd, als we kijken naar de omvang van de kerken en de mensen die daar met name aangesloten zijn, weet iedereen allang hoe je je daar op een of andere manier uit kunt schrijven, ook al zou je dat niet willen. Het volgen, wat hier met een soort insinuatie wordt gezegd, betekent heel vaak concreet dat iemand in een verzorgingshuis, die verhuist naar een verpleeghuis in een andere plaats, nog bezoek kan krijgen van een vrijwilliger van een kerk. Nou, dat vind ik geen schande; dat vind ik een groot goed.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dank voor het antwoord. Ik betwist het maatschappelijk belang van kerken helemaal niet. Daar vinden wij elkaar. Dit hele gebeuren gaat om het onnodig te veel gegevens bewaren van mensen. Geconstateerd is dat dit in strijd is met de wet, nog ongeacht de discussie over maatschappelijk belang. Is de ChristenUnie het met ons eens dat het niet zou moeten kunnen dat een organisatie, welke dat dan ook is, je gegevens zomaar van de BRP haalt en je blijft volgen voor de rest van je leven?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Maar dan geef je dus een verschillende waardering aan wat van zwaarwegend maatschappelijk belang is. Daar is telkens ook de discussie over geweest met de Autoriteit Persoonsgegevens. De Kamer en opeenvolgende kabinetten hebben gezegd: dat wegen wij anders, zeker omdat het niet een levenslang volgen is waar je niet makkelijk af kunt komen. Als je getagd wordt, door wie dan ook, hebben we daar allemaal intrinsiek heel veel moeite mee. Dat voel ik mee. Maar hier gaat het erom dat je heel makkelijk met een druk op de knop of een briefje kunt zeggen: dat wil ik niet. Dat is voor iedereen bekend.

We weten dat bij een grote groep oudere Nederlanders de eenzaamheid toeneemt en dat de verbondenheid zo belangrijk is. Uit de Atlas van Afgehaakt Nederland blijkt zo mooi hoe die verbondenheid er is, daar waar er gemeenschappen zijn. Dat zetten we onder druk als we hierin verandering gaan brengen, want het is niet eenvoudig om je dan weer aan te melden en te zorgen dat je wel gevolgd wordt. We zetten dus iets onder druk waar niemand hinder van ondervindt, omdat we hier willen dat we alles precies met hetzelfde schaartje knippen. Dan zeg ik: laten we het belang leggen op wat van waarde is om het publieke domein te versterken. Dan wil ik best met u kijken wat redelijke oplossingen kunnen zijn voor uitwassen of dingen die niet lekker gaan. Vanzelfsprekend.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dank voor het antwoord. Daar willen we in november verder over spreken.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dan moet ik mevrouw Dekker teleurstellen, of eigenlijk verblijden. Dan is mevrouw Van der Graaf namelijk weer terug van de parlementaire enquête. Aan haar heeft ze nog veel meer plezier dan aan mij. Dat weet ik zeker.

Voorzitter, de laatste twee punten. De grensregio. In Aalten wordt niet alleen het jaar 1572 gevierd. Gelukkig niet, zeg. Het heeft nog veel meer moois. Het is een van de gemeenten aan de grens. Dat zijn gebieden waarin Den Haag soms aanvoelt als een verre vriend, en steden als Antwerpen, Aken en Münster als een goede buur. Samenwerking over die grens is niet altijd eenvoudig, onder meer door blokkades in wet- en regelgeving. Als ik meer tijd had, zou ik daar voorbeelden bij hebben. Nu zou ik willen vragen welke mogelijkheden de minister ziet om op het gebied van wet- en regelgeving nog een slag te slaan, om zo te laten zien dat wij niet alleen een verre vriend zijn, maar ook gewoon een goede buur.

Voorzitter. Mijn laatste twintig seconden gaan over het bergingsprogramma vermiste vliegers. Dat loopt. Dat is heel mooi. Dat is een nationaal bergingsprogramma waar de minister prachtig bij gesproken heeft. Ik zie echter nog veel meer kansen om de jeugd daarbij te betrekken, omdat we zo het verhaal vertellen over hoeveel onze vrijheid waard is. En dan kom ik bij het begin van mijn betoog, want zo zijn wij hier met elkaar Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter. Wij leven in zorgelijke en gevaarlijke tijden. De Amerikaanse president heeft hardop gezegd dat een nucleaire oorlog dichterbij is dan ten tijde van de Cubacrisis. Experts achten de kans hierop gelukkig nog zeer klein, maar met Poetin als een kat in het nauw weten wij het nooit. De eerste vraag die ik daarom aan onze minister van Binnenlandse Zaken wil stellen, is of wij als Nederland wel voldoende voorbereid zijn op het geval dat de bom valt. Vanuit deskundigen klinkt namelijk stevige kritiek over onvoldoende schuilkelders, geen bescherming van havens, energiecentrales of drinkwatervoorziening, en ontbrekend perspectief voor de bevolking over wat te doen als de bom valt. 30 jaar van bezuinigingen op Defensie lijkt ons ook op dit terrein bijzonder kwetsbaar te hebben gemaakt. Graag een reactie van de minister. Is er eigenlijk wel een rampscenario?

Dan naar het binnenland. Ons dreigingsniveau blijft volgens de NCTV met niveau 3 substantieel. Volgens de NCTV is de voedingsbodem onder het jihadistisch terrorisme in Nederland nog steeds levendig aanwezig. Kenmerkend daarbij is de onvoorspelbaarheid van die stroming. Al zijn er op dit moment weinig recente ontwikkelingen in Nederland en Europa, de dreiging is aanzienlijk en de kans op een aanslag in ons land is nog altijd voorstelbaar. De NCTV stelt dat naar verwachting dit jaar verschillende personen vrij zullen komen die zijn veroordeeld voor terroristische misdrijven of voor een uitreis naar Syrië en Irak. De terugkeer van uitreizigers en de vrijlating van jihadisten die nu nog gevangen zitten, vergroten die terreurdreiging. Mijn vraag is in hoeverre de AIVD zicht heeft op die groep. Vormt die groep een direct gevaar voor de Nederlandse samenleving? Graag een reactie.

Dan een heel ander thema, eerder aangestipt door diverse collega's: het vertrouwen van mensen in de politiek en in politici. Dat zakt naar een steeds bedenkelijker niveau. Ik zei het al tijdens het omgangsvormendebat: we staan er als politiek gewoon heel slecht voor, een enkele uitzondering daargelaten. Het gemiddelde rapportcijfer van het kabinet is een 3,3. Als ik vroeger een 3,3 haalde, durfde ik dat thuis niet te vertellen. Ik vraag mij af of u nog wel oké slaapt met zo'n rapportcijfer. Alle mooie beloftes over een radicaal nieuwe bestuurscultuur ten spijt: hoe analyseert een minister van BZK het wantrouwen? Waardoor komt het? Wat is daar volgens haar het antwoord op?

Dan kom ik bij afgehaakt Nederland, of zoals Sigrid Kaag zei: wie zijn toch die mensen? Nou, in de Atlas van Afgehaakt Nederland kun je dat heel goed lezen. Daarin beschrijven René Cuperus en Josse de Voogd hoe groot de maatschappelijke verschillen zijn en hoe ze zijn verworden tot inmiddels onoverbrugbare kloven. Ik hoor mensen uit de wat meer elitaire partijen hier ter plaatse vaak zeggen: dat zijn tokkies, domme boeren en mensen die hun eigen ontevredenheid projecteren op de overheid. De atlas laat ons zien dat het probleem veel dieper zit en vooral wordt veroorzaakt door beleid zonder draagvlak. Dat maakt mensen boos. Wij merken dat bij JA21 als wij in de provincie langs de zalen gaan. Bijvoorbeeld in Tubbergen, waar een hotel werd omgekat tot een azc, of bij de windturbines aan de Noorder IJplas bij Amsterdam, op een paar honderd meter van een woonwijk, of bij boeren wier leven de boerderij is maar die op een kaartje van mevrouw Van der Wal moeten lezen dat hun bedrijf er volgend jaar niet meer zal zijn, enzovoorts. Statushouders in Utrecht krijgen een huis waarvoor gewone mensen tien jaar op een wachtlijst staan, en nemen vervolgens direct ontslag om thuis te gaan zitten — werkeloos, maar wel met een uitkering. Dat doet mensen inderdaad afhaken. Dat zijn de boosmakers aan de keukentafel. Veel afgehaakte mensen leven inderdaad op het platteland, ver weg van de elites. Daar zien we, zeker de laatste jaren, een kaalslag op het gebied van scholen, winkels, huisartsen, cafés, sportclubs en pinautomaten. Ze verdwijnen, en de laatste bushokjes inmiddels ook.

Maar ook de middelgrote gemeenten hebben moeite met het openhouden van hun dorpshuizen en zwembaden. En niet alleen het sluiten van voorzieningen is een probleem, ook de manier waarop de overheid spreekt over afgehaakt Nederland. Ik spreek trouwens liever van "vergeten Nederland". Dat is van belang, want het was Remkes die vorige week zei dat het juist de progressieve culturele elite is die niet in de gaten heeft dat er in grote delen van het land heel anders wordt aangekeken tegen zaken als stikstof, asiel en klimaatdwang. Maar ja, wie zijn dan toch die mensen?

Voorzitter. Ik zit regelmatig te piekeren over die kloof tussen aangehaakt en afgehaakt Nederland. Ik ben eens gaan rondneuzen in de 4.086 rapporten die met name door de heer Tjeenk Willink zijn geschreven in de loop der jaren. Dan zien we een burgerraad, een districtenstelsel, andere kieslijsten, verplicht op werkbezoek in de provincie, de gekozen burgemeester, een dunner regeerakkoord, écht dualisme, meer lager opgeleiden in de Kamer, enzovoorts enzovoorts. Er is zo ontzettend veel bedacht en voorgesteld, maar het echte succesnummer zit er volgens mij niet bij. Zelf zie ik de oplossing deels in het systeem. Ik geloof in een hechtere band tussen kiezer en gekozene, maar zeker ook in onze eigen prestaties en de taal die wij spreken. Zoals mijn grote leermeester het destijds simpel en doeltreffend zei: zeg wat je doet en doe wat je zegt.

In dit verband hebben we al eens eerder stilgestaan bij de lokale partijen. Als er nu één bewezen succesformule is in ons land en in onze democratie, dan zijn het toch wel de lokale partijen. Inmiddels hebben zij een aanhang van meer dan 30% in de gemeenten en besturen ze in 75% van de gemeenten ook gewoon mee. En ze groeien nog steeds. Mensen vertrouwen de lokale partij, omdat die van hen is, van hun dorp of stad, en alleen van hun dorp of stad. Lokale partijen hoeven zich niets aan te trekken van landelijke oekazes of landelijke verkiezingsprogramma's. Door hun stem op de lokale partij kunnen kiezers ook afrekenen met "Den Haag", waar politici meer met zichzelf bezig lijken te zijn dan met hun stad.

De pijn van dit verhaal is dat de lokale partijen nog altijd geen subsidie ontvangen, terwijl de landelijke partijen die wel krijgen. Dat is totaal oneerlijk. Dat is ook onrechtvaardig. Vorig jaar diende ik daarom samen met mevrouw Van der Plas een motie in om in de Wet op de politieke partijen de gelijke subsidiëring van partijen op lokaal en op landelijk niveau decentraal te regelen. Die motie is helaas gestrand. Maar de motie-Van Dijk werd wel aangenomen. Mijn vraag is heel simpel: hoe staat het nu met het aangekondigde wetsvoorstel inzake de aanpassing van de subsidiëring van politieke partijen? Dat wetsvoorstel was aangekondigd voor november van dit jaar. Dat wetsvoorstel zou een begin kunnen maken met de aanpak van de discriminatie binnen het stelsel van financiering van politieke partijen.

Voorzitter. Ik hou twee minuten over voor de collega's van JA21. Daar zullen ze heel blij mee zijn. Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop, SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik dank u zeer voor het woord. Ik zou willen beginnen met een vraag aan u, maar ook aan hare excellentie de minister. Welke bijzonderheden kenmerkten de verkiezingen van 1922? Ik denk dat u beiden onmiddellijk zou zeggen: dat was het jaar waarin de SGP in de Tweede Kamer kwam. Dank voor deze sympathieke reactie. Die is correct. Alleen, ik doelde eigenlijk op iets anders. Het was voor het eerst dat het algemeen individueel kiesrecht effectief werd toegepast in de huidige vorm. Dat is toch een bijzonderheid om bij stil te staan. Een andere bijzonderheid om bij stil te staan, is dat er toen ook een soort hogere drempel werd gecreëerd, waardoor het inderdaad extra bijzonder was dat de SGP een zetel in de Kamer kon innemen. Sindsdien is de SGP gestaag gegroeid. Ik onderstreep even het woord "gestaag" en wat minder het woord "gegroeid", maar de groei is wel gestabiliseerd, zal ik maar zeggen.

Ik heb ook nog even gekeken naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het is in die periode geweest dat het moederdepartement fors werd afgeslankt. Onderwijs werd verzelfstandigd. Sociale Zaken werd verzelfstandigd. Landbouw werd verzelfstandigd. Sindsdien gaat ook het departement van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in afgeslankte vorm door het leven. Gelukkig hebben we nog steeds een minister die dat ministerie mag dienen.

Voorzitter. Ik wil de inbreng van de SGP verdelen in twee hoofdthema's. Ik wil eerst ingaan op een aantal zaken die het ambt van de overheid raken. In de tweede plaats wil ik, met excuus in de richting van collega Bromet, stilstaan bij de kloof tussen Randstad en regio, oftewel stad en platteland. Dat doe ik heel bewust, omdat wij daar de ogen niet voor moeten sluiten. Als dat op een prominente manier onder de aandacht van mensen wordt gebracht — politici, bestuurders, hier moeten jullie wat mee — dan moet je daar serieus over nadenken en niet blijven steken in een ontkenningsfase, zal ik maar zeggen. Maar dat is een flauw speldenprikje in de richting van mevrouw Bromet, dat ik geenszins negatief bedoel.

De minister van Binnenlandse Zaken heeft een belangrijke rol in het beschermen van de rechtsstaat en het waarborgen van de grondrechten van burgers. We hebben in de afgelopen tijd verontrustende situaties gezien, zoals de situaties rondom boeren en uithuisplaatsingen. Daarom heb ik toch een oprechte vraag, vanuit het diepst van mijn hart. Wat doen wij als we constateren dat de overheid de rechtszekerheid van burgers niet waarborgt en handelt in strijd met toezeggingen en wettelijke normen? Dat raakt me echt, omdat dat de bijl is aan de wortel van de rechtszekerheid en de democratische rechtsstaat zoals we die kennen. Afgehaakt Nederland heeft er alles mee te maken. Het vertrouwen in de overheid heeft er alles mee te maken. Daarom leg ik de volgende vraag graag voor aan de minister. Wat doen we als zelfs inspecties de hoop opgeven en aangeven dat toezicht niet tot verbetering leidt? Ik ben benieuwd naar de visie van de minister op haar verantwoordelijkheid hierin. En wanneer komt trouwens de uitwerking van de plannen voor de rijksinspecties?

Dan drie punten die ik onder dit kopje verder wil belichten. Allereerst iets over de Grondwet. De regering schrijft in de begroting fier dat de minister van BZK de hoeder van de Grondwet is. Prachtig. Volgend jaar beleven we weer een jubileum, want dan is het 175 jaar geleden dat de Grondwet van 1848, die toch funderend is geweest voor onze democratische rechtsstaat, is aanvaard. Hoe gaat de minister hier aandacht aan besteden tegen de achtergrond van de actuele uitdagingen?

Dan het punt van de waarnemend burgemeester. Wij zien graag de hoofdlijnen tegemoet van het wetsvoorstel om de positie van de waarnemend burgemeester te verbeteren. Ik heb dat punt eerder aan de orde gesteld, naar aanleiding van een concrete casus. Mijn vraag is of het niet goed is om daar met een brede blik naar te kijken en bijvoorbeeld de herbenoeming erbij te betrekken. Wat zijn de criteria daarvoor? En deelt de minister de mening dat de keuze om een waarnemend burgemeester te benoemen, geen instrument mag zijn om geesten rijp te maken voor herindeling of fusie?

Dan het derde punt: gelijke behandeling. De minister van BZK is verantwoordelijk voor de Algemene wet gelijke behandeling. Wij hebben een beetje de indruk dat die taak actiever kan worden ingevuld. Het is bijvoorbeeld opvallend dat het wetsvoorstel over zelfidentificatie in de burgerlijke stand, zoals dat nu in behandeling is, alleen is ondertekend door Justitie en Onderwijs, terwijl indringende afwegingen wat betreft gelijke behandeling aan de orde zijn. Het lijkt erop dat nauwelijks rekenschap wordt gegeven van bijvoorbeeld de consequenties van de uitzonderingen in het Besluit gelijke behandeling. Hoe ziet de minister haar rol hierin?

Dan het tweede punt: de groeiende tegenstellingen tussen Randstad en regio. Achter de zorgen van de boeren schuilt een groeiende afstand tussen Randstad en landelijk gebied, zoals naar voren komt in het rapport-Remkes. Het lijkt wel of er twee werelden zijn die elkaar steeds minder begrijpen. Collega Van der Staaij sprak bij de Algemene Beschouwingen al over een babylonische spraakverwarring. Veel burgers ervaren een groeiend verschil in economische positie en kansen, en zien belangrijke voorzieningen verdwijnen. Denk aan het sluiten van de laatste school in het dorp, het weghalen van bushaltes en het verdwijnen van pinautomaten, om maar een paar zaken te noemen.

Ik wil in dit verband een drietal punten hier aan de orde stellen, voor zover die de verantwoordelijkheid van het ministerie raken. Allereerst het punt van de eerlijke spreiding van werkgelegenheid. Om voldoende kansen op werk te bieden aan inwoners buiten de regio is werkgelegenheid bij de rijksoverheid een belangrijke factor. Het jaarlijkse overzicht riep bij ons toch wat vragen op. We zien hier en daar een plusje, maar het is bijvoorbeeld opvallend dat alleen al de toename van het aantal banen vanuit de rijksoverheid in Zuid-Holland in 2021 groter is dan het totale aantal banen vanuit de rijksoverheid in Zeeland. Er is dus een minieme stijging in Zeeland ten opzichte van andere provincies. De provincies Friesland, Flevoland, Limburg en Zeeland zijn sterk onderbedeeld, met Zeeland als absolute dieptepunt. Zouden we daarin niet meer sturend moeten optreden, bijvoorbeeld met richtlijnen voor een evenredige verdeling?

Dan het punt van de herindelingen. Deze thematiek is een opvallende afwezige in het kabinetsbeleid. Het gaat bij herindelingen om besluiten die de leefomgeving van de burgers direct raken. Mijn vraag is: welke positieve rol kan het kabinet hierin vervullen? Geldt het beleidskader van het vorige kabinet onverkort of moeten we nieuwe accenten verwachten? De SGP vindt dat we lering moeten trekken uit ervaringen van recente herindelingen. De heer Van Diepen, inwoner van de voormalige gemeente Sint Pancras, schreef bijvoorbeeld een dik boek over het ontstaan van de nieuwe gemeente Dijk en Waard. Het is zeer het lezen waard. Hij stelt onder meer dat de uitvoering van draagvlakonderzoek duidelijker omschreven moet worden om "veldslagen" bij herindelingen te beperken. Gaat de minister zulke concrete suggesties overwegen? Ik herinner u ook nog even aan de casus van Groningen en Haren. Die onderstreept ook dat daar nog wel wat te winnen is, zal ik maar zeggen. We vragen de minister om daarop te reflecteren.

Dan tot slot de kiesdrempel. De minister heeft aangekondigd de restzetelverdeling in gemeenten te willen aanscherpen. Dat vindt de SGP een beetje moeilijk te volgen. Hoe is nu aannemelijk te maken dat juist deze restzetels bijdragen aan bestuurlijke impassen? Kijk bijvoorbeeld naar de gemeente Den Haag. Daar heeft alleen FVD dit jaar een restzetel gekregen die net niet op eigen kracht werd gehaald. Die ene zetel was toch echt niet de oorzaak van de lange formatieduur. Het probleem lijkt bijvoorbeeld eerder gelegen in de slinkende omvang van de grote partijen. De SGP hoort dan ook graag hoe de minister kijkt naar de effecten voor kleine gemeenten. Kan de huidige verdeling daar niet juist bijdragen aan een betere afspiegeling, waarbij partijen met één zetel soms een bemiddelende rol kunnen vervullen?

Voorzitter. Ik laat het hierbij en dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken is voor nogal wat verantwoordelijk, voor iets essentieels. Zij is namelijk de hoeder van de Grondwet, waaronder dus ook artikel 1 van onze Grondwet: iedereen wordt in Nederland in gelijke gevallen gelijk behandeld. Ze is verantwoordelijk voor de aanpak van discriminatie en de daarbij behorende wetgeving. Ze heeft een coördinerende rol in de aanpak van discriminatie. De minister van Binnenlandse Zaken is daarmee eigenlijk de belangrijkste minister voor DENK. Want de minister van Binnenlandse Zaken moet de strijd van DENK strijden. Die strijd van DENK is de strijd voor gelijke behandeling. De strijd van DENK is de strijd voor een overheid die keihard stelling neemt tegen discriminatie. Het is de strijd tegen etnisch profileren, de strijd om mensen die discrimineren te bestraffen, de strijd om de overheid te vrijwaren van discriminerende en racistische algoritmen en de strijd voor een Nederland waarin iedereen zichzelf kan zijn. De kernvraag die DENK vandaag wil bespreken, is: ziet DENK die strijd voldoende terugkomen in de begroting? Maar het antwoord op die vraag is: nee, zowel in de financiën als in de beleidsvoornemens onvoldoende.

Ik heb eerder al aangegeven dat het antidiscriminatiebeleid door deze regering financieel wordt gediscrimineerd. Met het totale bedrag van ongeveer 30 miljoen euro gaat een schandalig klein bedrag van de totale rijksbegroting naar discriminatiebestrijding. 0,00007% van de totale rijksbegroting van 400 miljard voor een probleem waar een kwart van de mensen in Nederland mee te maken heeft. Zoveel mensen worden kapotgemaakt door racisme en discriminatie. Maar als het erom gaat om daar ook voldoende geld voor vrij te maken, om racisme en discriminatie aan te pakken, dan geeft de regering gewoon onvoldoende thuis. Dan wordt dat financieel gediscrimineerd. Dan komt het onderaan de prioriteitenlijst. Een totale karigheid van slechts €500.000 is er met het coalitieakkoord deze nieuwe periode bij gekomen tegen discriminatie. Dan kan ik alleen maar zeggen dat partijen zoals D66 bij de financiële onderhandelingen echt lagen te slapen. Vrijwel niks binnengehaald op dit punt, nada, niente. Maar we hebben gelukkig een kans om dat goed te maken.

Maar wat is het gevolg hiervan? Dit is het gevolg. Als ik tijdens debatten vraag aan deze minister "voer nou bijvoorbeeld weer een publiekscampagne uit voor de vergroting van de meldingsbereidheid, want we weten dat het een groot probleem is dat mensen discriminatie ervaren en dat niet melden", dan zegt deze minister: kan ik niet, geen geld voor. Als je zoiets basaals als een publiekscampagne voor de meldingsbereidheid tegen discriminatie niet kan uitvoeren omdat je daar geen geld voor hebt, hoe kan je als regering dan volhouden dat je voldoende geld hebt vrijgemaakt voor het antidiscriminatiebeleid? En als ik tegen de minister zeg "die nationaal coördinator voor discriminatie- en racismebestrijding, doe daar nou even wat meer geld bij, want die heeft nu echt te weinig geld om zijn werk te doen; die kan nu alleen zijn bureaukosten betalen, maar we willen meer werk maken van beleidsvoorbereiding, van maatregelen tegen discriminatie", dan zegt deze regering, deze minister: kan niet, geen poen voor, geen geld voor.

Maar we kunnen van het budget dat we in de afgelopen tijd hebben uitgegeven aan discriminatiebestrijding niet zeggen dat dat zo goed heeft gewerkt, want de ervaren discriminatie in Nederland ligt gewoon nog op hetzelfde niveau als voorheen. Kijk naar het onderzoek van het SCP dat onlangs is uitgekomen: tweedegeneratie-, derdegeneratiejongeren met een migratieachtergrond ervaren gewoon meer discriminatie dan de generaties daarvoor. Het aantal makelaars dat discrimineert, blijkt nog steeds torenhoog; elk jaar weer een onderzoek waaruit blijkt dat 70, 80% van de makelaars discrimineert. Het aantal mensen dat overheidsdiensten ontvlucht — pas weer een voorbeeld bij de politie — vanwege discriminatie bij de overheid rijst nog steeds de pan uit. Hoe kan deze minister nou blijven volhouden dat er dan voldoende geld naar discriminatiebestrijding gaat? Hoezo, waar baseert deze minister dat op? De cijfers staan op rood. We komen onvoldoende vooruit. Als ik iets basaals vraag als een publiekscampagne, dan is daar geen geld voor. Hoezo — zo vraag ik via u, voorzitter, aan de minister — is er voldoende geld beschikbaar gesteld voor de bestrijding van discriminatie? Want we zien zo veel bombastische voornemens en mooie zinnen tegen discriminatie en racisme in het coalitieakkoord en de begroting, maar materieel is het te weinig. Deze minister loopt daarmee de kans dat zij de minister wordt van lege dozen als het gaat om discriminatiebestrijding. Mooi verpakte dozen, met een strikje van grondwettelijkheid en artikel 1 erop, maar als je ze uitpakt, zijn die dozen leeg.

Voorzitter. Dat moet anders, écht anders. Daarom heeft DENK een aantal voorstellen gedaan om het budget voor discriminatiebestrijding op te hogen, allemaal keurig gedekt, en bescheiden. Het zijn praktische voorstellen om er financieel een tandje bij te doen. Wij hebben een amendement ingediend om de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme er komend jaar 1 miljoen euro bij te geven, om zo te voldoen aan het advies om ervoor te zorgen dat die uiteindelijk 5 miljoen moet krijgen, en de Nationaal Coördinator dus ook meer werk kan maken van beleid tegen discriminatie. Deelt de minister met mij dat we de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme volgend jaar die 1 miljoen euro erbij moeten geven?

Wij hebben ook een amendement ingediend om de aanbeveling van de Nationaal Coördinator te volgen en maken €250.000 vrij voor een nationaal onderzoek tegen moslimdiscriminatie. Want een heel groot gedeelte van de Nederlandse moslims loopt aan tegen discriminatie. Het is goed dat we onderzoek doen naar waar in de samenleving dat gebeurt, hoe dat gebeurt en in welke mate. Alleen als je goed weet wat het probleem is, kan je het probleem gedegen aanpakken. Deelt de minister de mening van DENK dat we dit onderzoek volgend jaar nog moeten uitvoeren?

We hebben ook een amendement ingediend om €500.000 vrij te maken voor een publiekscampagne om de meldingsbereidheid te vergroten. Want mensen melden racisme en discriminatie helaas nog steeds onvoldoende in Nederland. Dat heeft te maken met het feit dat ze geen vertrouwen meer hebben in de overheid, omdat de overheid zelf mensen heeft gediscrimineerd. Het heeft er ook mee te maken dat ze onvoldoende bekend zijn met de mogelijkheid om te melden. Het is goed dat de antidiscriminatievoorzieningen volgend jaar gaan opereren onder één naam, maar als uiteindelijk niemand weet wat die naam is, hebben we daar vrij weinig aan. Deelt de minister de mening dat het goed zou zijn als we volgend jaar budget vrijmaken voor een publiekscampagne voor de ADV's en voor de meldingsbereidheid?

Voorzitter. We hebben ook een amendement ingediend om €150.000 vrij te maken zodat antidiscriminatievoorzieningen een onderzoek kunnen doen naar woningmarktdiscriminatie. Dan kunnen ze de makelaars die discrimineren, als dat blijkt uit het onderzoek, daarop aanspreken. Dat was een aanbeveling uit de laatste monitor. Want wat kan je doen met de praktijktesten tegen woningmarktdiscriminatie? Strafrechtelijk kan je helaas nog niks, maar als je het onderzoek laat uitvoeren door een antidiscriminatiebureau, kunnen zij die bedrijven wel aanspreken. Ziet de minister hier ook de toegevoegde waarde van in?

We hebben ook €150.000 vrijgemaakt om gemeentes in staat te stellen om die rol op zich te nemen en regionaal iets te doen tegen woningmarktdiscriminatie. We zien dat woningmarktdiscriminatie in bepaalde gebieden in Nederland meer voorkomt, dus laat de gemeentes daarvoor een regionale aanpak opstellen.

Voorzitter. We hebben €500.000 vrijgemaakt om aandacht te geven aan de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie op 21 maart. Bewustwording is key. Ik zie dat dat een vraag oproept bij mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Als het nog mag.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's. Ja, we geven u een extra vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ken de heer Van Baarle en de fractie van DENK als harde werkers. Jullie hebben keurige amendementen gemaakt. Die keuzes liggen voor en daar gaan we straks over stemmen. Wat ik me afvraag bij de keuzes die u ons voorlegt, is in hoeverre extra geld en extra onderzoek een panacee zijn voor het probleem dat we zien, namelijk de nieuwe generaties die meer discriminatie voor hun kiezen krijgen dan hun ouders. Ik heb het zelf net ook genoemd; ik vind het werkelijk verschrikkelijk.

De heer Van Baarle (DENK):

Jazeker, want als je wat wil doen in de praktijk, als je maatregelen wil uitvoeren, is daar capaciteit voor nodig. En er is geld nodig voor het inregelen van capaciteit. De overheid reserveert er op dit moment onvoldoende geld voor. Stel dat we regionaal meer werk willen maken van het bestrijden van woningmarktdiscriminatie. Als wij gemeenten daar gericht onderzoek naar willen laten doen en willen dat zo'n gemeente, als blijkt dat makelaars discrimineren, die makelaars bij de oren kan pakken en kan zeggen "waar ben jij nou mee bezig?", is er wel geld nodig om gemeenten die capaciteit te geven. Er is ook geld nodig als we antidiscriminatievoorzieningen de mogelijkheid willen bieden om onderzoek te doen, zodat zo'n antidiscriminatievoorziening een discriminerende makelaar bij de oren kan pakken. Ik zie dat mensen veel te weinig discriminatie melden, omdat onbekend is waar ze die kunnen melden. Dan is er dus geld nodig voor een campagne om de meldingsbereidheid op te hogen. Wij doen concrete, praktische voorstellen, maar ook bescheiden voorstellen, omdat ik inmiddels weet dat een amendement waarin je een substantieel bedrag verschuift in de begroting, per definitie afgeschoten wordt. Maar mijn wensen gaan nadrukkelijk een stuk verder. Ik hoop dat we binnenkort, na de volgende verkiezingen, iemand in vak-K hebben zitten die nadrukkelijker aan de knoppen kan zitten.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat moet je maar hopen inderdaad, dat dat allemaal kan. Ik denk — daar komt mijn vraag vandaan — dat het nuttig besteed geld is als we middelen geven voor bekendheid en het doen van onderzoek als je meldingen krijgt. Maar een vraag om meer onderzoek of een groter bureau voor de Nationaal Coördinator zou ook weleens kunnen leiden tot verstoppertje spelen, tot niks doen: "Want we hebben toch een Nationaal Coördinator en we doen toch onderzoek?" We weten al zo veel. We weten al zo veel over waar discriminatie plaatsvindt. Er wordt bestuurlijk gezien weggekeken. Het wordt maatschappelijk gezien normaal gevonden om het te doen. Dan denk ik dus: is het doen van meer onderzoek en het stutten van de Nationaal Coördinator wel de panacee? Volgens mij zou het goed zijn als we gaan nadenken over waar signalen niet opgepakt worden. Zo hebben we ook gezegd dat we discriminatie bij de politie echt niet meer te tolereren vinden. Een lange strijd waarin DENK ook een belangrijke rol heeft gespeeld. Denkt de heer Van Baarle nou echt dat op het moment dat we extra onderzoek gaan doen, we het dan oplossen?

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, als mevrouw Leijten mijn bijdrage samenvat met alleen maar het doen van onderzoek, dan denk ik dat zij mijn bijdrage niet juist samenvat, maar volgens mij bedoelt mevrouw Leijten dat ook niet. We moeten allebei doen. We moeten onderzoek doen om te weten hoe specifieke vormen van discriminatie een uitwerking hebben in de samenleving. Ik noem bijvoorbeeld moslimdiscriminatie. We moeten beter onderzoeken hoe dat werkt, waar dat plaatsvindt en waar het vandaan komt dat mensen het gore lef hebben om op iemand neer te kijken alleen maar omdat die een hoofddoek draagt. Wat zit daar achter? Hoe komt dat? Dat moet je begrijpen voordat je er iets aan kan doen. Dus onderzoek kan zeker nuttig zijn. Maar DENK wil niet alleen onderzoek doen. Wij zijn voor verhoging van straffen. Wij zijn voor alternatieve vormen van straffen. Wij zijn voor vergroting van de capaciteit bij de politie, zoals het landelijk invoeren van discriminatierechercheurs. Mevrouw Leijten heeft een terecht punt als het alleen bij onderzoek zou blijven, maar daar staat DENK niet voor.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Baarle (DENK):

DENK wil er dus geld bij voor het antidiscriminatiebeleid, en snel, want we kunnen niet wachten. De mensen die gediscrimineerd worden in Nederland en last hebben van racisme kunnen niet wachten. We hopen dan ook dat deze minister bereid is om mee te denken met onze amendementen. En daar kijken wij graag naar uit.

Voorzitter. Ook qua uitvoering kunnen we nog een hoop doen op het gebied van antidiscriminatie. Een voorbeeld van iets wat DENK op dit gebied irriteert — laat ik het maar gewoon ronduit zeggen — is de brede doorlichting van de overheidsorganisatie op racisme en discriminatie. Die motie van DENK is een flinke tijd geleden aangenomen en inmiddels heb ik al bij drie debatten aan de minister gevraagd wanneer die doorlichting van de overheidsorganisatie op racisme en discriminatie gaat plaatsvinden. Want we weten dat de overheid heeft gediscrimineerd en we weten dat het nog op vlakken kan gebeuren. Elke keer was het antwoord van deze minister: ja, dat gaat de staatscommissie uitvoeren. En dan vraag ik nog een keer wanneer het gebeurt en dan is het antwoord: ja, dat gaat de staatscommissie bedenken. En dan stel ik een schriftelijke vraag wanneer het gebeurt en dan is het antwoord: ja, de staatscommissie heeft een zittingsperiode van vier jaar. Dus het concrete antwoord is dat we binnen een tijdsframe van nu en vier jaar die doorlichting kunnen verwachten. Ik wil graag aan de minister vragen om gewoon in de tweede termijn met een concreet antwoord te komen. Wanneer liggen de uitkomsten van die doorlichting op het bureau van de minister en kan de Kamer die tegemoetzien?

Voorzitter. Er is ook een motie van DENK aangenomen om het antidiscriminatiebeleid te voorzien van targets, streefcijfers. Maar ook dat wordt op de lange baan geschoven, naar een mogelijk volgend plan van de Nationaal Coördinator. Ik zou graag van deze minister de toezegging willen dat we in de volgende begroting gewoon streefcijfers en beleidstargets voor het antidiscriminatiebeleid zien. Dat lijkt mij zeer belangrijk om te doen.

De Nationaal Coördinator heeft ook de aanbeveling gedaan om te gaan kijken naar Bibob-beleid. Dat is een specifieke aanbeveling. De Nationaal Coördinator heeft gesignaleerd dat organisaties van een bepaalde religieuze signatuur er eerder uit gepakt zouden worden door gemeenten. Is de minister bereid om de aanbeveling van de Nationaal Coördinator uit te voeren om dat Bibob-beleid onder de loep te nemen?

Dan kom ik bij de staatssecretaris, die ook gaat over een ongelofelijk belangrijk onderwerp, namelijk een overheid die niet digitaal discrimineert. Daar mag deze staatssecretaris de vaandeldrager voor zijn. DENK steunt het dat we een staatssecretaris hebben die daar werk van maakt. Alleen, ook op dit punt heeft de fractie van DENK een aantal vragen. Waarom is de staatssecretaris niet bereid om een aangenomen DENK-motie uit te voeren om in Nederland een wet in te voeren die voorschriften voorschrijft voor zowel de overheid als private partijen over hoe ze maken dat een algoritme niet discrimineert? Want ik vond de afdoening van die motie, waarbij de staatssecretaris zei dat het in een of andere EU-verordening geregeld ging worden, te vaag. We kunnen daar in Nederland gewoon nu al werk van maken en die voorschriften in een wet vastleggen. Iedereen weet dan waar hij aan toe is. Waarom is de staatssecretaris niet bereid om dat gewoon zo snel mogelijk te doen, conform een aangenomen motie die om een wet vraagt?

Voorzitter. Dan hebben we de handreiking non-discriminatie by design. Het is goed dat die handreiking er is. Waarom lees ik dat de staatssecretaris maar aan tien organisaties binnen de overheid gaat vragen of ze die handreiking kennen? Ik zou graag willen dat dat breder gebeurt. Wanneer gaat de algoritmewaakhond, die we bij de Autoriteit Persoonsgegevens beleggen, uiterlijk aan de slag?

Voorzitter. Deze staatssecretaris is chef van de opruimactie vervuilde data. Is er op enig moment, waar bij de overheid dan ook, iemand gesanctioneerd als er werd geconstateerd dat er gebruik werd gemaakt van digitale algoritmen die discrimineren? Is er binnen de rijksoverheid ooit een sanctie verbonden aan het feit dat we geconcludeerd hebben dat er sprake was van een discriminerend algoritme?

Voorzitter. Tot zover de vragen van DENK die zien op een Nederland dat meer gelijkwaardigheid moet kennen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. De meerderheid van de Nederlanders geeft de politiek een onvoldoende. Dat blijkt uit de laatste cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ik had al zo'n vermoeden dat ik niet de eerste ging zijn die dat vandaag opmerkte. Het gaat om echte mensen met echte problemen en meningen. Dat moeten we ons allemaal aantrekken. We hebben het vertrouwen van Nederlanders namelijk nodig om Nederland en Europa in de juiste richting te bewegen. Om het vertrouwen te herstellen, moeten we kijken naar de aard van het gebrek aan vertrouwen in de politiek. Het SCP-rapport staat vol met mensen die aangeven waarom ze de politiek wantrouwen.

Ik noem een paar voorbeelden. "De regering maakt forse inbreuken op onze grondrechten", "de regering is niet transparant met betrekking tot het leveren van adequate informatie in de Tweede Kamer, zodat de Tweede Kamer niet in staat is om adequate controle uit te oefenen, met alle risico's van dien voor de democratie", "er wordt in de regering te veel gelogen en te veel aan zichzelf en beeldvorming gedacht", "men is niet open, transparant en eerlijk genoeg" en "de politiek luistert niet naar de mensen, maar neemt beslissingen waar wij niets over te zeggen hebben".

Voorzitter. Ik wil mijn inbreng ophangen aan die kritieken: ten eerste de omgang met de rechtsstaat en grondrechten, ten tweede het gebrek aan transparantie van de overheid en ten derde het gebrek aan luisterend vermogen van de politiek.

Voorzitter. Eerst de rechtsstaat. De regering gaat daar soms slordig mee om. We zien dat op meerdere plekken. Na veel aandringen van de Kamer is het namelijk nog steeds niet duidelijk welke algoritmes de overheid allemaal gebruikt en of ze mogelijk discrimineren. De archivering van sms'jes is niet op orde en er wordt wetgeving gemaakt die niet in lijn is met onze grondrechten en met internationale verdragen.

Neem bijvoorbeeld de inlichtingendiensten. Het kabinet diende een tijdelijke cyberwet in. Die ging afgelopen zomer in consultatie. Het ging daar eigenlijk meteen mis. Het voorstel wordt gepresenteerd als een tijdelijke wet, maar wijzigt het huidige systeem op fundamentele plekken. Het wordt makkelijker om tapbevoegdheden in te zetten terwijl het toezicht wordt beperkt en het is niet langer nodig om het van tevoren gedetailleerd toe te lichten wanneer internetverkeer in bulk wordt afgetapt. Hier wordt rechtstreeks inbreuk gemaakt op de vrijheden van Nederlanders, via een tijdelijke wet die er met spoed doorheen wordt gejaagd. Dat is in mijn ogen onzorgvuldig. Het is juist deze minister die de grondrechten moet waarborgen. Althans, zij coördineert dat. Mijn vraag aan de minister is dan ook: gebeurt dat voldoende? Hoe ziet de minister de rol van het ministerie van BZK en haar eigen rol als minister om de grondrechten uit de Grondwet en internationale verdragen te handhaven? Hoe kan hier bindender opvolging aan gegeven worden? Dat moet verder gaan dan vrijblijvende handreikingen. Kan de minister bijvoorbeeld ingrijpen wanneer haar collega's de randen van onze grondrechten opzoeken? Doet ze dat ook? Op welke manier?

Voorzitter. Ik wil hier het belang van eerlijke toegang tot de macht en de integriteit van bewindspersonen onderstrepen. Mensen hebben recht op een overheid die zij vertrouwen. Elke schijn van belangenverstrengeling of oneerlijke toegang moet daarom voorkomen worden. Het voorbeeld van de overstap van oud-minister Van Nieuwenhuizen is al vaker in de Kamer besproken. Ik heb hierover ook schriftelijke Kamervragen gesteld, waarvan ik hoop dat ze binnenkort beantwoord worden. Ik benoem het nu, omdat dit soort gevallen het gevoel van eerlijke toegang tot de macht en integriteit ondermijnen. De Nederlandse aanpak is tot nu toe een gevalletje "te weinig, te laat". Ondanks de goede pogingen van oud-minister Ollongren en de huidige minister Bruins Slot spelen sanctie- en handhavingsmechanismen ertussendoor. In het huidige beleid ontbreekt het gevoel van urgentie.

Nederland miste voor de tweede keer de deadline voor het informeren over het implementeren van de anticorruptieaanbevelingen van GRECO, de Europese anticorruptiewaakhond. Hiermee geeft Nederland naar mijn mening een verkeerd signaal af, want de schijn wordt gewerkt dat we onszelf boven de Europese regels en afspraken stellen. Dat is misschien niet zo, maar de schijn wordt gewerkt. Dat is in mijn optiek een kwalijk iets. Het wordt dan wel heel erg lastig om kritisch te zijn op andere landen waar rechtsstatelijke principes geschonden worden. Daarom is mijn vraag aan de minister of zij GRECO heeft laten weten dat er nog geen opvolging is gegeven aan de aanbevelingen, en op welke manier zij dit gedaan heeft. Heeft zij bijvoorbeeld een brief gestuurd? Wat is daar dan in gezegd? Wat is daarin ook het perspectief?

Dan een ander punt, namelijk lobby. Lobby is niet per definitie slecht. Neem bijvoorbeeld een scholenvereniging die aanklopt bij de lokale wethouder. Lobby moet wel transparant en controleerbaar zijn om te voorkomen dat de toegang tot de macht scheefgroeit. Dat geldt niet alleen voor de rijksoverheid, maar ook voor onze decentrale overheden. Daarom wil ik de minister vragen hoe dit volgens haar te verkopen is. Hoe is het mogelijk dat in gemeenten en provincies nauwelijks zicht is op wie toegang heeft tot burgemeesters, wethouders en gedeputeerden? Welke stappen kunnen er volgens de minister genomen worden om hier wel grip op te krijgen? Is het bijvoorbeeld een idee om expliciet in de Gemeentewet op te nemen dat het college van B en W zorg moet dragen voor transparantie in de uitvoering van de publieke taak? Graag hoor ik wat de minister hiervan denkt.

Voorzitter. Om de toegang tot de macht voor burgers te verbeteren en daarmee het vertrouwen weer terug te krijgen, moet de politiek beter luisteren naar burgers zelf. Daarom benadruk ik vandaag opnieuw het belang van actieve burgerparticipatie. Een van de manieren om als overheid te laten zien dat je naar burgers luistert, is door hun de instrumenten te geven om zelf actief aan beleid bij te dragen. Dit kan door burgerberaden en burgerbudgetten in te stellen. Het burgerberaad klimaat is een goede stap in de richting van democratische vernieuwing, maar Volt zou graag zien dat er een permanent burgerforum wordt ingesteld na dit initiatief. Daarom vraag ik de minister of zij bereid is om, parallel aan het proces dat nu loopt rondom het burgerforum klimaat, een onderzoek te laten uitvoeren naar wat er juridisch en financieel nodig zou zijn om een permanent burgerberaad in te stellen in de vorm van een openbaar lichaam.

Dan de burgerbudgetten. In het kader van "Europees denken, lokaal doen" kijkt Volt graag naar dat wat in andere landen al werkt, waar andere landen op ons voorlopen. Een van die landen op het gebied van burgerbudgetten is Schotland. Ik wil de minister vragen of zij bekend is met de manier waarop Schotland burgerbudgetten inzet. In Schotland wordt dit onder andere gebruikt om gericht armoede te bestrijden en om participatie onder afgehaakte groepen te vergroten. Wat vindt de minister van het idee om 1% van de gemeentebudgetten te oormerken als burgerbudget, zoals dat nu in Schotland wettelijk verplicht is?

Voorzitter, tot slot. Het beschermen van de democratie kan niet zonder de voedingsbodem voor onvrede en polarisatie weg te halen. We moeten als politiek alle zeilen bijzetten om onze democratie en rechtsstaat te verdedigen, in Nederland en in Europa. Om dat in Europa te bereiken, moeten we meer grip krijgen op het politieke proces in Brussel. Juist vanuit de Kamer zou er veel kennis over en goede ondersteuning voor dat Europese proces aanwezig moeten zijn. Om dat te bevorderen zal ik morgen een voorstel indienen om de EU-ondersteuning van de Kamer uit te breiden.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Dan geef ik het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. We leven in een wereld die wordt geregeerd door het idee van schaarste, winst en eigen bezit, het idee dat we te veel wensen en behoeften hebben maar te weinig middelen om in die behoeften te voorzien. En dus creëren we concurrentie: het gevecht om die beperkte middelen in handen te krijgen en te houden. In essentie is dat waar een neoliberaal en kapitalistisch systeem om draait: ervoor zorgen dat niet jij maar een ander aan het kortste eind trekt. In een wereld waarin de belangen van de vrije markt boven mens, natuur en klimaat worden geplaatst, gaat de strijd om eigendom altijd ten koste van iemands bestaansrecht. In een wereld die inzet op het almaar vergroten van economische winsten vormen uitsluiting, discriminatie en racisme dé voorwaarden om een samenleving draaiende te houden: winst voor de één betekent armoede voor de ander. Belastingvoordeel voor de één onthuist een ander. En productiviteit voor de één gaat ten koste van de bestaanszekerheid van een ander.

Voorzitter. Onder de tirannie van het kapitalisme wordt je waarde bepaald door hoeveel de samenleving aan jou kan verdienen. Wat ben je waard? En dus worden mensen met een beperking aan de kant geschoven, is er geen plek voor chronisch zieken, ben je als queer persoon een bedreiging voor de status quo en brengt het beschermen van dieren, natuur en klimaat een hoop, te veel, kosten met zich mee. Zo'n samenleving kent al eeuwenlang de gewoonte om mensen van kleur, en zwarte mensen in het bijzonder, te laten leven en werken onder onmenselijke omstandigheden. We leven in een samenleving waarin de meest basale mensenrechten, onze grondrechten, dagelijks worden geschonden, al dan niet door de overheid zelf, of door een overheid die voor die schendingen medeverantwoordelijk is en er de vruchten van plukt.

Juist in zo'n samenleving is het zaak dat wij onze grondwettelijke verplichtingen ten opzichte van burgers — dat zijn inwoners van dit land — nimmer uit het oog verliezen. Ik dank de minister dan ook voor haar uitgebreide brief over constitutionele toetsing, als reactie op de motie die ik vorig jaar heb ingediend. Het is een positief teken dat het kabinet gelooft dat rechtsbescherming van burgers ten opzichte van de overheid sterke verbetering behoeft. Ik kan goed meegaan met de voorkeur die het kabinet uitspreekt voor gespreide toetsing. Ik snap dat het procedureel en materieel laagdrempeliger voor burgers is om bij elke rechtbank te kunnen aankloppen. Ik vraag me echter wel af hoe die toegankelijkheid wordt gewaarborgd op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Hoe vallen de bijzondere gemeenten onder deze verkenning? Kunnen de bewindspersonen toezeggen dat ze de Kamer hier voor het eind van het jaar over informeren?

Want ook daar, en ik wil zelfs zeggen voorál daar, is de rechtsbescherming van burgers ten opzichte van de Nederlandse overheid van immens belang. Sterker nog, in juli van dit jaar heeft de Bonairiaanse consumentenbond Unkobon een noodbrief gestuurd naar de staatssecretaris om zo snel mogelijk een sociaal minimum vast te stellen, niet eentje dat gebaseerd is op een gedateerd en vooral fictief ijkpunt, maar een sociaal minimum dat de daadwerkelijke kosten van levensonderhoud dekt. Al twaalf jaar — twaalf jaar! — faalt onze overheid erin om Nederlandse staatsburgers aan de andere kant van de oceaan gelijkwaardig te behandelen. En dat is overigens voor mij een belangrijke reden, zeg ik richting de VVD, om over "burgers" te spreken. Niet alle burgers van dit land zijn inwoner van Nederland. Nu zien Bonairianen zich dus gedwongen om naar de rechter te stappen. Ik wil de bewindspersonen vragen hierop te reflecteren. Hoe kan het dat het zover is gekomen? Hoe kan het vervolgens dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba niet in deze verkenning zijn meegenomen?

Daarnaast baart het me zorgen dat het de voorkeur heeft van het kabinet om slechts de klassieke grondrechten constitutioneel te laten toetsen, en niet ook de sociale. Waar de lijn tussen de wet en de politiek bij de klassieke grondrechten, zoals het kiesrecht, de vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, het recht op privacy of het discriminatieverbod, waar de heer Van Baarle vandaag zo gepassioneerd over heeft bijgedragen, zich helder laat tekenen, zijn het juist de sociale grondrechten die zo belangrijk zijn voor de bestaanszekerheid van inwoners. Bij sociale grondrechten spreken we namelijk over de economische, sociale en culturele rechten. Dat zijn onder andere het recht op huisvesting, op sociale zekerheid, op gezondheidszorg en op onderwijs. Het zijn de niet-tastbare rechten, zou je haast kunnen zeggen. En dat zijn nou juist de grondrechten die in de afgelopen kabinetten structureel door deze overheid werden geschonden.

Ik kan me voorstellen dat de lijn tussen politieke keuzes en wetgeving hier heel erg dun is. Maar ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak zien een mogelijkheid om de sociale grondrechten te laten toetsen, mits daar een nadere beschouwing aan te pas komt. Mijn vraag aan de minister is natuurlijk of zij bereid is zo'n beschouwing te laten uitvoeren, het liefst natuurlijk nog binnen een jaar.

Voorzitter. Juist waar het bestaansrecht van burgers dag in, dag uit bedreigd wordt, moeten burgers het kabinet erop kunnen aanspreken. Neem bijvoorbeeld de wooncrisis. Of het nou gaat om het aanbod van betaalbare woningen of om lokale wetten die hele groepen uitsluiten van een woning, de gemene deler is het niet voldoen aan de grondwettelijke taak die toeziet op huisvesting en gelijkwaardigheid. En dat mogen wij onszelf kwalijk nemen. Volkshuisvesting is een pijnlijke dood gestorven, compleet vermorzeld door de grijpgrage, koude handen van het neoliberalisme. De markt die haar vervangt, is elke dag een heel pijnlijk aandenken aan hoe het ooit was en hoe het hoort te zijn.

En terwijl wij dit alles met machteloosheid en lede ogen aanzien, worden zij die de strijd aangaan met dit onrecht gestraft, want er bestaat nog altijd een verbod op kraken. Nog altijd is het opeisen van je grondwettelijke recht, namelijk een plek om te wonen, beschut tegen kou, regen, weer en wind, strafbaar in Nederland. En nog altijd wordt de voorkeur gegeven aan de pandjesbazen en grote bezitters. Nog altijd worden aan hun eigendom meer rechten toegeschreven dan aan ons grondwettelijke bestaansrecht.

Voorzitter. Een lap grond, een oud pand, een woning of een wijk: het zijn geen ondernemingen of onderwerpen van een financiële uitputtingsslag. Het zijn de fundamenten van dat bestaansrecht, waar mensen leven, opgroeien, zich ontwikkelen, waar mensen moeten kunnen zijn. Dat betekent dat het anders moet. Gelukkig kan het ook anders. Dat zit hem niet in het schuiven met wat percentages of het afwegen van fiscale belangen. Dat zit hem, zoals u mij vaker hoort zeggen, in een fundamentele herziening. Wat vinden we belangrijk? Meer nog: wie vinden we belangrijk? Mijn antwoord op die vraag is altijd hetzelfde: mensen, hun noden, hun rechten, hetgeen zij van ons mogen verwachten en hetgeen zij van ons mogen eisen. Dat betekent: volkshuisvesting, wonen weer als recht zien, maar vooral ook als recht behandelen. Woningcorporaties moeten dus in publieke handen gebracht worden en afstand nemen van de verstikkende concurrentiemaatschappij.

Wat burgers ook van ons mogen eisen, is gelijkwaardigheid, niet de uitsluiting, discriminatie en racisme die inherent zijn aan een neoliberale samenleving, maar radicale gelijkwaardigheid tussen alle inwoners van het land. Dat land, wij, hebben nu gelukkig een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Die heeft vorig maand een heel mooi eerste actieplan gepresenteerd. Daarin pleitte hij onder andere voor het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden, het afschaffen van de Rotterdamwet, het toestaan van het dragen van religieuze uitingen bij politie en boa's en 1 juli verheffen tot nationale feestdag. Ik vraag het kabinet nogmaals hoe het die maatregelen uit dit actieplan gaat uitvoeren en bekostigen. Hoe gaat het er in de praktijk uitzien? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat niet alleen haar ministerie, maar bijvoorbeeld ook de ministeries van JenV of OCW daadwerkelijk aan de slag gaan met deze adviezen? Anders is het werk van de NCDR slechts symbolisch en kunnen we het toevoegen aan de eindeloze lijst van onderzoeken, adviezen en ideeën over het tegengaan van discriminatie en racisme in de samenleving. Het zou zo zonde zijn.

Voorzitter. Het punt is namelijk dat in aanvulling op het waardevolle werk van de NCDR ons maatschappelijk middenveld en grassrootsorganisaties deze maatregelen al jaren voorstellen. Zie bijvoorbeeld het Zwart Manifest, het Regenboogakkoord, het Feministisch Manifest, het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking. De vraag aan de minister is of ze bereid is om ook deze stukken aan te nemen en te gebruiken ter verbetering en borging van grondrechten van iedereen.

Dan tot slot, voorzitter, iets wat voor mij en mijn partij elke dag leeft. Op 1 juli 2023 is het 150 jaar geleden dat de Nederlandse slavernij niet alleen op papier, maar ook daadwerkelijk werd afgeschaft. We staan op een punt in de geschiedenis waarop er beweging komt in het herdenken hiervan, waarop het besef van de gruwelijkheden en de gevolgen daarvan langzaam indaalt, waarop we steeds meer leren te beseffen dat dit verleden nog ontzettend sterk doorleeft in het heden, ons aller heden. Vaak denkt dat men dat heling een opdracht is aan nazaten van de tot slaaf gemaakten, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat ook de nazaten van de daders veel aan heling te doen hebben. Dankzij de talloze activisten en organisaties die zich hiervoor eindeloos, soms met gevaar, hebben ingezet groeit ook dat besef. Ik kan niet genoeg blijven onderstrepen hoeveel belang mijn partij hecht aan excuses, maar meer nog aan de acties die in het kader van reproductive justice aan die excuses verbonden zullen moeten worden. 400 jaar aan kolonialisme en slavernij heeft namelijk blijvende schade aangericht en desastreuze gevolgen gehad voor miljoenen mensen. Vele miljoenen levens worden er nog steeds door benadeeld.

Dankzij rondetafelgesprekken en delegatiereizen langs de voormalige koloniën hebben Kamerleden en de bewindspersonen hier vandaag aanwezig veel kennis opgedaan. Ze hebben indringende en mooie gesprekken gevoerd. Dat leerproces mag wat mij betreft niet eenmalig zijn. Daar mag het niet bij blijven. Ik ben eigenlijk benieuwd hoe deze bewindspersonen zich zullen gaan inzetten om al die verborgen en verzwegen verhalen — het zijn er duizenden — naar de oppervlakte te brengen. Daarom heeft mijn partij vorig jaar een motie ingediend om een Koninkrijksbrede conferentie te organiseren om de kennis over het koloniale en slavernijverleden en haar gevolgen te verdiepen ter bevordering van Nederlands beleid en de Koninkrijksbrede gelijkwaardigheid. Er was ook een motie om het Zwart Manifest als leidraad te nemen voor beleid tegen afrofobie en een motie om verhalen over antikoloniale verzetshelden structureel in te bedden in de Nederlandse canon en onderzoek, om daarin breed op te trekken met organisaties bestaande uit nazaten. Die moties zijn allemaal weggestemd, maar ik ben benieuwd hoe de bewindspersonen inmiddels, een jaartje later, tegenover deze ideeën staan. En die laatste motie gaan we dit jaar opnieuw indienen, bij OCW, maar ik hoor heel graag wat voor samenwerkingen deze bewindspersonen daarin zien.

Voorzitter, zo'n beetje tot slot iets over de 7 miljoen euro voor het herdenkingsjaar van 150 jaar afschaffing slavernij. Ik ben benieuwd of de minister ons kan vertellen waaraan deze gelden zullen worden besteed. Bij wie komen deze terecht? Hoe kunnen mensen daarvoor aanvragen indienen en wat zijn de criteria? En heel belangrijk, komen overzeese initiatieven ook in aanmerking voor deze gelden? En in welke samenhang en coördinatie wordt dit herdenkingsjaar georganiseerd, zodat er een gestructureerde en samenhangende, maar ook bevredigende integrale aanpak ontstaat? Zijn de verschillende parlementen en eilandsraden erbij betrokken? Het mag niet zo zijn dat we de fout maken om volgend jaar vooral te zenden zonder inachtneming van de wensen en noden van onze koninkrijksgenoten.

Voorzitter. BIJ1 staat erop dat de beschikbare middelen ten goede komen aan organisaties en collectieven bestaande uit direct betrokkenen en nazaten van de tot slaaf gemaakten, want niets over ons, zonder ons. Dat moet het leidende principe zijn in alles wat we als overheid doen.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Haga, Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Nederland staat in brand en op ieder departement is er wel een grote crisis. En op Binnenlandse Zaken is dat de crisis op de woningmarkt, een markt die na twaalf jaar wanbeleid eigenlijk helemaal geen markt meer is. De vraag naar woningen is geëxplodeerd door de ongecontroleerde migratie van 100.000 migranten per jaar en het aanbod is nauwelijks toegenomen, doordat de overheid voor iedere oplossing wel een probleem creëert door te grossieren in paarse krokodillen.

Het bureaucratisch stikstofschandaal, de CO2-paniek, duurzaamheidseisen, verplichte warmtepompen, gasloos bouwen en de pfas-nonsens raakten de woningmarkt midscheeps. Het tergend trage vergunningsproces hielp ook al niet, net als het reguleren van de vrijesectorhuren en het instellen van de WOZ-cap. En daarbovenop kwamen ook de verhuurderheffing en allerlei beperkingen op financieringen en het verbod op het maken van rendement, hetgeen heeft geleid tot een totaal bouwinfarct. In de volksmond noemen we dit inmiddels het Hugo-effect, een door de overheid verstoorde markt waarbij de vraag blijft toenemen en het aanbod verschraalt.

Ondanks het feit dat de minister voor Volkshuisvesting niet aanwezig is, wil ik hem namens Belang van Nederland toch een aantal oplossingen aanreiken. Stimuleer bijvoorbeeld woningcorporaties om meer sociale woningen te bouwen. Het is goed dat de verhuurderheffing is komen te vervallen, maar nu moeten ze ook aan de bak. Stimuleer het splitsen van grote woningen, want dit leidt onmiddellijk tot meer woningen. Schaf de kostendelersnorm af, zodat mensen kunnen samenwonen zonder hun uitkering te verliezen. En verbeter, vereenvoudig en versnel het vergunningsproces voor bouwvergunningen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, misschien wilt u dit ook zeggen: er is een speciaal wetgevingsoverleg Wonen en Ruimtelijke Ordening op 7 november met zoveel spreektijd als gewenst. Dat wilde ik nog even toevoegen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, wanneer de begrotingen eraan komen, beslissen we altijd met elkaar hoe we die behandelen. We hebben echt met de hele commissie in twee rondes besloten dat we Wonen apart doen. Het is dus precies zoals u zegt. We doen dat met maximale spreektijden. Daarom is de minister voor Wonen er nu ook niet. Daarom zijn de woordvoerders er nu ook niet. Al die vragen en al die opmerkingen van de heer Van Haga krijgen geen antwoord. Ze krijgen dat wel bij dat wetgevingsoverleg. We doen dat niet om het weg te duwen, maar juist zodat het voldoende aandacht kan krijgen bij de grote begroting die BZK is. Dus ik zou toch, voorzitter, willen aangeven dat dit een beetje buiten de orde is.

De voorzitter:

Ja. Ik sluit me daarbij aan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter, daarom heb ik een punt van orde gemaakt. Ik ben geen lid van de commissies, omdat een meerderheid heeft besloten dat ik geen lid ben van een commissie. In een procedurevergadering heb ik geen plaats. Ik heb daar ook geen stemrecht. Ik heb daar dus niets te zoeken. Ik heb van tevoren aangegeven dat ik het grootste probleem bij Binnenlandse Zaken wonen vind. Ik zal inderdaad ook aan het wetgevingsoverleg deelnemen en daar zal ik dit punt ook maken.

Dit is mijn inbreng en ik ga over mijn eigen inbreng. Dit gaat over Binnenlandse Zaken en het lijkt mij dus evident. Bovendien heb ik verschillende andere Kamerleden, onder wie mevrouw Simons en de heer Van Baarle, ook opmerkingen horen maken over de woningmarkt. Zover buiten de orde is het dus ook niet.

De voorzitter:

De consequentie is dan wel dat het kabinet er geen antwoord op gaat geven. De consequentie is ook dat als u moties indient over het onderwerp, ik die buiten de orde zal verklaren. Dat is de consequentie als u verdergaat met uw betoog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat begrijp ik. Ik zal dan ook geen moties indienen. Die moties bewaar ik voor het WGO. Maar ik vind het belangrijk dat er plenair ook wat gezegd wordt over de woningmarkt. We hebben het nu gehad over het referendum, over racisme en over het huis van Thorbecke. Ik vind niet dat er echt een debat daarover heeft plaatsgevonden. Iedereen heeft zijn eigen dansje gedaan en ik vind dat ook ik mijn bijdrage zelf mag kiezen. Ik vind de woningmarkt op dit moment een grotere crisis op Binnenlandse Zaken dan bijvoorbeeld het huis van Thorbecke.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, tot slot.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat mag allemaal, maar we maken afspraken in dit huis. En of de heer Van Haga zich nou heeft afgesplitst of niet of nog onderdeel was geweest van Forum voor Democratie, dat maakt niet uit. Waarschijnlijk was er hoe dan ook besloten tot een apart debat hierover, of hij nou een minderheidspositie heeft of een meerderheidspositie. Met een apart debat krijgt het onderwerp meer aandacht dan alleen in een begrotingsbehandeling. Daarvoor doen we dat. Daarvoor behandelen we sport apart, daarvoor behandelen we Groningen apart. We doen dus van alles apart. Dat heeft gewoon in procedures van de Kamer plaatsgevonden. Daar zijn meerderheden en minderheden en dat heeft niks met afsplitsingen te maken. Als de heer Van Haga hier zijn eigen dansje gaat doen, zoals hij dat zelf zegt, dan is dat niet alleen buiten de orde, maar eigenlijk ook gewoon het misbruiken van het podium. Ik zou tegen de heer Van Haga het volgende willen zeggen. U heeft schaarse minuten voor die begrotingsbehandelingen. Spaar ze nou op voor de begrotingsbehandelingen waar u ze kunt gebruiken, want juist het wetgevingsoverleg over wonen valt niet onder deze schaarseminutenverdeling. U zou het uzelf makkelijk moeten maken door uw tijd op te sparen voor al die andere belangrijke boodschappen die u vast ook nog heeft.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter, mag ik hier nog op reageren?

De voorzitter:

Ja.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Als in een procedurevergadering door een groep iets wordt besloten, waar afsplitsers geen stemrecht hebben en dus niet kunnen meedoen, dan voel ik me daar toch enigszins niet aan gebonden. Nogmaals, iedereen gaat over zijn eigen bijdrage en ik ook.

De voorzitter:

Heeft u ook nog andere onderwerpen in uw bijdrage? Of gaat het alleen over wonen?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nou, ik heb nog een halve minuut en dan ben ik klaar.

De voorzitter:

Maakt u het maar af, maar weet wel dat het kabinet in ieder geval geen reactie zal geven op uw bijdrage.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Maar dat verwacht ik ook helemaal niet.

De voorzitter:

En dus ook geen moties. Kijk, er zijn ook wat vragen gesteld over bijvoorbeeld Koninkrijksrelaties. Daarvoor hebben we ook een aparte begroting, maar die vragen heb ik ook toegelaten. Maar wat betreft dit onderwerp wil ik wel tegen u zeggen dat het zonde van uw tijd is, zoals mevrouw Leijten al zei, want we kunnen er in dit debat eigenlijk helemaal niks mee.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zou nog één opmerking willen maken. Als we met elkaar afspraken maken, dan heeft dat niks te maken met lidmaatschappen van commissies of met afsplitsingen, maar met meerderheden en minderheden. Misschien was de positie van de SP dan ook wel anders geweest, maar je legt je neer bij wat er is afgesproken. Want daarmee is er enige orde in de Kamer en daarmee ook gewoon een fatsoenlijk debat. De heer Van Haga mag zeggen en doen wat hij wil, maar als je de orde op die manier niet respecteert en altijd maar zegt "ja, maar ik heb geen stemrecht", dan wordt dat argument wel een beetje sleets.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nou, helemaal niet.

De voorzitter:

Mevrouw Van Haga. Ik bedoel: de heer Van Haga en mevrouw Leijten.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik ben genderneutraal op dit moment! Maar ik heb dus geen stemrecht. Zolang ik geen stemrecht heb in commissies, vind ik dat …

De voorzitter:

Mevrouw Simons, heeft u nog iets toe te voegen aan het verhaal van mevrouw Leijten?

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik heb er begrip voor dat mevrouw Leijten de orde probeert te bewaken. Dat vind ik altijd een groot goed, maar ik heb ook onderwerpen ingebracht waarvan je inderdaad zou kunnen zeggen: dat kan je bij KR doen. Maar dat zijn binnenlandse aangelegenheden en daar zijn deze bewindspersonen voor verantwoordelijk. Ik ben niet de grootste fan van meneer Van Haga. Dat weten we allebei. Het spijt me, het is niet anders. Maar goed, blijft u uw best doen, want misschien verandert het nog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik ben wel een fan van u, hè. Dat weet u.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Maar ik heb wel begrip voor zijn enorme frustratie, vanwege het feit dat hij hier onder moeilijke omstandigheden zijn werk probeert te doen. Het is mij dus onduidelijk. Als het één niet gezegd mag worden … Ik heb ook dingen gezegd die dan niet gezegd hadden mogen worden.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Haga zijn bijdrage levert. Maar ik heb ook aangegeven dat de minister voor Volkshuisvesting niet aanwezig is. Dat betekent dat hij geen reactie zal krijgen op zijn vragen en dat ik moties over dit onderwerp niet onder de orde van dit debat laat vallen. Ik stel voor dat de heer Van Haga verdergaat.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter, ik zal geen moties indienen; dat is volledig bekend.

Dan de oplossingen. Pak scheefwoners aan door een hogere inkomensafhankelijke verhoging. 20% van de mensen in sociale woningen woont scheef en wordt dus ten onrechte gesubsidieerd door de samenleving. Pak woonfraude aan. Veel huurders verhuren hun sociale woning onder voor veel geld, en dat moet gewoon stoppen. Pas bestemmingsplannen aan, zodat extra verdiepingen op bestaande gebouwen kunnen worden gebouwd. En bouw überhaupt meer in de hoogte om kostbare ruimte te besparen. Gooi die bizarre stikstofeisen van tafel. Technisch gezien is stikstof geen probleem. Het is een bureaucratische dwaling. Maak het aantrekkelijk voor ouderen om door te stromen naar bejaardentehuizen. Zorg voor gemakkelijke financieringsmogelijkheden. Op dit moment besteden banken meer aandacht aan governance en controle op witwassen en terrorisme dan aan het verstrekken van hypotheken. Voer een asielstop in, zodat de vraag vermindert. Maar het belangrijkste is: wees een betrouwbare overheid.

Voorzitter. De woningmarkt is in een diepe crisis dankzij de overheid. Het Hugo-effect heeft geleid tot een bouwinfarct, waardoor er geen aanbod meer is, en het asieldebacle zorgt voor een enorme vraagexplosie. Dus laten we zo snel mogelijk de BVNL-oplossingen implementeren in het belang van Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de kant van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan morgen verder met de eerste termijn aan de kant van het kabinet en de rest van het debat, dat zal aanvangen morgenochtend om 10.15 uur. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

Naar boven