Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 63, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 63, item 7 |
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister van Financiën.
Minister Kaag:
Veel dank, mevrouw de voorzitter. Veel dank ook aan de leden van deze Kamer voor de vragen en opmerkingen. Aan mij zijn een paar korte vragen gesteld. Ik hecht eraan om te zeggen dat ik namens andere ministers ook een aantal thema's zal oppakken, zo goed en kwaad als dat gaat. Ik zal proberen te antwoorden over de huurwoningen, isoleren, het openbaar vervoer en de categorie overige. Ik zal nog iets algemeens zeggen over de koopkrachtregeling, het budgetrecht, de begroting in algemene zin en de steun aan de bedrijven, mede namens de minister van EZK. Dat waren een beetje de blokjes, zoals al opgenoemd door de minister van Sociale Zaken.
Het is de eerste keer dat ik spreek in deze termijn. Daarom hecht ik eraan, de woorden van de minister van Sociale Zaken herhalend, te zeggen hoe de gruwelijke oorlog in Oekraïne in de eerste plaats een drama is voor de Oekraïners zelf en de miljoenen mensen die intern ontheemd zijn in hun land, die in angst leven en getraumatiseerd zijn, maar ook voor diegenen die het land hebben kunnen ontvluchten, op zoek naar een veilige plek.
De oorlog heeft duidelijk impact op de Nederlandse economie en koopkracht. Dat is daar een afgeleide van. Het is al vaak gesteld: ook wij zullen een prijs betalen voor de agressie vanuit Rusland in Oekraïne. We hebben dat onder andere gezien in de oplopende inflatiecijfers, maar niet alleen dat. Die worden met name veroorzaakt door de stijgende energieprijzen en, zoals we in toenemende mate zien, door de stokkende aanvoer en de interrupties in de productieketens vanwege de stevige sanctiepakketten die zijn ingesteld door de Europese Unie en de handelingen van de NAVO. En terecht.
De sancties die aan Rusland en Wit-Rusland zijn opgelegd, zijn bedoeld om Poetin een halt toe te roepen, maar ze raken ons. Veel Nederlanders begrijpen dat dit een prijs is die we moeten en willen betalen, voor onze vrijheid, veiligheid en democratie.
Er is nog veel onzekerheid over de gevolgen. Dan heb ik het over gevolgen op iets langere termijn. Het kabinet houdt rekening met verscheidene scenario's. We hebben in recente doorrekeningen en CPB-inschattingen gezien dat een negatief scenario een kortstondige recessie kan veroorzaken. In een negatief scenario van De Nederlandsche Bank loopt de inflatie bijvoorbeeld op tot 9,5%. Dat kan. Vanochtend heeft het CPB, het Centraal Planbureau, een nieuwe studie gepubliceerd naar de economische gevolgen voor Nederland van de huidige handelssancties tegen Rusland en ook van een mogelijke sluiting van de gas- en olietoevoer uit Rusland naar Europa.
Nederland is via waardeketens meer verbonden met de invoer van Russisch gas dan andere Europese landen. Veel is onzeker. Het is dus goed mogelijk dat we in zeer zwaar economisch weer belanden. Daar is deze Kamer zeer goed over geïnformeerd. De stijgende energieprijzen raken veel huishoudens ontzettend hard in de portemonnee, met name diegenen met een klein inkomen. Dat is al vaak benoemd. Ik vind het dan ook zeer goed dat bijvoorbeeld mevrouw Van der Plas refereert aan de mentale en psychologisch stress en de gezondheidsgevolgen die mensen kunnen ondervinden van de pure angst over de vraag of ze nog kunnen rondkomen en of de schuld die ze misschien al hebben nog groter gaat worden. Ik vind het belangrijk dat daar aandacht voor is.
Ik hoop ook — dat zult u ook gemerkt hebben aan de beantwoording van de minister van Sociale Zaken — dat de volle aandacht van het kabinet is uitgegaan naar de opties om snel te kunnen handelen. Dat heeft geresulteerd in het koopkrachtpakket. Toen wij met elkaar voor de eerste keer debatteerden over de Startnota, was dat aan de vooravond van de inval in Oekraïne. De heer Omtzigt refereerde daar onlangs nog aan. Ik denk dat niemand, behalve de Amerikaanse inlichtingendiensten die daar publiek over spraken, had kunnen bevroeden dat de inval zou plaatsvinden en dat de oorlog op een dusdanige manier gevoerd zou worden, met een dusdanige ontwrichting en ontheemding van de Oekraïners zelf.
Het betreft nu een uitzonderlijke situatie. De onzekerheid voor huishoudens in Nederland is groot. Het kabinet heeft ervoor gekozen, zoals uitvoerig toegelicht, om bij hoge uitzondering een koopkrachtpakket voor het lopende jaar samen te stellen. Dit doen we omdat huishoudens door de hogere energierekening in acute problemen raken of kunnen raken. Daarbij zeg ik als minister van Financiën natuurlijk dat dit pakket is gedekt, zodat de rekening niet wordt doorgeschoven naar volgende generaties. Maar het is ook belangrijk — dat is mijn dure en wellicht sobere plicht —- om erop te wijzen dat juist in deze tijden, nu wij eigenlijk dachten uit de coronacrisis te komen, weer op de schatkist gepast moet worden en dat hierbij de begrotingsdiscipline gerespecteerd moet worden.
Wij verliezen met z'n allen welvaart. Veel mensen worden er helaas — ik hoop tijdelijk — armer op. We kunnen niet voor eenieder de gevolgen dempen zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.
Dan een opmerking over de begrotingsregels. Ik maak dit blokje even af, mevrouw de voorzitter. De heer Stoffer vroeg of het kabinet van plan was de begrotingsregels te respecteren in de voorjaarsbesluitvorming. Ook de heer Nijboer wees terecht op het belang van een zorgvuldig begrotingsbeleid. Ik ben het van harte eens met de heren Nijboer en Stoffer dat het begrotingsbeleid gebaat is bij een duidelijk proces en duidelijke regels. Wij hebben als kabinet deze regels dan ook opgenomen in het coalitieakkoord en in de Startnota. Vandaar dat ik ook steeds benadrukt heb — dat was voor de inval in Oekraïne — om vast te houden aan één besluitvormingsmoment en handhaving van de financiële kaders, ook omdat we in de coronatijd veelvuldig, noodgedwongen maar terecht, zijn afgeweken van die regels. U kunt ervan uitgaan dat de regels en de kaders centraal staan bij de komende onderhandelingen in het kabinet — daarna natuurlijk met u — over de begroting.
Met de heer Stoffer ben ik blij dat het kabinet ervoor zorgt dat de rekening niet wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. Maar ik moet ook erkennen dat het kabinet in dit uitzonderlijke geval, waarbij hogere gasbaten via de hogere gasprijs gepaard gingen met grote problemen met de koopkracht, dit aspect eenmalig zwaarder vond wegen dan de letter van de begrotingsregels.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Twee maanden geleden zei dit kabinet — dat staat ook in het regeerakkoord — dat het koopkrachtbeeld voor iedereen evenredig en positief moet zijn. Nu, twee maanden later, blijkt iedereen zwaar door het ijs te zakken en zien we een zwaar negatief koopkrachtbeeld. Deze minister zegt: iedereen gaat het voelen, iedereen wordt er armer op, dat is het eerlijke verhaal. Maar wie wordt er niet armer op? Wie profiteert er van de hoge gasprijzen? Dat is deze minister. Zij dekt dit koopkrachtpakket met meevallers in de gasbaten. Met andere woorden: deze minister profiteert van de hoge gasprijs en houdt daarmee geld over. Zij geeft dat geld eigenlijk terug aan de bevolking, als compensatie voor die hoge rekening. Een sigaar uit eigen doos. Ik zei het al in mijn eigen termijn.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dus deze minister moet niet doen alsof zij een gebaar maakt. Zij geeft de bevolking gewoon wat zij extra binnenhaalt vanwege de hoge gasprijs. En dan heb ik het niet eens over de btw, want de btw op benzine en op gas zorgt ook voor meevallers en extra inkomsten. Dus u verdient gewoon 10 miljard aan de extra belastinginkomsten en u geeft 6 miljard terug. Dat is het eerlijke verhaal.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister.
Minister Kaag:
Deze minister verdient er persoonlijk helemaal niets extra's bij. Dit even voor de goede orde. Misschien valt dit onder de categorie "persoonlijk feit".
De rijksbegroting, de staatskas heeft — op onfortuinlijke wijze, zou ik bijna zeggen, door deze oorlog — veel extra inkomsten gekregen. Vanuit die optiek, vanuit de urgentie, vanuit de maatschappelijke roep om snel te kunnen handelen — waar de Kamer terecht de nadruk op heeft gelegd — en tegelijkertijd vanuit het belang om het besluit dekkend te laten zijn en het niet in het saldo te laten lopen, hebben wij ervoor gekozen om het inderdaad via de hogere gasprijs te dekken. Het is natuurlijk wel het naar voren halen van inkomsten die we eigenlijk nog moeten inboeken. Wat ik eigenlijk interessanter vind, en wat ik niet haal uit de opmerking van de heer Van Dijck, is of hij nu tevreden is met het besluit of dat hij liever een ongedekt koopkrachtpakket had gezien. Ik weet niet wat de suggestie is. Het is correct: de Staat heeft het niet gepland. Maar zoals u ook weet, kijken we bij de voorjaarsbesluitvorming altijd naar de meevallers en de tegenvallers. We maken dan de rekening met elkaar op en we kijken wat we kunnen doen. Alleen hebben we dat moment nu naar voren gehaald.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Waar het mij om gaat, is dat er wordt gesproken — ook de vorige minister van SoZaWe heeft dat wel twintig keer gezegd — over dekking, dekking, dekking, dekking. Maar de dekking is de meevaller, de dekking is de sigaar uit eigen doos, de dekking is wat de mensen thuis meer betalen aan de gasprijs, aan de btw bij de pomp en noem maar op. Dat is uw dekking. Als ik de minister vraag wat de dekking is voor de 75 miljard die dit kabinet extra uitgeeft in deze kabinetsperiode en wat de dekking is voor de 60 miljard voor klimaat en stikstof, dan heeft ze daar ook geen dekking voor. Het excuus om je te verschuilen achter een dekking, terwijl de situatie bij veel gezinnen nijpend is omdat zij hun rekeningen niet meer kunnen betalen, vind ik zo zwak, dat ik er bijna geen woorden voor heb. Kom me dus niet aan met dekking. De mensen moeten gewoon gecompenseerd worden. Zij hebben geen schuld aan het feit dat de gasprijs zo hoog is. Zij leveren nu gigantisch veel in, elke maand weer. Straks staan er rijen bij de Voedselbank. En deze minister heeft het over dekking.
Minister Kaag:
Ik ben natuurlijk begonnen met de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan. De minister van Sociale Zaken heeft uitvoerig toegelicht welke keuzes we hebben gemaakt en hoe we hebben geprobeerd de gevolgen te dempen voor de mensen met een bestaansminimum, de minima, maar ook voor de lage- en middeninkomens. Ik denk dat u niemand vanuit het kabinet heeft horen zeggen dat dit pakket een schoonheidsprijs verdient. Verre van dat. We hebben gezegd: snelheid en zo gericht mogelijk waar dat kan voor de mensen die dat het meest nodig hebben, en ook voor andere bevolkingsgroepen, dus ook de lage- en middeninkomens. Is het perfect? Nee. Dat hoort u niemand zeggen. Maar het is wel onder de omstandigheden waaronder wij vonden dat het kon. Want u weet ook dat we normaal gesproken, in een lopend begrotingsjaar, dit soort besluiten niet nemen. We zijn er misschien door corona aan gewend geraakt, maar dit was juist ook een moment om weer terug te gaan naar het reguliere begrotingsproces en de begrotingsdiscipline. "Een sigaar uit eigen doos" zijn de woorden van de heer Van Dijck. Ik was blij te horen dat de heer Alkaya van de Socialistische Partij een deel van het pakket acceptabel vond. Het is wellicht niet genoeg, maar hij gaf aan te erkennen dat er een lastig besluit was genomen en dat het ging om de doelstelling die we met elkaar hebben: het dempen van de gevolgen voor de Nederlandse bevolking.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De minister is er volgens mij gewoon niet van doordrongen dat het om een noodsituatie gaat. Deze tijdelijke ingreep moeten we doen om te voorkomen dat straks mensen slapeloze nachten hebben, dat ze hun baan verliezen, dat de economie in een diepe recessie terechtkomt en dat de inflatie alleen maar hoger wordt. Dit is een ingreep die u moet doen als minister. Dan kunt u zich wel verschuilen achter allerlei procedures en achter dekkingen en noem maar op, maar de mensen thuis kunnen hun energierekening, die in plaats van €150 nu €300 wordt, niet betalen. Die mensen hebben slapeloze nachten, ze hebben ruzie thuis, ze kunnen niet naar het werk omdat de benzine te duur is. U moet als minister van Financiën — daarom heb ik met deze interruptie gewacht op de minister van Financiën — nu ingrijpen en zeggen: luister, het gaat mij niet gebeuren dat we straks de hele economie onderuit trekken door tijdelijk eventjes een paar miljard vrij te spelen om de nodige nood, de nodige ellende, te lenigen bij de mensen.
Minister Kaag:
Weet u, dit debat is al vaker gevoerd, ook in de Eerste Kamer. Dan merk je toch dat het gaat om het belang van het lenigen van de noden. Zoals al uitvoerig is toegelicht door de minister van Sociale Zaken, heeft het kabinet een aantal maatregelen overwogen. Die hebben we niet genomen of niet kunnen nemen. De essentie bleven snelheid, waar mogelijk gerichtheid en uiteindelijk het handelen van nu om te kunnen dempen. Natuurlijk is het hele kabinet daarvan doordrongen. Maar ik ben er ook van doordrongen, samen met al mijn collega's uit het kabinet — met name wat heet "de sociaaleconomische vierhoek" met de minister van Sociale Zaken — dat we in nog zwaarder weer zullen geraken. En door de coronaperiode hebben we geen sociale buffers meer.
Het is ook zaak om te kijken wat er nog kan en hoe dat kan. We gaan nu met z'n allen de voorjaarsbesluitvorming in, maar dit is een eenmalig besluit dat we hebben genomen. Ik geloof dat niemand hier de suggestie heeft gedaan dat er nog heel veel mogelijk zou zijn. Ik weet dat de heer Van Dijck vanuit de PVV vindt dat bijvoorbeeld investeren in het tegengaan van klimaatverandering niet nodig is. Dat is wel noodzakelijk als je kijkt naar de wetenschappelijke rapporten en de gevolgen van klimaatveranderingen waar wij mee leven. Het is ook investeren in de toekomstige economie van Nederland. Het is ook vooruitkijken. We moeten samen deze crisis door, maar iedereen — de minister voor Armoedebeleid, de minister van Sociale Zaken — kijkt als geen ander naar wat het doet met de koopkracht van mensen, met name de mensen die het meest kwetsbaar zijn.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb in het verleden vaak voorstellen gedaan die ik heb gedekt met extra inkomsten, waarbij je uitgaven dekt met extra inkomsten. Die voorstellen zijn in het verleden allemaal ontraden door het kabinet, omdat dat tegen de regels in zou zijn. Nu worden zelfs uitgaven gedekt met toekomstige inkomsten. Ik vraag de minister van Financiën eigenlijk twee dingen. Wat betekent dat voor toekomstige voorstellen van de zijde van de Kamer? Ik vind dat zo'n dekking deugt. Ik vind dat dat kan, maar ik vind het opmerkelijk dat als de Kamer het doet, het niet zou kunnen, terwijl het kabinet zelf het wel doet. Het tweede is: worden nu alle verwachte extra aardgasbaten ingezet voor dit pakket? Of is het bedrag dat nu wordt gebruikt voor die extra uitgaven maar een deel van de extra opbrengsten die de minister van Financiën verwacht?
Minister Kaag:
Op de laatste vraag, maar dat wil ik graag bevestigen in tweede termijn, is het antwoord dat het volgens onze inschatting de totaliteit was. Maar ik heb geen voorspellend vermogen voor toekomstige gasprijzen. Ik wil dat graag in tweede termijn bevestigen. Met het eerste punt dat de heer Alkaya maakte, heeft hij gelijk. Daarom hecht ik er ook zo aan te stellen dat dit een uitzonderlijke situatie is. De begrotingsregels schrijven namelijk — u weet dat als geen ander — een scheiding voor van inkomsten en uitgaven. Ditmaal hebben we ervoor gekozen om die scheiding te schenden; ik gebruik het werkwoord "schenden". Wat mij betreft is dat niet voor herhaling vatbaar.
De heer Alkaya (SP):
Dat maakt het des te opvallender dat er wordt gekozen voor zo'n creatieve dekking op dit moment, terwijl ik heb aangegeven dat je ook echte keuzes zou kunnen maken en daadwerkelijk solidariteit zou kunnen organiseren, door te zeggen: wij geven de groep die nu in de problemen zit, mensen die in de armoede zitten, een tegemoetkoming en dat geld halen we op bij de groep die het kan missen. Dat soort keuzes maakt het kabinet nadrukkelijk níét, en dat baart mij zorgen. Waarom loopt het kabinet weg voor dat soort daadwerkelijke keuzes? Waarom wordt er gekozen voor zo'n creatieve dekking, terwijl we in de eerste termijn met de minister van Sociale Zaken ook hebben moeten vaststellen dat we hiermee niet genoeg geld ophalen om de mensen die in de problemen zitten, echt een adequate tegemoetkoming te geven? Is het niet mogelijk om daadwerkelijk solidariteit te organiseren en de mensen die nu in de problemen komen, dan ook iets meer geld te geven?
Minister Kaag:
Ik ken de heer Alkaya van andere debatten en ik heb altijd waardering voor het belang van solidariteit, of dat nu in eigen land is of internationaal. Alleen is mijn begrip van de vraag die de heer Alkaya stelt, anders. Bij een solidariteitsheffing denk ik, eerlijk gezegd, aan een verandering in bijvoorbeeld het Belastingplan. Ik neem aan dat hij dat ook bedoelt. De heer Van Rij komt hier nog op terug, maar het kabinet gaat dit jaar aan de slag met een aantal veranderingen binnen het Belastingplan. Volgens mij bedoelt de heer Alkaya iets fundamentelers, wat niet in het coalitieakkoord staat. En dat is wel een fundamentele herziening en een herverdeling op een veel radicalere wijze. Zo begrijp ik zijn opmerking eigenlijk.
De voorzitter:
De heer Alkaya nog heel kort, en dan de heer Azarkan.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot dan, voorzitter. Ik heb inderdaad gevraagd om hiermee rekening te houden bij het Belastingplan of bij de Voorjaarsnota. Er moet in ieder geval worden gekeken naar een wat structurelere solidariteitsheffing, waardoor we dus ook de mogelijkheid zouden hebben om nu wat extra's te doen aan energiearmoede. Die vraag heb ik aan het kabinet gesteld. Als die vraag nu niet beantwoord kan worden, dan hoor ik het antwoord graag bij de Voorjaarsnota of bij het Belastingplan. Mijn fractie zou graag zien dat daar een wat fundamentelere discussie over zou worden gevoerd. Vandaar bijvoorbeeld ook mijn vraag in de eerste termijn over het preciezer in beeld krijgen van de energiearmoede.
De voorzitter:
Ja. De minister knikt.
Minister Kaag:
Ja. In tweede instantie zal de heer Van Rij hierop terugkomen. Maar wij zullen hier gezamenlijk nog verder uiting aan geven, óf in een brief, óf bij de Voorjaarsnota. Ik wil daarmee niet de suggestie wekken dat het allemaal positief zal worden, maar ik ben het eens met de heer Alkaya dat dit een nóg serieuzere reflectie vraagt.
De heer Azarkan (DENK):
Ik zou van de minister een korte reflectie willen hebben op de volgende vraag. We hadden vorig jaar 4,8% economische groei. Daarmee hebben we de economische tegenslag van 2020 volledig goedgemaakt. Heel veel mensen werken. Er werken meer mensen dan ooit. Maar nu stijgen de prijzen en komen er eigenlijk in no time 750.000 tot 1 miljoen mensen in de problemen. Hoe kan dat toch? Dit zijn mensen die ook werken. Ze zitten soms op het sociaal minimum, maar er zitten ook mensen bij die boven het sociaal minimum zitten. Wat zegt dit? Hoe kan dat? Wat is de reflectie van de minister daarop?
Minister Kaag:
Het woord "reflectie" roept bij mij altijd de vraag op of ik genoeg tijd heb gehad om hierover na te denken. Maar ik neem dat woord zoals ik het ken van de heer Azarkan. Het feit dat veel mensen relatief snel mogelijk in een kwetsbare positie zijn, zegt ons allen natuurlijk heel veel. Dat is het eerste punt. Het tweede punt komt voort uit het coalitieakkoord. We hebben bewust de post van minister voor Armoedebeleid en Participatie gecreëerd, om juist daar nog veel meer werk van te maken. Er zijn doelstellingen gesteld. De minister van Sociale Zaken heeft dat ook toegelicht. Hoe het kan? Misschien is dat een retorische vraag van de heer Azarkan. Het hangt er natuurlijk van af hoe je ernaar kijkt. Ik ga niet namens de heer Azarkan antwoorden. Ik denk dat we nog een aantal stappen moeten zetten op het terrein van kansenongelijkheid. Dat doen we over de breedte van alle terreinen. Wat mij betreft kunnen we daarbij heel veel stappen zetten als we tot uitvoering van het coalitieakkoord kunnen komen, en tot versnelling daarvan, via onderwijs, via de kinderopvang, via arbeidsparticipatie en-en-en. Maar we moeten ons volgens mij met z'n allen grote zorgen maken over de gevolgen van deze crisis, en over hoe die ons misschien op achterstand kan zetten.
De voorzitter:
Meneer Azarkan, tot slot.
De heer Azarkan (DENK):
De crisis is hiervoor een kleine verklaring. Want voor de crisis leefden er al 400.000 kinderen in armoede.
Minister Kaag:
Zeker.
De heer Azarkan (DENK):
Ik sta er zelf net even anders in dan de minister. Ik vind het eigenlijk schandalig dat we in een welvarend land als Nederland een minister voor Armoede nodig hebben. Dus wat moeten we volgens mij doen? We moeten ervoor zorgen dat mensen die werken en mensen die op het sociaal minimum zitten, in ieder geval op een niveau uitkomen waarop ze ook even een tegenvaller van misschien €1.000 kunnen dragen. Als we in een samenleving leven waarin misschien wel 1 miljoen mensen in een crisis terechtkomen bij een tegenvaller van €1.500, dan is er macro-economisch iets niet in orde. Als dat zo is, moeten we dus elke keer dit soort pleisters plakken. Want als de prijzen nu doorschieten, moeten we over zes weken misschien weer een gesprek met elkaar hebben, omdat er dan een grotere groep mensen in de problemen komt. Het gaat mij om dat fundamentele punt. Van een minister van Financiën verwacht ik dat ze ook gewoon eens nadenkt over die macro-economische factoren. Anders blijft het een kwestie van herverdelen van armoede.
Minister Kaag:
Zeer zeker. Dat doen we natuurlijk in de breedte van het kabinet, in de vierhoek, en dat doen we natuurlijk op alle momenten. Maar u heeft gelijk: in een welvarend land als Nederland zouden we niet te maken moeten hebben met werkende armen, die soms twee banen hebben. Dat doet mij denken aan de situatie in veel andere landen. In het verleden hebben we daar altijd over gezegd: goh, gelukkig zijn wij er zo niet aan toe. Maar het is ook bij ons zo. Juist daarom wil het kabinet hier extra werk van maken. Dat willen wij doen met gerichte maatregelen via de minister van Armoedebeleid, of dankzij haar en door haar beleid. En we doen het via de minister van Sociale Zaken, maar natuurlijk ook via de minister van Economische Zaken. We moeten immers ook het arbeidsdeelnameproces verbeteren. We kijken natuurlijk ook naar de lonen en naar de verhoging van het wettelijk minimumloon. Door het kabinet worden tal van maatregelen voorgesteld.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister vervolgt haar betoog.
Minister Kaag:
Onder deze categorie vroegen de heren Nijboer en Stoffer naar het budgetrecht van de Kamer ten aanzien van de maatregelen over de energietoeslag en de accijnsverlaging. Zoals u weet zijn de beide Kamers op 15 maart per brief door de minister van Armoedebeleid en Participatie geïnformeerd over de voorgenomen wetswijziging over het wetsvoorstel Eenmalige energietoeslag lage inkomens. Ik begrijp ook heel goed dat de Kamer in reactie daarop zegt: leuk deze informatie, maar normaal gesproken hadden wij dat natuurlijk eerder moeten weten. Dat hebben wij goed gehoord. Als gevolg van de sterk gestegen energierekening zijn er huishoudens met een laag inkomen in acute financiële problemen geraakt. Om die reden heeft het kabinet gemeend het toe te staan om, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, al tot uitbetaling van de eenmalige energietoelage over te gaan. De aanpassing van de ontvangstenraming op de begroting Financiën wordt per eerste suppletoire begroting aan uw Kamer voorgelegd. De budgettaire werking van de energietoelage vindt plaats per incidentele suppletoire begrotingen van SZW en het Gemeentefonds. Deze begrotingen ontvangt uw Kamer zo spoedig mogelijk. Uw Kamer kan daarmee het budgetrecht uitoefenen. Indien de Kamer daartoe besluit, kan parlementaire behandeling van de incidentele suppletoire begrotingen voor publicatie van de meicirculaire van het Gemeentefonds plaatsvinden. Vanaf de eerste week van juli zal de betaling richting gemeenten plaatsvinden. Maar het fundamentelere punt dat deze Kamer heeft gemaakt, is natuurlijk het belang van en het respect voor het budgetrecht. Dat nemen wij natuurlijk ten zeerste ter harte. Ik hoop dat u ook begrip heeft voor het feit dat het kabinet dacht, ook indachtig uw oproep en de noodzaak snel te handelen, de geest en de letter goed te hanteren door een beleidsbesluit te nemen. Staatssecretaris Van Rij zal dat nog toelichten betreffende zijn onderdelen.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dit is natuurlijk vrij grote onzin, maar dat is niet zo heel erg. Ik bedoel: als de regering in december aankondigt dat ze €200 gaat compenseren, in maart een wetsvoorstel indient en het op dat moment gaat uitvoeren, kunnen we als Kamer in mei wel tegenstemmen, maar dan is het geld al uitgegeven aan de gemeentes. U kunt wel zeggen dat u dat dan bij de gemeentes gaat inhouden, maar nogmaals, doe me een lol, bel gewoon even de voorzitter van de Algemene Rekenkamer op: dit is niet comptabel en rechtmatig. Je hebt hier een besluit te nemen. We hebben net ook een discussie gehad met de minister van Sociale Zaken. Er zit hier ook nog een uitvoeringsprobleem. Dat zit wel bij die €800 en minder bij de accijnzen. Dat is te doen. Maar bij die €800-maatregelen zijn echt best wel fundamentele maatregelen. Dit is niet rechtmatig. Als de minister van Financiën dat niet beseft, dan vraag ik haar echt om het daarover te hebben met de heer Visser, de president van de Rekenkamer. En twee …
De voorzitter:
Misschien is het handig als de minister eerst daarop reageert.
Minister Kaag:
Het woord "besef" is denk ik een groot woord. Wij hebben net gezegd dat wij terdege hebben beseft dat de Kamer hiermee niet tevreden is en dat wij het budgetrecht van de Tweede Kamer en natuurlijk ook van de Eerste Kamer altijd willen respecteren. We hebben uitleg gegeven over de omstandigheden waaronder wij het goede dachten te doen, indachtig alle stappen die nog zijn te nemen. Ik neem deze kritiek van de heer Omtzigt dus uiteraard ter harte. Dat geldt voor het hele kabinet en wij kijken daar ook niet van weg. Wij hebben geprobeerd om in de uitleg uiting te geven aan de urgentie van het helpen van mensen en aan het feit dat het beleidsbesluit natuurlijk uitzonderlijkerwijs is genomen. Ik hoor ook zeer duidelijk dat de heer Omtzigt zegt dat dit niet op deze manier moet worden herhaald, maar dat is ook ons eigen beleid. Ik hoop dat het niet nodig is.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dit besluit is al in december genomen. Er was tussen december en maart dus echt wel gelegenheid, als het kabinet dat gewild had, om te overleggen over hoe de maatregel eruitziet. De regering had rustig een brief kunnen schrijven in de zin van: we zijn van plan om dit te doen. Ik snap dat er dan nog steeds het materiële budgetrecht is waarmee je een beetje in de klem komt, maar we hebben nu de situatie dat er de afgelopen week al uitgekeerd mocht worden en dat we de komende dagen nog op antwoorden wachten over wie het nou krijgt. Dat kan echt niet. Maar mijn vraag in de eerste termijn was een andere. Als de oorlog nu zou aflopen en de energieprijzen wat omlaag zouden gaan, denk ik dat dit het laatste pakket was dat we dit jaar nodig hebben. Als de DNB-voorspelling van 9,5% waarheid wordt, komen mensen gedurende dit jaar nog veel harder in de knel. Dan gaan mensen echt 6%, 7% of 8% koopkracht verliezen, zijn de pensioenen bevroren en gaan de uitkeringen niet voldoende omhoog. Dan is er meer nodig. Ik heb de regering in de eerste termijn gevraagd of er ook is nagedacht over dat plan. Ik hoef niet alle memo's te zien. Ik hoef dus niet te weten wanneer er precies wat gebeurt, maar laat het kabinet zich dan niet weer overvallen waardoor het binnen een week een maatregel moet nemen?
De voorzitter:
Dank u wel. Een heldere vraag.
Minister Kaag:
Ik denk dat de heer Omtzigt terecht de analyse, de zorgen, deelt. Hij vroeg of het kabinet al nadenkt over worstcasescenario's, over de ergste scenario's. Ja, daar zijn we mee begonnen. Maar er ligt nog geen memo en geen plan. Het denkproces is gestart in de sociaal-economische vierhoek en wij verbreiden dat ook op andere manieren binnen het kabinet vanwege de urgentie en de noodzaak om dit breed te beschouwen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, voorzitter, ik moet nog iets vragen over de energie… Ik geloof dat ik anders door mijn interrupties heen ben.
De voorzitter:
Ja, dat klopt.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat vermoedde ik al. Dat is het nadeel ervan.
De voorzitter:
Als u even kort een vraag stelt …
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, hoeft niet. Dit lukt wel.
De voorzitter:
Nee? Oké. Dan de heer Stoffer, SGP. Gaat uw gang.
De heer Stoffer (SGP):
De minister heeft uitgebreid geantwoord. Zij gaf ook aan hoe de maatregelen op deze wijze worden bewerkstelligd. Ik ben benieuwd of het kabinet heeft overwogen om spoedwetgeving door de Kamers te laten gaan voordat tot uitvoering overgegaan wordt.
Minister Kaag:
Wat betreft spoedwetgeving op het terrein van de minister voor Armoedebeleid en Participatie, wil ik graag in tweede termijn een bevestiging geven. Ik heb die informatie niet. En de heer Van Rij zal het zo toelichten wat betreft zíjn werkterrein.
De heer Stoffer (SGP):
Ik stel de vraag ... Wat geweest is, is geweest. Of je het over de inhoud helemaal met elkaar eens wordt, is nummer twee. Maar ik denk dat iedereen, van links tot rechts, ervan doordrongen is dat we iets moeten doen om de lage inkomens, maar ook de lage middeninkomens, tegemoet te komen. Het gaat niet om de inhoud. Het gaat mij echt om de procedure. Ik wil straks — dat mag ook in tweede termijn; wellicht zal dat dus volgende week worden — wel graag een antwoord op de vraag of het overwogen is en welke stappen zijn gezet. Het gaat mij vooral ook om de toekomst. Ik heb begrepen dat het de allerlaatste keer is dat dit gebeurt, al vraag ik me dat af. Ik zou wel graag de scenario's willen zien voor wanneer je het als kabinet niet doet en wanneer wel. Persoonlijk heb ik de indruk dat het best gekund had en dat we er best toe genegen waren geweest, zoals de heer Nijboer dat heeft aangeven vanuit de PvdA, om dat heel snel te doen. Dat kunnen we. Dus vooral met het oog op de toekomst zou ik graag die borging willen zien. In dat licht zou ik het antwoord ook graag willen hebben.
Minister Kaag:
Ik beschouw dit als een vraag die breed gesteld is aan het kabinet. Het betreft toevallig het werkterrein van de minister voor Armoedebeleid en Participatie en natuurlijk ook dat van de staatssecretaris. Maar ik vat de vraag breed op. Ik, of de minister van SZW, zal de vraag in tweede termijn beantwoorden. En natuurlijk ook de oproep, en daarbij citeer ik Lubbers: laat dit van de categorie "eens maar nooit weer" zijn. Hij was een katholiek premier. Dat zal u welgevallen, zeg ik tegen de heer Stoffer. De heer Van Rij roept me iets toe. Ja, ik weet dat. De heer Stoffer en ik hebben vaker religieuze debatjes. In ieder geval nemen we dit zeer ter harte.
De voorzitter:
Een persoonlijk feit van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Ik hou meer van gereformeerde premiers, zoals Balkenende en zo, maar Lubbers heb ik erg gewaardeerd. Laat ik dat er nog bij zeggen. Hij was een voorbeeld uit mijn jeugd.
Minister Kaag:
Zo, die zit. Dank aan de heer Stoffer. Namens het CDA, zeg ik er maar even bij.
Dan had ik een vraag van de heer Jansen, maar die is er niet. Zijn vraag was eigenlijk: is het kabinet bereid om belastingen radicaal te verlagen ten behoeve van het klimaatfonds? Ik heb net al gezegd dat wij klimaatverandering tegengaan en dat wij de investeringen die wij doen, ook in het coalitieakkoord, belangrijk vinden. Overigens valt het ons in de debatten met beide Kamers soms ook op dat de voorgedragen alternatieve dekking niet altijd op een meerderheid kan rekenen. De heer Jansen is er niet, maar dit dan terzijde.
Dan ga ik …
De voorzitter:
De heer Jansen heeft zich trouwens afgemeld vanwege privéomstandigheden.
Minister Kaag:
O, excuus. Nee, nee, nee. Het is ook absoluut geen kritiek. Het is meer dat ik zijn vraag wilde beantwoorden.
Dan ga ik door naar de vragen van de heer Ephraim, de heer Stoffer en de heer Van Dijk. Zij vroegen naar de impact van de hoge energieprijzen op bedrijven, bijvoorbeeld in de glastuinbouw. Is het kabinet in gesprek met getroffen sectoren? Worden er maatregelen overwogen? Ook is gevraagd of faillissementen en economische schade te voorkomen zijn. En hoe worden bedrijven extra gestimuleerd om te verduurzamen? Dit is natuurlijk met name het werkterrein van het ministerie van EZK. Minister Adriaansens en haar team voeren regelmatig gesprekken. Volgens mij heeft zij dat vanochtend ook weer toegelicht. Zij houdt de vinger aan de pols. Zij neemt natuurlijk ook de scenario's over de grote onzekerheid die het CPB en De Nederlandsche Bank hebben gedeeld, tot zich. Op dit moment zijn er twee inschattingen, maar het is echt nog koffiedik kijken, vrees ik. Het lijkt erop dat de effecten op de Nederlandse economie als geheel nog relatief beperkt zijn. Dan kijk ik door de lens van Economische Zaken. Maar het is altijd heel betrekkelijk als het jou niet treft. Als je toevallig een bedrijf hebt dat zwaar getroffen is door deze omstandigheden en door de oorlog, dan is "relatief beperkt" niet een uitdrukking die je zou willen horen. Daar hebben wij natuurlijk alle begrip voor, maar vooralsnog is naar de inschatting van Economische Zaken brede sectorale steun niet aan de orde. De gesprekken worden voortgezet.
Verder, om juist in te zetten op de verduurzaming, heeft het kabinet via het coalitieakkoord het klimaatfonds ingezet om een breed pakket aan maatregelen mogelijk te maken. Dat is bedoeld om de Nederlandse economie te verduurzamen en om uiteraard onze gasafhankelijkheid, met name van Rusland, zo snel mogelijk af te bouwen. In dit geval gaat het ook om geopolitieke en economische redenen. Er is sprake van een maatwerkpakket. Dat betreft de grote uitstoters. Er is geld voor innovatie bij het mkb. Op dit moment ligt het compenseren van bedrijven voor de hoge gasprijzen voor bedrijven niet in de lijn van het kabinet. De inzet is vooralsnog verduurzaming. Verder zijn er veel subsidies via de RVO beschikbaar, bijvoorbeeld op het terrein van borgstelling en ondernemingsfinanciering. Dat aanbod is er gewoon. Het is helaas een herhaling. Iedereen, vrijwel alle sectoren, heeft enorme last van de hogere energieprijzen, maar op dit moment is de inschatting dat de stijging van de importprijzen tot het ondernemersrisico behoort. Ten dele kunnen bedrijven dit doorberekenen in hogere prijzen. Dat zien we natuurlijk al aan de consumentenprijzen. Er zijn ook bedrijven die dit voordeel hebben, omdat ze het risico al hebben afgedekt. Zoals ik al stelde, volgt het kabinet de situatie nauwgezet. Er zal opnieuw worden bekeken of een passende reactie noodzakelijk is.
Dan waren er nog een aantal vragen over het isoleren van huurwoningen en het openbaar vervoer. Ik weet niet of de vragen ten dele vanochtend al aan de orde waren gekomen. U kunt zich voorstellen dat ik vanuit Financiën niet dagelijks naar dit thema kijk. We hebben dit gecheckt bij de minister voor VRO. De vraag was al eerder door de heer Klaver, de heer Nijboer, de heer Grinwis en de heer Dassen gesteld: waarom worden voor huishoudens die in een tochtig huis wonen, de huren niet verlaagd of bevroren? Wat wordt er gedaan voor de zittende huurders? Met Aedes, de woningcorporaties, is afgesproken om passende maatregelen te nemen om huurders in een corporatiewoning met E-, F- of G-label te compenseren via de huurprijs. De invulling van deze maatregelen zal de minister voor VRO meenemen in de prestatieafspraken die hij voor de zomer, dus niet nu, met Aedes, de VNG, het IPO en de Woonbond wil maken. In het coalitieakkoord is daarbij afgesproken dat verhuurders huurwoningen met slechte isolatie verduurzamen door de prikkel van normering en andere positieve prikkels. Dat weet de heer Klaver. Eerlijk gezegd heb ik nu geen details over wat die positieve prikkels verder zijn. Dat moet ik wel stellen. De minister voor VRO komt hierop terug in zijn programma Versnelling verduurzaming gebouwde omgeving.
Per 1 april, dus heel snel, wordt een subsidieregeling opengesteld voor de verduurzaming van particuliere huurwoningen. Daarnaast zijn gemeenten nu al bezig — dat is al bekend — met de 150 miljoen uit het eerste pakket van de aanpak energiearmoede om vooral huurders en kwetsbare huishoudens te benaderen en om hen te ondersteunen met de inzet van energiecoaches, kleine maatregelen en andere acties. Kennelijk was een huurbevriezing of een huurverlaging uitvoeringstechnisch niet mogelijk geweest in het huidige kader. Dat is aan ons geadviseerd. Dat is natuurlijk de belangrijkste opmerking. Volgens mij is dat al door de minister van Sociale Zaken toegelicht. De huurbevriezing van een woning met bijvoorbeeld een slecht energielabel heeft namelijk een beperkt effect ten gunste van de huurder. Het heeft meer baat voor huurders met een hoog inkomen. Als dat wenselijk is en als dat het debat verder verheldert, wil ik u hier graag een korte brief toezeggen van de minister voor VRO, die hier nog verder op in kan gaan.
De voorzitter:
U heeft een vraag over dit informatieverzoek, meneer Klaver?
De heer Klaver (GroenLinks):
Ja. Dan graag voor de tweede termijn van dit debat. Waarom stellen we deze vraag juist in dit debat? We kijken allemaal naar de minister van Financiën, want dit kost veel geld. Maar dit is een probleem van de hele samenleving. De reden waarom voor de mensen in huurhuizen de prijzen stijgen, is dat de huurbazen — of dat nou woningbouwcorporaties zijn of pandjesbazen — gewoon hun werk niet hebben gedaan en niet hebben geïsoleerd. Daar is wetgeving voor nodig, maar wetgeving kan ook met spoed door het parlement gaan. Daarmee kun je ervoor zorgen dat de huren omlaaggaan. Dan hoeft het niet uit de staatskas te komen, maar dan komt het ten laste van verhuurders die in de afgelopen jaren gewoon hun werk niet hebben gedaan. Daarom kijk ik ook echt naar de minister van Financiën. Niet alles hoeft door de belastingbetaler betaald te worden. We kunnen risico's ook op de plek leggen waar ze horen.
De voorzitter:
De minister komt daar voor de tweede termijn schriftelijk op terug.
Minister Kaag:
Nou ja, het kabinet. Ik vraag de minister voor VRO om hierop een toelichting te geven. Dat lijkt me gepast. Ik hoor de heer Klaver heel goed en ik ben het ermee eens dat niet alles ten laste van de belastingbetaler moet komen. We hebben het met liefde met z'n allen gedaan, maar de coronamaatregelen hebben uiteindelijk €5.000 per gezin gekost. Dat is ook belastinggeld. Dat was noodzakelijk. Het heeft ons door de vorige crisis geholpen. We hebben natuurlijk minder buffers om door de huidige crisis te gaan. Maar ik hoor zijn opmerking heel goed. Het kan natuurlijk ook een oproep zijn aan de minister van VRO om nogmaals te bekijken of het nog op een andere manier kan. Maar de brief is daar goed voor.
De voorzitter:
Nee, u bent echt door uw interrupties heen, meneer Klaver. De minister heeft gezegd dat ze dit doorgeleidt naar de minister die daarvoor verantwoordelijk is. De andere minister komt daar voor de tweede termijn op terug.
Minister Kaag:
De heer Grinwis vroeg nog of de minister ervoor openstaat om voor het nationaal isolatieprogramma extra geld te genereren voor isolatie en energiebesparende maatregelen, bijvoorbeeld uit het klimaatfonds. Er komt kennelijk weer een brief van de minister voor VRO, maar ik zal deze vraag ook even zien als aan mij gericht. Voor het commissiedebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving van 6 april komt er een brief van de minister voor VRO over de uitwerking van het nationaal isolatieprogramma en de middelen die het kabinet hiervoor heeft vrijgemaakt in het coalitieakkoord. Zoals de heer Grinwis weet, heeft het kabinet al besloten om middelen naar voren te halen, zodat gemeenten huishoudens sneller ondersteuning kunnen bieden. Extra middelen — als dat het verzoek is — zijn op dit moment niet aan de orde, maar ik denk dat het zaak is dat we haast maken met de inzet van de middelen die er al zijn. De uitvoering ervan levert daarbij natuurlijk ook nog een vraag op, gelet op het gebrek aan arbeidskrachten op veel terreinen. Dat is ook belangrijk.
De heer Van Weyenberg vroeg nog of de drempel voor het verkrijgen van ISDE-subsidie door de twee maatregelen niet te hoog is. Het kabinet beziet momenteel opties om de drempel die bij de ISDE-regeling door de tweemaatregeleneis wordt ervaren, te verlagen. In de binnenkort te verzenden brief over het nationaal isolatieprogramma zal de Kamer hierover nader worden geïnformeerd. Ik had hier eigenlijk een "Wouter Koolmees" moeten doen, zeg ik u, mevrouw de voorzitter, want hij zou dan zeggen: ik lees hier voor; het is geen eigen werk. Maar ik hoop dat de vraag van de heer Van Weyenberg hiermee naar genoegen is beantwoord.
De voorzitter:
Kennelijk niet. De heer Van Weyenberg, tot slot.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik was op zoek naar een "Wouter Koolmees"-antwoordje, maar dan maar even zonder. Ik wacht die brief dan af. De kern is volgens mij: gaat hier een ruimere regeling helpen om mensen te laten verduurzamen nu er dus ook een tekort aan mensen is? Ik hoor echt verhalen van mensen die zeggen: ja, dan doe ik dit jaar maar niks, want ik kan er maar een van de twee doen door een tekort aan mensen en vaklui die het bij mij kunnen komen doen. Ik wacht dus op die brief, maar ik hoop dat het kabinet mijn oproep om de regel hier gewoon ruimer te maken goed heeft verstaan.
Minister Kaag:
Er was nog een vraag van mevrouw Van der Plas over het openbaar vervoer. Het was niet het doel van haar vraag, maar één constatering is dat prijzen in het ov niet zijn gestegen. De auto is inderdaad duurder geworden. Dat heeft natuurlijk juist gevolgen voor mensen die, om naar het werk te kunnen gaan, afhankelijk zijn van de auto en in gebieden waar het openbaar vervoer de diensten gewoon niet zo regelmatig kan aanbieden. U zult een gedetailleerd antwoord krijgen van de staatssecretaris van IenW. Het ov tijdelijk gratis maken, betekent niet dat het gratis is. Dat zal vele miljarden per jaar gaan kosten. De precieze kosten zouden nog in kaart gebracht moeten worden. Dat doen wij graag. Dit is dan sowieso een start van een antwoord aan mevrouw Van der Plas. Zij weet wellicht dat in de ov-sector door vervoerders met concessieverleners contracten worden gesloten waarin afspraken worden gemaakt over prijzen, die dan voor meer jaren vastliggen. De concessieverlener is meestal een decentrale overheid of, in het geval van de NS, de Rijksoverheid. En het gesprek over de prijs van het openbaar vervoer ligt primair bij de concessieverlener en bij de vervoerder. Hier kan het kabinet, al zou het dat willen, niet zomaar ingrijpen.
De heer Stoffer (SGP):
Toch even dat punt van het ov. Ik begrijp dat het kabinet zegt: we kijken daarnaar. Maar ik wil toch wel even dit punt maken. Dat is heel prachtig als je in Den Haag woont of in Utrecht enzovoort. Maar als je, zoals ik, woont op de Veluwe of ergens anders op het platteland, dan doet dat niks. Als je niet uitkijkt, ga je een soort van tweedeling creëren tussen stad en platteland. Dus mijn vraag is of het kabinet ook dat wil meenemen in de overwegingen die spelen, want anders heeft het straks een ander probleem.
Minister Kaag:
Volgens mij begon ik net met te zeggen dat ik weet dat op veel plekken in de regio het openbaar vervoer niet altijd zo regulier beschikbaar is, dat de dienstverlening niet altijd is zoals ... Ik noemde de Randstad niet, maar het leek mij bij deductie wel duidelijk dat ik het had over andere gebieden waar je ongeveer elke vijftien minuten in een trein of tram kan stappen. Dus dat leek me duidelijk. Ik ben het eens: die tweedeling, als die er al is, die moeten we niet onbedoeld versterken; die moeten we juist verminderen. Maar de vraag van mevrouw Van der Plas was of het ov niet gratis gemaakt kan worden. Daar komt het kabinet nog op terug, maar mijn antwoord is al ... Of liever gezegd: het is heel moeilijk om in te grijpen; en gratis ov is niet gratis, want dat komt wel ten koste van de belastingbetaler.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. En bedankt voor de toezegging dat daar nog een wat gedetailleerder antwoord op komt. Mijn vraag was eigenlijk ook meer vanuit de gedachte dat heel veel mensen de auto niet kunnen betalen omdat de benzineprijs zo hoog is, en dat het wellicht even uitkomst zou bieden — natuurlijk niet voor iedereen, maar misschien wel voor een grote groep mensen — om dan tijdelijk het ov gratis te maken. Dus het ging mij niet zozeer om de prijs van het buskaartje of het treinkaartje, maar meer van: kunnen we niet op die manier gewoon ervoor zorgen dat mensen de auto kunnen laten staan, omdat ze het gewoon niet kunnen betalen, en dan eventueel gratis met het ov kunnen? En voor het klimaat is dat natuurlijk een win-win. Dat moet de minister zeer aanspreken.
Minister Kaag:
Ik waardeer mevrouw Van der Plas altijd om haar zeer praktische oplossingen. Alleen, zij kan ook uit mijn antwoord opmerken dat het niet onwil is, maar dat het misschien onmogelijk is. Het is wellicht veel te duur, dus daar moet goed over nagedacht worden. En dat is dan in feite ook de toezegging nog in de brief.
De voorzitter:
De heer Nijboer, laatste vraag.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, voorzitter. Ik heb er nog wel tien, maar ik zal er een stellen, en ik zal proberen dat kort te doen. Het gaat over de verhoudingen van het pakket. De grootste kritiek is natuurlijk dat het te generiek is en te veel terechtkomt bij de hoogste inkomens. 2,1 miljard is btw en accijnzen. En maar 480 miljoen, het is groot geld, gaat maar naar de laagste inkomens. Mijn vraag is: is het kabinet bereid om daarnaar te kijken, om toch meer geld bij die lagere en middeninkomens terecht te laten komen? We hebben wel tien alternatieven gehoord hier in de Kamer. Ik heb er zelf al vier à vijf aangedragen, en ook collega's. Is het kabinet daartoe bereid? Of zegt het: we hebben de criteria gehad en proberen dit gewoon door te drukken; in de Tweede Kamer hebben we een meerderheid en in de Eerste Kamer zien we het wel?
Minister Kaag:
Dat is een hele terechte vraag. Ik denk dat het al uitvoerig is toegelicht door de minister. Ik moet het woord "toelichten" een beetje minder gebruiken, geloof ik. Maar het is benoemd door de minister van SZW, welke keuze wij hebben gemaakt en waarom, en hoe wij tegen het pakket aankijken, en natuurlijk ook welke maatregelen wij hebben overwogen en niet hebben willen of kunnen nemen. Het is heel vaak ook een kwestie van tijdspad; dat weet de heer Nijboer als geen ander. Ik denk dat wij in de tweede termijn moeten terugkomen op de grote oproep van deze Kamer of en op welke wijze er misschien nog iets meer mogelijk is. Maar dan zeg ik als minister van Financiën: dan hoor ik ook graag hoe het gedekt gaat worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de minister van Financiën voor de beantwoording, en geef ik het woord aan de staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Gisteren zijn er tijdens het debat een aantal vragen gesteld over de samenstelling van het pakket, en ook waarom wel of niet gekozen is voor fiscale maatregelen, en ook vragen over de inhoudelijke uitwerking van die fiscale maatregelen. Ik zal in mijn beantwoording ten eerste toelichten waarom wij bepaalde fiscale maatregelen niet voorstellen, dus daar niet voor gekozen hebben. En dat gaat hier met name om tussentijdse aanpassingen in de energiebelasting, maar ook in de inkomstenbelasting en ook in de toeslagen.
Ten tweede zal ik nader ingaan op het tijdpad van de uitwerking van de fiscale maatregelen en op de vraag waarom het kabinet ervoor gekozen heeft om de brandstofaccijns eerst te regelen via een beleidsbesluit. Ten derde zal ik ook een aantal vragen beantwoorden over de inhoudelijke vormgeving van die accijnsverlaging en de verlaging van de btw op energie. Tot slot zal ik ingaan op de gestelde vragen over de onbelaste reiskostenvergoeding, de zorgtoeslag, de solidariteitsheffing, de energiebelasting en de energietoeslag voor Caribisch Nederland.
Voorzitter. Bij het samenstellen van het pakket is gekeken naar wat er nog mogelijk was voor het lopende jaar. De minister van SZW en de minister van Financiën hebben dat ook al toegelicht. Wat kan je gezien de zeer urgente situatie tijdelijk doen — het gaat om tijdelijke maatregelen in dit belastingjaar; dat is heel uniek — versus wat zou je structureel moeten doen? Het moet ook gericht zijn op de kwetsbare huishoudens. Ik zou de twee pakketten voor 2022 wat dat betreft in samenhang willen zien, omdat dat bij de uitwerking ook van belang is. Er is in het eerste pakket heel nadrukkelijk gekozen voor een vermindering van de vrije voet voor de energiebelasting en voor een verlaging van het tarief voor de energiebelasting in de eerste schijf. Dat pakt natuurlijk voor alle huishoudens goed uit, maar zeker voor de lage inkomens. Daarnaast is er natuurlijk de energietoeslag van €200. Je kan zo'n maatregel ten aanzien van de energiebelasting eigenlijk maar één keer per jaar nemen. Die kan je tussentijds niet nemen, dus die zouden we 1 januari aanstaande weer kunnen nemen. Dat heeft gewoon echt met uitvoering te maken, dus niet met onwil. Dat is een van de redenen waarom we er niet voor gekozen hebben.
Ik moet toegeven dat er nu behoorlijk veel nadruk op generieke maatregelen ligt, in de vorm van een tijdelijke verlaging van de btw op energie, gas en elektriciteit van 21% naar 9%, en aan de andere kant de accijnzen op de brandstoffen. Generiek betekent aan de ene kant simpel en doelmatig, maar aan de andere kant betekent het ook dat het niet alleen voor een specifieke groep geldt. Bij het totale pakket van 6,2 miljard — dan tel ik het eerste en het tweede pakket bij elkaar op — gaat tot 3,7 miljard via de energiebelasting en de energietoeslag. Maar daar zit dus een bepaalde mix in. De heer Grinwis heeft hier ook heel specifiek naar gevraagd. Hij vroeg met name naar die tarieven en die belastingvermindering van de energiebelasting. Overigens, als je kijkt naar de heffingsvermindering bij de energiebelasting over de laatste jaren, dan zie je dat die €311 was en dat die dit jaar €681 is, exclusief btw. Vorig jaar was die €461. Nogmaals, dat is echt een instrument, een knop waaraan je kan draaien, maar dat kan alleen op 1 januari van ieder jaar. Hetzelfde geldt voor het tarief.
De heer Klaver en de heer Nijboer hebben ook gevraagd waarom we de toeslagen en het kindgebonden budget niet verhogen. Daar ben ik ook gewoon heel eerlijk over. In de eerste plaats doen we dat normaal ook altijd op 1 januari. Als je het tijdelijk zou willen doen, dan kan dat. Dat kan bij de zorgtoeslag, dat kan bij de huurtoeslag en dat kan bij het kindgebonden budget. Dat is niet onmogelijk. Dat kost natuurlijk wel voorbereidingstijd, dat kost een maand of twee, drie. Maar waar zit daar de complexiteit en waarom hebben we er ook niet voor gekozen om het in het kader van een tijdelijke maatregel te doen? Dat is omdat dat zou betekenen dat al die beschikkingen moeten worden aangepast. Als we de zorgtoeslag er als voorbeeld bij pakken, waarbij het gaat om 6 miljoen mensen, dan zou dat betekenen dat al die beschikkingen moeten worden aangepast. Daarbij loop je uitvoeringstechnisch natuurlijk tegen risico's aan, bijvoorbeeld het risico dat je te veel terugbetaalt over het jaar 2022, waardoor je dat weer moet terugvorderen. En dan roep je in uitvoeringstechnisch opzicht gewoon een probleem over je af. Maar het kan tijdelijk wel.
Het zou naar ons inzicht veel zinvoller zijn om die discussie te voeren over het totale inkomensbeleid. Dat hebben de minister van SZW en de minister van Financiën ook al gezegd. Dat zou zijn wanneer we de Voorjaarsnota bespreken en wanneer we ook later in het najaar terugkomen met het Belastingplan. Dan is het totale inkomensbeleid aan de orde. Er zijn al toezeggingen gedaan over onderzoek naar kwetsbare groepen. Als je dan aan die knoppen zou willen draaien, dan doe je dat niet eventjes voor een paar maanden of voor een halfjaar. Dat is gewoon de lastige afweging geweest. Je wordt geconfronteerd met stijgingen van energieprijzen, die zich al voor de oorlog in Oekraïne voordeden. Vervolgens gaat dat ook nog eens versterkt worden. En dan zou je ook nog eens tijdelijk naar een middel grijpen dat daar eigenlijk niet voor bedoeld is. Zorgtoeslag heeft immers niet met het stijgen van de energieprijzen te maken. Dat is een hele volatiele markt. Maar het is wel een middel waarover je in het kader van het inkomensbeleid een discussie met elkaar kunt voeren. Met andere woorden: die discussie voeren wij graag op het moment dat de Voorjaarsnota of het Belastingplan aan de orde is.
De heer Stoffer (SGP):
Niet over de zorgtoeslag en dergelijke, maar over de verhoging van de vermindering energiebelasting — het antwoord dat hiervoor kwam en waarover zowel de heer Grinwis als ik vragen hebben gesteld — kunnen we volgens mij met elkaar constateren dat die btw-verlaging op de energiebelasting gericht is, op wat energie aan mensen kost, maar voor een heel groot deel terechtkomt bij mensen met een hoog inkomen. Mijn voorstel, en volgens mij ook de bedoeling van de vraag van de heer Grinwis, was dat je, als je dat generiek terecht wilt laten komen bij mensen met een lager inkomen, die vermindering op de energiebelasting zou kunnen verhogen. De staatssecretaris zegt dat dat alleen kan per 1 januari, maar zouden we niet net als bij de zorgtoeslag kunnen zeggen: als we dat echt willen, in een noodsituatie zoals die nu speelt — we willen dat als Kamer — zou dat dan niet kunnen? Waar loopt dat dan spaak volgens de staatssecretaris? Is dat dan wettelijk? Volgens mij niet, dus is het niet gewoon een herenakkoord dat we met elkaar hebben, dat we dat niet doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik begrijp de vraag heel goed. Ik heb ook aangegeven dat het inderdaad het meest geëigende is, als de energieprijzen stijgen en je iets voor huishoudens wilt doen, dat je naar het instrument van de energiebelasting grijpt. Dus ik ben het met de heer Stoffer eens dat je in dat opzicht zou kunnen zeggen dat het second best is om de btw te verlagen. Alleen, het kan echt niet, ook gewoon uitvoeringstechnisch niet. Ik kan hier heel makkelijk dingen gaan beloven — maar dat gaat deze staatssecretaris niet doen, dat geldt ook voor de zorgtoeslag — om dan vervolgens na zes maanden of na negen maanden bij u terug te komen en te zeggen: we hebben uitvoeringstechnisch ongelofelijk veel problemen over ons afgeroepen, terwijl ik dat risico hoger vind dan het belang dat u beschrijft. Dan kies ik liever voor de second-bestoplossing van de verlaging van het btw-tarief van 21% naar 9%, want dat is uitvoeringstechnisch veel eenvoudiger. Maar ik geef toe dat het een ander instrument is dan het instrument van het verlagen van de tarieven op de energiebelasting.
De heer Stoffer (SGP):
Voor iemand die voor de helft van zijn leven in de uitvoering — civiele techniek en zo — heeft gewerkt snap ik dat uitvoering best heel moeilijk is. Toch even, voor ons, maar ook voor de mensen die naar het debat kijken om het te begrijpen. Dat de zorgtoeslag ingewikkeld is, snap ik, want dan zit je met inkomensgrenzen enzovoort, maar die verhoging van de vermindering van de energiebelasting is toch een generieke maatregel. Waar zit dan de ingewikkeldheid om dat door te voeren? Als ik ernaar kijk, denk ik: het lijkt mij vrij eenvoudig. Ik denk dat de meeste mensen in Nederland dat denken. Als de staatssecretaris zegt dat het moeilijk is, dan geloof dat dat zo is, maar dan zou ik er wel graag even uitleg bij krijgen waar die moeilijkheid dan in zit, zodat we ook met elkaar die afweging echt goed hebben gemaakt.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zit 'm echt in het aangiftesysteem van de energiebelasting, het geautomatiseerde systeem voor de energiebelasting. Ik heb nogmaals aangegeven — ik kom daar straks nog wel op terug — wat er tussentijds in de inkomstenbelasting kan. Bij de energiebelasting lukt dat echt niet. Dat kan echt alleen maar op 1 januari. Ik kan natuurlijk wel de opdracht geven: ga dat aanpassen zodat we dat in een eerstvolgende situatie wel kunnen, maar daar hebben we nu niks aan.
De voorzitter:
De heer Stoffer, tot slot.
De heer Stoffer (SGP):
Dat zal mijn laatste vraag zijn, schat ik in. Zouden we het niet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari begin dit jaar kunnen doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Kijk, dat is een interessante gedachte, want belastingtechnisch mag je als het in het voordeel van de burgers is iets met terugwerkende kracht doen. Ik ga het niet toezeggen, maar wat ik wél wil toezeggen is dat ik dat eens even laat uitwerken. We hebben toch een tweede termijn, nu niet meteen. Dat is het interessante van dit soort debatten. Dit soort debatten hebben we over de jubelton en over de onbelaste reiskosten. Ik luister naar wat u zegt. Met terugwerkende kracht een belasting verhogen is een heel ingewikkeld verhaal. Dat kan alleen maar onder hele strikte voorwaarden. Ik zeg niet dat het kan, maar ik ga wel kijken. Als het zou kunnen, dat nemen we in die notitie op, dan betekent dat natuurlijk wel dat dat consequenties heeft voor een ander deel van het pakket, want ik heb maar één pot geld.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is nog eens een mooie toezegging. Ik kijk ernaar uit.
Staatssecretaris Van Rij:
U heeft de toezegging goed gehoord?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb u heel goed gehoord. Het is een, laten we zeggen procedurele toezegging.
Staatssecretaris Van Rij:
Maar ik neem het wel serieus.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Inderdaad. Mijn vraag gaat over een ander aspect. Als het pakket heel blijft, gaat de btw op de energierekening omlaag van 21% naar 9%. Dat roept vragen op over een specifiek aspect, namelijk zonnepanelen. Hieraan gekoppeld moeten volgens mij ook de forfaits worden aangepast. Dat levert voor burgers enorm veel gedoe op. Ze kopen zonnepanelen, kunnen btw terugvragen en er moet met forfait gerekend worden. Waarom zetten we de btw dan niet gelijk op 0%? Europees mag dat. Budgettair levert dat voor de Staat nauwelijks inkomstenderving op. Waarom lossen we dit niet gelijk op?
Staatssecretaris Van Rij:
Het kabinet komt zeer binnenkort met dat voorstel. Toch één kleine correctie. De heer Grinwis zegt dat dit mag. Nee, dit mag nog niet. De EU-richtlijn wordt aanstonds aangepast, op zeer korte termijn. Dan mag het. Dan komen wij ook met dat voorstel, want alle argumenten die u genoemd heeft snijden hout. Overigens was dit geen nieuw voorstel. Dat was al in de maak.
De voorzitter:
De heer Grinwis, tot slot.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Daar ben ik al heel blij mee. Ik kijk daarnaar uit. Kan de staatssecretaris ook zeggen op welke termijn de Kamer daarover geïnformeerd wordt? Dit is denk ik goed nieuws.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Zeer binnenkort.
Voorzitter. Dan de onbelaste reiskostenvergoeding. Daar hebben de heer Nijboer en de heer Heinen op gewezen. Laat ik beginnen met het feit dat dit in het coalitieakkoord staat. De heer Heinen wees daar al op. De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding zal worden ingevoerd. In centen gaat deze van €0,19 eerst naar €0,21 en uiteindelijk naar €0,23. Bij het coalitieakkoord is er ook een financiële onderbouwing gekomen. Ik heb vanochtend begrepen dat het niet 100 miljoen was. Ik had ook de vuistregel dat €0,01 neerkwam op 100 miljoen, dus €0,02 op 200 miljoen en €0,04 op 400 miljoen. Het schijnt 130 miljoen te zijn, maar daar komen we later op terug. Daar gaat het me nu even niet om.
Ik heb begrepen dat de heer Heinen en de heer Nijboer vroegen of je dit kunt versnellen. Kun je het bijvoorbeeld op 1 juli aanstaande invoeren? Ook hier geldt dat je dit technisch op 1 juli aanstaande zou kunnen doen. Dat betekent eerst wetgeving, die dan wat betekent voor allerlei software, loonadministraties en dergelijke.
De heer Heinen zei, althans zo heb ik hem begrepen: daar komt de jubelton weer. De jubelton stond ook in het coalitieakkoord. Uw Kamer heeft daarbij gevraagd: staatssecretaris, kunt u bekijken of dit niet op 1 januari 2024, maar op 1 januari 2023 kan worden ingevoerd? Daar hebben we ons uiterste best voor gedaan. Dit kan niet worden afgeschaft op 1 januari 2023, maar het kan wel aanzienlijk worden verlaagd tot de eenmalige vrijstelling in de ouder-kindsituatie.
Ik zeg overigens tegen de heer Heinen dat hij niet de enige is. Ook in het kabinet zijn er een aantal die denken: hé, daar is 160 miljoen te halen. Dat is niet zo. In de cijferreeks bij het coalitieakkoord, waarbij de afschaffing van de jubelton ingaat op 1 januari 2024, stond 20 maal 8 miljoen is 160 miljoen. Om het exact te zeggen: het gaat eigenlijk om 20 maal 7 miljoen is 140 miljoen. Er zat ook nog een ander bedrag in, van 20 miljoen. Als je dat naar voren haalt, levert dat eenmalig 7 miljoen op. De heer Nijboer zei het al. Ik heb al eens eerder gezegd: de heer Nijboer kan rekenen. Dat bleek gisteren ook weer. Het was dus 7 miljoen. Die 7 miljoen kan niet de dekking zijn om de onbelaste reiskostenvergoeding een jaar mee naar voren te halen. Als we dan toch even die 130 miljoen pakken: daar hebben je 260 miljoen voor nodig.
Ik begrijp de gedachte overigens heel goed. Ik zou wat dat betreft willen zeggen: laten we serieus bekijken of we dit naar voren kunnen halen. Dan moet er wel een dekking gevonden worden. Die dekking moet in de Voorjaarsnota en het Belastingplan gevonden worden. Ik ga niet toezeggen dat we dit gaan doen, maar ik begrijp het heel goed. U beiden zijn niet de enigen geweest die dit hebben voorgesteld. Er zijn ook anderen die dit hebben voorgesteld.
Ik zeg er wel bij dat ik hier ook een grote verantwoordelijkheid zie liggen bij werkgevers. Het is mooi om een onbelaste reiskostenvergoeding in de wet te zetten, maar ik geloof dat het de heer Klaver was die zei: je moet ook wat breder kijken, want het is niet alleen de overheid die het moet doen. Ook werkgevers moeten hier iets doen, dus dan moeten ze ook die onbelaste reiskostenvergoeding toekennen aan werknemers.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Heinen van de VVD. Daarna heeft de heer Klaver nog een korte vraag.
De heer Heinen (VVD):
Dank voor dit antwoord. Dit zijn eigenlijk twee discussiepunten. Enerzijds: kan het technisch? En anderzijds: is er een dekking? Bij de jubelton hadden we eigenlijk dezelfde discussie, alleen had je daar geen dekking nodig, omdat het eigenlijk ging om een belastingverhoging. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen: dit is technisch wel mogelijk. Dus dat is in ieder geval een punt. Daarnaast hoor ik de staatsecretaris ook zeggen: we kunnen kijken of er nog andere dekkingsopties zijn. Van de dekkingsoptie die ik in beeld heb, is hij niet zo gecharmeerd. Ik kom daar in tweede termijn op terug. Ik heb daar ook een motie over opgesteld, in de lijn van de jubeltonmotie van de SP, om te kijken of het in diezelfde gedachte — als het technisch kan, kan het dan ook budgettair? — mogelijk is. Ik kom daar nog op terug.
De voorzitter:
Prima. De heer Klaver had nog een korte vraag.
De heer Klaver (GroenLinks):
Volgens mij gaat er veel geld naar de verlaging van de accijnzen. Dat lijkt me een prima dekking.
Ik heb één vraag. Ik was blij dat de staatssecretaris inging op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de zorgtoeslag. We hebben het ook gehad over het kindgebonden budget en over de huurtoeslag. Dat zijn andere typen toeslagen, met een andere omvang van de doelgroep. Kan de staatssecretaris ook specifiek op die twee zaken ingaan en aangeven waarom hij die onwenselijk vindt?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Van die andere toeslagen heb ik de aantallen nu even niet in mijn hoofd zitten, maar dat is natuurlijk veel minder dan die 6 miljoen van de zorgtoeslag. Maar de systematiek als zodanig is hetzelfde. Dus je zal toch eerst moeten kijken of het kan. Ja, het kan. Maar dan moet je wel dat hele administratieve proces van die beschikkingen weer in. Je kan het niet met een pennenstreek doen. Dat betekent dat je nieuwe beschikkingen moet opleggen. Dat legt druk op de capaciteit. Dat ten eerste. En ten tweede is het foutgevoelig. Dan is dus de vraag: moet je dit nu doen voor tijdelijk? Ik zeg niet dat je het niet in het totale pakket moet bekijken, maar mijn suggestie zou zijn: neem het mee met de inkomensdiscussie over volgend jaar en de jaren daarna.
Het argument van de zorgtoeslag geldt dus ook voor de huurtoeslag en in wezen ook voor de kindgebonden toeslag. Ik ben best bereid om, ter voorbereiding op de tweede termijn — ik ga nu even een paar ambtenaren gelukkig maken — dit toch nog eens even goed uit te werken, zodat u ook die afwegingen kunt maken en u ook kunt zien hoe wij de afwegingen tot nu toe gemaakt hebben.
In diezelfde manier van denken geldt eigenlijk hetzelfde voor de inkomstenbelasting. Daar is het zelfs nog een stukje ingewikkelder. Want alles wat je doet in de inkomstenbelasting, of het nu gaat om tarieven, de arbeidskorting of de inkomensafhankelijke combinatiekorting, loopt mee in de jaarcyclus, met name die eerste twee. Aangiftesoftware moet op tijd worden aangeleverd; daarom doen we het ook altijd één keer per jaar. Dat wordt door externe softwareleveranciers gedaan. Daar worden ook de pakketten voor het bedrijfsleven gemaakt. Het vervelende is dat je dat eigenlijk maar één keer per jaar echt kan doen. Maar het vervelende is ook dat de burgers, ook al zou je het wel tussentijds willen doen, daar dan nog geen plezier van hebben. Als je bijvoorbeeld in het jaar 2022 iets zou doen, bijvoorbeeld de arbeidskorting verhogen om een stuk verlichting te geven, dan moet dat doorwerken in de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2022, die dan al is opgelegd. Dus de burgers hebben daar dan pas profijt van in het jaar 2023. Dus even los van het meer principiële punt: wat kun je tijdelijk doen en wat kun je structureel doen? Als het gaat om de inkomstenbelasting — ik kijk dan naar de heer Alkaya en ook naar de minister die daar al het nodige over heeft gezegd — is dat natuurlijk een inkomenspolitieke vraag die u neerlegt. Een solidariteitsheffing moet je via de inkomstenbelasting regelen. Die leent zich niet voor een snelle besluitvorming tijdelijk. Dus ook daarvoor is het voorstel om de politieke discussie te voeren aan de hand van de inkomensplaatjes voor 2023. Dat zijn wat mij betreft de vragen daarover.
Dan ga ik snel door, voorzitter, naar het tijdpad. We hebben natuurlijk best even geworsteld met de accijnzen op de brandstoffen. Ik ben het namens het kabinet uiteraard eens met wat de Kamer ten aanzien van het budgetrecht en ook ten aanzien van wetsvoorstellen zegt. We moeten hier eerst wetsvoorstellen bespreken. Dat gaan we met de btw ook doen. Er komt een spoedwetsvoorstel. Als het goed is, gaat dat begin april naar de Raad van State. Wij zijn dan afhankelijk van hoe snel de Raad van State advies geeft, maar in dit soort situaties moet dat snel mogelijk zijn. Eind april is er dan schriftelijke inbreng. In mei zou het dan in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer behandeld kunnen worden. We moeten het uiterlijk 15 juni in het Staatsblad publiceren om het per 1 juli te kunnen invoeren. We zullen dan ook, zeg ik in alle eerlijkheid, om sanctionering vragen van het beleidsbesluit dat we hebben genomen. Fiscaal worden er weleens beleidsbesluiten genomen. Soms worden er beleidsbesluiten genomen die een interpretatie geven aan de wetgeving. Dat zullen we ook meenemen in dat wetsontwerp. Waarom we het toch gedaan hebben op 1 april, is in zekere zin omdat nood wet breekt. Het is iets wat direct aan de pomp, overigens door iedereen, wordt ervaren. We hebben natuurlijk ook naar de effecten in de grensregio's gekeken, met name natuurlijk naar de prijsverschillen met Duitsland, maar ook met België. We monitoren dat ook. De Belgische regering, een zeer breed samengestelde regering, heeft ook voor deze maatregel gekozen en deze meteen ingevoerd, tot grote trots van de minister van Financiën van België, die mij dat vorige week kwam vertellen.
De voorzitter:
Er is een interruptie hierover van de heer Tony van Dijck van de PVV.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ben in ieder geval blij dat het met deze staatssecretaris opeens wel allemaal mogelijk is. Als wij in het verleden iets voorstelden, bijvoorbeeld een btw-verlaging van 9% naar 6%, dan was dat gewoon een slecht idee. Dan was het: dat kan de Belastingdienst niet aan, dat is onmogelijk. Nu schijnt het opeens allemaal wel te kunnen. Ik weet niet wat voor toverstok deze staatssecretaris hanteert bij de Belastingdienst, maar ik ben er blij mee.
Nu over België. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd waarom het in België wel mogelijk is om de benzineprijs naar, ik geloof, €1,77 te brengen en de bodem op €1,70 te zetten. Deze staatssecretaris komt niet verder dan €0,17 verlaging, dus het zal hier €2,30 zijn. Dat schiet toch niet op voor de automobilist? Moeten ze er blij van worden €2,30 te betalen voor een liter benzine? En dat terwijl deze staatssecretaris ondertussen zijn zakken loopt te vullen met de btw die op die benzine van €2,33 zit. Daarmee haalt hij dus heel veel extra btw-inkomsten binnen. Waarom doet u niet gewoon net als de Belgen? Dat is ook beter voor al dat geld dat weglekt. Dus gewoon die energieprijs voor heel Nederland op €1,70.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik wil het enthousiasme van de heer Van Dijck niet meteen de kop indrukken, want hij denkt dat ik een toverstaf heb. Een generieke verlaging van de btw is veel ingewikkelder. Dat kan je wel doen, maar dan zit je er wel tien jaar aan vast. Dat is ook in een technische briefing uitgelegd aan de commissie Financiën. De tijdelijke verlaging van 21% naar 9% kan. Er was iemand anders, ik geloof de heer Ephraim, die vroeg of we niet meteen naar 0% kunnen. Nou, dat is in strijd met het EU-recht. We blijven nog wel binnen de regels van wat wel kan en wat niet kan. We kunnen natuurlijk voortdurend naar België kijken, maar de Belgen hebben inderdaad net als de Duitsers aanzienlijk lagere accijnzen op autobrandstof. Wij hebben hier in Nederland altijd een beleid gevoerd, waar we nu eenmalig tijdelijk van afwijken. Waarvoor heb je accijnzen? Die hebben een prijsmechanisme, daar kun je politiek over van mening verschillen, maar in dit coalitieakkoord houden we die accijnzen nadrukkelijk op dat niveau. Ik zou niet in alles de Belgen willen volgen, want als je naar de staatsschuld van de Belgen kijkt, zou je ook kunnen zeggen: misschien zouden ze hun accijnzen eens iets moeten verhogen. Maar dat even terzijde. Deze opmerking had ik natuurlijk nooit mogen maken, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Tony van Dijck tot slot.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee, want inderdaad, dit kabinet gaat heel hard richting België voor wat de staatsschuld betreft, met 95%.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat denk ik niet, maar dat is een andere discussie en die laat ik graag aan de minister van Financiën over. Wij blijven nog keurig binnen de regels.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar in ieder geval, in de vijftien jaar dat ik financieel woordvoerder ben, hebben we heel vaak gezegd: er lekt heel veel geld naar Duitsland en België, voor boodschappen en sigaretten. De Belgen zijn er blij mee. Ik heb gisteren in eerste termijn ook gezegd: het scheelt €50 op een tank! Nou, daar wil je best voor van Breda naar België rijden. Dan pak je gelijk je sigaretten en je boodschappen mee. En de middenstand in Nederland klaagt steen en been. Die hebben het zelfs over een koperstaking als dit zo doorgaat. Met andere woorden: u denkt dat u slim bezig bent, maar u bent eigenlijk heel dom bezig, want u verliest heel veel belastinginkomsten en heel veel economische groei.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb natuurlijk aangegeven — en dan denk ik dat de heer Van Dijck en ik weer iets dichter bij elkaar komen — dat wij juist heel gevoelig zijn geweest voor zijn argumenten, alleen niet in de extremen waarin hij het erover heeft. Maar mede een argument om die accijnzen op brandstoffen te verlagen, had met de grensregio's te maken. Overigens niet alleen met België, maar vooral ook met Duitsland. Dat is een nog wat langere grens, maar ook België. Daar moet je natuurlijk altijd naar kijken. Je moet jezelf niet de markt uit prijzen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog weer.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Dus het beleidsbesluit zal in de spoedwetgeving terugkomen. Wij verwachten wel kritiek, zoals u die in deze Kamer heeft. Die hebben we ingecalculeerd. Ook de kritiek van de Raad van State, want die is niet blij met beleidsbesluiten die vooruitlopen op formele wetgeving. Maar ik heb uitgelegd voor welk dilemma wij stonden.
Dan was er nog een vraag — ik zie de heer Ephraim niet — of het niet tijd wordt om het Kwartje van Kok permanent terug te geven. Over de accijnzen heb ik al gezegd wat ik erover had willen zeggen.
Over Duitsland en België hebben we het gehad.
Voorzitter. Ik heb nog een paar restvragen. Niet onbelangrijke vragen, overigens. Het zijn er niet veel. Met name was er een vraag over Caribisch Nederland. Er was ook een vraag, dacht ik, over de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Laat ik daarmee beginnen. De 5 miljoen uit dit pakket is voor Caribisch Nederland zoals wij nu voor Europees Nederland iets doen. De landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten hebben eigen autonomie en bevoegdheid op dat punt. Daarop heeft dat pakket geen betrekking. Laat daar geen misverstand over bestaan. Dat betekent wel dat van die 5 miljoen 1,3 miljoen naar accijnsverlaging zal gaan. Verder zal er ook gewerkt worden aan een energietoeslag. Gemiddeld gezien leeft een groter deel van de huishoudens daar in armoede. Die hebben dat hard nodig. De staatssecretaris van BZK zal dit uiteraard verder uitwerken.
Dat was het wat mij betreft, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik de staatssecretaris, maar er is nog een vraag. De heer Heinen van de VVD.
De heer Heinen (VVD):
Ik wil nog even terugkomen op het interruptiedebatje dat we hadden over de eventuele dekking van een motie die ik dan in de tweede termijn wil indienen. De staatssecretaris wees erop dat het bij het naar voren halen van het afschaffen van de jubelton gaat om 7 miljoen. Dat klopt en dat staat ook in de Kamerbrief. Maar ik pak die brief er dan toch even bij. Er staat wel bij dat dit gaat om 7 miljoen per jaar tot 2042. Dus als je dit voor grofweg twintig jaar bij elkaar optelt, kom je uit op 140 miljoen cumulatief. Dat klopt toch? Als je dit intertemporeel dekt en naar voren haalt, dan heb je daarmee toch dekking? Ik hoor daarop graag de reactie van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Dank voor deze vraag, want dit blijft verwarring geven. Die reeks van 140 miljoen zat al in het coalitieakkoord. Hij ging echter in op 1 januari 2024, plus overigens dan nog 20 miljoen. Dus het naar voren halen levert dan eenmalig die 7 miljoen op. Anders zou je 160 miljoen plus 140 miljoen hebben, en zou je dus opeens 300 miljoen hebben gevonden over de hele looptijd.
De heer Heinen (VVD):
Het is goed dat we het hierover hebben, want dit leidt inderdaad tot verwarring. In de Kamerbrief wordt gesproken over additionele dekking van 7 miljoen pér jaar. Het gaat dus om een additionele dekking.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Daarom is het gewoon goed dat we dat hier even uitspreken. Wij hadden dat dus zorgvuldiger moeten formuleren. We hadden de vergelijking moeten maken zoals ik het nu mondeling heb toegelicht. Ik hoop dat daarmee het misverstand uit de wereld is geholpen.
De voorzitter:
De heer Van Raan, tot slot.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor de antwoorden over de BES-eilanden. Dank voor de opbouw in die 5 miljoen. Ik kon echter niet een-twee-drie terugvinden hoe dat totaalbedrag is samengesteld. Ik vraag dat juist, omdat de staatssecretaris zegt dat daar de energiearmoede heel erg groot is. Misschien kan de staatssecretaris dat nog iets verduidelijken.
Staatssecretaris Van Rij:
Daar ligt eigenlijk een pro rata parte-berekening aan ten grondslag. Ik denk dat het goed is dat we de kennis die wij hebben, ook even schriftelijk met de Kamer delen. Dan kunt u dat ook helemaal volgen.
De voorzitter:
Ook de heer Omtzigt stelt zijn laatste vraag.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik weet niet of ik bij de juiste bewindspersoon ben voor de volgende vraag. Ik wil graag weten of geregeld kan worden dat als er een energiebedrijf failliet gaat, het energiebedrijf dat de klanten overneemt dezelfde tarieven zal moeten gaan hanteren als het hanteert bij de eigen contracten. Nu zijn namelijk een heleboel mensen behoorlijk het schip ingegaan omdat hun energiebedrijf failliet ging en ze bij het nieuwe bedrijf ineens de hoofdprijs moesten gaan betalen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dit zit dus niet in mijn portefeuille; dat zei de heer Omtzigt eigenlijk al toen hij de vraag stelde. Maar de vraag heeft hij gesteld, ook in zijn termijn. Ik denk dat het gewoon heel belangrijk is dat er op die vraag een schriftelijk antwoord komt van de minister van EZK. De energiebedrijven vallen onder de minister van EZK. Ik zeg toe dat dat antwoord namens het kabinet door haar gegeven zal worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
We hebben met elkaar afgesproken dat we op korte termijn de tweede termijn zullen houden. De planning is even afhankelijk van de beschikbare informatie. Ik dank de bewindspersonen voor hun bijdrage. Ik dank de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat hebben gevolgd.
Nu ben ik net zo lekker aan het afronden, en nu wil de heer Klaver nog wat zeggen.
De heer Klaver (GroenLinks):
U zei: het moment waarop we het debat voortzetten, is afhankelijk van het moment waarop die informatie er is. Ik wil hier zeggen dat het mijn voorkeur heeft om morgen verder te gaan. En ik vind dat die informatie eigenlijk vanavond nog bij de Tweede Kamer moet liggen. Dit gaat namelijk om vragen die gisteren al zijn gesteld. Ik wil dus aangeven dat hier nu niet allemaal hele nieuwe dingen worden gevraagd. Dit had er überhaupt nu al moeten liggen. Dus ik zou het kabinet niet te veel tijd willen geven; ik wil die antwoorden gewoon vanavond hebben.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik wil ze ook zo snel mogelijk. Dat heeft ook te maken met het feit dat een aantal gemeentes ondertussen aan mij aangeeft dat ze de regels niet kennen en gestopt zijn met de uitvoering van de uitkering.
De voorzitter:
Dank u wel. Ja. We gaan in overleg en met het kabinet kijken wanneer die informatie er is. Maar bij het plannen van een debat hebben we ook te maken met de beschikbaarheid van bewindspersonen en met andere debatten die gepland staan; dat weet u ook. Dus eenieder doet zijn best.
Ik dank eenieder. Ik schors de vergadering. Om 16.00 uur gaan we verder met het debat over de Europese top.
De vergadering wordt van 14.55 uur tot 16.02 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-63-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.