Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 61, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 61, item 8 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten (CD d.d. 24/02).
De voorzitter:
We gaan verder met de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen, van harte welkom. Voordat we van start gaan, geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik kon helaas het commissiedebat Zoönosen en dierziekten niet bijwonen vanwege een besmetting met covid. Ik zat daardoor gedwongen thuis in isolatie. Ik wil de collega's vragen of ik toch kan deelnemen aan dit tweeminutendebat.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Ik kijk naar de collega's of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan zet ik mevrouw Van der Plas op de lijst. Ik geef als eerste het woord aan de heer Tjeerd de Groot van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ik zie dat we allemaal dezelfde kapper hebben.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb twee moties. Die gaan over de vogelgriep.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het slecht gaat met onze natuur en biodiversiteit;
constaterende dat het vogelgriepvirus niet alleen vogels treft, maar ook zoogdieren, zoals vossen, otters en bunzings;
constaterende dat de NVWA op beperkte schaal dode en wilde vogels en zoogdieren op vogelgriep onderzoekt, maar dat dit onderzoek zich met name richt op de risico's voor besmettingen in de pluimveehouderij;
overwegende dat hierdoor een representatief beeld van de impact van vogelgriep op biodiversiteit en (kwetsbare) populaties ontbreekt;
verzoekt de regering te onderzoeken en monitoren wat de effecten zijn van vogelgriep op wilde soorten in de natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onduidelijkheid bestaat bij het waterschap, de gemeenten, provincies, terreinbeherende organisaties en Rijkswaterstaat over wie verantwoordelijkheid heeft in het opruimen en ophalen van wilde vogels en andere dieren met vogelgriepverschijnselen;
overwegende dat het nu nog te vaak voorkomt dat zieke of dode wilde dieren dagen ergens liggen zonder dat zij worden opgehaald;
overwegende dat dit gevaarlijk is voor de volksgezondheid en het dierenleed verlengt;
verzoekt de regering voor het volgende vogelgriepseizoen in oktober 2022 te komen met duidelijke protocollen en communicatie over wie verantwoordelijk is voor de vondst van besmette dieren, bijvoorbeeld door middel van een landelijk draaiboek,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Vogelgriep wordt een permanente pandemische dreiging genoemd. De gevaren van griepvirussen uit de varkenshouderij zijn voor de mens nog veel gevaarlijker en toch is twee jaar na de coronapandemie zoönose nog steeds een blinde vlek. Iedere dag dat we wachten met maatregelen is een dag dat we onnodig risico lopen op een nieuwe pandemie. Ik heb een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het vogelgriepvirus dat op dit moment rondgaat kan overspringen van dier op mens en ook bij mensen voor ernstige ziekte kan zorgen;
verzoekt de regering om te komen met een effectief maatregelenpakket om per direct de risico's van het vogelgriepvirus te verminderen, waaronder in ieder geval het instellen van een moratorium op de nieuwvestiging van pluimveebedrijven en op de vestiging van varkens- en kippenbedrijven binnen de afstandsnorm die het RIVM adviseert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat virologen waarschuwen voor griepvirussen die rondgaan in de varkenshouderij en die over kunnen springen op mensen;
spreekt uit dat het onverantwoord is dat hier geen enkele monitoring op plaatsvindt;
verzoekt de regering zo snel mogelijk te komen met een monitoringssysteem voor zoönose in de varkenshouderij,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat decentrale overheden behoefte hebben aan wettelijke instrumenten om inwoners te beschermen tegen gezondheidsrisico's;
constaterende dat volksgezondheid nu geen wettelijk criterium is in de vergunningverlening aan de veehouderij;
constaterende dat het kabinet-Rutte II hiervoor een wetsvoorstel ontwikkelde, maar dat het kabinet-Rutte III dit wetsvoorstel van tafel haalde;
verzoekt de regering met spoed te komen met een wetsvoorstel dat provincies en gemeenten in staat stelt om hun inwoners te beschermen tegen gezondheidsrisico's uit de veehouderij,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Tot slot wil ik van de laatste motie de urgentie nog eens onder de aandacht brengen bij het kabinet, omdat de Raad van State een besluit van de gemeenten om geitenhouderijen te weigeren — we hebben daar Q-koorts meegemaakt — onderuit heeft gehaald, omdat het wettelijk instrumentarium ontbreekt. Dat lijkt me zeer onwenselijk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Campen, VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Een motie en een vraag. Allereerst de motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van de WUR blijkt dat klimaatverandering zorgt voor meer exotische muggen die zorgen voor het verspreiden van nieuwe virussen, zoals het westnijlvirus;
constaterende dat muggen zich vooral ophouden en voortplanten in gebieden met stilstaand water;
verzoekt de regering om bij de ontwikkeling van nieuwe natuur in het licht van klimaatverandering de risico's op zoönosen als extra afwegingskader mee te nemen bij het type natuur dat wordt ontwikkeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag aan de minister. Vorige week is de motie van collega De Groot en mijzelf over vaccinactie aangenomen. Dank aan de collega's die met die motie hebben ingestemd. Die motie verzoekt de regering om handelsbelemmeringen en andere bezwaren tegen vaccinatie in kaart te brengen, een plan van aanpak op te stellen om deze belemmeringen en bezwaren te beslechten, en de Kamer hierover te informeren voor het zomerreces. Nu deze motie is aangenomen, zou ik de minister willen vragen op welke wijze hij deze gaat uitvoeren.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Beckerman, SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. We hebben op dit moment te maken met de grootste uitbraak van vogelgriep ooit in Europa. Dat maakt het nog urgenter om veel meer te gaan doen om zoönosen te voorkomen en te bestrijden. Er zijn al veel goede moties ingediend, dus ik laat het bij een en dat is deze. De andere komen veel overeen met voorgaande moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het rapport-Bekedam stelt dat "de jacht, handel, slacht en bereiding van wilde dieren voor consumptie (zogenaamde "bushmeat") heeft geleid tot een aanzienlijk deel van de bekende zoönosen, opkomende infectiezieken en pandemieën zoals ebolakoorts, hiv/aids, monkeypox, SARS en COVID-19";
overwegende dat het belangrijk is om beter inzicht te krijgen in de stromen van de illegale handel en transporten van deze wilde dieren om risico op zoönosen verder in te perken;
verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de Nederlandse en Europese omvang en grootte van bushmeat en traditionele medicijnen waarin bedreigde wilde dieren zijn verwerkt, en de resultaten daarvan zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Thijssen, PvdA.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter. Mijn eerste motie is een spreekt-uitmotie, ook namens collega Bromet. We moeten niet alleen de landbouwsector hervormen vanwege klimaat, natuur, water en lucht, maar nu dus ook vanwege gezondheid, omdat er een hoog risico is dat de volgende pandemie hier zou kunnen beginnen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland in principe kwetsbaar is voor zoönosen omdat in sommige regio's een hoge dichtheid aan veehouderijen bestaat en het aantal dieren per bedrijf groot is, zoals het rapport-Bekedam stelt;
overwegende dat dit onnodige risico vermeden moet worden;
spreekt uit dat de dichtheid van veehouderijen en het aantal dieren op bedrijven tot een niveau moet dalen waarbij efficiënte overdracht van zoönotische ziektekiemen tussen bedrijven wordt verhinderd, zoals het rapport-Bekedam stelt, in samenhang met de te behalen doelen voor gezondheid, klimaat en natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan nog een tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het rapport-Bekedam stelt dat er een te hoge veedichtheid bij pluimveehouderijen en varkenshouderijen is, dat in sommige regio's de afstand tussen pluimveehouderijen en varkenshouderijen te klein is, waardoor er een groter risico bestaat, en dat op sommige veehouderijen én pluimvee én varkens worden gehouden;
overwegende dat dit risico zeer ongewenst is en te verkleinen is;
verzoekt de regering om in de gebiedsgerichte aanpak een minimumafstand te hanteren om dit risico te verkleinen, in samenhang met de te behalen doelen voor gezondheid, klimaat en natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb twee moties en een vraag. Ik begin met de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in het rapport-Bekedam "Zoönose in het vizier" gewaarschuwd wordt voor een verhoogd risico op vogelgriep bij waterrijke gebieden;
overwegende dat er vergaande plannen zijn voor nieuwe natte natuur;
verzoekt de regering om een wettelijk kader op te stellen dat voorkomt dat pluimveehouderijen extra risico's op besmettingen lopen als gevolg van nieuw aan te leggen natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er brede consensus is over de noodzaak van vaccinatie tegen vogelgriep;
overwegende dat de afzetmarkt voor pluimvee in gevaar komt als Nederland geen afspraken maakt met andere landen over de afzet van gevaccineerd vlees;
verzoekt de regering om pas over te gaan tot een vaccinatieplicht als er in Europees verband afspraken zijn gemaakt over de afzet van pluimveevlees,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan had ik nog een vraag aan de minister. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat de vogelgriep zo rondwaart, zowel voor de dieren als voor de boeren wier stallen het treft. Nou begreep ik dat er vorige week in Lunteren ook een uitbraak is geweest. Er stond die dag een vrij krachtige wind. De NVWA was toen de kippen aan het ruimen. Dit is het verhaal wat ik heb gehoord, maar daarom vraag ik het aan de minister. Er is gebeld met de NVWA met de vraag om daarmee te stoppen vanwege de angst dat de besmetting zich door de wind verder zou verspreiden. Het lijkt mij eerlijk gezegd niet handig om dat te doen. De kippen horen, hoe naar het ook is, gewoon in de stal gedood te worden. Dit is een groot risico. Ik vraag de minister of dit klopt en of het een volgende keer anders kan.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Van Campen van de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Ik vroeg zojuist de minister hoe hij onze aangenomen Kamermotie met betrekking tot vaccinatie zal gaan uitvoeren. BBB heeft vorige week helaas tegen die motie gestemd. BBB vroeg om handelsbelemmeringen in kaart te brengen, die vervolgens te slechten en de Kamer daarover te informeren. Wat was de reden dat BBB tegen die Kamermotie stemde?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan me niet voorstellen dat ik daartegen heb gestemd. Het gebeurt weleens vaker. Ik kom ook weleens naar de microfoon lopen om te zeggen dat ik geacht word voor te hebben gestemd. Ik kan daar nu even geen antwoord op geven. Het lijkt me raar dat ik daartegen heb gestemd. Dat zal een foutje zijn. Als dat zo is, zal ik die fout de volgende keer bij de stemmingen herstellen.
De heer Van Campen (VVD):
Dat is goed om te horen, want volgens mij is die vaccinatie ontzettend belangrijk. Fijn om te horen dat BBB ook dat pad wil bewandelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben om zich voor te bereiden.
De vergadering wordt van 17.00 uur tot 17.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten. Voordat ik het woord geef aan de minister, geef ik het woord aan de heer Van Campen van de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik moet hier een mea culpa doen. Een mea culpa in de richting van de gewaardeerde collega Van der Plas, omdat ik haar zojuist interrumpeerde omdat ik in de veronderstelling was dat zij tegen onze belangrijke motie was die zich inzet voor vaccinatie in de pluimveehouderij. Maar daar heeft zij gewoon voor gestemd. Dus collega Van de Plas: mea culpa, excuses en laten we samen die strijd voor vaccinatie in de veehouderij blijven voeren in de richting van het kabinet.
De voorzitter:
Ik dank u wel, meneer Van Campen. Dan geef ik het woord aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Minister Kuipers:
Dank u wel, voorzitter. Ik liep weliswaar als laatste naar binnen, maar toch doe ik één motie, namelijk de motie op stuk nr. 251. De overige moties en de beantwoording van de vragen zullen worden gedaan door mijn collega, de minister van LNV.
De appreciatie is om de motie op stuk nr. 251 aan te houden. De reden daarvoor is het volgende. U vraagt om een wetsvoorstel. In de eerste bestudering van de uitspraak van de Raad van State — we hebben het daar de vorige keer even over gehad — komt naar voren dat strikt gezien voorzorg en het voorzorgsbeginsel alleen toegepast worden binnen de Wet ruimtelijke ordening en niet binnen de Omgevingswet. In 2023 wordt de Omgevingswet aangepast, naar verwachting in januari, waardoor milieubelastende activiteiten zonder bouw ook moeten worden beoordeeld op het gezondheidsbelang, inclusief voorzorg. Dus dat komt.
Daarnaast ontvangt u, zoals eerder toegezegd, in de zomer een actieplan zoönosen en zal ook de uitspraak van de Raad van State nader worden toegelicht in een Kamerbrief van ons beiden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren of ze bereid is om de motie op stuk nr. 251 aan te houden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, dat wil ik wel. Ik vind de zomer alleen wel wat lang. Op dit moment zitten we namelijk met de situatie dat gemeenten op grond van de Wet publieke gezondheid wel vaccinatiecampagnes moeten optuigen als een zoönose is uitgebroken, terwijl ze onvoldoende instrumenten in handen hebben om zoönosen te voorkomen. Ik ben blij dat het kabinet zegt "daar moeten we naar kijken en daar komt iets", maar ik wil daar niet te veel tijd tussen laten zitten. Dus de duidelijkheid over wat gemeenten wel en niet kunnen en over vanaf wanneer ze dat wettelijk instrumentarium hebben, zou ik wel graag voor de zomer hebben.
Minister Kuipers:
De Kamerbrief met betrekking tot de uitspraak van de Raad van State zal voor het meireces komen. Het actieplan zoönosen zal, zoals toegezegd, in de zomer komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan houd ik deze motie even aan. Ik ben blij dat de appreciatie van de uitspraak van de Raad van State voor het meireces komt.
De voorzitter:
Dank u wel.
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (28807, nr. 251) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Ik dank de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dan geef ik het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Minister Staghouwer:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin even met twee vragen, namelijk van de VVD en de BoerBurgerBeweging. De vraag luidt: kan de minister aangeven hoe hij de aangenomen motie over het in kaart brengen van handelsbelemmeringen en andere bezwaren tegen de vaccinatie gaat uitvoeren? Ik werk momenteel aan het gevraagde plan van aanpak om de belemmeringen tegen die vaccinatie weg te nemen. Dit plan komt, zoals verwacht, voor de zomer naar uw Kamer.
Het antwoord op de opmerking van de heer Van Campen over een strijd tegen het kabinet is nee, want het kabinet is voorstander van vaccinatie. Wij zullen er alles aan doen om dit zo snel mogelijk gerealiseerd te krijgen. Wel is het zo — ik heb daar eerder in het debat de verwachting al over aangegeven — dat een groot aantal zaken in volgorde moet passeren. Dat betekent dat we in Europa natuurlijk een rol moeten spelen. Die rol zal ik met verve namens u spelen. Dat betekent ook dat we het wegnemen van de belemmeringen en het vermarkten van die producten goed in kaart moeten hebben, want anders hebben wij in Nederland echt een probleem.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van de heer Van Campen van de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Het was ook zeker geen strijd tegen het kabinet. Het was een strijd in de richting van het kabinet. Het is goed om te vernemen dat we samen die strijd voeren.
Minister Staghouwer:
Zeker.
Dan de vraag van mevrouw Van der Plas. Zij vroeg hoe het zit met het verhaal over de kippen en de wind. Bij het commercieel houden van pluimvee worden de dieren altijd binnen gedood en dus niet buiten.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een reactie van mevrouw Van der Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat was niet mijn vraag. Ik was er zelf niet bij, maar we hebben van de boeren in de omgeving vernomen dat de NVWA de kippen buiten aan het ruimen was. Men was het pluimvee dus niet aan het doden, maar de kippen waren wel buiten terwijl er op dat moment een harde wind stond. Toen is er gebeld met de NVWA, maar men kreeg geen gehoor of er werd niet gereageerd. Mijn vraag was: hoe zit dat? De minister mag dat ook in een korte brief of in een korte reactie aan mij laten weten. Maar het lijkt mij wel handig dat ze altijd binnen blijven en dat ze bij harde wind in ieder geval niet naar buiten worden gebracht.
Minister Staghouwer:
Ik snap het punt van mevrouw Van der Plas nu beter. Ik zal dat nagaan, want ik heb daar geen antwoord op. Ik ben het met u eens dat, als er enig risico van verspreiding is, we dat moeten voorkomen. Ik krijg wel complimenten van de ondernemers waar dit plaatsvindt en die ik nabel voor de aanpak van de NVWA, voor de zorgvuldigheid waarmee geruimd wordt en de wijze waarop met ondernemers omgegaan wordt. Maar ik zal het nagaan en ik zal kijken of het nodig is om daar nog extra aandacht aan te schenken.
De voorzitter:
Wanneer kunt u de Kamer daarover informeren?
Minister Staghouwer:
Ik ga het na en zodra ik antwoord heb, informeer ik de Kamer.
Dan de moties. De motie op stuk nr. 247, waarin wordt geconstateerd dat het vogelgriepvirus niet alleen vogels treft, maar ook zoogdieren et cetera, verzoekt de regering te onderzoeken en te monitoren wat de effecten zijn. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als ik de motie zo lees dat deze van mij vraagt om het effect van vogelgriepbesmettingen op wilde diersoortenpopulaties te onderzoeken, en de mogelijke effecten van vogelgriep op de populatieomvang van bepaalde dierensoorten, dan kunnen daarbij eventueel ook gegevens betrokken worden die door verschillende organisaties in het veld nu al worden verzameld om zo een goed beeld te krijgen.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 248, waarin de regering wordt verzocht om voor het volgende vogelgriepseizoen in oktober 2022 te komen met duidelijke protocollen. De reactie van het kabinet is dat het opruimen van dode wilde vogels en de omgang met deze vogels een lastig vraagstuk is, met gedeelde verantwoordelijkheden. We hebben in het debat daar ook over gesproken. Ik heb daarom, in samenwerking met de veiligheidsregio Friesland, een handreiking opgesteld over de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen. Ik ben in overleg met provincies en gemeenten om inzicht te krijgen in welke afspraken er nog meer nodig zijn om dat in de praktijk beter te laten werken. Ik zal de afspraken hierover met betrokken partijen vastleggen, zoals de motie vraagt. Ook hier: oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 249 van de Partij voor de Dieren over de vogelgriep als structureel probleem. In de motie wordt verzocht om met een effectief maatregelenpakket te komen. Deze motie komt echt te vroeg. Het gaat hierin over nieuwvestiging in waterrijke gebieden. Dat is ongewenst. Dat blijkt ook uit onderzoek. Maar op dit moment is het beeld — dat is mijn beeld althans — dat dit nauwelijks voorkomt. We gaan dit in beeld brengen met de lagere overheden en dan scherp maken wat het benodigde instrumentarium is. Dan zullen we ook kijken welke conclusies we daaruit gaan trekken. Daarom wil ik deze motie op dit moment ontraden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik weet dat de minister met een heel pakket komt. Daarvan hebben we in het debat ook gewisseld dat dat niet van de een op andere dag kan. Maar je wil wel voorkomen dat er nu nog dingen worden toegestaan die je straks weer moet uitkopen of waarbij er ander moeilijk gedoe nodig is. Ik hoor de minister zeggen dat de motie te vroeg komt, maar ik wil wel van hem horen of hij kan uitsluiten dat er nieuwe vestingen komen totdat het maatregelenpakket is uitgewerkt en wordt uitgevoerd, en dat er in elk geval geen kippen en varkens dicht bij elkaar zijn. Daarvan zegt het RIVM ook: dat moet je niet doen. Kan de minister dat uitsluiten?
Minister Staghouwer:
Nee, dat kan ik niet. Ik heb daar de lagere overheden voor nodig. Ik kan daar niet nu, vanuit mijn positie, de garantie voor geven. Maar ik zeg mevrouw Ouwehand wel toe dat ik mijn best doe om daar zo snel mogelijk zicht op te krijgen, om ook dit soort risico's uit te sluiten.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, tot slot.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil best meebewegen met de minister in wat er nu kan. Ik hoop dat hij het met ons eens is dat je, als die aanpak komt, in de tussentijd geen dingen moet toestaan waar je straks spijt van hebt. Als er andere manieren zijn dan een moratorium, dan is dat ook goed, maar dat is mijn vraag. Daar ben ik naar op zoek. We gaan dingen doen en we gaan dingen anders doen. Dat kost even tijd, dat snap ik. Maar laten dan in de tussentijd het bouwen van stallen niet toestaan op plekken waar we er spijt van gaan krijgen.
Minister Staghouwer:
Ik ben dat met mevrouw Ouwehand eens. Alleen, ik heb op dit moment geen instrumentarium om nu te zeggen: dit is het middel en ik kan dat nu inzetten. Ik ben afhankelijk van de lagere overheden. Daar ga ik mee in gesprek. Dan kijken we wat nodig is.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 250.
Minister Staghouwer:
Dan de motie op stuk nr. 250, ook van mevrouw Ouwehand, over een monitoringsysteem voor zoönosen in de varkenshouderij. Het antwoord daarop is dat ik mij ervoor inzet om met een opzet te komen voor een monitoringsysteem voor griepvirussen. Ik hoop dat vóór de zomer van 2022 gereed te hebben. Als ik de motie zo mag lezen, dan krijgt deze oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Ouwehand knikken. Zij kan zich dus vinden in uw interpretatie.
Minister Staghouwer:
Dan de motie op stuk nr. 252 van de heren Van Campen en Boswijk over de klimaatverandering en de exotische muggen. De reactie daarop is dat ik de zorgen deel over de klimaatverandering en de mogelijke risico's op zoönosen. Dat ligt geheel in de lijn van het advies van Bekedam. Er is al een kennisagenda over klimaatverandering en gezondheid. De provincies zijn ook hier het bevoegd gezag, waar het gaat om natuurbeleid en natuurontwikkeling. Ook de gemeentes zijn daarbij aan zet. Zij kunnen plannen maken in het kader van de klimaatadaptatie. Daarom kan ik dit niet zo toezeggen, eigenlijk in lijn met de vorige reactie. Als ik de motie zo mag lezen dat ik dit meeneem in de ontwikkeling van het actieplan dat in de zomer aan uw Kamer zal worden aangeboden en in de gesprekken die ik daarover met lokale overheden zal voeren, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik zie de heer Van Campen ja knikken. Hij kan zich dus vinden in uw interpretatie.
Minister Staghouwer:
Dan de motie op stuk nr. 253 van mevrouw Beckerman over bushmeat. U vraagt mij om onderzoek te doen naar bushmeat en traditionele medicijnen in verband met de zoönoserisico's. Hier gaat een stap aan vooraf, namelijk een risicobeoordeling. Het beeld van de NVWA en de Douane is namelijk dat er niet veel vraag en aanbod is in Nederland; dat heb ik ook in het debat gezegd. Het grootste volksgezondheidsrisico treedt op in de herkomstlanden, waar de dieren worden gevangen en worden verwerkt. Ik wil de NVWA vragen om een risicobeoordeling uit te voeren. Als ik de motie zo mag lezen, kan ik haar oordeel Kamer geven en dan voer ik de risicobeoordeling uit.
De voorzitter:
En ook bij deze motie zie ik de indiener ja knikken. Mevrouw Beckerman kan zich dus vinden in deze interpretatie.
Minister Staghouwer:
Dan volgt er een motie die gericht is aan de Kamer, over de onnodige risico's. Daar hoeft het kabinet niets over te zeggen, want het is de Kamer zelf die daar een oordeel over moet geven.
De motie op stuk nr. 255 is van de heer Thijssen en mevrouw Bromet en gaat over het rapport-Bekedam. Daarin wordt de regering verzocht om in de gebiedsgerichte aanpak een minimumafstand te hanteren. Dit ligt eigenlijk ook in lijn met een eerdere reactie die ik vanmiddag heb gegeven. Ik ontraad de motie omdat dit te prematuur is. Ik ontvang eerst graag het deskundigenadvies over het afstandscriterium tussen pluimveebedrijven en varkensbedrijven. Op basis van dat advies wil ik bezien hoe wij hiermee omgaan. Ik ontraad dus deze motie.
De motie van de BoerBurgerBeweging op stuk nr.256 gaat over een wettelijk kader dat voorkomt dat pluimveehouders extra risico's lopen door de aanleg van nieuwe natuur. Ook deze motie ontraadt het kabinet. Het huidig wettelijk instrumentarium van de Omgevingswet voldoet namelijk voor de integrale gebiedsafweging.
De motie op stuk nr. 257 gaat over de vaccinatie tegen vogelgriep. In de motie wordt de regering verzocht om pas over te gaan tot een vaccinatieplicht als er een Europese afspraak is gemaakt. Ik heb daar zonet, in antwoord op vragen van de VVD-fractie ook al een reactie op gegeven. Ik werk op dit moment aan een plan van aanpak. Hier is nog veel uitzoekwerk voor nodig. Binnen Europa zijn afspraken gemaakt over de afzet van gevaccineerd vlees. Wij komen hier nader op terug. Ik ontraad dus de motie.
Dat was het, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik wil de bewindspersonen bedanken voor hun aanwezigheid hier. Ik bedank ook de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier hebben gevolgd.
Hiermee zijn we ook aan het einde gekomen van deze vergadering en van deze vergaderdag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-61-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.