16 Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer

Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal ( 35785 ).

De voorzitter:

We gaan aan de slag met een tweede lezing van de wijziging van de Grondwet, namelijk een verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Een aantal sprekers heeft zich ingeschreven. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hier aanwezig voor ons. Het is voor haar de eerste keer in deze plenaire zaal.

Allereerst ga ik naar mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Het is een feest om te mogen debatteren over de Grondwet. Er kan geen groter feest zijn voor de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken dan om daarmee af te trappen. Het gaat ook nog eens om een wet in tweede lezing. Dat betekent dat een aangenomen wetsvoorstel in tweederdemeerderheid door deze Kamer en door de Eerste Kamer moet gaan. Het ziet er gunstig uit, want de oude coalitie wilde het en de oude coalitie is de nieuwe coalitie. Daarbij steunen heel veel partijen dit voorstel.

Ik zal deze wetsbehandeling toch nog gebruiken om de anderen ervan te overtuigen dat wat we hier aan het doen zijn met de Grondwet, echt niet de juiste keuze is. Mensen, Nederlanders die in het buitenland wonen, de gelegenheid geven om te kiezen voor de Eerste Kamer was een beetje de aankeiler van dit wetsvoorstel, maar eigenlijk kan dat natuurlijk niet. Want niemand kan voor de Eerste Kamer kiezen. We kiezen de Provinciale Staten en die leden kiezen de Eerste Kamer. Het is getrapt. Wil je dat Nederlanders die in het buitenland wonen, stemrecht krijgen voor de Eerste Kamer, dan moet je hetzelfde regelen als bij de Tweede Kamer en dan heb je de Eerste Kamer niet meer nodig. Dat is een ander wetsvoorstel en een ander debat; daar is met de SP prima over te praten. Maar wat je nu moet doen, is het maken van een soort Provinciale Staten voor iedereen die in het buitenland woont, voor Nederlanders die in het buitenland wonen, terwijl de rest van de wereld geen Provinciale Staten is. Dat kun je er niet van maken. Die mensen zijn namelijk wel Nederlanders, maar geen ingezetenen. Juist bij het kiezen voor de Provinciale Staten of de gemeenteraad geldt het ingezetenencriterium. Dat laat dit wetsvoorstel los en daarmee is dit wetsvoorstel niet consequent in de Grondwet. Daardoor is het eigenlijk niet verstandig om dit te doen.

Maar goed, de Kamer en de Eerste Kamer hebben in al hun wijsheid besloten dat er nu een kiescollege komt, een nieuw orgaan van niet-ingezetenen dat, als ware het een vertegenwoordiging van ingezetenen van de rest van de wereld, gaat kiezen voor de Eerste Kamer. De Nederlanders die buiten de landsgrenzen wonen, mogen dat kiezen. Dat gaan we dan organiseren en dat gaat nog niet één zetel schelen in de Eerste Kamer.

We gaan dus heel veel overhoophalen en heel veel organiseren voor een probleem dat niet bestaat. En daarmee neem je ook nog een loopje met de Grondwet, omdat je het Nederlanderschap en het ingezetenencriterium, de zaken die nu de grondslag zijn om mede te kunnen bepalen wie de volksvertegenwoordigers zijn, eigenlijk loslaat. Wij hebben gezegd dat wij dat onverstandig vinden. Daar hebben wij de vorige minister van proberen te overtuigen en ik doe ook nu een poging daartoe. Ik snap wel dat een minister die net aankomt en een tweede lezing gaat doen, het eigenlijk ook wel heel lekker vindt dat het een gelopen race is. Maar misschien snapt ze de grondwettelijke bezwaren ook wel. Misschien ziet ze ook wel dat het niet zo'n mooie figuur is. Maar ja, het is wel een gelopen race en hoe lekker is het nou om je eerste wetsvoorstel heel snel door de Tweede en de Eerste Kamer te krijgen? Ik kan me er iets bij voorstellen dat dat een fijn begin is.

Ik wil dit echter niet laten passeren zonder een paar kritische vragen over de uitvoering. De vorige keer dat we het hierover hadden in deze Kamer met andere woordvoerders — alhoewel, de heer Sneller was er wel bij, volgens mij de heer Bisschop ook, evenals mijn gewaardeerde voorganger, de heer Van Raak — is ook wel gevraagd hoe het uitgevoerd wordt en wat wij nou precies weten. Vooral de Eerste Kamer is echt specifiek ingegaan op de vraag hoe het eruitziet. We hebben een uitvoeringsbrief gekregen in juni 2021, voor de zomer. Als ik die lees, vind ik het toch wel ingewikkeld. Er staan allerlei keuzes in die we dan toch ook moeten maken. Partijen moeten zich aanmelden. Partijen die worden gekozen in dat kiescollege van, laten we maar zeggen, de provincie van de rest van de wereld. Maar wat nou als dat een partij is die nog niet bestaat? Kunnen dat alleen politieke partijen zijn? Kunnen dat individuen zijn? In Nederland mag iedereen zich voor welke verkiezing dan ook inschrijven, maar dit zijn mensen die zich niet in Nederland bevinden. Zij moeten zich dan getrapt gaan inschrijven, gemachtigd gaan inschrijven. Er is voor gekozen om dat digitaal te doen. Dat is fraudegevoelig. We hebben best wel veel discussie over wat we nou digitaal doen in de verkiezingen. Moet je dat nou wel doen? En moet je dat wel willen? Kan dat dan niet via het postensysteem?

Wat als te weinig mensen zich inschrijven? Er moeten 39 mensen in dit kiescollege gekozen worden in, laat ik maar zeggen, de Provinciale Staten van de rest van de wereld. Maar wat als er geen 39 mensen zijn? Dat is ook een vraag. Stel, er is een aantal mensen gekozen namens het CDA, een aantal gekozen namens de VVD en een aantal namens de SP. Die hebben één taak. Dat kiescollege heeft één taak, meer niet. Dat is kiezen voor de Eerste Kamer. Dat kiescollege wordt wel voor vier jaar benoemd, begrijp ik. Dat vind ik ook best wel gek. Je wordt dus voor vier jaar gekozen voor één taak, die binnen drie maanden na je verkiezing moet plaatsvinden. Daarvoor moet je je dus kandideren, machtigen, en noem het allemaal maar op.

Dan moeten mensen in Nederland stemmen, want dat is de wens. Maar wat nou als alle mensen van de VVD zeggen: "We sturen er eentje op pad. Die doet voor ons die machtigingen en vult die kruisjes in. En huppetee: we hebben gestemd"? Want ja, ze moeten van heel de wereld komen. En dat kan lastig zijn. Dat kan dagen duren. Mensen wonen niet altijd in grote, belangrijke steden op een ambassade. Die kunnen ook weleens ergens in de rimboe wonen en echt heel lang onderweg zijn. Die kunnen we dan iemand laten machtigen. Kan dat eigenlijk voor de Provinciale Staten ook? Is dat dan ook gelijk? Dat zou ik wel willen weten.

We organiseren het zo dat de gemeente Den Haag dit allemaal doet. De gemeente Den Haag heeft ook het kiescollege. Zij heeft nu gezegd dat zij die taak wel wil uitvoeren, maar wat als zij zegt dat dat niet meer gaat of dat zij dat niet meer wil? Waar zou het dan naartoe gaan? Moet het niet naar een provincie?

En dan nog de laatste vraag, voorzitter. Als dit wetsvoorstel er niet op tijd is … Nee, laat ik het zo zeggen: wanneer moet de uitvoeringswet er zijn om het voor de volgende Provinciale Statenverkiezingen mogelijk te maken om een kiescollege, als ware het de Provinciale Staten voor de rest van de wereld met maar één taak, namelijk het kiezen van de Eerste Kamer, in te stellen? Want ja, er moeten ook nog lijsten gemaakt worden, aangevraagd worden, noem het allemaal maar op. We hebben bij de vorige verkiezingen gezien dat besluiten op het ministerie van Binnenlandse Zaken erg laat zijn genomen, waardoor het voor de Kiesraad en voor gemeenten best wel ingewikkeld is geweest om de verkiezingen te organiseren. Dus wat is de uiterste datum waarop die invoeringswet dan aangenomen moet worden om hem te laten gelden voor de eerstvolgende verkiezingen?

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, artikel 4. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk, artikel 50. De leden van beide Kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging, artikel 53. Voor de echte kenners: ik heb wat dingen weggelaten maar dit is de strekking van die drie artikelen.

Die uitgangspunten waren voor het D66-congres in 2015 reden om te zeggen dat alle Nederlanders in het buitenland ook stemrecht, invloed op de samenstelling van de senaat moesten krijgen. De jaren erna hebben voorgangers van mij, Fatma Koşer Kaya, Monica den Boer en Sjoerd Sjoerdsma, er steeds achteraangezeten dat die herziening en die wens van ons congres tot een grondwetswijziging zouden leiden. De vorige periode hebben we de eerste lezing in deze Kamer en in de senaat gehouden. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat daarmee de bal op de stip ligt om te zorgen dat volgend jaar ook de stem van niet-ingezetenen kan doorklinken in de senaatsamenstelling. Maar daarvoor moet nog wel het nodige gebeuren. Deze minister weet ook dat rekenen op een tweederdemeerderheid in die eerste lezing geen garantie is voor een tweederdemeerderheid in de tweede lezing. Maar wat er bovenal nog moet gebeuren is de uitvoeringswet. Ik ben huiverig om de grondwetsherziening al te veel te belasten met de uitvoeringsdetails maar het klopt dat we daar bij de eerste lezing ook een discussie over hebben gehad. Ik ben ook blij dat er nu al veel meer ligt. Ik noem de voorlichting van de Raad van State. Verder ligt er het rapport van Otjes waar je toch behoorlijk bèta voor moet zijn om het echt te doorgronden maar waarvan de strekking voor mij ook wel helder was. Ik denk dus dat die details ook echt bij de wet moeten worden besproken, die hier deels los van staat maar uiteraard wel in het verlengde ligt.

Dus ik wil wel een paar dingen meegeven die voor mijn fractie nog lastig liggen en dat betreft dan met name die evenredige vertegenwoordiging. We weten dat er ongeveer 800.000 Nederlanders in het buitenland wonen. We weten niet precies hoeveel het er zijn en we weten al helemaal niet hoeveel van hen precies kiesgerechtigd zijn qua leeftijd, et cetera. Maar als je dan aan evenredigheid denkt, dan is dat natuurlijk een hele grote groep, groter dan sommige provincies. Tegelijkertijd wordt zelfs de Registratie Niet-Ingezetenen — als ik de stukken goed begrijp, stonden daar op een gegeven moment ongeveer 500.000 mensen in — niet geschikt geacht, terwijl het toch een groep is die al een stuk dichter bij het geschatte totaal in het buitenland komt.

Maar dan wordt er het volgende gezegd. Waarom is die registratie niet geschikt? Er kunnen veranderingen plaatsvinden. Het kan niet up-to-date zijn. Het kan zijn dat mensen overleden zijn, dat mensen van rechtswege het Nederlanderschap hebben verloren. Dat snap ik allemaal. Er zitten ook niet-Nederlanders in de Registratie Niet-Ingezetenen, die korter dan vier maanden in Nederland verblijven. Maar kunnen we niet op basis van die Registratie Niet-Ingezetenen een veel nauwkeuriger beeld krijgen van het aantal Nederlanders in het buitenland waar het eigenlijk over gaat? Want het stemgewicht, de stemwaarde van Provinciale Statenleden, hangt samen met het aantal inwoners van de provincie. Dus dan denk ik: dit is toch eigenlijk wel de beste variant. Dan is het verlengde daarvan de grondslag die in de hoofdlijnenbrief wordt gekozen: een permanent register van kiesgerechtigden in het buitenland. Ik snap het, maar in hoeverre lijdt dit register, deze registratie, niet onder dezelfde mankementen? Hoe weten we dat iemand daarin nog steeds het Nederlanderschap heeft als dat niet steeds wordt gecontroleerd? Het zijn niet antwoorden die ik per se vanavond verwacht, maar wel belangrijke aandachtspunten om die wet te gaan behandelen.

Dan nog even over de formule van Otjes. Het opkomstpercentage onder Nederlanders in het buitenland is hoog bij al die verkiezingen waarvoor ze nu al kiesgerechtigd zijn. Dan doel ik op het Europees Parlement en de Tweede Kamer. De opkomst in de meeste provincies — laat ik het voorzichtig formuleren — is een stuk lager. Omdat dat een onderdeel is van de formule die wordt gekozen om de stemwaarde te bepalen, vraag ik me het volgende af. Wat betekent het voor het stemgewicht als het ene zich de ene kant op ontwikkelt, als het bijvoorbeeld zelfs stijgt onder Nederlanders in het buitenland, terwijl het verder daalt onder Nederlanders die wél in Nederland wonen? Hoe robuust is dan die formule voor dat soort ontwikkelingen?

Ik sluit me van harte aan bij de vraag van collega Leijten, maar dan met de tegenovergestelde insteek, denk ik. Ik ben het helemaal met haar eens dat het ruim van tevoren duidelijk moet zijn. Dat vraagt volgens mij ook om tempo met de uitvoeringswet. Dus ik hoor graag waar dit wetgevingstraject staat en wanneer de Kamer deze wet mag ontvangen.

Ten slotte zie ik de permanente registratie van kiesgerechtigden in het buitenland als een soort groeimodel. Mijn vraag aan de minister is: wat gaat zij het komend jaar nog doen, voor de Provinciale Statenverkiezingen, om het aantal geregistreerden daarin te vergroten? En wat gaat zij doen om ervoor te zorgen dat het bij deze mensen bekend is dat zij hopelijk — laten we de lezingen vooral afwachten — ook kiesgerechtigd zijn voor het kiescollege, dat uiteindelijk mede de senaat mag kiezen?

De voorzitter:

Dank. U heeft nog een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het mogen stemmen heeft natuurlijk te maken met het Nederlanderschap, het ingezetenschap. Maar het gaat ook vooral over invloed en medezeggenschap hebben op je omgeving, op de ordening van je land. We hebben de afgelopen tijd in Nederland best wel een discussie gehad over mensen die afgehaakt zijn gemaakt. Er zijn discussies over hoe de overheid uit het land verdween. Er zijn steeds minder voorzieningen. Steeds minder mensen herkennen zich in de overheid, als onderdeel van hen, of vragen zich af of zij daar een onderdeel van kunnen zijn. Er is een steeds groter wantrouwen in de overheid, en mogelijk ook in de verkiezingen. Ik wijs op de afwegingen waar we voor staan, op de representatie in deze zaal en op de representatie en de opkomst bij verkiezingen. Vindt de heer Sneller dan dat dit wetsvoorstel het juiste instrument is voor de problemen die we zien als het gaat om de staat van de democratie?

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat de feitelijke constatering is dat het voor de samenstelling in deze zaal niks zal uitmaken.

Mevrouw Leijten (SP):

Nou ja, ik wil het best hebben over het zicht van de representatie in de Eerste Kamer, maar ik vind het altijd een beetje ongemakkelijk om het daarover te hebben. Ik heb het over de staat van de democratie. Daar stel ik best een serieuze vraag over. Ik lees dit wetsvoorstel en zie de tijd en de inzet, zeker van D66: mensen buiten Nederland moeten stemrecht krijgen voor de Eerste Kamer. Het is grondwetstechnisch helemaal onjuist. De manier waarop dat er allemaal in is gekomen, is onjuist. Het is nou dat kiescollege geworden. Ik heb het geprobeerd uit te leggen. Maar als ik kijk naar het gevoel van mensen dat de democratie van hen is, dat de vertegenwoordiging in de gemeente, in de provincie, hier en in de Eerste Kamer van hen is. Dan kijk ik naar de deelname aan verkiezingen, waarbij in heel veel gevallen minder dan de helft opkomt. Zijn we dan hier met het juiste bezig?

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat mevrouw Leijten een valse tegenstelling creëert. Als zij de andere delen heeft gelezen, dan ziet zij dat de herziening van het kiesstelsel bovenaan mijn verlanglijstje staat. Het is mijn streven om dat te wijzigen, zodat mensen zelf meer invloed hebben op de samenstelling van deze Kamer, maar ook van de gemeenteraden. Het is dus geen tegenstelling dat dit daarvoor in de plaats komt. Heel veel Nederlanders in het buitenland haken ook af bij het beleid dat hier wordt gemaakt. Ik ben bezig met een wetsvoorstel over bankrekeningen voor Nederlanders in het buitenland, waarvoor de wetgeving hier gewoon niet adequaat is. Er zijn heel veel mensen die ook gewoon terugkomen naar Nederland en die Nederland niet meer herkennen. Dus ja, er zijn ook wel manieren om hun invloed te geven. Ik denk dat het een valse tegenstelling is om te zeggen: Nederlanders in het buitenland, jullie hebben geen recht om mede te bepalen hoe je wordt vertegenwoordigd. Zeker als de Grondwet zegt dat de Staten-Generaal het hele Nederlandse volk vertegenwoordigt.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het toch heel vervelend wat de heer Sneller hier doet. Want dat heb ik natuurlijk niet gezegd. Wij zijn er niet op tegen dat mensen die in het buitenland wonen en Nederlander zijn, kunnen stemmen bij de verkiezingen. Dat kan namelijk al, voor de Tweede Kamer. We zijn er ook voor dat ze dat kunnen voor de Eerste Kamer. Alleen, dan is de positie van de Eerste Kamer problematisch. Ik heb dus nergens gezegd dat zij geen stemrecht mogen hebben. Ik zie wel wat voor energie hierin zit, terwijl ik aan de andere kant zie dat onze democratie vreselijk is uitgehold en het vertrouwen in onze democratie ook achteruit holt. Als het dan gaat over representatie, over het hebben van invloed, dan denk ik dat wij andere problemen serieuzer moeten nemen dan het invullen van een kiescollege dat wat ons betreft ook ongrondwettelijk een mispeer is.

De voorzitter:

Dat was een opmerking richting de heer Sneller, die nog mag reageren als hij wil.

De heer Sneller (D66):

Ja, ook omdat ik met collega Van Raak de vorige periode debatten heb gehad over de herziening van het kiesstelsel voor de Tweede Kamer, waarvan ik echt denk dat het de inhoudelijke representatie kan verbeteren, zoals ook de staatscommissie-Remkes oppert. De heer Van Raak was op z'n minst sceptisch over die herziening. Ik kijk dus erg uit naar de behandeling van dat wetsvoorstel. Ik hoop dan heel erg op de steun van de SP daarvoor, omdat ik echt denk dat het een paar van de problemen die wij samen zien, kan helpen oplossen.

De voorzitter:

Dank u. Dan ga ik naar de volgende spreker, mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Vanavond spreek ik ook namens collega Arib van de Partij van de Arbeid. Ik begin met het welkom heten van de nieuwe minister van BZK; we hebben deze week al even nader kennisgemaakt. Ik wil haar veel succes wensen. Ik hoop op een goede samenwerking hier in de Kamer.

Het voorliggende wetsvoorstel is niet zomaar een wet, maar een grondwetswijziging in tweede lezing. Een grondwet is voor een democratische rechtsstaat een van de kostbaarste bezitten. Het is daarom belangrijk dat we ook deze tweede lezing zorgvuldig behandelen, al hebben mijn fractie en die van de PvdA in de eerste lezing voorgestemd. In het voorliggende wetsvoorstel wordt geregeld dat de Grondwet een bepaling krijgt dat ook Nederlanders die niet-ingezetenen zijn, oftewel Nederlanders die in het buitenland wonen, indirect stemrecht krijgen voor de Eerste Kamer via een zogenaamd kiescollege. Dat is vergelijkbaar met hoe dit is geregeld voor de kiesgerechtigden op de BES-eilanden. Mijn fractie is daar om twee redenen voorstander van: simpelweg vanwege het feit dat wetten die wij hier in de Kamer bespreken en die dus ook in de Eerste Kamer worden besproken, invloed kunnen hebben op het leven van Nederlanders, ook als zij in het buitenland wonen. Daarnaast is het wat GroenLinks en de PvdA betreft logisch dat wanneer Nederlanders die in het buitenland wonen stemrecht hebben voor de Tweede Kamer, zij dit indirect ook hebben voor de Eerste Kamer.

Deze grondwetswijziging regelt dus dat stemgerechtigde Nederlanders die in het buitenland wonen via een kiescollege invloed kunnen krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer, maar het voorstel regelt niet hoe de stemwaarde precies wordt vastgesteld. Daar is nog een aparte wetswijziging voor nodig, van de Kieswet. Alhoewel deze grondwetswijziging daar dus niet over gaat, lezen we in de memorie van toelichting wel hoe het vorige kabinet hierover dacht. Mijn eerste vraag aan de nieuwe minister is hoe het nieuwe kabinet hierin staat. Is het, net als zijn voorgangers, van mening dat de stemwaardebepaling moet geschieden conform de aanbevelingen uit het onderzoek dat is laten verrichten? De heer Sneller had het daar ook al over.

Dan een ander belangrijk punt, dat de Nederlanders betreft die wonen in de andere landen van ons Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Deze Nederlanders hebben, anders dan de Nederlanders die in het land Nederland wonen en de Nederlanders in het buitenland, geen stemrecht voor de Tweede Kamer. Straks, wanneer deze grondwetswijziging wordt aangenomen, hebben ze nog steeds geen invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer. Dat vind ik een groot gemis. Deze Nederlanders hebben immers ook baat bij goede rijkswetgeving, bij goed buitenlandbeleid en bij goed defensiebeleid, maar zij hebben geen stemrecht voor de Tweede en de Eerste Kamer, het parlement dat gaat over deze onderwerpen als ware het een Koninkrijksparlement.

Nu lezen wij tot onze vreugde in een passage in het regeerakkoord dat het democratisch tekort in het Koninkrijk opgeheven zal worden door de Caribische landen een proportionele stem te geven bij voorstellen over rijkswetten. Dat is mooi, maar het is nog weinig concreet. Graag verneem ik daarom van de minister wat dit voorstel concreet betekent en op welke termijn we er als Kamer meer over te horen krijgen. Daarnaast krijg ik van de minister graag de toezegging dat bij zo'n nog vorm te geven stem vanuit de Caribische landen goed wordt gekeken naar de rol van zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Als we een parlement hebben dat bestaat uit twee Kamers, dan zouden de inwoners van de andere landen ook invloed moeten kunnen uitoefenen op beide Kamers van ons parlement. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Ik zie uit naar de beantwoording. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Dan ga ik naar de volgende spreker: de heer Strolenberg. Ik zie het vak van de VVD wat voller zitten. Die leden zijn geïnteresseerd in dit debat, maar nog meer in de maidenspeech van de heer Strolenberg, gok ik zomaar. U heeft het woord.

De heer Strolenberg (VVD):

Voorzitter. Vorig jaar was mijn verkiezingsslogan: stem een liberale Drent in het parlement. Mijn persoonlijke campagne trapte ik af met de tekst: ik wil me inzetten voor het herstellen van het vertrouwen in de overheid door mensen met elkaar te verbinden, het liefst op een digitale manier; samen aan de slag. Nou, hier staat de liberale Drent in het parlement en dat "samen aan de slag" kan vandaag beginnen. Het is een voorrecht om na twaalf jaar gemeenteraadslid te zijn geweest en zeventien jaar in een waterschapsbestuur te hebben gezeten nu hier samen met u op nationaal niveau aan de slag te gaan om in te zetten op een beter Nederland. Ik zeg bewust "beter Nederland" want ik ben een rasoptimist. Ik vind Nederland een fantastisch land. Er is veel wat hier goed gaat, maar er is ook heel veel wat niet goed gaat. Op dat laatste leggen we soms weleens wat meer de nadruk en dat is op zich natuurlijk jammer. Daarom gebruik ik woorden als "beter", "verbeteren", "innovatiever" en "denken in kansen". Dat is toch een beetje mijn motto: de basis is vaak goed en wat kan er beter?

Alles kan beter. Er zijn volop kansen. Vanuit die gedachte ben ik op 18-jarige leeftijd ooit begonnen met een internetbedrijf in Hoogeveen. Dat is een fantastische plek om te wonen in Drenthe. Ik ben er geboren en getogen. Ik begon mijn bedrijf in een tijd dat slechts een handjevol Nederlandse bedrijven een eigen domeinnaam had. De technische mogelijkheden interesseerden mij enorm. Maar ik had toen nog niet kunnen bedenken dat al die technische ontwikkelingen zo veel impact zouden hebben op ons dagelijks handelen van nu. Tot op de dag van vandaag kijk ik graag naar die kansen en word ik enthousiast van nieuwe mogelijkheden, zeker als iedereen daar beter van wordt.

Toen ze me in Drenthe vroegen of ik me eventueel kandidaat zou willen stellen voor de Tweede Kamer, heb ik me toch nog even achter de oren gekrabd. Wil ik dit? Wil ik dit nu? Ik had alles thuis goed op orde. Ik deed vrijwilligerswerk, ik werkte in het bedrijfsleven en ik was een vertegenwoordiger in de lokale democratie, hartstikke mooi, maar hoe zou het daar zijn in Den Haag? Wat voor sfeer zou daar heersen? Zou ik een goeie volksvertegenwoordiger kunnen zijn?

Ik had er behoorlijk wat bedenkingen bij, maar onder meer mijn persoonlijke situatie heeft mij misschien wel over de streep gehaald om mij toch te kandideren. Allereerst de persoonlijke redenen. Op 17-jarige leeftijd ontmoette ik mijn latere vrouw Miranda. Met haar heb ik twee fantastische dochters van 11 en 13 jaar. Ik denk dat ze het heel leuk vinden dat ik ze hier noem. Ik noem Miranda ook als eerbetoon, want ik heb veel aan haar te danken. Met haar en met mijn dochters heb ik de afgelopen jaren een bijzondere tijd meegemaakt. Na 23 jaar veranderde de situatie nogal toen ik uit de kast kwam. Dat heb ik met schroom gedaan. Ik vond het moeilijk om die stap te zetten. Dat is best wel bijzonder in een tijd waarin Nederland wereldwijd redelijk vooroploopt op het vlak van emancipatie. Natuurlijk geeft zoiets onrust en verdriet, zeker als je er middenin zit. Inmiddels hebben we ons pad gevonden en gaan we heel goed met elkaar om. Ik heb inmiddels ook weer de liefde gevonden. Dat is ook weer anders dan ik ooit had verwacht.

In mijn omgeving en ook in mijn clubje de VVD heb ik mij altijd thuis gevoeld en was dit nooit een issue. Bij de VVD voelde ik me altijd thuis omdat gelijkwaardigheid daar een van de kernwaarden is. Mensen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. We zijn allemaal uniek en dus verschillend. Iedereen heeft evenveel recht op vrijheid en kansen. Ik werd mij er heel sterk van bewust dat ik als landelijke volksvertegenwoordiger ook daar het verschil zou kunnen maken en er ook voor zou kunnen zorgen dat niemand in Nederland diezelfde schroom hoeft te voelen die ik voelde toen ik uit de kast kwam. Want alleen dan kun je je optimaal ontplooien, openlijk liefde uiten en je leven invullen en vieren op een manier die echt bij je past.

Dan het afbrokkelende vertrouwen in de politiek als overweging. Er is onrust in de politiek. En misschien is er in het land wel meer onrust óver de politiek, over de manier waarop we in de politiek met elkaar omgaan, maar ook over de manier waarop op dit moment maatregelen worden genomen waar niet iedereen achter staat. Onze politieke integriteit wankelt. Al zouden we de schijn tegen hebben, dan zou het nog een wake-upcall zijn om daar iets mee te gaan doen. Zes op de tien Nederlanders hebben geen vertrouwen meer in de landelijke politiek. Ter vergelijking: een jaar eerder was dat vier op de tien. Dat zijn dingen die mij raken. Er wordt hier gesproken over een nieuwe bestuurscultuur. Ik ben van mening dat het goed is dat we daarover spreken, maar het is nog mooier als we er met elkaar wat aan doen. Dat is essentieel, als je het mij vraagt. Dat is gewoon nodig, ook om burgers aan ons te blijven binden. Ik ben enorm gemotiveerd om te werken aan dat vertrouwen, onderling en hier in het Haagse, zeker ook richting de burgers, want ik ben tenslotte volksvertegenwoordiger. Ik zie het als een kans en een opgave voor mezelf om mij daarvoor in te zetten.

De afgelopen twee maanden heb ik hier rondgelopen en met diverse fracties kennisgemaakt. Ik heb gemerkt dat er een andere wereld is dan soms zichtbaar is op televisie of op social media, en dat er een heleboel mensen zijn in de Kamer, in dit huis, die heel fatsoenlijk en met wederzijdse interesse en respect met elkaar omgaan. We kunnen soms in hele verrassende combinaties inhoudelijk samenwerken en moties indienen. Samenwerken — dat is soms elkaar dingen gunnen, maar ook fouten maken en fouten toegeven — zal de manier zijn om invulling te geven aan het onderlinge vertrouwen, en dat moeten we uitstralen naar buiten. Dat draagt volgens mij bij aan het vertrouwen in de overheid en de democratie. Want als er geen vertrouwen meer is in de democratie, waar zijn we dan nog met Nederland? Komen er in maart dan nog mensen stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen? Of gaan de nog niet-ingezetenen, de Nederlanders in het buitenland, nog indirect stemmen voor de Eerste Kamer of de Tweede Kamer, zoals we nu bespreken bij de grondwetswijziging? Of nemen antidemocratische stromingen de overhand? Is dat het land dat we willen?

Samenvattend: ik ben blij dat ik mij de komende periode kan inzetten als woordvoerder van Binnenlandse Zaken namens de VVD. Ik ben zeker ook blij om te werken aan het vertrouwen in de politiek en de overheid in het algemeen. Ik geloof namelijk dat het anders kan. Ik wil afronden met de oproep om dat vooral ook met elkaar te doen, op een integere manier en vanuit de inhoud. Alleen dan kunnen we samen sterker verder.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank. Maar u heeft nog meer, merk ik.

De heer Strolenberg (VVD):

Ik heb nog meer. Ik zie dat ik nog spreektijd heb.

Vanavond ligt een verandering van de Grondwet voor. Die maakt het mogelijk dat elke Nederlander in het buitenland zijn invloed kan uitoefenen op dat wat hier in de Tweede Kamer gebeurt. Er zijn wetsvoorstellen die die mensen raken. De heer Sneller heeft dat ook aangegeven. De VVD — dat geldt ook voor D66, denk ik — heeft er jarenlang voor gepleit om daar stappen in te gaan zetten. Het is mooi dat het al bijna zover is. Daarbij is haast geboden; collega Leijten heeft dat ook aangegeven. We horen graag van de minister hoe het zit qua tijdpad, zeker ook als we willen dat het ingesteld kan worden voor de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2023. Bij de verdere uitwerking en de behandeling van de Kieswet gaan we het wat mij betreft dan ook hebben over de stemwaardebepaling.

Het is overigens jammer dat een heleboel Nederlanders — de heer Sneller had het al over 800.000 — niet geregistreerd staan. Er zijn iets van 90.000 mensen geregistreerd bij de gemeente Den Haag. Wat zou de minister eventueel kunnen doen om ervoor te zorgen dat die groep groter gaat worden?

Ook heeft de VVD gevraagd om het stemmen in het buitenland zo eenvoudig mogelijk te maken. Kan de minister aangeven wat daaronder wordt verstaan, zodat we het stemmen voor Nederlanders in het buitenland nog makkelijker kunnen maken?

Dan nog een interessevraag, ook een beetje in het verlengde van mijn digitale achtergrond, over het internetstemmen voor kiezers in het buitenland. De VVD heeft al eerder aangegeven groot voorstander te zijn van de digitale technieken en het uitbrengen daarvan. Dat bleek toen niet veilig genoeg. Maar goed, de techniek staat niet stil. In het buitenland zijn er ook nieuwe ervaringen. Zonder de minister te overvragen, in detail, naar de stand van de techniek, zou ik het wel op prijs stellen als zij ons daarover zou kunnen informeren, zodat we anno 2022 misschien een andere stap kunnen maken. Voor de VVD kunnen we wat dat betreft gewoon instemmen met deze wijziging in de Grondwet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel en gefeliciteerd met uw maidenspeech. U mag hier gaan staan. Dan kunnen de collega's u daarmee ook even feliciteren. Ik vraag u allen wel even rekening te houden met de 1,5 meter, zodat we het goede voorbeeld geven. Ik schors kort.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Bosma van de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Ik begin even met de personalia. Dat doe ik natuurlijk in staatsrechtelijk juiste volgorde. Dus de eerste felicitaties zijn voor onze kersverse collega de heer Strolenberg. Ik heb het met heel veel plezier beluisterd. Er zat natuurlijk een cliffhangertje in. Aanvankelijk had hij bedenkingen over het Kamerlidmaatschap. Hij vroeg zich af: hoe is de sfeer daar? Ik dacht: daar gaat hij een antwoord op geven. Maar wijselijk zweeg hij en een goed politicus moet natuurlijk af en toe kunnen zwijgen. Voor het eerste examen is hij dus geslaagd, zou ik zeggen. Een maidenspeech zoals een maidenspeech moet zijn: persoonlijk, politiek en dan toch nog even iets zeggen over het voorliggende voorstel. Hartstikke mooi. Welkom aan boord. U had het over verrassende combinaties. Dat geldt meestal weer niet voor mijn partij, maar je weet nooit hoe de bal gaat rollen de komende drie jaar.

Dan natuurlijk ook felicitaties aan de minister. Dit is haar eerste debat hier. Fijn dat u bij ons bent. U heeft de belangrijkste portefeuille in de maag gesplitst gekregen, namelijk het herstel van de democratie. Ik kan me eigenlijk niks belangrijkers voorstellen. De heer Strolenberg zei het net ook: zes op de tien Nederlanders heeft geen vertrouwen meer in de politiek. Daar zouden we allemaal wakker van moeten liggen. Deze minister gaat er hopelijk aan bijdragen dat het vertrouwen weer terugkomt. Ik wens haar veel succes. Een zware taak, maar haar succes is ook het succes van de Nederlandse democratie. Ik wens haar dus niets dan goeds.

Nog meer personalia. Het belang van het staatsrecht werd vandaag natuurlijk nog eens onderstreept doordat wij Ed van Thijn herdachten, verre voorganger inmiddels van deze minister en een van de grote naoorlogse politici en betrokken bij grote staatsrechtelijke kwesties. En ook vandaag het overlijden van Gert Schutte van het GPV, lang het staatsrechtelijk geweten van de Tweede Kamer. Ook als lid van de Kiesraad heb ik hem meermaals mogen meemaken. Mijn fractie herdenkt beide grootheden van het staatsrecht dan ook met gepaste eerbied.

De vuurdoop vanavond van deze minister, met een heuse grondwetswijziging. Ik zou zeggen: toe maar! Er zijn ministers die bescheidener beginnen, maar dit pleit voor haar. Deze grondwetswijziging gaat over het creëren van een kiescollege voor Nederlanders in het buitenland, die dan weer de Eerste Kamer gaan kiezen. Nu is het zo: je woont in het buitenland en dan heb je geen invloed op de Eerste Kamer. Immers, wie kiezen de senaat, wie kiezen de Eerste Kamer? Dat zijn de leden van de Provinciale Staten, de parlementen van de provincies. En je stemt alleen voor de Provinciale Staten als je ingezetene bent van een provincie. "Ingezetene", daar gaat het om. Staatsrecht werkt volgens mij het best als het gewoon simpel is, overzichtelijk, logisch. Dat een kind de was kan doen, bij wijze van spreken. Dat je denkt: ja natuurlijk. Dit noodverband is dat niet. De leden van de Provinciale Staten kiezen de senaat. Door dit voorstel gaan mensen die geen ingezetenen zijn van de provincies, wel meestemmen. Dat is raar. We hebben een Eerste Kamer — wat mij betreft wordt die morgen afgeschaft, maar goed — om het geluid van de provincies te laten doorklinken in Den Haag. Nu moeten ook mensen die niet in een provincie wonen, gaan meestemmen.

Het is jammer dat deze minister van CDA-huize moet beginnen met een voorstel dat zo nadrukkelijk riekt naar D66, de partij van de vorige minister van Binnenlandse Zaken. Mevrouw Ollongren lanceerde dit voorstel en deze minister mag het afmaken. D66 wilde dit heel graag. D66 is de partij die openlijk stelt dat de verkiezingsuitslag niet moet worden erkend als de PVV de verkiezingen wint. In dat geval moet de republiek Amsterdam worden uitgeroepen. Dat was het antidemocratische gevoelen van mevrouw Ollongren, de voorganger van deze minister. Dit voorstel tot grondwetwijziging is een typisch voortbrengsel van D66 qua geest. Het komt voort uit een typisch kosmopolitisch wereldbeeld, het globalistische ideaal van de wereldburger: mensen zonder wortels, mensen zonder geschiedenis, mensen die allemaal Engels spreken, onderdanen van de EU, de Verenigde Naties of het World Economic Forum. "Imagine there's no countries. It isn't hard to do. Nothing to kill or die for and no religion too." Allemaal gelukkige strijders van het klimaatsocialisme, eendrachtig op weg naar het Walhalla van diversiteit en duurzaamheid, met overal windmolens en genderloze zonnepanelen.

In die heilstaat bestaan geen grenzen. Nou ja, de grenzen van Oekraïne zijn nu ineens heel belangrijk, maar Nederland heeft geen grenzen meer nodig. Iedereen mag binnenkomen. Iedereen is welkom. De hele derde wereld mag hiernaartoe komen, want we schijnen ze iets verschuldigd te zijn. Je zou zeggen: je woont in het buitenland, prima; mooie keuze. Ik heb ook vier jaar elders gewoond, maar als je ergens anders woont, dan ervaar je niet de gevolgen van je stemgedrag. Je hebt geen last van al die windmolens, asielzoekers, geldsmijterij, Klimaatakkoord, stikstofmiljarden, Rob Jetten et cetera. Daarom is het ook logisch dat je dan niet meestemt.

Dit voorstel is ook een typisch stukje D66-cliëntelisme. In 2017 was de grootste partij onder mensen in het buitenland D66. Veel expats werken in het buitenland bij een club die ook de nationale staat wil ondermijnen of liever afschaffen, zoals de Europese Unie of de VN. Deze mensen, deze expats, gaan echt niet tegen hun eigen werkgelegenheid stemmen. De kip met de gouden eieren wordt daar heus niet electoraal geslacht. En inderdaad, wat blijkt? Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen stemde 40% van de buitenlandstemmers op de kosmopolitische partijen bij uitstek, namelijk GroenLinks, Volt en D66.

Ali B. is een typische CDA-stemmer. Hij staat blijkbaar achter de normen en waarden van het CDA. Daarom was hij betaald en al actief in het lijsttrekkersdebat van die partij. Ik weet niet of hij terugkeert uit Dubai, maar mocht hij daar blijven, dan kunnen wij zijn stem missen als kiespijn. Ook teruggekeerde allochtonen zouden nu invloed krijgen op de senaat. Gezien de populariteit van meneer Erdogan onder Turken en Nederlanders en dus waarschijnlijk dus ook onder Turken met een Nederlands paspoort die zijn teruggekeerd naar Turkije, is dat niet iets waar we op zitten te wachten. Vraag aan de minister: is zij dat met mij eens?

Wat moet gebeuren, is heel simpel. De Eerste Kamer moet worden afgeschaft. Die is volstrekt nutteloos. Daarnaast is de senaat ook een verzamelplek van lobbyisten, een goede smet op de goede naam van de Staten-Generaal anno 1464, een aanfluiting voor ons parlement. 120 jaar geleden stelde de SDAP al voor de senaat te vervangen door het referendum. Dat is exact wat moet gebeuren.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik dank u zeer. Allereerst welkom aan collega Strolenberg. Wij hebben al samengewerkt en wij zien uit naar de voortzetting van de samenwerking. Dank ook voor de persoonlijke maidenspeech. Ik verheug mij evenzeer op de samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken en … ja, Koninkrijksrelaties; het hoort er wel bij!

Voorzitter. Er zijn voorstellen waarbij je bij de uitwerking een steeds beter en warmer gevoel krijgt: dit wordt het; wat zit dit goed in elkaar! Yes, denk je dan. Ja, denk je dan: dit is 'm! Maar ik moet eerlijk zeggen dat er soms ook voorstellen zijn die het tegenovergestelde in het werk zetten. Dat betekent dat je geleidelijk aan duffer wordt, inzakt en denkt: "Nou, toe maar. Alsjeblieft, hoe hebben ze dit verzonnen? Zien ze dan niet de grote risico's, de nadelen? Zien ze dan niet de incongruentie, soms de inconsistentie?"

Voorzitter. Ik mag mijn geweten geen geweld aan doen. Laat ik maar eerlijk vertellen: dit voorstel hoort helaas bij het laatste type. Ik had graag een enthousiast verhaal gehouden in de richting van de vrienden van D66 en de minister, zeker omdat dit haar eerste voorstel is dat in de Kamer wordt behandeld, maar ik kom er niet onderuit. De gedachte aan een kiescollege voor Nederlanders die buiten Nederland verblijven klinkt misschien wel goed, maar de uitwerking roept zo veel technische vragen op. Het roept niet alleen technische vragen op, maar ook vragen over het systeem en de rechtsstatelijke inrichting. Ik wil dit punt aan de kersverse minister voorleggen. Kunnen de obstakels die we onderweg tegenkomen nog tot een fundamentele heroverweging leiden of moet het hele project doorgaan zoals het er nu ligt? Ik zou daar graag een open antwoord op willen hebben. Ik zou daaraan de volgende vraag willen toevoegen. Zijn er vergelijkbare situaties in andere landen? Hoe gaan zij hiermee om?

Voorzitter. De SGP bedankt de regering voor de beantwoording. Die bevestigt in elk geval duidelijk dat de huidige keuze om voor deze groep geen kiescollege te hebben een volstrekt legitieme keuze is. Er zit nu eenmaal een wezenlijk verschil tussen de verkiezing van de Tweede en Eerste Kamer. De Eerste Kamer houdt ook veel duidelijker verband met een specifiek geografisch gebied, zijnde gekozen vanuit de provincies, de Provinciale Staten. Daar zit voor de SGP een kernvraag. Hoe verantwoord is een kiescollege voor niet-ingezetenen ten opzichte van bestaande provincies en openbare lichamen?

In een recente reactie op de uitwerking van het wetsvoorstel schreef iemand: "Waar de stemwaarden van de andere kiescolleges eigenlijk van geen betekenis waren, komt er met het kiescollege niet-ingezetenen eigenlijk een kleine provincie bij". Dat sluit aan bij wat collega Leijten naar voren bracht, namelijk dat de provincie de hele wereld is. Nu hebben we als Nederland veel buitenland en daarom hebben we natuurlijk ook twee ministers van Buitenlandse Zaken. Dit was overigens een grapje van Luns. Maar in hoeverre doet dat recht aan het hele stelsel? Mijn simpele vraag aan de minister is: wat vindt de minister van die constatering? Is het wenselijk dat de zeer uiteenlopende groep niet-ingezetenen, die door de heer Bosma plastisch werd omschreven, het gewicht van een kleine provincie krijgt? Is het staatsrechtelijk zuiver dat het gewicht van de niet-ingezetenen zwaarder wordt dan van de openbare lichamen, die wel een duidelijk afgebakende eenheid van ons land vormen?

In het rapport van Otjes las ik de volgende stelling over het gewicht van de niet-ingezetenen: "We willen de Eerste Kamerimpact van een Nederlandse stemgerechtigde c.q. stemmer in het buitenland dezelfde grootte geven als de impact van een Nederlandse stemgerechtigde c.q. stemmer in het land Nederland". De regering volgt die lijn, maar kan zij uitleggen waarom dit logisch zou zijn? De belangen van Nederlanders in het buitenland zijn doorgaans toch veel beperkter dan van Nederlanders die in hun land wonen, de ingezetenen? En is het wel zo vanzelfsprekend om burgers die een duidelijke regionale lotsverbondenheid delen, namelijk als bewoners van een provincie of een openbaar lichaam, hetzelfde te benaderen als een verzameling individuen die verspreid zijn over de rest van de wereld, over allerlei landen?

Voorzitter. Een kiescollege voor niet-ingezetenen lijkt ook moeilijk te passen in de politieke werkelijkheid van de verkiezingen. Is bijvoorbeeld lijstvorming bij niet-ingezetenen serieus werkbaar en welke lessen zijn er op dat punt te trekken uit de ervaringen met de kiescolleges uit het Caribisch gebied? Het hoeft volgens de SGP niet zo te zijn dat alle politieke kleurtjes uit het Nederlandse parlement precies in het kiescollege terugkomen, maar het is democratisch gezien wel nodig dat er daadwerkelijk sprake is van afspiegelingsmogelijkheden en keuzemogelijkheden. Wat nu als blijkt dat het model op dit punt hapert terwijl het kiescollege inmiddels substantieel gewicht in de schaal legt? Alvorens hier met een grondwetswijziging aan de slag te gaan en dit te verankeren in de constitutie middels het in feite amenderen van de constitutie met verstrekkende gevolgen, zouden we hier eigenlijk op voorzichtige schaal mee moeten experimenteren. Dit wetsvoorstel is niet rijp voor de Grondwet, zal ik maar zeggen. Maar op dit moment … Nee, dat zeg ik niet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Oké, dank. Dan ga ik naar de laatste spreker van de kant van de Kamer: mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Felicitaties aan de collega van de VVD. Ik zei net: het voelt alsof je er al veel langer zit. Ik zie uit naar een goede samenwerking, ook met onze minister.

Voorzitter. De Nederlandse nationaliteit is heel belangrijk, of je nou in Nederland woont of in het buitenland. Het is dus een hele logische gedachte dat het Nederlanderschap met zich meebrengt dat je niet alleen voor de Tweede Kamer, maar ook voor de Eerste Kamer kunt stemmen. Een heel aantal Nederlanders die in het buitenland wonen, zijn nog steeds sterk verbonden met Nederland. Ik heb dat bijvoorbeeld gemerkt tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. Diverse Nederlanders in het buitenland namen de moeite om me een mailtje te sturen om me succes te wensen, mensen die het belangrijk vonden dat iemand uit hún regio zich beschikbaar had gesteld. Vaak ging die mail gepaard met mooie herinneringen aan de Peel, of aan Brabant, en met de vraag: van wie bende gij d'r inne? Dat toont de verbondenheid en de interesse. Daarbij worden afstanden op dat moment even overbrugd.

Onze partij is een ledenpartij, en daar ben ik trots op. Ik vind het ook belangrijk dat onze leden inspraak hebben. Wij geven een lidmaatschap waarde door bijvoorbeeld onze leden de mogelijkheid te geven resoluties in te dienen. Op 2 juni 2018 heeft het CDA-partijcongres een resolutie aangenomen die uitspreekt "ervoor te zorgen dat de Kieswet en zo nodig de Grondwet zo snel mogelijk worden aangepast, zodat alle andere Nederlandse kiesgerechtigden buiten Nederland in staat worden gesteld hun stem te kunnen uitbrengen voor de verkiezingen van de Eerste Kamer". Het voorstel dat hier voorligt, is in lijn met deze resolutie. Het voorstel schept de grondwettelijke kaders voor een kiescollege voor Nederlanders in het buitenland. We zijn het dus eens met het voorstel, dat de stem van Nederlanders in het buitenland meeweegt bij de verkiezing van de Eerste Kamer.

Er is al over gesproken: de nadere uitwerking van het kiescollege zal plaatsvinden door aanpassing van de Kieswet. Daarover komen we te spreken als dat wetsvoorstel naar de Kamer komt. De minister heeft de hoofdlijnen al geschetst in de brief die zij tegelijkertijd met de nota naar aanleiding van het verslag over deze grondwetswijziging ons heeft doen toekomen. Het belangrijkste punt voor ons is: hoe zal de stemwaarde van de leden van het nieuwe kiescollege worden bepaald? Heeft een Nederlander in het buitenland evenveel invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer als een inwoner van Noord-Holland, Brabant of Caribisch Nederland? Kan de minister aangeven hoe ze aankijkt tegen de gekozen formule? En is ze van mening dat deze op een zo eerlijk mogelijke manier recht doet aan de stem van Nederlanders in het buitenland?

Voorzitter, tot slot. Ook dit is al een paar keer benoemd: wat is de verdere planning van de uitvoeringswet? Het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet is in december aanhangig gemaakt bij de Raad van State. In de hoofdlijnenbrief schreef de minister dat het streven is dat de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen in 2023 voor de eerste keer plaatsvindt, voorafgaande aan de Eerste Kamerverkiezingen in dat jaar. Is dat nog haalbaar? Is het haalbaar voor de betrokken overheden en voor de politieke partijen, en heeft de minister een route-tijdtabel voor deze operatie?

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan schors ik de vergadering voor vijftien minuten en gaan wij om 19.55 uur weer verder.

De vergadering wordt van 19.38 uur tot 19.55 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan naar de beantwoording van de kant van het kabinet door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Bruins Slot.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik de heer Strolenberg van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Een liberale Drent in het parlement, die naar een beter Nederland streeft. Het is mooi hoe u ook uw persoonlijke levensverhaal van uw vrouw Miranda, uw kinderen en de nieuw gevonden liefde meebrengt in dit parlement. Zoals de heer Bosma al mooi zei: die verwevenheid van de inhoud, het persoonlijke en uw missie is heel enthousiasmerend om te horen. Ik wil u veel succes wensen in de Tweede Kamer.

Voorzitter. Meerdere leden gaven het al aan: we spreken elkaar vandaag over een grondwetsvoorstel. Het is toch wel bijzonder om als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met uw Kamer als eerste over de Grondwet te mogen spreken. Het is namelijk ons constitutioneel basisdocument. Het is de rechtsbasis voor de inrichting van onze Staat en normeert ook de rechtsbetrekkingen tussen staatsinstellingen en de inwoners van Nederland. Wat ook wel mooi in verschillende betogen naar voren kwam: de Grondwet verdient respect, koestering en ook een zorgvuldige omgang.

Het grondwetsvoorstel waar wij vandaag over debatteren is er eigenlijk eentje in een hele reeks voorstellen die bij de Kamer aanhangig zijn. Ik kijk de heer Bisschop even aan. Ik weet niet of het in de geschiedenis veel vaker is voorgekomen, maar op dit moment wachten nog zeven andere voorstellen op behandeling in tweede lezing, zowel regeringsvoorstellen als initiatiefvoorstellen. Er liggen dus maar liefst acht grondwetsvoorstellen in tweede lezing bij deze Kamer. Ik wil graag markeren hoe bijzonder dit is, want eigenlijk is dat sinds de algehele grondwetsherziening in 1983 niet meer voorgekomen.

Het grondwetsvoorstel waar we vandaag inderdaad over gaan spreken, is de verkiezing van de Eerste Kamer. De leden van de Tweede Kamer hebben hier meerdere vragen over gesteld. Om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden heb ik blokjes gemaakt. Ik weet niet waar deze leden van de Kamer de meeste waarde aan hechten, maar ik dacht: Ik begin maar met de blokjes en dan kijk ik wel of het werkt. Allereerst de achtergrond van de grondwetsherziening, de uitvoeringswet en het tijdpad daarvoor, de reikwijdte van Nederlanders in het buitenland, de stemwaardebepaling en de organisatie van verkiezingen en het kiescollege.

Voorzitter. Als het gaat om dit grondwetsvoorstel en de basis daarvan, dan kunnen we wel aangeven dat Nederlanders die in het buitenland wonen, op dit moment geen invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Zij wonen immers niet in een provincie of in Caribisch Nederland, terwijl de leden van de Eerste Kamer op dit moment worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten en de kiescolleges in de Caribische openbare lichamen. Maar diezelfde Nederlanders in het buitenland kunnen wel stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. De regering, ook de vorige regering, vindt het onevenwichtig dat deze Nederlanders dan wél invloed kunnen hebben op de Tweede Kamer en het Europees Parlement, maar géén invloed hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel neemt die onevenwichtigheid weg.

Voorzitter. Dan vraagt mevrouw Leijten: hoe is dit voorstel nou eigenlijk te rijmen met de Grondwet? Het is op zich correct, zeg ik tegen mevrouw Leijten, dat de grondwetgever in het verleden geen reden heeft gezien om niet-ingezeten Nederlanders invloed te geven op de samenstelling van de Eerste Kamer. Tegelijkertijd is de Grondwet niet onveranderbaar. Dat weet mevrouw Leijten als initiatiefnemer van het grondwetsvoorstel over het referendum ook. Als de grondwetgever — dat is deze Tweede Kamer ook — van oordeel is dat een wijziging van de Grondwet is aangewezen, dan kan de grondwetgever daar ook toe besluiten.

Voorzitter. De heer Bisschop, van wie ik het waardeer dat hij mij met zo veel enthousiasme begroette, maar die dit debat tegelijkertijd met een grote teleurstelling begon, vraagt in dat kader: zijn er vergelijkbare situaties waaruit blijkt hoe andere landen met zo'n fundamentele heroverweging omgaan? Dan zeg ik het volgende tegen de heer Bisschop. Ik heb zonet de motivatie aangegeven waarom deze regering het ook van belang acht om dit grondwetsvoorstel door te zetten. Als het gaat om de rechtsvergelijking is het wel de vraag of er vergelijkbare situaties bestaan. Voor zover ik weet, bestaan er geen vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd hebben we daar ook geen grondig onderzoek naar gedaan. Maar zoals net aangegeven is de basis hiervan echt gelegen in de evenredigheid van het verkiezen van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en het Europees Parlement.

De vraag van de heer Bisschop was ook: hoe zit het nou met de niet-ingezetenen ten opzichte van bestaande provincies en openbare lichamen? Het grondwetsvoorstel en het voornemen tot de uitvoering daarvan — daarvoor krijgt de Tweede Kamer nog een uitvoeringsvoorstel — zijn echt bedoeld om de Nederlanders die in het buitenland wonen, een zo evenredig mogelijke invloed te geven op de samenstelling van de Eerste Kamer. Het is evident dat elke vorm en mate van invloed van deze categorie Nederlanders zal leiden tot een relatief iets kleinere invloed van de inwoners van de provincies en Caribische openbare lichamen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Ik benadruk echt nadrukkelijk het woord "relatief" en het woord "iets", omdat het maar om een beperkte groep Nederlanders gaat. En het voorstel sluit in dit opzicht ook gewoon aan bij de regeling van de verkiezing van de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Zoals ik al eerder heb aangegeven, hebben Nederlanders in het buitenland ook daar invloed. Ook daarom vind ik het dus niet onevenredig dat dit ook bij de Eerste Kamer zo is.

Voorzitter. Meerdere leden, zowel mevrouw Leijten als de heer Bisschop, gaven aan: hoe zit het nou met dat relatieve gewicht? Komt er een kleine provincie bij? Je kan op verschillende manieren kijken naar die vergelijking met de provincies. Het voorstel introduceert niet een nieuwe "provincie buitenland", maar de niet-ingezetenen krijgen inderdaad een mate van invloed die vergeleken zou kunnen worden met een kleine provincie. Bij de precieze invulling hiervan is het een zoektocht om te komen tot een zo evenwichtig en evenredig mogelijke bepaling van het stemgewicht ten opzichte van het stemgewicht van Provinciale Staten en ten opzichte van het stemgewicht van de kiescolleges. Tegen deze leden van de Kamer zeg ik dat de uitvoeringswetgeving straks natuurlijk de plek is om het gesprek hierover met elkaar verder te voeren.

Voorzitter. Dan zijn er ook een aantal vragen gesteld met als strekking: die Nederlanders in het buitenland hebben toch veel minder betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving dan de Nederlanders die in Nederland wonen? We zoeken met dit grondwetsvoorstel en het uitvoeringswetsvoorstel naar maximale evenredigheid, net zozeer als dat bijvoorbeeld bij de verkiezing van de Tweede Kamer het geval is. Zoals ik zonet aangaf, telt ook daar een stem vanuit het buitenland niet anders dan een stem vanuit Nederland. Het zou onevenwichtig zijn als we in het geval van de Eerste Kamer een andere handelswijze zouden kiezen dan in het geval van de Tweede Kamer. Als je het echt heel consistent zou doorvoeren, dan zou je ook niet moeten toestaan dat Nederlanders die niet in Nederland, maar in het buitenland wonen, leden van de Tweede Kamer kunnen verkiezen. Dat is, zoals u zich kunt indenken, niet de kant die ik als minister op zou willen gaan.

Dan kom ik bij het tweede blokje. Dat gaat over de uitvoeringswetgeving en het tijdpad. Mevrouw Leijten, de heer Sneller, de heer Strolenberg en mevrouw Van Dijk stelden de vraag: wat is het geplande tijdpad voor de wetgeving? Meerdere leden van deze Kamer gaven aan dat we in december het advies aan de Raad van State hebben gevraagd. We hopen dat advies van de Raad van State zo snel mogelijk te krijgen, zodat we vol tempo kunnen maken om de vervolgstappen te zetten en het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aan te bieden. We hebben goed teruggeteld in de tijd wat de uiterste datum is waarop we het wetsvoorstel voor de uitvoering zowel hier in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer dienen te hebben behandeld. Dat is 1 september 2022. Dat is een zeer ambitieus tijdpad. 1 september 2022, zeg ik tegen mevrouw Leijten. Ik realiseer me dat deze planning zeer ambitieus is. Dat betekent voor mij als minister dat als ik het advies van de Raad van State heb, ik het zo snel mogelijk naar de Tweede Kamer breng. Dat betekent voor de behandeling in beide Kamers dat er inderdaad een krap tijdpad is om dat te doen, maar ik wil me er in ieder geval volop voor inzetten om dat mogelijk te maken. Ik hoop dan ook dat we in de gelegenheid zijn om het wetsvoorstel spoedig te behandelen in de Kamers, maar het is een zeer ambitieus tijdpad.

Voorzitter. Mevrouw Bromet van GroenLinks vroeg, mede namens mevrouw Arib van de PvdA, naar de invulling van de passage in het coalitieakkoord, het regeerakkoord, over het oplossen van het democratisch tekort in het Koninkrijk. Het klopt inderdaad wat mevrouw Bromet aangaf. Er is een passage opgenomen over het opheffen van het democratisch tekort bij de besluitvorming over voorstellen van rijkswet. Concreet is afgesproken — ik citeer het maar even — "ruimte te geven voor een proportionele stem van de Caribische landen". Tegen mevrouw Bromet kan ik zeggen dat dat deel niet in mijn portefeuille zit, maar in die van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Zij zal de Kamer informeren over de wijze waarop het kabinet voornemens is om dit uit te voeren. Omdat mevrouw Bromet samen met mevrouw Arib deze vraag heeft gesteld, breng ik natuurlijk nadrukkelijk onder de aandacht van de staatssecretaris dat dit in ieder geval bij een aantal partijen aandacht heeft en dat zij uitkijken naar de uitwerking van hoe men dat op welke termijn wil doen.

Voorzitter. Dan een aantal vragen over de stemwaarde en hoe die vastgesteld gaat worden. Het is goed wat de heer Sneller aangaf. Hij zei: "Dit is de grondwetsherziening. Het is goed om al vooruit te kijken hoe dat er ongeveer uit komt te zien." Dat zal ik zo goed mogelijk proberen te doen, maar zoals de heer Sneller ook al aangaf, komt dit wetsvoorstel voor de uitvoering nog bij deze Kamer. Dan is er nog een brede gelegenheid om verdiepende vragen te stellen en te kijken of de Kamer zich kan vinden in de uitwerking die ik nu voor ogen heb. Allereerst is het natuurlijk de vraag of de Raad van State het eigenlijk wel eens is met de uitwerking die we nu voor ogen hebben.

Mevrouw Van Dijk vroeg: op wat voor manier kan een eerlijke stemwaarde worden vastgesteld? Het uitgangspunt voor de berekening van de stemwaarde van het kiescollege is dat deze zo veel mogelijk aansluit bij de bestaande berekening van de stemwaarde van de Provinciale Staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland. Het een-op-een hanteren van die berekeningsmethode is niet mogelijk, aangezien niet precies bekend is hoeveel Nederlanders er buiten Nederland wonen. Ik kom straks nog terug op de vragen hierover. De grootst mogelijke groep Nederlanders van niet-ingezetenen die wel bekend is, is het aantal geregistreerde kiesgerechtigden. Om die reden wordt in het voorstel dat wij nu hebben voorgelegd aan de Raad van State, met deze groep gerekend voor de bepaling van de stemwaarde van het kiescollege. Dan blijft er nog wel een ongelijkheid over — daar moet ik wel duidelijk over zijn — omdat er voor de stemwaarde van Provinciale Staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland gerekend wordt met álle inwoners. Daarom wordt er in de stemwaardebepaling ook een correctiefactor toegepast. Die correctiefactor bestaat uit de verhouding tussen het aantal inwoners van Europees en Caribisch Nederland gedeeld door het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van Provinciale Staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland. Als je dat praktisch vertaalt, zijn dat ongeveer 80.000 geregistreerde kiesgerechtigden in het buitenland. Dat zou resulteren in om en nabij een even hoge stemwaarde voor het kiescollege als de stemwaarde voor een provincie met 80.000 inwoners. Ik realiseer me dat ik er nu doorheen vlieg, maar dat doe ik in de wetenschap dat dit nog nadrukkelijk in een heel wetsvoorstel terugkomt.

Mevrouw Bromet stelde tegelijkertijd de vraag of ik me kan vinden in deze redeneerlijn. Zij vroeg of ik dit verder wilde brengen. Mijn antwoord is gebaseerd op het onderzoek dat door de heer Otjes is gedaan. Zoals ik in mijn uitleg van zonet heb aangegeven, sta ik achter de gemaakte keuze voor het bepalen van de stemwaarde. Ik wacht natuurlijk wel het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State af, maar tot op dit moment zet ik die lijn voort.

Hoe robuust is dat dan, vroeg de heer Sneller. De stemwaarde wordt berekend aan de hand van het aantal kiesgerechtigden buiten Nederland. Dit aantal kan per verkiezing variëren. Indien het aantal geregistreerde kiesgerechtigden daalt, wordt de stemwaarde van het kiescollege ook lager. Dat is in lijn met de stemwaardebepaling van een provincie die afhankelijk van het aantal inwoners van die provincie hoger of lager is. Het ademt dus mee. Voor de andere verkiezingen waarvoor de kiezers in het buitenland stemrecht hebben, staan ongeveer 90.000 kiezers geregistreerd. Het is aannemelijk dat in ieder geval een deel van die kiezers ook zal stemmen voor het kiescollege. Hierbij is het vooral belangrijk dat de methode die wordt gebruikt, inzichtelijk, kenbaar en ook duidelijk neergelegd is, zodat men weet hoe de bepaling is.

De heer Sneller vraagt ook: waarom maakt u dan geen gebruik van de Registratie Niet-Ingezetenen en waarom kiest u ervoor om het met de geregistreerde kiezers te doen? Zoals de heer Sneller ook weet, is de Registratie Niet-Ingezetenen onderdeel van de Basisregistratie Personen. Niet elke in het buitenland wonende Nederlander staat in de RNI. Er wonen ook Nederlanders in het buitenland die in het buitenland zijn geboren en niet voorkomen in de Registratie Niet-Ingezetenen. Wij weten eigenlijk niet hoeveel er dat zijn. Als Nederlanders naar het buitenland vertrekken en zich uitschrijven uit de Basisregistratie Personen, worden ze onderdeel van de RNI. Maar als ze na verloop van tijd weer doorverhuizen, is het weer de eigen verantwoordelijkheid van die Nederlanders om hun adres in de Registratie Niet-Ingezetenen aan te passen. Daarnaast hebben we ook vaak geen zicht op verlies van het Nederlanderschap of overlijden. Dat komt ook niet in de RNI terecht. We zijn dus echt afhankelijk van het up-to-date houden daarvan door de Sociale Verzekeringsbank, het UWV, de Belastingdienst of door de mensen zelf. Ook daar is er dus geen goed, stabiel geheel waarvan we kunnen uitgaan. In het wetsvoorstel dat we van plan zijn aan te bieden aan de Tweede Kamer, is de voorkeur opgenomen dat we juist gebruikmaken van de geregistreerde kiezers.

Loop je dan niet tegen dezelfde mankementen aan, vroeg de heer Sneller. Bij de in dat register geregistreerde kiezers gaat het er echt om dat bij het retourneren van een briefstem ook een kopie van het identiteitsbewijs wordt gevraagd. Daar is dus een actieve handeling voor nodig. Het is belangrijk dat het ook geldig is op de dag van de kandidaatstelling. Dat geldt ook voor de nationaliteit. Dat betekent dat daar een actieve handeling aan vastzit die weer wat anders is dan bij de RNI. Ik denk dat het een opdracht is om duidelijk te communiceren naar degenen die geregistreerd staan. Dat is de groep waarvan je zeker weet dat die interesse heeft om te stemmen. We moeten die mensen actueel houden en herinneren aan het feit dat ze hun adreswijziging moeten doorgeven. Dit zijn mensen die zichzelf actief hebben laten registreren als kiezer.

We hebben ook gekeken naar de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen. De gemeente Den Haag heeft ruim 1.800 briefstembewijzen retour ontvangen, omdat het adres niet klopte. De gemeente Den Haag kon gebruikmaken van de mogelijkheid om het vervangende briefstembewijs per e-mail te verzenden. Je ziet dus dat je daar ook een actieve attendering hebt ten opzichte van het andere systeem. De RNI kent zoiets niet. Dat zijn een tweetal redenen waarom in ieder geval ónze afweging op dit moment is om gebruik te maken van die groep en niet van de RNI, omdat daar nog meer bezwaren aan kleven.

De voorzitter:

Ik zie dat dat een vraag oproept bij de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ja, met het risico dat we nu toch die discussie gaan voeren. Het principe van evenredige vertegenwoordiging is volgens mij ook leidend bij de uitwerking zo meteen. De minister weet dat er meer dan een half miljoen Nederlanders in het buitenland wonen en we gaan voor een model waarvan we weten — de minister zegt het zelf — dat de vertegenwoordiging daarin ongeveer vergelijkbaar is met die van een provincie van 80.000. Dat voldoet dan toch niet aan die evenredigevertegenwoordigingseis, zou je zeggen? Ik snap alle mankementen. Maar als het een actieve handeling vereist om te stemmen, dan kan je de RNI ook gebruiken. Die actieve handeling van de kiezer moet immers toch plaatsvinden, zodat je weet dat diegene nog leeft en dat die nationaliteit er nog is.

Minister Bruins Slot:

Daarbij is het ook van belang om straks te kijken naar de stemwaardebepaling, omdat daarin natuurlijk ook uiteindelijk de evenredigheid uitgewerkt wordt. Je ziet bij de RNI — dat gaf ik al eerder aan — dat daar nog veel meer onzekerheden zitten over wat uiteindelijk de samenstelling van die groep is. Het is dus beter om uit te gaan van een groep die nauw omschreven is en die zich ook geregistreerd heeft, waarbij kenbaar is dat het om Nederlanders gaat, dan om een hele grote vijver te gebruiken waarin echt op een aantal punten onduidelijkheden zitten. We hebben er namelijk niet altijd zicht op of die mensen overleden zijn, en mensen kunnen verhuisd zijn of het Nederlanderschap verloren hebben. Het gebruik van die kiesgerechtigdenmethode is dus een veel gerichtere benadering dan de RNI. Dat maakt — en dat is een keuze — dat wij, in ieder geval in het wetsvoorstel, nu hiervoor gekozen hebben.

De heer Sneller (D66):

Ten slotte dan. Dan zou ik toch graag van de minister nog daarbij de bespiegeling willen op hoe zich dat dan verhoudt tot die evenredigheid, want het is zeker een zeer beperkte vijver.

Minister Bruins Slot:

Maar er wordt ook gecorrigeerd voor het feit dat het een relatief kleine vijver is, dus dat die vijver uiteindelijk in de doorwerking die het heeft op de waarde van de stembepaling wel gewoon evenredig uitpakt ten opzichte van alle andere provincies en ten opzichte van de kiescolleges die we overigens hebben. Dus het houdt elkaar uiteindelijk in evenwicht.

Voorzitter. Ik zie in ieder geval het belang ervan in om in het wetsvoorstel nog extra grondig te onderbouwen en nog toe te lichten waarom deze keuze gemaakt is. Ik zie er ook naar uit om dat verder te doen.

Dan kom ik ook bij het punt van de heer Sneller, die zegt: we moeten er wel echt werk van maken om die vijver te vergroten en om er ook actief voor te zorgen dat mensen ook vanuit het buitenland willen stemmen. Het eerste wat we de afgelopen jaren al hebben gedaan, is het invoeren van een permanente registratie. Sinds 2017 hoeven kiezers in het buitenland zich maar eenmaal te registreren en niet meer bij elke verkiezing opnieuw. Dat is een goede stap. Dat maakt het ook toegankelijker. Bij de invoering van de permanente registratie zijn ook alle Nederlanders van wie een adres in het buitenland bekend was, aangeschreven met het verzoek om zich te registreren. Dat doen wij ook op andere momenten. De gemeente Den Haag die conform de Kieswet verantwoordelijk is voor de registratie van kiezers in het buitenland, geeft daarnaast op allerlei wijzen bekendheid aan de registratiemogelijkheden, zoals via de eigen website stemmenvanuithetbuitenland.nl, advertenties op social media, emigratiebeurzen en waar mogelijk ook via verenigingen van Nederlanders in het buitenland. Volgens mij moeten we in het kader van de uitvoeringswetgeving, zeker als we die gaan behandelen, ook goed kijken naar hoe we een extra inzet kunnen plegen om mensen op te roepen om zich te registreren. Dus ik zou de heer Sneller kunnen toezeggen dat ik bij het indienen van dat wetsvoorstel zal terugkomen op hoe we hier een extra impuls aan kunnen geven.

Dan de organisatie van verkiezingen en het kiescollege. De heer Strolenberg heeft gevraagd of ik wil ingaan op de mogelijkheden voor internetstemmen voor kiezers in het buitenland. Dat betreft een lang gevoerde discussie in deze Kamer, zo weet ik uit de overlevering. Naast de kansen die de heer Strolenberg noemt, heeft het vorige kabinet al gewezen op de risico's van digitalisering. En die risico's zijn ten opzichte van voorgaande jaren ook wel toegenomen. Je zou ook niet willen dat het verkiezingsproces kwetsbaarder wordt door het invoeren van digitaal stemmen. Natuurlijk houden we scherp in de gaten hoe de ontwikkelingen op dat vlak zijn, maar ook een recente studie van de Belgische overheid laat zien dat internetstemmen nog niet zo veilig is als het stemmen op de klassieke manier, namelijk met potlood en papier. Dat maakt dat we in ieder geval op dit moment geen initiatieven hebben om internetstemmen mogelijk te maken. De veiligheidsgaranties zijn namelijk nog niet voldoende en bovendien kunnen de transparantie en de controleerbaarheid van het proces nog niet voldoende worden gewaarborgd. Daarnaast hebben we te maken met een financieel beslag waar we de middelen ook nog niet voor hebben. Tegelijkertijd moet je de mogelijkheden tot vernieuwing wel bekijken, zoals de heer Strolenberg zelf ook al aangaf. Op het moment dat we ontwikkelingen zien die positiever uitpakken, houden we dat scherp in de gaten om te kijken of we het verkiezingsproces verder op onderdelen kunnen verbeteren.

Mevrouw Leijten vroeg: hoe kun je je voor het kiescollege kandideren als partij of als kandidaat? Ik kom daarop terug in de uitvoeringswetgeving. We zullen dan eigenlijk gewoon aansluiten bij de bestaande procedures voor de Kieswet, zodat kandidaatstelling voor de kiescollegeverkiezing ook zo veel mogelijk op dezelfde manier kan. Het is van belang dat daarin ook kenbaarheid is.

Mevrouw Leijten vraagt dan wel: maar wat nou als niet alle plekken worden ingevuld? Dat betekent inderdaad dat er dan één stem minder kan worden uitgebracht door het kiescollege. Is dat een unieke situatie? Nee. Het is geen wenselijke situatie, maar het gebeurt nu ook dat in de Provinciale Staten niet alle zetels zijn ingenomen, dus dat men ook niet allemaal een stem kan zijn. Tegelijkertijd is het straks natuurlijk ook aan individuele kandidaten en politieke partijen om er met elkaar voor te zorgen dat het kiescollege echt op de benen komt te staan.

Kan de kiezer voor het kiescollege niet-ingezetenen een volmacht geven, net als een kiezer voor de Provinciale Staten? Dat loopt eigenlijk vooruit op de wetgeving. Mijn voorstel in de uitvoeringswet zal zijn — er moet nog een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State komen — dat het verlenen van een volmacht aan een kiezer in Nederland voor de verkiezing van het kiescollege niet mogelijk is. Ik wil dat hier graag alvast toelichten. Dat zou namelijk ook betekenen dat je overal in Nederland fysieke stembureaus moet gaan organiseren. Dat zou een hele grote belasting op de uitvoering zijn. Ik wil me in die zin ook wel echt inzetten voor een uitvoering die de toets der praktijk kan doorstaan.

Voorzitter. Wat nou als blijkt dat het kiescollege hapert op het punt van de afspiegeling en de keuzemogelijkheden, terwijl het toch een substantieel gewicht is? Ik ga er bij de samenstelling van uit dat ook kleinere politieke groeperingen zich kandidaat kunnen stellen. We zullen de omvang van het kiescollege dus ook zodanig kiezen dat ook kleinere politieke groeperingen gekozen kunnen worden. Dat is echt iets waar ik bij de uitwerking van de inrichting van het kiescollege rekening mee wil houden.

Mevrouw Leijten vroeg tot slot nog: wil Den Haag dit wel langjarig oppakken? Ik zeg ook tegen mevrouw Leijten: Den Haag doet natuurlijk meerdere verkiezingen en is daar ook buitengewoon vaardig in. Dus ik heb er ook alle vertrouwen in dat Den Haag dat de komende jaren gaat oppakken.

Voorzitter. De heer Bosma vroeg: wat vindt u ervan dat u een D66-voorstel moet verdedigen? Dat is natuurlijk een scherpe vraag van de heer Bosma, maar het is een voorstel dat het vorige kabinet al heeft ingebracht en dat het huidige kabinet ook al heeft ingebracht. We zorgen ervoor dat een onevenwichtigheid in het verkiezingsproces in ieder geval wordt hersteld. De Eerste en Tweede Kamer zijn de gedeelde wetgevende macht van dit land. We zorgen ervoor dat ook een kiezer in het buitenland die de Nederlandse nationaliteit heeft, niet alleen zijn stem kan uitbrengen op de Tweede Kamer, zoals die dat nu doet, dus op een deel van de wetgevende macht, maar ook op de Eerste Kamer, het andere deel van de wetgevende macht.

De voorzitter:

Dank. Ik zie mevrouw Leijten bij de interruptiemicrofoon staan.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk dat de minister mijn vraag over de volmacht verkeerd heeft geïnterpreteerd. Het gaat in de uitvoeringsbrief ook over twee keer een volmacht. Dat is bij het uitbrengen van je stem op dat kiescollege niet-ingezetenen. Maar ik had het over het moment dat het kiescollege niet-ingezetenen kiest voor de Eerste Kamer. Dan moeten al die mensen van de provincie buitenland naar Nederland komen om in Nederland hun stem uit te brengen. Maar als dat niet kan, kan er ook gemachtigd worden. Hoe voorkomen we dan dat één persoon van een partij gemachtigd is door alle anderen en dan die stem uitbrengt, waardoor die verkiezing eigenlijk door één persoon geschiedt? Of zegt de minister: als dat zo is, is dat een prima vorm? Dat was eigenlijk mijn vraag. Want bij mijn weten kan dat niet in de Provinciale Staten.

Minister Bruins Slot:

Dat is bij uitstek een onderdeel van het wetsvoorstel voor de uitvoering. Dat zijn we ook gewoon verder aan het uitwerken. We hebben voor de machtiging een bepaling opgenomen dat je inderdaad een volmacht kunt geven aan een andere kandidaat. Maar het is een goede vraag of je dat wel of niet tot in het oneindige kunt doen. Ik zal bij de uitvoeringswetgeving terugkomen op de vraag of daar wel of niet beperkingen aan moeten zitten, en wat dan de redenen daarvoor zijn. Als ik mevrouw Leijten goed begrijp, zegt zij ook dat het niet zo kan zijn dat zo'n kiescollege uiteindelijk een lege instantie wordt waarbij één iemand naar Den Haag afreist en de rest er niet is. Ik hoor mevrouw Leijten zeggen dat dit zou kunnen. Het lijkt me heel goed om daar nader naar te kijken. Ik heb de uitwerking van dat artikel nu niet precies voor ogen, maar ik kan daar, afhankelijk van of we een tweede termijn hebben, later nog even op terugkomen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar mevrouw Leijten.

Minister Bruins Slot:

Ja.

Mevrouw Leijten (SP):

Van mij mag de minister er ook op terugkomen bij de uitvoeringswet, maar dit toont wel weer even aan hoe omslachtig de situatie is. De verkiezingsleus van D66 luidde dat iedere Nederlander in het buitenland mag stemmen voor de Eerste Kamer, terwijl iedere Nederlander in Nederland niet eens kan stemmen voor de Eerste Kamer.

Minister Bruins Slot:

Mevrouw Leijten heeft in ieder geval duidelijk gemaakt dat zij op een andere manier kijkt naar dit wetsvoorstel. Ik heb nog even mijn aantekeningen erbij gepakt. We beogen nu één volmacht. Ik verwacht dat ik daarmee tegemoet kom aan de zorgen van mevrouw Leijten.

De voorzitter:

Dank. Dat was de termijn van de minister. Dit gaat nog naar de Raad van State en komt ook weer in een wetsvoorstel bij de Kamer terug. Ik kijk even naar de leden om te zien of er nog behoefte is aan een tweede termijn. Nee? Er wordt nog geroepen om een slotwoord, maar volgens mij was dit het. Ik dank de leden, ik dank de minister, ik dank de Griffie en de bodes.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag gaan we stemmen.

Naar boven