5 Personen- en familierecht

Personen- en familierecht

Aan de orde is het tweeminutendebat Personen- en familierecht (CD d.d. 24/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Personen- en familierecht. Als eerste spreker geef ik het woord aan mevrouw Van Ginneken.

Mevrouw Van Ginneken (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een paar maanden geleden een heel mooi debat gehad, waarin de minister een aantal goede toezeggingen heeft gedaan, maar op drie punten mag het wat mij betreft nog iets concreter of iets sneller. Vandaar een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat deze Kamer al meermaals heeft gevraagd om invoering van juridisch meerouderschap;

overwegende dat juridisch meerouderschap op zichzelf heel afgebakend is maar wel doorwerking heeft op allerlei wet- en regelgeving en de erkenning van ouderschap in het buitenland;

van mening dat een start moet worden gemaakt met de voorbereiding van een meerouderschapswet;

verzoekt de regering om de wetswijziging van Burgerlijk Wetboek 1 voor te bereiden die meerouderschap mogelijk maakt;

verzoekt de regering om een werkgroep aan te stellen die de doorwerking van meerouderschap in overige wet- en regelgeving nauwkeurig uiteenzet, een plan en planning opstelt voor implementatie en de conclusies hiervan voor de zomer van 2023 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ginneken en Ellian.

Zij krijgt nr. 70 (33836).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kosten en vereisten voor achternaamswijziging erg belemmerend zijn;

overwegende dat er groepen zijn wier achternaam hun is opgelegd en hen doet herinneren aan een pijnlijke geschiedenis;

van mening dat er voor deze groepen een toegankelijke wijze moet zijn om eenmalig de achternaam te wijzigen;

verzoekt de regering om te onderzoeken of het mogelijk is om een naamswijziging tegen beperkte kosten tot stand te brengen voor deze groepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ginneken.

Zij krijgt nr. 71 (33836).

Mevrouw Van Ginneken (D66):

De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groot deel van de professionals en het algemene publiek tegen de legitieme portie in de huidige vorm is;

overwegende dat de positie van erfgenamen in een kwetsbare positie ook op andere wijzen beschermd wordt;

van mening dat de legitieme portie in de huidige vorm in strijd is met het principe van zelfbeschikking van de erflater;

verzoekt de regering om een wetsvoorstel ter afschaffing van de legitieme portie voor te bereiden en deze in het eerste kwartaal van 2023 aan deze Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ginneken.

Zij krijgt nr. 72 (33836).

Mevrouw Van Ginneken (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de tweede spreker in dit tweeminutendebat, en dat is de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik lees maar meteen mijn moties voor, want anders kom ik in tijdnood, aangezien ik maar twee minuten spreektijd heb.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment niet in de wet is vastgelegd dat bij uithuisplaatsingen het uitgangspunt moet zijn dat broertjes en zusjes samen geplaatst worden en dat dit uitgangspunt slechts in professionele beleidsregels is gevat die juridisch niet bindend zijn;

constaterende dat uit internationale regelgeving (art. 8 EVRM en 16 IVRK) voortvloeit dat broers en zussen het recht hebben op "bescherming door de wet" tegen een inbreuk op hun gezinsleven, maar die wettelijke bescherming op dit moment ontbreekt;

constaterende dat in het hiernaar uitgevoerde WODC-onderzoek wordt gesteld dat het wettelijk verankeren van het recht om samen geplaatst te worden lijkt te passen in de visie van het "samenplaatsen, tenzij" en dat het in de basis als goed wordt gezien dat kinderen dat recht krijgen, maar dat er vragen zijn over de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en verantwoordelijkheden;

van mening dat deze vragen er niet aan in de weg mogen staan dat het kinderrecht wettelijk verankerd wordt en dit een aansporing kan zijn om de belemmeringen in de praktijk zo veel mogelijk weg te nemen en de verantwoordelijkheden helder te krijgen;

verzoekt de regering in de wet vast te leggen dat het uitgangspunt bij uithuisplaatsingen van broers en zussen moet zijn: samen, tenzij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Westerveld.

Zij krijgt nr. 73 (33836).

De heer Van Nispen (SP):

Mijn tweede motie dien ik in mede namens de heer Ellian.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouderverstoting een groot maatschappelijk probleem is en dat het Expertteam Ouderverstoting in 2020 al de aanbeveling deed om ouders in een vroegtijdig stadium te waarschuwen dat zij de wet overtreden en gewezen worden op de mogelijke gevolgen hiervan;

overwegende dat, hoewel het strafbaar is, het niet nakomen van de (door de rechter bekrachtigde) afspraken of omgangsregeling vaak zonder gevolgen blijft en de situatie van ouderverstoting daarmee vaak voortduurt;

van mening dat de verstotende ouder er zo snel mogelijk op gewezen moet worden dat bij het niet nakomen van door de rechter vastgestelde afspraken of omgangsregelingen, strafrechtelijk kan worden opgetreden;

verzoekt de regering, conform de aanbeveling van het Expertteam Ouderverstoting, een werkwijze uit te werken waarbij:

  • -ouders in een vroegtijdig stadium worden gewaarschuwd dat zij de wet overtreden;

  • -het vaststellen van sancties snel kan plaatsvinden, bijvoorbeeld via een korte gerechtelijke procedure;

  • -de uitvoering van de vastgestelde sanctie plaatsvindt door agenten die hier goed op zijn voorbereid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Ellian.

Zij krijgt nr. 74 (33836).

Dank u wel. De heer Van Nispen zat exact binnen de tijd. Ik kijk even naar de minister. Is hij in gelegenheid om direct te antwoorden? Dat is het geval. Dan is het woord nu aan de minister.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Ik mag mijn appreciatie uitspreken over een vijftal moties.

Ik start met het onderwerp meerouderschap. Het voorgenomen beleid ondersteunt de motie op stuk nr. 70 van het Kamerlid Van Ginneken. Dan interpreteer ik de motie als volgt. De invoering van meerouderschap, of meeroudergezag, heeft naast de aanpassing van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, verstrekkende gevolgen. Ik hoorde het Kamerlid Van Ginneken dat ook duiden. Je moet dan denken aan wetgeving op verschillende terreinen: financiën, sociale zekerheid, zorg, onderwijs, vreemdelingenrecht, jeugdstrafrecht et cetera et cetera. Het moge duidelijk zijn dat ik dat als minister voor Rechtsbescherming niet alleen kan doen. Daarbij heb ik samenwerking nodig met de collega's, interdepartementaal in de breedste zin des woord. Mijn idee is dan ook dat ik het beeld ophaal en dat ik ook — daar hecht dit kabinet maar ook deze coalitie waarde aan — denk aan een stuk menselijke maat, uitvoerbaarheid, maar ook het kostenaspect. Die aspecten neem ik mee. Ik wil dan ook heel nadrukkelijk met focusgroepen aan het werk gaan om die verschillende perspectieven in alle scherpte in uitwerkingsscenario's tot uiting te brengen. Dan weet ik waarover we praten, welke diepte het heeft en wat het betekent. Uiteraard zal ik de Kamer na die inventarisatie informeren over alle uitvoeringsconsequenties, maar eventueel ook over de mogelijke financiële dekking die benodigd is voor meerouderschap en meeroudergezag. Op basis daarvan kan ik dan de benodigde wetgeving voorbereiden. Als ik haar zo interpreteer, zou mijn appreciatie zijn: oordeel Kamer.

Mevrouw Van Ginneken (D66):

Dank aan de minister voor het delen van de interpretatie. Mag ik die dan vervolgens zo interpreteren dat de minister heeft begrepen dat mijn inzet is om het meerouderschap vooral zo te compartimenteren dat we niet afkoersen op één heel groot en complex bigbangimplementatietraject? Ik ben er dan een beetje bang voor dat het er niet of niet snel van zal komen. Is dat ook de interpretatie die de minister heeft?

Minister Weerwind:

Ik luister naar de vraag van het Kamerlid Van Ginneken. Ik sta niet voor een big bang, maar ik sta voor dynamiek houden bij zo'n belangwekkend onderwerp. Dat hoopte ik in mijn interpretatie en mijn uitleg getoond te hebben. Mag ik dan continueren, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Heel graag.

Minister Weerwind:

Dan ga ik door met het onderwerp naamrecht. Als ik de motie op stuk nr. 71 lees, kan ik toezeggen dat ik ga onderzoeken of het allemaal mogelijk is. Als het wetsvoorstel introductie gecombineerde geslachtsnaam eenmaal als wet wordt geïntroduceerd, moet het Besluit geslachtsnaamwijziging ook worden aangepast. Ik denk dat dat het juiste moment is om het Besluit geslachtsnaamwijziging breder onder de loep te nemen. Wanneer zal de parlementaire behandeling zijn? Dat zal inderdaad ergens in 2023 zijn. Dat betreft de wetten en het proces. Dat betekent dat ik hier positief tegenover sta. Ik wil het graag aan het oordeel van de Kamer overlaten.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u naar de volgende motie.

Minister Weerwind:

De legitieme portie is een element dat is genoemd door het Kamerlid Van Ginneken in de motie op stuk nr. 72. Tijdens het commissiedebat Personen- en familierecht op 24 maart heeft het Tweede Kamerlid Van Ginneken gevraagd of ik bereid ben om een voorstel voor te bereiden tot afschaffing van de legitieme portie in het erfrecht. Ik heb een toezegging gedaan. Ik heb u toegezegd de regeling voor de legitieme portie te onderzoeken en na dat onderzoek mijn bevindingen met uw Kamer te delen. De brief over de legitieme portie ben ik voornemens om voor het zomerreces naar de Kamer te sturen. Ik vraag u om eerst die brief af te wachten en vervolgens op basis van die brief de discussie over de legitieme portie te voeren. Derhalve ga ik verzoeken om de motie aan te houden.

Mevrouw Van Ginneken (D66):

Ik had de motie ingediend, omdat ik me herinner dat de minister tijdens dat debat had aangegeven na een maand of twee met die brief te komen. Ik gaf in mijn inleiding ook al aan dat dat debat al enige tijd geleden was. Ik zag dit dus als een aansporing. Maar als de minister met de hand op het hart kan aangeven dat die brief voor de zomer komt, ben ik bereid daarop te wachten en de motie in te trekken.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Ginneken stel ik voor haar motie (33836, nr. 72) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Weerwind:

Dan ga ik naar de moties van de heer Van Nispen. Ik start met de motie op stuk nr. 73, over het samen plaatsen van broers en zusters bij uithuisplaatsingen. Met de heer Van Nispen deel ik de mening dat een uithuisplaatsing ongekend ingrijpend is voor het kind en voor het gezin. Daarom is het ook zaak dat broers en zussen, waar mogelijk, samen geplaatst worden, bijvoorbeeld in een pleeggezin. Het kan ook in een gezinshuishouden zijn, bij gezinshuishoudensouders waarnaar we op zoek gaan. U gaf ook al aan dat op grond van internationaal recht broers en zussen het recht hebben om waar mogelijk bij elkaar te blijven bij een uithuisplaatsing. Ook in de Richtlijn Uithuisplaatsing voor de professionals, de jeugdbeschermers die dit werk uitvoeren en anderen, staat dat broers en zussen samen moeten worden geplaatst, tenzij.

Het belang van het kind staat bij mij voorop. Dat predik ik niet alleen, maar dat bespreek ik ook met alle instellingen, de GI's, de Raad voor de Kinderbescherming, maar ook met de rechterlijke macht. Het voorstel van de motie is om het recht op samen plaatsen nationaal te verankeren. Die nationale verankering van dat recht voegt op dit moment heel weinig toe, want in de praktijk doen zich belemmeringen voor, bijvoorbeeld om meer dan twee kinderen tegelijk uit huis te plaatsen.

Wij zijn heel actief bezig — wij, de staatssecretaris van VWS en mijn persoon— om jeugdzorg en de jeugdbeschermingsketen fors tegen het licht te houden. Een van de essentiële elementen waar ik op focus is de rechtsbescherming. In eerdere debatten heb ik aangegeven dat ik vind dat de rechtsbescherming binnen de keten scherper, directer, actiever en concreet moet worden ingevuld. Ik ben bezig om dat stelsel in de breedte te bekijken, maar ook om die bescherming te verankeren.

Ik vraag aan de heer Van Nispen, waarbij ik mij niet verschuil achter die praktische belemmeringen, om mij de ruimte te geven door zijn motie aan te houden en mij scherp te blijven volgen, waardoor ik kan kijken hoe ik met dit vraagpunt kan omgaan om het nóg scherper te laten verankeren.

De heer Van Nispen (SP):

Toch even op de inhoud. Volgens mij zijn er twee goede redenen waarom het wettelijk verankeren wel degelijk iets kan toevoegen. Want er zijn nu inderdaad praktische belemmeringen. Die kennen we, die blijken ook uit het onderzoek. Volgens mij is het, als het uitgangspunt in de wet komt, niet meer aan een uitvoeringsorganisatie of een gecertificeerde instelling om die toets te doen. Dan gaat ook een rechter kijken of hier nou een goede reden is of niet om af te wijken van het wettelijk verankerde uitgangspunt "samen plaatsen, tenzij". Dat doet volgens mij meer recht aan het belang van het kind.

De tweede reden is volgens mij dat het wettelijk verankeren juist een aanjagende functie kan hebben, richting iedereen die daarbij betrokken is en die daar verantwoordelijk voor is, om de praktische belemmeringen die er zijn op te lossen. Uiteindelijk, daar zullen we het over eens zijn, mogen praktische belemmeringen er niet voor zorgen dat broers en zussen uit elkaar geplaatst worden in die gevallen waar dat niet nodig is.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, de minister vroeg u of u bereid bent de motie aan te houden. U stelt de minister nog een aantal vragen of u geeft redenen waarom u dat niet doet. Kunt u dat verduidelijken?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, dat doe ik zeker. Ik dacht dat bij een debat kan horen dat je ook probeert de ander ervan te overtuigen waarom iets wel een goed idee was. Dus ik hoop dat de minister zijn oordeel kan bijstellen. Als u het zo ziet en nu u dit zo zegt, ga ik ruimhartig het oordeel aan de Kamer geven.

De voorzitter:

We gaan naar de minister luisteren. De minister.

Minister Weerwind:

Voorzitter. Ik reageer inderdaad op de woorden van het Kamerlid Van Nispen. In eerste aanleg zou ik zeggen: it makes sense. Maar op het moment dat je spreekt over meer dan één kind, over twee kinderen die in een pleeggezin zouden moeten worden geplaatst, dan loop ik ertegen aan dat ik zo'n pleeggezin moet hebben, zeker als we uitgaan van het stelsel en van het uitgangspunt dat het kind centraal moet staan en er een onveilige situatie is voor het kind. Denkt u aan huiselijk geweld, aan ouders met een verslavingsproblematiek, welke dan ook.

En ten slotte moet de beslissing vallen dat het kind — we hebben net met elkaar gedeeld hoe zwaar die beslissing is — uit huis moet worden geplaatst. Niet één kind, maar meerdere kinderen, en er is geen plek. Hoe gaat de rechter er dan in de praktijk mee om? Is er dan sprake van een steun in de rug om het kind snel in veiligheid te brengen? Daar loop ik tegen aan en daar wil ik zorgvuldig een gewogen oordeel over vellen. Daarom vraag ik u om de motie aan te houden, want ik bekijk het breder. We zitten op dezelfde pagina, alleen verschillen we over de invulling. Zou het wettelijk verankeren een steun in de rug geven? Het maakt zelfs dat de positie van de rechter dan verandert binnen het geheel. Het verandert alles in de keten. Die veranderingen wil ik zorgvuldig doen, waarbij ik het belang van het kind centraal stel. Als de heer Van Nispen, zeg ik via u, voorzitter, deze motie toch wil doorvoeren, dan zet hij mij voor het blok en moet ik de motie ontraden. Ik verzoek hem nadrukkelijk om die motie aan te houden.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ga daarover nadenken. Vooralsnog ben ik er niet van overtuigd, want ik wil het ook zorgvuldig. Ik weet ook zeker dat een rechter dit in de praktijk zorgvuldig zal beoordelen, in het belang van het kind. Het is ook geen absolute motie. Er staat wel in "wettelijk verankeren van dit uitgangspunt", maar een uitgangspunt heet niet voor niets een uitgangspunt en er staat ook nog bij "tenzij". Volgens mij staat dat de zorgvuldigheid dus niet in de weg, maar mocht ik mij nog bedenken, dan zal ik de motie nog voor de stemming van aanstaande dinsdag aanhouden.

De voorzitter:

Akkoord. Daarmee is het oordeel van de minister op de motie-Van Nispen/Westerveld op stuk nr. 73 ontraden en de heer Van Nispen beraadt zich. Dan zijn wij bij de laatste motie van dit tweeminutendebat aangekomen, waarvan ik de appreciatie van de minister vraag.

Minister Weerwind:

Dat is de motie-Van Nispen/Ellian op stuk nr. 74, die gaat over de ouderverstoting oftewel contactverlies van een van de ouders met de kinderen in het geval van een echtscheiding. Terecht haalt de heer Van Nispen de werkwijze van het expertteam aan. Hij focust zich op welke rol de politie in dezen eigenlijk zou kunnen spelen. Hij haalt ook diverse onderzoeken aan. Tegelijkertijd wijs ik er met klem op dat er nog voor de zomer vanuit de contactspecialisten, die functionarissen die we in werking hebben gezet ... Ik besef dondersgoed dat dit nog een experiment is en dat ik er maar een beperkt aantal in het land heb. Maar hun expertise en hun kennis en kunde omvatten de hele keten, dus ook Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, politiefunctionarissen et cetera. Ik besef dat wanneer een kind met harde hand, of met zachte hand door een politiefunctionaris weer in contact wordt gebracht met zijn ouder, dat wel een blijvende impact op de psyche van het kind kan hebben. Ik zoek dus naar andere wegen, naar een totaalpakket hierin. Wij zijn nu bezig dat totaalpakket uit te werken. De visie ligt er en is vertaald in handelingsperspectieven, die worden voorgelegd aan de hele keten. Gelet daarop kijk ik naar de motie op stuk nr. 74, die hier op tafel ligt, over ouderverstoting en het contactverlies van een ouder met een kind. Dat mogen we niet doen. Vandaar dat ik met programma's als Scheiden zonder Schade — overigens een programma dat ik continueer — duidelijk heb gemaakt dat mijn idee is om het breder aan te pakken, niet langs deze weg. Daarom kan ik de motie alleen maar ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de minister. Dan zijn wij aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden aanstaande dinsdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven