7 Begroting Binnenlandse Zaken 2022

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022 ( 35925-VII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 ( 35925-B );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2022 ( 35925-C ).

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de begroting van Binnenlandse Zaken.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank, voorzitter. Ik heb elf minuten spreektijd. Het kan wel iets langer duren maar dat hangt af van de reacties in de zaal en van de voorzitter himself. Maar goed, het moederdepartement. Het is mij wel een genoegen om vijftien jaar na dato, toen ik zo rond de eeuwwisseling mijn eerste optreden hier had, nu de degens te kruisen met de minister van Binnenlandse Zaken. Het is nu zover dat we de begroting bespreken namens JA21. Veel zaken die mij toen en nu nog steeds altijd hebben gemotiveerd om politiek actief te worden, spelen en hebben raakvlakken met het departement van deze minister en deze staatssecretaris. Dat gaat om burgerinspraak, bestuurlijke vernieuwing, bureaucratie, het ambtenarenapparaat en het functioneren van onze democratie. Ik moet ook vaststellen dat we heel veel niet zijn opgeschoten. Een aantal zaken is zelfs bergafwaarts gegaan. We hebben het referendum afgeschaft zien worden. De burgers mogen nu eens in de vier jaar een vakje rood kleuren. We zien ook veel verkiezingsbeloftes weer verwateren in grijze compromissen en een compromissenbrij. Veel invloed is er niet voor de Nederlanders. De overheid dijde uit. Meer ambtenaren en meer regels. Dat hebben we onder de drie kabinetten-Rutte gezien: 11% meer regels, 17% meer wetten en in tien jaar tijd 1.000 nieuwe regels erbij. Dat is fors.

Het meest prominente hoofdpijndossier op het bordje van minister Ollongren is toch de woningmarkt. De afgelopen maanden is er terecht al veel over gesproken. Er staat inderdaad een WGO, een apart debat over de woningmarkt gepland maar het is natuurlijk heel erg raar als we de behandeling van de begroting voor BZK zonder aandacht voor de wooncrisis voortzetten. Dus daarom een aantal woorden hierover.

De voorzitter:

Een ogenblik graag. Waarom hebben we een WGO? De Kamer heeft daartoe besloten omdat dit een heel belangrijk onderwerp gevonden wordt. Dat is niet heel veel onderwerpen gegeven. Dit is om er veel, ruim en geconcentreerd aandacht aan te kunnen geven. Zoals ik net al tegen de heer Dassen heb gezegd, lijkt het mij eerlijk gezegd niet verstandig om hier nu spreektijd aan te besteden want er zal ook geen reactie van het kabinet op komen, omdat ik hoop dat het die reserveert voor dat WGO. Dus ik zou u echt willen ontraden om dit pad op te gaan.

De heer Eerdmans (JA21):

Oké, voorzitter. Het is eenieder zijn keuze. Ik denk dat zonder een aardgasvrije bebouwde omgeving en zonder wonen er amper iets overblijft van deze begroting. Dus het is juist wel goed om dat hier ook te benoemen.

De voorzitter:

U gaat daar zelf over. Ik ga u niet het woord ontnemen, maar ik wijs op artikel 8.15 van het Reglement van Orde, waarbij ik gehouden ben om u aan het onderwerp te houden. En het onderwerp is vandaag de begroting van Binnenlandse Zaken en niet het onderwerp wonen. Dat heb ik van tevoren duidelijk gezegd. Daar zijn we allen ook mee akkoord gegaan. Dus dat wil ik toch tegen u gezegd hebben. Meneer Van Haga, heeft u daar een opmerking over?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik vind dat toch een rare gang van zaken. Voor kleinere fracties is het bijna onmogelijk om overal bij te zijn. Er is een onnavolgbare hoeveelheid debatten gepland waarbij er heel vaak overlap is tussen commissiedebatten en plenaire debatten. Vervolgens is de planning niet van tevoren duidelijk. Die is er slechts een week van tevoren. Het is dus voor kleinere fracties volkomen onmogelijk. Dan heb je nog het punt van de afsplitsers, in de zin dat je zonder ondersteuning en zonder voldoende spreektijd daaraan mee moet doen. Ik doe hieraan nu mee en ik heb precies hetzelfde probleem als collega Eerdmans. Ik vind het volstrekt normaal dat je binnen de begroting van Binnenlandse Zaken ook over wonen praat. Dat andere mensen dat nog een keer willen doen in een WGO is prima, ter meerdere eer en glorie van iedereen. Maar het is voor een kleine partij onmogelijk om aan dit soort eisen te voldoen.

De voorzitter:

Ik neem daar kennis van. Het is helemaal aan u. Ik wijs er wel op dat de agenda hier niet door een klein gezelschap wordt vastgesteld. Dat gebeurt namelijk ook in volle democratische besluitvorming in de commissievergaderingen en in de procedurevergaderingen.

Meneer Eerdmans, ik ga u en mijzelf niet langer ophouden. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u, voorzitter. Dat is, denk ik, een van de grootste projecten van deze minister: het aardgasvrij gaan bouwen. Dus naast het WGO, waarover ik het helemaal met u eens ben, is het gewoon goed om er ook hier aandacht aan te besteden. Ik denk dat we het niet eens redden met alleen een wetgevingsoverleg.

Voorzitter. Het eigen huis, je eigen huis, je woning: dat is toch eigenlijk van een primaire levensbehoefte een luxeproduct geworden, kan je zeggen. Die wooncrisis is ook geen natuurramp die ons is overkomen. Maar het is, denk ik, het gevolg van rammelend beleid en belemmerende regelgeving. We zien de duurzaamheidseisen, verhuurderheffing en stikstofcrisis. Die hebben allemaal de bouw lamgelegd en de prijs van bestaande woningen doen exploderen. Tegelijkertijd zagen we in het precoronajaar 2019 qua bevolkingsgroei een netto toename van meer dan 100.000 personen. En dan gaat het in deze Kamer tegelijkertijd heel vaak over de ambitie van een miljoen huizen erbij de komende tien jaar. Dat zijn er dus 100.000 per jaar. Ik heb een hele simpele vraag aan de minister: erkent zij nu dat we bij ongewijzigd beleid niet bouwen om het huidige woningtekort van 330.000 huizen op te lossen, maar eigenlijk alleen om die bevolkingstoename te faciliteren?

Ik zeg het maar duidelijk: wij zouden de grenzen van Nederland tijdelijk willen sluiten, gelet op de problematiek van de huizenmarkt, de voorzieningen, de zeer moeizame integratie onder vele immigranten, ons hele sociale model, de overvolle opvang en asielzoekers die in boten en hotels moeten worden opgevangen. De rek is eruit wat ons betreft en de grens is bereikt. Neem nou die huisvesting van 11.000 statushouders, die dit jaar dus nog ergens in Nederland een woning moeten krijgen. Er is simpelweg geen ruimte voor hen. Uit een rondgang van de NOS bleek eerder dit jaar dat je in een kwart van de gemeentes al minstens zeven jaar op een wachtlijst staat voor een sociale huurwoning. In veel gemeenten gaat het om meer dan tien jaar, en zelfs de grens van twintig jaar wordt in een aantal plaatsen overschreden. In steeds meer gemeenten ben je kansloos als je niet al vanaf je geboorte ingeschreven staat voor een woning. Dat is een bizarre situatie met grote gevolgen. Jongeren kunnen geen volgende stap meer zetten in hun leven omdat ze tot hun 30ste thuis moeten blijven wonen. Of ze zijn gedwongen tegen hun zin te verhuizen van de plek waar hun wortels liggen, met alle gevolgen van dien voor de sociale cohesie in veel dorpen in ons land. Ondertussen worden al die gemeentes wél gedwongen om statushouders te huisvesten. En vrijwel alle gemeenten laten die statushouders nog altijd onder de urgentieregeling vallen, waardoor ze voorrang krijgen bij de toewijzing van een sociale huurwoning. Maar dat wijzen naar gemeentes is wat al te gemakkelijk, denk ik. Is het niet een afleidingsmanoeuvre, zo vraag ik de minister, van wat landelijke partijen doen, namelijk de gevolgen van hun eigen beleid een beetje onder het vloerkleed vegen? Want of de urgentieregeling er nou is of niet, de gemeenten moeten van het kabinet ieder jaar een vast aantal statushouders een woning geven. En als dat niet lukt, grijpt de provincie in. Dat weet u ook, ook uit uw vorige functies. Dan moeten de gemeenten dus gewoon de portemonnee trekken. Kortom, de voorrangsregeling voor statushouders is een symptoom van het werkelijke probleem: de taakstellingen die vanuit het Rijk komen. Is de minister het met mij eens dat de vrijheid voor gemeentes om statushouders voorrang te geven eigenlijk weg moet? Het kabinet blijft op deze manier de gemeentes toch dwingen om de statushouders te huisvesten?

Dan een ander onhoudbaar dossier: het aardgasvrij maken van de bebouwde omgeving. Ik zei het net al. Dat is volgens ons een onbetaalbare operatie, die volledig langs bewoners wordt georganiseerd en wat ons betreft tot mislukken is gedoemd. Het is bovendien een operatie die geen enkel doel dient, want zelfs de meest geharnaste klimaatfundamentalist zal moeten erkennen dat de bebouwde omgeving verantwoordelijk is voor maar 13% van de uitstoot van broeikasgassen, en dat deze megaopgave in een oogwenk elders ter wereld volledig teniet wordt gedaan. Neem China. De komende jaren gaan zij naast tientallen nieuwe vliegvelden op grote schaal nieuwe kolencentrales uit de grond stampen. De totale CO2-reductie die je in Nederland in 2030 via aardgasvrije woningen zou bereiken, wordt in drie uur tijd — in drie uur tijd! — in China uitgestoten. Dus hoe je er ook over denkt, het klimaatargument gaat simpelweg niet op als rechtvaardiging voor dat megaproject. Mijn vraag aan de minister is: waarom doet u dit? Waarom willen we dit? Hoeveel peperdure proeftuinen moeten er nog mislukken voordat de stekker eruit gaat?

Voorzitter. Ik zag in NRC Handelsblad een wijk in Purmerend. Dat is de proeftuinwijk Overwhere. Zeg ik het zo goed, met "where" op z'n Engels? Ik doel in elk geval op Overwhere-Zuid. Dat is een wijk die lange tijd de reddingsboei was van de voorstanders van het aardgasvrijproject. Daar strandt de boel. En uit angst voor hun baan, verklaren ambtenaren anoniem tegenover het NRC dat de D66-wethouder Van Meekeren lange tijd willens en wetens vasthield aan een in hun ogen totaal onrealistische ambitie en planning, om mooie sier te kunnen maken richting de herindelingsverkiezingen aldaar. De ambtenaren die er wel wat van zeiden, werden genegeerd en de projectleider die de onhaalbaarheid van het project aankaartte, werd ontslagen. Ik citeer de persoon in de NRC: "Ik concludeerde dat de financiële huishouding en de planning van het project niet op orde zijn, en dat er niet transparant gecommuniceerd werd." Uiteindelijk dient het hele project volgens hem "vooral om de wethouder politiek in het zadel te houden".

Ik denk dat je dit hele project niet beter dan dit kan omschrijven: een onrealistisch groen prestigeproject over de rug, maar uit de portemonnee van de belastingbetaler. Graag een reactie van de minister. Is het waar wat hier wordt gezegd? Wat vindt u ervan dat zelfs zo'n project, een bewierookt project in Purmerend, toch een speelbal van politieke belangen lijkt? Het lijkt mij overigens onwaarschijnlijk dat er geen contact tussen het departement en de gemeente Purmerend zou zijn geweest. Is dat zo? Graag wat opheldering hierover. Ik wil ook graag weten of het u al bekend was dat dit project al die maanden lang als onhaalbaar werd gezien.

Voorzitter. De gemeenten staat ondertussen het water aan de lippen. We zien in grote steden dat dat risicovol is. Er kunnen gevaarlijke gaten vallen in de psychiatrische jeugd- en ouderenzorg. De Commissie van wijzen heeft daarover gerapporteerd. Er is vanaf 2023 niet genoeg geld voor de jeugd in Nederland die hulp hard nodig heeft. Wat JA21 betreft mogen we dat risico niet zomaar bij de gemeenten neerleggen.

Ik hoor ook graag nog een reactie op de begrijpelijke ophef die is ontstaan over de herijking van het Gemeentefonds. Tientallen gemeenten worden keihard geraakt met kortingen die bijvoorbeeld in het geval van het Limburgse Gennep botweg oplopen tot €150 per inwoner. Gemeenten vrezen dat dit het einde kan betekenen van zwembaden, bibliotheken, sportverenigingen en muziekscholen. Dit is een onacceptabele gang van zaken, die ook ingegeven lijkt om kleine gemeenten tot impopulaire fusies te dwingen. Graag een reactie van de minister hierop. Hoe gaat zij invulling geven aan het advies van de ROB, de Raad voor het Openbaar Bestuur, om nader onderzoek te doen naar de gevolgen van die herijking voordat die wordt doorgevoerd?

Voorzitter. Nederlanders kregen dit jaar de grootste lokale lastenstijging sinds jaren voor hun kiezen. De lokale lasten stegen in 2021 volgens COELO in de grootste 40 gemeenten immers met 6,2% voor woningeigenaren en met liefst 8% voor huurders. Dat zit ver boven de inflatie. De ozb, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing, de hondenbelasting, de parkeervergunningen; ze worden allemaal min of meer als melkkoe gebruikt om de gaten in de begroting te dichten. Het beeld voor het komende jaar is nog niet helemaal duidelijk, maar wij gaan ervan uit dat het zomaar om nog zwaardere lokale lasten kan gaan. Het lijkt een kwestie van tijd. Die zwaardere lokale lasten worden dan bijvoorbeeld gebruikt om de energietransitie te financieren, want daar komen gemeentes nogal wat tekort. Het kabinet maakt er zelf 70 miljoen euro voor vrij. Dat is veel en veel te weinig, zegt ook de Raad voor het Openbaar Bestuur. Zij hebben het over 1,8 miljard euro. Kortom, daar zit ook al een gat. Gaan de gemeentes hier weer voor aangesproken worden? Of worden de bewoners aangesproken, via hogere lasten? Dat is wat ons betreft namelijk nog erger. Ik denk dat het voor veel mensen genoeg is. De koopkracht is al te veel geraakt.

Voorzitter. Is het dan alleen maar kommer en kwel in deze begroting? Dat vinden wij niet. Wat ons betreft zijn er ook goede zaken, zoals het werk van de AIVD, de strijd tegen terrorisme in een steeds moeilijkere omgeving, terechte aandacht voor gevaren als digitale spionage, cyberdreiging en buitenlandse inmenging, de strijd tegen het nepnieuws en fakenieuws, en het programma Democratie in Actie. Maar wie alle ontwikkelingen van de laatste jaren op een rij zet, zal niet verrast zijn dat steeds meer kiezers zich van landelijke politieke partijen afkeren. Bijna 30% van de Nederlanders stemde bij de lokale verkiezingen op een lokale partij. Dat was de hoogste score ooit. Het CDA was in 2018 op lokaal niveau nog ruim twee keer zo groot. Het kan verkeren! Toen werd het CDA de tweede partij. De populariteit van die lokale partijen is, denk ik, heel verklaarbaar. Het zet steeds verder door. Landelijke partijen lijken zich toch meer te vervreemden van de bewoners en lokale partijen zijn het nuchtere, normale alternatief — poten in de klei — staan voor hun zaak en zijn voor veel kiezers een verademing. In twee derde van de gemeenten bestuurt een lokale partij overigens ook gewoon mee in het college van B en W. De kwaliteit van zo'n partij is dus van belang. Ik denk dat de minister dat ook wel erkent. Want ze doen nogal wat.

Toch is het oneerlijk verdeeld in Nederland. We weten dat landelijke partijen subsidie krijgen en lokale partijen niet. Die moeten de deuren langs en zijn afhankelijk van donaties. Daar moeten ze het van hebben. Dat is niet eerlijk. Wij willen daar graag iets aan doen. Dat kan via een amendement of een motie. Ik heb een aantal collega's al gevraagd hoe ze daartegen aankijken. De VNG wil het ook. De commissie-Veling heeft zich duidelijk uitgesproken. De minister heeft zich er ook over gebogen. Kortom, is het volgens deze minister niet hoog tijd dat we nu werkelijk een level playing field gaan maken? Dus als landelijke partijen subsidie krijgen, dan ook de echte lokale partijen. Ik meen dat er vanuit de VNG een voorstel voor 10 miljoen ligt. Voordat ik de motie ga schrijven of het amendement ga indienen, wil ik graag van de minister weten of zij die kromme situatie, eigenlijk die discriminatie van de lokale partijen, gaat rechtzetten in bijvoorbeeld de aanstaande wet op de politieke partijen. Zo niet, dan overweeg ik dus met andere collega's een motie in tweede termijn.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. We kunnen wel zeggen dat de afgelopen kabinetsperiode een stevige stresstest is geweest voor het binnenlands bestuur. De uitdagingen op het gebied van de jeugdhulp, de maatschappelijke ondersteuning en de participatie zijn onverminderd groot. Toen kwam er ook nog eens een keer de coronapandemie overheen, met onder meer de uitvoering van de noodsteun, digitaal vergaderen van de gemeenteraden en vervolgens ook nog eens een keer aangepaste verkiezingen. De SGP hecht eraan om haar waardering uit te spreken voor het vele goede werk dat door stressbestendige bestuurders, ambtenaren en hulpverleners is verzet. Veel waardering daarvoor.

Voorzitter. Ik wil het als eerste hebben over het Gemeentefonds en de gemeentelijke taken. De discussie blijft maar voortduren of gemeenten voldoende financiële middelen hebben om hun taken uit te voeren. Inderdaad, die discussie gaan we graag aan, maar ik focus nu eventjes op het voorstel dat gedaan is om te komen tot een nieuw verdeelsysteem. De analyse van de Raad voor het Openbaar Bestuur heeft de SGP zeer gealarmeerd. Dat is een uiterst kritisch advies. De raad zegt ook met zoveel woorden expliciet: deze weg niet verder bewandelen. Het vraagt om een serieuze heroverweging omdat de wereld van het systeem onvoldoende aansluit bij de echte praktijk. Mijn vraag aan de minister is dan ook of zij het standpunt van de SGP deelt dat het nu niet het geschikte moment is om zonder zicht op de concrete gevolgen te experimenteren met een nieuw systeem en dat er dus meer doordenking en meer evenwicht nodig is. Hoe voorkomen we dat kleine en middelgrote gemeenten en gemeenten met een specifiek zorgprofiel hiervan de dupe worden?

Meneer de voorzitter. De minister heeft een streep gehaald door de gedwongen herindeling van Scherpenzeel. Het verhaal dat grote uitdagingen wel tot schaalvergroting moeten leiden is vaak te gemakkelijk. De wetgever moet zo veel mogelijk recht doen aan de wensen van de lokale gemeenschappen. Helaas zat er bij dit besluit wel een nare afdronk, die overigens niet voor rekening van de minister kwam, doordat vervolgens de waarnemend burgemeester door de commissaris van de Koning na enkele uren werd ontslagen. De SGP — dit staat los van het feit dat hij vanuit SGP-gelederen kwam — vindt het onbevredigend dat het ontslag van een waarnemend burgemeester nauwelijks geregeld lijkt. Het is de eerste keer dat dit gebeurt. Dit is voor ons de aanleiding om aan de minister voor te leggen of het niet verstandig is om nog eens naar die procedure te kijken, zodat daar ook voldoende checks-and-balances in zitten, ook gelet op de enorme impact die het heeft, niet alleen op betrokkenen maar ook op zo'n gemeenschap. Als je je oor daar te luisteren legt, dan betekent dat heel veel. Kortom, ziet de minister reden om dit te verbeteren, in lijn met de procedure voor de benoeming bijvoorbeeld?

Waar ik eerlijk gezegd ook benieuwd naar ben, is of de minister nou van het aanstaande ontslag wist? Was de minister vooraf geïnformeerd? Was de gemeenteraad vooraf geconsulteerd of geïnformeerd? Onze berichten zijn dat dat niet het geval is geweest, maar dat zou ook iets duidelijk kunnen maken over de waarde van aanpassing van de procedure.

Voorzitter. De overheid en de banenafspraken voor mensen met een arbeidsbeperking. Voor hen is de situatie de afgelopen jaren niet het gunstigste geweest. Begeleiding op de werkplek bijvoorbeeld was vaak niet mogelijk. Toch heeft de rijksoverheid desondanks extra banen gecreëerd. Waardering daarvoor. Maar we maken ons wel enige zorgen over de beperkte invulling van die banen. Het gaat vaak om praktisch werk tegen lagere lonen en niet ook om hogere functies. Mijn collega Stoffer heeft met zijn motie juist ook die laatste groep willen helpen en de staatssecretaris van Sociale Zaken steunde die inzet voluit. Dan is mijn vraag: waarom is die verbreding, die dus bij de motie is uitgesproken door de Kamer, bij de overdracht aan Binnenlandse Zaken weer verdwenen? Ziet de minister mogelijkheden om buiten de bestaande arbeidspool meer kansen te bieden binnen hogere functies voor mensen met een beperking?

Dan het punt van de subsidies voor jongerenorganisaties. Natuurlijk, elke politieke partij werft jongeren en probeert jongeren te interesseren voor de politiek. Dat is een hele goede zaak. Het is met het oog op de toekomst ook van cruciaal belang. Het is dan ook terecht dat die politieke jongerenorganisaties vanuit de overheid worden ondersteund middels subsidies. Maar tegen deze achtergrond snapt de SGP niet zo goed dat de regering bij die subsidies voor politieke jongerenorganisaties het belang van het aantal leden wil relativeren, terwijl dat juist een enorme drive kan zijn om meer jongeren bij de organisatie te betrekken. Niet minder opmerkelijk is dat jongerenorganisaties in het voortraject van het wetsvoorstel niet zijn benaderd en dat de regering wil volstaan met een mededeling voorafgaand aan de inwerkingtreding. Mijn vraag aan de minister is: waarom zou de minister niet actief met hen het gesprek hierover aangaan? Tevens: krijgen de politieke jongerenorganisaties tijdig zicht op de veranderingen en gelegenheid om klappen fatsoenlijk op te vangen?

Voorzitter. Dan het punt van de toegankelijke overheid. De coronaperiode en -maatregelen hebben ook nog eens een keer nadrukkelijk onderstreept dat steeds meer burgers zijn aangewezen op digitale communicatie en digitale voorzieningen. We zien dat slechts 4% van de overheidswebsites volledig toegankelijk is. Dan is mijn vraag: welke sirenes en zwaailichten gaat de minister aanzetten om met spoed tot forse verbeteringen te komen inzake die bereikbaarheid?

Voorzitter. Twee weken geleden werd ons het schrijnende bericht gewaar dat met toestemming van een begraafplaatsbeheerder in Amersfoort 's nachts duistere praktijken bij kindergraven plaatsvonden. Mijn collega Van der Staaij heeft vorige week inmiddels vragen gesteld over de strafbaarstelling van grafschennis. Bij deze begrotingsbehandeling zou ik mij willen inzetten voor maximale preventie van deze misstanden, want dat blijken geen incidenten te zijn. In de brief van de burgemeester van Amersfoort wordt aangegeven dat deze paranormale groep dit soort onderzoeken vaker doet in binnen- en buitenland. Deelt de minister dat dit onacceptabel is? Is de minister bereid om met de VNG en met burgemeesters te overleggen over het voorkomen van deze praktijken?

Voorzitter. Vorig jaar heb ik aandacht gevraagd voor de rol van gemeenten bij de roof van joods vastgoed in de oorlog. Het was mooi om te zien dat meerdere gemeenten in het afgelopen jaar zelf onderzoek startten: waardering daarvoor. Maar inmiddels blijkt ook dat de omvang en de kwaliteit van de onderzoeken nogal kan verschillen. In een enkel geval werd na een onderzoekje van een week zelfs gemeld dat er weinig te melden viel. Dat vraagt toch iets meer zorgvuldigheid. Is de minister daarom bereid om met de VNG uit te zoeken hoe expertise kan worden gedeeld en meer eenduidigheid kan worden bereikt, mogelijk samen met joodse organisaties?

Voorzitter. Tot slot een puntje over de Grondwet. Ook die heeft het in coronatijd behoorlijk te verduren gehad. Op zich is dat ook wel begrijpelijk. Maar naar het oordeel van de SGP moeten we de Grondwet juist ook als het lastig is niet zien als een hindernis, maar als een bondgenoot. Die geeft kaders aan en geeft een basis en fundament onder onze rechtsstaat. De SGP toont zich bezorgd over de omgang met de Grondwet in de afgelopen tijd. In korte, flexibele briefjes worden zomaar stevige stellingen betrokken die bij nader inzien echt wel om een grondigere onderbouwing vragen. Als voorbeelden noem ik de kwesties van de Kamerleden die demissionair bewindspersoon worden en de regeling van de erfopvolging. Daarover worden keuzes gemaakt met een minimale onderbouwing en voorafgaande advisering. De SGP stelt de open vraag: welke stappen wil het kabinet nemen om in zulke situaties meer recht te doen aan het fundamentele karakter van de Grondwet?

Voorzitter. Ik wil het hier in de eerste termijn graag bij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:

Ik hou u niet tegen. Ik dank u ook zeer. Ik geef het woord aan de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag met de coördinerend minister op het gebied van discriminatiebestrijding. De bittere conclusie is dat discriminatie in ons land nog steeds een levensgroot probleem is. Racisme en discriminatie zitten diep in onze samenleving. Of het nou gaat om het vinden van een stage, een baan of een woning: we zien dat groepen Nederlanders nog steeds op basis van vooroordelen structureel uitgesloten worden. Dat is een schande. Voorzitter. We moeten als overheid dan ook veel meer doen om racisme en discriminatie uit de samenleving te krijgen. Daarom vindt DENK al sinds jaar en dag dat er meer geld en meer inzet moeten naar het bestrijden van discriminatie en racisme. Dat vinden wij al sinds onze oprichting. Al eerder heb ik tegen deze minister gezegd dat wij het bedrag dat naar discriminatiebestrijding gaat te karig vinden. Te karig om te doen wat er moet gebeuren: meer bewustwordingscampagnes tegen discriminatie, meer inspectiecapaciteit, meer investeren in instituten zoals het College voor de Rechten van de Mens en nog meer in ADV's. Ik noem het invoeren van alternatieve vormen van straf, zoals een educatieve maatregel discriminatie, het opschalen van mysteryguestonderzoeken, op nog meer terreinen dan nu gebeurt, en ervoor zorgen dat er iets met die onderzoeken gebeurt. Het inrichten van een specialistisch team tegen discriminatie bij alle eenheden van de politie, het verhogen van de strafmaat voor discriminatie, het nog meer investeren in meldingsbereidheid: voorzitter, het moet meer, het moet daadkrachtiger en het moet nog beter, om discriminatie uit de samenleving te krijgen. Deelt de minister de mening dat er gewoon meer geld nodig is om discriminatie uit te bannen en dat we nog meer moeten doen in de komende periode?

Voorzitter. Er zijn een aantal DENK-moties aangenomen in de afgelopen periode die specifiek zien op de bestrijding van discriminatie. In de begroting lezen we dat de afdoening daarvan komt in het najaar. Ik zou aan de minister willen vragen of zij een update zou willen geven van hoe het staat met de uitvoering van onze moties.

Voorzitter. Ik vraag ook of het huidige beleid tegen discriminatie eigenlijk wel effectief genoeg is. Het Sociaal en Cultureel Planbureau laat zien dat de discriminatiecijfers al vijf jaar lang op hetzelfde niveau liggen. In het eerste onderzoek gaven 4 miljoen Nederlanders aan discriminatie te ervaren. In het meest recente onderzoek bleek dat aantal wederom op 4 miljoen te liggen. Dat brengt me bij de vraag of we überhaupt wel goed meten wat de effectiviteit van het antidiscriminatiebeleid is. Uit de eerdere beantwoording van mijn schriftelijke vragen bleek dat de regering aangaf dat het eigenlijk niet helemaal helder is welke indicatoren daarvoor gebruikt worden. Hoe zit dat? En hoe zit het met het totale budget dat we uitgeven aan discriminatiebestrijding? In diezelfde beantwoording van mijn schriftelijke vragen gaf de regering aan dat het niet helemaal duidelijk is wat we als overheid precies uitgeven aan discriminatiebestrijding, dat de uitgaven versnipperd zijn en dat niet alles als discriminatiebestrijding gelabeld wordt. Daarom willen wij graag dat dat helderder wordt en dat er in de begroting van Binnenlandse Zaken een apart begrotingsonderdeel komt met specifiek de uitgaven voor discriminatie van de hele rijksoverheid. Graag een reactie.

Voorzitter. Dankzij een motie van DENK en D66 is er een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Waarom wordt er niet, zoals in onafhankelijk onderzoek is aangegeven, een budget van 2 tot 5 miljoen oplopend geïnvesteerd in deze Nationaal Coördinator? Het geld dat we nu zien, reikt niet zo ver. Op dit punt overwegen wij een motie. Klopt het dat deze coördinator geen rol heeft in de richting van het onderzoeken van de eigen rijksoverheid? Zou zo'n coördinator niet juist een waakhond moeten zijn die ook wat over de overheid zegt? Binnen onze gelederen was niet iedereen positief over de benoeming van deze Nationaal Coördinator, maar wij vragen wel aan deze Nationaal Coördinator om zich de komende periode keihard in te zetten en we zullen hem kritisch volgen.

Voorzitter. Om discriminatie en racisme te bestrijden moet onze overheid het goede voorbeeld geven. Er zou een doorlichting van de overheid plaatsvinden op discriminatie op grond van een motie van DENK. Wanneer komt die doorlichting er nou eindelijk? Wat DENK betreft moeten de straffen voor beroepsmatige discriminatie door overheidsdienaren worden verzwaard, en moet er ook een meldplicht voor discriminerend gedrag komen binnen de hele overheid. Graag een reactie van de minister.

DENK wil ook dat de ambtseed wordt aangepast. Wat DENK betreft moeten aspirant-ambtenaren zweren of beloven dat zij iedere Nederlander tijdens hun ambtsperiode gelijkwaardig zullen behandelen. Deelt de minister dit?

Voorzitter. DENK maakt zich ernstig zorgen over discriminerende algoritmen. We hebben de voorbeelden daarvan gezien in het rapport van Amnesty International. Wat DENK betreft moet het gebruik van nationaliteit en etniciteit in algoritmes wettelijk verboden worden. Wij vragen aan de regering wat zij in de komende periode precies gaat doen om discriminerende algoritmes bij de overheid uit te bannen.

Voorzitter. Dan heb ik nog een tweetal punten, over het Gemeentefonds en over het trap-op-trap-afbeginsel. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de bijdragen die de andere collega's daarover gedaan hebben.

Voorzitter. Ik wil graag afronden met een punt over eeuwige grafrust. Nederland is een divers land en bij een divers land horen ook verschillende gebruiken, culturen en wensen. Dat geldt ook voor het afscheid nemen van een dierbare. Voor Nederlandse moslims en ook voor joodse Nederlanders geldt dat vanuit religieus oogpunt de eis wordt gesteld dat grafrust eeuwigdurend moet zijn. Vooral de laatste tijd blijkt dat er voor Nederlandse moslims onvoldoende aanbod is van graven met eeuwigdurende grafrust. Islamitische begraafplaatsen zijn vol en het realiseren van nieuwe begraafplaatsen met eeuwigdurende grafrust is moeilijk en kost een hoop geld. Dat leidt soms tot pijnlijke situaties. Het moeilijk kunnen realiseren van het afscheid van een dierbare hakt erin, en de vraag naar graven met eeuwigdurende grafrust zal in de toekomst alleen maar toenemen. Steeds meer Nederlandse moslims zeggen: Nederland is het land waar ik leef en waar ik ook begraven wil worden. Daarom wil DENK dat de regering de verantwoordelijkheid neemt om ervoor te zorgen dat er meer begraafplaatsen met eeuwigdurende grafrust worden gerealiseerd. Daarom dient DENK een initiatiefnota in voor de realisatie van voldoende graven met eeuwigdurende grafrust. Die initiatiefnota wil ik graag via de bode aan de voorzitter overhandigen, en wij zien uit, op langere termijn uiteraard, naar een reactie van de regering op deze initiatiefnota.

Voorzitter. Om dan echt af te ronden een woord van dank in de richting van collega's Semih en Esra die op de achtergrond hard gewerkt hebben aan deze initiatiefnota.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk, dat is ook altijd mooi. Zonder onze medewerkers zijn wij niets, vindt u ook niet? Dank voor dit stuk, en we zullen zorgen dat iedereen het in handen krijgt.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De voorzitter:

Dan ga ik verder met het woord te geven aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan. Gaat uw gang.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de zorg voor een goed openbaar bestuur. Dat is een enorme opgave, en dat in een samenleving die ook door corona is verhard, waarin mensen steeds meer naar hun eigen belang kijken in plaats van naar het collectieve belang. Een samenleving waarin steeds meer mensen vragen om individueel maatwerk en dienstverlening, een samenleving die in een rap tempo digitaliseert en een samenleving die steeds meer transparantie eist en daarop hard afrekent. In een dergelijke omgeving moet het ministerie van Binnenlandse Zaken ervoor zorgen dat er efficiënt en effectief gewerkt wordt in samenwerking met gemeenten, provincies en waterschappen, die behoorlijk autonoom zijn. Ze krijgen geld om hun taken uit te voeren, maar hoeven daarover niet of nauwelijks verantwoording af te leggen. Ik zou zeggen: ga er maar aan staan. Natuurlijk verloopt niet alles vlekkeloos. Daar hebben de collega's vandaag ook al over gesproken en dat zal ik straks ook doen, want het is de taak van het parlement om hierop toe te zien. Maar ik zou vandaag wel willen zeggen tegen de bewindspersonen en al hun medewerkers die zich met hart en ziel inzetten voor deze taken: dank voor jullie enorme inzet voor alles wat wél goed is gegaan. Dat is ook heel veel in deze steeds moeilijker wordende omgevingscontext.

Dan punten van aandacht en zaken waarop extra inzet nodig is: de digitalisering. Het ministerie streeft naar een samenleving waarin iedereen mee kan blijven doen. De afgelopen jaren is de wereld om ons heen in een rap tempo gedigitaliseerd. Brieven worden nauwelijks meer verstuurd en conversaties houden we tegenwoordig via e-mail of WhatsApp. Foto's maken we met onze smartphones en zelfs afrekenen kan gedaan worden met je telefoon. Het zijn bijzondere en ook mooie ontwikkelingen die de kracht en toekomst van technologie onderstrepen. Maar helaas zijn deze veranderingen niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. Als je, zoals onze ouderen, bijvoorbeeld je hele leven al gewend bent om met contant geld te betalen, kan het best lastig zijn om opeens gebruik te maken van ingewikkelde bankierenapplicaties en smartphones. Smartphones zijn overigens in het algemeen voor sommige mensen niet altijd de makkelijkste voorwerpen om te gebruiken.

Dat brengt mij bij het punt van digitalisering van de overheid. De komende jaren wordt er door het ministerie van Binnenlandse Zaken ingezet op verdere digitalisering van de overheid en de communicatie tussen burger en overheid. Een van de doelstellingen is een veilige en inclusieve digitale overheidsdienstverlening. Er zijn delen van de bevolking die grote moeite kunnen gaan ondervinden om deze alsmaar toenemende digitalisering te volgen. Denk aan sommige ouderen, bijvoorbeeld migrantenouderen, laaggeletterden of mensen die analfabeet zijn. Heeft de minister zicht op het effect van de actieprogramma's die hierop zijn ingezet? Wat zijn de resultaten van de Alliantie Digitaal Samenleven?

Een grote groep ouderen heeft tijdens de coronapandemie succesvol in de vingers gekregen hoe zij kunnen videobellen met hun kleinkinderen. Het was ontroerend om te zien hoe zij op deze digitale manier in de coronaperiode weer herenigd werden met hun families in een voor velen van hen hele eenzame tijd. Maar om heel eerlijk te zijn ga ik er niet van uit dat het betekent dat deze groep nu direct in staat is om zonder moeite met alle digitale activiteiten mee te kunnen doen, zoals bijvoorbeeld het verlengen van een rijbewijs of een paspoort. Laten we er dus alsjeblieft voor zorgen dat deze groep niet buiten de boot valt en ze actief blijven begeleiden met de verdere digitalisering in ons land.

In de begroting wordt gesproken over meer jongereninspraak. Dat is mooi, maar ik zie een andere belangrijke rol weggelegd voor de jongere generaties in Nederland. Is het geen idee om jongeren actief te betrekken bij het begeleiden van groepen in onze samenleving die meer moeite zullen hebben met alle digitale veranderingen? En niet alleen jongeren. Ik heb eerdere ervaringen met organisaties zoals Facebook, Google en bijvoorbeeld Samsung Nederland, die ook heel ondersteunend kunnen zijn. Pilots die in mijn vorige functie zijn geïnitieerd, waren zeer succesvol. Is de minister bereid om te kijken naar een landelijk programma waarin jongeren en organisaties samen met het ministerie doelgroepen zoals ouderen helpen, zodat zij mee kunnen blijven doen met de digitalisering en zelf regie kunnen blijven houden? Of wordt dit al vormgegeven in de Alliantie Digitaal Samenleven?

Voorzitter. Bij de digitalisering hoort ook een grotere toename van online desinformatie. We hebben de afgelopen anderhalf jaar met het coronavirus allemaal kunnen aanschouwen hoe gevaarlijk foutieve informatie kan zijn en hoeveel waarde we als samenleving moeten hechten aan betrouwbare wetenschappelijke informatie. Ik vind het dan ook heel belangrijk dat het ministerie het probleem van desinformatie wil gaan aanpakken. Desinformatie kan namelijk ook leiden tot een verdere afbreuk van het vertrouwen in de politiek. Daar kunnen wij Kamerleden over meepraten, en bewindspersonen ook. Kleine dingen worden soms uitvergroot op social media en soms ook in de pers, en niet altijd vindt er hoor en wederhoor plaats. Mensen geloven gewoon wat er opgeschreven staat. Het is belangrijk om in een vroeg stadium te leren feiten van emoties en meningen te onderscheiden. Dat is overigens niet alleen een taak van het ministerie van BZK, maar ook van dat van OCW, van de pers en van ons allemaal. Het is een moeilijke opgave, maar wel een belangrijke, want dit bepaalt hoe wij met elkaar omgaan en hoe wij elkaar beoordelen.

Desinformatie is echter niet het enige waardoor vertrouwen in elkaar en in de politiek ontbreekt. Ik sprak in het debat over het eindverslag van informateur Remkes over het gebrek aan vertrouwen, waarden en normen in dit huis. Juist dat zijn de fundamenten van een politiek stelsel waar Nederlanders vertrouwen in kunnen en moeten hebben. Als we ervoor willen zorgen dat de burger weer vertrouwen krijgt in de politiek, dan zullen we eerst ook zelf in die spiegel moeten kijken. Als we niet kunnen laten zien dat wij constructief en respectvol met elkaar kunnen omgaan, kunnen we ook niet verwachten dat burgers ons weer blindelings vertrouwen. We hebben een belangrijke taak om ervoor te zorgen dat burgers het vertrouwen in de politiek hervinden. Hoe ziet de minister haar rol hierin?

Voorzitter. Mevrouw Arib had het over artikel 68 van de Grondwet met betrekking tot de Wob-procedures. Gemakshalve zal ik het deel van mijn bijdrage daarover niet uitspreken, maar mij aansluiten bij wat mevrouw Arib hierover zei.

Ik kom dan op de herziening van het uitkeringsstelsel voor gemeenten, en met name bij de financiën van de gemeenten. Gemeentes staan voor een immense taak. Zij hebben de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van drie belangrijke wetten: de Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet. Ik ben net als de VNG van mening dat gemeenten geen taak in de schoenen geschoven moeten krijgen als zij er niet ook voor worden gefinancierd. En natuurlijk kan het op sommige plekken efficiënter en beter, en daar moet de overheid ook behulpzaam bij zijn. Het zou mijns inziens helpen voor het verkrijgen van een beter inzicht als we eens goed naar de verantwoordingen van de gemeenten gaan kijken. Want het kan echt niet dat bijvoorbeeld geld dat bestemd is voor jeugdzorg, aan andere zaken wordt besteed.

Ook zouden er mijns inziens meer kaders moeten komen voor basisvoorzieningen die in alle gemeenten aanwezig moeten zijn. Het kan toch niet zo zijn dat een oudere met dementie in de ene gemeente wel naar een dagbesteding kan en de mantelzorger prima wordt ondersteund, terwijl dat in een andere gemeente niet zo is? Stel dat je verhuist naar een andere gemeente, om dichter bij je kinderen te wonen, en dan plotseling nergens meer terechtkunt omdat die voorzieningen er gewoon niet zijn. Is de minister dit met mij eens? En welke mogelijkheden ziet zij om kaders aan te geven voor essentiële basisvoorzieningen die in elke gemeente aanwezig moeten zijn?

Het ministerie van Binnenlandse Zaken geeft ook aan dat de kosten van de jeugdzorg bijzondere aandacht behoeven met betrekking tot de herijking van het Gemeentefonds. En alhoewel in sommige gemeenten wellicht geld het probleem is, zit het probleem hierbij toch echt ook op een heel ander niveau. Deskundigen geven aan dat hier met name gekeken moet worden naar een grote cultuuromslag binnen de jeugdzorg: anders denken en werken, én anders organiseren. Er moet meer domeinoverstijgend worden samengewerkt om levensloopbegeleiding te verzorgen en er is meer kennisdeling nodig. Is de minister bereid om met deze deskundigen door te praten, samen met de VNG en VWS, om naar een effectieve en efficiënte oplossingsrichting te kijken, en om zo te komen tot een goed werkende jeugdzorg?

Voorzitter. Ik had inderdaad ook graag gesproken over wonen, maar ik ben heel blij dat daar een apart overleg voor wordt ingepland. Dat verdient wonen ook, een van de grootste uitdagingen in Nederland.

Verder zie ik uit naar de antwoorden van de minister en de staatssecretaris. Laten we met elkaar beseffen dat vertrouwen vinden het moeilijkst is, en vertrouwen verliezen het makkelijkst. Dus er is wat mij betreft werk aan de winkel voor ons allemaal.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Voorzitter, inwoners thuis en mensen op de tribune. De begroting van Binnenlandse Zaken gaat over veel verschillende zaken. Zij gaat onder andere over Groningen, over democratie, over het bevorderen van meerdere talen en over het Gemeentefonds. Deze vijf genoemde onderwerpen wil ik er graag vandaag uitlichten. In 2020 en 2021 zijn er volgens de minister belangrijke stappen gezet om de versterkingsoperatie in Groningen te versnellen. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt …

De voorzitter:

Sorry.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

… en er is geld gereserveerd.

De voorzitter:

U heeft maar twee minuten gereserveerd, en die gaat u blijkbaar aan Groningen besteden. Dat hoort ook bij het WGO Wonen en ruimte. Het is aan u, maar ik wil u er toch op wijzen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb vier minuten gereserveerd.

De voorzitter:

Waarvan twee in eerste termijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Als ik daar overheen ga, gaat het van mijn eigen tijd af bij andere begrotingen.

De voorzitter:

Zo is het. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga even opnieuw beginnen, want op deze manier is het een beetje irritant. Dat komt niet door u, hoor. Dan ben ik afgeleid en wordt het een beetje een warrig verhaal. Dus ik begin gewoon even opnieuw. Het gaat van mijn tijd af.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter, mensen thuis en mensen op de publieke tribune. De begroting van Binnenlandse Zaken gaat over veel verschillende zaken: Groningen, democratie, bevordering meerdere talen en het Gemeentefonds. Deze zaken wil ik er vandaag graag uitlichten. In 2020 en 2021 zijn volgens de minister belangrijke stappen gezet om de versterkingsoperatie in Groningen te versnellen. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt en er is geld gereserveerd. Voor Groningers tellen echter geen stappen en afspraken, zij willen boter bij de vis. Even de feiten. Meer dan 85.000 mensen hebben meervoudige schade aan hun huis door gasbevingen. Tot en met 2020 zijn er ruim 176.000 schademeldingen ingediend. Ruim 30.000 schademeldingen moeten nog worden afgehandeld. Er zijn 120 inspecteurs dagelijks bezig met de aardbevingsschade. Er zijn meer dan 200.000 mensen met schade. Er zijn tussen 2016 en 2018 in totaal 2.990 oude schadegevallen bij de arbiter gemeld. Er zijn in 2020 in Loppersum en Appingedam in totaal meer dan 210 woningen gesloopt. Ruim 2.000 adressen worden met sloop bedreigd. De NAM heeft 116 panden opgekocht. Van de rijksmonumenten is 90% beschadigd. De NAM heeft 18 miljard gereserveerd, omdat zij denkt dat dit de totale schade is.

Dan een voorbeeld uit de praktijk, overigens een van de vele. Een inwoonster van Loppersum meldde in 2014 schade. Zij kreeg direct een fooi van €2.100 aangeboden. €2.100 voor een schade van ruim €200.000. Diezelfde vrouw werd vervolgens van dialoogtafel naar gasberaad gestuurd, maar heeft nog steeds geen vergoeding ontvangen: nul centen, zeven jaar na dato. Wat vindt de minister eigenlijk een acceptabele doorlooptijd voor het afwikkelen van een individuele schade, veroorzaakt door overheidshandelen? En dan gewoon als bewoner van een huis. Wat vindt de minister dan acceptabel als het haar zou overkomen?

Voorzitter. Binnenlandse Zaken gaat ook over een sterke en levendige democratie. Alle intenties op dit gebied zijn lovenswaardig, maar ook kansloos als burgers geen vertrouwen krijgen of hebben, omdat het systeem faalt, zoals in Groningen. BBB zou graag zien dat er een pop-upminister of -staatssecretaris van aardbevingsschade komt. Een persoon die zich helemaal bezighoudt met de afwikkeling van deze zwarte bladzijde in de Nederlandse historie, zolang dat nodig is. Wat vindt de minister van zo'n idee? En als de minister het niks vindt, waarom dan niet?

Voorzitter. Nog steeds krijgen lokale partijen zonder vertegenwoordiging in de Tweede Kamer geen landelijk geld. Dat is echt belachelijk en democratie-ondermijnend. Landelijke partijen kunnen miljoenen uit de landelijke kas steken in de campagnes van hun lokale broertjes en zusjes. Lokale partijen hebben echter 30% van alle zetels in gemeenten. Eigenlijk zijn zij daarmee de grootste landelijke partij van Nederland, maar zij mogen niet meepikken uit de Haagse ruif. Heel krom, heel oneerlijk. Dit moet zo snel mogelijk veranderen. Wat BBB betreft, krijgen lokale partijen op basis van het aantal zetels in de gemeenteraden en Provinciale Staten een gelijkwaardige partijsubsidie, zoals landelijke partijen in de Tweede Kamer nu ook krijgen. Waarom blijft de minister deze maatregel uitstellen en wanneer wordt dit geregeld?

Voorzitter. Volgens de begroting wordt er ook gewerkt aan bevordering van het Fries, Nedersaksisch, Limburgs, Jiddisch, Romani en Papiaments. Nou, ik zou zeggen: vat de koe bij de horens. Laten we meteen beginnen met het uitvoeren van de motie en de toezegging van 2020 over de Friese taal. Kan de minister aangeven hoe de motie over de Friese taal wordt uitgevoerd?

Dan het Gemeentefonds. In 352 Nederlandse gemeenten praten en besluiten gemeenteraden deze weken over de begroting voor de komende jaren. Begrotingen waarvan de bijdrage uit het Gemeentefonds en andere bijdragen van de landelijke overheid het grootste deel van de inkomsten vormen. Twee keer per jaar een brief krijgen over hoeveel geld je krijgt en dan na allerlei noodsignalen weer incidentele bedragen om gaten te vullen. Een nieuwe verdeling over gemeenten, waarbij gemeenten die goed op de centen hebben gepast minder ontvangen dan andere. De Groene Amsterdammer schreef twee weken terug al hoe Den Haag uit Nederland verdween. Op het platteland is de dichtstbijzijnde school, bibliotheek, ziekenhuis of pinautomaat steeds verder weg. Mensen moeten smeken of de bibliotheek of het dorpshuis alsjeblieft open kan blijven. Dat is toch niet werkbaar?

Het is ook oneerlijk. Continuïteit in beleid en geld zijn noodzakelijk en mogen niet afhankelijk zijn van Haagse grillen en formatiedansbewegingen van mogelijke coalitiepartners. BBB wil dat de afspraken over het Provincie- en Gemeentefonds met gemeenten uit 2018 worden nagekomen, ook de afspraak dat extra financiële ruimte bij het Rijk leidt tot meer geld voor genoemde fondsen en de burger niet als melkkoe hoeft te worden gebruikt, bijvoorbeeld via opnieuw een hogere ozb. Kan de minister aangeven waarom zij deze afspraak naast zich neer lijkt te leggen? Waarom wel samen de trap af en waarom niet samen de trap op?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer en meld u nog even het volgende. Ik zei zojuist tegen u dat Groningen viel onder het WGO Wonen en ruimte, maar er is op 29 november een apart WGO voor Groningen. Dat wilde ik nog even rechtzetten. Dat gaat over artikel 5 van de begroting van Economische Zaken en over artikel 10 van die van Binnenlandse Zaken.

Dan nog één ander punt, om toch even iets duidelijk te maken. De heer Van Haga zei zojuist: ja, die agenda wordt hier maar een beetje vlak van tevoren opgesteld. Tot het houden van het WGO over Wonen en ruimte is op 9 september besloten in de commissie. Dat is bijna twee maanden geleden. Dat lijkt mij niet heel kort van tevoren. Die discussie hoeven we hier niet te voeren, maar ik hecht er toch aan dat ook de kijkers thuis begrijpen dat wij hier niet zomaar even een paar dagen van tevoren vergaderingen zitten in te plannen. Dat zou namelijk heel slecht zijn.

Dat gezegd hebbend ga ik het woord geven aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Het spreekgestoelte staat wel heel laag. Dat vat ik wel een beetje persoonlijk op, maar misschien lijk ik zo wel langer. Dat is ook een grote wens! Dit waren weer vijf waardevolle seconden, voorzitter. Ik tel ze.

Voorzitter. Ik prijs mezelf gelukkig. Daar wil ik graag mee beginnen. Ik prijs mezelf gelukkig met het werk dat ik hier als Kamerlid mag doen. Ik heb een dak boven mijn hoofd en een inkomen waarmee ik mijzelf en mijn dierbaren zekerheid kan bieden. Ik ben dankbaar voor het feit dat ik elke avond voedsel op de tafel heb en in een warm bed tot rust kan komen. Ik prijs mezelf ook steeds gelukkiger. Mijn dankbaarheid groeit met de dag, want als het Kamerwerk mij de afgelopen maanden dag in, dag uit één ding steeds duidelijker maakt, is het dat er in dit land zo veel ellende heerst dat de dingen waarvoor ik dankbaar ben en mezelf gelukkig mag prijzen, voor velen nog minder vanzelfsprekend zijn dan ik me al voor mogelijk hield. Dat vind ik zwaar. Dat moet ik hier eerlijk met u, voorzitter, en met de Kamer delen.

Voor de demissionair minister-president is Nederland een "gaaf land". Voor de heer Segers is "frisse moed" genoeg om de harde klappen te verzachten van de verschrikkelijke verhalen die we dagelijks horen, maar voor mij is het dat niet. Wat mij 's morgens uit bed krijgt en wat mij elke dag sterkt in het werk hier, maar ook in mijn omgang met anderen, is liefde. Liefde voor de mensen die het allerhardst werken en het allerminst terugkrijgen. Liefde voor de mensen die de tijd nemen om mij te schrijven en mij hun verhaal te vertellen. Liefde voor het feit dat ervaringen mij worden toevertrouwd in de hoop dat er iets mee kan worden gedaan. En liefde voor de droom die ik heb voor mijn kleindochter: een beter, gelijkwaardiger en solidair Nederland, waarin zij hopelijk mag opgroeien. Dat is niet gaaf en het is geen frisse moed, want die liefde is ook doordrenkt van woede en verdriet; ze gaan hand in hand.

De verhalen die mensen met mij delen — ik weet dat veel Kamerleden net als ik dagelijks overspoeld worden met verhalen van burgers in hun mailbox — en de ellende die we dagelijks aanschouwen, zijn veroorzaakt, worden in stand gehouden en krijgen maar geen oplossing dankzij deze overheid, hoe vaak de verhalen hier in dit huis ook gebagatelliseerd worden. Sterker nog, ik denk telkens weer aan zinloos politiegeweld. Ik denk vanzelfsprekend aan het toeslagenschandaal, aan de groeiende dak- en thuisloosheid, aan de wooncrisis en aan de jeugdzorg. Ik denk aan alle achtergelaten mensen in Afghanistan. We hebben vandaag ook het verdrietige bericht gehoord dat een van de mensen die op de lijst stonden om door Nederland geëvacueerd te worden, uiteindelijk ook echt is overleden. Ik denk aan de NCTV en aan etnisch profileren. Ik denk aan de jonge man die ik van de week tegenkwam op weg van de Kamer naar huis en die mij om wat kleingeld vroeg. Dat had ik niet, want wie heeft er tegenwoordig nog cashgeld in zijn zak? Hij riep me en zei: hé, mevrouw, mevrouw! Toen ik mij omdraaide, zei hij: hé, Sylvana! Hij kende mij, en ik had geen idee wie hij was, behalve een dakloze in het donker. Toen ik hem vroeg waar hij die avond moest gaan slapen, zei hij: hierachter, onder de brug.

Voorzitter. Het is allemaal zo schrijnend. Het kan niet anders dan dat je stilstaat bij de vraag wat nou ten grondslag ligt aan al deze misstanden en aan al deze crises, crises waarin de burger niet beschermd wordt door de overheid, maar juist had moeten worden beschermd tégen de overheid. Ik vraag me telkens af hoe het zover heeft kunnen komen. Het kan in 2021 niet duidelijker worden dat beleid, wet- en regelgeving en de besluitvorming in Nederland fatale gevolgen kunnen hebben voor burgers, en dat het slechts een decennium duurt om mensen compleet de vernieling in te helpen, maar dat het opbouwen van gestolen jaren vrijwel onmogelijk is.

Wat BIJ1 betreft is de vervolgstap dus simpel: het instellen van een constitutioneel hof. Eerder dit jaar heeft deze Kamer al een motie aangenomen om artikel 120 uit de Grondwet te schrappen, zodat rechters wetten kunnen toetsen aan de Grondwet. We zijn inmiddels in afwachting van wetsvoorstellen die dat ook daadwerkelijk voor elkaar moeten krijgen. Maar daarnaast is het wat BIJ1 betreft het belangrijkst dat we ook een onderzoek instellen naar hoe en wanneer een constitutioneel hof tot stand kan komen. Hoe gaan we het vertrouwen tussen overheid en burger dat zo volledig is verwoest, weer rechtzetten? Hoe gaan we ervoor zorgen dat grondrechten en mensenrechten niet langer door deze overheid worden geschonden?

Het is allemaal zo schrijnend, want ook toen een jaar geleden miljoenen mensen wereldwijd de straat op gingen met de oproep dat zwarte levens ertoe doen, was de oproep heel simpel. Die kwam er gewoon op neer om de Grondwet, mensenrechten en zwarte mensen te respecteren. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat we racisme in al zijn vormen, maar daarnaast ook validisme, seksisme en transfobie uiteindelijk grondig en adequaat aanpakken. Ik sluit me daarbij aan bij de heer Van Baarle. Gevallen waarin institutionele uitsluiting de boventoon voert, glippen steeds maar weer door onze vingers. En dan staan we als burger machteloos tegenover het beest van een machine, genaamd de overheid.

Het is de vraag of de net aangestelde Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme voldoende doorzettingskracht zal hebben om met een nationaal programma discriminatie en racisme daadwerkelijk structureel tegen te gaan, zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland. BIJ1 wacht dan ook met smart af of zo'n nationaal programma voldoende concrete acties weet te verwezenlijken die de koloniale en ongelijke relatie tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland blootleggen en tegengaan. We hopen ook terug te zien dat het programma de overheid terugbrengt naar haar recht en plicht om organisaties te verbieden die structureel discrimineren, groepen beledigen en/of haatzaaien. Racisme is geen mening. En zal het programma erin slagen om ervoor te zorgen dat bestaande wetten tegen discriminatie strenger worden nageleefd? Zal het programma het voor elkaar krijgen dat we bestaande wetgeving uitbreiden door een juridische definitie van "racisme", "anti-zwart racisme" en "islamofobie" op te stellen die recht doet aan het structurele karakter ervan? En zal de regering de Nationaal Coördinator toestaan om kledingkeuze weer volledig vrij te maken en wetten die discriminatie bevorderen en zelfbeschikking aantasten, bijvoorbeeld door het nikabverbod, af te schaffen? Kan er vanuit één programma recht worden gedaan aan de maatregelen die nodig zijn om groepsbelediging, digitaal pesten, doxing, discriminatie en oproepen tot racistisch geweld op sociale media te bestrijden? En hoe moet dat dan met een budget van 2 miljoen euro, zo'n uitgebreid en omvangrijk programma? 2 miljoen euro! Hoe belangrijk vinden wij het werkelijk?

Nogmaals, de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme is welkom, maar hoewel de posities van nationale coördinatoren van belang zijn om antisemitisme, discriminatie en racisme te bestrijden, doen de aparte posities geen recht aan de omvang, de intersectionaliteit en de problematiek van geïnstitutionaliseerde uitsluiting. De nationale coördinatoren zijn in die zin niets meer dan tijdelijke pleisters en zouden moeten leiden tot een geheel ministerie van gelijkwaardigheid.

Ook rondom het vraagstuk van digitalisering is veel te doen: het is vandaag ook al regelmatig benoemd. Het rapport van Amnesty International over het toeslagenschandaal toonde het maar weer eens aan: we kunnen niet anders dan een eind maken aan het gebruik van racistische risicoprofielen en aan discrimineren op basis van sociale klasse.

Tot slot, voorzitter, begin ik er hier vandaag over, omdat ik met mijn ene zetel slechts op een plek tegelijk kan zijn en ik op maandag altijd in een vaste commissie zit en daardoor niet bij het wetgevingsoverleg kan zijn. Ook de wooncrisis heeft meer nodig dan pleisters in de vorm van een paar miljoen minder uit de sociale huursector persen. De verhuurderheffing kent geen plaats in een rechtvaardig woonbeleid. Als we de wooncrisis serieus nemen en recht willen doen aan de volkshuisvestende plicht van de overheid, dan schaffen we die vandaag nog af. Evenals de hypotheekrenteaftrek en, nog belangrijker, de kostendelersnorm. Staan we er met z'n allen wel voldoende bij stil dat wat we handhaven een letterlijke boete is op samenwonen van mensen met de laagste inkomsten, met alle afgrijselijke gevolgen van dien?

Voorzitter, ik vraag via u ook aan het kabinet om af te rekenen met huisjesmelkers. Wonen is wat BIJ1 betreft voor mensen en niet voor winst. Het is een mensenrecht, het is pure noodzaak. Dus waarom wordt er niet steeds serieus gekeken naar het invoeren van een algemene en niet overdraagbare woonplicht, zodat een huis een huis blijft en geen beleggingsobject is? Gaan we actief handhaven op bestrijding van leegstand en speculatie? Kunnen we het recht van Roma, Sinti en woonwagenbewoners om in woonwagens te wonen daadwerkelijk respecteren en hun ook bijvoorbeeld een wooncarrière gunnen en niet denken: ze hebben al een plekkie, 20 vierkante meter — dat is tegenwoordig heel hip; dan noemen we het een tiny house — en het is allemaal wel best zo? De Ombudsman wijst ons herhaaldelijk op het feit dat we ook hierin zwaar tekortschieten. Kunnen we actief en ruimhartig meewerken aan het faciliteren van woonlocaties voor hen en garanderen dat gemeenten hier een actieve bijdrage aan leveren?

De rode draad is dat er op het gebied van mensenrechten, onze grondrechten, de rechten waar we allemaal mee worden geboren, nog werelden te winnen vallen in dit land. Zelfs als dit kabinet deze gesprekken voor zich uit blijft schuiven en ontwijken, BIJ1 zal hier blijven om dit huis met liefde en verdriet eraan te herinneren dat in ons land te veel leed bestaat.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u. Ik geef ten slotte het woord aan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Dit kabinet strompelt van crisis naar crisis en vrijwel iedere crisis is het gevolg van overheidsbeleid, van de almachtige Staat die denkt het beter te weten dan individuele Nederlanders. We zitten midden in de coronacrisis die door de overheidsmaatregelen pas echt een crisis werd en waarbij inmiddels artikel 1 van de Grondwet met voeten getreden wordt. Maar voor een echte bureaucraat is één crisis niet genoeg en daarom stortte de overheid ons in een stikstofcrisis, een pfas-crisis, een wooncrisis, een toeslagenaffaire, een energiecrisis en een klimaatcrisis. Boeren moeten vrezen voor hun bedrijven, ondernemers worden steeds zwaarder belast en een woning zoeken is een kwelling geworden. Veel van deze dramatische resultaten zijn de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Mijn eerste vraag is: hoe kijkt de minister tegen deze crises aan en vindt zij niet dat zij medeverantwoordelijk is voor dit alles?

De energietransitie van de bebouwde omgeving is zo'n voorbeeld van een door de overheid veroorzaakte chaos. Ten eerste is de bureaucratie stuitend. Haagse bureaucraten produceren aan de lopende band allerlei onzinnige regelingen, zoals de Renovatieversneller en de ontzorging van gebouweigenaren. De beste ontzorging van gebouweigenaren is een overheid die zich er niet mee bemoeit, een overheid die zuinig is met ons belastinggeld zodat de belastingen omlaag kunnen. Ten tweede is er vaak sprake van verkeerde keuzes. Zo wordt geld besteed aan de stimuleringsregeling voor aardgasvrije woningen, terwijl de rest van de wereld er juist van overtuigd is dat aardgas, ch4, methaan dus, de schoonste koolwaterstof is die we hebben. Is de minister van BZK het met Belang van Nederland eens dat het aardgasvrij maken van huizen in elk geval op de korte termijn geen positief effect heeft op het milieu? En natuurlijk is het goed om eerst alle huizen fatsoenlijk te isoleren. Maar kunnen we niets beters verzinnen dan 150 miljoen euro aan vouchers voor tochtstrippen? De betutteling door de overheid kent geen grenzen en het zou beter zijn om het isoleren van woningen over te laten aan het welbegrepen eigenbelang van de bewoners. Verlaag gewoon de belasting op wonen en dan zijn mensen echt zelf wel slim genoeg om te bepalen of ze tochtstrippen kopen, dubbelglas laten plaatsen of zonnepanelen installeren. Is de minister het met mij eens dat mensen zelf prima in staat zijn om te bepalen waar het hoogste rendement voor hun woning wordt behaald?

Voorzitter. Vervolgens nog een onbegrijpelijk punt, namelijk onze 56.000 gemeentelijke monumenten en 62.000 rijksmonumenten. Je zal maar in een monument wonen, want het is op dit moment onmogelijk om een monument te verduurzamen. Gemeenten werken actief tegen en hierdoor stoken de eigenaren en bewoners van monumenten voor de buitenlucht. En dat terwijl er prachtige technische mogelijkheden zijn om op een verantwoorde manier te verduurzamen. Ik heb hier laatst ook al aandacht voor gevraagd bij het debat over het Klimaatakkoord en de gebouwde omgeving, maar zonder veel resultaat. Dus nogmaals: erkent de minister dit onnodige probleem en wat gaat de minister hieraan doen?

In 2022 wordt er 144 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het Warmtefonds om warmtepompen te installeren en woningen aardgasvrij te maken. Zowel het financiële als het technische rendement hiervan is negatief, en het milieu wordt er dus alleen maar slechter van. Is de minister het met Belang van Nederland eens dat de verwachtingen met betrekking tot het rendement van bijvoorbeeld warmtepompen drastisch moet worden bijgesteld?

Voorzitter. Dan toch maar de woningmarkt. Ik durf het eigenlijk geen "markt" meer te noemen. Bij een functionerende markt zijn vraag en aanbod met elkaar in balans, maar door allerlei onbegrijpelijke overheidsmaatregelen is de woningmarkt volledig uit de hand gelopen. Ten eerste de vraag. Bij een krimpende Nederlandse bevolking zou je verwachten dat de vraag afneemt, en dus dat de prijzen omlaaggaan. Maar niets van dat alles, want de almachtige overheid laat per jaar 100.000 migranten toe, waardoor de vraag in de afgelopen tien jaar is geëxplodeerd. Dat zal dit jaar alleen maar erger worden doordat opnieuw tienduizenden migranten van dit kabinet voorrang krijgen op woningzoekende Nederlanders. Maar goed, als de vraag toeneemt doordat de overheid de vraag láát toenemen, dan zou je verwachten dat de overheid ook het aanbod daarop aanpast. Maar het tegendeel is gebeurd.

Nederland bevindt zich feitelijk al tien jaar in een bouwstop, doordat diezelfde onbetrouwbare overheid investeerders wegjaagt, geen grond meer uitgeeft, duurzaamheidseisen stelt, een groot percentage sociale woningen eist en vergunningen onmogelijk maakt. Tel daarbij alle eisen rond pfas, stikstof, asbest en CO2 op en je hebt de perfecte cocktail voor complete stilstand. Nederlandse boeren hebben het zwaar in Nederland, maar Nederlandse bouwers zitten in dezelfde marxistische hel. Zou het niet een idee zijn om corporaties sociale woningen te laten bouwen, maar gemeenten te verbieden om dit te eisen van private ondernemingen?

Voorzitter. Dan de versterkingsoperatie in Groningen. Dit dossier is vergelijkbaar met de toeslagenaffaire. Hoeveel huizen moeten er nog verstevigd worden en hoeveel huizen heeft deze minister in het afgelopen jaar daadwerkelijk verstevigd? Deze blunderende overheid laat mensen verdrinken in bureaucratie, onzekerheid en angst. Door te stoppen met produceren uit het Groninger gasveld laten we 600 miljard kubieke meter gas, aardgas dus, in de grond zitten. Zelfs met de gasprijs van twee jaar geleden vertegenwoordigde dit een waarde van vele honderden miljarden euro's, inmiddels is de gasprijs acht keer zo hoog. Bovendien zijn er technische oplossingen om de druk in het veld op peil te houden, door waterinjectie of stikstofinjectie, waardoor de seismische activiteit vermindert. Want laten we wel wezen: de problemen zijn moedwillig verergerd door de productie tot absurde hoogtes op te schroeven. Tussen 2010 en 2012 werd er maar liefst 55 miljard kuub per jaar geproduceerd. Deze enorme overproductie heeft daadwerkelijk gezorgd voor meer aardbevingen.

Voorzitter. Belang van Nederland stelt een ander beleid voor. We gaan door met produceren uit het Groninger gasveld, maar dan op een laag productieniveau van bijvoorbeeld 12 miljard kuub per jaar, en alle Groningers in het winningsgebied krijgen een huis dat aardbevingsbestendig is en daarnaast een enorme compensatie voor het wanbeleid van dit kabinet. Dit is in het belang van de Groningers en in het belang van Nederland.

Voorzitter, tot slot een cri de coeur met betrekking tot het democratische gehalte in de Tweede Kamer. Dankzij de commissie-Bisschop hebben afgesplitste Kamerleden sinds 2017 de B-status gekregen. Het gevolg is dat er nauwelijks budget is voor ondersteuning, de spreektijd gehalveerd is, er geen stemrecht is in de commissies en wij toestemming moeten vragen om mee te doen aan een commissiedebat. De vraag is hoe democratisch dit nu is. Ik zou de minister dan ook willen vragen of zij niet vindt dat deze ondemocratische misstand niet onder andere het gevolg is geweest van het feit dat de commissie-Bisschop geen rekening heeft gehouden met het aantal stemmen dat een Kamerlid heeft gekregen bij de verkiezingen. Pieter Omtzigt kreeg op 17 maart 2021 maar liefst 342.000 stemmen, een veelvoud van het aantal stemmen dat de meeste Kamerleden haalden. Ikzelf haalde 241.000 stemmen, en samen met de andere leden in mijn fractie, de heren Ephraim en Smolders, zelfs 247.000 stemmen, genoeg voor vier zetels. In de afgelopen jaren heb ik alle partijen hier horen pleiten voor het steunen van de tegenmacht en het ondersteunen van de democratie. Misschien kunt u allen, en de minister in het bijzonder, nadenken over hoe democratisch het is om afgesplitste Kamerleden hun spreektijd en hun ondersteuning te ontnemen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik heb nog even een laatste punt. De minister gaat niet over wat wij hier aan faciliteiten bieden. We gaan daar helemaal zelf over.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat is bekend.

De voorzitter:

Prima. Ik dank u zeer. Dat is, denk ik, ook het punt van de heer Bosma? Ja, dat is het geval.

Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik dank de bewindspersonen, hun ambtenaren, de leden, natuurlijk onze onvolprezen ondersteuning in elke mogelijke gedaante, en de mensen op de publieke tribune en elders die het debat gevolgd hebben. We zullen dit debat morgen voortzetten.

De vergadering wordt van 15.16 uur tot 15.21 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven