5 Drugsbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Drugsbeleid (CD d.d. 12/5).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Drugsbeleid. Het commissiedebat vond plaats op 12 mei jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan beide ministers. We hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Michon-Derkzen van de fractie van de VVD. Zij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank beide bewindspersonen. Het is alweer even geleden dat we het commissiedebat over drugs voerden, maar ik dank de bewindspersonen ook voor de voortvarendheid waarmee zij op dit taaie onderwerp bezig zijn. Zo ontvingen we kortgeleden een brief — ik meen zelfs gisteren — over de handhaving van lachgas in het verkeer. Die pakt minister Yeşilgöz samen met minister Harbers op. Dat biedt vertrouwen. Ik heb één motie om mijn pleidooi in het debat kracht bij te zetten. Ik vind die drugsdumpingen in de natuur sowieso al vreselijk, maar ook omdat de natuurbeheerders opdraaien voor de kosten. Dat moet wat mijn fractie betreft echt stoppen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal drugsdumpingen in Nederland elk jaar fors stijgt;

constaterende dat het in de regel onschuldige particulieren en natuurorganisaties zijn die opdraaien voor de kosten van het opruimen van dit drugsafval;

constaterende dat het opruimen van drugsafval gemiddeld €50.000 kost maar kan oplopen tot €200.000;

constaterende dat gedupeerden in de huidige regelgeving maximaal €25.000 vergoed krijgen van de overheid;

van mening dat het onacceptabel is om deze onschuldigen op te zadelen met de hoge kosten van het opruimen van drugsafval;

voorts van mening dat de kosten van het opruimen van drugsafval idealiter op de daders moet worden verhaald;

verzoekt de regering om, in overleg met het Interprovinciaal Overleg, de VNG en de Unie van Waterschappen, de huidige regeling aan te passen met als doel ruimere compensatie van de gedupeerden, en de Kamer hierover voor november van dit jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen, Bikker en Mutluer.

Zij krijgt nr. 491 (24077).

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Nispen van de fractie van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties en een vraag. Ik begin met de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat banken weigeren rekeningen te verstrekken aan ondernemers die zijn ingeloot om deel te nemen aan het experiment met legale wietteelt;

overwegende dat het in het belang van het experiment is dat deelnemende ondernemers ook daadwerkelijk een bankrekening hebben die zij kunnen gebruiken om zaken mee te doen;

verzoekt de regering er werk van te maken dat coffeeshopondernemers en telers die meedoen aan het experiment met legale wietteelt alsnog met gezwinde spoed een bankrekening kunnen openen en banken daar desnoods toe te dwingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 492 (24077).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord wordt gesproken over het instellen van een staatscommissie die onderzoek gaat doen naar medicinaal gebruik van xtc (MDMA);

overwegende dat er een reeds aangenomen Kamermotie (24077, nr. 479) ligt waarin de regering werd opgeroepen om te onderzoeken of de huidige omgang met typen drugs en de indeling in de huidige lijsten nog wel wetenschappelijk te rechtvaardigen is;

van mening dat een bredere formulering voor de nog in te stellen staatscommissie op zijn plaats en verstandig zou zijn;

verzoekt de regering de nog in te stellen staatscommissie niet alleen onderzoek te laten doen naar medicinaal gebruik van xtc, maar breder onderzoek te laten doen naar de huidige omgang met typen drugs en de vraag of de indeling in lijsten nog wel objectief wetenschappelijk te rechtvaardigen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 493 (24077).

De heer Van Nispen (SP):

Dan mijn vraag. Die gaat ook over de drugsdumpingen in de natuur. Een citaat van de minister in het debat was: "Ik ben het eigenlijk met iedereen eens die zei: het kan toch niet zo zijn dat onschuldige burgers moeten opdraaien voor de kosten van criminelen? Dat lijkt me nogal een evident uitgangspunt en dat deel ik." Nou, dat delen we dus en dat is heel erg mooi. Maar ik wil wel weten hoe de minister aan dit uitgangspunt uitvoering gaat geven in de praktijk. De zojuist ingediende motie moet natuurlijk ruimhartig oordeel Kamer krijgen en dan gaan we daar voorstemmen. Maar volgens mij gaat deze toezegging zelfs nog een beetje verder, dus ik ben heel erg benieuwd hoe de minister dat ons kan uitleggen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is een goed debat geweest. Er zijn veel verschillende meningen uitgewisseld. Er is bij ons nog wel één vraag blijven hangen. Die gaat met name over drugsgebruik bij jongeren. Ik ben heel erg blij dat wij de brief hebben gekregen over lachgas. Maar het is soms zeer moeilijk om kwetsbare jongeren, zoals jongeren met een licht verstandelijke beperking, te bereiken. Klopt het dat het Trimbos-instituut op dit moment zeer gerichte voorlichting aan deze jongeren geeft? En wordt de doelgroep ook betrokken bij de vormgeving van de campagne om op de gevaren van drugsgebruik te wijzen?

Een belangrijk beschermingsmechanisme is wat de lokale overheid kan doen. Wij krijgen steeds meer signalen dat de lokale overheid ervaart dat ze moet opboksen tegen drugshandelaren en slimme advocaten. Eigenlijk is er dus een ongelijke strijd, ook op het punt van de kennis. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten nu vaak moeten opboksen tegen advocaten van drugsproducenten, die met drugsgeld worden ingehuurd;

overwegende dat juist de lokale overheid de eerste lijn is wanneer het gaat om de bescherming van kwetsbare jongeren, maar ook ondernemers die in zwaar weer verkeren;

overwegende dat voorkomen moet worden dat criminelen zich vestigen op plekken met de minste weerstand;

verzoekt de regering landelijk een gespecialiseerd juridisch loket in te richten dat kennis beschikbaar stelt voor gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slootweg en Bikker.

Zij krijgt nr. 494 (24077).

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie zelf.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben een goed commissiedebat gevoerd, waarbij de gedeelde wens naar voren kwam om een realistisch en nuchter drugsbeleid te voeren. Dat deelt mijn fractie van harte. De minister pakte eerdere moties over drugspreventie en productiemiddelen met spoed op. Dat is nodig en daar ben ik blij om. Ik dank hem voor die toezegging.

Waar ik minder over te spreken ben, is de vertraging van de wet inzake NPS. Dat is en was niet nodig, want direct na het verbod op 3-MMC kwam de politiek in Oldebroek alweer een vervangende designerdrugs tegen, met net een ander stofje. De ChristenUnie gaat ervan uit dat de wet er nog voor de zomer ligt. Kan de minister daar alles aan doen? En wat is haar planning, met de grootste spoed?

Tot slot nog een motie. Die ziet op drugstoerisme. 100 van de 166 coffeeshops in Amsterdam zijn nodig om te voorzien in de wietvraag van toeristen, en dan hebben we het nog niet over de budgetvluchten die daarvoor nodig zijn. Ook in grenssteden als Enschede gaan wijken gebukt onder drugstoerisme. De gemeente Amsterdam vraagt om afspraken met de toerismesector en de luchtvaart, juist ook op landelijk niveau, om het tij te keren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemeente Amsterdam aangeeft te maken te hebben met grote hoeveelheden overlastgevende toeristen en dat de lokale driehoek een duidelijke verwevenheid ziet tussen de softdrugshandel voor toeristen en de zware criminaliteit in de stad;

overwegende dat ook andere steden, zoals die in de grensregio, te maken hebben met drugstoerisme en daarbij behorende problematiek;

verzoekt de regering samen met relevante gemeenten, de toerismebranche en de luchtvaartbranche tot een plan van aanpak te komen om drugstoerisme in Nederland tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Slootweg.

Zij krijgt nr. 495 (24077).

Heel goed.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ook van mij dank aan de ministers voor de beantwoording tijdens het debat. Ik heb geen moties vandaag, want er zijn een aantal toezeggingen gedaan, waaronder de toezeggingen over het nog eens goed bekijken van de evaluatie van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs en de toezegging om te kijken naar de capaciteit van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem. Ik denk dat dat vanuit gezondheidsperspectief heel belangrijk is.

Ook hebben we van deze ministers toch een wat andere toon gehoord over het wietexperiment. Ik ben heel blij met die voortvarende aanpak. Ik denk ook dat die echt nodig is, ook weer om te zorgen dat je die ondermijning kan aanpakken maar ook om de gezondheidsschade te beperken. Want uiteindelijk blijft dat toch wat er echt nodig is: een fundamentele verandering van ons drugsbeleid om te zorgen dat we de gezondheidsschade echt kunnen aanpakken. "Harm reduction" heet dat in de mooie Nederlandse traditie. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop we omgegaan zijn met lachgas. In 2015 stond dat voor het eerst op de agenda bij dat coördinatiepunt, en zeven jaar lang heeft de rijksoverheid niks gedaan aan nieuwe regels, omdat het gewoon aan de mogelijkheden ontbrak. Bij het debat dat wij hadden voor dit drugsdebat, heb ik een motie ingediend om te zorgen dat er in de wet een haakje komt dat het kabinet de mogelijkheid geeft om veel eerder in te grijpen om onze jongeren te beschermen en te zorgen dat er minder gezondheidsschade en minder overlast komen. Die motie is inmiddels voorzien van een schriftelijke appreciatie en ik zal haar binnenkort in stemming brengen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Ik schors voor een paar minuutjes, voor vijf minuten, en dan gaan we luisteren naar de beide bewindspersonen.

De vergadering wordt van 10.53 uur tot 10.59 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van VWS.

Minister Kuipers:

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank voor de positieve respons vanuit uw Kamer op de indruk dat mijn collega en ik op dit dossier voortvarend werk willen maken van een aantal onderdelen. Er zijn voor mij twee vragen te beantwoorden en één motie. De eerste vraag is van de heer Slootweg: klopt het dat het Trimbos-instituut gerichte voorlichting geeft over drugsgebruik aan jongeren met een licht verstandelijke beperking en worden zij ook zelf betrokken bij de vormgeving van de campagnes? Dat klopt inderdaad. Het Trimbos werkt aan een folderserie "Goed om te weten over". Die folder geeft voorlichting over verschillende middelen en is gericht op de doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking en op hun professionals. Die folders worden ook samen met de betreffende doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking opgesteld. Zij zijn ook meelezer. Als de folders in gebruik zijn — beoogd wordt dat dat in de komende periode gaat gebeuren — is het de bedoeling dat de betreffende personen die samen met een begeleider doornemen, zodat de folders zo gericht mogelijke informatie kunnen geven.

De tweede vraag was van mevrouw Bikker: wat is de stand van zaken van het wetstraject NPS en kan dat voor de zomer naar de Kamer komen? Het antwoord daarop is ja. De planning is dat dat voor het zomerreces aan uw Kamer wordt aangeboden.

Tot slot mijn appreciatie van de motie van de heer Van Nispen ten aanzien van de opdracht aan de staatscommissie, om deze breder te trekken naar andere typen drugs en om de wetenschappelijke indeling van lijsten daarbij mee te nemen.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 493.

Minister Kuipers:

Ja. Mijn appreciatie is: ontraden. De opdracht van de staatscommissie volgt daar het coalitieakkoord. Uw Kamer ontvangt voor het zomerreces nog een brief over de hoofdlijnen van de opdracht aan de staatscommissie. Naar aanleiding van de eerdere motie van de heer Van Nispen kan ik uw Kamer informeren dat het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs van het RIVM op dit moment de wetenschappelijke indeling van lijsten onderzoekt en dat het resultaat van dit onderzoek voor het eind van het jaar beschikbaar zal zijn. Uiteraard ben ik bereid om de inzichten van het CAM, die vanzelfsprekend van belang kunnen zijn voor de staatscommissie, aan die commissie te doen toekomen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed, dank u voor uw bijdrage tot zover. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin meteen met de moties, als dat mag. De motie op stuk nr. 491 is van mevrouw Michon-Derkzen samen met mevrouw Bikker en mevrouw Mutluer. Deze motie vraagt ons om in overleg te gaan met het Interprovinciaal Overleg, de VNG en de Unie van Waterschappen om te kijken hoe we de huidige regeling aan kunnen passen als het gaat om het tegemoetkomen in de kosten voor de drugsdumpingen, met als doel een ruimere compensatie voor de gedupeerden. Wij zijn inderdaad in gesprek met IPO en andere betrokkenen om te kijken hoe we hiermee omgaan. Daar hebben wij het uitvoerig over gehad tijdens de commissievergadering. Het is één ding om te zeggen dat de directe verantwoordelijkheid niet hier ligt, maar tegelijkertijd ben ik het volledig met de Kamer eens dat de verantwoordelijkheid ook niet bij de burger, dus bij iemand die daar niks mee te maken heeft en ineens met hoge kosten geconfronteerd wordt, moet liggen. De heer Van Nispen wees daar ook op. Dit uitgangspunt deel ik nog steeds, zeg ik richting de heer Van Nispen. Als ik de motie zo mag lezen dat we de gesprekken die we samen met IenW — dat is hier natuurlijk wel de trekkende partner — en met IPO en andere gesprekspartners voeren, voortzetten op zoek naar een oplossing, dan geef ik de motie graag oordeel Kamer. Ik zal ervoor zorgen dat we daar dit najaar, in november, weer op terugkomen en reageren met wat dat heeft opgeleverd. Dat was de motie op stuk nr. 491.

De voorzitter:

Ik zag een bescheiden knikje van mevrouw Michon. Het is bij dezen bevestigd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

En dit is dan ook meteen mijn antwoord op de vraag van de heer Van Nispen hierover.

De motie op stuk nr. 492 is van de heer Van Nispen. Hij vraagt de regering om er werk van te maken dat coffeeshopondernemers en telers die meedoen aan het experiment, wel echt een bankrekening moeten kunnen openen. Ook dat uitgangspunt deel ik natuurlijk. Als je een ondernemer bent die hiervoor in aanmerking komt, moet je ook gewoon een bankrekening kunnen openen. We kunnen banken niet dwingen. Banken zijn private partijen en de bankrekening is een private overeenkomst. Zolang de motie echt "dwingen" bedoelt — dat staat erin, dus dat bedoelt de heer Van Nispen waarschijnlijk ook — dan moet ik die ontraden. We kunnen ook niet zonder meer de doelen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme aan de kant zetten. Maar als ik de motie zo mag lezen dat ik samen met mijn collega van VWS zal aandringen op informatie bij de telers en banken, dat die informatie ook gedeeld wordt en dat ik samen met de collega's van VWS en Financiën de gesprekken met de banken zal oppakken, ook met De Nederlandsche Bank en het Openbaar Ministerie, dan laat ik de motie oordeel Kamer. Laat ik het zo zeggen dat er van onze kant een duidelijke inspanning is om hetzelfde effect te bereiken. Maar banken dwingen, dat gaat 'm niet worden.

De voorzitter:

Nu moet de heer Van Nispen even zijn eigen motie interpreteren.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk inderdaad niet dat het ons voor de stemmingen gaat lukken om een nationale volksbank in te richten of anderszins de wet te wijzigen, zodat we banken wel kunnen dwingen om in het maatschappelijk belang te handelen. Dat zou natuurlijk prachtig zijn, maar als dat niet gaat lukken, snap ik de interpretatie van de minister. Het lijkt mij evident dat er informatie wordt geleverd. Dat moest toch al. Volgens mij is dat ook in veel gevallen gedaan. Desalniettemin wordt een rekening geweigerd en dat kan natuurlijk nooit de uitkomst zijn. Zo is de motie bedoeld.

De voorzitter:

En dus?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij komen we dan een heel end. Dan gaan we die gesprekken oppakken, ook met de banken en De Nederlandsche Bank, en zorgen we dat dit aan beide kanten duidelijk is. We zullen de telers en ondernemers helpen en vragen wat er nodig is en de banken erop wijzen dat daar ook een taak en een verantwoordelijkheid liggen.

De voorzitter:

En dus?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In dat geval is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan is de motie oordeel Kamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 494 van de heer Slootweg. Hij vraagt om een landelijk gespecialiseerd juridisch loket. Mij hebben ook geluiden bereikt dat gemeenten vragen om juridische kennis bij het verhalen van de kosten van drugsdumping op de vervuiler. Als de heer Slootweg het goedvindt, kan ik kort zijn en zeggen: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Slootweg beaamt dat.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan de motie op stuk nr. 495 van mevrouw Bikker, die de regering vraagt om samen met relevante gemeenten, de toerismebranche en de luchtvaartbranche tot een plan van aanpak te komen om drugstoerisme in Nederland tegen te gaan. We hebben het hierover gehad tijdens het commissiedebat, dus mijn antwoord zal mevrouw Bikker niet heel erg verbazen. Ik denk dat de burgemeesters als geen ander kunnen beoordelen of maatregelen ter voorkoming van overlast door softdrugstoerisme nodig zijn. Zij weten lokaal wat nodig is. Zo heeft de burgemeester van Amsterdam in het plan, afgestemd met de lokale driehoek, aangekondigd in te willen zetten op handhaving van het ingezetenencriterium. Dat is een lokale afweging. Dat geldt ook voor het beleid op toerisme. Om die reden ontraad ik deze motie. Ik vind niet dat wij dit als regering voor steden moeten gaan bepalen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik juich het natuurlijk altijd toe als de regering zich heel erg bewust is van de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden. Daar ben ik groot fan van. Dat sluit aan bij mijn denken over subsidiariteit. Maar er zijn ook momenten dat het belangrijk is om het landelijke beeld te hebben. Wij zien dat er vanuit Schiphol toeristen naar Nederland komen om te blowen en daarmee subsidiëren wij eigenlijk onze zware criminaliteit. Door de gemeente Amsterdam wordt erkend dat dit een groter landelijk probleem is. Juist deze minister die staat voor een barrièremodel en voor een deltaplan tegen die zware drugscriminaliteit zou ik willen oproepen: pak dan alle kansen. Het gaat om de toerismebranche, het gaat om de hotelsector. Juist dan kunnen we zorgen voor prachtige kwaliteit in Nederland. Dus minister: zie uw kans! Ik kan me voorstellen dat de minister hierover wil overleggen met haar collega van EZ. Geen probleem. In dat geval wil ik de motie natuurlijk aanhouden. Nog mooier is het als de minister denkt: inderdaad, dit is een goede kans voor een barrière.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik houd in dit geval vast aan mijn oordeel: ontraden. We hebben dit ook in het commissiedebat besproken. Ik begrijp wel wat mevrouw Bikker en de heer Slootweg, de mede-indiener, hierbij aangeven. Voor zover de motie ook toeziet op harddrugs — ik weet waar de motie ook op toeziet, hoor — maakt het inderdaad helemaal niks uit. Dan zetten we alles op alles om te zorgen dat ons land zo onaantrekkelijk mogelijk is. Harddrugs zijn verboden, de verkoop ervan is verboden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verkoop aan inwoners van Nederland of aan mensen die hiernaartoe komen. Ik denk dat we elkaar daarin erg versterken in het barrièremodel. Verder zou ik graag zien dat Amsterdam een specifiek eigen plan, waarin staat welke toeristen zij wel of niet wil en hoe zij de stad wil inrichten, ook lokaal bespreekt. Daar zullen ook in de raad ideeën over bestaan. Dat zou ik niet naar ons toe willen trekken. Om die reden haal ik die twee dingen uit elkaar en om die reden ontraad ik ook de motie.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van Nispen, ten slotte.

De heer Van Nispen (SP):

Ik had nog een korte, verhelderende vraag over de motie op stuk nr. 494. Ik denk dat ik de intentie van de heer Slootweg snap. Je moet gemeentes helpen met de juiste juridische kennis. Maar ik zou wel willen voorkomen dat we nu op een donderdagochtend opeens een juridisch loket voor gemeentes oprichten, terwijl we het juridisch loket voor heel veel gewone mensen nog niet eens goed op orde hebben. Dus wat houdt dit nu in? Wordt dit een punt waar gemeentes terechtkunnen met juridische vragen bijvoorbeeld op het ministerie, zodat zij daarmee geholpen zijn? Of komt er opeens een landelijk dekkend netwerk en hebben we nu op een donderdagochtend een grootschalig juridisch loket opgericht? Hoe ziet dat er dan uit? Dan weet ik ook waar ik ja of nee tegen zeg.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Eigenlijk komt het erop neer dat we als kabinet samen met partijen zullen kijken hoe gemeenten beter kunnen worden ondersteund bij deze problematiek. We gaan dus op zoek naar de beste wijze om zo dicht mogelijk bij de vraag … Want de vraag is heel legitiem. We weten dat gemeenten vragen om juridische kennis bij het verhalen van de kosten, dus daar willen we ze graag bij ondersteunen. Hier wordt gevraagd om een gespecialiseerd juridisch loket. Ik heb gezegd dat het in ieder geval heel erg gaat over kennis beschikbaar stellen. Laten we met de partijen samen kijken hoe we die het beste kunnen helpen, zodat het ook meteen effectief is. Dus zo heb ik de motie gelezen en zo bedoel ik het ook.

De voorzitter:

Ja, maar dat hadden we al vastgesteld. De heer Slootweg.

De heer Slootweg (CDA):

Ik zou het heel fijn vinden als de heer Van Nispen dit ook ondersteunt. Ik zit helemaal niet te wachten op een enorm groot loket ergens. Het gaat om alle kennis die bij het ministerie van Justitie beschikbaar is om gemeenten te helpen.

De voorzitter:

Helder, helder.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank aan beide ministers voor hun aanwezigheid vandaag. Fijn dat u bij ons was. Dinsdag stemmen we over de moties. Tot zover. Ik schors enkele ogenblikken en dan gaan we praten over koopkracht.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven