3 Vragenuur: Vragen Kwint

Vragen van het lid Kwint aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat toekomstige studenten hun aanmelding bij hogescholen uitstellen.

De voorzitter:

Dan komen we bij de mondelinge vraag van de heer Kwint van de SP. Die is gesteld aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die ik weer van harte welkom heet in ons midden. De heer Kwint heeft een vraag gesteld over het bericht dat toekomstige studenten hun aanmelding bij hogescholen uitstellen. Het woord is aan de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het is de eerste keer dat ik deze minister tref, dus laat ik positief beginnen. Ik zou zeggen: wen daar niet aan. Dit kabinet heeft namelijk een verstandig voornemen geuit: het stopt met het idiote schuldenstelsel dat studenten jarenlang op kosten jaagde, ze een half leven lang hun schulden laat aflossen en ze minder kansen geeft op een huis. Het stelsel heeft niets gedaan wat het beloofde, namelijk zorgen voor een forse verbetering van de kwaliteit van ons hoger onderwijs. Dat is het goede nieuws.

Dan het minder goede nieuws. Dit kabinet heeft voor de huidige schuldengeneratie een volstrekt ontoereikende compensatie in het vooruitzicht gesteld, maar daar ga ik het binnenkort nog wel langer over hebben met de minister. Het andere slechte nieuws konden wij onder meer in dagblad Trouw lezen: een nieuwe studiefinanciering, hoe die er ook uit gaat zien, gaat niet komend collegejaar, maar het jaar daarna pas in. De opleidingen in Nederland zien nu wat daar de gevolgen van zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld 10% minder aanmeldingen voor onze lerarenopleidingen en 5% minder aanmeldingen voor onze zorgopleidingen. Het is nou niet alsof we daar al genoeg mensen hebben.

Mijn eerste vraag aan de minister is dus: snapt hij scholieren die massaal een tussenjaar lijken te gaan nemen? Ik begrijp het namelijk wel. Je weet dat er een beter systeem komt. In ieder geval mag je leven in de hoop dat er een beter systeem komt. Je weet dat de compensatie niet zo heel veel gaat voorstellen en dat je dus zeer waarschijnlijk goedkoper uit bent als je eerst een jaar wat anders gaat doen. Daarmee veroorzaakt het kabinet alleen wel, mogelijk onbedoeld, een gigantisch probleem. Deze minister gaat er toch niet in zijn eerste maanden voor zorgen dat bijvoorbeeld het lerarentekort over vier jaar een stuk groter is, omdat studenten nu niet aan die opleiding beginnen, en dat er nog minder mensen zijn die iemand kunnen verzorgen in een verpleeghuis, omdat zij een jaar wachten met het starten van die opleiding? En wat denkt hij dat het doet met onze hogeronderwijsinstellingen als er volgend jaar ineens duizenden studenten minder zijn, die er het jaar daarna weer bij komen? Dat wordt chaos. Dat leidt tot ontslagen in de onderwijzende staf, tot lege of overvolle zalen en tot meer uitval in ons onderwijs. Volgens ons kunt u twee dingen doen. Bent u bereid om studenten volledig te compenseren voor dit schuldenstelsel, dat nu gelukkig wordt afgeschaft, inclusief de groep studenten die volgend jaar gaat studeren? Of bent u ten minste bereid om voor de scholieren die volgend jaar willen gaan studeren te regelen dat zij al volledig onder de nieuwe studiefinanciering gaan vallen, zodat zij weten dat ze geen financieel nadeel ondervinden wanneer zij volgend jaar besluiten te gaan studeren in plaats van het jaar daarna?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Dijkgraaf:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de heer Kwint voor zijn vragen. Die stelt hij naar aanleiding van berichtgeving over terugloop van het aantal aanmeldingen in het hoger beroepsonderwijs, om precies te zijn met 3,7%. Laat ik allereerst zeggen dat ik begrip heb voor die zorgen. Ik denk dat we het allemaal met elkaar eens zijn dat de hbo-sector ontzettend belangrijk is voor onze samenleving, zeker als het gaat over opleidingen in de zorg en het onderwijs. Dat zijn sectoren waarin we de vakmensen heel hard nodig hebben. Het is belangrijk dat daar veel nieuwe studenten in gaan starten, omdat er zo veel vraag is op die arbeidsmarkt. Dat delen we met elkaar.

In reactie op het aantal aanmeldingen zou ik toch even een paar opmerkingen willen maken. Ten eerste fluctueert dat aantal aanmeldingen jaarlijks. De stand tot en met maart zegt dus ook niet zo heel veel. Pas per 1 mei hebben we een iets beter beeld van het aantal aanmeldingen. Pas rond oktober krijgen we een goed beeld van hoe mensen ook daadwerkelijk zijn ingestroomd, en de definitieve cijfers daarvoor zien we in februari. Als je die aantallen volgt door de tijd heen, dan zie je dat het voorspellen daarvan wel hoge schoolkunde is, no pun intended. Om een voorbeeld te geven: als we op dit moment kijken naar de aantallen van één jaar geleden, zien we dat het er toen 87.000 waren. Nu zijn het er ongeveer 84.000. Drie jaar geleden, in 2019-2020, was het aantal 79.000, dus nog eens 4.000 minder dan nu. De totale instroom in die twee jaren, dus 2019-2020, het jaar voor corona, en het jaar 2021-2022, het tweede coronajaar, was ongeveer even groot: 114.000. Er zat dus 8.000 verschil in de aanmeldingen rond half maart, maar de uiteindelijke aantallen waren hetzelfde. Ik denk we het er allemaal wel mee eens zijn dat we gedurende de coronapandemie een soort golf hebben gezien. Dat was trouwens met name het geval bij de pabo's. Daar hebben we een aanmelding gezien die was toe te juichen, zou ik zeggen, maar die is nu, ongetwijfeld om vele redenen, aan het afnemen. Ik zou willen dat ik ook de aantallen voor het wetenschappelijk onderwijs had. Die heb ik nog niet. Volgens mij komen die eind deze week.

Wat mij betreft laten deze cijfers een diffuus beeld zien. Het geldt zeker niet over de gehele linie. Er zijn een aantal factoren die daar een rol in spelen. Demografie is al genoemd. Er zijn krimpregio's in Nederland. Dat laat onverlet dat de hbo-instroomcijfers tot voor kort wel ieder jaar toenamen. Er is een aantrekkende arbeidsmarkt die concurreert. We hebben al een tijd gezien dat de instroom vanuit het mbo in het hbo afneemt, waarschijnlijk voornamelijk om positieve redenen. Er is namelijk een enorme vraag naar mbo'ers, met name in die sectoren die voor ons land zo belangrijk zijn. We zien ook dit jaar trouwens een vergrote uitval in het mbo, waarschijnlijk ook vanwege wat soms wel de "groene pluk" wordt genoemd, waarbij men de studenten al banen aanbiedt voordat ze afgestudeerd zijn. Al deze factoren spelen dus een rol. Eerlijk gezegd vind ik het bijna onmogelijk om daarin oorzaak en gevolg kenbaar te maken.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Minister Dijkgraaf:

Ja.

De heer Kwint (SP):

Bij voorkeur wel nadat hij ook antwoord heeft gegeven op mijn vragen. Dat zou echt helpen.

De voorzitter:

Zeker. Dat gaat nu gebeuren.

Minister Dijkgraaf:

Ik schetste even het probleem. Ik snap ook dat u de herinvoering van de basisbeurs hier wilt agenderen. Ik heb er goede hoop op dat ik u snel, waarschijnlijk deze vrijdag, een hoofdlijnenbrief kan sturen. Ik begrijp dat we, als alles goed gaat, een debat hebben gepland op 4 april. Omdat het eerst nog in de ministerraad moet komen, kan ik nu niet vooruitlopen op die plannen, maar zoals ik al zei kan ik me heel goed voorstellen dat er meerdere redenen zijn die invloed hebben op het aantal hbo-studenten dat instroomt. Wat ik al zei: ik zie op dit moment nog geen reden tot zorg, maar ik ga deze aantallen wel met grote aandacht volgen.

De heer Kwint (SP):

De minister zegt: dat zegt niet alles en in oktober weten we pas precies wat de inschrijvingscijfers voor deze opleidingen zijn. In oktober kan je er niks meer aan doen. Dan zijn ze al ingeschreven en begonnen, juist terwijl we mensen in de zorg en het onderwijs zo hard nodig hebben. Ik vind het toch een beetje ironisch dat ik nu als SP'er een D66-minister moet uitleggen dat regeren vooruitzien is. Je moet nu iets doen om ervoor te zorgen dat er niet onnodig mensen niet gaan studeren. Erkent de minister dat het belangrijk is dat er voor de zomer duidelijkheid komt onder welk regime de studenten volgend jaar gaan vallen en op welke compensatie zij recht hebben, als hij nog enige invloed op de instroom van bijvoorbeeld leraren- of zorgopleidingen wil kunnen uitoefenen?

Minister Dijkgraaf:

Ik wil graag benadrukken dat ik binnenkort in debat hoop te gaan over de invoering van de basisbeurs en de tegemoetkoming. Ik heb al aangegeven dat ik deze aantallen met aandacht volg, maar lessen uit het verleden laten zien dat de uiteindelijke uitkomsten heel erg kunnen verschillen als we dit peilmoment als start nemen. Wat betreft de instroom in de docentenopleidingen, met name de pabo, is er in november een brief naar de Kamer gestuurd waarin wij een aantal maatregelen hebben voorgesteld. Daarover zijn ook schriftelijke vragen gesteld, waarop u snel de antwoorden gaat krijgen. Zij dienen de toegankelijkheid van de pabo-opleidingen te vergroten. Dat is dus een concrete maatregel die voorligt: een voorgenomen AMvB. Dat is één ding. Dus nogmaals, ik volg het met aandacht, maar ik zie graag eerst meer cijfers tegemoet.

De voorzitter:

De heer Kwint, tot slot.

De heer Kwint (SP):

Ik heb nog 40 seconden, toch? Ik verwacht van een minister niet alleen dat hij het met aandacht volgt. Dat is goed. Maar op welk moment denkt hij hier nog invloed op te kunnen uitoefenen? Het is toch niet zo gek dat er door de Vereniging Hogescholen, door studentenvakbonden en door mijzelf een verband gesuggereerd wordt dat, wanneer studenten volgend jaar niet weten hoeveel geld zij moeten betalen voor een opleiding, maar wel weten dat het het jaar daarna goedkoper is, de kans dan wel heel groot wordt dat ze denken: ik ga een jaartje wat leuks doen? Ook als dat betekent dat ze pas een jaar later als docent of als verpleegkundige aan de slag kunnen gaan. Daar kunt u nu nog wat aan doen, maar in oktober niet meer. Als vrijdag die brief komt, kunt u dit er misschien meteen in meenemen en met een voorstel daartoe komen, want we kunnen die mensen niet missen.

Minister Dijkgraaf:

Ik dank de heer Kwint voor deze suggestie om hierop terug te komen als we het debat hebben over de basisbeurs. Nogmaals, er is een veelheid aan factoren die op dit moment op de studentenaantallen aangrijpen. Ik heb er een aantal genoemd. Ik denk dat het belangrijkste is dat we uit de coronapandemie gaan komen. De fluctuaties in deze cijfers zijn in het algemeen groot. Ik deel ook de frustratie dat je waarschijnlijk pas veel later kan zien wat het eigenlijke effect is. Dus nogmaals, ik volg het met aandacht. Ik zie op dit moment nog geen reden om in te grijpen.

De voorzitter:

Dank u wel. En dank aan de heer Kwint. Er zijn een aantal vervolgvragen, allereerst van de heer Bisschop van de SGP, dan van de heer Ceder van de ChristenUnie, van mevrouw Van der Laan van D66 en dan van de heer De Hoop van de PvdA.

De heer Bisschop (SGP):

Ik denk dat collega Kwint een terecht punt aanroert. Ik begrijp ook de reactie van de minister. Hij kijkt naar de cijfers en zegt dat het elkaar niet eens zo heel erg gek veel ontloopt. Ja, maar als je je oor te luisteren legt in de hbo-sector zelf, hoor je dat die aanmeldingen weliswaar door examenleerlingen gedaan worden om zeker te zijn van een plek, maar als er onduidelijkheid blijft over de studiefinanciering, is het maar de vraag of ze die aanmeldingen gaan effectueren. Daar ligt een belangrijk knelpunt.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Bisschop (SGP):

Ik hoop dat de minister mijn vraag kan beantwoorden. Dat voorkomt dat we de schriftelijke vragen moeten stellen die we aan het voorbereiden waren. Is de minister bereid om de aankomende studenten te garanderen dat zij zullen kunnen gaan profiteren — dat zal dan waarschijnlijk met terugwerkende kracht zijn — van het beurzenstelsel of leenstelsel nieuwe stijl of hoe we dat ook willen noemen? Dan haalt de minister de angel uit de grote spanning die er is.

Minister Dijkgraaf:

Ik dank de heer Bisschop voor deze vraag. Nogmaals, ik vind het de juiste volgorde om eerst de hoofdlijnenbrief rondom de invoering van de studiebeurs met u te bespreken en niet om nu deze toezegging te doen, zeker omdat ik deze hoofdlijnenbrief eerst nog met mijn collega's in het kabinet moet bespreken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter, ik wil toch even doorvragen op dit punt. Als er nu onduidelijkheid is en als er angsten zijn die niet bewaarheid worden, dan is het ontzettend jammer als we daarmee toekomstige leraren, toekomstige technici of mensen in de zorg missen en over vier jaar een tekort hebben. Dat kan nu worden voorkomen door snel goede voorlichting te geven. Ik begrijp dat die brief komt, dat die vrijdag voorligt. Ik begrijp dat dat de juiste volgorde is. Mijn aanmoediging zou dan wel zijn om zo snel mogelijk over te gaan tot heldere voorlichting, want er zijn studenten die nu denken: als ik nu instroom, betekent dit dat ik vier of zes jaar lang geen basisbeurs heb. Het zou jammer zijn als we inderdaad mensen in de zorg en het onderwijs tekortkomen op grond van informatie die achteraf gezien onjuist blijkt te zijn.

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel voor deze aanmoediging. Ik ben het daar volledig mee eens. Ik zou zelf natuurlijk ook liefst zo snel mogelijk duidelijkheid willen geven. Zoals u ook weet, is het hele traject voor het wetsvoorstel uiteindelijk lang. Daar heb ik de Kamer zeker bij nodig, dus ik hoop dat wij met elkaar snel stappen kunnen maken. Maar ik ben het met u eens: naarmate we meer details van ons voorstel kenbaar kunnen maken, gaat dat ongetwijfeld helpen. Ik voel dus de druk en de zorg.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik denk dat het goed is dat er binnenkort duidelijkheid komt over de nieuwe studiefinanciering. Ik deel wel enigszins de zorgen over de voorlopige aanmeldingscijfers. Ik focus even op de lerarenopleiding. Het lerarentekort is niet van vandaag of gisteren; dat weet u ook. Mijn vraag gaat daarover. Kunnen we de komende drie maanden niet extra aandacht daaraan besteden om zo veel mogelijk instroom te krijgen? Ik denk dan aan een publiekscampagne en extra open dagen. Welke kansen ziet de minister daarin?

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel voor deze suggestie. Ik denk dat het heel goed is om die mee te nemen, want de aanmeldingen bij met name de pabo springen er inderdaad het meest uit op dit moment. Ik zei al dat we hier ook de vergrote toegankelijkheid als mogelijkheid hebben. Ik moet daar trouwens aan toevoegen dat we ook de duimregeling hebben. Collega Wiersma heeft die al uitgelegd. In zekere zin is het ook wat makkelijker om dit jaar je examen te halen. Het idee om hier nog extra veel aandacht aan te schenken, vind ik heel goed. Dat neem ik zeker mee. Het is een fijne suggestie.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik verbaas mij in die zin dat de minister toch redelijk onverschillig is, al is dat misschien het verkeerde woord. Maar toch, de alarmbellen gaan nog niet heel erg af. Die zouden bij mij wel afgaan, zeg ik heel eerlijk. De instroom is nu al veel minder. Studenten zijn gewoon hartstikke rationeel. Het is logisch om volgend jaar pas te gaan studeren. Een aantal studenten heeft zich al ingeschreven, maar een stuk minder dan normaal gesproken. Maar die gaan natuurlijk ook wachten tot september om te zien of er dan meer duidelijkheid is. Dan kunnen ze waarschijnlijk ook nog de beslissing nemen om uiteindelijk niet te gaan studeren. Bij mij zouden de alarmbellen echt afgaan, zeg ik tegen de minister. Hoe gaat de minister zich voorbereiden op de toekomstige boeggolf van toestroom die er misschien wel kan komen?

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel voor deze vraag. Waarom gaat er bij mij nog geen alarmbel af? Dat heeft ermee te maken dat ik een blik werp op de cijfers van de afgelopen jaren. Drie jaar geleden was het aantal aanmeldingen 10% minder dan vorig jaar, terwijl het aantal inschrijvingen uiteindelijk hetzelfde was. Dat leert mij dat er grote fluctuaties zijn om welke reden dan ook. Ik snap de zorgen. Ik snap de argumentatie ook. Op dit moment ben ik nog niet op het punt waarop ik een oorzakelijk verband durf te leggen, want dan kan ik het ook voor mijzelf heel makkelijk problematiseren. Ik begrijp uw punt dus. Nogmaals, wij gaan binnenkort praten over de invoering van de studiebeurs, maar bij mij gaat nog geen alarmbel af.

De heer De Hoop (PvdA):

De minister hoeft dat niet van mij aan te nemen. Ik ben zelf 23 en spreek elke dag met studenten die willen gaan studeren. Maar los daarvan wil ik het hebben over de werkdruk van docenten op hogescholen. Die is gigantisch. Scholen kunnen niet zomaar weer opschalen als de toestroom gigantisch toeneemt. Hoe bereidt u de scholen daarop voor? Want de werkdruk is al gigantisch en scholen hebben ook duidelijkheid nodig, juist voor de docenten. Hoe gaat u dat doen?

Minister Dijkgraaf:

Dit is een ander mooi onderwerp, waarover ik ook binnenkort een hoofdlijnenbrief naar u hoop te zenden. Daarbij gaan we praten over het hoger onderwijs, de werkdruk en de studiedruk van studenten. De plannen zijn in voorbereiding. Ik spreek graag dan verder met u. Maar nogmaals, ik begrijp de argumentatie heel goed. Ik begrijp ook uw zorg. Ik ga het nauwkeurig volgen. Een van de dingen die ik nog wel wil doen … We doen altijd rond deze tijd een enquête onder eindexamenkandidaten. We gaan dan ook nog eens heel nadrukkelijk vragen in hoeverre deze argumenten een rol spelen in hun afweging.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

In de inleiding van de heer Kwint, maar ook in de antwoorden van de minister, kwamen een aantal keren de grote tekorten in de zorg en het onderwijs voorbij. Studenten die een eerste opleiding in de zorg of het onderwijs volgen en daaropvolgend een tweede doen, betalen daarvoor het hoge collegegeld, het instellingscollegegeld. Dat is mij en enkele andere collega's al een aantal jaren een doorn in het oog. Ik zou deze nieuwe minister van Onderwijs willen vragen of hij daar eens specifiek naar wil kijken. Kunnen we dat hoge instellingscollegegeld terugbrengen naar het wettelijke tarief, het tarief dat ook andere studenten betalen, juist om studenten de gelegenheid te geven om zich verder te ontwikkelen en om deze studenten te behouden voor het onderwijs en de zorg?

Minister Dijkgraaf:

Ik dank mevrouw Westerveld voor deze suggestie. Ik wil daar zeker verder naar kijken. Ik wil in de toekomst ook wel verder met uw Kamer discussiëren over wat we kunnen doen op specifieke terreinen. Veel van ons beleid is generiek. We zien dat op de arbeidsmarkt specifieke sectoren in de zorg heel acuut zijn. Dus de vraag is of we het beleid meer kunnen toesnijden op die gebieden waar we misschien een terugloop zien van het aantal studentenaanmeldingen, terwijl er tegelijkertijd een toegenomen vraag is in de samenleving. Dat geldt voor heel veel domeinen. Ik zag hier vaak vele onderwerpen waar u met mijn collega's over praat: prachtige plannen over zorg en klimaat. Die moeten uiteindelijk wel door de volgende generatie worden opgepakt. Die moet wel opgeleid worden, dus ik heb die zorg ook. Ik ben ook wel op zoek naar instrumenten die we kunnen gebruiken om die specifieke problemen aan te pakken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kwint, SP.

De heer Kwint (SP):

De minister zegt een paar keer dat hij daar binnenkort op terugkomt. Uiteraard heb ik begrip daarvoor, maar de werkelijkheid wacht niet. Hij zegt: bij mij gaan de alarmbellen nog niet rinkelen, maar ik houd het in de gaten. Wanneer zegt hij dan: dit is het moment waarop ik wel het probleem zie, ik wel ga ingrijpen en ook nog op tijd ben om het probleem voor volgend jaar en het jaar daarna te voorkomen?

Minister Dijkgraaf:

Dank u voor deze vervolgvraag. Ik denk, ik hoop, dat we elkaar snel treffen bij de bespreking over de herinvoering van de basisbeurs. Dat lijkt me een goede gelegenheid om dit gesprek voort te zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan dank ik de minister voor zijn aanwezigheid hier.

Naar boven