3 Vragenuur: Vragen Jasper van Dijk

Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Nederland aan Afghaanse tolken: zonder paspoort evacuatie onmogelijk".

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP. Hij heeft een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken, die ik ook van harte welkom heet in onze plenaire zaal. Hij heeft een vraag over het bericht "Nederland aan Afghaanse tolken: zonder paspoort evacuatie onmogelijk". Het woord is aan de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. In augustus viel Afghanistan opnieuw in handen van de taliban na een twintig jaar lange, verschrikkelijke oorlog. Sindsdien zien we dat de regering in Nederland constant achter de feiten aanloopt en veel te weinig haast maakt met de broodnodige evacuaties. Er is een motie aangenomen door de Kamer, de zogeheten motie-Belhaj. De strekking daarvan is: help de mensen die ons geholpen hebben. Maar de afgelopen weken zien we eigenlijk steeds pogingen vanuit het kabinet om die motie uit te kleden. Aan nog zo'n 2.000 mensen zou het recht worden verleend om naar Nederland te komen, maar daar blijft het bij. De regering heeft geen zin om nog meer te doen, terwijl de mensen die ons geholpen hebben enorm gevaar lopen. Zij worden immers als verraders gezien door de taliban. Er is al één tolk vermoord. We zien echter dat de evacuaties steeds meer vastlopen. De minister zegt dat het niet meer lukt om mensen op te halen, omdat ze bijvoorbeeld geen paspoort hebben. Ik betwijfel of dit werkelijk is wat er aan de hand is. Volgens mij kan de regering veel meer doen om mensen te helpen. Er wordt al gedreigd met een rechtszaak in dat verband.

Voorzitter, mijn vragen. Erkent de regering dat zij de dure plicht heeft om mensen te helpen die ons hebben geholpen? Klopt het dat op 7 september nog een afspraak is gemaakt met de taliban inzake evacuaties en, zo ja, waarom lukt dat dan niet opnieuw? Drie. Bent u bereid om werk te maken van reisdocumenten, bijvoorbeeld laissez-passers, die via een partnerland in Kabul verstrekt kunnen worden? Dat zou bijvoorbeeld een land kunnen zijn dat nog actief is in Afghanistan, zoals India, waarmee Nederland afspraken maakt om alsnog mensen te evacueren.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Knapen:

Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Van Dijk mij de gelegenheid geeft om hierop te reageren, misschien ook wat vooronderstellingen weg te nemen en aan te geven wat wij doen en wat wij niet kunnen doen. In het debat destijds heb ik al gezegd dat we op een gegeven moment een soort afspraak met elkaar hadden gemaakt hoe we hiermee verdergaan, maar dat dit een Haagse afspraak was die zich geheel en al onttrok aan de soms bittere werkelijkheid in Afghanistan. Die bittere werkelijkheid in Afghanistan is een andere dan wellicht hier en daar wordt gesuggereerd.

Om te beginnen de paspoorten. Ik ben vorige week daar een paar keer naar gevraagd. De heer Van Dijk vraagt het nu ook. De paspoorten zijn niet nodig omdat wij willen dat mensen daar een paspoort hebben, maar — ik zal het direct even nuanceren — omdat het gegeven de situatie daar op dit moment de enige manier is om eruit te komen. Wij moeten mensen die wij benaderen erop attenderen dat ze een paspoort nodig hebben omdat we ze er anders nu niet uit krijgen. De paspoorten worden vereist door de taliban, door de Pakistani, door Qatar. Mensen komen simpelweg het vliegtuig niet in als ze geen paspoort hebben. Dat is niet omdat wij dat willen — sterker nog, wat ons betreft hoeft dat helemaal niet — maar omdat de autoriteiten daar het ter plekke eisen.

Als de heer Van Dijk zegt dat er te weinig haast wordt gemaakt, is dat nogal een conclusie, gegeven de dingen die wij op dit moment aan het doen zijn. Dat gaat moeizaam, dat gaat langzaam. Ik heb steeds gezegd, en dat blijf ik volhouden, dat dit waarschijnlijk ook niet altijd zal lukken. Dat is niet omdat wij te beroerd zouden zijn, omdat wij te lui zouden zijn of omdat wij pogingen om moties na te leven zouden uitkleden, maar simpelweg omdat de omstandigheden door ons niet zijn te organiseren en ook niet naar onze hand zijn te zetten.

Ik wil er toch even aan toevoegen dat er ondertussen dingen gebeuren. Ik heb met mijn Duitse collega een brief geschreven aan mijn Pakistaanse collega omdat het buitengewoon lastig is wanneer Pakistan paspoorten eist van mensen die via de landweg het land hebben verlaten. In de brief hebben gevraagd om hun de mogelijkheid te geven toch naar Nederland te komen. Ik weet niet zeker of het allemaal gaat lukken, maar wellicht zijn er kleine tekenen dat daar iets zou kunnen bewegen. Dat hebben wij niet in de hand, zeg ik nog maar een keer via de voorzitter tegen de heer Van Dijk. Wij kunnen niet op een knop drukken om Pakistan op andere gedachten te brengen. Wij moeten dat in goed overleg doen.

Gisteren zijn er nog 35 mensen naar Doha gevlogen die we er graag uit wilden halen. Dat zijn belhajers — zo noemen we ze intussen; het is een zelfstandig naamwoord aan het worden, geloof ik — en tolken. Ik moet er meteen bij zeggen dat dit allemaal mensen waren die dus een paspoort hebben.

Een ander klein lichtpuntje is dat de taliban soms toestaan dat er paspoorten worden uitgegeven. Dit lichtpuntje kan morgen weer gedoofd zijn. Dat ligt niet aan ons; wij hebben dat niet in de hand. Er zijn, zo zeg ik maar even in de vertrouwelijkheid van deze ruimte, wellicht wat mensen op onze radar gekomen die we wel op een lijst hadden staan maar die geen paspoort hadden, en die er nu wellicht een hebben of gaan krijgen. Dat is een lichtpuntje.

Garanties kan ik niet geven, zoals ik steeds heb gezegd. Ik kan aangeven dat wij onze stinkende best doen. Daarmee bestrijd ik de vooronderstelling van de heer Van Dijk. Niet om het te relativeren, maar wel om het te vergelijken: het is een probleem waar wij niet alleen in staan. Alle westerse landen die bezig zijn mensen eruit te halen, lopen tegen ditzelfde probleem aan.

Eén laatste punt. De heer Van Dijk had het over laissez-passers. Dat heb ik eerder gehoord. Wij kunnen geen laissez-passers in Afghanistan uitgeven. Laissez-passers kunnen wij alleen uitgeven in een land waar je iemand laat passeren. Als iemand in Pakistan is, kunnen wij diegene een document geven opdat diegene naar Nederland komt. We kunnen diegene ook een voorlopig visum geven, bijvoorbeeld in Doha. Maar wij kunnen iemand geen laissez-passer geven in Afghanistan, in Kabul. Dat heeft geen enkele betekenis en zo iemand komt er ook niet mee in een toestel. Ik zou het dus graag opvolgen, maar helaas werkt het tot nu toe niet zo.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik twijfel er niet aan dat de minister nu doet wat hij kan. Toch wil ik hem erop wijzen dat er misschien meer wegen zijn, dat er meer oplossingen mogelijk zijn. Heeft hij de brief van advocaat Barbara Wegelin gezien die hij gisteren heeft ontvangen? Zij spreekt namens 240 Afghanen die geëvacueerd willen worden. Het gaat om een grote groep zonder paspoort, sommigen zelfs mét een paspoort, en om een groep die überhaupt helemaal niets hoort van Buitenlandse Zaken, wat mij ook een slechte zaak lijkt. Wat betreft de opties rond de reisdocumenten zouden laissez-passers maar ook visumbrieven een mogelijkheid kunnen zijn als de minister in Afghanistan, in Kabul, met een ander land contact legt, bijvoorbeeld met India. Dat is een mogelijke constructie. Die heb ik hem ook aangereikt. Ik vraag hem dus om meer te doen dan hij nu doet.

Knapen:

Het is goed dat de heer Van Dijk mij hierop wijst. Laten we eerlijk zijn: ik geef een reactie op de heer Van Dijk en ik probeer het te weerleggen, maar we delen samen de urgentie dat er iets moet gebeuren. Dat is waarschijnlijk ook de inspiratie voor een vraag als deze. Ik ben er ook buitengewoon ongerust over dat het allemaal lang duurt. Daarover moet geen misverstand bestaan. Wij kunnen in Pakistan geen visum geven. Dat heeft geen betekenis en je komt er ook niet mee weg. We willen op den duur proberen om op een of andere manier een vertegenwoordiging in Kabul te verwezenlijken. We zijn aan het kijken of we dat met een paar lidstaten van de Europese Unie zouden kunnen doen, opdat we iets van een loket kunnen creëren, met alle risico's van dien. Maar het begint met het punt dat als iemand geen paspoort heeft, wij dat probleem in Afghanistan niet via een visum kunnen oplossen. We kunnen het wél oplossen, zeg ik tegen de heer Van Dijk, als iemand eenmaal in Doha, in Pakistan of in sommige gevallen in Teheran is, maar in ieder geval ergens in een land in de buurt en niet in Afghanistan zelf. Overigens wil ik de heer Van Dijk meegeven dat wij echt achter alle opties aan gaan die we krijgen en waar we brood in zien.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog twee vragen op dit punt. Ik had de minister ook gevraagd of het juist is dat op 7 september een afspraak is gemaakt met de taliban. Er valt op dit punt dus te onderhandelen om levens te redden. Mijn vraag was waarom dat niet opnieuw lukt. Mijn tweede vraag is hoe het staat met de vertegenwoordiging in Kabul. Dat hoor ik inderdaad al langer, maar het wordt natuurlijk wel tijd dat daar dan ook werk van wordt gemaakt.

Knapen:

Wat het eerste betreft: wij zijn voortdurend aan het kijken of we samen met anderen, ook met de taliban, in overleg kunnen om wat te bewegen. Dat is buitengewoon onvoorspelbaar. Het probleem is ook een beetje dat het volgens mij in ons land nog een goed gebruik is om met één mond te spreken als kabinet, maar dat dat daar tamelijk ingewikkeld is. Misschien is het ook een leerproces; dat weet ik niet helemaal. Maar het maakt het dus wel moeilijk om te weten wat voor afspraken je met wie maakt en wat voor gevolgen dat heeft.

Wat de tweede vraag betreft: ook dat hebben wij niet helemaal in de hand. Ik heb met de heer Borrell, de Hoge Vertegenwoordiger, bijvoorbeeld gesproken over de volgende vragen. Hoe zit het met de huisvesting? Hoe zit het met de veiligheid? Hoe zit het met de bewaking? Wie gaat over de bewaking? Kan er bewaakt worden? Kan er bewapend bewaakt worden? Het zijn allemaal ogenschijnlijk hele triviale vragen die natuurlijk te maken hebben met de vraag hoeveel ruimte de een de ander wil gunnen om daar een kantoor te openen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik rond af. Ik vraag de minister om ons nauwkeurig op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Dat is vanzelfsprekend. Ik concludeer dat het dossier evacuaties uit Afghanistan buitengewoon moeizaam verloopt. Ik blijf van mening dat deze regering achter de feiten aanloopt. Dat is buitengewoon tragisch. Er kunnen nog meer slachtoffers vallen. Ik heb gezien dat de minister de evacuaties wil laten evalueren door oud-minister Frank de Grave, prominent VVD'er. Ik vraag hem tot slot of hij dat niet erg ongelukkig vindt. We zoeken iemand die onafhankelijk is en deze evaluaties kan evalueren.

Knapen:

Wat de eerste opmerking over "achter de feiten aan lopen" betreft: ik denk dat dat het precies is. De feiten worden elders gecreëerd, niet door ons, want wij zijn daar niet. Op basis van die feiten gaan wij handelen. Het klopt dus: wij lopen achter feiten aan, feiten die wij niet in de hand hebben. Maar dat neemt niet weg dat wij proberen daar zo snel mogelijk en zo adequaat mogelijk op te reageren.

Over de tweede vraag zou ik het eigenlijk heel graag uitvoeriger willen hebben, als de voorzitter zegt: laten we daar nog eens een halfuurtje voor nemen. Want ik vind dat dit onderwerp zich eigenlijk niet leent voor het even kort door de bocht, klits klats klandere, trekken van een conclusie. Ik vind dat dat de zorgvuldigheid van het proces niet dient, maar ik laat het graag over aan de voorzitter of die hier een halfuurtje extra voor wil uittrekken.

De voorzitter:

Ik deel dat dit zich er niet voor leent om daar nu in dit mondelinge vragenuur aandacht aan te besteden. Er is ook een brief gestuurd naar de commissie en volgens mij is het goed om te kijken wat de commissie daar verder mee doet. Ik dank u wel, meneer Van Dijk. Er zijn een aantal vervolgvragen, allereerst mevrouw Belhaj van D66, mevrouw Piri van de PvdA, mevrouw Bromet van GroenLinks en dan de heer Ceder van de ChristenUnie. Allereerst mevrouw Belhaj van D66.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik dank ook mijn collega van de SP voor het aanvragen van dit debat, hoewel we ergens met elkaar hadden gezegd dat we moeten opletten dat we niet over alles wat er gebeurt, een debat voeren. Maar dit is wel heel schrijnend. De minister weet vaak heel veel meer dan wij. D66 maakt zich natuurlijk ook zorgen. De minister zegt: ik kan niks beloven. Dat is duidelijk. Tegelijkertijd vind ik het idee van iemand in Kabul hebben heel goed. Ik zou het fijn vinden als alles op alles gezet wordt om dat te realiseren, want dan heb je er iemand zitten. Desnoods kan dat inderdaad in Europees verband. In mijn hoofd zit ik ten tweede de hele tijd af te spelen dat de minister aangeeft: de taliban keuren dat niet goed. Ik denk de hele tijd: hoe ziet dat eruit? Ik ga geen voorstellen doen die niet kunnen. Maar staan daar dan overal taliban en zeggen die: paspoort? Zijn we heel erg braaf of is het een bureaucratie en zijn er meer mogelijkheden om gebruik te maken van die bureaucratie en de niet-transparante sfeer die er op dit moment is, zodat mensen ook ...

Knapen:

Dat is een terechte vraag. Want je denkt steeds: hoe ingewikkeld kan het zijn? Dat heb ik eerlijk gezegd zelf ook wel een beetje. Ik denk dan: zo ingewikkeld kan het niet zijn! Maar dan doet zich in Kabul plotseling een gerucht voor dat de volgende dag ergens een kantoortje open zal gaan waar paspoorten worden gedistribueerd. Dan hoor je twee dagen niets en vervolgens kijk je toevallig even naar het journaal en zie je beelden van honderden mensen die voor een kantoor staan. Die zijn op basis van het gerucht dat daar paspoorten worden gedistribueerd daarop afgekomen. De ene keer blijkt dat het geval. De andere keer blijkt dat niet het geval. Een derde keer moet de overgrote meerderheid teleurgesteld huiswaarts keren of naar wat huiswaarts is in zo'n situatie. En een vierde keer komt het voor dat het ook voor de betrokkenen betrekkelijk unheimisch is, omdat de gang naar zo'n kantoor ook betekent dat je buitengewoon zichtbaar bent, wat in sommige gevallen een onaantrekkelijke gedachte is. Ik druk het maar een beetje mild uit. Het is dus inderdaad heel ingewikkeld om vast te stellen hoe het werkt, op basis waarvan iemand een paspoort krijgt en hoe we dat kunnen bevorderen. Zoals gezegd proberen we echt te wrikken om te kijken of we dingen kunnen bewegen, maar het is buitengewoon ingewikkeld. Ik heb al eerder gezegd dat we dit met heel veel landen delen die proberen om mensen eruit te krijgen. Dat is een schrale troost. Het is buitengewoon ingewikkeld om allerlei redenen. Wat de redenen zijn, is voor een deel speculatie. Voor een deel is ook wel uit te tekenen wat zich daar afspeelt, wat gevraagd zou kunnen worden et cetera. Maar goed, dat is speculatie, dus daar wil ik nu niet verder op ingaan.

Mevrouw Piri (PvdA):

De reden waarom we deels achter de feiten aan lopen, is dat de bereidheid van het Nederlandse kabinet om iets te doen en om creatief om te gaan met de documentenverschaffing eigenlijk veel te laat kwam. Maar goed, we zitten in deze situatie. Eindelijk is die bereidheid er, maar het is nu een stuk moeilijker geworden om de tolken, die hier allang hadden moeten zijn, alsnog veilig hiernaartoe te brengen. Mij verbaasde de communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de mensen die daar in doodsangst ondergedoken zitten. Daar gaat mijn vraag aan de minister over. Die communicatie was, kort samengevat: zonder paspoort kunnen wij u niet verder helpen, blijf veilig! Dat was het! Minister, kunt u zich voorstellen hoe dat aanvoelt voor mensen die al weken ondergedoken zitten en dan zo'n communicatie krijgen? Ik hoor daar graag een reactie op van de minister.

Knapen:

Daar kan ik heel kort over zijn. Ik heb de letterlijke teksten van die brieven niet in extenso gezien, dus ik weet dat niet. Als het niet meer zou zijn dan dit, dan zou ik zeggen dat dit heel weinig empathisch is. Als het zo zou zijn geweest, zeg ik: dat mag wel met iets meer inlevingsvermogen. Ik betwijfel dat, omdat ik merk ... Weet u, voorzitter, ik krijg soms filmpjes van medewerkers op het ministerie waarin je een vliegtuig van Qatar Airways ziet opstijgen. Nu woon ik in Amsterdam, dus ik zie vaak vliegtuigen van Qatar Airways opstijgen en ik zie ze ook landen. Dan denk ik: waarom dit filmpje? Het is een betrekkelijk hulpeloze vorm van enthousiasme over het feit dat er in Kabul een toestel opstijgt waar we weer wat mensen in hebben gekregen. Het ontbreekt dus wis en waarachtig niet aan compassie en inzet wanneer dingen lukken. Neem bijvoorbeeld die 35 mensen van gisteren. Dat gaat rond in de projectgroep die daarmee bezig is en daarbuiten. Dus als de mededeling zou zijn zoals mevrouw Piri deze citeert, met die drie zinnen en that's it, kan ik het niet goed rijmen met de empathie en passie die ik tegenkom bij de mensen die zich hiermee bezighouden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zou even door willen gaan op de communicatie. Ook onze informatie is dat er weinig handelingsperspectief gegeven wordt aan de mensen die daar met smart op een bericht zitten te wachten over wat ze te doen staat. Nu is het bericht eigenlijk: sorry, we kunnen niks doen; stay safe. Uit de antwoorden die de minister net gaf, heb ik echter begrepen dat als het mensen lukt om zelf de grens over te komen, Nederland dan wél iets kan doen. Het zou ook kunnen dat er straks meer luchtvaart mogelijk is. Dus je zou ook in zo'n brief kunnen zeggen: als er meer vluchten komen, dan nemen we weer contact met u op. Mijn vraag aan de minister is dus: kan die mensen wat meer handelingsperspectief gegeven worden binnen de situatie, die daar heel armoedig is?

Knapen:

Wij raden mensen niet aan en niet af om de landweg naar Pakistan te nemen. Dat aanraden zou de suggestie wekken dat wij op het gebied van veiligheid meer weten dan zij, en dat weten we niet. Dat afraden zou ook suggereren dat wij meer weten dan zij, en dat weten we ook niet. Wij horen dat het soms riskant is. Wij horen dat het soms op diverse plekken riskant is, en dat het soms ook wel weer meevalt. Dus wij kunnen moeilijk treden in die overwegingen en als overheid een gezaghebbend advies geven over de vraag of ze het moeten doen of moeten laten.

Het tweede punt. Als ze geen documenten hebben, is de situatie inmiddels al enige tijd zo dat ze Pakistan niet inkomen. Dus dan staan ze daar. Zelfs als het mensen lukt om daar te komen, is het dus nog afwachten of het ze lukt om de grens over te komen en in Pakistan te zijn. We hebben op dit moment enkele mensen die dat is gelukt. Ik meen dat we op dit moment veertien mensen op het lijstje hebben die daar zonder documenten zitten. Maar die zijn Pakistan binnengekomen. Dus het gaat ons lukken om hen hierheen te halen, want zij zitten nu veilig. Maar wij kunnen absoluut niet treden in de overwegingen om dit te doen omdat we mensen dan potentieel niet alleen het bos in sturen, maar ook in gevaar brengen. Dat past ons niet.

In die zin zijn wij dus eigenlijk met handen en voeten gebonden aan de dingen die nu kunnen en moeten we wachten tot er meer kan. De suggestie van mevrouw Bromet om mensen te laten weten dat het kan zodra er meer vluchten mogelijk zijn, is mij heel sympathiek, maar de situatie is op dit moment niet zo dat wij hun zomaar de hoop kunnen verschaffen dat dat de volgende stap is. Ik weet het niet. Ik hoop het van harte en er wordt van alle kanten aan gewerkt, maar het is een weerbarstige omgeving. Nu vliegt Pakistan Airways een enkele keer weer, maar op een gegeven moment lag het gewoon helemaal stil. In die zin is het dus heel lastig voorspelbaar en kun je niet zomaar zeggen of de suggestie wekken: verstop u nog enige tijd, want dan komt het goed. Want …

De voorzitter:

Dank u wel.

Knapen:

Sorry, ik ben te lang aan het woord.

De voorzitter:

Geeft helemaal niks. Het is lastig, zo'n groot onderwerp in een mondeling vragenuur. Vandaar dat ik iedereen iets korter moet houden.

Knapen:

Heel goed.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De afgelopen weken of maanden zijn we natuurlijk bezig om alles op alles te zetten om zo veel mogelijk mensen die onder de motie vallen, hierheen te halen. Ik vroeg me even af … In de berichten van de afgelopen weken zijn er veel getallen of percentages genoemd van het aantal mensen waar het om zou gaan. Hoeveel mensen hebben geen paspoort? We hebben een aantal streefgetallen genoemd tijdens het laatste debat, maar hoeveel mensen kunnen er nu uiteindelijk mee? Hoeveel mensen hebben dus een paspoort en hoeveel niet? Kunt u daar iets over zeggen?

Knapen:

Paspoorten? Dat zijn er heel weinig. Er zitten overigens ook nog mensen met Nederlandse paspoorten, die ook nog niet overgekomen zijn, soms simpelweg omdat hun partner Afghaans of Afghaanse is en het land niet uit mag. Iemand met een Nederlands paspoort staat dan voor het dilemma: ga ik alleen of laat ik m'n partner niet in de steek? Hier spelen dus allerlei pijnlijke afwegingen. Wat de aantallen betreft: wij zijn bezig om … We hebben criteria opgesteld op basis waarvan we tot een selectie komen. We zijn met ngo's bezig om die langs de lat te leggen en te kijken waar we dan uitkomen. Ik ben niet zo'n grote fan van getallen, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Ceder. Wij hebben criteria afgesproken; daar val je onder of daar val je niet onder. Als het er meer zijn dan de getallen die ik soms de ronde hoor doen, dan zij dat zo, en als het er minder zijn, dan zij dat ook zo.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mijn vraag is niet echt beantwoord. Hoeveel mensen van de personen die onder de criteria vallen, hebben wel een paspoort? Wat is het percentage mensen dat wel een paspoort heeft? Als ik de minister zo hoor, zegt hij eigenlijk dat het gaat om een kleine groep die wel een paspoort heeft. Betekent dit dat ongeveer 90% van de mensen die wel onder de criteria vallen, geen paspoort heeft en dus niet mee kan? Is het 80%? Daar kunt u in ieder geval wel iets over zeggen. Ik zou daar graag wat duidelijkheid over willen.

Knapen:

Het is de overgrote meerderheid waar we een probleem mee hebben omdat ze geen paspoort hebben.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik begrijp niet helemaal wat een loket in Afghanistan opeens voor mogelijkheden schept die er nu niet zijn. Ik hoor graag van de minister hoe dit zit. Waarom kunnen we mensen eigenlijk niet gewoon een Nederlands paspoort geven?

Knapen:

Afghanen gewoon een Nederlands paspoort geven, bedoelt u?

Mevrouw Piri (PvdA):

Ja, voor Afghanen die op onze evacuatielijst staan en voor wie het ontbreken van een paspoort een blokkade is om hen op welke manier dan ook weg te halen uit Afghanistan. Zou dat niet kunnen met een Nederlands paspoort?

Knapen:

Dat is hetzelfde als hun een laissez-passer geven. Dan besluit je even formeel dat een Afghaans staatsburger die in Afghanistan woont, wordt veranderd in een Nederlands staatsburger die in Afghanistan woont en vervolgens weg kan. Dat staat haaks op alles wat de soevereiniteit van een land en het gezag van de machthebbers op dit moment belichamen. Als we dat zouden kunnen doen, zou het probleem opgelost zijn, want dan gaven we gewoon iedereen die zich daar ongemakkelijk voelt een paspoort en dan was het probleem opgelost. Maar dat kan niet. Wij kunnen hun geen paspoorten geven. Dat is uitgesloten, dat is onacceptabel voor de machthebbers. Het druist in tegen alle regels en alle wetten. Als Amerika graag de uitlevering van iemand uit Nederland wil, kan het land ook niet zomaar een Amerikaans paspoort uitreiken en vervolgens aan de rechter vragen om deze persoon naar Amerika te laten gaan. Zo werkt dat niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken van harte voor de antwoorden en de heer Jasper van Dijk voor het stellen van de vragen.

Naar boven