2 Vragenuur: Vragen Marijnissen

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Marijnissen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat er miljarden extra naar jeugdzorg moeten.

De voorzitter:

Aan de orde zijn de mondelinge vragen. Ik wil allereerst de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom heten. Ik wil mevrouw Marijnissen van de SP uitnodigen om haar mondelinge vraag te stellen. Haar vraag gaat over het bericht dat er miljarden extra naar de jeugdzorg moeten.

Mevrouw Marijnissen (SP):

Er ligt zelfs een keurig blaadje over de procedure van de mondelinge vragen op mij te wachten.

De voorzitter:

Ik weet niet hoe dat daar terecht is gekomen, maar wellicht helpt het. Je weet het niet.

Mevrouw Marijnissen (SP):

"U dient de vragen via de voorzitter te stellen, dus in de derde persoon te formuleren." Dank daarvoor, voorzitter.

Twee jaar geleden was er voor het eerst in onze nationale historie een staking in de jeugdzorg. Jeugdzorgverleners legden het werk neer. Als zorgverleners gaan staken, nou, dan weet je één ding zeker: dan heb je het echt goed verbruid. Zorgverleners die hun hele werkzame bestaan inrichten om voor anderen te zorgen en daar tijdelijk mee stoppen omdat het gewoon niet meer gaat: dan heb je het echt verbruid. Het kabinet heeft het in de jeugdzorg ook echt verbruid. De overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten is mislukt. De gedachte dat dan de zorg dichterbij zou zijn en dat de zorg goedkoper zou worden, is mislukt.

Voorzitter. Dat klinkt misschien technisch, maar het gaat in de praktijk over de meest kwetsbare groepen in onze samenleving, namelijk kinderen en jongeren die zorg nodig hebben, die in de problemen zijn, en die die zorg niet krijgen. Het is onbestaanbaar dat als je weet dat Nederland een van de rijkste landen in de wereld is en dat het aantal miljonairs in Nederland nog steeds groeit, het dan tegelijkertijd zo is dat onze jongeren en kinderen die in de problemen zitten, die in de knel zitten, niet de zorg krijgen die ze nodig hebben.

Voorzitter. Daarom wil ik van de staatssecretaris weten of hij zich niet schaamt, natuurlijk niet als persoon — vanzelfsprekend niet — maar in functie. Hij is hier immers al een aantal jaren verantwoordelijk voor. Schaamt hij zich niet dat het nu tot een ordinaire juridische strijd is verworden tussen gemeenten aan de ene kant en het Rijk aan de andere kant over de ruggen van onze kwetsbare kinderen en onze kwetsbare jeugd? Schaamt hij zich daar niet voor?

Voorzitter, mijn tweede vraag. Morgen spreekt de staatssecretaris met de gemeenten. Er ligt inmiddels een hele duidelijke uitspraak. Er moet meer geld bij en wel nu. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: gaat hij de gemeenten dat ook toezeggen?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Twee duidelijke vragen. Of ik me schaam? Misschien even in het licht van waar we mee bezig zijn: ik denk met mevrouw Marijnissen dat Nederland het aan zijn stand verplicht is om hele goede jeugdhulpverlening te hebben voor al die gezinnen en kinderen die met een hulpvraag zitten die om een antwoord vraagt. Daar mag geen onduidelijkheid over bestaan. Daar waar kinderen in hoge nood zijn, waar een evidente hulpvraag is, waar die niet wordt opgelost … Ik durf best te zeggen dat ik me ervoor schaam dat we dat in Nederland niet goed hebben geregeld. Die schaamte alleen is niet genoeg. Die moet vertaald worden in daden. Die moeten we omzetten in oplossingsgerichte daden die ervoor zorgen dat gezinnen met een hulpvraag adequaat geholpen worden. Al zolang deze portefeuille onder mijn verantwoordelijkheid valt — dat is nog niet jaren, maar sinds een halfjaar; staatsrechtelijk ben ik daar al honderd jaar verantwoordelijk voor — ben ik er volop mee bezig om te kijken hoe we de jeugdhulpverlening zo goed mogelijk kunnen krijgen. Ik wil ook heel graag aan Nederland beloven dat ik me tot het uiterste inzet om gezinnen en kinderen in nood te helpen daar waar dat kan.

Daarvoor hebben wij een heel aantal dingen gedaan. Even heel kort. Dit jaar hebben wij tegen de gemeenten gezegd: wij zien dat er een verschil is tussen wat jullie van het Rijk krijgen en wat er uitgegeven wordt. In het AEF-rapport dat vorig jaar december is gepresenteerd, zat een verschil in middelen. We hebben gezegd "dit jaar 1 miljard euro erbij", gevoegd bij een aantal goede maatregelen, bijvoorbeeld meer jeugd-geestelijke gezondheidszorg en meer geld om wachtlijsten weg te werken. Er gebeurt dus echt veel. We kijken ook hoe we het stelsel beheersbaar kunnen houden, want ik denk dat mevrouw Marijnissen het er ook mee eens is dat er misschien dingen gebeuren waarvan je je afvraagt: moet je daar belastinggeld in stoppen en moet je dat niet stoppen in gezinnen die de hulp misschien harder nodig hebben? Dat gaat over de reikwijdte van de jeugdhulpverlening. Dat gesprek voeren we ook. We voeren over een heleboel dingen het gesprek. Morgen voeren we inderdaad ook een gesprek over geld en maatregelen. Wij willen een jeugdstelsel dat toekomstbestendig is. Ik spreek heel veel wethouders. Ik spreek heel veel uitvoerders en hulpverleners. Zij hebben geen van allen de ambitie om de bomen van de jeugdhulpverlening maar in de hemel te laten groeien en te zeggen: u vraagt, wij draaien; het mag wat kosten. Die zeggen ook: wij willen dat de nodige middelen beschikbaar zijn voor een adequate hulpverlening. Dat gesprek moeten we hebben. Dat gesprek hebben we inderdaad morgen. Dan gaat het over geld. Dat gaat niet — dat wil ik wel nog even zeggen — over 1,9 miljard, zoals in de media wordt gesuggereerd, maar over 1,5 miljard dat te overbruggen is. Bij die 1,9 miljard wordt gemakshalve nog de 300 miljoen geteld die al is toegezegd aan de gemeenten, naast nog wat andere dingen. Dat beeld wil ik dus ook even uit de wereld helpen. Het gaat niet over een verschil van 1,9 miljard, maar over een verschil van ruim 1,5 miljard. Ik heb het niet dagelijks bij me, noch heel veel geld. Daar gaat het gesprek morgen over, gevoegd bij maatregelen. Ik wil mevrouw Marijnissen en daarmee de hele Kamer beloven — dat hebben we ook gedaan in de brief van afgelopen vrijdag — dat de Kamer uiteraard de uitkomst gaat horen.

Mevrouw Marijnissen (SP):

Natuurlijk waarderen we de inspanningen van de staatssecretaris, maar ik vind het niet helemaal eerlijk als hij zegt: er is al zo veel geld bij gekomen. Want dan vergeet hij natuurlijk te vertellen dat we wel komen van een bezuiniging. Toen de gemeenten verantwoordelijk werden, is er flink bezuinigd op de jeugdzorg.

Gaat het dan alleen om geld? Nee, het gaat hier zeker niet alleen om geld. Voor de stelselwijziging in 2015 waren er, zo meen ik, 384 jeugdzorgorganisaties. Nu zijn het er volgens onderzoek van Follow the Money 6.000. 6.000 jeugdzorgorganisaties op dit moment! En als dat het dan was … Nee, er zijn er ook nog flink wat bij, zeker de kleinere, die winst maken. Die maken winst van belastinggeld, dat Nederlanders met elkaar ophoesten om de zorg voor de meest kwetsbaren te regelen. Dat verdwijnt in de zakken van zorgbestuurders. Er wordt winst gemaakt in de zorg. Dat op zich zou toch al verboden moeten worden, zo vraag ik de staatssecretaris. Laten we dat geld gebruiken. Geld voor zorg moet naar de zorg, naar de zorg voor die kwetsbare kinderen. Er valt nog een hoop te besparen in de zorg. Neem de bureaucratie. Berenschot liet zien dat 29% van al het geld van de jeugdzorg verloren gaat aan administratieve rompslomp. Hoe zonde is dat? Laten we daarmee stoppen. Dat die jeugdzorgaanbieders winst maken, is geen natuurverschijnsel en dat er zo veel bureaucratie is, is ook geen natuurverschijnsel. Dat heeft alles te maken met de politieke keuzes die hier gemaakt worden. De politieke keuze van dit kabinet en de kabinetten daarvoor — dat is waar — heeft gemaakt dat we de zorg en de jeugdzorg moeten zien als een markt. Laten we stoppen met die waanzin. Is de staatssecretaris het met mee eens dat, als het niet alleen over geld gaat, er bijvoorbeeld ook een verbod zou moeten komen op het maken van winst in de jeugdzorg?

Staatssecretaris Blokhuis:

Mevrouw Marijnissen is het gelukkig met mij eens dat het niet alleen om geld gaat, maar ook om goede maatregelen. We moeten inderdaad goede hulpverlening hebben. Denk inderdaad aan maatregelen met betrekking tot administratieve lasten. Zij noemt daarbij ook de winsten. Daar hebben we het hier vaker over gehad. De uitkomst van de gesprekken die we daar tot nu toe over hebben, is dat niemand in dit huis er blij van wordt als er substantiële winsten worden gemaakt in de zorg. Hoe je daar exact over denkt, is vraag twee. Feit is wel dat gemeenten nu in staat zijn — een aantal gemeenten doet dat ook — om in de contracten winstmaximalisatie af te spreken. Dan zeggen ze: je mag niet meer dan zoveel procent winst maken. Daar kan je het mee oneens zijn, maar dat is al heel wat meer dan dat je zegt: "De bomen mogen er helemaal in groeien. Maak maar winst waar je wilt. Bied waar je maar wilt een type hulpverlening aan; in Zuid-Afrika of in Zuid-Amerika, dat maakt niet uit." Daar moeten we volgens mij heel kritisch naar kijken. We moeten inderdaad ook heel kritisch kijken naar winsten. Het is ook mij een doorn in het oog dat er enorm winst wordt gemaakt met — oneerbiedig gezegd — laaghangend fruit, waardoor specialistische hulpverlening in het gedrang komt. Ook daarover gaat het gesprek morgen met de gemeenten. De agenda is heel breed. Ik weet dat de inzet van de SP-fractie zal zijn: winsten weg uit de zorg.

De voorzitter:

Mevrouw Marijnissen, tot slot.

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ik wil vooral gezegd hebben: geld voor de zorg, dat opgebracht wordt door ons allemaal, is bestemd voor de zorg. Zolang dat niet gebeurt, blijven wij hier inderdaad pleiten voor een verbod op het maken van winst in de zorg.

Tot slot, voorzitter, heb ik eigenlijk nog maar één oproep aan de staatssecretaris. Laat hij er morgen alsjeblieft voor zorgen dat kwetsbare kinderen, kwetsbare jeugd, niet langer de dupe worden van dit inmiddels ordinaire conflict tussen het Rijk en de gemeenten. Verschuil u zich alstublieft ook niet achter uw demissionaire status. Kinderen kunnen er echt niks aan doen dat er nog geen kabinet is. Onze zorg is geen verdienmodel en zeker onze zorg voor de jeugd is een kwestie van beschaving.

Staatssecretaris Blokhuis:

De oproep van mevrouw Marijnissen is niet aan dovemansoren gericht. Ik voel een missie voor morgen en ik hoop dat de uitkomst van het gesprek ... Ik weet niet of dat morgen tot een uitkomst leidt. Ik wil wel het beeld van me werpen dat we met elkaar in de heg liggen. We zijn het niet altijd over alles eens, maar we gaan constructief in gesprek. Ik hoop dat mevrouw Marijnissen ook verblijd wordt door de uitkomst van het gesprek.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn een aantal vervolgvragen. Een vervolgvraag is een korte vraag. Ik geef allereerst het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP, dan de heer Peters van het CDA, de heer Ceder van de ChristenUnie, mevrouw Westerveld van GroenLinks en mevrouw Maeijer van de PVV.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is goed om deze voorbespreking te hebben over de inzet van de staatssecretaris morgen bij het gesprek. Ook van de kant van de SGP steun, juist voor hoe de financiële gaten gedicht kunnen worden in het belang van de kinderen waar het om gaat, maar natuurlijk ook van de gemeenten die met gaten in hun begroting zitten. Mijn vraag is: komt ook de transitie, de overgang nog ter sprake waar het bij de jeugdzorgverandering om te doen was? Dat we niet alles verwachten van de formele zorg, ook bij een lichtere problematiek, maar ook meer bij de gemeenschap zelf neerleggen? Komt dat ook aan de orde, vraag ik de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het oordeel van de commissie van wijzen, dat morgen prominent op de agenda staat, pakt eigenlijk de hele scope van alle vormen van hulpverlening aan, ook de informele setting. Eigenlijk hebben we met gemeenten het voornemen om nergens een taboe op te leggen, niet wat betreft de reikwijdte van de jeugdhulpverlening en niet wat betreft waar we oplossingen zoeken. De belangrijkste rode draad daar zal zijn: hoe gaan we de beschikbare middelen, die ruim zijn, inzetten voor een optimale jeugdhulpverlening? Je hebt daar heel veel belanghebbenden. De hulpverleners, de professionals hebben ook recht op duidelijkheid: kunnen wij ons belangrijke werk voortzetten? Het informele netwerk is superbelangrijk. Gemeenten willen weten waar ze aan toe zijn met het oog op de begroting voor volgend jaar. En het belangrijkste: gezinnen met kinderen in nood moeten geholpen worden. Dat is een kolossale opgave, dus ik voel de last op me, maar die ga ik met verve aan, om daar morgen een goed gesprek over te voeren.

De heer Peters (CDA):

Ik heb eigenlijk twee vragen en ik begin met de eerste, over de arbitrage zoals die mogelijk ter tafel ligt. Wat is daar nou precies de juridische status van? Is dat gewoon een advies? Is dat iets bindends? Kunnen gemeenten zich daarop beroepen en zeggen: u zult nu betalen? Dat is eigenlijk de vraag. Of gaan wij hier zelf ook nog over het budget dat u straks al dan niet gaat toekennen? Dat gaan we dan horen. Mogen we er hier zelf ook nog een woordje over zeggen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Op dat laatste kan ik sowieso volmondig ja zeggen, want dat vinden de gemeenten ook. Maar gemeenten vinden ook ... We, Rijk en gemeenten, hebben in 2019 een afspraak gemaakt over de manier waarop we het eens gaan worden over optimale jeugdhulpverlening. Er is afgesproken dat een commissie van wijzen in een voorkomend geval een oordeel zal uitspreken. Dat is gebeurd. In de brief aan de Kamer van 2019 stond dat de commissie van wijzen vergelijkbaar is met arbitrage, maar het is niet hetzelfde. Arbitrage lijkt op: we spreken een oordeel uit, hier hebt u mijn banknummer en maak het maar over. Dat is hier echt niet aan de orde. Het heeft de status van een zwaarwegend advies en ik voel het ook letterlijk als zwaarwegend. Het is niet iets wat ik van me af slinger. Het is een zwaarwegend advies aan het demissionaire kabinet en zeker ook aan een volgend kabinet, want dit gaat door. De commissie van wijzen heeft een uitspraak gedaan met een scope tot 2028.

De heer Peters (CDA):

Een zwaarwegend advies dus. Dan de tweede vraag. Dat er tekorten zijn, weten we allemaal. Dat als we niks doen gemeenten zwaar in de problemen komen, weten we ook allemaal. Maar we weten ook — dat is misschien niet fijn om te zeggen — dat gemeenten zich af en toe gedragen als een pinautomaat en commerciële partijen rijk laten worden, terwijl het geld eigenlijk op andere plekken terecht zou komen. U heeft net in antwoord op vragen van mevrouw Marijnissen gezegd dat u inderdaad gaat inzetten op afspraken over geld en over andere dingen. Dit zijn die andere dingen. Hoe gaat u zorgen dat gemeenten dat kunnen doen? Die afspraken lijken heel erg op wat we in 2014 met z'n allen voor ogen hadden. Hoe gaat u ervoor zorgen dat die afspraken gestand kunnen worden gehouden?

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij waren de heer Peters en ik in 2014, 2015 allebei wethouder en kennen we de andere kant van het spectrum ook. Wij hebben allebei denk ik minder prettige herinneringen, omdat we toen aan die kant zaten bij de voorgenomen bezuiniging, in een veld van groeiende jeugdhulpverlening en ook nog de transformatieopgave. Waar we nu voor staan, is een afspraak maken met de gemeenten over: hoe gaan we in de toekomst zo goed mogelijk hulpverlening voor gezinnen en kinderen met een hulpvraag organiseren? Het is het vermelden waard dat we daar voor dit jaar, met dat miljard dat dit jaar al extra is toegekend ten opzichte van de eerdere budgetten die gemeenten krijgen, al de afspraak aan gekoppeld hebben om extra inzet te plegen, extra maatregelen te treffen, die leiden tot een betere jeugdhulpverlening en ook tot een besparing. Dat is een bedrag van ruim 200 miljoen euro. Het belangrijke daarbij is — dat is het antwoord op de vraag van de heer Peters — dat daar draagvlak voor is bij de gemeenten. De gemeenten zeggen: dit kunnen wij voor onze rekening nemen en hier committeren wij ons ook aan. Dat gaat bijvoorbeeld over — dat is bekende materie voor de heer Peters — het extra inzetten van de praktijkondersteuner ggz bij de huisarts, of betere differentiatie in de inkoop. We hebben een range aan maatregelen waarvan gemeenten zeggen: dit kunnen we voor onze kiezen nemen en wij committeren ons aan de opbrengsten. Op die manier voeren we het gesprek met de gemeenten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het is natuurlijk tragisch dat een arbitragezaak de uitkomst moet zijn van geschil tussen gemeenten en de rijksoverheid, dat de inzet meer geld lijkt te zijn, terwijl het zou moeten gaan over het kind centraal stellen. En het is tragisch dat er gesteggel is over of het structureel zou moeten of incidenteel.

Ik heb twee vragen. U geeft aan dat de status van het kabinet demissionair is en dat daardoor de vraag is wat er met het zwaarwegende advies moet gebeuren. Mijn vraag is welke rol u voor uzelf ziet als staatssecretaris om ervoor te zorgen dat dit in het volgende kabinet of in het formatieproces echt zwaarwegend op tafel staat en dat er geen gekke dingen gebeuren, om het zo maar te zeggen. Het advies is luid en duidelijk, dus ik vroeg me af welke rol en welk commitment u voor uzelf ziet. U gaf net aan dat het niet om 1,9 miljard gaat, maar om 1,5 miljard. Er is volgens mij al een bedrag toegezegd. Ik kan me heugen dat vorige maand nog een bedrag van 613 miljoen euro is toegezegd, maar ik heb begrepen dat gemeenten dat geld nog niet hebben ontvangen. Ik vroeg me nog even af waarom niet en wat daar de voorwaarden van zijn. Kunnen gemeenten daar duidelijkheid over krijgen en kunt u uitleggen wanneer de gemeenten het dan krijgen?

Dank u wel.

Staatssecretaris Blokhuis:

De bedragen vliegen nu door de zaal. 613 miljoen komt daarbij. Wat ik probeer aan te geven, is dat er dit kalenderjaar naast die 613 miljoen meer extra middelen beschikbaar zijn gekomen voor jeugdhulpverlening bij gemeenten. Dat telt op naar een bedrag van rond de miljard euro. Dat is voor dit kalenderjaar. Dat is overigens ook gekoppeld aan maatregelen, bijvoorbeeld extra inzet op die praktijkondersteuner ggz bij de huisarts. Dat is voor dit jaar.

De heer Ceder vraagt: we hebben dat rapport van die commissie van wijzen, wat gaat er dan door dit demissionaire kabinet besloten worden en wat wordt het pakket werk voor het nieuwe kabinet? Wat mij betreft moet dat zo soepel mogelijk in elkaar overlopen. Het gesprek dat ik morgen voer, voer ik met de maximale mogelijkheden die ik krijg, de ruimte die ik krijg binnen het kabinet om afspraken te maken met gemeenten om voor de korte termijn dingen te regelen.

Voor de lange termijn — dat zal niemand hier in de zaal verbazen — zal toch echt een nieuw kabinet aan de bak moeten. Wij willen ook niet zomaar uit de lucht laten vallen waar zij mee aan het werk moeten, dus wij nemen ons voor om morgen met de gemeenten afspraken te maken over een set aan maatregelen die ertoe kunnen leiden dat we een kwalitatief beter jeugdhulpstelsel krijgen, dat gezinnen echt goed geholpen worden en dat er voldoende middelen beschikbaar zijn. Dat willen we voorbereiden voor een nieuw kabinet. Dat gaat dit demissionaire kabinet al doen. We blijven dus doorwerken, bij wijze van spreken tijdens de zomervakantie. Totdat er een nieuw kabinet geformeerd is, zullen wij zorgen dat die maatregelen voorbereid worden om zo een zo soepel mogelijke overdracht te regelen.

Dan de vraag of de gemeenten het geld al hebben. Niet het hele bedrag van een miljard gaat rechtstreeks naar de gemeenten, maar wel een groot deel. Staat dat al op de rekening of niet? Volgens mij is dat inderdaad toegezegd. Ik wil de Kamer daarover informeren. We hebben trouwens 22 juni een debat over jeugd. Dan kan ik daar wat gedetailleerder op ingaan. Volgens mij liggen gemeenten er niet per se wakker van als ze het nu nog niet op de rekening hebben. Het is toegezegd, dus ze krijgen het sowieso.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris vragen aan welke maatregelen hij concreet denkt. Want als we heel eerlijk zijn: we praten hier al vier jaar lang hier over het stelsel dat gewoon niet klopt. We weten dat de gespecialiseerde instellingen omvallen. We weten ook dat er een flink aantal instellingen is dat forse winsten maakt. We weten dat jeugdhulpmedewerkers een enorme werkdruk hebben. Gemeenten schrijven rode cijfers. Niemand redt het meer. Wat gaat de staatssecretaris nou heel concreet afspreken met de gemeenten om te zorgen dat dit geld ook echt bij de jeugdhulpverleners terechtkomt en niet, zoals een derde van het budget, opgaat aan coördinatiekosten? Want het stelsel klopt gewoon ook niet.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het is ook mijn liefste wens dat er van elke euro die vanuit de overheid naar jeugdhulpverlening gaat zo veel mogelijk naar kinderen in nood gaat en niet naar allerlei ruis en administratievelastendruk. Op een paar velden zijn we aan het spelen. Wat al speelt, is bijvoorbeeld het wetsvoorstel inkoop sociaal domein van minister De Jonge, waardoor overheden in staat worden gesteld om goed in te kunnen kopen in plaats van dat zij in allerlei harnassen worden gedwongen. Daaraan gekoppeld zit de AMvB reële prijs. Dat betekent dus dat aanbieders de prijs moeten krijgen voor het product dat ze leveren in plaats van een bedrag onder de prijs. Dat is bijvoorbeeld een terrein waar we op bezig zijn. We zijn al bezig met een project onder leiding van Rita Verdonk om de administratieve lasten enorm te verlagen door veel minder productcodes te hanteren. Daar gebeurt nu dus al heel veel. We hebben al afspraken gemaakt in het kader van de deal die we dit jaar met gemeenten hadden over dat miljard met maatregelen daaraan gekoppeld.

Morgen gaan we het hebben over dat totale pakket, gevoegd bij suggesties die de commissie van wijzen doet. Dat zijn best vergaande suggesties, bijvoorbeeld om het over de reikwijdte van de Jeugdwet te hebben: wat valt onder jeugdhulpverlening en wat niet? Zo zijn er nog een paar. Mevrouw Westerveld mag van mij aannemen dat dat een indringend gesprek wordt over wat we er precies op zetten. Het is wat mij betreft geen herhaling van zetten die tot niks leidt. Dit gaat echt tot iets leiden. Ik zet mij er tot het uiterste voor in dat dit leidt tot een verbetering van ons jeugdhulpstelsel door het serieus nemen van het advies van de commissie van wijzen. Daar zaten de gemeenten en het Rijk samen bij om een oordeel te vellen. Die adviezen zijn dus van twee kanten, twee disciplines, tot stand gekomen. Die nemen we serieus. Ik kan nu natuurlijk niet zeggen: het wordt dit of dat. Dat hangt af van het gesprek met de gemeenten.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Maeijer van de PVV en dan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik ben sinds kort woordvoerder op dit dossier. Ik blijf me erover verbazen en het schokt me wat hier nog allemaal misgaat, ondanks het goede werk van velen in deze sector. Zoals genoemd hebben we het hier over kwetsbare kinderen, jongeren, maar ook gezinnen die in hele moeilijke situaties terechtkomen. Gelet op de coronacrisis verwachten we dat dat er de komende tijd niet minder worden, maar meer. Mijn eerste vraag is: hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de jeugdzorg klaar is voor de toestroom van jongeren met ernstige psychische problematiek? Want met alleen geld gaan we het niet redden, vrees ik. Hoe kijkt hij in dat licht aan tegen aanbeveling 5 van de arbitragecommissie, waarin ze adviseert te overwegen om de landelijke inkoop van specialistische jeugdzorg uit te breiden?

Staatssecretaris Blokhuis:

De laatste vraag is op zich een hele logische vraag in dit debat, maar daar ga ik nu niet op vooruitlopen. Die maakt deel uit van de agenda van het gesprek van morgen met de gemeenten. Ik zeg wel nadrukkelijk dat we het erover hebben, maar ik ga niet nu al zeggen: dit moet het worden. Het staat nadrukkelijk op de agenda. We nemen het serieus. Dat in reactie op de tweede vraag.

De eerste vraag was: hoe bereidt het kabinet of Nederland zich voor op de periode na corona, ook waar het gaat om jeugdhulpverlening? Het eerste wat we daarvoor nodig hebben, is dat we goed in beeld krijgen wat de hulpvraag is, waar die zit en of daar voldoende aanbod aan gekoppeld kan worden. Dat hebben we vaak niet. Dat is mij een doorn in het oog. Het eerste wat ik dus op z'n minst wil, is dat we veel beter in beeld krijgen welke hulpvraag er is en of er dan voldoende aanbod in de regio's is. Dat is er nu niet. Ik wil er ook een agenda van maken met de gemeenten dat ze dat veel scherper in beeld brengen. Hebben we dan voldoende hulpverlening als dat scherp in beeld is? Nee, vaak niet. De vraag stellen is hem beantwoorden. Zoals in de hele zorg, geldt ook hier dat er van bepaalde disciplines en specialismen — we hadden hier vorige week mondelinge vragen over eetstoornissen — te weinig hulpverleners zijn. Dat is niet fijn. Dat is verschrikkelijk voor de betreffende gezinnen. Daar zetten we alles op alles om vraag en aanbod wél te matchen. Dat gaat niet van vandaag op morgen, maar dat zie ik als een belangrijke agenda.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Als ik het goed heb, dan is hier in de ministerraad al over gesproken. Ik wil heel simpel weten of er niet is afgesproken dat er niet over de eerdere toegestane verhoging van het budget gesproken mag worden. Kortom, ik wil weten of er wel echt ruimte is om dat budget te vergroten of dat de minister van Financiën heeft gezegd: nee.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik …

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik stel mijn vraag een beetje dubbelzinnig maar …

Staatssecretaris Blokhuis:

Nee, ik snap de vraag heel goed en ik ben ook eerlijk gezegd …

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja, maar ik geef ruimte voor een omkerend antwoord. Mijn vraag is dus simpel gezegd: is er überhaupt ruimte of heeft de minister van Financiën nee gezegd?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik denk dat mevrouw Kuiken niet verwacht dat ik exact ga zeggen wat de minister van Financiën of wie dan ook in het kabinet gezegd heeft, hoewel tegenwoordig bijna alles bekend is wat daar gezegd wordt. Volgens mij moet dat voldoende zijn in dit stadium. Morgen hebben wij een afspraak met de gemeenten. Dan hebben we het over geld en maatregelen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat was geen antwoord op mijn vraag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nee, maar verder ga ik ook niet. Mevrouw Kuiken mag nog tien vragen over het geld stellen; die ga ik nu niet beantwoorden.

Mevrouw Marijnissen (SP):

In de verkenning van de arbitrage wordt ook de suggestie gedaan of de optie opgeworpen om wellicht een eigen bijdrage te gaan introduceren in de jeugdzorg. Daar schrokken wij nogal van. Eens te meer omdat de gezinnen die daar straks eventueel de dupe van zouden zijn, morgen niet bij de staatssecretaris aan tafel zitten, hoop ik eigenlijk dat hij vandaag in ieder geval in de Kamer wil toezeggen dat dat nooit ofte nimmer de uitkomst mag zijn. We hadden het net al over de winsten die nog worden gemaakt in de jeugdzorg en over ongeveer een derde van het budget dat opgaat aan administratieve rompslomp. Alsjeblieft! Zolang dat allemaal nog zo is — en eigenlijk moeten we toch leren van bijvoorbeeld het eigen risico in de zorg — wil ik van de staatssecretaris horen dat een eigen bijdrage niet de uitkomst mag zijn.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit maakt inderdaad deel uit van de adviezen van de commissie van wijzen. Die staan morgen op de agenda. Die zullen morgen niet in beleid neerdalen. Dat vraagt wel wat tijd. Sterker nog, de meeste zaken die we morgen bespreken en die vorm krijgen in wat we een transformatieagenda of een beheers- en transformatieagenda noemen, zullen op z'n vroegst volgend jaar hun beslag kunnen krijgen, misschien wel later. Ik denk dat de bulk van die afspraken op het bordje van een nieuw kabinet komen. Deze zeker ook. Ik ga niet toezeggen dat het niet aan de orde komt. Het wordt wel besproken. Ik kan de uitkomst daarvan niet noemen. Ik wil mevrouw Marijnissen wel toezeggen dat ik haar opmerking als een zwaarwegend advies zie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte bedanken.

Naar boven