Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 9, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 9, item 6 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Toezicht en handhaving (CD d.d. 07/09).
De voorzitter:
Ik heet staatssecretaris Van Weyenberg van harte welkom. Wij gaan door met het tweeminutendebat Toezicht en handhaving, met als eerste spreker mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ik heb twee moties. Ik ga die zo snel mogelijk uitspreken, want het zijn twee lange.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Van Aartsen concludeert dat het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) niet goed functioneert, waardoor vermijdbare milieuschade ontstaat;
constaterende dat veel van de aanbevelingen, zoals het versterken van de omgevingsdiensten, ook financieel hun beslag zullen hebben;
constaterende dat de commissie-Van Aartsen adviseert dat het Rijk moet bijdragen aan de financiering van de omgevingsdiensten;
van mening dat het onwenselijk is als de versterking van de omgevingsdiensten en het aanpassen van het VTH-stelsel pas bij de begroting voor 2023 geregeld kan worden;
verzoekt de regering nog voor de komende begrotingsbehandeling Infrastructuur en Waterstaat de Kamer te informeren over de financiële bijdrage die geleverd zal worden en waar deze financiële ruimte nu al gevonden of gecreëerd kan worden;
verzoekt de regering daarbij het uitgangspunt van "de vervuiler betaalt" leidend te laten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
En dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende de pfos-vervuiling bij Chemours, de pfas-vervuiling door het hele land, de stort van plastic en granuliet in natuurgebieden;
constaterende de lucht- en waterkwaliteit die al jaren na het verstrijken van de deadlines nog niet voldoen aan de EU-normen, de lozingen van microplastics vanuit Chemelot, de uitstoot van siliciumcarbide bij ESD-SIC, het vrijkomen van onder andere zware metalen bij Tata Steel en kunstgrasvelden, het varend ontgassen van het kankerverwekkende benzeen, het gebruik van verboden bestrijdingsmiddelen, het wegmengen van gifstoffen in stookolie én de vele andere milieuschandalen in Nederland;
verzoekt de regering bij het uitwerken van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen in het geval er verschillende scenario's bestudeerd worden altijd het scenario te verkiezen dat de meeste milieuwinst oplevert,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Toezicht en handhaving zijn ongelofelijk belangrijke onderwerpen. Het is een kerntaak van de overheid. De commissie-Van Aartsen heeft ons weer eens met de neus op de feiten gedrukt dat we dat niet altijd goed hebben georganiseerd en goed doen. Het was een heel goed advies. Ik kijk uit naar de beloofde brief van de staatssecretaris over de implementatie van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen. Fijn voor onder de kerstboom. De staatssecretaris herinnert zich zijn toezegging vast nog. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris in die brief ook per aanbeveling ingaat op het zijn van een stevige tegenmacht als toezichthouder.
Dan heb ik nog één motie meegebracht.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onvergunde uitstoot van schadelijke stoffen door grote bedrijven te vaak voorkomt, en dit veelal voor langere periode ongemerkt gebeurt;
overwegende dat detectie van illegale uitstoot in vrijwel alle gevallen alleen mogelijk is met geavanceerde meetapparatuur en kennis, en monitoring door omgevingsdiensten dus extra belangrijk is;
overwegende dat betere monitoring van grote uitstoters, bijvoorbeeld door meer metingen aan de pijp, zou kunnen helpen om onvergunde uitstoot en lozingen tegen te gaan;
verzoekt de regering in overleg met provincies, gemeenten en het RIVM te onderzoeken of en hoe extra monitoring en meten aan de pijp kan bijdragen aan het tegengaan van onvergunde uitstoot en lozingen door grote uitstoters, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Daar is een vraag over van de heer De Groot, VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
De VVD is het met de ChristenUnie eens dat de uitstoot binnen de vergunningen moet blijven. Het is goed om daarnaar te kijken, maar het RIVM is op dit moment ook bezig met een programma om samen met burgers te kijken hoe zij ook zelf kunnen meten. Hoe kijkt u aan tegen de spanning tussen het meten aan de pijp en het meten door burgers zelf? Welke spanning ziet u daar ontstaan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De motie gaat over grote bedrijven, grote uitstoters. Net heeft collega Van Esch een heel rijtje misstanden genoemd, situaties waarin het misgaat. De praktijk is dat de omgevingsdiensten op dit moment niet altijd de power hebben om juist de grote uitstoters goed onder controle te houden. Daar legt de commissie-Van Aartsen in haar rapport ook de vinger bij. Deze motie verzoekt om te kijken of die grote uitstoters, die grote bedrijven, extra moeten worden gemonitord en hoe dat geregeld zou kunnen worden. Voor je het weet, zit je toch in een soort hiaat tussen het Rijk, dat stelselverantwoordelijk is, en de omgevingsdiensten, die het echte werk moeten doen, waardoor dit er een beetje tussendoor schiet. Mijn motie roept dus eigenlijk op om te voorkomen dat er een hiaat ontstaat en om grote bedrijven echt goed te gaan controleren. Als burgers daar zelf een rol in kunnen vervullen door die uitstoot, de depositie, te meten, is dat prima, maar burgers kunnen niet in de schoorsteen gaan hangen of aan een lozingspijp.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik voor enkele ogenblikken, zodat de moties kunnen worden uitgedeeld. Ik hoor dat ik ook mevrouw Beckerman nog het woord moet geven. Excuses! Ik kondig u aan met een klein roffeltje: rapapa, rapapa! Mevrouw Beckerman, SP, aan u is het woord.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik vond dit een onbevredigend commissiedebat en ik denk dat dit ook voor de bewindspersonen geldt, want we weten eigenlijk allemaal dat het heel erg mis is met toezicht en handhaving, dat er meer nodig is, dat we echt alles op alles moeten zetten om daaraan te gaan werken, omdat de milieuschade voor mensen, dieren en leefomgeving gewoon gigantisch is, en dat we dat nu niet kunnen oplossen. Dat voelt heel erg wrang. Ik wil in dit tweeminutendebat nog één motie indienen, naast de moties die ik mede heb ondersteund.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de gemeente Katwijk maatschappelijke onrust is ontstaan door het vinden van batterijen in Beaumix, gebruikt als grondstof bij aanleg van de RijnlandRoute;
constaterende dat de gemeente in deze zaak handhavend op wil treden, maar dat niet kan omdat uit onderzoek blijkt dat er weliswaar schadelijke stoffen in zitten maar het aan wettelijke eisen voldoet;
overwegende dat bij metingen de Nijmeegse asfaltfabriek zeventien keer meer schadelijke stoffen uitstoot dan toegestaan;
verzoekt de regering onderzoek te doen naar de veiligheid, certificering en toepassing van circulaire bouwstoffen en daarbij normen te stellen die lokale overheden de mogelijkheid geven toezicht te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel. Ik zal enkele moties die aan dit onderwerp raken, in het volgende debat indienen.
De voorzitter:
Dan zal ik u niet overslaan. Nogmaals excuses daarvoor. Voordat de bewindspersonen vak-K verlaten: er is een verzoek van mevrouw Van der Plas, die niet aanwezig was bij het debat, om een motie in te mogen dienen. De vraag aan de collega's is of zij dat een goed idee vinden en daarmee akkoord gaan. Ik zie geen bezwaar, mevrouw Van der Plas. Dus het woord is aan u.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is heel fijn. Dank aan de collega's voor hun coulance.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het stelsel van toezicht en handhaving door omgevingsdiensten op dit moment tekortschiet;
constaterende dat er geen extern toezicht op het functioneren van de omgevingsdiensten is;
overwegende dat een goede werking van de omgevingsdiensten essentieel is voor de kwaliteit van onze leefomgeving;
verzoekt ket kabinet tot het inrichten van extern toezicht op de omgevingsdiensten, zodat de kwaliteit van de leefomgeving voor iedereen wordt geborgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat omgevingsdiensten verschillende takenpakketten hebben;
overwegende dat de diversiteit van het takenpakket een strategische aanpak en samenwerking belemmert;
verzoekt het kabinet om zorg te dragen voor een uniform basispakket aan taken voor de omgevingsdiensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank, mevrouw Van der Plas. Dan zijn we nu echt aan het einde gekomen van de termijn van de kant van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de staatssecretaris het woord.
Van Weyenberg:
Ik dank de leden voor de ingediende moties. Ik zal nog kort ingaan op twee vragen. De eerste vraag is van de heer Grinwis, die ons volgens mij inmiddels verlaten heeft. Hij vroeg of de tegenmacht genoeg plek krijgt per aanbeveling. Het versterken van de tegenmacht en de onafhankelijkheid is volgens mij een van de doorsnijdende thema's van het hele rapport. Het is misschien niet bij elke aanbeveling relevant, bijvoorbeeld niet als het gaat om de verdeling van het aantal omgevingsdiensten, om maar iets te noemen. Maar dit heeft mijn volledige aandacht, omdat ik dit een van de kernpunten van het rapport van de commissie-Van Aartsen vind.
Mevrouw Beckerman vond het debat onbevredigend. Ik vind het natuurlijk altijd buitengewoon treurig als we dat met elkaar moeten constateren. Ik trek een iets andere conclusie. Ik ben het namelijk met haar eens dat de situatie ernstig is. Het is voor mij een feit dat dit kabinet demissionair is en de kabinetsreactie nog niet komt. De hele Kamer zei: wij delen de analyse, wij delen de lijn van het advies van de commissie-Van Aartsen en ook van het rapport van de Rekenkamer, dat volgens mij ook hierbij betrokken wordt. En de Kamer zei tegen mij: staatssecretaris, ook al bent u demissionair, maak nou voor de kerst een voorstel met een aantal opties; ga maar eens enthousiast zijn, als dat past bij een demissionair bewindspersoon, en ga in op de bredere punten waarop wat gedaan moet worden. Dat vond ik dan wel weer reden tot optimisme. Ultiem is optimisme altijd wat ik overhoud aan debatten met uw Kamer, in het bijzonder met mevrouw Beckerman.
Voorzitter. Dan kom ik op de moties. In haar motie op stuk nr. 302 vraagt mevrouw Van Esch om al bij de begrotingsbehandeling geld vrij te maken. Ik zei net al dat ik nooit zou willen treden in uw eigen budgetrecht. Ik ga de motie in deze vorm dus ontraden. Ik zie dat mevrouw Van Esch bijvoorbeeld bij de Algemene Politieke Beschouwingen en bij de Financiële Beschouwingen geen voorstellen heeft ingediend om hier geld voor vrij te maken. Dat had mijn leven natuurlijk makkelijker gemaakt, want ik heb dat geld op dit moment gewoon niet. Ik moet die motie nu dus ontraden, maar niet omdat ik vind dat geld voor capaciteit niet een belangrijk onderdeel is. Ik zal in de notitie ook echt opschrijven wat ik denk dat er nodig is. Maar ik heb dat geld niet en ben nu al nieuwsgierig naar de amendementen om dat geld voor dit belangrijke onderwerp te regelen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
We zullen hier vast nog over spreken bij de begroting IenW. Ik vind eigenlijk dat we dat nu ook al zouden kunnen doen. Ik ben wel benieuwd en daarom wil ik nog één ding checken bij deze staatssecretaris. In een aantal rapporten die ingaan op de aanbevelingen — ik noem even heel specifiek het rapport van SPPS en TG — wordt heel duidelijk aangegeven dat er juist geen rijksbijdrage zal worden vrijgemaakt, omdat het budget voor de omgevingsdiensten gewoon bij gemeentelijke of provinciale begrotingen zal moeten worden geregeld. Die zin, dat idee, die aanbeveling en dat rapport vind ik wel verontrustend, want we constateren hier dat we allemaal vinden dat de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van Aartsen zo belangrijk zijn. Ik ben dus benieuwd waar die specifieke aanbeveling in dat rapport vandaan komt en of we die echt gaan negeren, want dat zou wat ons betreft zeer zorgelijk zijn.
Van Weyenberg:
De omgevingsdiensten worden, als ik het goed heb, nu gewoon betaald uit niet-geoormerkte bijdrages aan bijvoorbeeld het Provinciefonds. Laat ik maar helder zeggen wat ik vind. Ik vind dat de capaciteit een onderdeel van het probleem is, overigens misschien ook wel landelijk. Denk bijvoorbeeld aan de ILT en het Openbaar Ministerie. Ik zal in de notitie die ik uw Kamer heb beloofd, dus echt ingaan op de capaciteit. Dan kunnen we daarna heerlijk gaan koekhappen om te zien wie het uit welk budget precies moet betalen. Maar laat ik nou opschrijven wat ik denk dat nodig is. En dat is geld. U leest de tekst uit het rapport, dat ik overigens niet bij de hand heb, als: geld is nooit een probleem, zoek het maar uit. Zo zit ik er niet in. Nogmaals, ik heb met belangstelling al uw eerder aangenomen moties gelezen, maar daar vond ik dit helaas nog niet terug, zeg ik met een knipoog. Maar capaciteit is onderdeel van het probleem, ook wel landelijk.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 303 van mevrouw Van Esch en mevrouw Beckerman over het uitwerken van de aanbevelingen en daarbij altijd kiezen voor het scenario dat de meeste milieuwinst oplevert. Uiteindelijk gaat een nieuw kabinet natuurlijk keuzes maken met uw Kamer. Als ik deze motie mag lezen als de opmaat "ga voor enthousiasme en ambitie in uw voorstellen", als ik de motie dus zo mag interpreteren, dan geef ik die oordeel Kamer.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja, dat mag. Ik heb in de commissie gehoord dat er een hoofdletter M werd geïntroduceerd door deze staatssecretaris. Laten we in deze motie dan maar extra stimuleren om dat dan ook te gaan doen.
Van Weyenberg:
Zo is het. Daar kunnen we mekaar ... Volgens mij is dit een gezamenlijke opdracht.
Dan de derde motie, die van collega Grinwis op stuk nr. 304, die verzoekt de regering in overleg met provincies, gemeenten en het RIVM te kijken of we nog wat extra kunnen monitoren, bijvoorbeeld aan de schoorstenen, wat kan bijdragen aan minder uitstoot bij grote bedrijven. Ik heb hier een paar zinnen meer voor nodig. Bijvoorbeeld bij Tata zijn we dit al aan het doen. Ik heb al aangekondigd dat we op basis van het RIVM-advies ook samen met het bevoegd gezag, met het bedrijf, met het RIVM, met bewoners, gaan kijken. Dus ik wil hierover praten met de bevoegde gezagen. Maar ik wil ook één ding niet, en dat is dat de indruk ontstaat dat dat vanaf nu door mij geregeld gaat worden, want zij hebben zelf een verantwoordelijkheid om goed te meten. Als ik het op die manier mag interpreteren, dan zal ik dit ook meenemen in het Bestuurlijk Omgevingsberaad, het overleg waarin ik ook met andere overheden hierover praat, want ik deel natuurlijk het belang van meten. En met deze invulling — al is de heer Grinwis er niet bij — geef ik hem oordeel Kamer.
Dan de vierde motie, die van mevrouw Beckerman op stuk nr. 305, die een aantal casussen noemt waarvan zij vindt dat het beter moet, wat ik overigens met haar eens ben. En zij zegt: kunnen we nu al onderzoek doen naar veiligheidscertificering en toepassing van circulaire bouwstoffen, en daarbij normen stellen? Met het eerste deel van dit dictum ben ik het volledig eens. Sterker nog, er is op dit moment een taskforce bezig naar de kwaliteit van het bodemstelsel, precies om hiernaar te kijken. De reden waarom ik hem in deze vorm zou moeten ontraden, is dat u de oplossing ook al helemaal voorschrijft, namelijk die normen. Maar daarvoor wil ik wel eerst gewoon het advies van die taskforce hebben. Dan kan ik nu twee dingen doen. Ik kan zeggen "ik ontraad hem", maar dat vind ik jammer. U kunt ook dat tweede eruit halen, en zeggen dat we dat mee moeten nemen in dat onderzoek. Daar ben ik van harte toe bereid. Maar ik probeerde mevrouw Beckerman tot iets te verleiden ...
De voorzitter:
Een onderhandelingsvoorstel. Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
En als we daaraan nou wat woordjes toevoegen?
Van Weyenberg:
Ja, als ik het zo begrijp dat dat dan een van de varianten is die we meewegen, dan geef ik hem oordeel Kamer, met die aanpassing.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan pas ik 'm zo aan, dank u.
De voorzitter:
De motie wordt aangepast volgens de lijn van mevrouw Beckerman, en dan krijgt ze oordeel Kamer. Dat begrijp ik goed, toch? Motie vier, en dan gaan we naar vijf.
Van Weyenberg:
Ja. En ik verwacht overigens dat ik u zo eind dit jaar, begin volgend jaar kan informeren over wat er uit die taskforce komt. Maar ik ben het ermee eens dat er echt gewoon zwaktes in de huidige certificering zitten; geen misverstand. Dat hebben we volgens mij ook gezien.
En tot slot nog dit. Mevrouw Beckerman heeft natuurlijk al meegekregen dat ik rondom de batterijen ook al heb aangekondigd überhaupt de normen aan te scherpen, omdat ik het feit dat er 3% batterijen in materiaal mag zitten, gewoon een veel te hoog percentage vond.
Dan wat betreft de twee moties van mevrouw Van der Plas. Daarbij heb ik eigenlijk een verzoek. Ik heb toegezegd om u over het hele rapport mijn voorstellen te laten kennen, dus u te laten weten wat ik zou willen doen. Bij een aantal dingen die relatief specifiek zijn, zal ik ook niet aarzelen, want daarbij heeft de Kamer mij misschien ook al opgeroepen om actie te ondernemen, mogelijk zelfs als dat beperkte juridische aanpassingen zijn. Maar ik wilde eigenlijk al die aanbevelingen bij elkaar houden. Dus eigenlijk zou ik mevrouw Van der Plas willen vragen om beide moties aan te houden, en even af te wachten of ze vindt of ik met voldoende ambitie op die twee punten inga in die notitie die ik voor de kerst aan uw Kamer, in het bijzonder aan de heer Grinwis, heb beloofd. Het zijn twee belangrijke punten; ik doe daar niks aan af. Maar ik wil eigenlijk wel graag in één keer op het hele rapport iets doen, in plaats van dat ik er nu twee punten uitlicht. En extern toezicht ligt daarbij absoluut op tafel als het om de omgevingsdiensten gaat. Overigens rond het basistakenpakket: dat is er al, er is een basistakenpakket, maar we kijken nu wel of dat overal goed geregeld is. Dus die twee punten neem ik absoluut mee, maar misschien is dit de meest ordentelijke manier.
De voorzitter:
Bent u bereid beide moties aan te houden, mevrouw Van der Plas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik overleg dat eventjes, dus wellicht. Maar bedankt voor de toelichting in ieder geval.
De voorzitter:
Maar als u daartoe niet bereid bent, dan krijgen ze op dit moment ontraden, denk ik?
Van Weyenberg:
Ja, omdat ik dat gewoon niet stukje voor stapje wil doen. Maar mevrouw Van der Plas kan in elke variant gerust zijn dat deze twee punten hoog op mijn aandachtslijst staan. Ik ben heel actief met allemaal fantastische mensen bezig om dit teweeg te brengen. Wat u overigens van mij gaat krijgen — en dat vind ik wel goed om tot slot even te benadrukken, voorzitter, als het mag — is dat ik natuurlijk ook overleg met andere partijen. Maar ik heb uw verzoek aan mij zo begrepen dat u wil weten wat ik zou doen. Dus u krijgt ook mijn aanbevelingen aan u, als staatssecretaris. Natuurlijk, andere partijen hebben daar ook meningen over, maar ik ga dus geen onderhandelingen starten. Ik ga echt met u praten over wat ik zal doen met het rapport.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties bij dit tweeminutendebat zal ook dinsdag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-9-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.