4 Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)

Aan de orde is het tweeminutendebat Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) (CD d.d. 30/06).

De voorzitter:

Ik heet beide bewindspersonen van harte welkom. Natuurlijk heet ik ook de aanwezige leden en iedereen die dit volgt van harte welkom. Aan de orde is nu het tweeminutendebat over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

Er hebben zich vier sprekers aangemeld voor dit tweeminutendebat. De eerste spreker is de heer Koerhuis. Hij spreekt namens de VVD. Aan u het woord.

De heer Koerhuis (VVD):

Voorzitter. In het coalitieakkoord hebben we afgesproken om zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk woningen te gaan bouwen. We hebben hiervoor 7,5 miljard aan woningbouwgelden gereserveerd. We hebben gezien dat de eerste 1,5 miljard van die woningbouwgelden naar binnenstedelijke woonwijken gaat. Graag de toezegging van de minister dat de resterende 6 miljard niet alleen, maar ook naar de bouw van buitenstedelijke woonwijken gaat.

We hebben ook gezien dat die eerste 1,5 miljard naar gemeentelijke infrastructuur gaat. Voor de bouw van woonwijken hebben we echter zowel gemeentelijke als rijksinfrastructuur nodig. Dus ook graag de toezegging van de minister dat de resterende 6 miljard niet alleen, maar ook naar rijksinfrastructuur gaat.

Voorzitter, tot slot. In het zomerreces heb ik gereageerd op een uitspraak van minister De Jonge in De Telegraaf. Daarin heeft hij gezegd dat de auto taboe wordt voor de 1 miljoen woningen die we gaan bouwen. Dat kan natuurlijk niet waar zijn. De meeste mensen kiezen ervoor om te rijden met de auto. Daarom krijg ik graag de toezegging van de minister dat we de nieuw te bouwen woonwijken niet autoluw gaan maken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef graag het woord aan de tweede spreker, namelijk de heer Van der Molen. Hij spreekt namens het CDA. De heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Het is tijd, de hoogste tijd. Niet, zoals Hazes zong, om een avond vol gezelligheid af te sluiten, maar wat ons betreft om de verbinding Aken-Eindhoven nu eindelijk te realiseren. Het is natuurlijk mooi dat we per trein naar Wenen kunnen, maar het is veel en veel belangrijker om onze regio's met elkaar te verbinden. Dat is cruciaal voor het werken, leven en ondernemen van vele Nederlanders en het is doorslaggevend voor economisch perspectief, culturele uitwisseling en ons onderwijs. Zeker bij Eindhoven moet je daaraan denken.

Voorzitter. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door middel van realisatie van het treintraject Eindhoven-Aken meerdere economisch krachtige steden en regio's met elkaar verbonden zullen worden, en deze bovendien via Aken worden aangesloten op het ICE-netwerk;

overwegende dat het Rijk slechts voor een deel van het traject financiering hoeft op te brengen om dit traject te realiseren;

verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe voorzien kan worden in de financieringskosten voor realisatie van het traject Eindhoven-Heerlen, en de Kamer daarover voorafgaand aan de eerstvolgende bespreking van het MIRT in de Kamer te informeren;

verzoekt het kabinet in het programma van eisen voor de nieuwe concessie van het hoofdrailnet op te nemen dat, ten behoeve van de verbinding Eindhoven-Aken, het traject Eindhoven-Heerlen vanaf 1 januari 2025 opengesteld wordt voor samenloop,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Minhas en Van Ginneken.

Zij krijgt nr. 84 (35925-A).

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Wij hebben al uitgebreid stilgestaan bij de veerpont Nieuwer Ter Aa. Deze veerpont staat op de nominatie om te worden afgeschaft. Maar we willen heel graag de bewoners de zekerheid geven dat de veerpont in bedrijf blijft zolang er nog geen alternatief voor hen is. Daarom dien ik samen met mijn collega De Hoop van de Partij van de Arbeid de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Rijkswaterstaat van plan is het veer op te heffen, waarmee sinds de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal in 1892 voor fietsers en voetgangers de verbinding wordt onderhouden tussen Nieuwer Ter Aa en Breukelen;

overwegende dat de veerpont van groot belang is voor omwonenden en dat omfietsen over de Breukelerbrug geen aanvaardbaar alternatief is;

overwegende dat burgers en bedrijven behoefte hebben aan duidelijkheid, nu het contract met de exploitant is verlengd tot 31 december 2022;

verzoekt de regering het fiets-voetveer over het Amsterdam-Rijnkanaal tussen Nieuwer Ter Aa en Breukelen te handhaven tot het moment van de realisatie van een alternatief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en De Hoop.

Zij krijgt nr. 85 (35925-A).

Dank u wel. Daarmee komen we bij de derde spreker in het debat. Meneer De Hoop, u bent al aangekondigd. De heer De Hoop spreekt namens de PvdA. Aan u het woord.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. De heer Van der Molen heeft al toegelicht dat wij de motie over de pont tussen Nieuwer Ter Aa en Breukelen indienen. Ook heeft hij al aangekondigd en toegelicht van wanneer dit stamt. Dit stamt al uit 1888. Toen werd vanuit een convenant een eeuwige verbinding tussen beide oevers verplicht. Laten we dat zo houden, zou ik zeggen.

Voorzitter. Daarnaast zou ik graag van dit moment gebruik willen maken om mijn verontwaardiging te uiten over het interview met de CEO van ProRail dat gisteren in De Telegraaf stond. Daarin gaf hij aan dat de Lelylijn voor ProRail voorlopig geen prioriteit heeft. Laat ik vooropstellen dat wij in de Tweede Kamer gaan over de politieke prioriteiten voor mogelijke treinverbindingen, en niet ProRail. Al in 2019 stemde de voltallige Kamer in met de motie over een onderzoek naar de Lelylijn. Inmiddels staat de Lelylijn in het regeerakkoord. Ook zijn er begin dit jaar verschillende moties aangenomen, onder andere om de Lelylijn op te nemen in het TEN-T. Hoe heeft de staatssecretaris gekeken naar de uitspraken vanuit ProRail? Is zij het met de Partij van de Arbeid eens dat niet de CEO van ProRail, maar de Tweede Kamer over de prioritering gaat?

Voorzitter. Voor mij staat buiten kijf dat de Lelylijn van groot belang is voor de vitaliteit en de leefbaarheid van Noord-Nederland. Noord-Nederland heeft recht op een betere verbinding. Ik hoop dat de staatssecretaris dit vandaag opnieuw wil onderschrijven.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee komen we bij de laatste spreker in dit debat. Dat is de heer Stoffer. Hij spreekt namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Toch een mooi tweeminutendebat, over pontjes en spoorlijnen. Ik dacht: laat ik daar dan nog een brug aan toevoegen, namelijk de Rijnbrug. Ik heb daar samen met de heer Van der Molen een motie over. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer een motie heeft aangenomen waarin de regering gevraagd wordt de regio Foodvalley aan te wijzen als grootschalige woningbouwlocatie (motie-Geurts c.s., 32847, nr. 890), met onder meer de potentie van 30.000 extra woningen in het zuidelijke deel van de Foodvalley;

overwegende dat de Rijnbrug, de zuidelijke ontsluiting van de Foodvalley, een belangrijk regionaal en zelfs interregionaal verkeersknelpunt is en dat het realiseren van de woningbouwopgave nauw samenhangt met een goede regionale ontsluiting;

overwegende dat Utrecht en Gelderland gezamenlijk de schouders willen zetten onder de aanpak van het verkeersknelpunt bij de Rijnbrug, maar daarbij ook kijken naar het Rijk als eigenaar van de brugconstructie, en vanuit het belang van de woningbouwopgave;

overwegende dat rijksmiddelen beschikbaar worden gesteld voor goede ontsluiting van woningbouwprojecten;

verzoekt de regering samen met de betreffende regio's te bezien hoe de aanpak van de Rijnbrug als verkeersknelpunt in het licht van de woningbouwopgave en van de rol van de Rijnbrug in de interregionale bereikbaarheid gezamenlijk tot een goed einde gebracht kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van der Molen.

Zij krijgt nr. 86 (35925-A).

De heer Stoffer (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de bewindspersonen. We hebben nog negen minuten. Ik dacht zelf aan 10.50 uur. Is dat voldoende voor u? O, we kunnen gelijk door. Dat is helemaal mooi. We gaan gelijk door met de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan minister Harbers.

Minister Harbers:

Voorzitter, dank u wel. Ik ga de inbreng van de sprekers langs. Ik begin bij de vragen van de heer Koerhuis. Hij vraagt om toe te zeggen dat bij de besteding van de resterende gelden niet alleen, maar ook buitenstedelijk wordt gebouwd. Dat zeg ik toe, want dat hebben we ook zo afgesproken. Buitenstedelijk bouwen heeft heel veel dimensies. Dat zijn overwegend "uitleglocaties", in het oude jargon van de ruimtelijke ordening.

Datzelfde geldt voor het feit dat resterende gelden niet alleen, maar ook naar rijksinfrastructuur gaan. Dat zeg ik ook graag toe. Gelet op de omvang van het budget, de spanning op de rijksinfrastructuur en de grootschalige ontsluiting die je daarmee mogelijk kunt maken, kan ik daar bij zeggen dat de resterende gelden waarschijnlijk overwegend naar rijksinfrastructuur gaan.

Het interview met collega De Jong dat door de heer Koerhuis wordt aangehaald, ken ik helaas niet. Dat zal misschien net in mijn vakantieperiode zijn geweest. Ik herken wel dat er hier een daar in Nederland wel een wijk is, echt in het hart van de stad, die autoluw wordt opgezet. Maar het is niet de insteek om alle nieuwe woonwijken in Nederland autoluw te maken. Integendeel, we hebben eerder in ons beleidsprogramma en in brieven ook aangegeven dat goede ontsluiting gaat over alle modaliteiten: openbaar vervoer, auto, fiets en "te voet". Dus dat zeg ik toe aan de heer Koerhuis.

Op de motie op stuk nr. 84 zal de staatssecretaris zo meteen reageren.

De motie op stuk nr. 85, van de heer Van der Molen en de heer De Hoop, gaat over de pont bij Nieuwer Ter Aa. Even een klein beetje uitleg. In het commissiedebat MIRT heb ik aangegeven dat ik echt goed in overleg ben met de regio over een structureel en breedgedragen alternatief, zoals een verbeterde fietsroute of een fietsbrug. Gelet op het feit dat het het enige veer is dat Rijkswaterstaat zelf heeft, zie ik daar ook een bijzondere verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. Deze motie vraagt niet alleen om dat structurele overleg goed af te ronden met een gedragen alternatief, waarover regio en Rijk het eens zijn, maar ook om te wachten met het stoppen van het veer tot het moment van realisatie van het alternatief. Dat zou best nog weleens een paar jaar kunnen duren, want bij een fietsbrug hoort bouwtijd. Over een paar weken spreek ik met de regio. We willen het allemaal ook voor het Bestuurlijk Overleg MIRT afronden. Ik zou de indieners kunnen vragen om de motie aan te houden totdat we eind november met elkaar spreken over het MIRT-programma voor volgend jaar. Maar ik zeg er gelijk bij dat ik het met het dictum zoals het nu gehandhaafd is, waag te betwijfelen of het uitvoerbaar is gelet op de veiligheid. Ik weet dat de Kamer me een paar keer heeft gevraagd hoe het precies zit met de veiligheid, omdat het 140 jaar goed is gegaan. Helaas werd ik gisteravond opgeschrikt door het bericht dat op enkele honderden meters van het betreffende veer een aanvaring tussen twee binnenvaartschepen heeft plaatsgevonden. Ik neem het rapport dat er ligt over de nautische veiligheid daar van dit fiets- en voetveer buitengewoon serieus. En dat weet de regio ook van mij. Als ik bekend ben met dit soort veiligheidsrisico's, kan ik geen jaren wachten om daar in te grijpen. Maar de intentie is er wel om er op een goede manier met de regio uit te komen. Als de indieners de motie op dit moment willen handhaven, dan kan mijn oordeel niet anders zijn dan "ontraden". Maar eigenlijk verzoek ik hun om haar aan te houden totdat ik de resultaten van het Bestuurlijk Overleg binnenkort binnen heb.

De motie op stuk nr. 86, van de heer Stoffer, …

De voorzitter:

Excuus, minister. Ik zag de indieners druk met elkaar seinen en doen.

De heer Van der Molen (CDA):

Dat was om niet naar elkaar te roepen en daarmee de orde te verstoren. Ik kan me de redenatie van de minister — nog enig geduld hebben, zodat we duidelijkheid hebben over het alternatief — goed voorstellen. Maar de wens is wel helder. Het alternatief dat er nu ligt, een iets verbeterde fietsroute, is geen alternatief voor de bevolking. Ik snap de overwegingen over de veiligheid, maar die spelen nu ook. En toch heeft Rijkswaterstaat het contract tot 31 december verlengd. Dus volgens mij moeten we er dan in november wel met elkaar uit komen. Het gaat de heer De Hoop en, namens het CDA, mij er vooral om dat de bewoners erop kunnen rekenen dat ze via een zo snel mogelijke verbinding naar hun werk, school of huis toe kunnen.

De voorzitter:

Pardon, even om te kijken of ik de heer Van der Molen goed begrijp. Steunt u het voorstel van de minister om de motie aan te houden?

De heer Van der Molen (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Molen stel ik voor zijn motie (35925-A, nr. 85) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Harbers:

De wens van de heer Van der Molen en de heer De Hoop, en van andere leden van de Kamer, is mij meer dan bekend. Ik hoop hen binnenkort ook zo zorgvuldig en zo goed mogelijk te bedienen.

De motie op stuk nr. 86, van de heer Stoffer, gaat over de Rijnbrug. Ik zeg het maar gewoon: die schept verwachtingen die we van rijkszijde waarschijnlijk niet kunnen gaan waarmaken. In de afgelopen tien jaar is er voortdurend met de betrokken provincies afgesproken dat als men iets wil met die brug, het zal gaan om een provinciale weg, waar provincies de knip voor moeten trekken. Kort geleden kwam daar de gedachte bij: kunnen we dan iets met de woningbouw? Mijn indruk is niet dat die propositie al zover is uitgewerkt dat dat zou kunnen. Dan moet ik bovendien ook weer terug naar de toezegging aan de heer Koerhuis dat we bij de resterende gelden vooral naar rijksinfrastructuur kijken. Vanzelfsprekend, en ik weet dat de regio het ook opbrengt, gaan we daarover in overleg met de betrokken regio's. Maar het zal heel veel van de regio's zelf vragen om én die propositie te onderbouwen én met de benodigde financiering te komen, zoals we echt hard hebben afgesproken in 2012. Ook hiervoor geldt weer: ik vraag de Kamer, de heer Stoffer, om deze motie aan te houden en nog even te kijken wat er binnenkort uit het bestuurlijk overleg komt. Ik zeg erbij dat het verzoek aan de regering om te bezien hoe dit gezamenlijk tot een goed einde kan worden gebracht, zeer veel vraagt van de betrokken provincies. Dit dictum schept de verwachting dat de rijksoverheid dat gaat regelen, maar die zal ik niet waar kunnen maken. Als de motie in stemming wordt gebracht, dan is mijn oordeel op dit moment: ontraden.

De voorzitter:

De heer Stoffer voor een reactie hierop.

De heer Stoffer (SGP):

Wat de minister aangeeft is helder. Wat de situatie was, is mij heel helder. De provincies hadden met elkaar een enorme bak geld klaargezet, maar het laatste stukje werd net niet overbrugd, om maar in termen van de brug te spreken. Dat het Rijk daar niets aan deed, was terecht, want die brug doet het prima. De brug is overigens rijksinfrastructuur, zo zeg ik even tegen de heer Koerhuis. Die brug is van het Rijk, alleen de weg die eroverheen gaat niet. Maar door de hele woningbouwopgave en dergelijke is er nu natuurlijk een andere situatie. Mijn vraag aan het kabinet, aan de minister, is daarom toch nadrukkelijk om gezien die woningbouwopgave te bekijken of dat laatste kleine stukje, dat voor die provincies net niet past, overbrugd kan worden. 80%, 90% van het budget komt al van de provincies zelf. Dat lag er ook. Wat ons betreft is de interpretatie dat dat gewoon moet blijven staan. En ja, dan is het Rijk spekkoper als het die grote woningbouwlocatie wellicht op die manier kan ontsluiten. De motie is eigenlijk zo bedoeld: niet kijken of we nou direct even die laatste paar miljoen erbij gaan leggen, maar dit met een welwillende houding echt heel warm houden, vooral om ervoor te zorgen dat die regionale middelen niet wegstromen, maar gewoon blijven staan. Leidt het er inderdaad toe dat de woningbouwlocatie daardoor goed wordt ontsloten? Dan het laatste stuk erbij doen. Wat mij betreft mag de minister de motie dus interpreteren als een voortgaande procesafspraak. Wat de heer Van der Molen en ik vooral willen voorkomen, is dat dat grote regionale budget — 80%, 90% van het geld dat nodig is — dadelijk gewoon wegstroomt. Wat mij betreft, houden we de motie niet aan en brengen we die gewoon in stemming, maar misschien zou dit de appreciatie van de minister nog een klein beetje kunnen veranderen.

De voorzitter:

Uw punt is helder. De minister hierop.

Minister Harbers:

De indiener zegt in deze uitleg zelf: zie het als een aanbeveling en een procesafspraak. Die procesafspraak kan ik met deze motie nakomen. De afweging van voorstellen voor infrastructuur voor woningbouw moet nog plaatsvinden. Daar hebben we een Integraal Afwegingskader voor vastgesteld. Dat hebben we voor de zomer ook naar de Kamer gestuurd. Een belangrijk criterium hierbij is wat de bijdrage daarvan is aan de ontsluiting van de woningbouwlocatie. Dat proces moet dan in zichzelf tot een ja of een nee leiden. Ik zeg er nog één ding bij. Ik ga niet de criteria aanpassen aan de plannen. De plannen moeten binnen de criteria passen; ze vallen erbuiten of erbinnen. Als dat de afspraak is, als ik de motie zo mag lezen, dan kan ik die oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ja. Ik zie de heer Stoffer knikken. Met deze toelichting krijgt deze motie oordeel Kamer.

Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voor de beantwoording en een reactie op één motie die aan haar gericht is.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de indieners van de motie van het CDA c.s. verzoeken deze aan te houden tot het voorjaar van 2023. Op dit moment studeer ik samen met de provincie Limburg en de provincie Brabant op de uitwerking van een ic Eindhoven-Heerlen-Aken in de dagranden. De provincie Limburg heeft daarbij het voortouw. Op dit moment heb ik geen geoormerkte middelen voor deze verbinding. De ambitie voor een ic Eindhoven-Aken kan daardoor ten koste gaan van andere ambities. Het is dus van belang dat we een zorgvuldige afweging maken op basis van de juiste beslisinformatie. Ik hoop in het voorjaar van 2023 meer duidelijkheid te hebben over de haalbaarheid, het tijdpad en de financiële omvang van een ic naar Aken in de dagranden. ProRail is overigens al volop bezig met een studie voor Zuidwest-Nederland. Daarin wordt de lijn Eindhoven-Aken ook meegenomen. Ik zou wat dat betreft willen zeggen dat een deel van hetgeen in de motie staat, al gebeurt.

De voorzitter:

De staatssecretaris vraagt de indieners om de motie aan te houden. Meneer Van der Molen, graag uw reactie hierop.

De heer Van der Molen (CDA):

Daar ben ik niet echt toe bereid. Ik snap dat de staatssecretaris in dit dossier vaart heeft gemaakt. Dat zie ik ook bij andere dossiers over de internationale spoorverbindingen. Versta de motie dus niet verkeerd, alsof wij de indruk zouden hebben dat er niets gebeurt. Alleen, de staatssecretaris moet, denk ik, ook begrip opbrengen voor een Kamer — dat geldt zeker voor het CDA en zeker voor de partijen die onder de motie staan — die op dit punt echt wel brandt van ongeduld om dit nu goed te regelen. Ik snap dat het opnieuw onderzocht wordt en dat er een nieuwe studie is, maar dat antwoord krijgen we in deze Kamer echt al jaar op jaar. En het is echt bedoeld als een stok achter de deur, zodat het er nu echt ook van gaat komen. Ik twijfel er persoonlijk niet aan dat dat met deze staatssecretaris gaat lukken, maar ik denk dat de staatssecretaris ook de hand naar de Kamer mag uitsteken en dat we er nu ook definitief een klap op gaan geven. En daar spoort deze motie in ieder geval het kabinet toe aan.

De voorzitter:

De reactie is helder. De indieners zijn niet bereid om de motie aan te houden. Dan wil ik aan de staatssecretaris vragen wat het oordeel van u over deze motie is.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik waardeer het commitment van de Kamer om bepaalde lijnen onder de aandacht te brengen, maar we moeten ook kijken naar het budget dat daarvoor nodig is, en bijvoorbeeld ook de middelen die je dan weghaalt bij andere projecten. Vandaar dat ik zeg: laten we een zorgvuldige afweging maken. Het belang van deze lijn voor een groot deel van deze Kamer is mij helder, maar op dit moment zal ik deze motie dus helaas moeten ontraden, als die zo blijft, ook met de toelichting die ik net heb ontvangen.

Dan wilde ik graag ook nog even kort ingaan op de opmerking van de heer De Hoop over het interview dat de heer Voppen heeft gegeven. Hij geeft in dat interview overigens wel aan dat het oordeel aan de Kamer en aan het kabinet is om te besluiten over de prioriteiten. Dat ben ik uiteraard met hem eens, dus ik heb wat dat betreft zijn mening ter kennisgeving aangenomen. En richting de heer De Hoop zou ik willen zeggen dat de Lelylijn ook in het coalitieakkoord staat, en daarmee voor mij ook een prioriteit is. Daarom ben ik voor de zomer al gestart met een MIRT-onderzoek. En over TEN-T hebben we het net ook nog even gehad. Ik heb er bijvoorbeeld gisteren nog bij mijn collega-staatssecretaris Theurer uit Duitsland op aangedrongen om ook vanuit Duitse zijde de Lelylijn op te nemen in het TEN-T-pakket. Nou ja, dat zijn dus allerlei acties die op dit moment ondernomen worden vanuit het kabinet, vanuit mij, om ervoor te zorgen dat die Lelylijn hoog op de prioriteitenlijst blijft staan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Ik dank beide bewindspersonen voor hun antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan niet aanstaande dinsdag — dan hebben we andere heel belangrijke dingen te doen — maar de dinsdag daarop, op 27 september, stemmen over de eerste en de derde motie die bij dit debat zijn ingediend. Ik dank nogmaals de bewindspersonen en de leden hartelijk. Het debat wordt rond 11.15 uur voortgezet met het tweeminutendebat over de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap.

De vergadering wordt van 10.56 uur tot 11.16 uur geschorst.

Naar boven