Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 7, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 7, item 2 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Vestering aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toename van de ziekte van Parkinson en de relatie met de blootstelling aan landbouwgif.
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren. Zij heeft een vraag aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heet de minister ook van harte welkom. De vraag van mevrouw Vestering gaat over de toename van de ziekte van Parkinson en de relatie met de blootstelling aan landbouwgif. Het woord is aan mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Parkinson is de snelst groeiende hersenziekte ter wereld en raakt niet alleen oudere mensen, maar komt ook steeds vaker op jongere leeftijd voor. Professor Bloem van het Parkinson Centrum Nijmegen waarschuwt voor een ware parkinsonpandemie. Hij merkt daarbij op dat we die snelle groei aan onszelf te danken hebben, omdat we nog altijd toestaan dat we gevaarlijke landbouwgiffen, die zijn ontworpen om schade toe te brengen, massaal op ons voedsel en in onze leefomgeving spuiten. Het gif komt ook terecht bij de boeren zelf, die daardoor ook een hoger risico lopen om parkinson te krijgen. Het komt op ons voedsel terecht en we vinden het zelfs terug in de luiers van baby's.
Voorzitter. Europa is de baas als het gaat over welke gifstoffen wel en welke gifstoffen niet gebruikt mogen worden, maar de minister van Landbouw kan vanuit het voorzorgsprincipe ook landelijke beperkingen instellen. Maar wat doet deze minister? Zij erkent de ernst en herhaalt het mantra dat de gezondheid van mensen op de eerste plaats staat. Vervolgens doet ze niets, behalve wat wachten of er nog rechtszaken komen van gifproducenten tegen andere landen, zoals Luxemburg en Duitsland, die de gezondheid van hun inwoners wel willen beschermen en die rotzooi, zoals glyfosaat, gewoon verbieden. Dan moet je er als minister van Landbouw wel heel erg zeker van zijn dat het gif waarvan je het gebruik in Nederland toestaat, helemaal geen kwaad kan.
Maar zeker van haar zaak kan ze niet zijn. Er is namelijk een duidelijk verband tussen het gebruik van landbouwgif en parkinson. In Frankrijk wordt parkinson zelfs beschouwd als een echte beroepsziekte, die in grote mate voorkomt bij wijnboeren die onder andere met glyfosaat spuiten. Maar ook buren van gifspuiters en de mensen die levenslang bespoten levensmiddelen gebruiken, worden slachtoffer. Deze minister neemt dus willens en wetens het risico dat duizenden mensen in Nederland parkinson krijgen, wetende dat de jongste patiënt op de Parkinsonpoli in Nijmegen pas 13 jaar jong is. Dat doet ze liever dan dat ze verantwoordelijkheid neemt, terwijl de Tweede Kamer haar herhaaldelijk heeft gevraagd dat te doen door moties aan te nemen die het gebruik van landbouwgif beperken en mensen en insecten daardoor beschermen.
Voorzitter. Ik wil van de minister weten: hoe kan het dat ze er geen werk van maakt om deze risicovolle landbouwgiffen van de markt te halen als voor haar het voorzorgsprincipe leidend is? Waarom zegt ze dat het radicaal anders moet als het gaat om het gebruik van landbouwgif en beloofde ze dit aan de omwonenden van de bespoten velden, maar zijn er nog altijd geen concrete en afrekenbare doelen gesteld om minder landbouwgif te gebruiken? Waarom legt de minister de in dit voorjaar aangenomen motie naast zich neer die verzoekt of zij zich in EU-verband wil inzetten voor het tegengaan van het steeds maar weer automatisch verlengen van de toelating van landbouwgiffen wanneer er geen tijd is om de gifstoffen te testen op veiligheid, zoals het wettelijk wel moet?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over een ziekte die vreselijk is: parkinson. Ik begrijp de onrust en de vragen die er zijn rondom het verband tussen gewasbeschermingsmiddelen en parkinson. Sterker nog, die vragen heb ik zelf ook. Dat is de reden dat ik er in Europa al tijden voor pleit om de beoordelingscriteria voor neurologische aandoeningen, waaronder parkinson, bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen te herzien en aan te scherpen. Op dit moment is er voor de werkzame stoffen die in Europa zijn goedgekeurd geen onderbouwing dat er nu een relatie is met het ontstaan van de ziekte van Parkinson.
Zoals gezegd heb ik die vragen zelf ook. Daarom heb ik het RIVM gevraagd om heel specifiek naar de ziekte van Parkinson te kijken en naar de beoordelingscriteria die daarbij gehanteerd worden. Ik heb het RIVM dit jaar gevraagd om te onderzoeken hoe we bij die risicobeoordeling van de werkzame stoffen ook de eventuele gevolgen van neurologische aandoeningen snel en goed scherp krijgen. Ik kan de Kamer melden dat het rapport van het RIVM begin november klaar is. Dan zal ik de Kamer uiteraard ook informeren over de uitkomst van dat RIVM-rapport. Ik zal de Kamer dan ook meedelen hoe ik de uitkomst van het rapport erbij ga betrekken in Europa om te laten zien wat de mogelijkheden zijn om die beoordelingscriteria aan te scherpen op basis van onderzoek dat wij zelf hebben gedaan. Ik neem het dus wel degelijk serieus. Daarom heb ik die onderzoeken ook ingesteld. Daarom hoop ik ook dat we de Kamer begin november daarover nader kunnen informeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik hoor voornamelijk weer holle woorden van de minister als ze zegt hoe ernstig ze het vindt dat deze ziekte er is. We kunnen nu al handelen. Er zijn voldoende onderzoeken en daar kunnen we wat mee doen. De minister erkent zelf dat er niet getoetst wordt op de neurologische effecten van landbouwgif. Eén soort gif springt eruit als het gaat om het risico op parkinson, namelijk glyfosaat. Dat ligt in de vorm van het middel Roundup nog steeds in de winkels in Nederland. Over een jaar moet Europa opnieuw beslissen of dat gif nog langer op de markt mag blijven. Ik hoor nu van de minister dat er weer nieuwe onderzoeken komen, dat het RIVM ernaar gaat kijken, maar ik wil dat deze minister van Landbouw zegt: als we het niet zeker weten, dan geven we het niet vrij op de markt, dan mag het hier in Nederland niet gebruikt worden. Gaat de minister zelfstandig, dus onafhankelijk van de uitkomst, glyfosaat in Nederland verbieden, zoals Luxemburg en Duitsland al hebben gedaan?
Minister Schouten:
Laat ik één ding rechtzetten: het is niet zo dat er niet getoetst wordt op bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson. Alleen, op dit moment wordt er geen relatie gelegd tussen bepaalde gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson. Ik ben van mening dat we daar dieper onderzoek naar moeten doen, en meerdere wetenschappers zijn dat met mij van mening. Maar als je iets wilt verbieden, moet je ook het causaal verband aantonen tussen het middel dat je gebruikt en het risico wat daaruit voortkomt.
Voorzitter. Dat is precies waarom ik die diepere informatie wil hebben: om op die manier betere beoordelingscriteria te krijgen. Daar zet ik mij voor in. Dat is de weg die wij steeds gevolgd hebben in het dossier. Ik wil de Kamer er nog eens aan herinneren dat mij werd altijd verweten dat ik óf te streng was op gewasbescherming, óf niet streng genoeg. Ik heb steeds gezegd: de wetenschap is hier voor mij bepalend. Bij bijvoorbeeld neonicotinoïden had ik een deel van de Kamer tegen me, dat zei: waarom verbied je dat, het heeft zo veel effect? Ik zei: uit de beoordeling blijkt dat het niet goed is. Aan de andere kant zegt de Kamer "verbied iets", terwijl ik de resultaten nog niet heb. Ik vind dat we eerst de resultaten moeten hebben om het te kunnen onderbouwen, zodat het ook standhoudt als hierover eventueel rechtszaken gevoerd worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik hoor weer dat het argument "pas op voor rechtszaken" wordt aangedragen om te voorkomen dat we een beperking inzetten op landbouwgif. Ik hoor ze maar niet, maar ik zou graag drie goede redenen willen horen van de minister waarom we deze middelen nog wel zouden moeten gebruiken, terwijl de gezondheid van deze mensen op het spel staat en hun levens in de vernieling worden geholpen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vestering. Ik geef het woord nog even aan de minister.
Minister Schouten:
Volgens mij sta ik ongeveer elke dag qualitate qua in een rechtszaak die gevoerd wordt tegen mij of mijn beleid. Ik ben dus niet bang voor rechtszaken. We leven in een rechtsstaat. Als producten getoetst worden aan de bestaande criteria en vervolgens goedgekeurd worden, dan moeten we ze niet gaan verbieden. Aan de andere kant moeten we scherp zijn op de beoordelingscriteria. Daar ben ik nu juist mee bezig, daar doe ik ook dat nader onderzoek voor. Ik ga dat begin november naar uw Kamer sturen en dan kunnen we hopelijk ook een diepere discussie voeren in Europa over waar deze middelen worden toegelaten.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn een aantal collega's die een vervolgvraag willen stellen. Allereerst de heer Tjeerd de Groot van D66, dan de heer Van Campen van de VVD en dan mevrouw Van der Plas van BBB.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb een persoonlijke betrokkenheid bij dit onderwerp, want mijn oom Tjeerd, die tuinder was, had parkinson. Onlangs is hij overleden, gelukkig op leeftijd, maar dit is wel iets wat je duidelijk ziet, ook in je eigen familie. De minister zoekt naar redenen om te zeggen: ik heb argumenten nodig om, ook juridisch houdbaar, het gebruik terug te dringen. Ik heb die argumenten voor de minister: gesteund door deze Kamer, twee moties die de minister oproepen om niet de toelating maar het gebruik van glyfosaat voor bepaalde toepassingen, bijvoorbeeld het geel spuiten van graslanden — totaal onnodig — te verbieden. De minister heeft de bevoegdheden, dus de minister kan aan de slag wat D66 betreft.
Minister Schouten:
Zoals de heer De Groot weet, hebben we bepaalde toepassingen van glyfosaat ook verboden. We hebben gezegd: dat gaan we niet meer doen, omdat het daar totaal geen werking heeft en het onnodig is om het middel daar in te zetten.
Voor de goede orde wil ik ook nog beschrijven wat het proces is rondom de herbeoordeling van glyfosaat. Vier lidstaten, waaronder Nederland, hebben het dossier opnieuw beoordeeld. Dat is aan de Commissie gestuurd. Zij is net begonnen of moet nog beginnen — dat doe ik even uit mijn hoofd — met een publieksconsultatie over de uitkomsten van de herbeoordeling. De verwachting is dat er in het najaar van 2022 een besluit over wordt genomen op Europees niveau. Waar wij zaken kunnen verbieden omdat ze geen nut hebben, hebben we dat dus gedaan. Op andere punten is het echt belangrijk dat we met de Commissie kijken hoe we verdergaan met het dossier glyfosaat.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de toelating. Dat moet de minister maar doen met de wetenschappers. Maar het is haar bevoegdheid om veel ruimer, zoals ook de motie vraagt, die toepassingen te verbieden. De minister heeft een motie die is aangenomen door de hele Kamer tot twee keer toe niet uitgevoerd. Dat is te betreuren, ook gelet op de slachtoffers onder boeren en tuinders.
De voorzitter:
De heer Van Campen van de VVD en daarna mevrouw Van der Plas.
De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij zegt de minister heel terecht dat we toelating van gewasbeschermingsmiddelen moeten baseren op de wetenschap. We voeren hier weleens het debat waarin dat anders lijkt. Omdat dit leidt tot onrust onder mensen, wil ik de minister vragen of we de toelatingsinstanties, op Europees niveau de EFSA en op nationaal niveau het Ctgb, kunnen vertrouwen. Kan de minister garanderen dat toelating van gewasbeschermingsmiddelen veilig is op het moment dat deze instituties daarover een uitspraak hebben gedaan?
Minister Schouten:
Ik denk dat de heer Van Campen terecht zegt dat dit onafhankelijke instituties zijn. Het Ctgb valt politiek onder mijn verantwoordelijkheid, maar ik heb geen enkele, maar dan ook geen enkele bemoeienis met de uitkomsten die het aan mij voorlegt en die ik altijd weer aan de Kamer voorleg. Uiteindelijk volgen daaruit besluiten, maar het Ctgb en de EFSA — de EFSA staat wat verder op afstand; dat is Europa — zijn instanties waar wetenschappers werken, die zonder last en ruggespraak tot conclusies komen. Die conclusies gebruik ik voor het debat met uw Kamer. Ik zie dat dit best vragen oproept. Ik weet ook dat de wetenschappers altijd openstaan voor gesprekken om uit te leggen wat ze aan het doen zijn, op basis van welke methode ze dat doen en hoe ze het doen. Ik kan garanderen dat ik geen enkele bemoeienis heb met de resultaten van het onderzoek van het Ctgb. De keuzes die daarna komen, zijn uiteraard in overeenstemming met het debat dat ik met uw Kamer voer. Maar met de onderzoeken bemoei ik me niet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben een beetje in verwarring, want in mijn beleving was mancozeb het product dat in het verdachtenbankje zit. Dat product wordt al verboden. Volgens mij wordt glyfosaat per definitie niet op voedsel gespoten, tenzij het alleen pre-oogst is bij ongelijk afrijpende tarwe. Dat is eigenlijk het enige. Het wordt niet op de bloemkool of de rodekool gespoten, want glyfosaat is een middel dat onkruid doodt en is geen bestrijdingsmiddel. Kan de minister mij er misschien bij helpen of het klopt wat ik zeg of dat ik misschien iets heel geks zeg?
Minister Schouten:
Ik denk dat mevrouw Van der Plas goed weergeeft waar glyfosaat voor wordt gebruikt. De discussie hier ging iets breder en ging over middelen die mogelijk neurologische gevolgen hebben. Daar is mijn antwoord op gebaseerd geweest. Later kwamen daar vragen bij over glyfosaat. Die heb ik ook beantwoord naar aanleiding van de vragen die uw leden hebben gesteld. Heel specifiek de vraag van mevrouw Vestering ging over het gebruik van middelen die mogelijk effect hebben op neurologische aandoeningen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké. Dan zijn we er in ieder geval duidelijk in dat glyfosaat geen middel is dat op onze groenten wordt gespoten, maar dat het een middel is dat onkruid doodt. Het onderzoek naar het effect daarvan en de ernst van de effecten daarvan wacht ik graag af. Ik zeg ook niet: spuit alles maar lekker in het rond; dat maakt niet uit. Ik wilde even goed dat onderscheid weten.
Dan gaat mijn tweede vraag over het feit dat we natuurlijk wel heel veel producten uit landen buiten de EU importeren, die aan heel andere standaarden moeten voldoen. Mijn vraag luidt: stel dat dat binnen Nederland of binnen Europa verboden wordt, zou de minister dan ook bereid zijn om in de ministerraad bij toekomstige handelsverdragen ervoor te pleiten om dat voedsel uit andere landen niet meer toe te laten? Ik vraag dit ook expliciet aan de D66-bewindslieden, want die zijn heel erg voor het toelaten van dit soort voedsel in Nederland. Ik las gister namelijk bijvoorbeeld weer dat er ethyleenoxide in bio-fruitijsjes van de Albert Heijn zit.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat vind ik een beetje gek, want het een mag dan niet en het ander dan weer wel.
Minister Schouten:
We hebben vorige week al een uitgebreid debat gehad over handel, ook in relatie tot landbouw. Het is de inzet van het kabinet om ervoor te zorgen dat als er verdragen worden gesloten, we daarin ook afspraken maken over de milieustandaarden en de standaarden waarin de producten worden geproduceerd. Waar er nu op getoetst wordt als producten Europa binnenkomen, is of er sprake is van zogenaamde residuen. Als die residuen te hoog zijn, dan mag het product niet op de Europese markt komen. Daar gaat mijn collega van VWS overigens over. Het is de inzet van het kabinet om als er handelsverdragen gesloten worden, er ook voor te zorgen dat de standaarden gelijk zijn in Europa, bijvoorbeeld op het vlak van de manier van produceren en op milieu.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik hoor vooralsnog echt heel veel onbevredigende antwoorden, maar ook vaak weer holle woorden en geen antwoorden op mijn gestelde vragen. Ik zal daar nog wel schriftelijk op terugkomen. Eén hele belangrijke vraag die nu nog openstaat gaat over het volgende. Glyfosaat wordt nu opnieuw beoordeeld aan de hand van gegevens die de gifproducent zelf aanlevert. Kan de minister toezeggen dat dit product nu wél wordt getest op neurologische effecten, zoals parkinson? Of is dit niet het geval, en gebruiken we over vijf of tien jaar nog steeds die hele periode glyfosaat en lopen mensen risico op parkinson?
Minister Schouten:
De herbeoordeling heeft nu plaatsgevonden. Volgens mij is dat nu afgerond en naar de Commissie gestuurd. Die herbeoordeling heeft op basis van de huidige criteria plaatsgevonden, terwijl wij er natuurlijk voor pleiten om juist in Europees verband te kijken of er scherpere criteria moeten worden gehanteerd. Maar de herbeoordeling van nu heeft plaatsgevonden op basis van de huidige criteria.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bedanken. We maken even schoon.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-7-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.