8 Huisvesting van statushouders

Aan de orde is het debat over de huisvesting van statushouders.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de huisvesting van statushouders. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis van harte welkom. Ik wil met de leden het volgende afspreken: vier vragen of opmerkingen aan elkaar en maar liefst zes aan de bewindspersonen. Een interruptie is een vraag of een korte opmerking, geen inleidingen. Voor die inleidingen kunt u terecht in uw bijdrage in eerste of tweede termijn. Ik verzoek u via de voorzitter te praten en 1,5 meter afstand van elkaar te houden.

Dit waren mijn huishoudelijke mededelingen. Ik geef het woord aan de heer Eerdmans van JA21. Hij is ook de aanvrager van dit debat.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, voorzitter, dat klopt. Dank u wel. Collega's en bewindslieden, wij hebben gelukkig voor de kerst dit debat nog kunnen inplannen om te spreken over het asielbeleid en de gevolgen daarvan op de woningmarkt in Nederland. Wij spreken dan over 40.000 asielzoekers die Nederland dit jaar zal binnenlaten. Dat zijn cijfers van het CBS. Dat is op het "Wir schaffen das"-jaar van 2015 na exact het hoogste aantal in 25 jaar tijd. Het COA barst uit zijn voegen, de reguliere azc's zitten propvol, net als de noodopvanglocaties. Cruiseschepen en hotels zijn leeggeruimd om de toeloop te kunnen opvangen in ons land. Toen ik de staatssecretaris half oktober hier naar de Kamer riep en haar vroeg wat dit betekent, namelijk of wij in een asielcrisis zitten, beweerde zij dat we met een tijdelijke piek te maken hebben. Een tijdelijke piek, en op 1 november zouden de plooien allemaal weer gladgestreken zijn. Maar een week later meldde zij dat de hoge asielinstroom een permanent karakter heeft. Permanent. Vorige maand liet het COA ons weten dat er voor eind volgend jaar nog eens 10.000 opvangplekken extra moeten worden ingericht. "Permanent" is dus nogal zwak uitgedrukt, kun je zeggen. Nederland is, denken wij bij JA21, in een chronische asielcrisis terechtgekomen. Wij staan erbij en kijken er al jaren naar.

Voorzitter. Er zijn twee knoppen om aan te draaien in dit spectrum: de instroom en de uitstroom. Aan de instroom wordt helemaal niets gedaan, maar ook de uitstroom, het terugkeerbeleid, faalt. Want de helft van de uitgeprocedeerde asielzoekers raakt uit het zicht. De Europese Rekenkamer becijferde eerder dit jaar dat de EU-landen waaronder Nederland er zeer slecht in slagen om afgewezen asielzoekers van buiten Europa weer terug te krijgen. Nederland durft ook geen drukmiddelen in te zetten — er is ook een brief van de staatssecretaris die daarop wees — tegen de veilige landen. Dit zijn de herkomstlanden, zoals Marokko, Tunesië en Algerije. Veiligelanders belagen ondertussen helaas wel het ov-personeel rond Ter Apel. Vorige week voelden ze zich zo in de steek gelaten dat de buschauffeurs en de treinconducteurs het werk hebben neergelegd. We krijgen nog steeds mails dat het bij de trein helemaal niet goed gaat.

Dus wij zeggen: staatssecretaris, ballen tonen. Ballen tonen om nu eens een vliegtuig vol met die raddraaiers, met die overlastgevers uit die veilige landen te zetten en naar het herkomstland terug te vliegen. En riskeer dan inderdaad desnoods maar een diplomatieke rel. Want wie de strijd niet durft aan te gaan, zal die strijd ook nooit winnen.

Voorzitter. Eenmaal hier is nooit meer terug. Alleen al van de 50.000 Syriërs die hier kwamen, zeg maar in het "Wir schaffen das"-jaar, zit na vijf jaar nog de helft in de bijstand. Na vijf jaar! En na vijf jaar krijgen ze uiteindelijk ook recht op een permanente status. Er is uitgerekend wat dat ongeveer kost. Wat kost een statushouder, zeg maar een asielzoeker met status inclusief "volgmigraties", zoals dat met een mooi woord heet? Dat is €600.000 per asielzoeker. Daarvoor betalen wij dus met z'n allen de premies, de belastingen. Voor zo'n groot bedrag kunnen wij geen huizen, geen ic-plekken, geen woningen, geen politieagenten betalen. Dat kost allemaal enorm veel geld.

Wij pleiten dus bij JA21 ook voor een tijdelijke asielstop, met een volledige herziening van het asielbeleid, waarin we denk ik een goed voorbeeld kunnen nemen aan Denemarken. Denemarken, waarin het fenomeen permanente verblijfsvergunningen niet bestaat, maar juist alleen geldt in de tijdelijke sfeer waarbij men aantoonbaar individueel bedreigd moet zijn en ook bescherming verdient. Daarmee kan dan ook worden toegewerkt naar een zogenaamde partnerlandenstrategie voor opvang buiten Nederlandse bodem, maar veel meer in de landen waar men dat kan organiseren. Voorzitter. Dit brengt mij op het punt van de huisvesting van statushouders. Wij hadden dit jaar 25.000 statushouders een woning te geven. "We" zijn de gemeenten, want daar kiepert het kabinet het probleem naartoe. Gemeentes moeten het gaan oplossen. Dat is code zwart voor de woningmarkt. We zitten met gigantische wachtlijsten, variërend tot twintig jaar dat mensen wachten op een corporatiewoning. Desondanks moeten de gemeenten die tienduizenden statushouders nog gaan huisvesten. De druk wordt opgevoerd doordat u heeft gezegd: voor 1 januari moeten er nog eens 5.000 extra worden toegevoegd in hotels, prefabwoningen of noem het maar op. De eerste helft van volgend jaar komen daar dus nog eens 10.000 bij. Gemeenten kunnen dat niet aan, ondanks de druppel op de gloeiende plaat van de 800 huizen die gisteren zijn aangekondigd. De gemeenten duperen hun eigen woningzoekenden, namelijk de starters, de ouderen en de studenten. Zij vissen achter het net. Doen ze het niet in gemeenteland, dan krijgen ze de dreiging van boetes of interventies van de provincie. Kortom, wat zegt de staatssecretaris tegen gemeentes als zij zeggen: wij kunnen dit niet aan?

Tot slot, voorzitter. Voor JA21 is er naast het stoppen van de asielinstroom maar één oplossing op korte termijn, en dat is de verplichte taakstelling afschaffen. Niet doen; van tafel halen. Gemeenten en inwoners moeten niet langer de dupe zijn van het opengrenzenbeleid dat helaas de opvolgende kabinetten-Rutte hebben laten gebeuren. Daartoe zal ik in tweede termijn een motie indienen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Jasper van Dijk, SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik luister naar het betoog van de heer Eerdmans. We zitten nu met 12.000 statushouders die recht hebben op een woning, maar die is er niet. Dus zitten ze in een azc. Dat kost ongeveer €30.000 per jaar. Wat is nou het voorstel van de heer Eerdmans? Als ze daar blijven — want hij wil ze geen woning geven; althans, dat maak ik op uit zijn woorden — lopen de kosten ook op. Wat is het voorstel van uw partij?

De heer Eerdmans (JA21):

Twee antwoorden daarop. Het eerste is: de instroom beperken. Het is niet een natuurverschijnsel. We kunnen zeggen: die mensen zijn hier. Ja, dat klopt, maar we kunnen ook proberen ze tegen te houden en de instroom te beperken. Dat gebeurt niet, dus daar begint het probleem. Het tweede antwoord is: terecht, de mensen zijn hier nu. Wij pleiten voor geclusterde opvang, centraal en niet ten koste van de corporatiewoningen waar veel mensen op wachten, zoals ik zei: de starters, de ouderen enzovoort. Ik vraag de VVD en het kabinet om daarin te voorzien, zonder dat mensen daar de dupe van zijn in hun eigen gemeente. In Landsmeer staan mensen al 22 jaar — serieus — op een wachtlijst voor een corporatiewoning. Dat verstoort de markt en dat kunnen we denk ik niet maken. Ik denk dat dit de enige oplossing is om op die manier centraal huisvesting te regelen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een beetje een raar en vaag antwoord. Volgens mij is JA21 geen PVV en ook geen Forum voor Democratie en gaat u dus ook geen rare discriminerende voorstellen doen, of wel?

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hoe zit het nou? een statushouder heeft het recht om in Nederland te verblijven, hier te gaan wonen en hier te integreren. Heeft hij de rechten van een gewone Nederlander, om het maar even zo te noemen, en dus ook recht op een gewone woning, of wilt u daarin onderscheid maken?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik vind dit ook weer een rare vraag, want een gewone woning is volgens mij een woning die je prima centraal of geclusterd kunt aanbieden, in het geval dat die mensen recht hebben op verblijf. Ik vind het ongezond dat dit ten koste moet gaan van corporatiewoningen die nu mondjesmaat beschikbaar zijn voor onze kinderen — zeg ik maar gewoon — die uit huis gaan of op de arbeidsmarkt starten. Zij verdringen de boel, maar zij hebben een urgentieverklaring door de verplichting die dit kabinet oplegt aan gemeentes, op straffe van een boete als zij niet met voorrang die woning beschikbaar stellen aan statushouders. Dus u hebt gelijk: die mensen verdienen een woning. Dat klopt. Het zou raar zijn om die mensen weg te sturen, want ze hebben die verblijfstitel gekregen. Wij hebben een programma waarbij we die mensen mondjesmaat binnen kunnen krijgen, of in ieder geval een tijdelijke asielstop invoeren. Dat zou een boel verlichting geven op de woningmarkt. Maar wij stellen inderdaad voor: doe het centraal, in plaats van de gemeentes er de dupe van te laten worden.

Mevrouw Kuik (CDA):

Meneer Eerdmans heeft natuurlijk een terecht punt als hij zegt: het knelt nu in de opvang. Nu zitten er een heleboel mensen die al status hebben gekregen. Wij willen natuurlijk dat die mensen ook goed integreren. Ziet de heer Eerdmans ook het voordeel van snel opschalen en op korte termijn flexwoningen voor deze mensen beschikbaar stellen?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zie ook die verstopping. Dan denk ik: laten we dan beginnen met die voordeur dicht te doen, want daarmee voorkomen we de druk op de azc's. Het COA is niet voor niets helemaal buiten zinnen van frustratie, omdat ze de mensen niet meer kunnen plaatsen die nog in de procedure zitten. Dus inderdaad: er zit een verstopping. Die mensen moeten weg. Maar je kunt ook zeggen: laten we de voordeur nou eens proberen te sluiten. Hiervan probeer ik het CDA al sinds onze komst in maart te overtuigen. Dat lijkt me de beste sleutel op de deur. Dat is het belangrijkste antwoord.

Het tweede punt is dat van die flexwoningen. Sorry, maar ik denk dat heel veel mensen die starten op de arbeidsmarkt zeggen: ik zou ook wel een prefabwoning van mevrouw Kuik willen hebben, en doe mijn buurman, die al jaren wacht op een stap omhoog op de woonladder, er ook een. Ik vind het dus zo gemakkelijk om dan te zeggen: voor die statushouders regelen wij automatisch alle woningen die we maar kunnen betalen en de rest laten we eigenlijk stikken.

Mevrouw Kuik (CDA):

Nog even op dit punt. We willen dat mensen, als ze hier mogen blijven, goed integreren. Welke oplossingen ziet de heer Eerdmans voor de mensen die hier nu zijn en die in de opvangcentra zitten? Die centra zijn niet ideaal om te integreren, lijkt mij. Welke oplossingen ziet hij dan voor hen op de korte termijn?

De heer Eerdmans (JA21):

Die mensen komen dan aan bod in een centraal geclusterde woonvoorziening. Daarbinnen gelden gewoon de regels van integratieprogramma's. Daar kun je met inburgering en met de Nederlandse taal aan de slag. Dat zie ik zo voor me. Daar kun je natuurlijk precies dezelfde programma's op loslaten als dat je nu doet binnen gemeenten. Het voordeel daarvan is dat je de verdrukking op de woningmarkt niet hebt.

De heer Van Baarle (DENK):

Mag ik allereerst de heer Eerdmans complimenteren voor zijn politieke moed destijds en voor dat hij in zijn vorige rol zijn nek heeft uitgestoken om vluchtelingen op te vangen in Rotterdam? Daar complimenteer ik hem voor.

De heer Eerdmans pleit er hier voor om mensen die recht hebben op een woning in Nederland, namelijk statushouders, geclusterd op te vangen en om die maar een andere woning te bieden dan andere mensen die recht hebben op een woning. Ik zou aan de heer Eerdmans willen vragen waarom hij onderscheid maakt op basis van afkomst. Waarom discrimineert hij? Het gaat hier om mensen die recht hebben op een woning. Waarom mag een persoon, een statushouder die ergens anders is geboren, niet direct recht krijgen op een sociale huurwoning, en iemand die in Nederland is geboren volgens de heer Eerdmans wel? Daarmee schept u toch een soort apartheid op de woningmarkt?

De heer Eerdmans (JA21):

Weet u wie er achtergesteld worden en wie er gediscrimineerd worden? Dat zijn eigenlijk de gewone mensen die al jaren wachten. Die worden namelijk ingehaald door de statushouder die met voorrang, door het kabinet verplicht aan gemeentes, moet worden gehuisvest. Dat is de werkelijke discriminatie en achterstelling van mensen die al jaren wachten. Dus ga mij nou geen praatjes verkopen dat de situatie andersom is. Mensen die hier een verblijf krijgen — wat ons betreft zou dat moeten worden afgeremd — zullen een woning krijgen. Dat heb ik net ook gezegd. Ze krijgen die woning. Maar het is totaal oneerlijk om die mensen voorrang te geven op een woningmarkt die helemaal verstopt is en waarop mensen al jarenlang voor een woning in de rij staan. Sorry, dat is echt de pure discriminatie van mensen die er net zo veel recht op hebben, maar er wel een tijd langer op zitten te wachten.

De heer Van Baarle (DENK):

De echte discriminatie staat daar. Echt, voorzitter. De echte discriminatie staat dáár. Als u mensen die evenveel recht hebben op een sociale huurwoning als anderen — u zegt het net zelf terecht — geen sociale huurwoning wil geven alleen maar omdat ze ergens anders geboren zijn, dan is dat discriminatie, meneer Eerdmans.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Van Baarle (DENK):

U zou een terecht verhaal hebben. Waarom hoor ik u daar niet over? Waarom hoor ik u niet over deze minister die het woningmarkttekort niet oplost?

De voorzitter:

Meneer Van Baarle ...

De heer Van Baarle (DENK):

Of over de verhuurderheffing die ervoor zorgt dat er te weinig woningen zijn?

De voorzitter:

Meneer Van Baarle ...

De heer Van Baarle (DENK):

Waarom hoor ik u daar niet over en hakt u steeds in op vluchtelingen? Dat is onrechtvaardig.

De heer Eerdmans (JA21):

U zet de microfoon zelfs uit, voorzitter. Anders had ik het gedaan.

De voorzitter:

We hebben met elkaar afgesproken om gewoon vragen te stellen en korte opmerkingen te maken, en geen hele uitgebreide inleidingen te houden. Dat geldt dus ook voor de heer Van Baarle.

De heer Eerdmans (JA21):

Het is wel grappig met de heer Van Baarle. Je zou van DENK toch verwachten dat de loftrompet wordt geblazen, omdat we een urgentieregeling hebben en omdat we een verplichting aan gemeentes hebben dat statushouders voorrang krijgen boven die Nederlanders die hier maar zitten te ploeteren en die woningen niet krijgen. Maar nee, Van Baarle gaat natuurlijk proberen iedereen weer ergens van te beschuldigen. Maar ik zeg juist: inderdaad, een level playing field. Ja, inderdaad. En dan zou je inderdaad moeten zeggen: mensen die al zo lang wachten, hebben net zo veel recht. Maar die hebben minder recht! Dat zeg ik tegen de heer Van Baarle. Die hebben gewoon minder recht op een woning, want die krijgen niet de voorrang die statushouders en vergunninghouders wél hebben. Die krijgen voorrang; sterker nog, daar worden 800 extra huizen voor aangesleept en daar worden overal prefabwoningen voor uit de grond gestampt. Sorry, maar dat is de werkelijke achterstelling van mensen. U begrijpt echt het sentiment niet, meneer Van Baarle, dat in onze stad Rotterdam, maar ook daarbuiten, leeft van mensen die zeggen: jongens, ik wacht met mijn zoon al zo lang op een woning en ik word gewoon ingehaald door een Syriër. Inderdaad, ik geef mee, die Syriër heeft de vergunning gekregen, maar hij gaat met voorrang die woning bezetten. Dat snappen mensen niet.

De heer Markuszower (PVV):

De heer Van Baarle begon net met een compliment aan de heer Eerdmans. Dat kon ik eerst niet plaatsen tot ik het in verband bracht met de inbreng van de heer Eerdmans. Als ik het goed heb, zei hij dat we statushouders wel degelijk in Nederland moeten opvangen. Vindt de heer Eerdmans niet dat hij met dit gematigde standpunt een aanzuigende werking veroorzaakt? Eigenlijk roept hij net als de staatssecretaris tegen alle potentiële statushouders in de wereld: kom maar naar Nederland, want hier in Nederland zit nu ook meneer Eerdmans in het parlement en die zegt dat we jullie toch gaan opvangen en huizen geven.

De heer Eerdmans (JA21):

Dus u wilt mensen met een verblijfstitel het land uitzetten?

De voorzitter:

Nee, dat is niet de vraag die is gesteld.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar dat is wel de consequentie. Je kunt elkaar overtoepen, en daar stelt de heer Markuszower mij nooit in teleur, maar het is wel een beetje het onrealistische PVV-model dat maar niet van de grond komt. Er zijn diverse maatregelen afgekondigd om de instroom af te remmen kijkend naar Denemarken om veiligelanders terug te sturen, de instroom te beperken, allerlei zaken om landen onder druk te zetten om mensen terug te nemen. Maar hebben ze die verblijfstitel hier, dan zul je die mensen niet meer de grens over krijgen. Daar word je gewoon op afgestraft. Dat is het verschil tussen de PVV en JA21: onrealistisch versus realistisch.

De heer Markuszower (PVV):

Wij vinden elkaar natuurlijk bij het sluiten van de voordeur; daar is geen discussie over. Maar we vinden elkaar blijkbaar niet bij de tijdelijke verblijfsvergunningen die zijn gegeven. Tijdelijk is zoals u weet niet permanent en tijdelijk kan je dus terugsturen naar het land van herkomst of naar de veilige regio van herkomst. Dat is niet onrealistisch. Blijkbaar neemt de heer Eerdmans dat niet mee, maar misschien komen er in de toekomst nog andere plannen van de heer Eerdmans waarin hij dat wijzigt.

De heer Eerdmans (JA21):

Een beetje een naïeve vraag. Natuurlijk is dat het model van de toekomst. Dat deed u heel schamper af met de woorden "wij hebben een PVV-model dat het Deense model steunt". Maar Denemarken laat zien dat je een tijdelijke vergunning kunt instellen boven de permanente, die wij na vijf jaar automatisch verstrekken. Dat hebben we niet vandaag geregeld, dus die mensen die nu vanuit het azc in een woning terechtkomen omdat ze een verblijfstitel hebben gekregen, zijn hier na verloop van tijd permanent. Die kun je moeilijk over de grens zetten.

De heer Jansen (FVD):

Ik ben een beetje verbijsterd over wat ik net hoorde. De heer Eerdmans zei dat statushouders net zo veel recht hebben op een woning als Nederlanders. Begrijp ik dat goed? Nederlanders zitten tien of vijftien jaar te wachten op een woning, op sommige plekken zelfs twintig jaar. Dan zouden statushouders net zoveel recht hebben op een woning? Dat is echt belachelijk!

De voorzitter:

Dat was een vraag aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Wat belachelijk is, is dat er nu mensen worden achtergesteld boven de mensen die een urgentieverklaring krijgen omdat ze uit Syrië zijn gevlucht en hier een permanente status krijgen, terwijl dat per definitie tijdelijk zou moeten zijn in onze ogen. Die krijgen inderdaad een status en daarvan kun je niet zeggen dat ze geen woning krijgen. Wij vinden alleen niet dat die woningen ten koste moeten gaan van de mensen die daar al jarenlang op wachten. Daar kun je andere voorzieningen voor treffen, maar mensen die die verblijfstitel hebben — dat ik niet ons beleid maar het beleid van dit kabinet — gaan wat ons betreft niet mensen verdringen, maar je zult ze wel moeten huisvesten.

De heer Jansen (FVD):

Zolang wij dit soort kabinetten hebben, gaan er oneindig veel van dit soort mensen naar Nederland komen. Als wij dan blijven zeggen dat die mensen allemaal recht hebben op een woning, dan houden we de situatie die we nu hebben. Dat slaat nergens op. We moeten een keer kiezen voor onze eigen mensen, onze eigen jongeren. Bent u het daarmee eens?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, asielstop, tijdelijke vergunningen. Wij zeggen dat veiligelanders terug moeten, wij willen uiteindelijk naar grenscontroles om de instroom af te remmen. U kent die voorstellen van JA21, en die zijn effectief. Dat kan ook binnen Europa, het is niet nodig om altijd uit Europa te springen. Binnen Schengen kun je maatregelen treffen en dat gebeurt in Denemarken om de instroom af te remmen en om de drempels te verhogen en om herkomstlanden onder druk te zetten. U springt net als de heer Markuszower over allerlei barrières heen die er wel zijn. Dan word je teruggefloten en dat is jammer. Wij willen dingen bereiken, maar dat lukt ons helaas niet met dit kabinet. Misschien wel met een volgend kabinet.

De heer Jansen (FVD):

Dit is best wel een interessante tegenwerping, want dat is precies het probleem dat de heer Eerdmans niet de fundamentele analyse durft te maken. U zegt dat we vastzitten aan de Europese Unie en dat we binnen de Europese Unie allerlei dingen kunnen doen, maar dat kan helemaal niet. Het probleem is niet alleen maar asielmigratie, het is ook arbeidsmigratie. Onze huizenmarkt staat ook onder druk van arbeidsmigratie.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Jansen (FVD):

Er komen dit jaar 100.000 mensen bij, die ook allemaal ergens moeten wonen. Bent u het met mij eens dat we wel degelijk de Europese Unie moeten verlaten? Want die verplicht ons tot het voeren van dit beleid.

De heer Eerdmans (JA21):

Kijk nu eens naar Denemarken: daar komt in een jaar tijd het aantal mensen binnen dat wij in twee weken te verstouwen hebben. Ja, ik heb het over asiel. Alle vervolgmigratie heeft daar natuurlijk mee te maken. Als je het hebt over het probleem van integratie van niet-westerse nieuwkomers, heb je daarmee meteen het punt te pakken. Wij zeggen: het kan wel degelijk worden afgeremd. Daar hoef je helemaal niet de Unie voor te verlaten. Sterker nog, dan ben je vijftien jaar bezig om de Unie te verlaten en dan krijgen we onder de FVD in Forumland nog steeds de instroom die we nu hebben, alleen dan misschien het dubbele. Ik zie daar gewoon weinig in.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Markuszower van de PVV en dan mevrouw Koekkoek van Volt.

De heer Markuszower (PVV):

De heer Eerdmans zegt, net als al die mensen in Europa zeggen en net als ons kabinet zegt: statushouders hebben in Nederland recht op een woning. Ik begrijp gewoon niet dat de heer Eerdmans dat kan zeggen. Wij zeggen: Nederlanders hebben recht op een woning. Statushouders hebben helemaal geen recht op een woning hier. Die moeten wonen in hun eigen regio. Ik begrijp gewoon niet waarom de heer Eerdmans de woningen van Nederlanders wil afpakken, want er is vanzelfsprekend verdringing, want we hebben een woningtekort. Elke woning die de heer Eerdmans, geclusterd of niet, aan een statushouder geeft, gaat niet naar een Nederlander. 40.000 mensen in Nederland zijn dakloos. Er zijn mensen die tien jaar, of soms zelfs zeventien jaar, wachten op een woning. De heer Eerdmans zegt gewoon: maar statushouders hebben recht op een woning, dus laat de Nederlanders maar stikken.

De heer Eerdmans (JA21):

Nee, de heer Eerdmans zegt: wij willen af van de verplichte taakstelling, zodat er geen voorkeursbeleid meer is, waarbij gemeenten hun woningen móéten geven aan statushouders. Dat is het verhaal. Als je dat doet, dan kun je de woningen weer gewoon beschikbaar stellen aan de mensen in de steden, die erop wachten en er recht op hebben. Het punt is alleen dat de heer Markuszower zegt dat we ze in hun eigen regio moeten plaatsen, maar dat gaat niet. Die mensen zijn hier gekomen onder het opendeurenbeleid van Rutte cum suis. Daar gaat het over. Die mensen gaan hier niet meer weg. Daar kunnen we van alles van vinden, met zijn drieën zelfs, maar dat gaan we niet veranderen. Dat kunnen we wel in de toekomst gaan veranderen. Daar ben ik erg voor. Maar op dit punt heb je ze gewoon te plaatsen en dat wil ik niet ten koste laten gaan van de corporatiewoningen waar zo'n tekort aan is.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Even terug naar het onderwerp van het debat: huisvesting van statushouders. Gemeenten en corporaties hebben naar aanleiding van dit debat in de commissie, dus ook bij de heer Eerdmans, juist aangegeven: ga inzetten op een integrale aanpak van aandachtsgroepen, waaronder statushouders, maar ook starters, studenten en ouderen. Waarom zet JA21 daar niet op in?

De heer Eerdmans (JA21):

U bedoelt wat minister Ollongren voorstelde met de 800 en 600 huizen voor diverse doelgroepen? Is dat wat u bedoelt?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Nou nee, ik bedoel de oproep vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en vanuit woningcorporaties om in te zetten op een integrale aanpak van aandachtsgroepen. Dat zijn dus juist de belanghebbenden, waarvoor de heer Eerdmans zojuist een pleidooi heeft gehouden. De oplossing die wordt voorgesteld, staat haaks op de oplossing die wordt gevraagd.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik weet niet wat u bedoelt met een integrale aanpak aandachtsgroepen. Wij zeggen gewoon: deze aandachtsgroep, de statushouders, krijgt nu woningen waar veel mensen op zitten te wachten. Dat is een punt van de urgentie en de verplichting vanuit provincies en het Rijk naar gemeenteland. Daar moet een einde aan komen, want dat loopt spaak. Dat staat los van het punt van overvolle azc's. Daar hebben we natuurlijk ook mee te maken. Ik denk niet dat een integrale aanpak van aandachtsgroepen dit probleem verhelpt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik zal het verduidelijken. Volgens mij vroeg collega Kuik er net ook al naar. Er wordt een integrale aanpak voorgesteld voor aandachtsgroepen, waaronder statushouders vallen, maar ook ouderen, jongeren en starters. Voorgesteld wordt om in te zetten op een aantal dingen: sociale huurwoningen erbij, flexwoningen erbij. Op die manier open je de woningmarkt en zorg je ervoor dat aandachtsgroepen een plek krijgen. Dat is het voorstel. Mijn vraag is: waarom wordt nu ingezet op de parallelle woningmarkt voor statushouders in plaats van mee te gaan met de belanghebbenden die ik centraal hoorde staan in het pleidooi van JA21?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, ja. Ik dacht dat het te maken had met wat de minister voorstelt, namelijk 800 woningen voor statushouders en 600 voor andere doelgroepen. Dat vind ik qua verhouding dus al veel te veel. Dan wijs je dus woningen af aan mensen die daar al jaren op zitten te wachten. Ik heb niet de indruk dat dat de situatie verbetert. Je kunt een heel betoog opzetten over de integratie tussen doelgroepen in gemengde woonvormen, enzovoorts, maar mij gaat het puur om de rekensom. We komen nu heel veel huizen tekort. Ik geloof dat ik ergens heb gelezen dat 26.000 starters een woning in Nederland zoeken en daarop wachten. Dat zijn jongeren. We gaan het tij op de woningmarkt niet keren als we deze aantallen mensen in corporatiewoningen vestigen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik concludeer hieruit dat de oplossingen aangedragen worden door degenen die belanghebbenden zijn, namelijk gemeenten en woningcorporaties. Die moeten we niet volgen, maar in plaats daarvan moeten we de parallelle woningmarkt inzetten. Ik kan dat echt niet begrijpen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik stel vast dat deze aantallen ook door de VNG worden gesteund. De dwang naar gemeentes om nu 13.000 of 10.000 statushouders te moeten plaatsen, wordt ook actief door de VNG ondersteund. Dat is een lobbyorgaan voor gemeenten. Aan de andere kant luiden gemeenten als Castricum de noodklok. Zij kunnen het niet aan. Over die lobby kunnen we dus nog eens een boom opzetten. Ik denk niet dat die een-op-een gelijk is aan het oordeel van heel veel gemeenten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Er is nog een wat late interruptie van de heer Boulakjar, D66.

De heer Boulakjar (D66):

Goed om te horen dat meneer Eerdmans een wat gematigdere houding heeft als het gaat om het plaatsen van statushouders. Dat is echt nieuw voor mij.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Boulakjar (D66):

Mijn vraag is als volgt. Meneer Eerdmans is deze zomer naar Denemarken geweest om te leren. Complimenten daarvoor. Ik ben benieuwd hoe Denemarken omgaat met het plaatsen van statushouders. Als in Denemarken statushouders een status krijgen, hoe wordt daar dan mee omgegaan?

De heer Eerdmans (JA21):

Die aantallen zijn zeer klein. U moet het zo zien dat dat echt gaat om honderden, waarbij het gaat over grotere gebieden. Zij kunnen ze gewoon binnen gemeentegrenzen plaatsen. Zij noemen dat geloof ik geen corporatiewoningen. Het is daar veel beter te verhapstukken dan wat wij hier zien, met de druk op de woningmarkt.

De voorzitter:

Dan wil ik de heer Eerdmans bedanken. Ik geef het woord aan de heer Markuszower van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik begin, wil ik de heer Boulakjar graag vast van harte feliciteren met zijn maidenspeech van zo dadelijk.

Voorzitter. Maandenlang is het de meerderheid van deze Kamer gelukt elk debat over de asielellende en over het opengrenzenbeleid van Nederland tegen te houden. Nu het vandaag eindelijk is geagendeerd zullen wij zien dat de toekomstige coalitiepartijen samen met alle andere gevaarlijke linkse partijen zullen aansturen op meer, meer, meer: meer statushouders, meer buitenlandse indringers, meer asielellende. In theorie is een debat over het asiel- en immigratiebeleid van Nederland nuttig, mits de laffe politici van vrijwel alle partijen hier in de Kamer bereid zijn de rampzalige feiten van het Nederlandse immigratie- en asielbeleid te erkennen en mits erkenning van die feiten leidt tot een radicale koerswijziging. Want het huidige beleid maakt Nederland helemaal kapot.

De feiten spreken voor zich. De continue en ongecontroleerde instroom van veelal kansarme, gevechtsklare, mannelijke, westerse cultuur hatende, want uit islamitische landen afkomstige immigranten walst Nederland plat zoals een bulldozer dat met gebouwen doet. De PVV waarschuwt al jaren voor de gevolgen van deze massa-invasie van gelukszoekers uit met name islamitische landen die afkomen op onze vrouwen, op onze uitkeringen, op onze zorg, op onze welvaart en op onze woningen. En dat terwijl we in een diepe wooncrisis zitten.

We hebben een tekort van 300.000 woningen. De gewone Nederlander moet nu tien jaar en vaak veel langer dan dat op een woning wachten. Een statushouder krijgt binnen veertien weken een woning, ook van de heer Eerdmans. In het Nederland van Rutte en Kaag is het altijd "Nederlanders laatst". Nederlanders worden in hun eigen land keihard gediscrimineerd ten gunste van buitenlanders. In plaats van in hun eigen regio te blijven, komen ze de onze kaalvreten. In wat voor land leven we? Daarin worden onze eigen mensen door de overheid vertrapt en worden mensen van buiten vertroeteld.

Vanaf 2010 zijn er al meer dan 120.000 woningen weggegeven aan statushouders. Dat zijn huizen waar ook Nederlanders hadden kunnen wonen. Het is dan ook hoog tijd voor het wetsvoorstel van de PVV, van mijn collega Alexander Kops, dat een definitief einde moet maken aan de voorrangsrechten die statushouders nu genieten bij het toegewezen krijgen van een woning. Die wet moet een einde maken aan de discriminatie van Nederlanders op de woningmarkt. En er is haast bij, want de asielellende gaat maar door. Volgend jaar moeten nog eens 14.000 statushouders gehuisvest worden. En daar zal het niet bij blijven, want onze grenzen blijven wagenwijd openstaan, waardoor iedere maand 5.000 asielmigranten ons land binnenstromen. Die willen straks allemaal een woning en die zullen ze van het kabinet-Rutte/Kaag ook gaan krijgen. Als twee dolle mina 's dolen minister Ollongren en staatssecretaris Broekers-Knol met een grote zak met miljoenen euro's door Nederland, op zoek naar woningen. Gevangenissen worden gesloten, ziekenhuisbedden zijn er niet meer, wegen worden niet meer gebouwd, voldoende docenten en politieagenten zijn er niet. In Nederland zijn 40.000 mensen dakloos, maar voor asielzoekers doet het kabinet alles en voor gewone Nederlanders niks.

Voorzitter. De kosten van dit opengrenzenbeleid zijn ondraaglijk hoog. Ieder jaar 20 miljard euro. Dat is meer dan 2 miljoen euro per uur. De instroom is en blijft dermate hoog dat deze kosten op korte termijn zelfs kunnen verdubbelen. Dit beleid blaast dus onze verzorgingsstaat op. Er is straks geen geld meer om kansarme Nederlanders te helpen. Nu al kent Nederland meer dan een miljoen arme mensen. Deze mensen zullen nog verder kapotgetrapt worden door het beleid van Rutte en Kaag. Voor hen is er straks niks. Niet voldoende eten en geen verwarming in de winter. En waarom niet? Omdat Rutte en Kaag weigeren om onze grenzen te sluiten voor al die buitenlandse indringers.

Voorzitter. De influx van deze migranten is gelijk aan autochtone demografische suïcide. Nederlanders worden vreemden in eigen land. De immigratie stijgt dit jaar weer door het dak. Ruim 100.000 migranten zijn er dit jaar netto bij gekomen — een stad ter grootte van Delft. In de drie grote steden zijn Nederlandse kinderen die nu geboren worden al in de minderheid. En onze nabije toekomst is onheilspellend. De bevolking van Afrika zal tot het eind van deze eeuw verviervoudigen en groeien tot 4 miljard mensen. Minstens een derde daarvan — dus ruim 1 miljard — wil weg uit Afrika, naar Europa, naar Nederland. Je hoeft geen demografisch genie te zijn om in te zien dat wij, als wij het tij nu niet keren en onze grenzen nu niet sluiten, straks vreemden in eigen stad en een minderheid in eigen land worden. Dan wacht ons een dramatisch lot. Dan wordt Nederland, net als al die achterlijke islamitische zandbaklanden, de hel op aarde.

Ik moet afronden. De misdaad die deze indringers met zich meenemen, is gigantisch. Daarom moeten onze grenzen per direct sluiten. Daartoe zullen wij in tweede termijn een motie indienen. Mevrouw Broekers-Knol kent die motie, want die motie is al vaak ingediend.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

De heer Markuszower van de PVV zet mensen die uit een ander land komen weg als criminelen, als een criminele bende. Ik zou de heer Markuszower willen vragen waarom hij zulke racistische leugens over mensen verkondigt, waarbij hij iedereen uit een ander land wegzet als crimineel.

De heer Markuszower (PVV):

Helemaal niet iedereen, maar wel verdomd veel. Misschien kan de heer Van Baarle van DENK in zijn termijn vragen aan de staatssecretaris hoeveel criminaliteit die asielzoekers nu met zich meenemen. Vorig jaar 4.500 criminele activiteiten, waaronder verkrachting, waaronder gewapende overvallen. Vraagt de heer Van Baarle zich misschien weleens af waarom buschauffeurs tussen Emmen en Ter Apel niet meer op hun eigen bus willen rijden? Omdat die asielzoekers hun het leven zuur maken. Is de heer Van Baarle weleens in Ter Apel geweest? Ik wel. Heeft de heer Van Baarle daar gesproken met de mensen die dagelijks last hebben en zichzelf een soort detentie hebben opgelegd? Die mensen durven niet meer naar buiten, omdat die asielzoekers misdrijven op hen plegen, geweld op hen plegen, met messen op hen inhakken, oudere dames in rolstoelen uit hun rolstoel smijten. Dat is asielellende.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Baarle, tot slot.

De heer Van Baarle (DENK):

Leugens. Racistische leugens. Ik heb hier twee universitaire onderzoeken waaruit blijkt dat in de omgeving van vluchtelingencentra niet meer criminaliteit wordt gepleegd en waaruit blijkt dat mensen die in de omgeving van vluchtelingencentra wonen dat prima vinden. Ze hebben er geen last van. Wat de heer Markuszower hier dus doet, is op basis van leegte, op basis van leugens, een groep over één kam scheren. Ik zou de heer Markuszower het volgende willen vragen. Beseft u dat als er mensen aan het protesteren zijn en vuurwerk gooien naar bussen met vluchtelingen, waarbij de ME moet ingrijpen, de PVV daar dan medeverantwoordelijkheid voor draagt, door dit soort leugens?

De heer Markuszower (PVV):

Op het eerste gedeelte, die onderzoeken. Nogmaals, ik was in Ter Apel. Ik was ook in Rosmalen, waar weer een asielzoekerscentrum wordt geopend. En inderdaad, daar stonden twee van die halvezolen, GroenLinks-achtige types, te zeggen "ja, geweldig dat hier een asielzoekerscentrum komt". Maar 30 andere mensen, en er wonen volgens mij in dat hele kleine gebiedje maar 50 mensen, waren enorm tegen. Zij vertelden wat er een paar jaar daarvoor, toen het vorige asielzoekerscentrum daar stond, allemaal met hen gebeurde. Dames die niet meer naar buiten durfden, dames die aangerand zijn: allemaal verschrikkelijke dingen. Dus inderdaad, er is altijd een kleine minderheid die heel hard roept en voor asielzoekerscentra is, maar de overgrote meerderheid van de mensen die in de buurt van een asielzoekerscentrum wonen, ervaart de ellende. Die mensen zijn bang en maken ook daadwerkelijk dingen mee.

Dan nog iets. De PVV heeft in een aangenomen motie gevraagd om in Ter Apel het politiebureau te openen. Dat wordt afgewezen. De regering gaat dat niet uitvoeren, blijkt uit het briefje dat we daarover hebben gekregen. Weet u waarom ze het niet willen uitvoeren? Omdat precies in die rapporten de echte cijfers niet naar boven mogen komen. Omdat ze weten dat als het politiebureau drie uur rijden is, mensen geen aangifte gaan doen. Ik heb gesproken met mensen die in een asielcentrum werken en zij zeggen dat gewoon tegen de staf wordt gezegd: doe geen aangifte, doe geen melding, want dan worden die cijfers zo onprettig. We hebben twee jaar geleden nog een staatssecretaris gehad — daarom zit deze staatssecretaris hier — die de criminaliteitscijfers verborg.

Nog één ding, voorzitter, en dan rond ik af. Nederland mag niet weten — vandaar ook de rapporten van de heer Van Baarle — wat de asielellende allemaal doet met Nederland. We verstoppen het, maar ik praat er gewoon over.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Markuszower. Ik geef meteen het woord aan de heer Van Baarle van DENK voor zijn inbreng. Gaat uw gang, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Wat is het leven toch makkelijk als je tot de pseudo-fascistische sekte van de PVV behoort.

De voorzitter:

Laten we dit nou allemaal niet doen. Weet je, we hebben gewoon een mooi inhoudelijk debat. Laten we elkaar nou niet allemaal gaan betichten van alle ellende van de wereld. Gewoon een mooi inhoudelijk debat! U heeft het ook niet nodig om dit soort kwalificaties te gebruiken.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zie het fascisme als een van de bedreigingen van onze rechtsstaat.

De voorzitter:

U gaat gewoon verder met uw betoog.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind dat ik dat als volksvertegenwoordiger mag benoemen.

De voorzitter:

Daar gaan we weer. De heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Ik zal het rustig doen, hoor. Kan de heer Van Baarle uitleggen wat hij onder fascisme verstaat en waarom hij dat kan plakken op welke partij hier in de Kamer dan ook, behalve misschien dan zijn eigen partij? Dus die kunnen we dan buiten beschouwing laten. Kan hij misschien even uiteenzetten wat hij denkt dat fascisme is en waarom dat dan ook past, ook in de historische context, op een partij als bijvoorbeeld de onze? Maar hij mag ook een andere partij kiezen, hoor, als hij dat makkelijker vindt.

De heer Van Baarle (DENK):

Over het fascisme hebben natuurlijk heel veel wetenschappers geschreven. Het fascisme heeft een aantal kenmerken, onder andere een autocratische leiderschapsstructuur die gebaseerd is op één persoon. Laten we zeggen de PVV. Geen leden, geen democratie, een onemanshow in de vorm van de heer Wilders. Fascisme is ook gebaseerd op het construeren van de angst voor een vreemde, de angst voor mensen die uit een ander land komen. We hebben de heer Markuszower hier net horen praten over mensen die een oorlogsgebied hebben moeten verlaten. Zo generaliserend! Hij brengt mensen op basis van hun afkomst in verband met criminaliteit en zegt dat ze hier niet horen.

Voorzitter, dat is fascisme ten top en ik vind dat ik dat mag zeggen. Daar ben ik voor gekozen.

De voorzitter:

De heer Markuszower, tot slot.

De heer Markuszower (PVV):

Natuurlijk mag de heer Van Baarle alles zeggen, maar wat fascisme bijvoorbeeld enorm kenmerkt, is geweld en het verheerlijken en het propageren van het gebruik daarvan. Ik denk nou niet dat onze partij of welke partij dan ook in deze Kamer — ik heb dat althans nog niet gehoord — geweld propageert. Ik begrijp dus eigenlijk niet zo goed waarom precies dat frame op onze partij wordt geplakt, aangezien geweld nog altijd iets is waar wij over zeggen: altijd via democratische middelen. Dat raakt precies aan de tweede tak waarom iets fascisme is. Fascisme is namelijk antidemocratisch. Fascisme is antidemocratisch, maar onze partij doet mee in het democratische stelsel en is een groot, gróót, voorstander van de democratie. Wij omarmen de democratie en wij willen onze Nederlandse rechtsstaat sterker maken. Dus ik denk van dat stickertje: dat klinkt lekker, maar het is volledig onjuist.

De voorzitter:

Ik geef u de kans om er nog even kort op te reageren, meneer Van Baarle. Dan wil ik u vragen om het te hebben over het debat van vandaag, over de huisvesting van statushouders. Dat is het onderwerp van vandaag. U mag er kort op reageren en dan vervolgt u uw betoog.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, voorzitter. Ik zou in de richting van de heer Markuszower willen zeggen: het is waar wat betreft dat etiket "fascisme". Als het gaat over antidemocratisch, wil ik zeggen dat de PVV het parlement een "nepparlement" heeft genoemd. Wat betreft geweld: uw partijleider heeft gepropageerd dat mensen in verzet moeten komen. Gewelddadiger kan niet.

De voorzitter:

Ik dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. We hebben net de grijsgedraaide plaat aan racistische drek van de PVV gehoord. We hoorden de heer Eerdmans van JA21 weer eenzijdig stampen in de richting van vluchtelingen. Het is het beproefde verdienmodel van rechts. Het is het eeuwenoude recept van zondebokpolitiek, afgetopt met een discriminerend sausje. Problemen in onze samenleving worden door de PVV, JA21, Forum en alle andere foute rechtse partijen op het conto geschreven van mensen met een andere afkomst of een ander geloof. Dat is geen normaal rechts, maar dat is discriminerend rechts. Het is vals om elke keer weer de schuld te geven aan mensen met een andere afkomst. Vandaag gebeurt dat op de woningmarkt. We zien de PVV en Eerdmans rammen op mensen die hun kapotgeschoten land hebben moeten verlaten. Zij geven die mensen de schuld van het woningtekort. Het is die steeds weer terugkerende mythe. We horen die partijen nu niet over de 13 miljard euro verhuurderheffing van de VVD en de PvdA, waardoor er 85.000 minder sociale huurwoningen zijn gebouwd. We horen die partijen nu niet over de 30.000 sociale woningen die zijn verkocht aan beleggers. We horen die partijen nu niet over de 63.000 sociale woningen die zijn gesloopt. En we horen die partijen nu ook niet over de 20.000 sociale woningen die zijn geliberaliseerd.

Voorzitter. Bijna 200.000 sociale huurwoningen zijn verdwenen door beleid, door bewust beleid van de VVD, en niet door vluchtelingen. Maar in plaats van de pijlen te richten op dit beleid, op dit afbraakbeleid van de VVD, en op deze minister, die te weinig laat bouwen, richten deze partijen zich op de 7% aan sociale huurwoningen die in het afgelopen jaar naar vluchtelingen is gegaan. Er worden klappen uitgedeeld aan een kleine groep kwetsbare mensen, maar deze partijen zijn blind voor de echte problemen die het woningtekort veroorzaken. Deze extreemrechtse babbeltruc moet maar eens voor altijd ontkracht worden.

Voorzitter. Om vluchtelingen daadwerkelijk een menswaardig bestaan te bieden in ons land, moeten er zo snel mogelijk drie dingen gebeuren. Ten eerste moet de uitholling van de socialewoningmarktsector stoppen. Deelt de minister de mening dat er gewoon veel te weinig sociale huurwoningen gebouwd worden en dat veel te veel sociale huurwoningen die gebouwd worden, te duur zijn om aandachtsgroepen in te huisvesten? Wat vindt de minister ervan dat particuliere sociale woningen niet beschikbaar zijn voor de doelgroep? Wat vindt de minister van de noodkreet van Aedes dat deze woningen daar ook voor ingezet zouden moeten worden?

Twee. Hoewel het niet ideaal is en niet onze voorkeur heeft, moet er veel sneller ingezet worden op de realisatie van snel te bouwen flexwoningen. Hoeveel flexwoningen worden er concreet in de komende tijd gerealiseerd? Dat vraag ik ook naar aanleiding van de brief die de minister heeft gestuurd. Hoe gaan de maatregelen daar concreet aan bijdragen?

Drie. Er moet fors, maar dan ook fors, geïnvesteerd worden in meer capaciteit bij het COA en de IND voor snellere procedures en menswaardige opvang. Deelt de staatssecretaris de mening dat structurele ondercapaciteit heeft geleid tot de huidige situatie? Wat vindt de staatssecretaris van de oproep van VluchtelingenWerk en het Rode Kruis dat opvanglocaties, met name de noodopvanglocaties, niet aan de eisen voldoen? Schaamt de staatssecretaris zich er niet voor dat vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden in een soort tentenkampen zonder privacy moeten verblijven? Schaamt de staatssecretaris zich niet voor die noodopvang? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de omstandigheden in de noodopvang zo snel mogelijk verbeterd worden, dat de noodopvangomstandigheden zo snel mogelijk verdwijnen en dat er reguliere opvang plaatsvindt? Voorzitter. Het grootste probleem op de woningmarkt is het uithollen van de sociale sector. De schuldvraag neerleggen bij mensen die niet oorspronkelijk uit dit land komen, is vals en vilein. De oorzaak ligt in het beleid. Daarom moet de verhuurderheffing zo snel mogelijk afgeschaft worden en moeten we ervoor zorgen dat corporaties veel meer kunnen bouwen. DENK zal altijd pal staan voor de voorrang van statushouders op de woningmarkt, want die mensen verdienen onze solidariteit.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. Dan geef ik het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik zat net wel even met enige verwondering te kijken naar het debatje tussen de drie rechtse heren: rechts, rechts en nog rechtser. Dat was eigenlijk wel vermakelijk. De heer Eerdmans kwam er als een heel gematigd persoon uit; ik kan het niet anders zeggen. Ik begreep van de heer Van Baarle dat hij ook nog vluchtelingen heeft opgevangen in Rotterdam. Interessant, zo leer je nog eens wat.

Voorzitter. Er zijn grote problemen met het asielbeleid. Circa 12.000 statushouders zoeken een woning. Door de tekorten slapen asielzoekers in tentenkampen en paviljoens. Dat heeft echt niks meer te maken met een duurzame opvang. De financiering sluit totaal niet aan op de werkelijke vraag, om over het tekort aan woningen nog maar te zwijgen. Het asielbeleid faalt daardoor volledig, terwijl al zo vaak werd aangedrongen op maatregelen. In juni 2016 schreef de commissie-Van Zwol nog: zorg voor stabiele financiering en voldoende bufferruimte voor pieken. In april 2020 stond het in de Brede maatschappelijke heroverweging over een wendbare migratieketen. In mei 2020 kwam de doorlichting van de IND: zorg voor een wendbare migratieketen. Dat was opnieuw een signaal, om nog maar te zwijgen over de adviezen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Mijn vraag aan de regering is: hoe vindt u zelf dat het gaat? Erkent u dat uw eigen aandeel in deze crisis fors is?

Dat geldt voor de staatssecretaris voor Asiel, maar dat geldt natuurlijk minstens zozeer voor de minister voor Wonen, die verantwoordelijk is voor de wooncrisis. De heer Van Baarle zei daar behartenswaardige woorden over. Er is natuurlijk een enorm tekort aan woningen, een nog groter tekort aan sociale woningen en er is enorm geliberaliseerd. Dat is buitengewoon onwenselijk. Maar liefst 12.000 statushouders kunnen niet aan een woning komen. Het gevolg is natuurlijk stagnatie van de integratie van die statushouders, maar ook hoge kosten voor de maatschappij. Want de statushouders blijven gedwongen in een asielzoekerscentrum. Zij kunnen dan niet voor hun eigen inkomen zorgen. De overheid draait op voor die opvang. Ik maakte het sommetje al tegenover de heer Eerdmans: het komt neer op 12.000 statushouders die in een asielzoekerscentrum zitten en dat kost circa 335 miljoen euro per jaar. Dat is een enorm bedrag, dat we niet hadden hoeven uitgeven als er genoeg woningen waren geweest. Erkent de regering dat? Ik las gisteren een bericht dat er 800 woningen bij komen voor statushouders. Dat is een druppel op een gloeiende plaat. Ik vraag me af waarom we daar geen brief over hebben gekregen. Graag een toelichting.

Kan de regering aangeven wanneer dit tekort is opgelost? Lukt dat komend jaar? Ik wijs de regering op de voorstellen die de SP hiervoor heeft gedaan. Verdeel de vluchtelingen eerlijk over het land en over de gemeenten. Laat dus niet alleen arme gemeentes, maar ook rijke gemeentes vluchtelingen opvangen. Zorg voor kleinschalige opvang en voor buffercapaciteit, zodat je niet elke keer weer voor verrassingen komt te staat als de instroom tijdelijk wat hoger is.

Voorzitter. Tot slot over de overlast in Ter Apel bij het openbaar vervoer. Het kwam al even voorbij. Ik vind dat buitengewoon zorgelijk. De buschauffeurs voeren actie. Die moeten wij niet in de steek laten. Dat gebeurt nu wel. Ze worden structureel bedreigd, getreiterd en geïntimideerd, bijvoorbeeld door asielzoekers, veelal uit veilige landen, die weigeren te betalen. Mijn voorstel is als volgt. Ga aan tafel met alle betrokkenen. Werk oplossingen uit. Kijk naar de mogelijkheden die er zijn voor extra toezicht, voor rij-ontzeggingen en abonnementen. Maar zorg ervoor dat dit stopt. Veiligheid is het allerbelangrijkste, zeker voor onze eigen buschauffeurs.

De voorzitter:

Een laatste interruptie van de heer Markuszower, PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Ik wist niet dat ze beperkt waren. Maar prima, de laatste dan. De heer Van Dijk van de SP zegt: die buschauffeurs moeten we niet in de steek laten. Maar die laat de heer Van Dijk met zijn plannen wel in de steek, want hij wil door heel Nederland overal asielzoekerscentra bouwen, ze overal huisvesten en overal woningen aan ze geven. Ik was vorige week met de heer Wilders in Hengelo bij een voedselbank. Honderden mensen die geen geld meer hebben om eten te kopen.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Markuszower (PVV):

Al dat geld, het onderdak, het geld en het voedsel, geven we nu niet aan hen, aan mensen die vroeger SP stemden, maar dat geven we nu aan mensen uit het buitenland. Ik vraag aan de heer Van Dijk waarom hij dat faciliteert, zo tegen onze eigen Nederlanders in, tegen de eigen oud-SP-stemmers in?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wij staan voor een realistisch asielbeleid. Dat betekent dat mensen die recht hebben op opvang hier ook het recht hebben op de voorzieningen die er zijn. Mensen die geen recht hebben op asiel, die moeten terugkeren. Dat is de achilleshiel van het asielbeleid en van dit kabinet: het lukt niet om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te laten keren. Dat leidt ook tot de verstopping waar we het vandaag over hebben. Daarin moet je dus streng zijn, maar wij zeggen niet: Nederland op slot en nooit meer iemand toelaten. Dat is volstrekt onrealistisch. De SP pleit voor een eerlijk vluchtelingenbeleid en we nemen ons eerlijke deel aan vluchtelingen op in Nederland.

De voorzitter:

U bent aan het einde van uw betoog. Kijk eens aan. Dan geef ik het woord aan de heer Jansen van Forum voor Democratie. Gaat uw gang.

De heer Jansen (FVD):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Terwijl honderdduizenden Nederlanders geen woning kunnen krijgen, praten we vandaag over de huisvesting van nog meer immigranten. Want al decennia staan onze grenzen wagenwijd open. In 1947 was de Nederlandse bevolking voor nog meer dan 99% Nederlands. Inmiddels zijn we afgegleden naar 74%. De geleidelijke, maar gestage vervanging van onze bevolking gaat door. De projecties variëren van 2050 tot 2100, maar ergens in de tweede helft van deze eeuw zijn Nederlanders een minderheid in eigen land. Dit jaar nog moeten we nog duizenden asielzoekers een woning geven, binnen een maand dus. Volgend jaar moeten dat er nog bijna drie keer zo veel zijn. Waar een asielzoeker gemiddeld een sociale huurwoning toegewezen krijgt binnen tien weken, moet een Nederlander inmiddels tien jaar wachten.

En een huis is zo veel meer dan een hoop stenen. Het is een plek waar je je terugtrekt, waar je je veilig voelt, waar je samen bent met de mensen van wie je houdt. Het is een plek van zekerheid en geborgenheid. Het is een plek waar je een gezin kan stichten, om de kinderen die je krijgt een thuis te geven. Het is een plek waar het verleden samenkomt en de toekomst vorm krijgt. En het is precies dat wat Nederlanders wordt ontnomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een korte vraag. Kan de heer Jansen ons de definitie geven van "Nederlander"?

De heer Jansen (FVD):

Ja. Ik denk dat iedereen dat wel weet. Nederlanders zijn gewoon de mensen die hier altijd zijn geweest.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mijn moeder komt uit Ierland, is gewoon getrouwd met een Nederlandse man.

De heer Jansen (FVD):

Ja, dat is hartstikke mooi.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ze is ook gewoon Nederlander, maar ze is niet altijd hier geweest. Als we helemaal teruggaan in de historie: heel veel mensen stammen af van hugenoten of van Fransen of van Spanjaarden. Ik wil wel duidelijk hebben, voor de zuiverheid van de discussie, wat een Nederlander is.

De heer Jansen (FVD):

Mensen kunnen dus ook Nederlander worden, zoals de moeder van mevrouw Van der Plas. Dat klopt. Dat gebeurt ook. Ik denk dat grotendeels iedereen het wel aanvoelt of iemand een Nederlander is of niet. In elk geval is het heel duidelijk dat de cijfers uitwijzen dat de mensen die uit Nederland komen — dat zijn de mensen die hier nou eenmaal zijn geweest, en dat kunnen sommige mensen vervelend vinden, maar ja, de geschiedenis gaat zoals die gaat — steeds meer in de minderheid raken. Die groep neemt steeds verder af.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Jansen zegt "iedereen kan het wel aanvoelen", maar ik dus niet. Anders sta ik hier niet, want ik voel dat niet aan. Ik zou wel graag willen weten wat dan een Nederlander is. Als u gewoon benoemt wat u een Nederlander vindt, vind ik dat ook goed. Daar heb ik verder geen oordeel over. Als ik hoor "de Nederlander", kan ik me daar niet zo veel bij voorstellen. Wat u daarmee bedoelt, dan.

De heer Jansen (FVD):

Dat is precies het probleem, namelijk dat mevrouw Van der Plas dat niet voelt. Ik denk dat het CBS heel duidelijk is. Bij migratiecijfers heb je de categorieën Nederlands en niet-Nederlands. Dat is de categorie die ik bedoel. U kunt daar heel moeilijk over doen.

De voorzitter:

Nou. U vervolgt uw betoog.

De heer Jansen (FVD):

Jonge mensen wonen steeds langer bij hun ouders. Er zijn gewoon geen huizen meer voor hen over. Ruim 30% van alle 25-jarigen woont inmiddels nog thuis. Het is nu simpelweg onmogelijk om in je eentje een huis te huren, laat staan te kopen. De sociale gevolgen hiervan zijn desastreus. Nederlanders krijgen steeds later en steeds minder kinderen. Onze bevolking krimpt maar de populatie groeit, maar enkel nog door immigratie. We zien nu al in onze grote steden dat Nederlanders in de minderheid zijn. Het geboortecijfer van de Nederlander duikt momenteel onder de 1,5, terwijl het voor een stabiel bevolkingspeil minimaal 2,1 moet zijn. Dat betekent dat het aantal Nederlanders met 25% per generatie afneemt.

Ons land verandert. Als je op straat loopt, vraag je je soms af waar je bent. Het gevoel van onwerkelijkheid dat je overvalt als je alleen maar andere talen om je heen hoort. Groepjes duistere figuren met capuchons en scooters die op straat rondhangen en met onbekende bedoelingen om zich heen kijken. Het gevoel van onveiligheid. Het gevoel van bevreemding. Het gevoel dat je je niet meer thuis voelt. Als mevrouw Van der Plas dat gevoel niet kent, dan denk ik dat zij niet in contact is met heel veel Nederlanders die dat wel voelen.

Nederlanders hebben Nederland niet verlaten, maar Nederland heeft wel de Nederlanders verlaten, of beter gezegd: jullie hebben de Nederlanders in de steek gelaten. Iedereen hier is bezig met huisvestingsfondsen en met 1 miljoen woningen bouwen in tien jaar, maar niemand durft te benoemen waarom dat überhaupt nodig zou zijn. Als jullie en jullie partijen niet 50 jaar lang de halve wereld hierheen hadden gehaald, dan zouden we niet in deze problemen zitten. Ja, deze partijen, VVD, CDA, D66, ChristenUnie en PvdA, zijn verantwoordelijk voor de ondermijning van ons land en onze bevolking. 4 miljoen mensen werden hierheen gehaald. 4 miljoen! En dan tellen we alleen nog maar de eerste en de tweede generaties. De derde en de vierde worden niet eens meegerekend. 4 miljoen mensen. Wat een impact heeft dat gehad op onze maatschappij.

Stel je voor dat dat niet gebeurd was. Stel je voor hoe ons land er dan uit had gezien. Dan waren de ziekenhuizen nu niet overbelast. Dan kampten we niet met leerachterstanden in het onderwijs en waren de klassen niet zo groot. Dan hadden we al die criminaliteit en straatoverlast niet. Dan hoefden we onze natuur- en landbouwgronden niet op te offeren voor overtollige woningen. Dan was er gezelligheid en vertrouwen. Dan hoefden de deuren en de fietsen niet op slot. Dan hoefde je niet over je schouder te kijken bij een pinautomaat. Dan konden meisjes onbezorgd alleen over straat. Dan was het onschuldig om nagefloten te worden in plaats van dat intimiderende gesis en gescheld met "kankerhoer".

Voorzitter. We hebben niet meer huizen nodig, maar we hebben minder immigranten nodig. Laten we daar werk van maken, want wij gaan hier nooit weg.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Jansen. Er is een interruptie van mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik vond de vraag van mevrouw Van der Plas eigenlijk wel terecht. Wie is dan de Nederlander? Als jij de Nederlandse nationaliteit hebt gekregen, ben je dan een Nederlander? Mag je je dan …

De heer Jansen (FVD):

Dat kan. Dat kan. Ja, absoluut. Mensen kunnen Nederlander worden. Dat zei ik net al heel duidelijk, maar in heel veel gevallen zien we dat dat helemaal niet het geval is. Ik vind het bovendien selectieve verontwaardiging dat hier wordt gedaan alsof dit een heel erg omstreden iets is. We weten allemaal waar dit over gaat. U loopt toch ook over straat? U ziet toch ook die groepjes? U voelt zich toch ook weleens bedreigd?

De voorzitter:

Graag via de voorzitter.

De heer Jansen (FVD):

Mevrouw Kuik voelt zich toch ook zo?

De voorzitter:

We gaan het horen. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het gaat mij om het punt dat het goed is om te horen, ook van FVD, dat je echt Nederlander bent als je genaturaliseerd bent en je het Nederlanderschap dus hebt gekregen. Dat is in ieder geval wat ik hoor. Dan hoor je erbij en mag je trots zijn dat je onderdeel bent van ons volk.

De heer Jansen (FVD):

Nee, ik denk niet dat het zo is. Dat is precies het punt dat ik probeer te maken: naturalisatie betekent niet dat er iets fundamenteel verandert aan een mens. Wij geven aan de lopende band paspoorten weg. Uw partij heeft recent bijvoorbeeld nog gestemd om 10.000 nieuwe paspoorten uit te geven aan allerlei mensen van overal vandaan. Sommige mensen kunnen hier wel degelijk integreren, meedoen en Nederlander zijn, maar we zien dat dat voor heel veel mensen niet geldt.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Wat een Nederlander is of niet, is juridisch bepaald, dus juridisch is uw verhaal onzin. Maar misschien ligt het wat dieper. Misschien is het een gevoel van "wij/zij" en ligt het veel dieper dan het juridische, een paspoort of de vraag of je hier geboren bent of niet.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mijn vraag is: ben ik volgens u een Nederlander?

De heer Jansen (FVD):

Ik ken u niet supergoed, maar voor zover ik dat weet wel.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Oké. Dan ga ik hier toch vragen …

De heer Jansen (FVD):

Ik wil het wel toelichten.

De voorzitter:

De heer Jansen krijgt de kans om het even toe te lichten.

De heer Jansen (FVD):

Ik vind u een bijzonder prettig en vriendelijk persoon. Ik heb helemaal … Wat zegt u? Nou ja, dat is wel degelijk deel van …

De voorzitter:

Wacht. Wacht. Ik wil niet dat de zaal mee gaat doen. De heer Jansen is aan het woord.

De heer Jansen (FVD):

Misschien moeten ze aan de microfoon komen.

Ik zou het heel leuk vinden om een keer een kopje koffie te drinken. Dan kunnen we elkaar nader leren kennen, maar ik heb niet het idee dat daar enigszins twijfel over zou zijn.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Fijn dat de heer Jansen mij een prettig persoon vindt. Kan ik hier dan uit afleiden dat niet-prettige mensen niet-Nederlanders zijn? Trekt u de scheidslijn zo? Juridisch trekt u hem niet …

De voorzitter:

Ook graag via de voorzitter, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik vraag mij dus af of niet-gezellige mensen — volgens mij zei u niet-prettige mensen — niet-prettige mensen voor u niet-Nederlanders zijn. Is dat het onderscheid dat u maakt? Zo nee, wat dan wel?

De heer Jansen (FVD):

Dat is een kenmerk daarvan, een soort exponent. Ik heb het bijvoorbeeld over de straatterreur die plaatsvindt. Dat zijn geen prettige mensen en dat vind ik absoluut niet een Nederlands iets. Zo gaan we niet met elkaar om.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb nog één vraag. Als iemand, ongeacht waar zijn of haar ouders of grootouders vandaan komen, terreur pleegt op straat, baldadig is of overlast geeft, dan is diegene voor Forum voor Democratie de facto geen Nederlander. Begrijp ik dat goed?

De heer Jansen (FVD):

Nee, natuurlijk niet. We gaan nu een beetje doen alsof er geen geschiedenis is, alsof iedereen in dit land er opeens — poef! — was. Nee, die mensen zijn ergens vandaan gekomen. Kunnen mensen Nederlander worden? Dat zou misschien kunnen, maar als bepaalde groepen dit structureel doen, dan moeten we geen verstoppertje gaan spelen. Ja, ook mensen die van origine Nederlander zijn, kunnen heel vervelend zijn. Maar waarom importeren we meer van dat soort gedrag?

De voorzitter:

Eerst mevrouw Koekkoek, dan de heer Eerdmans en dan de heer Boulakjar.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik ga even door op de lijn van de vragen die eerder gesteld zijn over wat een Nederlander is. Onder het cijfer dat net genoemd werd uit de CBS-statistieken val ik wel, maar mijn kinderen niet. Hoe kan dat?

De heer Jansen (FVD):

Omdat het een heel strikte definitie is. Maar het klopt dat je daar ook weer onderscheid in hebt. Het CBS hanteert nu nog allerlei categorieën, maar die worden in 2022 verwijderd.

De voorzitter:

Dit was trouwens ook uw laatste interruptie. De heer Eerdmans en dan de heer Boulakjar.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil dit thema eigenlijk verlaten en het gewoon over het onderwerp van dit debat hebben, namelijk ... Ja, doe dat eerst maar even.

De voorzitter:

Ja, eerst de heer Boulakjar van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Wat ik hier vandaag hoor, is echt weer een dieptepunt in deze Kamer. Hier staat een collega-parlementariër die even bepaalt wie wel of geen Nederlander is. Dat is echt schandalig! Dat wil ik even gemarkeerd hebben. Maar ik wil ook vragen wie volgens zijn definitie Nederlander is. Is collega Hülya Kat Nederlander? Jorien Wuite? Kati Piri? Gidi Markuszower? Vera Bergkamp? Khadija Arib? Al die fantastische mensen die zich dagdagelijks inzetten voor dit land? Bepaalt u, meneer Jansen, of zij wel of geen Nederlander zijn?

De heer Jansen (FVD):

Ik denk dat we dat met elkaar bepalen. Hoe mensen zich opstellen, heeft daar een hele grote rol in. Maar ik vind wel dat hier een heel schijnheilig debat wordt gevoerd. Ik vind het heel erg schijnheilig hoe dit gaat. Het is net een of andere bingokaart: we hebben er weer afstand van genomen. We moeten het hier een keer over hebben. Als wij willen dat Nederland blijft bestaan in de komende honderden jaren, dan moeten we het hierover hebben. We dreigen een minderheid te worden in ons eigen land. Dat gaat gebeuren. Als we dat niet onderkennen, dan gaat dat gebeuren.

De voorzitter:

Dit is uw laatste vraag. Daarna gaan we weer naar het debat over het onderwerp.

De heer Boulakjar (D66):

We kennen Forum voor Democratie als de partij van homeopathische verdunning. Dat was al een dieptepunt. Maar ik stel nogmaals de vraag: zijn alle parlementariërs met een migratieachtergrond wel of geen Nederlanders?

De heer Jansen (FVD):

U wilt dat ik mensen over één kam ga scheren, maar dat ga ik niet doen.

De voorzitter:

Laten we inderdaad weer teruggaan naar het onderwerp waar het debat over gaat. Het woord is aan de heer Eerdmans. Gaat uw gang.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb een vraag aan de heer Jansen. We hebben nu een debat over statushouders. Dat zijn mensen die een verblijfstitel hebben gekregen voor de duur van jaren. Soms wordt die daarna verlengd of zelfs permanent. De vraag is: waar gaan we die mensen huisvesten volgens de heer Jansen?

De heer Jansen (FVD):

Idealiter gewoon in hun eigen land.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar als die mensen hier een titel hebben, kunnen we ze niet naar het buitenland verschepen. Dat lijkt mij ook in Forumland onmogelijk. Maar de vraag is: bent u het met mij eens dat we dat moeten doen in geclusterde centrale voorzieningen, buiten de woningvoorraad die we nu kennen en waar druk op zit in de gemeenten? Zo kunnen we die mensen huisvesten.

De heer Jansen (FVD):

Nee, ik ben ervoor dat ze teruggaan naar het land waar ze vandaan komen. Ik vind ook dat we moeten kijken of we de permanente verblijfsvergunningen die we in de afgelopen vijftien jaar hebben uitgegeven, kunnen herzien.

De heer Eerdmans (JA21):

Oké. Bent u ervan op de hoogte dat u zelf een motie heeft ingediend op 8 juli die ervoor pleit en de regering ertoe oproept om huisvesting mogelijk te maken op regionale of centrale locaties, zodat de woningen in eerste instantie weer aan Nederlanders kunnen worden toegewezen? Die motie is overigens mede ondersteund door de VVD, door ons en de PVV.

De heer Jansen (FVD):

Dat kun je als een soort tijdelijke oplossing zien, maar ze moeten gewoon weg.

De voorzitter:

Meneer Eerdmans, tot slot. Dit is uw laatste interruptie.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, dat is goed. U deed een beetje schamper naar mij: wat doe je nou enzovoorts. Ik denk dat we dit voorstel opnieuw zouden kunnen indienen, omdat je daarmee de druk verlicht. Het gaat erom hoe we ervoor kunnen zorgen dat die wachtlijsten niet nog langer worden voor mensen die hier al jaren op zitten te wachten en we toch voldoen aan onze plicht om deze mensen een huis te geven. Ik denk dat u daar iets minder schamper over kunt doen als u zelf nog geen halfjaar geleden zo'n voorstel heeft ingediend.

De heer Jansen (FVD):

Dat voorstel ging over iets heel anders. Dat gaat over azc-locaties. Dat gaat niet over het bijbouwen van woningen maar over het ...

De heer Eerdmans (JA21):

Nee hoor.

De heer Jansen (FVD):

Jawel. Dat was de intentie van onze motie.

De voorzitter:

Misschien kunt u straks even de moties uitwisselen.

De heer Jansen (FVD):

U kunt daar een soort semantische discussie over willen voeren, maar het gaat erom dat we niet nu allemaal massaal woningen moeten gaan bijbouwen voor mensen die hier gewoon niet zouden moeten zijn.

De voorzitter:

Ik dank u wel, meneer Jansen.

De heer Jansen (FVD):

Dank.

De voorzitter:

Dan gaan we over naar de maidenspeech van de heer Boulakjar. Dat is altijd een vrolijk moment. Zoals te doen gebruikelijk, zijn er geen interrupties en krijgt de heer Boulakjar ook iets meer tijd voor zijn verhaal. Het woord is aan de heer Boulakjar van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik dacht: laat ik maar een mooi thema uitkiezen voor mijn maidenspeech. Ik heb fans meegenomen, zie ik.

Voorzitter. Een paar weken geleden legde onze woordvoerder Integratie, Salima Belhaj, een boek op mijn bureau, met de titel "Een halve eeuw in Nederland", met verhalen over de eerste generatie gastarbeiders. Het boek deed me aan mijn eigen vader denken, die in 1966 als jonge man alleen vanuit de Marokkaanse Rif naar Nederland kwam. Ik moest denken aan al die jonge mannen die hun familie, kinderen en geschiedenis achterlieten voor een beter bestaan in Europa. Vandaag wil ik hen, al die hardwerkende gastarbeiders, vanaf deze plek eren door mijn maidenspeech aan hen te wijden.

Voorzitter. Mijn vader vond zijn nieuwe thuis in Breda, waar hij aan de slag ging bij chipsfabriek Nibb-it. Met een aantal neven en vrienden huurde hij een pension, en hiermee begon zijn nieuwe leven in Nederland: hard werken, niet zeuren en tevreden zijn met de kansen die je krijgt. Dat was hun instelling. Elke zomer ging hij terug naar zijn vrouw in Marokko. Het is niet toevallig dat daardoor mijn broers en zussen in april jarig zijn. Maar na zeventien jaar alleen zijn in Nederland begon de eenzaamheid zijn tol te eisen. De gezinshereniging verliep stroef omdat er geen uitzicht was op een geschikte huurwoning. Met hulp van zijn huisarts, die zijn eenzaamheid opmerkte, vond hij uiteindelijk een gezinswoning, waar mijn ouders tot op de dag van vandaag wonen. Kort na het tekenen van het huurcontract in 1982 — ik heb het meegenomen, altijd goed bewaard — kwam ons gezin over om aan een nieuw bestaan in Nederland te beginnen. Thuis hadden we het niet breed. Want naast het eigen gezin onderhield mijn vader ook zijn ouders en familie in Marokko. Vader stuurde ons naar de protestants-christelijke basisschool. We leerden er omgaan met verschillende culturen. Ieder jaar met kerst gingen we met school naar de kerk. Het Gloria in excelsis Deo zit nog altijd in mijn hoofd.

Voorzitter. Mijn interesse voor de politiek heb ik meegekregen van mijn vader. Als kleine jongen keek ik avondenlang als vertaler met hem mee naar de debatten op tv met Lubbers en later Kok. Groot respect had hij voor hen. Vertalen deed ik niet alleen tijdens het kijken van debatten met m'n vader. Toen onze school een afdeling kreeg voor nieuwkomers en vluchtelingen, hielp ik de kinderen uit Marokko die Berbers spraken, op weg.

Voorzitter. Ik help mensen graag op weg. Na mijn studie ben ik als maatschappelijk werker gaan werken met jongeren in kwetsbare wijken en later als adviseur in het sociaal domein en in de gemeenteraad van Breda. Ook hier, vanuit de Kamer, wil ik mensen op weg helpen met betaalbare huisvesting en gelijke kansen om te kunnen opgroeien in een leefbare wijk.

Voorzitter. Het verhaal van de eerste generatie gastarbeiders was niet slechts het beeld van arme jonge mannen die naar Europa kwamen voor een beter bestaan. Het is ook een verhaal van pioniers, die Europa kwamen helpen opbouwen. Net als in de jaren zestig kampt Nederland nu met personeelstekort. Er liggen kansen voor statushouders om snel aan de bak te kunnen en bij te dragen aan een sterk Nederland. Niemand heeft er wat aan dat statushouders te lang blijven zitten in asielzoekerscentra. Iedere dag dat zij niet de taal kunnen leren, afgezonderd leven en niet kunnen werken aan hun ontwikkeling is een dag te veel. Om zo snel mogelijk volledig mee te kunnen doen, is huisvesting daarom essentieel. Het is goed dat we vandaag het debat voeren over de huisvesting van statushouders.

Voorzitter. Dat we een tekort hebben in Nederland is bekend. Veel mensen wachten op een betaalbare woning. Voor de lange termijn moeten we daarom sneller en meer bouwen. Tijdelijke woningen kunnen bij uitstek een oplossing zijn voor de korte termijn. Deze woningen zijn betaalbaar, snel te plaatsen en tegenwoordig ook duurzaam en geïsoleerd gebouwd. Het is goed om te zien dat de eerste resultaten van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen bekend zijn en dat met 35 miljoen euro al voor bijna 9.000 extra woon- en verblijfplekken is gezorgd. Ik heb hier nog enkele vragen over aan de minister. Op welke termijn staan deze woningen vanuit de regeling er naar verwachting? Hoe worden gemeenten verder nog ondersteund in het realiseren van woningen voor spoedzoekers? En op welke wijze worden projecten om verschillende groepen spoedzoekers samen te huisvesten gestimuleerd?

Voorzitter. Voordat je kunt werken aan voldoende huisvesting voor statushouders, is het van belang dat er goed zicht is op de in- en uitstroom bij het COA. Het beeld is dat er vaak te laat in actie wordt gekomen als er signalen zijn dat de instroom toeneemt, maar ook als de uitstroom naar huisvesting stokt, met als gevolg noodopvang en steeds weer urgente verzoeken aan gemeenten. Het probleem begint in Ter Apel en vloeit vervolgens naar andere gemeenten. De staatssecretaris geeft aan dat zij met COA en de Landelijke Regietafel probeert het aantal opvangplekken te laten aansluiten bij de prognose, maar dat dit nog niet altijd van de grond komt. Kan zij nader ingaan op de vraag waarom het aansluiten bij de prognose nog steeds niet goed lukt? Kan zij uitleggen waarom het zo lang duurde om in actie te komen, terwijl het ook eerder al duidelijk was dat gemeenten mede door het tekort aan woningen hun taakstelling niet zouden halen?

Voorzitter. Als wij het huisvesten van statushouders goed willen oppakken, zullen Rijk en gemeenten moeten samenwerken. Ik zie lokaal dat gemeenten hun verantwoordelijkheid willen nemen als er een beroep op hen wordt gedaan, bijvoorbeeld in de regio De Baronie in mijn eigen Brabant, waar verschillende gemeenten samen zorgen voor tijdelijke woningen voor statushouders. Zijn er meer van dergelijke voorbeelden waar regionale samenwerking goed werkt? Wat kan de minister doen om zulke samenwerking tussen gemeenten nog meer te stimuleren?

Voorzitter. Ik rond af. Ik begon mijn verhaal met de eerste generatie gastarbeiders. Zij hebben veel betekend voor ons land. Niet alleen hebben ze bijgedragen aan een sterke economie, maar ze hebben ook veel talent voortgebracht: topsporters, burgemeesters, Kamervoorzitters, parlementariërs, en al die mensen die dagelijks onze samenleving draaiende houden, zoals in de zorg en in het onderwijs. Het zijn verhalen van vele Nederlanders die de kansen hebben benut die onze samenleving biedt. Dat is voor mij ook het verhaal van D66. Ik ben trots dat ik dankzij een van die gastarbeiders hier vandaag mag staan, op een eervolle plek, om Nederland te dienen en samen met collega's dit prachtige land sterk en verbonden te houden.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boulakjar, voor uw mooie en ook persoonlijke verhaal. Ik wens u heel veel succes in deze Kamer. Volgens mij hebben we er een positief gericht Kamerlid bij en ik wens u heel veel succes. Ik stel voor dat we even heel kort schorsen. Dan kunt u de felicitaties in ontvangst nemen. Ik zie al heel veel collega's van u klaarstaan. Daarna gaan we weer verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de huisvesting van statushouders. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB voor haar inbreng.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, en nogmaals felicitaties aan de heer Boulakjar voor zijn prachtige maidenspeech. Hij is mijn favoriete D66'er, zeg ik weleens. Dat vertellen we nog wel een keer.

Voorzitter. Vluchtelingen zijn ons land niet vreemd. De Vlamingen die voor het schrikbewind van de Spanjaarden vluchtten, vonden hier een thuis. Portugese Joden en Franse hugenoten vonden hier acceptatie van hun geloof. En in de Tweede Wereldoorlog zorgden veel boeren onder andere voor onderdak voor Joden op het platteland. Jaren later ontvingen we nog Indonesiërs en ex-Joegoslaven. Het verschil met nu is dat er in al die vluchtelingenstromen duidelijkheid was. We wisten wie de mensen waren, wat Nederland voor ze kon doen en wat ze bij ons gingen bijdragen. Dit staat in groot contrast met nu. We hebben een enorme stroom vluchtelingen, van wie voor veel mensen de herkomst en de connectie met Nederland onduidelijk is, en van wie de rol in onze samenleving niet wordt ingevuld. Het lot van vluchtelingen is op afstand van de samenleving komen te staan.

Dit jaar was het 70-jarig jubileum van het Vluchtelingenverdrag van 1951. Normaal ben ik altijd wel te porren voor een feestje, maar nu niet. Dit verouderde verdrag biedt namelijk geen antwoorden op migratie-uitdagingen van vandaag. Van links tot rechts in deze Kamer leeft er ontevredenheid over dit tekortschietende verdrag. Kan de staatssecretaris aangeven of zij het verdrag vindt passen bij de huidige tijd? En kan de staatssecretaris de opties delen die Nederland heeft in het aanzetten tot herziening van dit verdrag?

Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris druk is om mijn motie over vluchtelingen in rijksgebouwen uit te voeren. Ik moet er vrede mee hebben dat ze niet in dit gebouw kunnen komen. Wel wil ik mijn collega's hier in de Kamer het volgende meegeven. Alle ongemakken die wij voelen over veiligheid of verstoring van het werk door dit voorstel gelden ook voor mensen in Nederland. Een azc of noodopvang plaatsen in een kleine gemeenschap heeft ook daar enorme gevolgen voor het gevoel van veiligheid en de dagelijkse gang van zaken. Die mensen vragen zich ook af: hoe schaffen wij das? Het is van enorm belang dat wij ons daarvan bewust zijn, want vaak worden deze mensen gelijk beticht van racisme of fascisme. De polarisatie wordt alleen maar groter. Maar vaak zijn het gewoon angst, onzekerheid, onduidelijkheid en vooral onwetendheid.

De slechte omstandigheden waarmee vluchtelingen nu kampen in de opvang zijn er mede aan te wijten dat een groep migranten geen status krijgt, bijvoorbeeld uitgeprocedeerde asielzoekers die faciliteiten bedoeld voor kwetsbare vluchtelingen bezet houden. Nederland moet wat BBB betreft maximale diplomatieke druk zetten op veilige landen die weigeren hun burgers terug te nemen. Wil bijvoorbeeld Marokko niet meewerken? Misschien moeten financiële transacties van Nederland naar Marokko dan ook wel lastiger worden. En misschien zal Nederland dan in Brussel wél aansturen op een minder goedlachse invulling van de associatieovereenkomst. Kan de staatssecretaris toelichten wat ze op dit vlak al heeft geprobeerd en wat ze nog bereid is te proberen?

Voorzitter. Een aantal maanden terug ben ik met mijn zeer gewaardeerde medewerker Alexander — hij zit daar in de hoek — zelf gaan kijken in het azc in Ter Apel. Bij de Dienst Terugkeer en Vertrek leerde ik over de creatieve en praktische manieren waarmee zij tot een aantal jaren geleden vrijwillige terugkeer wisten te bevorderen. Een Ethiopische man nam bijvoorbeeld genoegen met een Barneveldse kippenren, zodat hij thuis een kippenhouderij kon beginnen. Een Nigeriaan kon met de aanschaf van een tweedehands maatpak zijn thuisdorp ervan overtuigen dat hij het wél gemaakt had in Europa, want de schaamte van jonge mannen is bij terugkeer vaak groot. Een simpel pak maakte dat hij terug durfde naar huis.

De middelen en regelgeving die deze creativiteit mogelijk maakten, zijn de afgelopen jaren ingeperkt. Dat snap ik. Er was een behoefte in de Kamer om geen cadeautjes uit te delen aan uitgeprocedeerde asielzoekers. Maar daar hebben we volgens mij een fout mee gemaakt. Als de dienst voor een paar tientjes een pak kan kopen en daarmee een uitgeprocedeerde asielzoeker kan bewegen terug te keren naar zijn land van herkomst, dan is dat het dubbel en dwars waard. Kan de minister zeggen wat de mogelijkheden zijn om de dienst meer ruimte te geven voor dit soort praktische oplossingen? Ik weet het: het zal de uitstroom niet direct oplossen en veel mensen zullen zeggen dat het een druppel op de gloeiende plaat is. Maar vele druppels maken de plaat wel minder gloeiend.

Ondertussen stokt ook de doorstroom van hen die hier wel mogen blijven. Ik snap de spagaat waarin de staatssecretaris verkeert. Als je veel statushouders voorrang geeft, gaat dat ten koste van lang wachtende Nederlanders, omdat er te weinig huizen zijn. Dus moeten er meer huizen komen. Maar dat gaat niet, vanwege de door onszelf opgelegde stikstofbeperkingen. Ook zijn we dit land langzaam aan het vastreguleren. Voorlopig blijft de enige optie dus om de instroom aan de voorkant te beperken, zodat het systeem ruimte krijgt om te ademen. Is de staatssecretaris het hiermee eens? Ziet zij andere uitwegen uit deze vicieuze cirkel? We moeten zorgen dat deze mensen een plek krijgen om te wonen, zodat ze kunnen werken en integreren in de samenleving, maar dit mag niet ten koste gaan van mensen die al jaren op een woning wachten. Dit is oneerlijk. Ook zij hebben dringend woningen nodig en zij wachten al veel langer.

Voorzitter, ik rond af. Op het Vrijheidsbeeld in New York staat: Give me your tired, your poor, your huddled masses yearning to breathe free. Oftewel: Geef me je vermoeide, je arme, je ineengedoken massa's die ernaar verlangen om vrij te ademen. Een mooie spreuk, maar dan moet die ademruimte er wel zijn en dan moeten we ook de capaciteit hebben om daaraan te voldoen. En dat is op dit moment niet het geval.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik dank u zeer voor het woord. Allereerst ook vanaf deze plaats felicitaties aan collega Boulakjar voor zijn mooie, persoonlijke maidenspeech, op een relevant thema inderdaad.

Mevrouw de voorzitter. Je zult maar starter zijn en al jarenlang wachten op een sociale huurwoning. In de wijk komt een huis vrij. Eindelijk. Maar helaas, je hebt er niets aan, want een paar dagen later neemt een statushouder daarin zijn intrek. De hoge asielinstroom en de krapte op de woningmarkt zorgen voor enorme problemen, en ze versterken elkaar ook nog eens een keer. Het is terecht dat er gesproken wordt over zowel een wooncrisis als een asielcrisis. Gemeenten en provincies moeten in allerijl op zoek naar opvangplekken voor asielzoekers. En ja, die zijn er eigenlijk niet. Daarom wil de SGP nu de grenzen sluiten voor mensen die in andere landen veilig zijn.

We zijn nog niet van dit probleem af; het is structureel. Een fundamenteel debat over de vraag hoe wij de hoge immigratie het hoofd gaan bieden als klein en dichtbevolkt land moeten we niet langer uit de weg gaan. Natuurlijk wordt erover gesproken. Natuurlijk worden stellingen betrokken. Maar het blijft vanuit de loopgraven gebeuren en wat ons betreft bezinnen we ons grondig op het beleid.

Voorzitter. Woningzoekenden worden helaas de dupe van de asielcrisis. Laat het helder zijn: de SGP vindt dat statushouders een dak boven hun hoofd verdienen. Maar in vrijwel alle gemeenten gaat een sociale huurwoning nog steeds met voorrang naar een statushouder in plaats van naar een jong gezin. En dat is naar onze overtuiging niet uit te leggen. Wat de SGP betreft kan het ook best wat soberder; zo kent u ons trouwens ook wel. Er moet veel meer worden ingezet op kantoorgebouwen, semipermanente woonunits, niet-zelfstandige woonruimte waar meerdere statushouders ondergebracht kunnen worden. Dat is een serieuze optie. Deelt de minister dan wel de staatssecretaris deze gedachtegang? Sinds 2017 zijn gemeenten niet meer verplicht om statushouders een voorkeursbehandeling te geven. Slechts een handjevol gemeenten merkt statushouders inmiddels niet meer aan als urgent. Kan het kabinet aangeven waar dit in zit? Hoe gaat het kabinet de gemeenten aanmoedigen om alsnog af te zien van dit voorkeursbeleid? Gemeenten die geen gebruikmaken van het voorkeursbeleid, moeten in de huisvestingsverordening vastleggen hoe ze invulling geven aan hun taakstelling. Werkt deze bepaling niet belemmerend voor het afschaffen van die urgentiebepaling?

Voorzitter. Wij kijken vooruit naar het jaar 2022. Het COA verwacht voor dat jaar op zijn minst 42.000 asielopvangplekken nodig te hebben. En dan heeft men nog een optimistische bril op. Concrete vraag aan de staatssecretaris: hoe staat het met de huurcontracten van het COA die binnenkort aflopen? Om hoeveel opvangplekken gaat het? En hoe bereidt de staatssecretaris zich voor op minder rooskleurige scenario's?

Voorzitter. COA-bestuursvoorzitter Schoenmaker zei recent in Trouw: wij willen af van het jojobeleid. Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Ik heb daar eerder voor gepleit. We zeggen al sinds 2015: investeer nou permanent in die asielketen. Helaas laveren we al jarenlang op de golven van een stuurloos proces. Wij volgen de markt, de pieken en de dalen. Kennis en expertise zijn verloren gegaan sinds de vorige asielcrisis en regie en visie ontbreken, moeten wij tot onze teleurstelling constateren.

Daarom doet de SGP drie voorstellen. In de eerste plaats: creëer een centraal permanent kenniscentrum waarin alle relevante data en kennis beschikbaar zijn. Het is nu heel erg verdeeld over allerlei instanties. Ten tweede: zorg voor meer geld en personeel, zodat de keten tegen een stootje kan en je niet afhankelijk bent van de pieken en de dalen in het aanbod. Ten derde: richt een speciaal crisisteam in voor situaties waarin sprake is van een onverwachte grote toename van asielzoekers. Op deze drie voorstellen krijg ik graag een reactie. Ik zie de beantwoording met vreugde tegemoet.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Piri van de PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst ook namens mij de felicitaties aan collega Boulakjar voor een prachtige speech. Ik kijk zeer uit naar onze samenwerking. Ik doe mijn inbreng vandaag mede namens GroenLinks.

Voorzitter. In de voorbereiding van dit debat kwam ik een artikel uit Trouw tegen van afgelopen oktober. De kop was: "Vluchtelingen in tenten wilde Nederland nooit meer. Waarom dreigt de geschiedenis zich dan toch te herhalen?" Dit is volgens mij de centrale vraag die we ons tijdens dit debat moeten stellen. Hoe is het toch mogelijk dat dit demissionaire kabinet zich telkens weer laat verrassen? Hoe is het mogelijk dat we ons weer in deze positie begeven met alle gevolgen van dien? Toen dit demissionaire kabinet in 2017 begon, waren de ambities voor een flexibelere asielopvang helder. Drie punten. Er zouden kleinere en voldoende opvangcentra komen. De samenwerking met gemeenten zou worden versterkt. En de stapeling van asielaanvragen zou zo veel mogelijk worden voorkomen. Al in 2018, één jaar nadat dit kabinet aantrad, had het COA een tekort van 5.000 plekken. Het jaar ervoor waren er locaties met in totaal 11.000 plekken gesloten. In 2019, het jaar dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aantrad, kwam het COA 5.000 plekken tekort. En nu, bijna twee jaar verder, komen we opnieuw duizenden opvangplekken tekort, maar liefst 13.000. Van de flexibele opvangcapaciteit werd geen werk gemaakt, ondanks de extra maatregelen van de staatssecretaris van vorig jaar december om tekorten in de opvangcapaciteit te voorkomen. Juist nu we in deze situatie zitten, verlaagt het kabinet het budget voor het COA voor 2022 met een bedrag van 128 miljoen.

Voorzitter. We moeten concluderen dat de ambities van het kabinet niet zijn waargemaakt op dit terrein, bij lange na niet. Ik ben erg benieuwd hoe de staatssecretaris de oorzaken achter de huidige tekorten duidt. En dat deze tekorten grote gevolgen hebben, moge duidelijk zijn. Op dit moment zijn er opvangcentra waar maar liefst 800 personen hutjemutje op elkaar verblijven. Het zijn hallen waar gordijntjes of een kast met lockers als muren functioneren. Het Rode Kruis gaf al aan dat we inmiddels onder de humane ondergrens zijn gezakt. In een land als Nederland zou niemand op deze manier moeten worden opgevangen. Niemand, maar zeker niet de mensen die zij aan zij met onze militairen in Afghanistan hebben gewerkt. Schaamteloos!

Hoe rijmt dit met het warmwelkombeleid voor Afghaanse oud-medewerkers dat Kamerbreed werd verwelkomd? Graag een reactie. Ook vraag ik me af waarom de samenwerking met gemeenten niet is verbeterd, ondanks de ambities uit het regeerakkoord. In een interview in de Volkskrant zei de burgemeester van Ter Apel, de heer Jaap Velema, dat op zijn noodverzoek om hulp aan het kabinet, en ik quote, "een grote radiostilte vanuit Den Haag volgde". Het kabinet deed volgens de burgemeester net alsof dit een lokaal probleem was, terwijl Ter Apel volgens mij de meest gastvrije gemeente is van Nederland. Ik hoor graag, nu Ter Apel jarenlang zijn dienst heeft bewezen, wanneer een nieuw aanmeldcentrum er gaat komen. Hoe kan het dat de samenwerking met de gemeenten om tijdig voldoende op te schalen, tekortschiet? Dat vraag ik aan de staatssecretaris. Is er uitgegaan van voldoende buffercapaciteit bij het COA om schommelingen op te vangen, zoals de ambitie luidde?

Voorzitter. In dit debat worden nieuwkomers door een aantal partijen als de grote zondebok neergezet. Terwijl zij niet de reden zijn dat heel veel Nederlanders op dit moment geen woning kunnen krijgen. Zelfs de wooncrisis met een tekort van 300.000 woningen in 2021 wordt aan deze kleine groep toegeschreven. Maar laten we elkaar gewoon de waarheid vertellen. De echte oorzaak van de huidige tekorten is het onderliggende wanbeleid, het niet nakomen van ambities, van afspraken die niks waard bleken te zijn. De echte oorzaak is het kop-in-het-zandbeleid waardoor opgetuigde opvangcentra weer werden afgebouwd als men even dacht dat deze niet meer nodig waren. Het is een geschiedenis die zich elke keer weer herhaalt zonder dat hier lessen uit worden getrokken. Het moet eens klaar zijn. Laat dit debat volgend jaar alstublieft overbodig zijn, is mijn oproep aan het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Piri. Dan geef ik het woord aan de heer Valstar van de VVD.

De heer Valstar (VVD):

Voorzitter. Dit debat werd op 14 september jongstleden aangevraagd door de heer Eerdmans. We hoorden hem al als eerste spreker, u kunt het niet gemist hebben. Dat is inmiddels bijna drie maanden geleden. In de tussentijd hebben we te maken gekregen met een forse instroom, die de keten nog verder onder druk heeft gezet, mede als gevolg van het opheffen van de coronareisbeperkingen en de komst van nareizigers en de plotsklapse evacuatie van Afghanen. Tel daar de 12.000 statushouders bij op die door het schreeuwende woningtekort in de azc's vastzitten en je hebt als resultaat dat de minister en de staatssecretaris met de hoed in de hand langs de gemeenten moeten om noodopvangplekken te realiseren. Dit is een ongewenste situatie, die natuurlijk z'n oorsprong vindt in de hoge instroom. Wat mijn fractie betreft, blijft de enige langtermijnoplossing opvang in de regio, zodat migranten niet langer op eigen houtje een gevaarlijke reis maken en een land uitkiezen dat hen goeddunkt.

Bovenop de hoge instroom zijn er een aantal frustrerende factoren die de druk op de opvang verder verzwaren. Ik noem er een paar. De Griekse statushouders die vanwege de erbarmelijke omstandigheden niet meer terug kunnen en dus hier opnieuw de molen ingaan. Welke stappen onderneemt het kabinet in samenwerking met andere Europese landen om de situatie in Griekenland te verbeteren? Betekent dit dat de Griekse statushouders op een later tijdstip alsnog kunnen terugkeren? Graag een reactie.

Dan het tweede: het weigeren van een coronatest door uitgeprocedeerde asielzoekers. Op deze manier zijn er al honderden Dublin-claimanten die opnieuw de procedure in zijn gegaan. Tegen alle mensen die een beetje een misselijk gevoel overhielden aan de motie die het vorige week, of twee weken terug, haalde, zeg ik dat iedere plek die door deze mensen bezet wordt gehouden ten koste gaat van een vluchteling die hier veiligheid zoekt en die misschien daardoor wel op een bureaustoel moet slapen. Wat voor gevoel roept dat op?

Drie. Als laatste dan nog het terugnemen van onderdanen door veilige landen, zoals Marokko. Ik dank de staatssecretaris voor haar reactie op mijn aangenomen motie om bij Frankrijk aan te sluiten met het treffen van visummaatregelen tegen landen die niet meewerken. In haar reactie schrijft ze dat Frankrijk ruimte ziet om strenger te toetsen. Tegelijkertijd schrijft ze dat de Nederlandse uitvoeringspraktijk weinig ruimte biedt om strenger te toetsen. Het kabinet schrijft eveneens dat niet minder visa-aanvragen in behandeling zijn genomen. Het is echter natuurlijk de vraag of minder visa zijn afgegeven. Dat blijkt het geval, want sinds januari is het aantal visa dat door Frankrijk is verstrekt aan Marokkanen afgenomen. Vooral de Marokkaanse transportsector doet zijn beklag over het niet meer verkrijgen van die visa. Wat is nu de uitkomst? Toetst Nederland strenger dan Frankrijk? Zo niet, waar zit dan die discrepantie?

De aantallen afgewezen asielzoekers op de voorgaande punten variëren van enkele honderden tot duizenden. Dat is een relatief klein aantal, maar het heeft een grote impact. Het zijn de verschillen die ertoe leiden of er een noodopvanglocatie in je gemeente komt of niet. Het zijn kleine aantallen, maar deze zetten in grote mate de draagkracht van de Nederlandse samenleving verder onder druk.

Los van de hoge instroom en de frustrerende factoren in de uitstroom is er ook een grote achterstand in de doorstroom. Ruim 6.000 statushouders zitten langer dan de afgesproken veertien weken vast in de azc's. De bewindslieden geven aan dat er tot juli 2022 een huisvestingsopgave ligt voor 14.000 statushouders. Hoe realistisch is dat, vraag ik zowel aan de staatssecretaris als aan de minister. Wordt met het geprognosticeerde aantal van 42.000 opvangplekken voor het volgende jaar ook rekening gehouden met het voldoen aan die huisvestingsopgave? Zo niet, hoe hoog wordt het aantal dan?

Voorzitter. Wat is het worstcasescenario met betrekking tot de opvangplekken voor asielzoekers? Stel dat alle noodopvangplekken en de tijdelijke azc's met een contract tot en met het eerste kwartaal van volgend jaar komen te vervallen, wat is dan de basis waarop het COA kan terugvallen? Kan de staatssecretaris hier toezeggen dat zodra het COA begint met het verkennen van een specifieke locatie ook de burgemeesters en wethouders hierin worden meegenomen? We hebben namelijk nogal eens voorbeelden gehoord van dat zij er eigenlijk mee werden overvallen, terwijl het al geregeld was.

Voorzitter, afrondend. Het amendement van mijn collega Koerhuis — waar zit hij? — werd gisteren aangenomen. Daarmee stellen we 100 miljoen beschikbaar voor de bouw van flexwoningen voor bijvoorbeeld statushouders, studenten en arbeidsmigranten. Als we kijken naar de drie pilots voor statushouders die nu lopen, dan zien we dat er circa €5.000 aan rijksbijdragen per flexwoning wordt gegeven. Dat betekent dat er circa 20.000 flexwoningen kunnen worden geplaatst. Mijn vraag aan de minister is: welk stappenplan richting het COA en de gemeente ligt er klaar? Kan zij daar de Kamer over informeren?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Valstar. Er is een interruptie van de heer Eerdmans. Dit is zijn laatste interruptie.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb een vraag aan de heer Valstar. Ik weet nog goed dat de heer Rutte hier bij de Algemene Politieke Beschouwingen zei: "In maart moet iedereen op die VVD-wethouders in al die steden gaan stemmen, want zij gaan de voorrangsregeling afschaffen. Hierdoor worden de mensen die al lang wachten niet gehinderd door instromende statushouders die deze woningen krijgen". Is de heer Valstar het met mij eens dat die oproep totaal nutteloos is, omdat het eigen VVD-kabinet die gemeenten dwingt om een aantal statushouders, nu weer 13.000, op te nemen?

De heer Valstar (VVD):

Even ter verheldering. Doelt u op het plaatsen van statushouders met voorrang in sociale huurwoningen …

De heer Eerdmans (JA21):

Yes.

De heer Valstar (VVD):

… of heeft u het over de taakstelling? In 2017 zat dat nog in de wet en dat is toen afgeschaft door de Tweede Kamer. Er zijn nu nog een aantal gemeenten die dat zelf kunnen bepalen. Ik heb uw migratieplan ook gelezen. De VVD komt daar vaak in voor, dus ik denk dat u ook het VVD-verkiezingsprogramma heeft gelezen. Daar staat ook in dat de VVD daar ook vanaf zou willen. Maar ik wil tegelijkertijd ook wel een dilemma schetsen. Als wij daar morgen mee zouden stoppen, lopen de azc's verder vol en dan staan wij hier volgende week weer een debat te voeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Nee, nee, meneer Eerdmans, het was al uw laatste interruptie. Maar u heeft nog een tweede termijn en het kabinet gaat straks nog alle vragen beantwoorden. U heeft echt voldoende interrupties gehad. Dat is echt zo. En we doen het voor iedereen gelijk, anders krijg ik ook weer andere collega's die zeggen dat ze ook nog een keer willen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Ik wil ook eerst beginnen met het feliciteren van mijn collega Boulakjar met zijn mooie en persoonlijke maidenspeech. Gefeliciteerd!

Voorzitter. We zitten in een vicieuze cirkel. De woningbouw stokt door vergunningsproblematiek en materiaaltekorten en overal in het land zien we een tekort aan woningen. Het is ook al enige jaren een uitdaging om voldoende woningen voor statushouders te realiseren. Tel daar ook nog eens bij op dat dit jaar veel meer statushouders gehuisvest moeten worden dan in 2020. Dit gaat een grote inspanning vergen. De vraag is: hoe doorbreken we dit? Wij willen dat mensen die een status hebben goed meedoen en integreren. We hebben er ook belang bij dat ze een start kunnen maken in onze samenleving.

Juist door statushouders zo snel als mogelijk uit een azc en in de samenleving te krijgen, krijg je een betere integratie. De inzet van flexibele woningen en tiny houses kan hier op korte termijn wat verlichting geven. Kan de minister aangeven wat voor 2022 de verwachtingen zijn rond deze flexibele woningen? In mijn eigen stad werden er, toen er een tekort was aan studentenwoningen, best wel vrij rap wooncontainers geplaatst. "Wooncontainers" klinkt guurder dan het is; je woont daar echt wel nice. Wat zijn hier nog de knelpunten en hoe kan de overheid gemeenten helpen bij deze opgave? Twijfelen gemeenten nog? Dan zou ik zeggen: daar is eigenlijk geen tijd voor.

Over mensen die hier geen kans maken en terugkeer traineren, hebben wij al bij meerdere debatten verschillende moties ingediend. We zien bij het ov, in de bussen, maar ook in de treinen, dat chauffeurs en passagiers zich onveilig voelen en ook onveilig zijn. Wij vinden dat dit niet zou moeten kunnen. Ik vraag de staatssecretaris of zij kan aangeven hoe zij samen met de regio's, de provincies en de bedrijven gaat bekijken hoe die veiligheid wel geborgd kan worden. De heer Van Dijk maakte dat punt al en de heer Valstar ook. Ik sluit me daarbij aan.

De Huisvestingswet zegt dat gemeenten elk halfjaar een vastgesteld aantal asielzoekers met een verblijfsvergunning moeten huisvesten. De provincie houdt hier toezicht op. Voor het CDA is het ook van belang dat er een eerlijke spreiding is over het land. De rijkere gemeenten zullen ook moeten deelnemen. Hier zit toch wel een discrepantie. Hoe ziet het kabinet dit?

Acuut zijn de problemen aan het begin van de procedure, bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Wat is hier de laatste stand van zaken? Is er voor de kerst voldoende opvangplek en dragen de provincies daarin elk hun deel bij? Wat kunnen en gaan de staatssecretaris en de minister doen als de provincies niet hun deel pakken, om te voorkomen dat alle druk weer bij Ter Apel komt te liggen?

Tot slot nog de vraag of we dit niet al eerder hadden kunnen voorspellen en of we hier niet eerder op hadden kunnen inspelen. Waarom hebben we de koppeling niet gelegd en rekening gehouden met gezinshereniging? We hebben een opdracht bij de IND neergelegd om achterstanden weg te werken. Dat levert op een gegeven moment natuurlijk ook meer zaken op. In hoeverre is er sprake van een koppeling? Kan dit voortaan integraal bekeken worden?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Ik geef het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook mijn felicitaties voor de prachtige maidenspeech. Ik kijk uit naar een goede samenwerking en het debat.

Voorzitter. Wat is het verschil tussen een Nederlands paspoort en een Nederlandse verblijfsvergunning? Daar lijkt het debat vandaag gedeeltelijk over te zijn gegaan. Gelukkig is dat debat niet door iedere partij zo gevoerd, maar wel te veel. We lijken vandaag te suggereren dat we asielzoekers en migranten anders kunnen en mogen behandelen. Iedereen heeft evenveel recht op een woning: een starter, een oudere, een dakloze en een statushouder. Het feit dat dit vandaag zo vaak door zo veel partijen betwist wordt, is schrijnend en tekenend voor hoever we in Nederland afgegleden zijn als het gaat over asiel en migratie. Waarom? Statushouders en woningen zijn twee verschillende debatten. Wonen hoort niet onder het asiel- en migratiebeleid, maar onder woningbeleid. Daarom wil ik kijken naar het grotere plaatje. Dat doe ik aan de hand van drie onderwerpen: noodopvang en noodmaatregelen voor asielzoekers, veilig wonen, en oplossingen en alternatieven.

Als eerste: noodopvang en noodmaatregelen. De structurele onderfinanciering van en bezuinigingen op het centrum voor opvang en asiel en het sluiten van asielzoekerscentra hebben geleid tot een tekort aan opvangplekken. De noodopvang die nu wordt ingesteld in tenten of hallen is ondermaats. Vooral kinderen en kwetsbare groepen zijn daar de dupe van. De staatssecretaris heeft al meerdere malen aangegeven dat het politieke draagvlak bij gemeenten vermindert met het oog op gemeenteraadsverkiezingen. Het COA en de IND geven aan dat de meeste ondersteuning voor opvang aan het verdwijnen is. Dit is onacceptabel. Welke acties neemt de staatssecretaris om deze problemen op te lossen? Worden er bijvoorbeeld best practices uitgewisseld tussen de verschillende gemeenten? Wordt er ook druk gezet op gemeenten die hun verantwoordelijkheid ontlopen? Welke stappen worden genomen om structurele oplossingen te bieden. Volt heeft bijvoorbeeld met You're welcome uitgezocht hoeveel gemeenten in Nederland wel opvang steunen. Is de staatssecretaris op de hoogte van dit initiatief? Werkt de staatssecretaris samen met gemeenten die onder dit initiatief vallen? Wordt er bijvoorbeeld ook gekeken naar kleinschalige opvang, zodat het voor gemeenten makkelijker wordt om opvang te verzorgen? Welke creatieve oplossingen worden gebruikt om zo snel mogelijk opvangplekken te creëren, zoals de inzet van leegstaande panden, vakantieparken en flexwoningen als tussentijdse oplossing?

Ten tweede: veilig wonen. De huisvesting van alle groepen verdient meer aandacht. Dat betekent dat voor iedere groep gekeken wordt naar een veilige woonomgeving en het creëren van meer sociale huurwoningen. Het zijn namelijk juist de kwetsbare groepen die het eerst het hardst worden geraakt. Dat gezegd hebbende, wil ik het hebben over een veilige woonomgeving voor asielzoekers en statushouders. Hoe staat het met het recht op onderwijs, sociaalpsychologische hulp en opvang op maat? Wordt er gelet op faciliteiten in de buurt, zoals werk, dagbesteding en scholing? Ziet de staatssecretaris verbetermogelijkheden op al deze aspecten? Het beleid dat er nu is, is dat men een bed moet aannemen als er een bed beschikbaar is. Dat werkt niet, met name niet voor kinderen. Hoe garanderen we dat kinderen in een veilige omgeving kunnen wonen? Hoe zit het met opvang die specifiek voor gezinnen is bedoeld? Wordt er ook specifiek aandacht geschonken aan alleenstaande minderjarige vluchtelingen en, zo ja, op welke manier? We zien ook dat lhbti'ers consequent slachtoffer worden van geweld binnen de opvang. De staatssecretaris stelt in haar antwoord op schriftelijke vragen dat geen gehoor zal worden gegeven aan suggesties uit het WODC-rapport om de opvangmogelijkheden te verbeteren. Kan de staatssecretaris hierover uitweiden? Welke maatregelen worden er dan wel getroffen? Hoe wordt opgetreden tegen protestanten die de woonomgeving van asielzoekers en statushouders onveilig maken?

Als laatste: wat willen we dan wel? Ten eerste: een structureel grotere financiering van het COA en de azc's om noodmaatregelen te voorkomen door een overschot aan opvangplekken te hebben. Ten tweede: structurele financiering van de IND, zodat procedures sneller verlopen en het een minder groot probleem is als statushouders langer in de opvang moeten blijven.

Ten derde: een tweede aanmeldcentrum en creatieve tijdelijke woonoplossingen. Ten vierde: woningbeleid waarin er meer aandacht is voor alle kwetsbare groepen, dus inclusief daklozen, studenten, starters en statushouders. Tot slot: het recht op wonen niet afhankelijk maken van het paspoort. Met andere woorden, het debat over het woningtekort lostrekken van het debat over statushouders. Het cruciale blijft: of je nou een Nederlands paspoort hebt, een verblijfsvergunning of geen enkel papier, het recht op wonen kan niet afhankelijk zijn van wie je bent. Dat is niet bevorderlijk voor de versterking van de rechtsstaat. Het geeft geen pas in een op waarden gerichte samenleving en het is niet effectief.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie. Daarna schorsen we voor drie kwartier, inclusief een dinerpauze.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het debat over migratie, asielzoekers en statushouders leidt tot hevige emoties en dat begrijp ik. Ik begrijp dat door de nieuwsberichten van de afgelopen weken over crisisopvang en de beelden die je daarover ziet, het draagvlak ook onder druk komt te staan. Ik snap ook dat mensen best gastvrij willen zijn, maar als ze zien dat hun eigen kinderen geen woning kunnen vinden — het komt dan heel dichtbij — kan het gevoel ontstaan dat een ander iets toegezegd wordt wat jezelf wordt ontnomen.

Voorzitter. Ik kan dit heel goed begrijpen. Ik zal dan ook een poging doen om recht te doen aan deze gevoelens, maar tegelijkertijd ook aan onze rechtsstaat, de grondoorzaken en de waarden die we als land hebben. Als we uitzoomen hebben we te maken met complexe opgaven, waarbij makkelijke en of zwevende leuzen geen recht doen aan de samenhang en de complexiteit van wat er voor ons ligt. Ik verwacht ook dat we daar als Kamer samen naar kunnen kijken en dat we samen voor Nederland goede oplossingen kunnen vinden en goed beleid kunnen voeren.

Allereerst de woningmarkt. Mijn voorganger, mevrouw Koekkoek, zei ook dat we met name te maken hebben met een woningmarktcrisis. De woningmarkt zou af zijn. Dat zei een minister in 2017, maar we zien inmiddels dat niets minder waar is. We kampen met een ongekende woningkrapte. Is dat de schuld van statushouders of andere mensen die een urgentieverklaring krijgen? Nee. Ik durf namelijk de stelling aan en te beweren dat als een sociale woning zoeken slechts een paar weken zou duren in plaats van in sommige gebieden meer dan tien jaar, we dit debat niet met deze urgentie zouden voeren met elkaar. Of misschien wel, maar dan weer met een ander motief. Ik denk namelijk dat het probleem met name zit in het gevoel dat de een iets toegezegd wordt wat de ander ontnomen wordt. Maar het probleem ligt dus bij de woningmarkt. Laten we daarom de ogen op de bal houden en elkaar niet tegen elkaar uitspelen, omdat er krapte is.

Voorzitter. Ten tweede. Een asielaanvraag moet eerlijk behandeld worden. We hebben ons gecommitteerd aan internationale verdragen en dat is niet zomaar. Iemand die vlucht voor oorlog en conflict, iets wat weinigen van ons zich kunnen voorstellen, doet niet zomaar iets. We vinden dat Nederland daar ook zijn eerlijke deel voor zou kunnen opnemen ten opzichte van de rest van de wereld. Je zou het ook in Europees verband kunnen doen. Met verschillende landen zou je aan de buitengrenzen een bepaald systeem kunnen bedenken. Maar dat traject loopt al jaren stroef, mede omdat landen het niet aan lijken te durven en omdat er ook politieke partijen zijn die dat juist enerzijds in de wielen rijden en anderzijds roepen dat de nationale grenzen op een andere manier bewaakt zouden moeten worden. Daarmee ondergraven we onze eigen situatie. Wij staan er wel voor dat we onze fair share nemen als het gaat om mensen die vluchten voor geweld en conflict.

Dan het belang van snelle huisvesting. Waarom is dat zo belangrijk en waarom staat de ChristenUnie daar ook voor? Dat heeft er enerzijds mee te maken dat je dan veel sneller kan integreren. Volgens mij is het in het belang van iedereen en willen we ook als politieke partijen dat mensen snel integreren. Mensen doen heel snel mee, juist als ze een eigen woning hebben, meters kunnen maken en niet meer vanuit de opvang leven, maar juist midden in de samenleving. Daarom zien we het ook als een investering en niet als een kostenpost.

Voorzitter. Als mensen op COA-locaties blijven, dan raakt het daar vol. Dat hebben we ook de afgelopen maanden kunnen zien. En daardoor ontstaat er een beeld en zijn er de facto ook veel meer plekken nodig. Daardoor creëer je noodopvangsituaties en dat zorgt ook weer voor de crisis. Het is ook relatief duur en dus niet zo slim. Ik wil ook opmerken dat urgentieverklaringen niet verplicht zijn, maar dat het aan de gemeenteraden zelf is. Dat past ook bij onze gecentraliseerde visie op dit onderwerp.

Voorzitter. Ik heb een analyse geprobeerd te maken, een beetje uitzoomend, van wat we wel kunnen doen. Volgens mij moeten we de woonopgave verbeteren. Dat is een ander debat, maar ik markeer het wel, omdat we meer met een huisvestingsopgave te maken hebben dan met een statushouderscrisis.

Voorzitter. Daarnaast is het belangrijk om tijdelijke huisvesting mogelijk te maken. Daar is recent een motie over aangenomen. Mijn vraag is hoe het daarmee staat. Ik maak mij wel zorgen. Het is spannend. Ik vraag mij af of we niet een nieuwe crisis creëren als we niet de kleinschaligheid bewaken. Mijn vraag is of de staatssecretaris kleinschaligheid echt kan betrekken in de plannen die vorige week zijn aangenomen.

Voorzitter. Tot slot zou ik een stuk zelfreflectie willen zien. Na 2015 en de grote instroom hebben we gezien dat het belangrijk is om crisisopvang te hebben, om noodopvang te hebben, om het een en ander goed te regelen en om buffercapaciteit te hebben. Daar zijn veel adviezen over gegeven. Toch hebben we het laten gebeuren dat we voor een gigantische crisisopgave staan. Dat heeft niet alleen met de instroom te maken, want ondanks de cijfers die geroepen worden, is die niet bijster veel veranderd als je naar de afgelopen jaren kijkt, met uitzondering van vorig jaar. Wat zijn de lessen die de staatssecretaris hieruit trekt?

Voorzitter. Als allerlaatste vraag ten aanzien van de overlastgevers: welke stappen kunnen wij zetten, ook wat betreft degenen van wie buschauffeurs last hebben? Is er vanuit de zorgplicht voldoende aandacht voor psychische nood? Er zijn ook heel veel mensen die daar kennelijk mee te kampen hebben. Ik vraag ook nog wat we als overheid daarnaast zouden kunnen doen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 18.35 uur. Dat is inclusief de dinerpauze. Dan zien we elkaar daarna weer terug.

De vergadering wordt van 17.48 uur tot 18.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de huisvesting van statushouders. Ik geef als eerste het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor haar eerste termijn. Het woord is aan de minister.

Minister Ollongren:

Dank, voorzitter. Collega Broekers-Knol en ik hebben inderdaad afgesproken dat ik begin. Het gaat vandaag over de huisvesting van statushouders, maar in het debat ging het natuurlijk over ons beider beleidsterrein.

Ik wil over die huisvesting graag een aantal dingen zeggen. Ik zal de vele vragen die zijn gesteld beantwoorden, onder verwijzing naar augustus van dit jaar. Want in augustus van dit jaar hebben de staatssecretaris en ik een brief gestuurd aan alle commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de burgemeesters en de wethouders. Wij zagen toen namelijk dat de COA-locaties overliepen. Dat heeft ertoe geleid dat we de afgelopen maanden, sinds wij dat beroep op hen hebben gedaan, heel intensief hebben samengewerkt. Ik wil ook hier mijn dank uitspreken aan al die bestuurders, CvdK's, burgemeesters, wethouders, gedeputeerden en ambtenaren voor hun enorme inspanning om te helpen, vanzelfsprekend bij de opvang — daar zal mevrouw Broekers-Knol straks nog wat over zeggen — maar ook bij de huisvesting. Daar zijn enorme inspanningen voor geleverd. Ondanks dat we er nog niet zijn — ik ben de eerste om dat toe te geven — zie ik wel dat er belangrijke stappen worden gezet, zowel wat betreft de opvang als de huisvesting. Het kabinet is van mening dat het heel belangrijk is dat de vergunninghouders zo snel mogelijk kunnen integreren en participeren in onze samenleving. Daarbij is huisvesting onontbeerlijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Iedereen heeft zes vragen of opmerkingen.

De heer Markuszower (PVV):

Ik hoor de minister zeggen "enorme inspanning". Maar het is toch eigenlijk beschamend, zo vraag ik de minister, dat er wel een enorme inspanning wordt geleverd jegens buitenlanders, mensen die niet van hier zijn, van buiten komen en helemaal geen rechten zouden moeten hebben, terwijl heel veel Nederlanders al tien jaar op een woning wachten? De minister voor Wonen, die over woningen gaat, spant zich dus enorm in voor mensen van buiten, die nog nooit iets hebben bijgedragen aan Nederland. Maar mensen die hier zijn opgegroeid, hebben geen woning, omdat de minister zich niet inspant.

Minister Ollongren:

Als ik geen interruptie had gehad, dan zou mijn volgende zin zijn geweest: er is sprake van een krappe woningmarkt. Dat klopt. Veel mensen zijn op zoek naar een passende woning. Daarom heb ik, en het kabinet, mij de afgelopen jaren ingezet om de bouwproductie te vergroten. We moeten de voorraad woningen vergroten. Ik vind het een toevallige, maar mooie samenloop van omstandigheden dat de heer Boulakjar in zijn maidenspeech de Nibbitfabriek noemde in Breda. Zijn vader heeft daar gewerkt als "gastarbeider". Als je er nu op terugkijkt, is dat eigenlijk een heel warm woord. De mensen waren te gast. Die fabriek krijgt nu een woonbestemming. Dankzij de transformatiefaciliteit komen er 600 woningen in de oude Nibb-itfabriek in Breda. Met andere woorden, terwijl wij ons nu extra moeten inspannen voor huisvesting voor statushouders, spannen wij ons ook al jaren in om te zorgen voor een verhoogde woningbouwproductie. De heer Koerhuis is in de zaal. Zijn kreet "bouwen, bouwen, bouwen" hebben wij allemaal overgenomen, omdat we zien dat de woningmarkt inderdaad krap is en dat er meer doorstroom moet komen. Dat is goed voor alle groepen in de samenleving die op zoek zijn naar een woning. Want dat zijn niet alleen statushouders. Dat zijn ook studenten, starters, gezinnen en ouderen. Voor hen moeten we ons ook inspannen.

De heer Markuszower (PVV):

Maar laten we eerlijk tegen elkaar zijn. Als er 5.000 asielzoekers per maand binnen blijven komen, dan is daar toch niet tegenop te bouwen? Dat vraag ik aan de minister.

Minister Ollongren:

Als u het goedvindt, beperk ik mij even tot de huisvesting van de statushouders. Dan kom ik ook op het punt dat in de opvang veel mensen zitten die daar weg moeten, omdat zij een plek voor een nieuwe asielzoeker bezet houden. Het is dus belangrijk dat die doorstroom op gang komt. Daarom is het ook belangrijk dat die gemeenten, en wij, nu een stap extra zetten. We hebben vorig jaar natuurlijk de inhaalslag van de IND gezien. Daarmee is de taakstelling voor de huisvesting ook vergroot. De combinatie van de vergrote opgave met de gespannen woningmarkt, betekent dat dit inderdaad alleen maar lukt als we allemaal een stap extra zetten. Ik vind het echt knap dat de gemeenten het voor elkaar hebben gekregen om in die moeilijke omstandigheden toch ontzettend veel achterstanden weg te werken. Ik kom daar zo nog heel precies over te spreken, want ik ga de vragen ook nog beantwoorden en dan kom ik op de precieze aantallen.

Dat tempo moeten we vasthouden en daarvoor hebben we heel veel overleg aan de zogenaamde "landelijke regietafel" met de commissarissen van de Koning om gewoon goed samen te blijven werken en hen daarbij te assisteren. We ondersteunen de gemeenten op verschillende manieren. We hebben ook de hotel- en accommodatieregeling van JenV die op korte termijn behulpzaam kan zijn, omdat je soms gewoon even wat tijd moet overbruggen.

Wat we dus zijn gaan doen, is inzetten op aanvullende vormen van huisvesting. Dat kan permanente huisvesting zijn, maar dat kan dus ook gaan om flexwoningen. Het kan gaan om — dat is een nieuw begrip dat we hebben geïntroduceerd in deze context — zogenaamde "tussenvoorzieningen": extra tijdelijke huisvesting waar zowel statushouders, vergunninghouders, als andere aandachtsgroepen tijdelijk kunnen verblijven. Ik heb deze week bekendgemaakt dat we een financiële ondersteuning hebben kunnen bieden voor ruim 1.300 tijdelijke woningen, waarvan er 800 naar vergunninghouders zullen gaan. Er komt nog een soort veegbrief aan waarin deze uitkomst, waar de heer Jasper van Dijk naar vroeg, in komt. Het is de uitwerking van een regeling die de Kamer al kende. Ik kom daar dus nog op terug.

Bovendien heeft het Rijksvastgoedbedrijf zich ingezet. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft op ons verzoek gebouwen geïnventariseerd en gronden geïnventariseerd die in ons bezit zijn, die rijksbezit zijn, die kansrijk zijn voor het ontwikkelen van tijdelijke huisvesting. Gemeenten, weten we uit ervaring, hebben daar niet altijd en allemaal zelf de kennis voor in huis en hebben daar ook niet altijd de capaciteit voor. Vandaar dat het Rijksvastgoedbedrijf de opdracht heeft gekregen om gemeenten te ondersteunen en te zorgen voor zo'n concreet mogelijk overzicht van dat soort locaties, zowel in hun eigen bezit als in bezit van anderen, die geschikt zijn of geschikt te maken zijn voor zowel opvang, waar de staatssecretaris straks over zal spreken, als voor huisvesting. Op deze manier moet het voor komende zomer lukken om de achterstand op de taakstelling voor vergunninghouders weg te werken en moet er meer ruimte ontstaan in het systeem om aan de taakstellingen voldoen met minder gevolgen voor de reguliere woningmarkt, want dat dilemma is er natuurlijk voor de gemeenten.

Voorzitter. Dan een aantal concrete vragen dat zonet is gesteld. Allereerst: in hoeverre veroorzaken vergunninghouders eigenlijk dat woningtekort? Dat was een beetje de suggestie die werd gedaan. Daaraan gekoppeld werden suggesties gedaan. Kunnen we die taakstelling afschaffen, vroeg de heer Eerdmans van JA21. Of kunnen we überhaupt geen voorrang meer geven, zei de heer Markuszower zonet dacht ik. Ik zie het toch anders. We hebben gezegd: als mensen naar Nederland komen en hier een status krijgen, een vergunning krijgen om hier te blijven, is het ongelofelijk belangrijk dat zij zo snel mogelijk kunnen integreren, dat ze kunnen participeren in Nederland, in onze maatschappij, en dat kan niet vanuit een asielzoekerscentrum. Dat kan alleen als je op een plek met een bed en een dak boven je hoofd onderdeel kan gaan uitmaken van de maatschappij, of dat nou is door je opleiding af te maken of dat het is doordat je kunt gaat werken of de taal gaat leren: al die dingen die zo belangrijk zijn voor integratie.

Juist nu de woningmarkt krap is, kan het niet anders dan dat we ook hulp bij die huisvesting bieden. Daarom bestaat de taakstelling. Dat is een manier om op basis van inwoneraantal vergunninghouders op een eerlijke manier te verdelen over Nederland. Het is ook zo dat de vergunninghouders daarbij eigenlijk niets te kiezen hebben. Ze kunnen een woning eigenlijk niet weigeren. Op het moment dat je de woning weigert, sta je op straat. Dan is er geen alternatief meer voor jou. Er is dus wel een verschil tussen hoe we omgaan met vergunninghouders en hoe we omgaan met andere woningzoekenden, die ook nee kunnen zeggen tegen een woning zonder dat dat consequenties heeft. Op jaarbasis wordt zo'n 5% tot 10% van de vrijkomende woningen aan vergunninghouders toegewezen.

Er is natuurlijk een bredere woningbehoefte dan dit. Dat wil ik toch echt benadrukken. We zien verdunning van de huishoudens, zoals dat in het jargon heet. We zien een ouder wordende bevolking in Nederland, dus vergrijzing. Dat leidt ook weer tot een andere woonbehoefte. De arbeidsmarkt ontwikkelt zich en de economie ontwikkelt zich. Dus migratie veroorzaakt een deel van de bevolkingsgroei, absoluut, maar dan gaat het wel over alle vormen van migratie. Dan gaat het ook over arbeidsmigratie. Dan gaat het ook over internationale studenten. Dan gaat het ook over terugkerende Nederlanders. Dan gaat het ook over andere migranten uit andere EU-landen. Asiel is dus maar een beperkt deel daarvan, zo'n 10%. Met andere woorden, het is een groep waar we een stap extra voor moeten zetten, maar het is zeker niet dé groep die de grote tekorten op de woningmarkt veroorzaakt.

De heer Bisschop vroeg …

De voorzitter:

Excuus. Voordat u verdergaat …

Minister Ollongren:

Ja, sorry.

De voorzitter:

… heeft de heer Eerdmans van JA21 een vraag.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik probeer het verhaal van de minister even vanuit D66-perspectief te bekijken. Over de druk op een asielzoeker die hier mag blijven, zegt u dat er eigenlijk een extra stap gezet moet worden om die asielzoeker goed en wel Nederlands te leren en te laten integreren. Dat kan ik volgen. Maar vanwege de druk op de ketel is het ongelofelijk lastig om dat voor elkaar te krijgen. Is deze minister het dan met ons eens dat we een te grote instroom hebben? Je kunt het perspectief hebben dat die mensen een goede plek moeten krijgen, hier moeten gaan leren en hier moeten gaan integreren, maar dan is volgens mij de instroom daarvoor nu te groot. Is de minister het daarmee eens?

Minister Ollongren:

Als u het D66-perspectief wil hebben, dan moet u de vraag stellen aan uw collega Boulakjar. Maar als u het kabinetsperspectief wil hebben, dan kan ik er natuurlijk een antwoord op geven. Het kabinetsperspectief — de staatssecretaris zal daar zo op ingaan — is dat mensen die om wat voor reden dan ook op de vlucht zijn, een eerlijke beoordeling moeten krijgen. Dat kan leiden tot een vergunning om hier te blijven. Het kabinetsbeleid is dat we het voor die mensen cruciaal vinden dat zij zo snel mogelijk integreren in onze maatschappij. Daar is ons systeem op gebaseerd.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar het kan niet allebei. Je kunt niet en de wereld redden en iedereen hier een goede plek geven, toch?

Minister Ollongren:

Ik zou graag de wereld willen redden, maar daar gaat het hier volgens mij niet over. Het gaat erover dat we een systeem hebben met elkaar waar we ons aan hebben gecommitteerd. Dat leidt ertoe dat mensen naar Nederland komen en inderdaad een vergunning krijgen en dus vergunninghouder worden. Daarop gebaseerd wil ik mij er als minister van Binnenlandse Zaken en als minister verantwoordelijk voor het woonbeleid voor inzetten om te zorgen dat zij die huisvesting kunnen krijgen, die cruciaal is voor de vervolgstap van de integratie.

De voorzitter:

De heer Eerdmans.

Minister Ollongren:

Ik hoop dat hij mijn prachtige antwoord heeft gehoord, voorzitter!

De heer Eerdmans (JA21):

In mijn ordetijd; ik was even met de voorzitter in debat over hoeveel ik nog aan u mag vragen.

Ik bedoel eigenlijk te zeggen dat het niet allebei kan. Dat zei ik net ook. Dat vergt het onmogelijke van u als woonminister om dat voor mekaar te boksen. Laat ik dat dan maar zeggen. Dan hebben we het vandaag alleen nog over wonen. U zegt terecht — daar heeft u, denk ik, gelijk in — dat integratie van mensen uit den vreemde wat meer is dan het hebben van een woning, hoewel meneer Jansen er allerlei elementen bijhaalde bij de vraag over wat een woning voor iemand betekent. Dat klopt ook nog. Maar de vraag is: kom je hier als nieuwkomer tot je recht op zo'n manier dat je ook wederzijdse acceptatie voelt enzovoort en je je nestelt in een land? Ja, dat gaat gewoon niet. Ik ga net zo lief mee in de manier waarop misschien de linkerzijde hiernaar kijkt, maar wij redden het niet als die instroom zo massaal is, zoals met de permanente piek van 40.000 asielzoekers per jaar die we nu hebben. Nogmaals, dan zou het, denk ik, veel socialer zijn om toe te geven dat dat aantal gewoon te groot is. Dat is misschien ook een vraag aan de staatssecretaris. Dat aantal is te hoog, jongens. Dat gaan wij niet bolwerken. Dat is het eerlijke antwoord, volgens mij.

Minister Ollongren:

De heer Eerdmans heeft gelijk: als het gaat over de instroom, moet ik echt verwijzen naar de staatssecretaris. Zij gaat daarover. Dat is haar portefeuille. Maar de vraag wat te veel is, is natuurlijk heel moeilijk te beantwoorden. Ik weet wél dat de woningmarkt krap is en dat we nu, terwijl de woningmarkt krap is, te maken hebben met een stijging van de instroom van mensen, van wie een deel inderdaad een vergunning zal krijgen en dus zal blijven. Dat is waar ik mee te maken heb. Dat moet ik oplossen. Dat betekent dat we creatief zijn, dat we nu onorthodoxe oplossingen zoeken, dat we flink aan de slag gaan met tijdelijke woningen en flexwoningen, en dat we intensief optrekken met de gemeenten om ervoor te zorgen dat deze mensen inderdaad niet te lang in de azc's verblijven en kunnen integreren in de maatschappij.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De vraag naar woningen is groot. Er zijn mensen die van buiten komen en recht hebben op een woning. Er zijn er 12.000 aan het wachten op dit moment. Die discussie wordt natuurlijk steeds verhitter als het kabinet er niet in slaagt om die mensen woningen te geven. Ik krijg nu mailtjes van mensen die zeggen: ik wacht ook al zo lang op een woning! Het wordt steeds lastiger om die vraag te beantwoorden als het kabinet er niet in slaagt om voldoende woningen aan te bieden. Erkent de minister dat zij daar een grote verantwoordelijkheid in heeft?

Minister Ollongren:

Daarom begon ik ook met te zeggen dat we al vanaf augustus heel intensief samenwerken met de commissarissen van de Koning en de gemeenten om die achterstand in te lopen. Die achterstand is voor een deel ontstaan door meer mensen. Die is voor een deel ontstaan doordat de IND achterstanden heeft ingehaald. We zagen dat de taakstelling voor dit jaar verdubbelde ten opzichte van de jaren daarvoor. Ik zie ook, zoals ik net ook schetste in de cijfers — ik kom daar zo nog wat uitgebreider over te spreken — dat het gemeenten eigenlijk heel goed lukt om die achterstand in te lopen. We zijn er nog niet helemaal, maar als ik door mijn oogharen heen kijk naar hoe we nu werken, dan zou het moeten lukken om die achterstand tegen de zomer van volgend jaar weggewerkt te hebben.

Zo is het in het verleden ook vaak gegaan. We herinneren ons allemaal nog 2015, toen er ook een grote toevoer van nieuwe mensen was, met name Syrische vluchtelingen, die toen voor een heel groot deel hier zijn gebleven. Toen was er ook even een moment van grote krapte. Dat was toen in de opvang, maar dat vertaalt zich vervolgens een jaar later meteen door naar de huisvesting. Toen is er ook een jaar geweest waarin de gemeenten grote achterstanden hadden. Maar die zijn in het jaar daarop gewoon ingehaald. Het lukt niet altijd precies op het goede moment, maar we slagen er wel in om weer een been bij te trekken en te herstellen. We hebben nu een extra probleem dat we toen niet hadden, namelijk een veel krappere woningmarkt. Dat was toen anders.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, maar ik vind toch dat de minister het kleiner maakt dan het is. Deze discussie is al jaren oud. Het heeft te maken met de financiering van de opvang en uiteraard ook met het woningaanbod. Je ziet dat het knelt. We hebben nu wekelijks tv-programma's over de noodlijdende situatie. 12.000 mensen zitten noodgedwongen in een asielzoekerscentrum, terwijl ze recht hebben op een woning. Het knelt aan alle kanten. Ik weiger om dat alleen neer te leggen bij de instroom van vluchtelingen. Ik kom automatisch uit bij het kabinet, dat de plicht heeft om voor voldoende woningen te zorgen. Daar slaagt u op dit moment niet in. Ik stel vast dat het kabinet op dat punt faalt.

Minister Ollongren:

Dat is toch iets te makkelijk. Het kabinet heeft zich aan het begin van de kabinetsperiode als doel gesteld om 75.000 nieuwe woningen per jaar te realiseren. We hebben tal van ingrepen gedaan in de woningmarkt, ook in de huursector. Denk aan de hoogte van de huren in de sociale sector en de vrije sector om te zorgen voor meer doorstroming. Ja, de woningmarkt is buitengewoon krap. Dat is heel lastig. We zitten nu aan het einde van deze kabinetsperiode, maar we weten dat we de komende tien jaar door zullen moeten bouwen met dat soort aantallen, en liever nog meer, om het in te halen. Desalniettemin lukt het om in dit jaar bijna 20.000 statushouders huisvesting te bieden. Met andere woorden, mijn compliment aan de gemeenten en de woningbouwcorporaties is echt heel groot. Het is juist heel knap om in deze krappe woningmarkt dit soort getallen te halen. Daar gaan we ook gewoon mee door. Ik ben zelf blij dat we vanuit het Rijk onze bijdrage daaraan leveren, door middel van tussenvoorzieningen, door meer te doen aan flexwoningen en door ervoor te zorgen dat aandachtsgroepen geïntegreerd op plekken kunnen samenwonen.

Voorzitter. De heer Bisschop vroeg: als de huisvesting zo knellend is, kunnen we dan niet iets soberder werken voor vergunninghouders? Ik denk dat de heer Bisschop en ik het er helemaal over eens zijn dat vergunninghouders recht hebben op een fatsoenlijk dak boven hun hoofd, net als iedere inwoner van Nederland. Maar het moet er ook snel zijn. Het doel is niet om het allemaal mooier te maken dan nodig is. Het doel is om op korte termijn woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Dat zullen deels permanente woningen zijn en deels flexwoningen en tijdelijke woningen. Als ik me niet vergis, zei mevrouw Kuik dat die containerwoningen voor studenten er vroeger een beetje ongezellig uit zagen. Maar dat is inmiddels echt wel anders. Ze zijn sober, maar het zijn wel woningen. Die kunnen inderdaad veel sneller gebouwd worden door de fabrieksmatige productie ervan. Mijn doel is niet soberheid op zichzelf. Mijn doel is om met een normale rijksbijdrage te zorgen voor meer tijdelijke woningen. Ik denk dat die in redelijke mate voldoen aan de soberheid waar de heer Bisschop om vraagt.

Dan de verdeling tussen de gemeenten. Daarover zijn wat opmerkingen gemaakt. Moet je niet van de rijke gemeenten wat meer vragen dan van de armere gemeenten? De verdeling van de taakstelling is gebaseerd op het inwoneraantal. We maken dus geen onderscheid tussen rijke en arme gemeenten. Het is wel zo dat hele kleine gemeenten zo weinig sociale huurwoningen hebben dat het bijna niet te doen is. De provincie is toezichthouder. Binnen de provincie kun je afspraken maken over het overnemen van de taakstelling van hele kleine gemeenten door omliggende gemeenten, want uiteindelijk gaat het gewoon over het halen van de taakstelling in de regio. Misschien mag ik de Kamer nog wijzen op het rapport van de heer Ter Haar. De Kamer kent dat. Een van zijn aanbevelingen is dat er overal in Nederland minimaal 30% aan sociale huur moet zijn. Dat is een van de aanbevelingen die nu wordt uitgewerkt, maar het is uiteraard aan een volgend kabinet om te bezien hoe het daarmee om wil gaan.

Mevrouw Kuik (CDA):

Wat die eerlijke verdeling betreft zien we in de wat duurdere wijken van gemeenten, waar de grond duur is en waar minder sociale huur is, minder plaatsingen, terwijl dat er in de sociaal wat zwakkere wijken wel meer zijn. Kan de minister er inzicht in geven of er niet toch naar gekeken kan worden om dat wat eerlijker te spreiden?

Minister Ollongren:

Ik begrijp het punt van eerlijke spreiding heel goed. Ik denk dat dat geldt voor het hele land en dat je ook rekening moet houden met het feit dat grotere gemeenten meer aankunnen dan kleinere gemeenten. Dat komt tot uitdrukking in de aantallen. Dat zit eigenlijk wel in de systematiek. Waar in de gemeente kun je vervolgens die huisvesting realiseren? Over het algemeen is dat de sociale sector, dus in het eigendom van de woningbouwcorporaties. Dat is natuurlijk heel verschillend per gemeente. Wat mevrouw Kuik schetst, bestaat zeker. Tegelijkertijd moeten de gemeenten daar zelf invulling aan geven. Dat is niet onderdeel van het beleid dat ik ten aanzien van de gemeenten kan voeren. Ik kan natuurlijk met de gemeenten samenwerken om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat er meer gemengde wijken komen. Daar voer ik met gemeenten, en ook met woningbouwcorporaties, natuurlijk ook gesprekken over. Hun ook de ruimte geven bij het passend toewijzen en dergelijke is een manier om dit vraagstuk op te lossen.

Ik wil nog iets preciezer ingaan op die taakstelling. Ik heb er net al iets over gezegd. We hebben eigenlijk gezegd: we moeten de taakstelling halen en daarbovenop zouden we dit jaar nog 1.500 personen extra moeten inlopen op de taakstelling. Daar moet je mee doorgaan in de eerste helft van 2022. Nou hebben we al in november gezien dat het de gemeenten gelukt is om echt fors meer te doen dan zou worden gehaald als je niet eerst iets extra's had gedaan. Ik denk dat we anders zo rond de 1.900 zouden hebben gedaan in november, maar ik meen dat we nu boven de 2.300 zitten. In december moet er dan nog iets meer worden gehaald. December is doorgaans een goede maand voor de huisvesting, zo weten we uit ervaring. Dus ik hoop dat we tussen de 2.500 en 2.700 personen kunnen huisvesten in december.

Voor de eerste helft van 2022 resteert dan nog een taakstelling van 10.000 en een achterstand van 4.000. Met andere woorden: voor het eerste halfjaar van volgend jaar zijn het er 14.000. Dat vraagt veel van gemeenten en tegelijkertijd is dat te halen als we zien hoe het nu gaat. Dat kan op verschillende manieren. Dat gaat dus door reguliere uitstroom naar sociale huurwoningen. Of dat kan door de inzet van de hotel- en accommodatieregeling "op weg naar", dus dan is het de tijdelijke huisvesting van mensen. Of het kan door die zogenaamde tussenvoorzieningen of die flexwoningen. Daar hebben we extra middelen voor beschikbaar gesteld, waarvan de eerste tranche deze week is toegekend aan dertien gemeenten. Ook hebben we het amendement van de heer Koerhuis, dat extra geld beschikbaar stelt voor de bouw van flexwoningen voor de huisvesting van statushouders en andere aandachtsgroepen. Bovendien zal mijn ministerie natuurlijk steeds kijken hoe we volgend jaar en het jaar daarop extra financiële middelen kunnen inzetten, juist om gemeenten te steunen in deze opgave. Want de inzet is heel goed, maar deze moet wel doorgaan om de achterstand echt in te lopen.

Dat doen we dus niet vanuit een soort ivoren toren van BZK. Dat doen we echt in heel nauw overleg met andere ministeries — natuurlijk met JenV, maar ook met SZW, want het gaat ook over inburgering van mensen — met de VNG en met het IPO. We proberen de gemeenten dus op allerlei manieren daarmee te helpen. We doen het, niet te vergeten, ook met Aedes, om de woningbouwcorporaties daar heel nauw bij te betrekken. Daarbij proberen we te handelen in lijn met het rapport-Ter Haar. De titel van dat rapport is "Een thuis voor iedereen". Dat gaat juist hierover: probeer een combinatie te vinden; probeer niet het ene beleid te voeren op de ene aandachtsgroep en het andere beleid op de andere aandachtsgroep, maar doe dat integraal. Het Rijksvastgoedbedrijf is er zelfs bij betrokken. Ik heb zonet al geschetst dat we daar gelukkig al een eerste stap in hebben kunnen zetten.

Dan regionaal over het aan de slag gaan met de tussenvoorzieningen. Ik zei al dat daar veel interesse vanuit de gemeenten en de regio voor is. Ik denk dat we de eerste stap daar nu in hebben gezet. Ik denk dat het ook echt groter kan worden als dat op gang komt, en als ook het Rijksvastgoedbedrijf daar goed een rol in kan spelen door te helpen met het vinden van de geschikte locaties. Die kunnen gewoon wat meer massa in de schaal leggen. Ik denk dat juist die gemengde projecten, waarmee je sneller tijdelijke woningen kunt realiseren en waarmee je verschillende aandachtsgroepen kunt huisvesten, een beetje al naargelang welke gemeente en welke regio het is — de ene regio heeft een tekort aan studentenwoningen en de andere heeft een tekort aan woningen voor arbeidsmigranten, dus het wisselt natuurlijk een beetje per regio — heel goed zijn voor het lokale, maatschappelijke draagvlak. Want het helpt ook de mensen in die gemeente. Dan is het beeld niet: er komen mensen bij, maar het helpt ons niet. Nee, want het is voor beide doelgroepen relevant. Ik merk ook aan de reacties van de gemeenten en aan de inschrijvingen die we net hebben gezien dat er heel veel enthousiasme voor is.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat klinkt heel goed. Ik ben benieuwd op welke termijn dit gaat plaatsvinden, want we zitten natuurlijk ook met pieken waarmee Ter Apel te maken heeft. Dat komt doordat er geen doorstroom is. Dus het zou heel fijn zijn als dat op korte termijn is, zodat de druk daar ook een beetje vanaf komt.

Minister Ollongren:

De staatssecretaris zal zo zeker ook ingaan op Ter Apel. Maar inderdaad, we weten allemaal dat juist aan de overvolle azc's en de situatie in Ter Apel echt een einde moet komen. Ik heb daarover ook met de burgemeester gesproken. Het helpt eigenlijk het hele systeem als we die achterstanden kunnen inhalen, en daarbij: hoe sneller je dat soort tijdelijke voorzieningen kunt realiseren, hoe sneller eigenlijk ook die prop uit dat systeem gaat. Daar ben ik me heel erg van bewust. Dus dat is absoluut een motief om dit zo snel mogelijk te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben blij dit te horen. Ik vraag me, als we dit punt markeren, nog wel af welke visie wij hierop hebben. Is tijdelijke huisvesting ook een tijdelijke maatregel, aangezien we in een tijdelijke crisis zitten? Of is dit de manier waarop we ons in Nederland zullen moeten verhouden tot statushouders, ook als in de toekomst blijkt, als we de woningkrapte tegen kunnen gaan, dat het weer mogelijk is om binnen afzienbare tijd gewoon een woning te krijgen? Ik vraag me af of de minister daarop al een antwoord heeft, of zij hierop kan reflecteren, omdat het toch wel een belangrijk punt is dat we ook breed gaan uitzetten. Ik probeer even te kijken of dat zo blijft.

Minister Ollongren:

De tijdelijke voorzieningen zijn tijdelijk, maar hoe tijdelijk verschilt een beetje per project. Je hebt tijdelijke voorzieningen voor vijf jaar, maar je hebt ook tijdelijke voorzieningen voor vijftien jaar. Dus dat hangt heel erg van de locatie af en van wat er op termijn met die locatie kan gebeuren. Ik denk dat het nodig is zolang de krapte op de woningmarkt aanhoudt. We hebben deskundigen laten kijken naar hoe je die achterstanden kunt inhalen. Zij zeggen toch: voor die achterstand van ongeveer 1 miljoen woningen moet gedurende een periode van negen à tien jaar bijgebouwd worden; die tijd zul je nodig hebben en in die tijd zul je bij moeten blijven bouwen. Daar komt ook wel weer een einde aan. Op een gegeven moment moet het lukken om die woningmarkt ook weer in balans te hebben. Dan moet je natuurlijk in voldoende mate rekening hebben gehouden met welke groepen zich op die woningmarkt bewegen. Ik ga ervan uit, maar ik weet dat natuurlijk ook niet, dat Nederland ook in de toekomst nog steeds mensen uit landen zal ontvangen omdat zij in hun eigen land onveilig zijn. Dus ik ga ervan uit dat wij ook over tien jaar nog te maken zullen hebben met immigratie van statushouders. Ik hoop dat we dan een systeem en een woningmarkt hebben die zo goed functioneren dat we hier dan ook een debat zullen hebben over tijdelijke voorzieningen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Ollongren:

Ja. Ik denk dat ik over de flexwoningen, de tijdelijke woningen, al het een en ander heb gezegd. Ik dacht dat het de heer Valstar was die vroeg: is er dan ook echt een stappenplan voor die tijdelijke woningen? Ik refereerde al aan de uitwerking van het amendement-Koerhuis. Er komt natuurlijk wel een stappenplan voor het uitgeven van dat geld, net zoals we met deze eerste tranche nu een aantal projecten hebben kunnen goedkeuren. Maar het stappenplan past eigenlijk in een breder plan. Dat is eigenlijk een huisvestingsplan en een woningbouwplan. Wat ik net schetste, is het stappenplan dat we hebben voor het realiseren van de taakstelling en het inlopen van de achterstanden. Daar is dit een onderdeel van. Op die manier probeer ik om te gaan met de middelen die we beschikbaar hebben voor tijdelijk wonen en flexwonen. Uiteraard zal ik de Kamer daar dan ook over informeren. Dan gaat het dus ook over de uitwerking van het amendement van de heer Koerhuis.

Dan nog specifiek de sociale huurwoningen. Ik dacht dat de heer Van Dijk zei dat daar meer aandacht naar uit moet gaan. Er moeten inderdaad ook heel veel sociale huurwoningen worden gebouwd. Daarover hebben we de afgelopen jaren gelukkig goede afspraken kunnen maken. Met Aedes en VNG heb ik afgesproken dat we 150.000 sociale huurwoningen bouwen in de komende jaren en dat er de komende twee jaar 10.000 flexwoningen komen, op basis van de afspraken die ik kon maken door de korting op de verhuurderheffing. Daarmee is de opgave nog niet af. Ik hoop dat ik voor het volgende kabinet in ieder geval een aantal zaken heb klaargelegd, maar ook ik ben natuurlijk in afwachting van een uitkomst. Ik ben ook heel benieuwd welke ambities daarin staan. Maar daarom noemde ik net bijvoorbeeld ook die 30% sociale huur. Dat is een aanbeveling van Ter Haar. Ik denk dat dat de zaken zijn waar het om gaat, naast specifieker kijken hoe je woningbouwcorporaties nog meer ruimte kunt geven om te bouwen. Ze hebben echt een stap gezet. Ze realiseren nu veel meer sociale huurwoningen dan een paar jaar geleden. Maar het is nog niet voldoende. Ik denk dat de woningbouwcorporaties dat zelf ook vinden. Ze hebben een grote opgave. Ze moeten bouwen, verduurzamen en onderhoud plegen aan hun woningen. Maar goed, ze staan er een stuk beter voor dan een paar jaar geleden. De verhuurderheffing is al aanzienlijk verminderd sinds Prinsjesdag. Laten we kijken wat de nieuwe coalitie daarvoor in petto heeft. Ik weet het niet. Ik moet het ook afwachten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Baarle of dit zijn moment is voor een interruptie. Het zag er wat dreigend uit.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, ik ben hartstikke lief, hoor.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van Baarle (DENK):

Een van de zorgen die onder andere door Aedes wordt geuit, is dat sociale woningbouw net onder de liberalisatiegrens wordt gebouwd, in een te dure klasse die niet in aanmerking komt voor huisvesting van de aandachtsgroepen. Wat vindt de minister van deze zorg? En in hoeverre stuurt de minister erop, ook met de stimuleringsgelden vanuit het Rijk, dat sociale huurwoningen daadwerkelijk in de betaalbare klasse terechtkomen, waarin de mensen die aandacht verdienen ook gehuisvest kunnen worden?

Minister Ollongren:

Dat is natuurlijk een heel belangrijk punt. Voor een heel groot deel is het echt aan de gemeenten om dat met de woningbouwcorporaties af te spreken in hun prestatieplannen, die ze natuurlijk zelf maken. Maar ik heb de Kamer ook gezegd dat ik afspraken wil maken over bijvoorbeeld de korting op de verhuurderheffing die bij Prinsjesdag is afgesproken. Ik hoop de Kamer daar binnenkort nader over te kunnen informeren. Die afspraken ben ik ook aan het maken met Aedes. Je hebt in de sociale huur inderdaad segmenten. Het is belangrijk om te weten dat onderdeel van die afspraken is dat ze passend zijn bij de opgave die er is. Die opgave hangt af van de vraag waarover we het hebben. Die is in Amsterdam anders dan in Zwolle. In Zwolle is die weer anders dan in Weert. Er moet dus altijd ruimte zijn voor lokaal maatwerk. Maar ik ben het met de heer Van Baarle eens dat we dit signaal serieus moeten nemen. Dit moet dus zijn uitwerking krijgen in een soort overkoepelende afspraak die ik kan maken met Aedes, en daarna in de prestatieafspraken die de gemeenten zelf maken met de woningbouwcorporaties.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik ben blij dat de minister de zorgen onderschrijft. De vraag is natuurlijk wel: wanneer gaan we er concreet daadwerkelijk wat aan doen? De minister geeft aan dat het moet terugkomen in afspraken die zij maakt met Aedes. Wanneer worden die afspraken gemaakt? Wanneer kunnen we daar wat van terugzien? Het moet ook uitgewerkt worden in de korting op de verhuurderheffing. Wanneer gaan we daar wat van terugzien? Ik ben dus benieuwd naar het concrete resultaat. Want met elk bouwproject waarbij onvoldoende in de betaalbare klasse gebouwd wordt, werken we niet of onvoldoende aan de huisvesting van de aandachtsgroepen.

Minister Ollongren:

Ik hoop de Kamer volgende week te kunnen informeren over die 500 miljoen.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat is mooi. Daar is dus ook in bredere zin de afspraak met Aedes om hiernaar te kijken onderdeel van?

Minister Ollongren:

Ik verwijs naar mijn brief, die ik hopelijk volgende week stuur. Ik zal daar alles aan doen. Dan kunnen de heer Van Baarle en de rest van Kamer oordelen over of dat naar hun zin is.

De heer Van Baarle (DENK):

We wachten vol spanning af.

Minister Ollongren:

Ja.

Mevrouw Koekkoek had het over creatieve oplossingen voor huisvesting. Tussenvoorzieningen zijn een voorbeeld van zo'n creatieve oplossing, maar er is inderdaad meer. Je kunt ook kijken naar vakantieparken en kantoren die je kunt transformeren zodat er ook gewoond kan worden. Ik heb het nu echt over huisvesting en niet over opvang, waarvoor ook heel veel creativiteit nodig is. Bij de overleggen die wij hebben in het kader van de landelijke regietafel en de provinciale regietafels wordt er wel degelijk gekeken naar andere mogelijkheden dan klassieke woningbouw. Dat is een van de redenen dat ik het Rijksvastgoedbedrijf heb gevraagd om mee te kijken, mee te denken en mee te inventariseren welke plekken en gebouwen geschikt kunnen worden gemaakt voor bewoning. Ik ben het dus eigenlijk eens met mevrouw Koekkoek van Volt.

Ik heb de vraag over de uitwerking van de regel huisvesting vergunninghouders denk ik al beantwoord. Die over de aandachtsgroepen idem dito.

Tot slot stelde de heer Van Baarle een vraag over particuliere sociale huurwoningen. Sociale huurwoningen die in particulier eigendom zijn, tellen inderdaad niet mee in de woonruimteverdeling. Het is een onderwerp waar ik al vaker met de Kamer over heb gesproken. Er ligt een motie-Grinwis waar ik naar kijk. Uiteindelijk komt ook dit neer op een verwijzing — ik zei het net al tegen de heer Van Baarle — naar de prestatieafspraken. De prestatieafspraken met de corporaties gaan over de huisvesting van doelgroepen. Daar maken deze particuliere verhuurders geen onderdeel van uit. Het is wel een fenomeen waar we naar moeten kijken, want het maakt uiteindelijk wel onderdeel uit van de woningvoorraad.

Voorzitter. Daarmee hoop ik de vragen die aan mij zijn gesteld te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Jasper van de Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik nog één vraag stellen aan de minister? We hebben het heel erg over asielzoekers, vluchtelingen, maar we hebben natuurlijk ook nog arbeidsmigranten. Door het vrij verkeer van werknemers in Europa is er gewoon een onbeperkte toelating van arbeidsmigranten vanuit Oost-Europa richting Nederland. Die zijn er dan ook volop en die drukken ook op die woningmarkt van deze minister. Is ze het ermee eens dat je daar ook gebalanceerd naar moet kijken? Als je die toestroom ongelimiteerd toelaat, dan zet dat ook druk op de woningmarkt. En dat zien we nu.

Minister Ollongren:

Ik ben het met de heer Van Dijk eens dat arbeidsmigranten ook een van de aandachtsgroepen op de woningmarkt zijn. We hebben een uitstekend rapport van de heer Roemer gekregen dat de vinger op de plek legt. Soms worden arbeidsmigranten echt onder erbarmelijke omstandigheden gehuisvest. We hebben ook hun problematiek rondom corona gezien. Er is dus alle aanleiding om ook voor deze groep aandacht te hebben. We zijn vanuit het ministerie gestart met het zoeken van samenwerking met gemeenten die daar oplossingen voor willen aandragen, het liefst samen met werkgevers die deze arbeidsmigranten inhuren. We hebben die arbeidsmigranten tenslotte ook heel hard nodig. Onze economie hangt ervan af. Ik ben het dus eens met de heer Van Dijk dat de arbeidsmigranten een van de aandachtsgroepen zijn. Op sommige plekken zouden tussenvoorzieningen een oplossing kunnen bieden voor arbeidsmigranten en eventuele andere aandachtsgroepen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Bedrijven profiteren volop van goedkope arbeid uit Polen, Hongarije et cetera. Zou je niet tegen die bedrijven moeten zeggen: oké, op het moment dat je arbeidsmigranten uit Oost-Europa binnenhaalt, moet je ook zorgen voor huisvesting? Anders gaat dat enorm klemmen. U spreekt terecht van erbarmelijke omstandigheden. Zestien mensen op één etage, je wil het niet weten. Zou je bedrijven niet moeten verplichten dat ze daarvoor zorgen?

Minister Ollongren:

Dat overstijgt voor een deel mijn portefeuille, maar ik ben het echt helemaal met de heer Van Dijk eens. Werkgevers die arbeidsmigranten inhuren, hebben hierin een verantwoordelijkheid. Vandaar dat ik gezegd heb: de middelen die ik via mijn ministerie beschikbaar heb, wil ik graag inzetten in gemeenten waar werkgevers zijn die die verantwoordelijkheid nemen. En dan ben ik best bereid om te helpen, want ook zij hebben natuurlijk last van hoe de woningmarkt op dit moment in elkaar zit. Omgekeerd, als werkgevers geen verantwoordelijkheid willen nemen, vinden ze in mij ook niet een partner. Dan moet het op een andere manier.

De voorzitter:

De heer Markuszower, PVV

De heer Markuszower (PVV):

Is het de minister bekend dat arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Oost-Europa niet alleen onze woningen afpakken, maar Nederland per saldo ook verschrikkelijk veel geld kosten? Ze kosten meer dan €200.000 gedurende hun hele verblijf in Nederland.

Minister Ollongren:

Het is niet mijn deskundigheid, want ook niet mijn portefeuille. Ik denk toch dat het anders is. Arbeidsmigranten zijn hier omdat ze nodig zijn. Ze zijn werkzaam in een aantal sectoren waar anders geen werknemers voor te vinden zijn. Nogmaals, mijn invalshoek is meer: wat doet dat op de woningmarkt en hoe kunnen we de knelpunten die daardoor ontstaan, helpen oplossen?

De voorzitter:

De minister geeft al een paar keer aan dat het haar expertise niet is, dus het is misschien zonde van uw interrupties, meneer Markuszower.

Ik dank de minister voor haar beantwoording en geef het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor haar eerste termijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dank. Ik wil eerst felicitaties overbrengen aan de heer Boulakjar voor zijn maidenspeech en zijn formele intrede in het debat in 's lands belangrijkste vergaderzaal.

Voorzitter. Het is met een reden dat ik hier met collega Ollongren sta. Huisvesting van vergunninghouders en opvang van asielzoekers zijn namelijk communicerende vaten. Dat betekent concreet dat de aanzienlijke hoeveelheid te lang in de opvang verblijvende vergunninghouders er mede toe heeft geleid dat de opvang voor asielzoekers zo onder druk staat. Dit zagen we aankomen en daarom is vroegtijdig actie ondernomen, te beginnen richting de provinciale regietafels. Dankzij de inzet van partijen aan deze tafels zijn de afgelopen periode circa 8.500 — dat is niet niks — opvangplekken gerealiseerd. Van een kleinschalige locatie in Tynaarlo tot het op stel en sprong meewerken van het lokaal bestuur in Beekdaelen, Almere en vele andere gemeenten. Overal is en blijft iedereen onvermoeibaar aan het werk. Ik ben alle gemeenten die dat hebben gedaan en nog doen heel erg erkentelijk.

Realiteit is evenwel dat de gerealiseerde locaties veelal tijdelijk van aard zijn. Sommige van de tijdelijke opvangplekken zijn inmiddels alweer gesloten. Denkt u bijvoorbeeld aan een aantal Defensielocaties waar Afghaanse evacuees zijn opgevangen. Zij moeten elders in de COA-opvang worden ondergebracht. Waren er begin november nog net voldoende opvangplekken, sindsdien is de bezetting bij het COA almaar toegenomen. Daarom sta ik hier vandaag als een bezorgd bewindspersoon.

Voorzitter. De opvangproblematiek verslechtert met de dag en het is nog maar de vraag of we iedereen met recht op opvang de komende periode van een bed kunnen voorzien. We hebben te maken met een stokkende uitstroom. Om deze situatie het hoofd te bieden, gaat de zoektocht naar extra opvangplekken onverminderd door. Concreet moeten er voor het einde van het jaar nog 2.000 extra opvangplekken worden gerealiseerd. Het betreft bij voorkeur relatief grote locaties. Die locaties exploiteert het COA niet alleen, maar met hulp van gemeenten en andere partijen. De afgelopen dagen vond veelvuldig overleg plaats met alle betrokken partijen. Een ding is duidelijk: dit is de route die we eensgezind gaan bewandelen. Niemand wil dat asielzoekers rond kerst zijn verstoken van opvang.

Deze actie komt nadrukkelijk naast alle in gang gezette initiatieven. We blijven doorwerken aan het realiseren van reguliere opvang via de contacten die het COA daartoe onderhoudt. We blijven werken aan een plan voor de toekomst. Ik heb het dan over robuuste afspraken aangaande de capaciteit van het COA, gericht op stabiliteit. En we blijven doorgaan met het realiseren van huisvestingsopties voor statushouders, bijvoorbeeld door middel van de hotel- en accommodatieregeling. Immers, hoe meer statushouders uitstromen, hoe minder opvangplekken voor asielzoekers er nodig zijn voor de langere termijn.

De voorzitter:

Ik zag eerder vanuit mijn ooghoek de heer Eerdmans al opstaan. En dan de heer Markuszower.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen "ik ben bezorgd". Ik zie u een beetje als een hulpeloze en ook wel krachteloze staatssecretaris. Want waar is nou de staatssecretaris die zegt "die instroom moet echt ophouden"? We kunnen zeggen dat mevrouw Ollongren het probleem veroorzaakt, omdat ze geen woningen heeft, maar we kunnen ook de pijl de andere kant op wijzen, naar u, want u zorgt voor de instroom waardoor de woningen niet te vinden zijn. Waar is de staatssecretaris die niet alleen maar krampachtig zegt dat het lastig wordt, dat het een moeilijke kerst wordt en, met tranen in haar ogen, dat het haar niet gaat lukken, maar iets aan die instroom doet? 13.000 huizen erbij volgend jaar is too much. Die piek van 40.000 die u aangeeft, is te groot voor de opgave die we met elkaar te doen hebben. Daar spreek ik u op aan. Ik heb een staatssecretaris in Nederland nodig die die vuist balt en zegt: dit kunnen wij niet schaffen met elkaar.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp de oproep van de heer Eerdmans heel goed. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat Nederland lid is van de Europese Unie en dat wij in het Europese asielsysteem zitten. Overigens, Denemarken zit er ook in, maar op een hele andere manier. De heer Eerdmans heeft daar bericht van mij over gekregen. Dat Nederland in het Europese asielsysteem zit, betekent dat we iedereen die Nederland binnenkomt en asiel aanvraagt in de asielprocedure moeten opnemen. Iedereen, dus ook iemand die achteraf een veiligelander blijkt te zijn. Op het moment dat hij het vraagt, moeten we hem opnemen in de asielprocedure en hem dus opvang verlenen. Wat wel belangrijk is, is dat tempo wordt gemaakt met het vaststellen of iemand wel of geen vergunning heeft. Daar wordt hard aan gewerkt, waardoor we gelukkig de grote achterstand bij de IND hebben kunnen wegwerken. Daarnaast speelt ook nog een ander punt, namelijk dat vaak herhaalde asielaanvragen worden ingediend. Ook dat is een Europese regeling. Wij moeten ons houden aan wet- en regelgeving.

De heer Eerdmans (JA21):

U zegt: ik moet dit en ik moet dat. Inmiddels zien we rond de kwestie Polen-Litouwen dat allerlei EU-regels mogelijk blijken te zijn, ook over de duur van het asiel en over waar een asielzoeker zijn aanvraag moet indienen. Er kan best worden gestoeid met de Europese regels. Waar is dan de staatssecretaris die zegt: "Oké, ik ga proberen om bij mijn Raad van Ministers in Europa die opt-out die Denemarken heeft, op de kaart te zetten. Ja, ik ga proberen om dat Vluchtelingenverdrag eens naar 2022 te tillen in plaats van 1951". Die staatssecretaris, die zoek ik namens JA21. Ik zoek de staatssecretaris die iets meer haar vuist gaat tonen en zegt: "Ik blijf niet de hele tijd maar overal pappen en nathouden en overal gaten dichten voor de minister voor Wonen. Nee, ik ga proberen om met alles wat ik kan en alles wat ik heb die instroom te beperken". Die staatssecretaris zoek ik.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die vuist wordt door deze staatssecretaris getoond in allerlei gesprekken die we voeren, ook internationaal met Europese collega-lidstaten. Ondertussen is de situatie wel zo dat ik nu vastzit aan het Europese asielsysteem en de wet- en regelgeving die daarbij speelt. Ik ben dit verplicht en ik doe het ook. Ik kan nog zo opgewekt en nog zo stoer gaan roepen, maar ondertussen is dat het systeem waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft. Nederland wil bescherming bieden aan mensen die onze bescherming nodig hebben omdat ze vervolgd worden of vanwege oorlog en geweld. Degenen die daar geen recht op hebben, moeten vertrekken. Dat is, onder andere dankzij covid, niet heel erg makkelijk.

De heer Eerdmans (JA21):

Dit is mijn laatste. Mijn Last Post. Ik zou bijna zeggen: mijn last call. Ik moet dus vaststellen dat u niet de neiging hebt om te denken: ik heb de mogelijkheid om binnen de EU de regels aan te scherpen, net zoals dat nu aan de oostkant gebeurt rond Wit-Rusland. Dan hoef je zelfs die opt-out van Denemarken niet te hebben. Ook zonder opt-out laten zij zien dat ze toch binnen het Vluchtelingenverdrag van 1951 kunnen blijven. Ik ben het er dus gewoon fundamenteel niet mee eens als u zegt: ik ben met mijn handen op mijn rug gebonden. Er zijn immers echt mogelijkheden. Anders ga ik u nog een keer mijn plannen toesturen. Misschien kunt u ze nog een keer lezen onder de kerstboom, want er is zo veel meer mogelijk. Dat zou alleen al een signaal naar buiten afgeven, zo van: pas op, Nederland is wat strenger en stringenter aan het worden. Dit in plaats van: we gaan toch maar weer wat tenten neerzetten of wat cruiseschepen vullen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb het negenstappenplan van de heer Eerdmans gekregen. Er wordt serieus naar gekeken op mijn ministerie.

De voorzitter:

Kan de staatssecretaris ook aangeven wanneer daar een reactie naar de heer Eerdmans op komt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Op dit moment niet, maar het zal heus geen maanden en jaren gaan duren. Ik denk dat er al aan het begin van het nieuwe jaar contact wordt opgenomen met de heer Eerdmans. Dan kunnen we daar eens even naar kijken.

De voorzitter:

Kijk, dat is goed nieuws voor de heer Eerdmans.

De heer Markuszower (PVV):

We hoorden net het ietwat formalistische antwoord van de staatssecretaris jegens de heer Eerdmans. Ik wil eigenlijk het volgende aan de staatssecretaris vragen. Ik krijg net een mail. Ik wil graag horen wat de staatssecretaris tegen deze mensen zou zeggen. Ik zal het anoniem doen. "Wij, 70 jaar en 67 jaar, willen al vijftien jaar weg van het Kanaleneiland in Utrecht. Hier kun je namelijk niet meer wonen. Iedere dag worden we bespuugd, uitgescholden en bedreigd. Het is aan de orde van de dag. We zijn al vijftien jaar ingeschreven bij WoningNet. En dan" — ik zal de kwalificatie niet zeggen — "gaat zo'n statushouder, zo'n handophouder, voor". Wat zegt u nou tegen deze mensen? Het zijn gewoon Nederlandse mensen van boven de zeventig die al vijftien jaar lang bespuugd en bedreigd worden in hun wijk, maar niet wegkunnen omdat statushouders de woningen bezet houden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is wel erg makkelijk dat de heer Markuszower zegt: omdat statushouders de woning bezet houden. Het is zo dat er een woningtekort is in Nederland. Daar is door de minister van Binnenlandse Zaken uitvoerig over gesproken. Er wordt hard aan gewerkt om dat op te lossen, om ervoor te zorgen dat die mogelijkheden er wel zijn. Dat is iets waar de minister van Binnenlandse Zaken zich voor inzet. Ik zet me er ook voor in om de overlast zo veel mogelijk te beperken en te zorgen dat mensen niet geraakt worden door zulke omstandigheden.

De heer Markuszower (PVV):

Iets anders dan. Ik noemde net dat mensen van buiten die hier komen, asielzoekers, ook voor veel ellende zorgen. Vorig jaar 4.500 misdrijven. Nou las ik — volgens mij was het vanochtend — dat Nederland voorheen nog wel zo nu en dan die asielzoekers kon screenen, om te kijken of ze crimineel of gevaarlijk zijn, maar dat Nederland dat nu niet meer doet omdat dat tegen de privacywetgeving zou zijn. Misschien heb ik het bericht verkeerd begrepen, maar misschien kan de staatssecretaris daar commentaar op geven. Klopt dat bericht? Kan de staatssecretaris daar haar licht over laten schijnen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Markuszower heeft dat inderdaad in de krant kunnen lezen. Het is zo dat vanwege de AVG op een manier gewerkt is met die gegevens die op die manier eigenlijk niet helemaal geoorloofd is. Maar er wordt natuurlijk gekeken op welke manier de politie wél goed kan screenen. Dat zal zeker gebeuren. Ik denk dat de heer Markuszower zich zorgen maakt over een punt dat ook voor ons een zorg is. Maar wij zorgen ervoor dat die screening wel gebeurt.

De voorzitter:

De heer Markuszower, tot slot.

De heer Markuszower (PVV):

Dus dat is nu nog niet opgelost, begrijp ik. Dan vraag ik aan de staatssecretaris: hoezo vindt de staatssecretaris de privacy van asielzoekers belangrijker dan onze nationale veiligheid?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Markuszower doet het nu voorkomen alsof wij nu pas gaan nadenken over hoe dat dan zou moeten. Daar is allang over nagedacht en allang wordt dat op een heel goede manier aangepakt. Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken.

Voorzitter. Door de heer Boulakjar, mevrouw Piri en de heer Ceder is de vraag gesteld: waarom is er geen goede prognose? De heer Boulakjar vroeg mij of ik de huidige problematiek niet heb zien aankomen en waarom het zo lang duurde om in actie te komen. Ook mevrouw Piri en de heer Ceder stelden die vragen. Ik begrijp die vragen. Mijn antwoord is dat wij dit gedeeltelijk hebben zien aankomen en er ook op hebben gehandeld.

Het oplopen van het aandeel statushouders in de COA-opvang is al ietsje langer aan de orde. Dat is ook de reden geweest om naast de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, de LRT, ook de provinciale regietafels, de PRT's, te activeren. Deze werkwijze hebben wij met de medeoverheden afgesproken in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, om gemeenten en provincies eerder en beter te informeren over vraagstukken rondom opvang, huisvesting en integratie. De LRT en de PRT's hebben wij in november van 2019 gevraagd weer bijeen te komen om extra opvangplekken te realiseren. Wij zijn dus wel degelijk tijdig in actie gekomen.

Het opstarten van het LRT viel nog mee, maar het opstarten van de PRT's duurde ietsje langer. Dat heeft ook gerendeerd in de afgelopen maanden. Het valt te prijzen dat de gemeenten inderdaad die versnelling hebben laten zien. Maar ik moet ook zeggen dat het de gemeenten ondanks die versnelling nog niet gelukt is — daar heeft ook de minister van Binnenlandse Zaken iets over gezegd — om de bestaande achterstand in te lopen. Maar het schiet wel enorm goed op. Het aantal statushouders in de opvang is echter hoger dan we zouden willen. In totaal verblijven er nu 12.000 statushouders in de opvang, waarvan voor ruim 7.000 geldt dat de veertienwekentermijn is overschreden. Er is veertien weken tijd om statushouders te laten uitstromen naar een gemeente. Als die termijn overschreden is, betekent dit dat er achterstand is.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik snap dat het altijd moeilijk is om een inschatting te maken over de toekomst en over hoeveel mensen er naar Nederland komen en asiel vragen. Maar ik maak me dan toch heel veel zorgen als ik zie dat voor volgend jaar de aanname van het kabinet is dat er kennelijk veel minder mensen zullen komen dan dit jaar, omdat we zien dat er 128 miljoen euro wordt bespaard op het COA. Hebben we dan volgend jaar gewoon niet weer precies hetzelfde debat hier, omdat er een tekort is aan opvang doordat er gewoon te lage aantallen zijn ingeschat en er geen geld voor vrij is gemaakt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, voorzitter. Die voorspelling, die prognose, is gedaan op basis van de MPP, de Meerjaren Productie Prognose. Die vindt plaats in februari en september. De prognose van nu dateert van februari. In september is er een nieuwe prognose verschenen. Die nieuwe prognose laat zien dat de prognose van februari achterhaald is en dat er een veel grotere hoeveelheid plekken nodig zal zijn en dat er een groter aantal asielzoekers zal zijn. In de Voorjaarsnota wordt eraan gewerkt dat de financiën die daarbij nodig zijn, boven water komen en er dus ook zijn. Op die manier is dat geregeld.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Na 2015 is aandacht besteed aan de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat we crisisopvang niet meer nodig zullen hebben op momenten zoals na het afgelopen jaar. Een van de adviezen was: ga nu vooral aan buffercapaciteit denken. Het gaat dan om leegstaande panden, waar je in tijden van rust niets aan denkt te hebben, maar waarin je, op het moment dat het je overkomt en je een hogere instroom hebt dan normaal, die instroom kan opvangen. Dan behoud je ook draagvlak, dan wentel je de problemen niet af op gemeenten en dan heb je geen crisis. Is het misschien een politieke keuze geweest om de adviezen rondom het aanhouden van buffercapaciteit niet door te voeren? Of was daar een andere reden voor?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is wel doorgevoerd, alleen in een te kleine omvang. Dat geef ik de heer Ceder toe. De Voorjaarsnota 2021 stelt het COA in staat om een beperkt aantal locaties aan te houden als buffer in rustige tijden om te kunnen inzetten als het drukker wordt. Maar ook die middelen hebben het huidige tekort niet kunnen oplossen. Je kunt buffers aanhouden, het is verstandig en wijs om een extra uitloop te hebben, maar dat is het maar in zekere mate. Stel dat het COA een leegstaand gebouw met 300 plekken zou kunnen financieren, waar misschien asielzoekers in komen, maar misschien ook niet of misschien maar voor een derde, dan is dat lastig voor een gemeente waar een woningtekort is. Dus ja, de Voorjaarsnota 2021 heeft ervoor gezorgd dat het COA wat ruimte, een buffer, heeft om extra locaties aan te houden, maar dat is beperkt in omvang. Het is ook een hele kostbare operatie, want die gebouwen moeten onderhouden worden, die moeten verwarmd worden en er moet personeel zijn om de gebouwen te bewaken. Het is dus ook wat dat betreft duur, maar op een gegeven moment moet je maar denken: alles beter dan dat we mensen niet kunnen opvangen. Maar gebouwen leeg laten staan, is ook heel erg frustrerend voor de inwoners van een gemeente.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik voel wel wat voor de argumenten van de staatssecretaris, maar als we doorredeneren, dan kom ik eigenlijk tot de conclusie dat we altijd te laat zullen zijn bij een crisis. Wij houden geen rekening met wat er daadwerkelijk vrijgehouden zou moeten worden voor een hoge instroom, maar we houden wel rekening met andere factoren, waardoor we de buffercapaciteit lager houden terwijl we weten dat, als we goed nadenken, dat te weinig is. Bent u het met mij eens dat wij qua buffercapaciteit dus eigenlijk nooit goed voorbereid zijn op een crisis? En als u het daarmee eens bent, bent u dan ook bereid om dat aan te passen? Anders hebben we, zoals mevrouw Piri ook aangaf, elk jaar dit debat. Want als dit uw overwegingen zijn, hebben we nooit genoeg buffercapaciteit.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij proberen het zo te doen dat we voorbereid zijn op een crisis, maar het hangt ervan af hoe groot een crisis is. Ik vind het heel belangrijk dat er buffercapaciteit is. Dat vinden het COA en het ministerie ook. Maar we moeten rekening houden met een bepaalde omvang. Als er morgen 5.000 mensen aan de grens staan, dan hebben we — zelfs als we buffercapaciteit zouden hebben — geen 5.000 plekken. Dat kan niet. We willen extra buffercapaciteit, we hebben berekeningen gemaakt, maar het is misschien ook wel goed om u te realiseren dat leegstaande buffercapaciteit iets van €20.000 per plek kost.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Even voortbordurend op het punt dat de heer Ceder terecht maakte. De staatssecretaris geeft aan dat er geld voor is vrijgemaakt in de Voorjaarsnota, maar ik ben benieuwd of zij ook kan aangeven hoeveel buffercapaciteit er nou eigenlijk concreet wordt aangehouden? Om hoeveel plekken gaat dat?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Op dit moment is er überhaupt geen buffercapaciteit meer. Op basis van de MPP van februari is er buffercapaciteit gekomen bij de Voorjaarsnota. Dat was trouwens ook de MPP van september 2020. Maar die is binnen de kortste keren volgelopen. En op dit moment is er helemaal geen buffercapaciteit. Sterker nog, we hebben er veel tekort.

De heer Van Baarle (DENK):

Mijn vraag ziet meer op hoeveel buffercapaciteit er werd aangehouden voordat die volliep. Wat is normaliter de buffercapaciteit die aangehouden wordt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Er waren in het voorjaar zo'n 32.000 of 32.500 plekken bij het COA. Dat was om en nabij de omvang; die 500 moet u maar even laten voor wat het is. Er was in de MPP gerekend met iets van 28.000 mensen en de buffercapaciteit is dan dus enkele duizenden plekken. Die ruimte is er voor het geval er opeens wat meer of wat minder mensen zijn. Maar het kwam ongeveer neer op 2.500 plekken en dat gaf het COA telkens de ruimte om extra mensen te kunnen opvangen. Daarna liep het weer terug en soms kwamen er vervolgens weer mensen bij. Het was net de manoeuvreerruimte die het COA nodig heeft, maar die is dus al heel gauw opgeraakt.

De voorzitter:

De heer Boulakjar, D66.

De heer Boulakjar (D66):

Heel kort een vraag over die buffercapaciteit. De staatssecretaris noemde dat het aanhouden van een buffercapaciteit heel veel geld kost ten opzichte van het snel creëren van noodopvang. Maar volgens mij is het creëren van noodopvang juist vele malen duurder of zie ik dat verkeerd?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat de heer Boulakjar mij even iets verkeerd begrepen heeft als hij zegt: buffercapaciteit is te duur ten opzichte van noodopvang. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Het aanhouden van buffercapaciteit is van belang om die manoeuvreerruimte te hebben, maar buffercapaciteit gaat tot een bepaalde hoogte en tot een bepaalde omvang. Je kunt niet zeggen: we houden 10.000, 15.000 of 20.000 plekken vrij voor het geval we opeens heel veel mensen binnenkrijgen. Dan ga je het rekensommetje maken en dan zeg je: dat wordt wel heel erg duur. En bovendien denk ik dat het een heel belangrijk punt is dat gebouwen leeg laten staan terwijl er een woningtekort is in Nederland, voor de bevolking van die gemeentes echt wel heel erg zuur is.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Deze uitspraak ontlokt mij toch nog een interruptie. Ik denk dat dit een heel belangrijk punt is, omdat we zien dat we met te weinig buffercapaciteit crisisopvang nodig hebben. Met voldoende buffercapaciteit hebben we dus geen ...

De microfoon viel even uit, maar ik herhaal het, voorzitter. Dit is een heel belangrijk punt, want met genoeg buffercapaciteit heb je geen crisis en met te weinig buffercapaciteit heb je elk jaar een crisis als er een hoge instroom is. Het is dus echt een belangrijk punt.

Ik heb ook een vervolgvraag op de heer Boulakjar. Ik heb het niet scherp of u nu zegt dat het aanhouden van buffercapaciteit voor de grote instroom die we nu zien, duurder is dan de crisisopvangmaatregelen die we de afgelopen maanden hebben gezien en die we misschien ook nog wel in het nieuwe jaar zullen zien.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, dat zeg ik helemaal niet. Bovendien worden de moeilijkheden door de opvang van de instroom waar we nu mee te maken hebben, op dit moment voor een belangrijk deel veroorzaakt door het feit dat we 12.000 statushouders in de opvang hebben. Als je iets van 4.000 of 5.000 statushouders in de opvang hebt die in die veertienwekentermijn zitten — dat is geen vreemde situatie — dan zouden we nu 7.000 plekken hebben en hadden we helemaal geen probleem.

De voorzitter:

U heeft er nog twee, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen dat het aanhouden van voldoende buffercapaciteit, waardoor het land niet in een noodopvangcrisis gestort wordt, goedkoper is dan wat we nu doen. Het is dus niet alleen beter, slimmer en verstandiger, maar ook nog eens goedkoper. Je moet er wel voor zorgen dat in de tussentijd de bevolking niet denkt: waarom staat het gebouw leeg? Je zou daar best wel creatieve oplossingen voor kunnen verzinnen, bijvoorbeeld dat je daar activiteiten in huisvest die heel snel vervoerd kunnen worden. Eén. Is de staatssecretaris dat met mij eens? Twee. Gaan we dat dan doen? Want als we dat niet gaan doen, vermoed ik toch dat het is zoals ik tijdens mijn eerste interruptie zei, namelijk dat het een soort politieke keuze is in plaats van een verstandige keuze. Als dat zo is, is het prima, maar dan hoor ik dat graag van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb de hoop dat een politieke keuze ook een verstandige keuze is. Bij een bepaald aantal plekken dat volgens de MPP wordt berekend door onder meer het COA, kun je voor een bepaald percentage zeggen: daar moet gewoon buffercapaciteit voor zijn. De vraag is — ik heb de indruk dat dat speelt — hoeveel buffercapaciteit we moeten hebben. Moeten we buffercapaciteit hebben voor een situatie waarin er 10.000 mensen zouden kunnen komen? Of hebben we een buffercapaciteit nodig voor een bepaald percentage van de opvangcapaciteit die we hebben? Ik denk dat dat laatste nodig is. Dat hadden we, maar dat is nu helaas al opgebruikt vanwege de situatie waar we nu in zitten met 12.000 statushouders en een grotere instroom. Maar als we dadelijk weer in een normale situatie zitten, dan hebben we een bepaald percentage aan buffercapaciteit absoluut nodig. Het zou prachtig zijn — daar heeft de minister van Binnenlandse Zaken over gesproken — als je die flexibele of gemengde ruimtes hebt waar arbeidsmigranten, asielzoekers of statushouders in zitten en er als gewisseld kan worden als van de een te veel is of van de ander. Het is de bedoeling om er op die manier altijd voor te zorgen dat je veel meer flexibiliteit hebt in de capaciteit voor de opvang.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De afgelopen maanden, ongeveer vanaf de zomer, vanaf juni, hebben we een verhoogde instroom gezien. Daarvoor is de instroom een hele poos buitengewoon veel lager geweest vanwege alle covidproblematiek. Maar de verhoging van afgelopen mei/juni bestond allereerst uit een verhoging van het aantal eerste asielaanvragen en vervolgens uit een verhoogde instroom van nareizende gezinsleden. Dat kwam vooral omdat covidmaatregelen overal werden afgeschaft of verminderd. Daardoor was het nareizen weer mogelijk. We hebben een periode gehad waarin er heel, heel, heel weinig sprake was van nareizen. We hebben bovendien, terecht, een instroom gehad van 2.000 Afghaanse evacués. Die moesten ook opgevangen worden. Tegelijkertijd moet ik ook nog zeggen dat we vanwege covid geen Dublinmogelijkheden hadden, omdat overal werd gevraagd om te testen. Daarover is een motie aangenomen van de heer Valstar. De testen werden geweigerd. Er werden overal PCR-testen gevraagd. Na een bepaalde periode komen de Dublinmensen in de asielprocedure in Nederland.

Daar komt dan ook nog eens de beperking in de uitstroom van de statushouders bij. Dat is mijn laatste punt, maar ik heb het al een paar keer genoemd. Dat heeft een verhoogde instroom veroorzaakt. Dat zijn de vijf factoren die er de oorzaak van zijn dat we nu met een opvangbeperking zitten en eigenlijk meer opvang moeten leveren dan we voorzien hadden. Dit hebben we zo niet zien aankomen, maar we hebben er wel op geacteerd. Daar is ook door de gemeentes enorm goed op ingesprongen. De geopolitieke situatie in Belarus en Polen heeft ook nog eens bijgedragen aan een extra probleem, ook in de opvang in Nederland. Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Baarle. Hij zei dat er fors geïnvesteerd moet worden in de capaciteit en vroeg om een snellere procedure en menswaardige opvang. In 2019 hebben wij met het ministerie van Financiën een nieuwe financiële ondergrens voor de IND-begroting afgesproken. Dat betekent: als het werkaanbod onder het niveau van 2018 uitkomt, dan zal dit niet financieel worden verwerkt en blijft de IND ten minste op het niveau van 2018. Dat is de stabiele financiering van de IND. Ik heb zojuist al gezegd dat er voor het COA bij de Voorjaarsnota 2020 is ingestemd met extra middelen voor de reservecapaciteit.

De afgelopen twee jaar heeft het COA herhaaldelijk aan gemeenten en provincies gevraagd om die extra opvangplekken te realiseren. Dat heeft tot de zomer inderdaad in een beperkt aantal extra plekken geresulteerd. Maar vanaf mei, juni en juli is er enorm hard aan gewerkt. Daar heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook over gesproken. Daar zijn we zeer erkentelijk voor. Tegelijkertijd lopen er ook contracten met bestaande locaties. Sommige contracten zijn niet verlengd, omdat de termijn was afgelopen. Aan de gemeenten was toegezegd dat die niet verlengd zouden worden door de gemeenteraad. In een dergelijke context is het heel lastig om daarbovenop, in de situatie die we nu hebben, nog extra capaciteit te reserveren. Want die hebben we nu allemaal heel hard nodig.

De heer Valstar heeft een vraag gesteld over het worstcasescenario. Stel dat alle noodopvangplekken komen te vervallen. In Nederland geldt het uitgangspunt dat iedereen met recht op opvang een dak boven het hoofd krijgt. Dat is ook ons uitgangspunt. Ook het COA heeft de wettelijke taak om daarvoor te zorgen en om asielzoekers te begeleiden. De huidige verwachting is dat het COA komend jaar behoefte heeft aan 42.000 opvangplekken. Daarom moeten ze ervoor zorgen dat de opvangplekken die in het eerste kwartaal van 2022 komen te vervallen, worden vervangen of verlengd. Als alle tijdelijke opvangplekken tot en met maart 2022 zouden vervallen — dat is namelijk de vraag van de heer Valstar — dan houden we ruim 35.000 opvangplekken over. Maar het COA blijft in gesprek met gemeentes en met het Rijk om nieuwe plekken te realiseren.

De heer Koerhuis had een vraag …

De voorzitter:

Die doet niet mee.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

O, dat is ook meneer Valstar. Nee, nu weet ik het. Neem me niet kwalijk. De heer Valstar haalde de heer Koerhuis aan, dat is het. De vraag ging over locaties: waarom doet het COA daar lang over en hoe gaat dat nou precies? Normaal gaat het als volgt. Wanneer een gebouw geschikt lijkt voor opvang, voert het COA een schouw uit om te bepalen of die locatie daar inderdaad geschikt voor is. Dat doen ze eerst op papier en daarna fysiek. Als een locatie voldoet aan het eisenprogramma van het COA — want dat is er natuurlijk; dat moet er ook zijn — dan treedt het COA meteen in overleg met de gemeenten. Maar het kan dus voorkomen dat het lokale bestuur er al eerder bij wordt betrokken. Op dit moment is het heel druk. Het COA moet veel schouwen. Er worden namelijk overal plekken aangeboden, maar er moet gekeken worden of die inderdaad geschikt zijn.

Van daaruit kom ik bij de situatie in Ter Apel. Daar heeft mevrouw Kuik ook naar gevraagd. Die situatie is niet goed. Die is onwenselijk. De huidige drukte in de nachtopvang in Ter Apel is echt helemaal niet goed. Daarom heeft het de absolute prioriteit om dat aanmeldcentrum in Ter Apel te ontlasten. Daarom hebben we zo snel meer opvangplekken nodig. Want de mensen komen daar aan en worden opgevangen, maar die moeten ook weer uitgeplaatst worden. Het is daar letterlijk een komen en gaan. Als ze niet kunnen gaan, omdat er geen plekken zijn in opvanglocaties, dan heb je een bubbel die niet goed is. Daarom wordt er nu hard gezocht naar nieuwe, grotere opvanglocaties die op zeer korte termijn inzetbaar zijn. De Expohal in Assen — het is heel mooi dat die beschikbaar gekomen is — wordt bijvoorbeeld gebruikt om het aanmeldcentrum in Ter Apel te ontlasten. De medeoverheden zijn bij brief van 19 november jongstleden — dat weet u — gevraagd om de zoektocht naar het vormgeven van gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties — gvl's, zoals dat heet — en het vormgeven van additionele mogelijkheden voor aanmeldcentra en zogeheten "identificatie- en registratiestraten" voort te zetten. Wij zijn dus druk bezig om ervoor te zorgen dat we op de kortst mogelijke termijn een tweede aanmeldlocatie hebben waar het begin van het aanmeldproces door de betrokken partijen kan worden uitgevoerd, zodat Ter Apel ook op dat punt ontlast kan worden. Daarnaast is dus gevraagd om versnelling in de uitstroom van statushouders. Er is heel regelmatig, zeg ik tegen mevrouw Kuik, contact met de burgemeester van de gemeente Westerwolde, want ons is er alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat we in Westerwolde de problemen zo goed mogelijk, zo snel mogelijk en zo humaan mogelijk weten op te lossen voor alle partijen die erbij betrokken zijn.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen op zeer korte termijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Op de kortst mogelijke termijn.

Mevrouw Piri (PvdA):

Op de kortst mogelijke termijn. Wanneer is dat?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is precies wat ik zeg: de kortst mogelijke termijn. Het lijkt heel makkelijk: we openen ergens een nieuw gebouw. Maar zo werkt het niet. Er moeten echt voorzieningen zijn. Er moeten identificatie- en registratiemogelijkheden zijn. Daar is apparatuur voor nodig en daar zijn mensen voor nodig, want die gebouwen moeten bemand worden. Er moeten ook ruimtes zijn waarin mensen kunnen verblijven als ze opgeroepen worden om bijvoorbeeld hun vingerafdrukken af te geven. Er is me twee dagen geleden weer door de IND verzekerd dat ze echt heel hard aan het werk zijn om te zorgen dat dat snel mogelijk voor elkaar komt. Iedereen weet — dat vinden we zelf ook — dat het heel belangrijk is dat Ter Apel op dat punt ontlast wordt.

Mevrouw Piri (PvdA):

Over dat laatste zijn we het zeker eens, want zoals ik al in mijn bijdrage zei: volgens mij is Ter Apel zo'n beetje de meest vluchtelingenvriendelijke gemeente die wij hebben in Nederland. Ze hebben daar echt enorm veel gedaan om, ook als aanmeldcentrum, te dienen voor waar we ons in Nederland gewoon aan moeten houden: mensen mogen hier asiel aanvragen. Ik denk dat mensen die meeluisteren, zeker de mensen in Ter Apel, graag een iets specifieker antwoord willen van de staatssecretaris. Wat er allemaal bij komt kijken, dat geloof ik. Maar is het nou volgende week, is het voor de kerst of is het aan een nieuw kabinet? Toch iets specifieker qua tijd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb specifiek gevraagd of het voor kerst kan lukken. Waarschijnlijk niet, maar wel vrij in het eerste stuk van 2022, in januari. Daar wordt aan gewerkt, om het uiterlijk dan voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Piri had nog een vraag over het nieuwe aanmeldcentrum. Zo spoedig mogelijk, heb ik al gezegd.

Mevrouw Koekkoek van Volt stelde een vraag over de noodopvanglocaties, namelijk of de kinderen daar naar school kunnen gaan. De kinderen van asielzoekers hebben, net als alle kinderen in Nederland, recht op onderwijs. Dat doen we voor kinderen en jongeren van 5 tot 18 jaar. Die moeten naar school tot zij een startkwalificatie hebben. Asielzoekerskinderen gaan zo snel mogelijk naar school. In de EU-opvangrichtlijn is opgenomen dat asielkinderen na indiening van de asielaanvraag in Nederland binnen drie maanden onderwijs moeten krijgen.

De gemeente is verantwoordelijk voor het organiseren van dat onderwijs. Als een noodopvanglocatie wordt geopend, wordt samen met het COA en schoolbesturen gekeken hoe onderwijs daar het beste georganiseerd kan worden, zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs. We hebben een ondersteuningsorganisatie, die heet LOWAN en wordt gesubsidieerd door het ministerie van OCW. Die organisatie is beschikbaar om daarover mee te denken met gemeentes en het onderwijs. De ministeries van OCW en van JenV — dat doen wij via COA — hebben regelingen beschikbaar om het onderwijs te financieren. Op veel locaties, die noodopvanglocaties, is er onder de echt moeilijke omstandigheden die daar op dit moment spelen onderwijs: in Groningen, Leeuwarden en Heumensoord. Wij zijn terecht dankbaar dat dat door het onderwijsveld georganiseerd is. Het is heel belangrijk dat die jonge mensen, die kinderen, maar ook de jongvolwassenen, naar school kunnen: de jongvolwassenen naar de middelbare school en de jongere kinderen naar de basisschool. Hoe dat uiteindelijk georganiseerd wordt en met welke snelheid, hangt af van meerdere factoren, zoals het aantal kinderen en — dat zult u begrijpen — het onderwijsaanbod in de regio. Het kan voorkomen dat asielzoekerskinderen een aansluiting vinden bij bestaande voorzieningen, bijvoorbeeld bij een internationale schakelklas. Maar het kan ook nodig zijn dat er opnieuw voorzieningen worden ingericht. Toen ik de noodopvang in Leeuwarden bezocht, hoorde ik dat daar een oproep is gedaan voor ondersteuning van het basisonderwijs van asielzoekerskinderen. Daar is een enorme respons op gekomen. Het was hartverwarmend dat allerlei mensen zich meldden om dat onderwijs van de grond te krijgen, ook op die plek voor die kinderen daar.

Dan was er een vraag van mevrouw Koekkoek over lhbti in de opvang. Deze week heb ik de beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar de veiligheid van lhbti's en bekeerlingen in de asielopvang naar de Kamer gestuurd. Daarin wordt ook ingegaan op de manier waarop er opvolging wordt gegeven aan de motie-Ceder. In het kader van die opvang kijkt het COA bij de begeleiding van kwetsbare groepen naar de specifieke behoeften van de desbetreffende persoon. Het COA heeft aandacht voor de opvang en de begeleiding van lhbti-bewoners door lhbti-aandachtsfunctionarissen in te zetten en door de deskundigheid te bevorderen van de medewerkers op specifieke kwetsbaarheden van mensen binnen deze doelgroep. Op het punt van de begeleiding van bekeerlingen en religieverlaters blijft de deskundigheidsbevordering van COA-medewerkers iets achter. Daarom wordt in 2022 een plan van aanpak gemaakt om structurele aandacht voor bewustzijn van en kennis over kwetsbaarheden van bekeerlingen en religieverlaters te borgen. Dat geeft de COA-medewerkers meer handvatten om de begeleiding voor elkaar te krijgen.

Het COA is ook van plan om meer aandachtsfunctionarissen te gaan inzetten bij de opvang en de begeleiding van bekeerlingen en religieverlaters. Er wordt bovendien gezorgd voor minimumstandaarden in de opvang van lhbti's, bekeerlingen en religieverlaters. Het COA onderzoekt ook nog de mogelijkheden om tijdens het inwerkprogramma van nieuwe medewerkers een module op te nemen die meer aandacht besteedt aan die kwetsbaarheden. Dan heeft dus iedere nieuwe COA-medewerker dezelfde basis. Bovendien is het COA van plan om de sociale kaart op iedere COA-locatie beter inzichtelijk te maken. Die sociale kaart biedt dan weer een actueel en volledig overzicht van organisaties en praktijken op het gebied van zorg en welzijn in de omgeving. Dan kunnen ze makkelijker doorverwijzen en is er een uniforme en goede lokale ondersteuningsinfrastructuur.

Dan had mevrouw Koekkoek nog een vraag over de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Sinds eind augustus zoekt zowel Nidos als het COA via alle beschikbare kanalen naar uitbreiding van opvangplekken voor amv's. Er zijn oproepen gedaan aan gemeentes, provincies en woningbouwcorporaties. Daarnaast hebben het COA en Nidos jeugdzorginstellingen benaderd door middel van een schriftelijke oproep via Jeugdzorg Nederland en andere brancheorganisaties. Ook bij die brief van 19 november, waar ik het zojuist over had, zijn gemeentes en provincies gevraagd om tien locaties met minimaal 50 opvangplekken te realiseren voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Inmiddels voert het COA gesprekken met verschillende gemeentes over dergelijke opvangplekken. Bovendien zijn er de afgelopen weken in enkele gemeentes amv-locaties geopend.

De heer Valstar had nog een vraag over de opvangplekken die worden bezet door veiligelanders. Het ging ook over de Franse visummaatregelen. In de brief van 16 november ben ik ingegaan op de terugkeersamenwerking en de inzet van visamaatregelen door Frankrijk. Uw Kamer heeft de inhoud daarvan controversieel verklaard. Wij hebben navraag gedaan bij Frankrijk. Er blijkt dat Frankrijk strenger is gaan toetsen op reeds bestaande voorwaarden. Eerder waren ze namelijk wat soepel met die voorwaarden. Vooral bij zaken die eigenlijk niet aan de voorwaarden voldeden, zoals het nog ontbreken van bewijsstukken, waren ze best soepel, maar dat zijn ze nu niet meer. Nederland ziet helemaal geen ruimte om nu ineens strenger te toetsen, want we hebben altijd heel streng getoetst aan die voorwaarden. Dat blijkt ook uit de relatief hoge afwijzingspercentages bij de beoordeling van visumaanvragen voor Nederland ten opzichte van andere EU-landen. Die afwijzingspercentages liggen al enige jaren aanzienlijk boven het gemiddelde van de in deze landen consulair vertegenwoordigde EU-lidstaten, dus de landen waar een visum voor nodig is en dus ook, waar het over ging, Frankrijk.

Maar de vraag is natuurlijk hoe effectief het middel is, want als de visa-aanvragen voor Frankrijk niet lukken, dan proberen ze het via Spanje en Italië. Die kunnen dan omhooggaan. Dus je hebt een beetje een waterbedeffect. Daar mogen we de ogen ook niet voor sluiten. Er gaan dan ook nog steeds geen vliegtuigen vol met mensen gedwongen terug uit Frankrijk. Om die reden ben ik voorstander van de visummaatregelen die door de Europese Unie als geheel worden getroffen. Dan voorkom je dat waterbedeffect en het misbruik in de zin van: als dit niet lukt, dan ga ik daarnaartoe enzovoorts. Want dan heb je met z'n allen de kracht om het voor elkaar te krijgen, wat uiteindelijk ook de bedoeling is van de visumpolicy.

Mevrouw Koekkoek vroeg of ik bekend ben met de lijsten van You're welcome vanuit de gemeentes. Via de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie en de provinciale regietafels zijn we in gesprek met alle — met de nadruk op "alle" — gemeentes in Nederland om opvanglocaties te realiseren. We hebben bij die enorme opgave de hulp en inzet van alle Nederlandse gemeentes nodig.

Mevrouw Koekkoek vroeg naar creatieve oplossingen. Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken daarover gehoord. Ik noem de vakantieparken en dergelijke. Ja, dat doet het COA. Het COA zet vakantieparken in voor de opvang van asielzoekers, bijvoorbeeld in Duinrell in Wassenaar. Ook andere creatieve oplossingen worden voortdurend verkend. Ik heb bijvoorbeeld de Hotel- en accommodatieregeling opengesteld. Daardoor kunnen statushouders tijdelijk in hotels worden gehuisvest. Locaties zoals vakantieparken en hotels zijn bij uitstek geschikt voor speciale doelgroepen, zoals amv's en statushouders.

Mevrouw Van der Plas stelde een vraag over het Vluchtelingenverdrag. Het Vluchtelingenverdrag uit 1951 is zojuist ook langsgekomen. Is dat nog bij de tijd? Op verzoek van het kabinet heeft de heer Donner een verkenning gedaan naar de vraag of het Vluchtelingenverdrag uit 1951 nog bij de tijd is. Die verkenning is in 2020 afgerond. Over de uitkomsten daarvan is uw Kamer geïnformeerd in de brief van 3 juli van dat jaar. In die brief is een appreciatie van het kabinet opgenomen. Het heeft geen zin om die uitgebreide verkenning hier samen te vatten. Ik citeer even uit het rapport van de heer Donner: "Het verdrag uit 1951 is ongetwijfeld gedateerd, maar niet verouderd en het staat niet in de weg aan een verantwoord asielbeleid. Veel nadrukkelijker vloeien beperkingen voort uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het recht van de EU en de jurisprudentie inzake het Verdrag en de EU-wet- en regelgeving." In de kabinetsreactie hebben we duidelijk toegelicht waarom het kabinet zich kan vinden in de conclusie van de heer Donner dat het minder zinvol is om verder onderzoek te verrichten naar een mogelijke wijziging van het Vluchtelingenverdrag om dit bij de tijd te brengen. Zoals gezegd: we hebben het EVRM, het recht van de Europese Unie en Europese wet- en regelgeving, juist op dit gebied. De heer Donner heeft ook geconcludeerd dat het veel meer zin heeft om in te zetten op het Europese asielbeleid.

Misschien is het interessant voor mevrouw Van der Plas om te weten dat het Vluchtelingenverdrag in 1967 is aangepast met het Protocol van New York. Er is tot die aanvulling besloten omdat de staten die partij waren bij dit verdrag steeds meer bezwaar hadden tegen een in het verdrag opgenomen bepaling, namelijk dat het ging over gebeurtenissen die voor 1 januari 1951 hadden plaatsgevonden. Dat stond in de definitiebepaling. Het Vluchtelingenverdrag uit 1951 ging over wat daarvoor was gebeurd. In 1967 heeft men gezegd: we moeten het bij de tijd brengen. Dat is toen gebeurd, want die definitiebepaling is uit het verdrag gehaald.

Mevrouw Van der Plas stelde een vraag die al eerder aan de orde is geweest, namelijk: als je statushouders voorrang geeft, gaat dat dan ten koste van lang wachtende Nederlanders? De heer Markuszower gaf zojuist een voorbeeld daarvan. Mevrouw Van der Plas vroeg ook naar de beheersing van migratiestromen. Daarom zet het kabinet in op een breed palet aan maatregelen. Daar horen ook maatregelen bij die betrekking hebben op het voorkomen van irreguliere migratie en op het bieden van opvang en bescherming in de regio. Een onderdeel van ons asielsysteem is ook dat mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld recht hebben op bescherming. Dat heb ik al eerder gezegd en dat zeg ik iedere keer weer. Dat volgt uit internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden.

De heer Valstar had nog een vraag over de Griekse statushouders die naar Nederland komen. Zij hebben een status gekregen in Griekenland, maar gaan niet terug naar Griekenland. Althans, we kunnen ze niet terugsturen. Volgens het systeem dat we hebben in Europa zouden we statushouders terug kunnen sturen naar het land waar ze hun status hebben verkregen. Maar er is een uitspraak geweest in juli — 28 juli, om precies te zijn — van de Raad van State. Laat ik het netjes zeggen, precies zoals het is: de Raad van State heeft een motiveringsgebrek vastgesteld. De Raad van State heeft dus niet gezegd dat de situatie van de naar Griekenland terugkerende statushouders in strijd is met artikel 3 van het EVRM, maar dat door mij beter gemotiveerd zou moeten worden waarom ik ze niet zou kunnen terugsturen. Wij doen dus ook nader onderzoek naar de feitelijke omstandigheden in Griekenland.

Ik heb het er ook met mijn Griekse collega over gehad. Wat dat betreft hebben we ook contact met de Duitsers, want die hebben ook veel statushouders. Bij ons is het aantal misschien wat kleiner, maar Duitsland heeft ook te maken met statushouders uit Griekenland die naar Duitsland komen en die ze op basis van een uitspraak van de rechter van Noordrijn-Westfalen niet kunnen terugsturen, omdat de opvangmogelijkheden voor een statushouder bij vestiging in Griekenland, met alles wat daarbij komt kijken, niet goed genoeg zouden zijn. Maar ik blijf aandringen bij mijn Griekse collega, en ik heb het ook bij de Commissie, bij mevrouw Johansson, aangebracht. Het hele systeem is gebaseerd op het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Want als je niet meer kunt bouwen op dat interstatelijke vertrouwensbeginsel en je die mensen op basis van de regels die we hebben afgesproken in de Europese Unie niet meer terug kunt sturen naar de plek zoals die is afgesproken in de Europese regelgeving, dan heb je gewoon een probleem. Daarom heb ik het ook weer aangekaart bij mevrouw Johansson, de Eurocommissaris, en bilateraal bij mijn Griekse collega.

De heer Valstar (VVD):

Dank voor de beantwoording. Begrijp ik het goed dat die Griekse statushouders, die zich hier melden, weer opnieuw de procedure ingaan? Kortom, kunnen die hier een nieuwe procedure starten? Of worden die hier opgevangen, in de hoop dat over een halfjaar of een jaar de situatie misschien wel is verbeterd in Griekenland, om vervolgens weer door de Grieken opgenomen te kunnen worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, die gaan inderdaad opnieuw de asielprocedure in. Die vragen hier opnieuw asiel aan.

De heer Valstar (VVD):

Is er geen enkele mogelijkheid om deze groep mensen wel opvang te bieden, maar hun procedure te bevriezen en ze vervolgens alsnog terug te sturen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat zijn onder andere de gesprekken die ik daarover heb met mevrouw Johansson. Maar op dit moment zit dat juridisch niet zo in elkaar.

De voorzitter:

Is de staatssecretaris een beetje aan het einde van haar betoog aangekomen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Moet ik even snelheid maken, gas geven?

De voorzitter:

Nee, maar om even een idee te krijgen ...

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb nog wel iets, maar dat is niet zo gek veel.

De voorzitter:

Oké.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Piri heeft gezegd dat niemand zou moeten worden opgevangen zoals dat nu gebeurt, zeker niet de Afghaanse mensen die zich voor Nederland hebben ingezet. Mevrouw Piri vraagt mij dus naar de Afghaanse evacués en hoe de noodopvang, waar een belangrijk deel van de evacués wordt opgevangen, zich verhoudt tot het warm welcome dat wij willen aanbieden. Ik snap heel goed de spanning die mevrouw Piri voelt. Die spanning heb ik ook. Ik kan mevrouw Piri melden dat de IND werkelijk alles in het werk stelt om deze evacués snel duidelijkheid te geven over hun asielverzoek. Inmiddels is van al meer dan 1.000 evacués — het betreft iets van 1.200, 1.300 Afghaanse evacués — het asielverzoek behandeld. Zij hebben status gekregen in Nederland. Dat is dus heel goed. Een speciale unit van de IND heeft dat verzorgd. Twee derde van de groep heeft inmiddels een inwilligende beschikking ontvangen, maar dat neemt niet weg dat zij worden opgevangen op locaties die ik niet goed genoeg vind. Dat is precies waarom ik mijn oproep doe aan gemeentes en de provincies om extra plekken voor de meer structurele opvang, en dus geen noodopvang, te creëren. Ik kan dat niet zonder die gemeentes, maar dat is ook onze enorme vraag: "Alsjeblieft, help ons daarmee; help ons met de 2.000 mensen uit Afghanistan, waarvan twee derde al een status heeft gekregen. Zorg dat zij in een gewone opvang kunnen, een structurele opvang en niet in de noodopvang."

Intussen probeert het COA met man en macht deze mensen op de huidige locaties zo goed mogelijke opvang te bieden en kijkt het met Defensie en Buitenlandse Zaken of er verdere stappen mogelijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied van scholing. Er is onder andere contact daarover met de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, om studenten te steunen die misschien al toestemming hadden om vanuit Afghanistan in het buitenland te gaan studeren, en die dus al een plek hadden.

De heer Valstar had nog een vraag over de vertrekplichtige vreemdelingen die weigeren zich te laten testen op covid, enzovoort. Dat is de motie van de heer Valstar. Daarover kan ik alleen maar zeggen: ik verwacht dat uw Kamer in januari of februari, begin volgend jaar, over de uitkomsten zal worden geïnformeerd, want we zijn er druk mee bezig.

Mevrouw Van der Plas had een vraag over middelen van de DT&V en had het erover dat er vanuit de Tweede Kamer een behoefte was om niet te veel cadeau te geven aan uitgeprocedeerde asielzoekers. Mevrouw Van der Plas kwam met het voorbeeld van het pak van die ene meneer. Mensen die geen recht hebben op verblijf, moeten Nederland verlaten. Bij voorkeur gebeurt dat zelfstandig, maar om dit te stimuleren en te realiseren kunnen vreemdelingen ondersteuning krijgen bij hun vertrek en de herintegratie in het land van herkomst. Die ondersteuning bestaat momenteel onder andere uit de ondersteuning bij het verkrijgen van tickets, vervangende reisdocumenten en de vergoeding van de eventuele kosten daarvan. Bovendien kunnen vreemdelingen daarnaast in aanmerking komen voor aanvullende herintegratieondersteuning. Dat is maximaal €1.800 voor een volwassene. Voor kinderen kan €1.000 extra worden ontvangen. Die ondersteuning is voornamelijk in natura. In het verleden werd dat nogal eens in geld gegeven. Die ondersteuning wordt geboden door de IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie, maar ook door lokale ngo's. Ik hoop dat ik mevrouw Van der Plas dus gerust kan stellen. Er is nog steeds best wel wat mogelijk op dit vlak.

Dan had de heer Ceder nog een vraag over de buschauffeurs. Laat ik vooropstellen dat wij enorm meeleven met en empathie hebben voor mensen die de dupe worden van dit soort incidenten in het openbaar vervoer, want het is echt vreselijk. Ik heb uw Kamer gisteren en vandaag geïnformeerd en aangegeven dat de veiligheid van reizigers en personeel te allen tijde maximaal geborgd moet worden. We hebben daar van mijn kant ook geld aan gegeven, namelijk €250.000, om te zorgen dat de buslijn Emmen in stand kan blijven. Van die €250.000 is inmiddels €150.000 door de gemeente Westerwolde ter beschikking gesteld. Dus we doen er echt alles aan wat we maar kunnen. Ik heb afgelopen zomer ook zelf met de buschauffeurs gesproken om te horen hoe het in werkelijkheid is, en om de klachten te vernemen en te kijken wat we er het beste aan kunnen doen. Er wordt ook voor gezorgd dat er boa's bij het instappen in de bus aanwezig zijn, zodat daar ook alles in de gaten gehouden kan worden. We doen er alles aan om ervoor te zorgen dat het zo goed mogelijk verloopt, maar ik moet tegelijkertijd ook opmerken — dat is ook een beetje een antwoord op de vraag van de heer Ceder over de psychische nood — dat een werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving. Dat geldt ook voor het bieden van psychosociale hulp aan chauffeurs. Dus ik vind ook dat er wat dat betreft een zekere verantwoordelijkheid ligt bij de werkgever.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat die buschauffeurs overkomt, is verschrikkelijk. Niet voor niets voeren ze actie. Ze zijn er klaar mee. Op het moment dat dit debat speelt, krijgen de heer Valstar en ik een bericht binnen — het is echt afschuwelijk — dat er vanochtend een buschauffeur is beroofd en dat er op dit moment een mishandeling door veiligelanders plaatsvindt op het station. De politie is erbij. Het is afschuwelijk. De staatssecretaris somt maatregelen op, maar blijkbaar zijn die onvoldoende. De buschauffeurs zeggen echt: "Wij trekken het niet meer. Wij willen niet meer rijden op die lijnen. Geef ons ten minste extra toezicht of geef ons op een andere manier veiligheid, want het gaat zo niet."

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik vind het vreselijk om dit te horen, echt vreselijk. Beroving is verschrikkelijk, maar mishandeling vind ik nog wel even een stapje erger. Ik kan alleen maar tegen de heer Van Dijk en uw Kamer zeggen: we gaan er meteen weer op af, en we doen echt ons uiterste best en stellen alles in het werk om te zorgen dat de buschauffeurs in veiligheid hun werk kunnen doen. We praten er ook over met Qbuzz, met de onderneming, enzovoort. Maar ik vind dit echt heel zorgelijke berichten. We gaan er meteen achteraan.

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk, tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is goed. Het moet dan wel concreet worden. Ik denk dat de Kamer ook wil weten hoe dit nu loopt en dat we hier terecht heel erg bij betrokken zijn. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ze ons nauwgezet op de hoogte houdt? Ze zei net: we gaan er meteen op af. Wat is dan meteen? Krijgen wij bijvoorbeeld volgende week of nog voor de kerst een brief met een update over wat er precies is afgesproken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Meteen eropaf betekent inderdaad dat we er niet weken overheen laten gaan. Dat vind ik heel slecht. Ik wil voor de kerst in ieder geval weer een goed gesprek hebben, erover praten en kijken wat we eraan kunnen doen. Maar tot het onredelijke is niemand gehouden. Dat geldt ook voor de buschauffeurs, en dat geldt ook voor de maatregelen die we kunnen treffen. We kunnen natuurlijk niet een hele politiepost meesturen in de bus. We moeten samen met de ondernemer, samen met de buschauffeurs, samen met het COA en ook met de ketenmariniers afspreken en kijken wat we met z'n allen kunnen doen. Er is al behoorlijk veel boa-inzet op gezet. We hebben ook veel geld ter beschikking gesteld. Maar als ik dit zo hoor, denk ik: dat is gewoon vreselijk. U vraagt om een update voor de kerst. Bedoelt u nou voor het kerstreces? Want dat begint de 18de, geloof ik. Voor de kerst is de 24ste. Ik hoop dus dat we voor de echte kerst, als ik het zo mag zeggen, wat mededelingen kunnen doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja. We komen zo met een motie om u aan te sporen om aan de slag te gaan. Als het voor de kerst lukt: heel graag.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Oké, we gaan ons best doen. Nogmaals, ik vind het vreselijk wat de heer Van Dijk zojuist vertelde.

De heer Ceder had nog een vraag over de kleinschaliger opvang. Sinds half juni heb ik de gemeenten de mogelijkheid gegeven om te experimenteren met kleinschaliger opvang. In juli 2020 heb ik aan de gemeentes gezegd: we kunnen gaan experimenten met kleinschaliger opvang, op iets van tien locaties, met als uitgangspunt een omvang van 150 plekken, dus niet 500-600 plekken. Tot mijn teleurstelling moet ik zeggen dat geen gemeente met een concreet voorstel is gekomen. Er zijn dus geen concrete voorstellen ingediend. Wij zetten hier voortdurend op in. Als gemeenten geen plek hebben voor 500 mensen, maar wel voor 150, dan zijn wij en het COA van harte bereid om daar graag mee in zee te gaan. Helaas zijn er geen reacties gekomen.

De heer Van Baarle sprak nog over de oproep van VluchtelingenWerk Nederland en het Rode Kruis. Zij hebben grote zorgen over de huidige situatie in de opvanglocaties. Ik begrijp en deel die zorgen. Gisteren had ik nog een gesprek met de directeur van het Rode Kruis in Nederland. Het COA ziet zich genoodzaakt, vanwege de toenemende bezetting, om asielzoekers op te vangen op noodopvanglocaties. U weet dat ik daar ook geen voorstander van ben. Die locaties hebben een lager kwaliteitsniveau en zijn minder geschikt voor langdurig verblijf. Dat is niet wenselijk. Onder de huidige omstandigheden is het wel noodzakelijk. Gisteren heb ik ook weer van de directeur van het Rode Kruis gehoord dat men van harte bereid is om zich in te zetten en mee te helpen, ook als we op meerdere locaties mensen moeten opvangen. Het COA zit lastig met personeel; de personeelstekorten doen zich ook bij het COA voor. Het Rode Kruis is van harte bereid om steun te verlenen. Maar ik moet zeggen: het is terecht dat VluchtelingenWerk en het Rode Kruis zeggen dat het veel beter moet omdat het helemaal niet goed genoeg is. Wij proberen ondertussen op alle locaties verbeteringen aan te brengen, ook in het licht van de koudere periodes die eraan gaan komen. Ik wil bij dezen mijn dank aan en waardering uitspreken voor VluchtelingenWerk Nederland en het Rode Kruis voor de hulp die ze bieden. Ik kan wel zeggen dat één ding mij wat betreft de noodopvanglocaties overend houdt. De mensen die naar ons toe gevlucht zijn vanwege oorlog en geweld, zijn wel veilig op die locaties. Dat is toch ook wel van belang.

De heer Van Baarle en de heer Bisschop hadden nog vragen over de investeringen in de capaciteit, maar vooral ook over het jojobeleid. De heer Bisschop kwam met drie voorstellen, waarbij het met name ook over het geld gaat. De heer Bisschop vroeg: hoe kunnen we dat jojobeleid tegengaan? In 2019 is met het ministerie van Financiën een nieuwe financiële ondergrens afgesproken voor de IND-begroting, om de schommelingen in de instroom zo goed mogelijk te kunnen opvangen. Ik heb het al gezegd: als het werkaanbod wat onder het niveau van 2018 gaat, zal dat niet financieel worden verwerkt. De IND heeft in ieder geval een stabiele financiering, van het niveau van 2018. Voor het COA is met de reservecapaciteit bij de Voorjaarsnota 2021 ingestemd.

Het eerste punt van de heer Bisschop was het geld. Geld is op dit moment niet zozeer het punt bij het COA. De heer Bisschop noemde als ander punt ook nog het permanente kenniscentrum waar alle relevante data samenkomen. In de migratieketen is er al zo'n centrum waar data van alle ketenpartners samenkomen en in rapportages worden verwerkt. Daardoor kunnen we integraal sturen op de keten en knelpunten signaleren. De heer Bisschop had als derde punt het speciale crisisteam, op te richten voor het geval de instroom hoog is. De ketenpartners hebben binnen hun eigen organisaties crisisstructuren. Ook in de keten bestaat een crisisstructuur die, als dat nodig is, wordt ondersteund door het departementale crisiscoördinatiecentrum. Die ketenbrede crisisstructuur zijn we nu aan het verstevigen. Het mooie van de suggestie van de heer Bisschop is dat het eigenlijk drie punten zijn die al bestaan en zijn geactiveerd. Juist in deze situatie hebben we er veel nut van.

De heer Bisschop (SGP):

Dat klinkt heel geruststellend, maar hoe kan het dan dat de zaak zo gierend vastloopt? De stappen die nodig zijn om tot een effectief en efficiënt asielbeleid te komen, komen gewoon niet van de grond. Ik hoor dat die financiën allemaal netjes geregeld zijn, maar in een doorlichting van Ernst & Young lees ik dat daar wel degelijk een knelpunt zit. Als eerste punt noemde ik een geïntegreerd datacenter, een permanente instelling. De doorlichting geeft aan: daar is wat bekend, daar is wat bekend. Het is er allemaal wel, maar het kost moeite om het in verband te brengen met elkaar. Mijn drie punten zijn bedoeld om het verder te stroomlijnen. Ik ga ze straks toch als aparte motie indienen en ik hoop dat de staatssecretaris dat wil omarmen als een steun in de rug waarmee ze verder wil gaan. Dan wordt het beleid verder aangeharkt, gestructureerd en gestroomlijnd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Robuuster.

De heer Bisschop (SGP):

Ja, robuuster gemaakt. Mooi woord.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben blij dat de heer Bisschop het nog even nader aanscherpt, want dat is inderdaad wat in dat EY-rapport naar voren is gebracht. De dingen zijn er, maar het moet veel beter op elkaar aangesloten worden. Daardoor kunnen we enorm aan kracht winnen. Er wordt hard gewerkt om te zorgen dat datgene wat EY in het rapport heeft geadviseerd, wordt geïmplementeerd. Ik heb het in een brief aan de Kamer geschreven: het is niet in één dag gebeurd. Er is zeker een jaar of twee nodig om te zorgen dat alle adviezen die in het rapport staan — het zijn belangrijke adviezen, juist op deze punten — goed verwerkt worden. Dat robuustere geheel dat de heer Bisschop wil, maar dat wij zelf ook willen, moet tot stand komen. Daar wordt met veel energie en met veel inzet aan gewerkt.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van de beantwoording van de vragen van de Kamer. Ik hoop dat ik alle vragen beantwoord heb. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Van der Plas van BBB nog een interruptie heeft die ze volgens mij goed heeft voorbereid.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Bedankt voor de informatie. Ik ga huiswerk doen en mij goed verdiepen in de verdragen. Mogelijk komt dat in een volgend debat terug. Ik heb nog wel een vraag over de agressie. De buschauffeurs zijn net genoemd. Maar ook de spoorlijn Zwolle-Emmen heeft veel te maken met toenemende agressie. Wil de minister dat ook meenemen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben staatssecretaris, maar dat maakt niet uit. Ik sta hier namens het kabinet.

De voorzitter:

Ja, namens het kabinet.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is bekend dat er op die lijn Zwolle-Emmen problemen zijn. De vraag van de heer Van Dijk vind ik op dit moment heel erg acuut. Hij was al langere tijd acuut, maar met wat ik nu hoor, is hij nog eens extra acuut geworden. Maar het is ook heel belangrijk om Zwolle-Emmen goed te bekijken. We nemen dat zeker mee, maar als we alles tegelijkertijd doen, komt er misschien niks uit. Ik wil gewoon zorgen dat we de vervoersproblematiek en de overlast die daar veroorzaakt wordt zo goed mogelijk onder controle krijgen. Het is gewoon niet te doen als er op die manier in het openbaar vervoer gereisd wordt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Oké, dank u wel. Dan wil ik heel kort terugkomen op iets wat de staatssecretaris eerder in haar beantwoording zei. Ik had iets gezegd over de beheersing van de instroom van asielzoekers. Ik kreeg de indruk dat de staatssecretaris denkt dat wij vinden dat we de grenzen moeten sluiten. Dat wil ik goed rechtzetten. Wij vinden natuurlijk ook dat iedereen die uit een oorlogsgebied komt of in z'n bestaan of dat van z'n gezin wordt bedreigd, opvang en onderdak nodig heeft. Voor zover dat een misverstand was, wil ik dat hier nog duidelijk zeggen. Wij gaan wel meer voor "kijken waar je in de regio kunt opvangen" om Nederland te ontlasten. Dat was meer mijn punt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben blij dat mevrouw Van der Plas dat nog even expliciteert, maar dat misverstand had ik er niet over.

De voorzitter:

Dan wil ik de staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording. We zijn aangekomen bij de tweede termijn aan de kant van de Kamer. Ik stel voor dat we meteen doorgaan. Ik geef allereerst het woord aan de heer Eerdmans voor zijn tweede termijn.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de bewindslieden voor de antwoorden en dank voor de gedachte-uitwisseling. Felicitaties ook nog aan de heer Boulakjar voor zijn maidenspeech.

Ik denk niet dat wij het probleem hebben opgelost vandaag. Ik denk ook niet dat we bij de wortel van het probleem zijn beland, eerlijk gezegd. Ik maak mij daar zorgen over. Het instroombeleid en het terugkeerbeleid zijn essentieel voor een adequate aanpak van het probleem van de woningtekorten rond statushouders. Mij moet van het hart: wij zijn gematigder dan de PVV en FVD. Laat ik dat maar even zeggen, want daar ging het even over in dit debat. Maar ik wil er ook bij zeggen dat wij minder slap zijn dan de VVD. Dat is tegelijkertijd ook waar en daar vindt u ons: JA21, met plannen die uitvoerbaar en realistisch zijn. Ik vind het spijtig dat er veel retoriek is zonder daadkracht. Ik denk dat de rechtse kiezer daar al een tijdje op zit te wachten. Dat wil ik toch even kwijt, voorzitter.

Dan kom ik nu bij mijn slotoffensief met vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een groot woningtekort kent en dat wachtlijsten voor sociale huurwoningen oplopen tot wel 22 jaar;

constaterende dat gemeenten middels taakstellingen vanuit het Rijk desondanks worden gedwongen grote aantallen statushouders een woning te geven;

verzoekt de regering de huisvestingsopgave voor statushouders en de bijbehorende taakstellingen voor gemeenten af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2789 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat statushouders in Nederland na vijf jaar aanspraak maken op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;

constaterende dat EU-lidstaat Denemarken aan asielzoekers uitsluitend tijdelijke verblijfsvergunningen verstrekt;

verzoekt de regering de mogelijkheden in kaart te brengen om verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde tijd af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2788 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten middels taakstellingen vanuit het Rijk verplicht worden om statushouders een woning te geven;

constaterende dat in diezelfde gemeenten mensen jarenlang op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning;

overwegende dat mensen het recht hebben om te weten welke druk de verplichte huisvesting van statushouders op de beschikbare sociale huurwoningen binnen hun gemeente legt;

verzoekt de regering een landelijk dashboard te creëren waarin per gemeente inzichtelijk wordt gemaakt hoeveel sociale huurwoningen jaarlijks vrijkomen en hoeveel daarvan naar statushouders gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2787 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

Als allerlaatste, echt heel kort, alleen een verzoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zich in te spannen om een opt-out te bedingen zodat Nederland niet langer gehouden is aan de Asielprocedurerichtlijn, de Kwalificatierichtlijn, de Opvangrichtlijn, de Gezinsherenigingsrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2790 (19637).

Staatssecretaris Broekers-Knol:

En de Kwalificatierichtlijn.

De heer Eerdmans (JA21):

Die zit erin. Die zit er wel tussen. Dan zijn we het volledig eens daarover. Dat is een mooi stemadvies. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik het woord aan de heer Markuszower van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de bewindslieden voor hun antwoord.

In plaats van echte vluchtelingen in de regio op te vangen, halen Rutte en Kaag nepvluchtelingen binnen. In plaats van onze grenzen te sluiten, sluiten ze nepdeals met onbetrouwbare dictators. In plaats van soeverein beleid maken, vertrouwen naïeve Rutte en Broekers-Knol op louche achterkamertjes in Brussel. Het opengrensbeleid maakt Nederland helemaal kapot en is dus misdadig. Iedereen komt binnen en niemand gaat er meer uit. De PVV is een van de weinige partijen hier in de Tweede Kamer die zegt: grenzen dicht voor alle asielzoekers en grenzen dicht voor immigranten uit islamitische landen. Nederland is vol, bomvol zelfs. We hebben voor onze eigen mensen niet meer voldoende. We hebben niet voldoende woningen, niet voldoende geld, niet voldoende infrastructuur en niet voldoende ruimte. Het roer moet echt radicaal om. Onze grenzen moeten echt gesloten worden. Dat moet echt nu, want op een gegeven moment is de invasie van de vijfde kolonne niet meer te stuiten.

Voorzitter. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 2791 (19637).

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

U had het volgens mij in uw betoog toch over de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de minister-president?

De heer Markuszower (PVV):

Zeer zeker.

De voorzitter:

Oké, dan zijn we het daar weer over eens. Er is volgens mij een interruptie. Is het misschien een vraag over de motie?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat klopt. Ik worstel altijd wel een beetje met de moties van de PVV. Ik vraag mij dan het volgende af. Als je de grenzen sluit voor asielzoekers uit islamitische landen, dan kan het bijvoorbeeld ook gaan om de christelijke onderwijzer uit Iran of de homoseksuele onderwijzer uit Irak. Ik neem toch niet aan dat de PVV die mensen niet wil toelaten. Dit is nu mijn kans om dat eens even te vragen. Waarom doet u dat op deze manier?

De heer Markuszower (PVV):

We zetten eigenlijk altijd twee stappen in de motie. Het is een motie die we al vaker hebben ingediend, zoals de staatssecretaris kan bevestigen. We willen de grenzen sluiten voor alle asielzoekers, want wij discrimineren niet. Álle asielzoekers. En wij willen de grenzen sluiten voor alle immigranten uit islamitische landen. Dus dat kunnen ook kennismigranten of arbeidsmigranten zijn. We willen dus niet per se de grens sluiten voor een arbeidsmigrant uit Oost-Europa; dat werd vandaag in dit debat genoemd. We zouden hen hier met tewerkstellingsvergunningen aan de slag willen laten gaan. Dus inderdaad, álle asielzoekers, zonder onderscheid des persoons, want, nogmaals, wij gaan niet ... Nederland heeft haar portie ook al gehad. De regio moet mensen opvangen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het was een vraag. Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat snap ik. Het is een wonderlijke uitleg. Ik heb hier vanavond al meer wonderlijke dingen gehoord. Ik wil het gewoon duidelijk krijgen, want wij moeten ook meestemmen met die moties. Voor de PVV betekent dit dus ook dat bijvoorbeeld gewoon christelijke mensen die vervolgd worden in islamitische landen hier niet naartoe kunnen.

De heer Markuszower (PVV):

Gelukkig is een land als Hongarije dichtbij. Volgens mij zijn die wel bereid om christelijke vluchtelingen uit islamitische landen op te vangen. De PVV zegt dat mensen die gevaar lopen, waar ook ter wereld, in hun regio moeten worden opgevangen. Wij willen heel graag dat mensen in veiligheid en vrijheid leven, maar als mensen niet uit deze regio komen, dan hoeven ze ook niet in deze regio te worden opgevangen.

De voorzitter:

Helder. Een nieuwe, andere vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil even iets rechtzetten. De heer Markuszower zegt: wij discrimineren niet. Maar hij discrimineert juist wel door een motie in te dienen met als tekst "geen asielzoekers uit islamitische landen". Als u zegt "geen asielzoekers", dan is het consistent. Maar als u zegt "geen asielzoekers uit islamitische landen", dan discrimineert u. Wees daar dus wel eerlijk in.

De heer Markuszower (PVV):

Nee, ik ben eerlijk. Misschien heb ik me dan niet goed uitgedrukt, maar ik denk het eigenlijk wel. Wij sluiten de grenzen voor álle asielzoekers, waar ze ook vandaan komen. Voor immigranten uit islamitische landen — "immigranten" en "asielzoekers" zijn iets anders — willen wij de grens sluiten. Wij vinden dat niet per se een discriminatoire maatregel, maar wel een maatregel die Nederland veilig houdt. Dat is toch wel het belangrijkste wat Kamerleden behoren te doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Markuszower. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan het kabinet voor de beantwoording van de vragen. Ook langs deze weg geef ik nog een compliment aan de heer Boulakjar voor uiteraard zijn maidenspeech.

Voorzitter. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Aedes de suggestie doet om te bezien hoe ook sociale huurwoningen in de particuliere sector kunnen worden ingezet voor de huisvesting van aandachtsgroepen;

overwegende dat er een schrijnend tekort is aan sociale huurwoningen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de particuliere voorraad aan sociale huurwoningen ingezet kan worden voor de huisvesting van aandachtsgroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2792 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Aedes wijst op het feit dat veel sociale huurwoningen in nieuwbouwprojecten een aanvangshuur (net) onder de liberalisatiegrens hebben en aanvullende eisen, waardoor ze niet toegewezen worden aan aandachtsgroepen;

verzoekt de regering om binnen de woningmarktstimuleringsgelden te sturen op een groter en daadwerkelijk aandeel sociale huurwoningen waarin ook aandachtsgroepen gehuisvest kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2793 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rode Kruis en VluchtelingenWerk aangeven dat de kwaliteit van de (nood-)opvang te wensen overlaat;

constaterende dat dit onder andere veroorzaakt zou worden door gebrek aan medische aandacht, privacy of welzijn;

verzoekt de regering om spoedig verbetermaatregelen door te voeren om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de noodopvang verbetert, en de Kamer hier voor het einde van het jaar over te rapporteren, waarbij ingegaan wordt op de zorgen van het Rode Kruis en VluchtelingenWerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2794 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek naar de leefomstandigheden van 5.000 asielzoekers aantoont dat de omstandigheden waaronder vluchtelingen verblijven in tijdelijke opvangplekken, zoals sport- en evenementenhallen, boten, kazernes en tenten, "onder de humanitaire ondergrens zakken";

constaterende dat deze noodplekken volgens de vluchtelingenorganisatie "bijzonder ongeschikt" zijn voor kinderen;

constaterende dat dit onder andere veroorzaakt zou worden door gebrek aan medische aandacht, privacy of welzijn;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk geschiktere locaties aan te wijzen voor de opvang van vluchtelingen, en derhalve zo snel mogelijk de noodopvanglocaties te kunnen sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2795 (19637).

Dank u wel, meneer Van Baarle. Dan geef ik het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de heer Boulakjar.

Dan mijn dank aan de heer Eerdmans, die wat helderheid wilde verschaffen over zijn positie ten opzichte van andere partijen. Dank daarvoor. Ik wil hem wel vragen of hij dat nog kan aanvullen met Van Haga, BBB en SGP, want u moet begrijpen dat het vanuit het linkse blok soms heel moeilijk is om te zien hoe die posities precies zitten. We zien soms door de bomen het bos niet meer. Misschien wilt u een as maken. Dan kunnen wij daarop zien hoe wij dat moeten zien.

Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de regering. Ik heb een motie over de ellendige situatie in Ter Apel. Een terechte aanvulling van mevrouw van der Plas; het gaat inderdaad ook over de trein. Sterker nog, de mishandeling waarover wij gehoord hebben, vond plaats op het station van Emmen. Dus de motie gaat gewoon over het openbaar vervoer in de regio rond Ter Apel, Westerwolde en Emmen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van te veel incidenten in het openbaar vervoer rondom Ter Apel, Zwolle en Emmen, en ov-personeel zelfs door geweld en intimidatie thuiszit;

constaterende dat veel van de incidenten samenhangen met het al dan niet vertonen van vervoersbewijzen;

verzoekt het kabinet om zo spoedig mogelijk met vakbonden, vervoerders, provincies en burgemeesters om tafel te gaan zitten en oplossingen uit te werken met als inzet dat de veiligheid op de bussen wordt gewaarborgd en incidenten worden voorkomen in plaats van genezen en daarvoor indien nodig financiële middelen te prioriteren;

verzoekt het kabinet tevens de Kamer uiterlijk eind januari 2022 te informeren over de opties die hieruit voortkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Valstar en Kuik.

Zij krijgt nr. 2796 (19637).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik voeg natuurlijk even toe dat de staatssecretaris in ons interruptiedebatje ook heeft gezegd nog voor de kerst een update te geven van de ontwikkelingen, gezien de urgentie daaromtrent.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Boulakjar van D66. Eigenlijk zou ik het woord moeten geven aan de heer Jansen van Forum voor Democratie, maar die heb ik na zijn inbreng niet meer gezien. Dus ik denk dat die geen bijdrage meer gaat leveren aan dit debat. Het woord is aan de heer Boulakjar van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Voorzitter. Dank allereerst aan de collega's voor de mooie woorden over mijn maidenspeech. Dank ook aan de staatssecretaris en de minister voor de beantwoording.

Wat D66 betreft vangen wij de echte vluchtelingen humaan op. Zodra mensen verblijfsrecht hebben, proberen wij ook fatsoenlijke huisvesting te organiseren. Ik gaf in mijn bijdrage aan dat nauwe samenwerking tussen Rijk en decentrale overheden eigenlijk cruciaal is. Welwillende gemeenten pakken hun verantwoordelijkheid ook op. Ik maak nogmaals reclame voor de baronieregio in Brabant, waar verschillende gemeenten samen zorgen voor tijdelijke woningen. Ik had daar een aantal vragen over gesteld, maar die zijn niet beantwoord. Zijn er meer van dergelijke voorbeelden waar regionale samenwerking goed werkt? Wat kan de minister doen om zulke samenwerkingen nog meer te stimuleren? Ik had een motie in voorbereiding over een inventarisatie van leegstaand vastgoed, maar de staatssecretaris en de minister hebben dat al toegezegd. Daarmee is de motie overbodig. Dat scheelt er weer één.

De voorzitter:

Ik zou zeggen: houd dat vol. Daar zijn we blij mee.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik begrijp niet goed wat de heer Van Dijk zei over een links blok en een rechts blok en dat hij niet goed kon plaatsen hoe wij daarin zitten. Ik kwam op 18 maart 2021 met de trekker naar Den Haag. Een dag later kreeg ik van het Presidium te horen waar mijn plek was. Dat was daar. Ik zit bij rechts, maar ik heb geen idee waarom. Maar goed, lang verhaal kort, want mijn tijd loopt wel door. Ik heb bij de formatieonderhandelingen met de heer Tjeenk Willink voorgesteld om partijen door elkaar heen te zetten. Ik vind het namelijk heel raar dat je een links en een rechts blok hebt. Je polariseert dan sowieso al. We zetten elkaar letterlijk tegenover elkaar. Dat heb ik altijd heel vreemd gevonden. Dat even ter verduidelijking.

De voorzitter:

Het is voor het stemmen voor mij wel makkelijker.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat snap ik, maar ik ben hier niet gekomen om het mevrouw Bergkamp als Kamervoorzitter makkelijk te maken.

De voorzitter:

Dat hoop ik wel een beetje.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Maar goed, mijn tijd, mijn tijd. Ik wil nog één ding rechtzetten. Ik heb het in mijn inbreng gehad over Indonesiërs. Ik noem ze eigenlijk altijd Indische Nederlanders. Dit was een slip of the pen. Dus even voor de Indische Nederlanders in Nederland: ik bedoelde de Indische Nederlanders.

Ik heb een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris in opvolging van de motie-Van der Plas inventariseert welke gebouwen van de rijksoverheid geschikt kunnen worden gemaakt voor opvang van Afghanen of andere vluchtelingen uit oorlogsgebieden;

constaterende dat de staatssecretaris concludeert dat sommige rijksgebouwen niet geschikt zijn voor noodopvang;

verzoekt de minister van Binnenlandse Zaken om bij de rijksgebouwen die niet geschikt blijken voor het doel van motie-Van der Plas, te evalueren of deze wel geschikt kunnen zijn als tijdelijke woonruimte voor studenten tot de woningnood afneemt, zodat er aan die kant van de woningmarkt in ieder geval een kleine verlichting plaatsvindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 2797 (19637).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voor de andere motie heb ik geen tijd meer, maar er komen vast nog wel andere debatten.

De voorzitter:

Zeker. Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Ik geef het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank aan de bewindslieden voor de reactie op de vragen. Voor sommige zou je iets meer inhoudelijke bijval willen hebben, maar ik heb goede hoop dat de beide moties die ik ga indienen, als "ondersteuning beleid" betiteld kunnen worden. Daarmee kan ook de Kamer een duidelijke uitspraak doen in de richting van de komende kabinetsperiode.

Om even een misverstand uit de weg te ruimen: het gaat niet alleen om de doorlichting van Ernst & Young, maar het gaat ook over een beschouwing van de bestuurlijke aanjager in Wind tegen tij, waarin behartenswaardige uitspraken zijn gedaan met betrekking tot de asielketen. De beide moties die ik ga indienen, betreffen de punten die we zonet in het interruptiedebatje al even aan de orde hadden, zij het wat anders geformuleerd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een onafhankelijke doorlichting van de asielketen wordt geconcludeerd dat er momenteel onvoldoende flexibiliteit is om pieken in de asielinstroom op te vangen;

overwegende dat een robuuste en wendbare asielketen begint bij structurele investeringen in de uitvoeringsorganisaties binnen deze keten;

verzoekt de regering te inventariseren welke structurele investeringen noodzakelijk zijn om te komen tot een robuuste en wendbare keten, met oog op opschalen als gevolg van pieken in de asielinstroom, zoals aanbevolen in de onafhankelijke doorlichting, en de Kamer hierover voor 1 maart 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 2798 (19637).

De heer Bisschop (SGP):

Dat gaat dus eigenlijk een stapje verder dan waarmee de staatssecretaris al bezig is.

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel kennis uit het verleden over de huisvesting van statushouders is verloren gegaan of is versnipperd en niet meer goed vindbaar is;

constaterende dat het Aanjaagteam huisvesting statushouders de aanbeveling doet een kenniscentrum op te richten;

overwegende dat het delen van kennis en ervaringen ten aanzien van de huisvesting van statushouders van groot belang is met oog op de huisvestingsopgave maar ook vanwege het creëren van lokaal draagvlak en goede integratie van deze groep in de samenleving;

verzoekt de regering een kenniscentrum op te richten waar kennis, expertise en goede voorbeelden over de huisvesting van statushouders worden samengebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 2799 (19637).

Dank u wel.

De heer Bisschop (SGP):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Piri van de PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Dank, voorzitter. Ook namens mij dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen.

Voorzitter. We hadden hier vandaag een debat met als titel "de huisvesting van statushouders" en een aantal partijen wekte eigenlijk de hele tijd de indruk dat de krapte op de woningmarkt komt doordat wij vluchtelingen opvangen in Nederland. En dan is het denk ik toch goed om aan het eind van het debat nog even de feiten op een rij te zetten.

Vorig jaar ging 4,3% van de sociale huurwoningen naar vluchtelingen. Dit jaar is dat 8%. Het is ook niet waar dat overal in Nederland statushouders bij gemeenten voorrang krijgen op de woningmarkt. Van de 352 gemeenten geven 151 gemeenten urgentie aan vluchtelingen. 201 gemeenten doen dat niet. We hoorden vandaag pleidooien van partijen om het Vluchtelingenverdrag aan te passen, de grenzen dicht te gooien en mensen die al asiel hebben gekregen het land uit te zetten. We hoorden zelfs het pleidooi om een verschil te maken tussen Nederlanders. Die collega is overigens al vier uur geleden naar huis gegaan, want het debat vond hij voor de rest kennelijk wat minder interessant.

Het woningtekort in Nederland ligt niet aan het feit dat wij een veilige haven bieden aan vluchtelingen. Het zou ook niet zijn opgelost als wij morgen de grenzen zouden dichtgooien. Het is een gevolg van het beleid dat er niet genoeg is gedaan om aan alle Nederlanders en aan iedereen die recht heeft op verblijf, een fatsoenlijk dak boven het hoofd te bieden. En volgens mij maakt het niet uit of je een maand geleden Nederlander bent geworden of dat je hier geboren bent of niet, want iedereen heeft recht op een veilig huis.

Tot slot, voorzitter. Het meest pijnlijke vind ik nog dat mensen waarvan dit kabinet de werkgever was, mensen die met onze militairen hebben gediend in Afghanistan, bijvoorbeeld als tolk, nu met hun gezinnen op een onveilige plek worden verwelkomd in Nederland. En onveilig is het zeker als je met duizend man zonder privacy wordt opgevangen. Dat is niet hoe wij om horen te gaan met dit soort mensen, mensen die voor ons gediend hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Valstar van de VVD.

De heer Valstar (VVD):

Dank, voorzitter. Ik heb in mijn termijn nog geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om de heer Boulakjar te complimenteren met zijn mooie betoog. Hoewel wij hier altijd maar met de actualiteit bezig zijn, met het nieuws van vandaag en met wat er volgende week gaat plaatsvinden, blijkt dat er vele generaties overheen gaan en dat migratie een veel langere context en geschiedenis kent. Misschien verwacht u het niet direct van de VVD, maar ik wil vanaf deze plek ook het COA, de IND en de gemeenten danken. Hoewel wij van mening zijn dat het een te hoge instroom is, zijn het wel de organisaties en de gemeenten die het op dit moment weten te bolwerken.

De heer Van Dijk diende net mede namens onze partij een motie in. De staatssecretaris zei net in het debatje met de heer Van Dijk dat ze er alles aan doet. Ik hoop dat ze deze motie als een aansporing ziet om nog meer te doen. Ondanks alle maatregelen die genomen worden, ondanks de toolbox die er is, blijft de overlast namelijk onverminderd groot. Het gaat gemiddeld om meer dan één incident per dag. Dat is gewoon te veel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Valstar. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. U heeft de heer Van Dijk een motie horen indienen. Die gaat over het punt dat ik ook in de eerste termijn maakte, namelijk dat buschauffeurs op lijnen zoals lijn 73 naar Ter Apel, maar ook op de ov-lijn Zwolle-Emmen, te maken hebben met intimidatie en bedreigingen. Ik heb ook verhalen gehoord dat chauffeurs en passagiers trillend op hun benen stonden door de bedreigingen en de intimidatie die zij meemaakten door veiligelanders, die hier niet mogen blijven. Het is belangrijk dat we daartegen optreden en dat we hen daadwerkelijk aanpakken, maar het is ook belangrijk dat deze mensen veilig zijn en zich veilig voelen. Vandaar dat ik samen met de heer Valstar onder de motie sta van de heer Van Dijk. We moeten met de partners kijken hoe we ervoor zorgen dat die mensen zich veilig voelen.

Voorzitter. Als ik kijk naar Ter Apel en de piek die er nu is, zie ik dat de staatssecretaris en de diensten zich hard inzetten om ervoor te zorgen dat er voldoende plekken zijn voor de kerst. De gemeenten en de provincies worden al gevraagd om te leveren. Die weten dit natuurlijk ook al wel een tijdje. Er zijn gemeenten en provincies die hebben geleverd en misschien zijn er provincies en gemeenten die wat minder hebben geleverd. Ik zou willen voorkomen dat de urgentie, de druk, weer zo hoog is dat er dan pas een doorbraak is. Ik hoop dat die gemeenten op dit moment gaan leveren, om te voorkomen dat Ter Apel weer met zo'n piek te maken krijgt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Ook namens mij dank aan de bewindspersonen voor de antwoorden. Ik onderschrijf de woorden van collega Piri: het is in dit debat veel gegaan over de vraag of je meer recht hebt op wonen met een Nederlands paspoort of een Nederlandse verblijfsvergunning. Ik hoop heel erg dat dit het laatste debat is waarin het daarover gaat. Dat zou niet mogen uitmaken. Het heeft ook geen zin, want het lost niet de crisis op de woningmarkt op. Daarbij doet het geen recht aan de waarde die we moeten hechten aan fundamentele rechten en de mensenrechtenbescherming.

Dan heb ik nog wat vragen, met name aan de staatssecretaris. Ik sloeg even aan op wat zij heel terecht zei, namelijk dat mensen die hier in de opvang zitten dan ook veilig in de opvang zitten. Juist in dat kader maak ik me wat zorgen over de noodopvang. Ik waardeer heel erg dat er stappen worden gezet met betrekking tot aandachtsfunctionarissen als het gaat om lhbti'ers en bekeerlingen. Tegelijkertijd lees ik in de antwoorden op de schriftelijke vragen hierover, en ook in het WODC-rapport, dat er door die aandachtsfunctionarissen niet veel gedaan kan worden aan geweld op een locatie of geweld in huis. Wat doen wij daaraan? Kunnen we alles voorkomen? Kunnen we echt niet overwegen om een schifting te maken, zoals we dat ook proberen te doen met gezinnen en amv'ers? Ik heb een andere vraag. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen: alle gemeentes moeten bijdragen. Dat onderschrijf ik. Maar ik had in mijn inbreng juist ook genoemd dat we gebruik moeten maken van best practices van de gemeentes. We moeten die met elkaar uitwisselen, juist ook zodat we drempels die gemeentes wellicht zien en ervaren eerder mee kunnen nemen. De vraag aan de staatssecretaris hierover is: doen we dat echt voldoende? Dat is ook de reden dat ik bijvoorbeeld You're welcome noemde, om te laten zien dat sommige gemeentes hier al mee omgaan en dit voor elkaar kunnen krijgen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de bewindslieden bedanken voor de beantwoording. Er zijn een aantal dingen ter zake gekomen. Sommige dingen hadden niets te maken met het debat over de huisvesting van statushouders, bijvoorbeeld wanneer je Nederlander bent of niet. Maar zo gaat het wel heel vaak als het gaat om asiel en migratie. Ik geef vaker aan — dat doe ik nog een keer — dat ik heel graag zou willen dat we op wat gematigdere toon over mensen zouden praten. Daarbij houd ik het adagium aan: behandel mensen zoals je zelf behandeld zou willen worden. Volgens mij leidt dat tot hele positieve resultaten.

Ik heb wat antwoorden van de bewindslieden gehad. Dank u wel daarvoor. Ik heb nog wel één grote zorg. Dat heb ik eerder ook al aangegeven in de interrupties. Dat is de buffercapaciteit. Als volgend jaar blijkt dat wij nu niet de stappen zetten die nodig zijn om voldoende — daarmee bedoel ik dus niet voor een gedeelte — buffercapaciteit aan te brengen, dan hebben wij dit debat volgend jaar waarschijnlijk weer. Daar zijn we allemaal bij. Ik hoop dat wij als kabinet ook leren van de discussie hierover en de opgaves die er zijn. Ik hoop dat daar ook stappen in gezet kunnen worden en dat we dat als Kamer goed controleren, om te voorkomen dat dit nog plaatsvindt. Maar nogmaals, daar zijn we allemaal bij. Daar wil ik het bij laten. Ik dank eenieder voor het debat.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn aan de kant van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze ongeveer tien minuten nodig hebben om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 20.59 uur tot 21.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de kant van het kabinet. Ik wil de leden vragen om hun plaats weer in te nemen: meneer Markuszower, meneer Ceder, meneer Valstar en mevrouw Kuik. We gaan weer beginnen. Het woord is aan de minister.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Ik wil volstaan met het beantwoorden van nog een enkele vraag en ingaan op de moties die zien op mijn beleidsterrein.

De heer Boulakjar had nog een vraag gesteld over de regionale samenwerking voor tijdelijke huisvesting. Dat is inderdaad een heel relevant punt. Er is die Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders. We hebben nu dus met een aantal gemeentes afspraken kunnen maken over financiële ondersteuning van die gezamenlijke tussenvoorzieningen. Daar is juist die regionale aanpak belangrijk. Ik zal in de brief die de Kamer nog krijgt nadere informatie geven over hoe we met dit soort initiatieven kunnen werken en hoe die inderdaad ook als voorbeeld kunnen dienen voor weer andere initiatieven. Ik denk dat dat precies is waar de heer Boulakjar op wees. Bovendien bouwen we aan een ondersteuningsstructuur voor de gemeenten, zodat zij hun voordeel kunnen doen met de voorbeelden die er al zijn.

De heer Boulakjar zei verder dat hij een motie niet had ingediend die zag op een inventarisatie van leegstaand vastgoed. Inderdaad, zijn interpretatie klopt. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft die inventarisatie al gedaan, zowel van gebouwen en gronden die van het Rijksvastgoedbedrijf zelf zijn als breder, van ook andere op zich geschikte panden. We stellen dus de kennis en expertise van het Rijksvastgoedbedrijf beschikbaar. Ik kom straks nog op een motie die daar ook over gaat.

Dan de moties, voorzitter. De eerste motie, de motie op stuk nr. 2787, is van de heer Eerdmans. Die vraagt om een dashboard waarop per gemeente inzichtelijk wordt hoeveel sociale huurwoningen er jaarlijks vrijkomen en hoeveel daarvan naar statushouders gaan. Allereerst — daarbij sluit ik aan bij mevrouw Piri — heb ik in mijn eerste termijn geconstateerd dat vergunninghouders niet de oorzaak zijn van het woningtekort. Er zijn tal van factoren die meespelen in het huidige woningtekort. Ik ben groot voorstander van zo snel mogelijke huisvesting van vergunninghouders, omdat dat belangrijk is voor de integratie en omdat dat ook aan de andere kant ruimte creëert voor vluchtelingen die nog in de asielprocedure zitten. Die huisvesting is dus nodig. Daarvoor is ook een taakstelling nodig. Die taakstelling is denk ik een eerlijke manier om dat te verdelen. Om die reden wil ik die taakstelling gewoon houden. Dat kan volgens mij ook heel goed binnen de huidige beschikbare informatie. Daarvoor is niet nog meer nodig dan we op dit moment doen, dus ik ontraad de motie.

Excuus. Ik heb nu eigenlijk de motie op stuk nr. 2789 ontraden. Sorry, ik heb twee moties door elkaar gehaald. De eerste motie, die op stuk nr. 2787, zag op het dashboard. Van het dashboard zou ik willen zeggen: de taakstelling is transparant en die is ook maandelijks te vinden. Ik wil niet een extra dashboard maken. De taakstelling als zodanig, in haar systematiek, wil ik niet afschaffen. Daarom ontraad ik dus de moties op de stukken nrs. 2787 en 2789. Excuus voor de verwarring.

Dan de motie op stuk nr. 2792 — op alles wat ik oversla, komt uiteraard mevrouw Broekers-Knol zo terug — is van de heer Van Baarle. Die verzoekt om te onderzoeken hoe de particuliere voorraad aan sociale huurwoningen ingezet kan worden. Ik ben bereid om dat te onderzoeken. Ik zou het dan graag willen betrekken bij de uitwerking van de motie-Grinwis. Dat is een motie die zich richt op de vraag of aandachtsgroepen voldoende over de wijken kunnen worden verspreid en of de gemeenten over voldoende instrumentarium beschikken. Ik zou willen kijken hoe we die particuliere huur daarbij kunnen betrekken en hoe dat vorm zou kunnen krijgen. Met die uitleg, geef ik graag het oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 2793 van de heer Van Baarle wordt inderdaad in het eerste deel die liberalisatiegrens genoemd. Ik vind het lastig te overzien wat er in deze motie wordt gevraagd. Ik zou dat echt beter willen onderzoeken en dat zijn we eigenlijk ook aan het doen, want dat heb ik ook toegezegd naar aanleiding van de motie-Grinwis. Zolang ik dat nog niet precies in beeld heb, kan ik niet toezeggen wat in deze motie staat. Om die reden moet ik haar ontraden.

De motie op stuk nr. 2797 is de gezondverstandmotie, om het zo maar te noemen, van mevrouw Van der Plas. Die vraagt om te kijken of wat we geïnventariseerd hebben aan rijksgebouwen et cetera, daar waar die niet voor de opvang geschikt zijn te maken, misschien wel geschikt zouden kunnen worden gemaakt voor studenten. Ik denk dat we in de praktijk heel vaak kijken naar gemengde bewoning, door verschillende aandachtsgroepen. Dat is in lijn met het rapport van Ter Haar. Voor zover de locaties die geïnventariseerd zijn geschikt zijn voor huisvesting, kan ik me wel vinden in de denkrichting van de motie. Ik moet wel goed kijken. Ik maak even een voorbehoud voor de juridische kaders waarbinnen ook het Rijksvastgoedbedrijf moet werken, de staatssteunvraagstukken et cetera. Ik kan dus niks beloven, maar ik wil graag met deze uitleg de motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 2799. Dat is de laatste motie waar ik iets over ga zeggen. Dat is de motie van de heer Bisschop die vraagt om een kenniscentrum. Dat gaat over die opgebouwde expertise over huisvesting van statushouders. We zien inderdaad dat er bij sommige gemeenten een tekort aan die expertise is. Ze hebben dus behoefte daaraan. Op advies van het aanjaagteam huisvesting vergunninghouders — het is mevrouw Kriens, die dat heeft gedaan — werken we aan de ontwikkeling van een passende ondersteuningsstructuur voor de gemeenten. Ik kan me heel goed voorstellen dat die structuur ook die kennisfunctie kan krijgen, dus zo interpreteer ik de motie van de heer Bisschop. Ik geef haar dan ook graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister voor haar appreciaties en het beantwoorden van een aantal vragen. Er wordt eerst even schoongemaakt en daarna geef ik het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Ik zal eerst de moties behandelen en dan nog een paar vragen beantwoorden.

Allereerst de motie op stuk nr. 2788 van de heer Eerdmans, de tweede motie van de heer Eerdmans. Die gaat over het afschaffen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Dat is een motie die misschien leuk klinkt, maar wij vinden toch dat we dat niet moeten doen. Ik vind het belangrijk om mensen die hier naar Nederland komen, die vragen om asiel en om bescherming tegen oorlog en geweld, en die uiteindelijk na een periode van vijf jaar willen integreren en deelnemen aan de Nederlandse samenleving, uitzicht te bieden op de mogelijkheid om voor onbepaalde tijd in ons land te verblijven. Dus ik moet de motie helaas ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 2790 over een opt-out bedingen. De heer Eerdmans refereert aan Denemarken. Helaas, het kan niet meer. Als Nederland een opt-out had willen hebben, dan hadden we dat indertijd, jaren geleden, moeten doen toen dat aan de orde was in de Europese Unie. Het Verenigd Koninkrijk, toen nog lid van de Europese Unie, heeft toen ook een opt-out bedongen. Ook Denemarken heeft dat gedaan. Maar de geldende EU-regels bieden die mogelijkheid niet, dus het kan niet meer.

Dan de motie op stuk nr. 2791 van de heer Markuszower. De heer Markuszower weet al wat ik ga zeggen. Ik heb al vaker gezegd dat Nederland mensen ontvangt die asiel aanvragen omdat ze op de vlucht zijn voor oorlog en geweld en dat we daar geen beperkingen aan opleggen door de grenzen te sluiten. Mag ik nog even Cato aanhalen? Hij zei na ieder debat: Carthaginem esse delendam. Oftewel, Carthago moet verwoest worden. Misschien bevindt de heer Markuszower zich een beetje in die geest. Uiteindelijk is Carthago verwoest, dus ja, ik weet niet of hij die kant op wil.

Dan de motie op stuk nr. 2794 van de heer Van Baarle. Hij wil een onderzoek voor de verbetering van de noodopvang. Dat onderzoek naar opties voor de verbetering van de noodopvang zal ik zeker doen, naar aanleiding van de zienswijzen van VluchtelingenWerk Nederland en het Rode Kruis. Maar ik wil daar niet op vooruitlopen. Daarom ontraad ik toch deze motie.

Dan de motie-Van Baarle op stuk nr. 2795. Ik deel de ambitie van de motie, maar ik heb daar natuurlijk wel de gemeentes voor nodig. Daarmee kan ik dus niet zomaar invulling geven aan de motie. Daar wordt ook aan gewerkt, maar ik moet haar toch ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 2796 over het openbaar vervoer rondom Ter Apel, Zwolle en Emmen. Ik deel de zorg die spreekt uit de motie. Dat heb ik ook laten blijken nadat de heer Van Dijk me nog eens gewezen heeft op wat er vandaag nog gebeurd is. Ik heb uw Kamer gisteren en vandaag over het vraagstuk geïnformeerd en aangegeven dat de veiligheid van reizigers en personeel te allen tijde maximaal geborgd moet zijn. Om de overlast in het openbaar vervoer effectief aan te pakken is gezamenlijke inzet van verschillende partijen nodig, waarbij het zorgen voor een veilige werkomgeving primair een verantwoordelijkheid van de werkgever is. In het laatste deel van het dictum vraagt de motie mij uw Kamer te informeren over opties ter verbetering. Dat vind ik een heel redelijk verzoek. Ik heb u zojuist in eerste termijn een brief hierover toegezegd. In het eerste deel staat echter op welke manier het kabinet tot die opties moet komen en dat het kabinet met de vakbonden aan tafel moet. Dat acht ik niet passend. Ik kan wel zegen dat de ketenmarinier morgen met de vakbonden om de tafel zit, maar voor het kabinet acht ik dat niet passend. Dat lijkt mij echt aan de vervoerders, die als werkgevers de primaire verantwoordelijkheid hebben. Voor het overige gaan we dat zeker doen en gaan we snel met elkaar om de tafel zitten om te zorgen dat we dit echt kunnen uitbannen. Als de heer Van Dijk, de heer Valstar en mevrouw Kuik, de indieners van de motie, bereid zijn mij vrijheid te geven in de wijze waarop wij tot die opties komen, waarbij we natuurlijk zo veel mogelijk in gesprek gaan, en wij de Kamer daarover informeren, dan kan ik de motie oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben ervan overtuigd dat wij eruit komen. Ik vind eigenlijk wel dat de vakbonden erbij moeten zitten, vanwege hun grote betrokkenheid. Maar goed, de staatssecretaris vroeg wat ruimte daarin en volgens mij komen we daar wel uit. Ik wil nog even één klein detail noemen. We gaan de motie wijzigen. Het woordje "bussen" in het eerste dictum gaan we vervangen door "openbaar vervoer" om duidelijk te maken dat het ook over de treinen gaat.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

U bedoelt de Vechtdallijn. Dat lijkt me verstandig.

De voorzitter:

U ontraadt in ieder geval de motie op stuk nr. 2796 in deze letterlijke vorm. De heer Jasper van Dijk zegt dat hij nog gaat kijken naar de tekst.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee. Als er helemaal niks verandert aan die motie ... Ik heb net gezegd dat het kabinet niet met de vakbonden om tafel gaat zitten. We hebben wel de ketenmarinier, zoals ik net heb gezegd. Die gaat morgen al met de vakbonden in gesprek. Maar voor het overige gaan we met zo veel mogelijk mensen praten, want we moeten met goede oplossingen komen die het probleem oplossen. Als dat het geval is, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Het lijkt me prima om "bussen" te vervangen door "openbaar vervoer".

De voorzitter:

Ik kijk toch even naar de heer Jasper van Dijk om te zien of hij zich kan vinden in die interpretatie, want anders krijgen we onduidelijkheid over deze motie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, dat is wel een gewetensvraag, hoor! We gaan heel even kijken met z'n drieën hoe we dit oplossen, maar de motie komt absoluut in stemming. Ik ben overtuigd van de goede wil van de staatssecretaris. We komen er wel uit.

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat we het horen als daar iets in verandert.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb duidelijk aangegeven wat de positie van het kabinet is op dat ene punt.

Dan de motie-Bisschop op stuk nr. 2798. Als de heer Bisschop bereid is om de harde termijn van 1 maart los te laten, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Ik denk dat het heel goed is om deze vraag mee te nemen in het lopende EY-traject, maar dat moeten we wel goed kunnen doen. Dat vraagt mogelijk iets meer tijd, mogelijk tot de zomer.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben altijd voor een degelijk traject. Dat was precies mijn vraag. Als het voor de zomer kan, dan heb ik daar geen moeite mee. Dan passen we dat zo aan.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Er waren nog een paar vragen en één opmerking van mevrouw Van der Plas. Ik moet toch even op mijn oude baantje terugvallen. Ik ben zes jaar lang voorzitter geweest van de Eerste Kamer. Ik kan mevrouw Van der Plas vertellen dat in de Eerste Kamer iedereen door elkaar heen zit. Goed hè?

De voorzitter:

En wat moet ik daar nu mee?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat moet u weten, voorzitter!

De voorzitter:

Dat is uitlokking.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is inderdaad uitlokking. Ik bedoelde natuurlijk ook niet dat alle Kamerleden door elkaar heen moeten zitten, maar wel de partijen. Ik zat daar later nog over na te denken. Dan is het voor de Kamervoorzitter wel wat minder makkelijk. Maar ik bedoelde de partijen. Dat is heel goed en dat bevalt, denk ik.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat bevalt uitstekend, kan ik u vertellen. Het is ook niet zo'n zooitje als gesuggereerd wordt, alsof iedereen maar ergens gaat zitten. Nee, hier zit een plukje D66 en daar zit een plukje VVD of een plukje GroenLinks. Ze zitten zo veel mogelijk bij elkaar, maar het is niet zo dat hier de regeringspartijen zitten en daar de oppositiepartijen of dat hier links zit en daar rechts. Nee, men zit door elkaar.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is iets om over na te denken.

De voorzitter:

Qua context: er zijn erg weinig moties die in de Eerste Kamer worden behandeld. Dat zijn er misschien twee per ... Dat scheelt wel!

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry. Op het gevaar af dat dit debat gaat uitlopen ...

De voorzitter:

Ik doe eraan mee. Excuus.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het is een interessant onderwerp. Maakt het uit of BBB daar zit en de Kamervoorzitter daar BBB moet noemen of dat BBB daar zit en de Kamervoorzitter daar BBB moet noemen? Dat maakt volgens mij niet zo veel uit.

De voorzitter:

In uw geval had het echt helemaal niks uitgemaakt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb nog twee vragen van mevrouw Koekkoek van Volt en een opmerking van de heer Ceder. Mevrouw Volt heeft een vraag gesteld over lhbti. Zei ik mevrouw Volt? O, sorry! Dat zal dan wel langzamerhand ... Ik raak van de leg. Mevrouw Koekkoek heeft een vraag gesteld over lhbti. Bij daadwerkelijk geweld moet er aangifte worden gedaan. Het COA stimuleert dat. Ook de aandachtsfunctionarissen doen dat. Dan is primair de strafrechtketen aan zet. Wat ik bedoelde met "veilig" was vooral: veilig op de vlucht voor oorlog en geweld.

Een andere vraag van mevrouw Koekkoek van Volt gaat over de uitwisseling van expertise en de best practices. Dat heeft zeker onze aandacht. Dat loopt deels via het COA maar ook weer rechtstreeks via bijvoorbeeld de provinciale regietafels, de VNG en andersoortige interbestuurlijke gremia.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Om het even te verduidelijken: het was ook zeker niet bedoeld als sneer in de zin van "dan zijn mensen nog steeds niet veilig". Het gaat er juist om dat er bij de opvang oog is voor veiligheid. Dat er aangifte moet worden gedaan, snap ik heel goed, maar daarmee verandert er nog niks in de woonsituatie. Daar was mijn vraag op gericht. Ik had het zo begrepen uit het WODC-rapport en uit de beantwoording van de schriftelijke vragen dat daar ook niks aan veranderd kan worden, ook niet door de aandachtsmanagers in de azc's.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Er wordt gekeken of er voor mensen in een moeilijke situatie een beetje een veiliger plek gevonden kan worden of dat mensen een kamer kunnen delen of iets dergelijks als ze beiden bekeerling zijn. Maar een apart gebouw voor de opvang van bijvoorbeeld lhbti'ers is ook strijdig met de waarden van onze Nederlandse samenleving. Dat willen we niet.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat heb ik inderdaad gelezen in de beantwoording. Daar kunnen we over twisten, maar ik snap de redenering. Maar dan is het kwaad al geschied. Dan is er al sprake van geweld geweest en dan wordt erop gehandeld. Kunnen we, ondanks dat er geen aparte units mogelijk zijn, toch iets doen waardoor we geweld echt kunnen voorkomen? Daar was de vraag op gericht.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar wordt heel hard aan gewerkt, onder andere door de aandachtsfunctionarissen, ook door het COA zelf in zijn totale breedte. Er hoeft niet per se iets gebeurd te zijn, wil er vervolgens een maatregel genomen worden om die kwetsbaren te helpen. Nee, als men ziet dat iemand heel kwetsbaar is met die achtergrond, zonder dat er iets gebeurd is, dan wordt daar ook rekening mee gehouden, voor zover dat natuurlijk mogelijk is onder de omstandigheden.

Dan nog een opmerking van de heer Ceder over de buffercapaciteit. Dat is een breed aandachtspunt in de Kamer, en terecht ook, want wij nemen dat ook serieus. Ik had het over een buffer van 2.500. Maar het blijkt iets van 2.000 te zijn die we tot nu toe hadden maar die opgebruikt is. Er wordt ongeveer 20 miljoen uitgetrokken voor die buffer, maar we hebben afgesproken dat we in de Voorjaarsnota opnieuw de stand van zaken bekijken en, met de nieuwe gegevens, bekijken wat er nodig is aan buffercapaciteit voor een — om het woord nog maar eens te gebruiken — "robuuster" geheel om te zorgen dat we echt een serieuze buffer hebben, gezien de ontwikkelingen die we onlangs hebben meegemaakt.

Daarmee kom ik aan het eind van mijn reactie op de moties en de beantwoording van de laatste vragen. Ik hoop dat ik voldoende antwoord heb gegeven op hetgeen gevraagd is door de Kamer. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de bewindspersonen voor hun beantwoording en aanwezigheid, de Kamerleden en de kijkers thuis. Ook dank ik de ondersteuning.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze avond in de plenaire zaal.

Naar boven