5 Herdenking de heer Ed van Thijn

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van de heer Ed van Thijn.

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van Ed van Thijn. Ik heet de aanwezige familie van harte welkom: zijn vrouw Odette van Thijn-Taminiau, zijn dochters Carla en Marion van Thijn en nichtje Hetty Fentener van Vlissingen. Ik heet ook de minister-president en de minister voor Klimaat en Energie van harte welkom. Ik wil u allemaal vragen om, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan.

"Ed, kijk uit. Het hoogste dat je in de politiek kunt bereiken, is dat twee derde van de mensen een hekel aan je krijgt." Vader Sal van Thijn had zo zijn twijfels toen zijn zoon zijn eerste stappen in de politiek zette. Eigenlijk wilde Ed journalist worden, maar tijdens een studiejaar in een onrustig Parijs ontwaakte in hem een politieke hartstocht. Hij is getuige van opstand en wordt op straat in elkaar geslagen, vanwege zijn Joodse afkomst.

In de zoekende denker die hij was, ontwaakte toen een bevlogen idealist. En dat idealisme bracht hem in de politiek. Hij noemde het zelf "een uit de hand gelopen oponthoud". Als politicus bleef hij observeren, vragen stellen en schrijven als een journalist. Hij ordende zijn gedachten met een gouden pen. Zo schreef hij de mislukte formatie van het tweede Kabinet-Den Uyl in 1977 van zich af in zijn boek Dagboek van een onderhandelaar. Het is een kwetsbaar relaas van hoge idealen, tactische manoeuvres en goedbedoelde politieke uitglijders. En daarmee is het boek een pleidooi tegen de hardnekkige gedachte dat het politieke spel alleen maar list en strategie is.

Bij Ed van Thijn was het mensenwerk: een zoektocht naar harmonie door een hardnekkige optimist, bijvoorbeeld als in de formatie zijn favoriete onderwerpen besproken worden. Ik citeer uit zijn dagboek: "Begeerte raakt mij aan (…) Een fascinerende uitdaging: de democratisering van het staatsapparaat, de bestuurlijke reorganisatie, het overheidspersoonsbeleid, tolerantie en veiligheid, mensenrechten en minderheidsgroepen en, niet te vergeten, staatkundige vernieuwing. De bezeten democraat in mij wordt onrustig."

Uiteindelijk dient de gepassioneerde democraat Van Thijn tweemaal heel kort als minister van Binnenlandse Zaken. Maar zijn gedrevenheid voor het openbaar bestuur leefde hij volop uit in zijn Amsterdam. Een hele generatie Amsterdammers leerde Ed van Thijn kennen als een echte Mokumse burgervader: streng als het moet en zacht als het kan, genuanceerd en intellectueel, en wars van generalisaties en borrelpraat.

"Ik sta voor politieke correctheid", zei hij in 2003 in Het Parool. "Dat is het grootste scheldwoord van deze tijd, maar ik vind dat je fatsoenlijk met elkaar om dient te gaan. Het elementaire fatsoen dat je elkaar niet kwetst en beledigt. Ik gruw met alles wat ik in me heb van een samenleving waarin wordt geaccepteerd dat je iedereen voor rotte vis kunt uitmaken."

Maar vergis je niet: Ed van Thijn kon vurig en idealistisch zijn, met een welgemeende krachtterm tussendoor. Maar het volgende moment was hij weer vrolijk sarcastisch en vol zelfspot. Het was een bestuurder die fouten durfde te maken, ze eerlijk toegaf en er ook nog op reflecteerde. Als hoogleraar dook hij daar dieper in. Hij onderzocht de ministeriële verantwoordelijkheid, bewindspersonen die "sorry" zeggen en weer doorgaan, en de rol van het parlement daarbij.

Maar hij onderzocht ook zichzelf. Al schrijvend en zoekend vond hij de kern van zijn hartstocht, en vatte die pijnlijk simpel samen: "Ik had dood moeten zijn op mijn 10de." Want ook dat was Ed van Thijn: iemand die als kleine jongen leefde met de Holocaust op zijn hielen. Hij zag in vijf jaar achttien onderduikadressen en tweemaal kamp Westerbork vanbinnen. Maar hij overleefde. Hoe ouder hij werd, hoe meer hij zich daarmee verzoende. Ed van Thijn werd, zoals hij zelf zei, steeds Joodser. "Ik leef niet in het verleden, maar het verleden leeft wel in mij."

Er sluimerde in hem een heilige woede over de angst, vernedering en ongelijkheid die mensen wordt aangedaan. Hij zei in de krant een keer: "Er is ook eens over mij heen gelopen." Hij zag de politieke cultuur de laatste twintig jaar met lede ogen aan: te hard, te zakelijk. "Ik ben uit de tijd gelopen", zei hij. "Ik sta ernaast. Al heeft een sociaaldemocraat nooit vrede met de tijdgeest, omdat het altijd anders moet."

Hoewel het lichaam de laatste jaren tegenstribbelde, bleef hij aandacht vragen voor het lot van vluchtelingen. Hij bleef waarschuwen tegen polarisatie om het polariseren. Tegelijk was Ed van Thijn dankbaar. Hij was dankbaar voor een lang leven, juist na zijn 10de, en voor de rol die hij in zijn geliefde democratie mocht spelen.

We gedenken hem als een warm en bevlogen man. Een daadkrachtige denker. Stadsman en staatsman. We wensen zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen, andere nabestaanden en de fractie veel sterkte toe bij het verwerken van dit grote verlies.

Dan geef ik nu het woord aan de minister-president.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Als ik aan Ed van Thijn denk, dan zie ik de beelden voor me uit een roemrucht politiek verleden. De turbulente jaren zeventig, toen ikzelf en zovelen hier langzaam politiek bewust werden en gefascineerd raakten door de grote namen van die tijd: Den Uyl, Van Agt, Wiegel en ja, ook Van Thijn. In mijn hoofd zie ik ze in actie, vanuit die toen nog veel te krappe groene bankjes in de oude zaal van de Tweede Kamer, debatterend op het scherpst van de snede, in een krachtmeting van botsende opvattingen, stijlen en wereldbeelden. Het waren politieke hoogtijdagen. Als architect van de polarisatiestrategie legde Ed van Thijn daar het fundament voor. Hij paste niet alleen in de tijdgeest, hij gaf vorm aan de tijdgeest en hij wás die tijdgeest.

Ook daarna bleef Ed van Thijn nog decennialang een actieve rol spelen in het hart van de democratie, van Tweede Kamerlid tot burgemeester, van minister tot senator. Maar vooral ook in de rol van kritisch beschouwer, gedreven vernieuwer en intellectueel geweten. Niet veilig vanaf de zijlijn, maar als denker in de politiek die nooit bang was om ook zelf vuile handen te maken. Zo is hij in de loop van vele jaren een invloedrijke stem gebleven, een inspiratiebron voor jonge generaties, een man om van te leren.

Bovenal was Ed van Thijn een volbloed democraat en een sociaaldemocraat, een PvdA'er in hart en nieren. Altijd sprong hij op de bres voor een weerbare democratie en voor een betrouwbare rechtsstaat. Al decennia terug pleitte hij voor een andere manier van besturen, waarschuwend voor, en ik citeer: "toenemend cynisme van de burger, die de politiek en overheid de rug toekeert, waarmee op den duur ook het vertrouwen in de democratie zelf verloren dreigt te gaan". Een snijdende analyse, die wel altijd gepaard ging met nogal vooruitstrevende staatkundige ideeën om het anders en beter te doen. Begin jaren negentig liet hij die ideeën bundelen in het boek Democratie als hartstocht. En dat was niet zomaar een titel, het was de uitdrukking van zijn levensfilosofie.

Die hartstocht voor de democratie — voorzitter, u memoreerde het ook al — kwam niet uit het niets. Van Thijn wilde de samenleving veranderen, zodat niemand, niemand ooit nog hoefde mee te maken wat hem en zijn familie in de oorlog was aangedaan. De vernedering, de kwaadaardigheid, het onmetelijk onrecht, dat nooit meer. Zelf zei hij daar in de jaren zeventig over dat zijn oorlogservaring altijd wel een rol zou blijven spelen, maar dat hij — u zei het ook — wenste te leven in het heden om de lessen van toen toe te passen in andere situaties van nu. Dat is precies wat Ed van Thijn onvermoeibaar en vanuit een diepe persoonlijke overtuiging weet te doen: opstaan tegen wat onacceptabel is, opkomen voor de democratie en strijden tegen elke vorm van onverdraagzaamheid, discriminatie en haat. "Ik ben flexibel", zei hij, "maar als er bepaalde dingen op het spel staan, dan ben ik volstrekt onbuigzaam." Een wijze les, die wij allemaal, ook vandaag de dag, in onze oren mogen knopen.

Ik wens zijn familie, zijn vrienden, zijn partijgenoten veel sterkte toe bij het verwerken van dit grote verlies.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president. Ik vraag u nu om een moment van stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven