8 Aanvullende artikel 100-inzet Resolute Support-missie Afghanistan

Aan de orde is het debat over de aanvullende artikel 100-inzet Resolute Support-missie Afghanistan.

De voorzitter:

Aan de orde is de plenaire afronding van het commissiedebat dat zojuist is afgerond over de aanvullende artikel 100-inzet Resolute Support-missie Afghanistan. We voeren dit debat zoals gebruikelijk in één termijn. Dat betekent dat u in één termijn uw moties moet indienen.

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie, de Kamerleden en de kijkers thuis van harte welkom. Ik geef allereerst het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Declare victory and leave: dat lijkt het motto te zijn van de Verenigde Staten en de NAVO nu zij vertrekken uit Afghanistan. Zonder dat belangrijke doelen zijn bereikt — het terrorisme is toegenomen, de taliban worden elk jaar machtiger en de onveiligheid in het land is enorm — wordt de overwinning uitgesproken. Het is een waanzinnig schouwspel. Ronduit kwalijk is dat wij vandaag spreken over 80 extra militairen die Nederland naar Afghanistan stuurt, terwijl zij al onderweg zijn. Dat is onacceptabel en mag niet weer gebeuren.

Voorzitter. Er moeten lessen getrokken worden uit twintig jaar militaire betrokkenheid in Afghanistan, wat niet anders dan een mislukking genoemd kan worden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de komende maanden alle NAVO-troepen uit Afghanistan worden teruggetrokken;

van mening dat een fundamentele discussie nodig is over twee decennia omspannende westerse deelname aan de oorlog in Afghanistan;

verzoekt de regering een breed en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de betrokkenheid van de NAVO-landen en specifiek van Nederland bij de oorlog in Afghanistan, in het bijzonder naar de gestelde doelen en waarom deze in bepaalde gevallen niet bereikt zijn, evenals naar andere relevante resultaten, waaronder die voor de burgerbevolking van het land, en de kosten van alle inspanningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 772 (27925).

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb nog een motie, want er is nog zo'n oneindige oorlog waar nodig een einde aan gemaakt moet worden. Ik bedoel de oorlog in Irak. Daarover de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aankomende maanden alle NAVO-troepen uit Afghanistan worden teruggetrokken;

verzoekt de regering tevens een plan op te stellen voor terugtrekking van de Nederlandse troepen uit Irak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Kuzu.

Zij krijgt nr. 773 (27925).

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, tot slot. Vanaf dag één is de SP tegen militaire betrokkenheid van Nederland bij de uitzichtloze oorlog in Afghanistan geweest. Dat laat onverlet dat mijn partij de Nederlandse militairen natuurlijk een behouden en vooral ook spoedige thuiskomst wenst.

De voorzitter:

Merci. Dan geef ik het woord aan de heer Eppink van JA21.

De heer Eppink (JA21):

Voorzitster. De regering heeft gisteren 80 militairen naar Afghanistan gestuurd om het Nederlandse vertrek te beveiligen. Het is niet uitgesloten dat de taliban na 1 mei nog in actie komen, tijdens het inpakken. JA21 steunt het verzoek van het kabinet tot versterking.

Derhalve dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland terecht zijn troepen terugtrekt uit Afghanistan;

overwegende dat dit op de meest veilige manier moet gebeuren;

overwegende dat de uitzending van de circa 80 militairen ter versterking van de beveiligingscapaciteit in Train Advise Assist Command - North in Afghanistan nodig is om deze veilige terugkeer te garanderen;

ervan uitgaande dat de Tweede Kamer 100% achter onze troepen staat;

verzoekt de regering al het nodige te doen om de veiligheid van onze troepen tot een maximaal mogelijk niveau te verhogen om een terugkeer te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eppink.

Zij krijgt nr. 774 (27925).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks. Hebt u een moment? Er moet nog even schoongemaakt worden. Het woord is aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Nog heel kort geleden, op 13 april, hebben de Amerikanen besloten om al hun troepen zonder condities terug te trekken uit Afghanistan. Daarmee hebben zij een voldongen feit gecreëerd dat ook voor de NAVO betekent dat alle troepen voor 11 september aanstaande uit dat land vertrekken. Wij maken ons ernstige zorgen over de gevolgen die dat toch gaat hebben voor Afghanistan, met name voor de vrouwen en meisjes. Dankzij vele offers in twintig jaar tijd is er voor hun positie in belangrijke delen van Afghanistan het nodige verbeterd, maar dat staat nu opnieuw op het spel.

Tegelijkertijd vinden wij het heel belangrijk dat onze Nederlandse troepen veilig zijn en ook een veilige terugtocht kunnen meemaken. Dat betekent dat mijn fractie zal instemmen met de additionele uitzending die al heeft plaatsgevonden. Ik moet zeggen: ik begrijp dat de verrassing groot was, maar de hele gang van zaken rond de artikel 100-procedure is niet zoals die zou moeten zijn, van de informatievoorziening — daar heb ik het nodige over gezegd — tot en met het toch wel wat voortijdige vertrek van onze militairen. Tegelijkertijd vind ik het goed dat we een toezegging hebben gekregen over de maandelijkse update voor de Kamer, zodat we heel goed kunnen volgen wat daar de komende maanden gebeurt, tot en met de terugtrekking. Maar ik heb het dan ook over de toezegging dat er voor de zomer een voorstel komt waarin uitgebreid wordt uitgelegd hoe de postinterventiestrategie na de terugtrekking eruit gaat zien. Wij moeten immers betrokken blijven bij Afghanistan. Collega Sjoerdsma verwoordde dat mooi: het is een vorm van erkenning voor alle offers die zij gebracht hebben dat we die betrokkenheid ook na september voortzetten.

Tot slot is er gesproken over het belang van een goede evaluatie van die twintig jaar. Daarover heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de VS en de NAVO hebben besloten voor uiterlijk 11 september 2021 alle aanwezige troepen uit Afghanistan terug te trekken;

overwegende dat daarmee een einde komt aan een zeer langdurige betrokkenheid bij militaire interventies in Afghanistan waaraan Nederland steun gaf of waarin Nederland actief participeerde;

van mening dat hieruit nog belangrijke en ook overkoepelende lessen te trekken zijn voor de toekomst;

verzoekt de regering om de opzet voor een onafhankelijk overkoepelend onderzoek over deze gehele periode tijdig aan de Kamer te verstrekken, zodat er op korte termijn na de beëindiging van Resolute Support ook met dit onderzoek kan worden gestart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Piri en Sjoerdsma.

Zij krijgt nr. 775 (27925).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Voorzitter. Tot slot wens ik alle Nederlandse troepen veel succes en een behouden en gezonde terugkeer naar Nederland. Ik hoop dat wij langs diplomatieke weg, met financiële steun en in goede samenwerking met andere landen toch het maximale kunnen doen, ook na de interventie, om voor Afghanistan een betere toekomst te garanderen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Piri van de PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Nu de Amerikanen de stekker eruit hebben getrokken, is het zaak om onze militairen veilig terug te halen. Vanochtend sprak ik over de grote bijdrage die Nederland sinds 2001 levert aan de ontwikkeling en wederopbouw van Afghanistan. Het is dan ook een moment om stil te staan bij de 25 militairen die hierbij om het leven kwamen en een dankwoord uit te spreken voor alle Nederlandse militairen die daar gediend hebben.

Mijn fractie is wel verbaasd over de gevolgde procedure, met een gebrekkige artikel 100-brief aan de Kamer en door de missie al in gang te zetten voordat het debat überhaupt werd gevoerd. De ministers hebben aangegeven dit te betreuren. Juist om de zorgvuldigheid in de toekomst te waarborgen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer grote waarde hecht aan zorgvuldige besluitvorming inzake de uitzending van Nederlandse militairen ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde;

overwegende dat deze besluitvorming (de artikel 100-procedure) haar basis vindt in artikel 100 van de Grondwet en in nauw omschreven afspraken tussen regering en Kamer;

constaterende dat nog voor het debat over de inzet van extra militairen naar Afghanistan begon, de regering de militairen al heeft laten vertrekken;

spreekt haar treurnis uit over deze handelswijze van de regering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri, Sjoerdsma en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 776 (27925).

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Er zaten niet alleen militairen in Afghanistan. Er is ook altijd ingezet op diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Ik ben daarom blij met de toezegging van minister Blok om nog voor de zomer met een brief te komen over hoe deze inzet eruit zal zien in de komende jaren.

Alle inspanningen zullen er nu op gericht moeten zijn om 1. onze militairen veilig naar huis te laten terugkeren en 2. de Afghaanse bevolking in de toekomst waar mogelijk te blijven ondersteunen. Mijn fractie zal daarom instemmen met de extra militaire inzet. Daarbij wens ik alle vrouwen en mannen die naar Afghanistan gaan sterkte en een behouden thuiskomst. Dat wensen we natuurlijk ook de thuisblijvers toe, die hun dierbaren zolang moeten missen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Met de aankondiging van president Biden dat de Amerikaanse troepen uit Afghanistan zullen vertrekken, zullen ook onze Nederlandse troepen vertrekken. Nederland heeft met de coalitie jarenlang een bijdrage mogen leveren; mannen en vrouwen van Defensie die zich jarenlang hebben ingezet voor het bevorderen van de lokale maar ook de internationale rechtsorde. Zij waren hierbij ook bereid om daarvoor hun leven te geven. Sommigen hebben daar ook hun leven gegeven. Zij verdienen ons groot respect, en tevens ook hun thuisfront.

Voor ons ligt een belangrijk besluit. We hebben de afgelopen dagen en ook vandaag weer kritische vragen gesteld, en we hebben de ministers in de gelegenheid gesteld om verduidelijking te geven over de inzet, over het dreigingsbeeld, maar ook over het toch wel laat informeren over het feit dat er al extra militairen zijn gestuurd. We hebben antwoorden gehad en komen overwegend tot de conclusie dat de genomen besluiten en de besluiten die voor ons liggen proportioneel en gerechtvaardigd zijn, met name gezien het dreigingsbeeld na 1 mei 2021.

We maken ons wel zorgen over de nasleep en met name de gedane inspanningen de afgelopen jaren. Kunnen deze niet teniet worden gedaan? We maken ons zorgen over de Afghaanse bevolking, over de ontwikkelingssamenwerking, maar ook over kwetsbare meisjes. We hopen dat onze inzet daarop onverminderd blijft om hen te ondersteunen die onze hulp nodig hebben.

Als we alles overwegen, dan steunen wij het voorstel voor militaire inzet. Wij wensen onze troepen maar ook het thuisfront sterkte en spreken onze waardering uit. Wij wensen de troepen die recent zijn vertrokken ook een behouden thuiskomst toe en Gods zegen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. Het uitzenden van troepen uit Nederland is ook voor mijn fractie een van de heftigste zaken die we kunnen doen vanuit ons parlement. Dat doen we ook nu. We doen dat omdat we met deze uitzending de mensen weer op een veilige manier terug willen halen. Het gaat om mensen die werk doen in een heel moeilijke omgeving, waar we met elkaar bijna twintig jaar zijn geweest. Dan is het goed om te kijken hoe je al het goeds dat je daar hebt gerealiseerd met elkaar, duurzaam kan voortzetten. Dat doen we niet meer via een militaire missie. Wij willen graag voor de zomer van het kabinet horen hoe we het dan wel verder gaan doen, want wij hechten eraan dat meisjes en vrouwen de positie kunnen behouden die ze in de afgelopen twintig jaar hebben gekregen.

Een voorbeeld daarvan kwam van een oud-militair die tegen mij zei: in de eerste jaren dat wij daar waren, werden er eigenlijk alleen maar jongetjes gebracht. Er zijn altijd medische zorgen te vergeven. Dan komen ze natuurlijk ook bij zo'n kamp. Zij gaf aan dat er jaren later ook meisjes werden gebracht. Dan kan je zien dat er langzamerhand een verschil ontstaat in zo'n land. Ik vind het heel tastbaar om het op die manier terug te horen.

Ik heb groot respect voor iedereen die daar onder die moeilijke omstandigheden aan het werk is. Daarom steunt mijn fractie deze missie. Wij wensen de militairen toe dat ze op een heel gezegende manier hun werk mogen doen met steun uit onze Kamer. Het was wel wat mooier geweest als we dat op een andere manier hadden gedaan. Daar heeft onze fractie wel moeite mee. Dat wil ik hier ook nog gezegd hebben, maar wij vertrouwen erop dat er op een zorgvuldige, goede manier met de belangen van onze militairen daar wordt omgegaan en dat er brede steun is, waar nodig ook luchtmachtsteun, zodat ze hun werk veilig kunnen doen. We hopen dat ze weer allemaal op een goede manier terugkeren. Dat zeg ik ook komende uit garnizoensstad Assen. Wij staan voor ons leger. Daar zijn we trots op.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mulder. Dan geef ik het woord aan de heer Brekelmans van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Dank, voorzitter. Voor veel Nederlanders, zeker ook voor mijn generatie en voor mij persoonlijk, is 11 september niet alleen een aangrijpende maar ook een vormende gebeurtenis geweest. Ik was toen 15 jaar. Het heeft mijn beeld van de wereld, van onze veiligheid en van onze kwetsbaarheid definitief veranderd. Dat is alleen maar versterkt toen ik later in de Verenigde Staten woonde en diverse mensen heb leren kennen die 9/11 van dichtbij hebben meegemaakt. Zoiets mag nooit meer gebeuren.

Ik vind dan ook dat we veel eerbied moeten hebben voor al die Nederlandse militairen die ervoor hebben gezorgd dat de terroristische dreiging vanuit Afghanistan hier in Nederland en in het Westen is weggenomen. Hetzelfde ontzag wil ik uitspreken aan al onze militairen die zo'n belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling in Afghanistan. Onze gedachten zijn bij onze 25 landgenoten die hiervoor het hoogste offer hebben gebracht.

Bij het uitzenden van Nederlandse militairen, of het nu gaat om een nieuwe missie of om het uitbreiden van een bestaande missie, is voor de VVD de veiligheid van onze mensen het allerbelangrijkst. Daarin moeten we het zekere voor het onzekere nemen. We moeten voorbereid zijn op het slechtste scenario, ook in deze laatste fase van de missie in Afghanistan. Nu het dreigingsbeeld is veranderd, is het aan ons om daarop te anticiperen. De antwoorden die de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie vandaag hebben gegeven, geven mij het vertrouwen dat we dat in deze missie voldoende zullen doen.

De vraag die nu dan ook voorligt, is of wij bereid zijn om onze inzet te versterken met 80 extra militairen die gaan bijdragen aan de nodige beveiliging van onze militairen die aanwezig zijn in het noorden van Afghanistan. Dit kan rekenen op de steun van de VVD. We blijven doen wat nodig is voor de veiligheid van onze militairen, die zulk belangrijk werk doen. We blijven doen wat nodig is om bij te dragen aan de veiligheid van onze NAVO-bondgenoten waarmee we intensief samenwerken in Afghanistan. Ik hoop dat de uitzending spoedig zal verlopen en wens de militairen die naar Afghanistan gaan, maar ook het thuisfront, dat in Nederland blijft, veel sterkte. Ik hoop op een behouden terugkomst.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De VVD zegt dat we vandaag moeten besluiten over de inzet van 80 man, maar die 80 man zijn al weg. Dat hebben we vanochtend uitgebreid besproken. Nu wil ik weten of de VVD die werkwijze, die handelswijze van het kabinet, afkeurt of niet.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik heb vanochtend gezegd dat het natuurlijk uiterst ongemakkelijk is. We hebben de minister daar uiteraard ook kritisch op bevraagd. Zij heeft uitvoerig geschetst wat er in de uitvoering is gebeurd, waardoor zij voor het dilemma kwam te staan om te kiezen voor de veiligheid van onze militairen die daar aanwezig zijn en om de militairen alvast uit te zenden met de beschikbare vlucht die aanwezig was. Wij begrijpen dat de minister die verantwoordelijkheid moest nemen, maar toch vinden wij het jammer dat het zo is gegaan. Daarom heb ik ook gevraagd om in de evaluatie van deze missie kritisch te kijken naar de laatste fase van zo'n uitzending, waarin er allerlei afhankelijkheden zijn, bijvoorbeeld een beschikbare vergunning voor de vlucht, zodat we in de toekomst niet weer voor eenzelfde positie komen te staan. Want juist bij een artikel 100-procedure wil je niet dat het op deze manier gebeurt.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk, afrondend.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ken de argumenten. Ik was er vanochtend ook bij. Ik vraag of de VVD de handelswijze van het kabinet afkeurt of niet.

De heer Brekelmans (VVD):

Wij ondersteunen de motie van afkeuring niet, maar wij betreuren wel hoe het is verlopen. Dat hebben wij vanochtend ook aangegeven. Daarom hebben we ook kritisch doorgevraagd of hiervan wordt geleerd binnen Defensie ...

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Brekelmans (VVD):

We steunen de motie van afkeuring of treurnis niet, maar wij vinden het natuurlijk niet goed dat het op deze manier is gebeurd. Daarom hebben we daar ook kritische vragen over gesteld aan de minister. Wij zijn blij dat zij daar kritisch naar zal kijken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Brekelmans zei net dat hij de handelswijze betreurt. Er komt straks een motie die de handelswijze van het kabinet betreurt. U steunt die motie dus?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk niet dat we het debat over moeten doen, maar misschien heeft de heer Kuzu nog een andere vraag. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Nee, dat gaan we niet doen, voorzitter. Ik hoorde de heer Brekelmans wel zeggen dat hij de gang van zaken betreurt, maar dat even daargelaten. Vanochtend hebben we tijdens de kritische ondervraging ook begrepen dat een van de Kamerleden in ieder geval is gebeld door de assistent van de minister over dat er een brief zou komen. Ik vroeg me af of de woordvoerder van de VVD ook vooraf is geïnformeerd.

De heer Brekelmans (VVD):

De minister heeft in de beantwoording aangegeven dat een aantal Kamerleden door de politiek assistent zijn gebeld om aan te geven dat er een brief aan zat te komen, omdat het op dat moment 's avonds laat was. Ik zeg in alle openheid dat ik erover ben geïnformeerd dat die brief eraan zat te komen, maar ik heb de inhoud van die brief uiteraard op hetzelfde moment gezien als alle andere Kamerleden.

De heer Kuzu (DENK):

Dan is de vraag natuurlijk: betreurt of keurt u ook de handelswijze af dat een aantal Kamerleden vooraf wél worden geïnformeerd en een aantal Kamerleden niet?

De heer Brekelmans (VVD):

U kunt mij nu vangen op dat ene woord. Dat is een leuk trucje. Ik bedoelde dat zojuist niet te zeggen en dat heb ik ook meteen gecorrigeerd in mijn antwoord op de vraag van de heer Van Dijk. We hebben vanochtend in het debat ook gezegd dat als Kamerleden worden geïnformeerd over dat er een brief aan zit te komen, dat voor iedereen moet gelden. Dan moeten alle Kamerleden daar op dezelfde manier over worden geïnformeerd. Die toezegging heeft de minister gedaan en dat vind ik erg belangrijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu voor zijn inbreng. Wilt u één tel wachten? Dank u wel. Het woord is aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Twintig jaar oorlog in Afghanistan. Een kwart miljoen mensen zijn overleden. Bijna 5 miljoen mensen zijn op de vlucht geslagen. 42% van de mensen leeft in ernstige armoede. 16% van de kinderen lijdt aan acute ondervoeding. 400.000 kinderen zijn direct slachtoffer van het oorlogsgeweld. Dan kunnen we niet beweren dat we het goed hebben gedaan. We hebben als internationale gemeenschap helaas gefaald. Het primaire doel was namelijk het verslaan van Al Qaida en de taliban, en het beschermen van de bevolking: vrouwen, mannen, jongens en meisjes. Dat hebben we gewoon niet gehaald en dat moet toegegeven worden. De taliban hebben nog steeds 40% van het land in handen. Er worden nog steeds aanslagen gepleegd op journalisten en mensenrechtenactivisten. Er worden nog steeds aanslagen gepleegd op de Afghaanse autoriteiten. Dat zijn dezelfde autoriteiten die wij hadden moeten trainen, maar die nog steeds niet in staat zijn om adequaat op te treden tegen extremistische groepen. Het algemene dreigingsbeeld is, zo gaf de minister ook toe, verslechterd en dat is zorgelijk. Dit bewijst maar weer dat geweld met geweld bestrijden helemaal niets oplost. Dit bewijst maar weer dat wij twintig jaar lang hebben geïnvesteerd in de afbreuk van een land en niet in de opbouw van een land. Dit bewijst ook dat Nederland meer verliest dan wint, wanneer we ons opstellen als het schoothondje van de Verenigde Staten. En het allerbelangrijkste: onze aanwezigheid heeft ervoor gezorgd dat het achterhaalde gedachtegoed van extremistische groepen een plausibel antwoord en wereldbeeld is geworden voor veels te veel Afghanen.

Voorzitter. We hebben het net ook gehad over de manier waarop de informatievoorziening heeft plaatsgevonden. Een aantal Kamerleden is gebeld en een aantal Kamerleden niet. Wanneer er sprake is van een artikel 100-brief, hebben we normaal gesproken hier eerst netjes een debat over met elkaar, voordat er militairen worden uitgezonden. Daarover heb ik een motie van afkeuring.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 80 militairen ter versterking van de beveiligingscapaciteit in Train Advise Assist Command - North heeft gestuurd naar Afghanistan voordat de bespreking over de artikel 100-brief heeft plaatsgevonden in de Tweede Kamer;

overwegende dat het zeer ongebruikelijk is dat militairen uitgezonden worden naar conflictgebieden zonder dat het parlementaire debat heeft plaatsgevonden;

overwegende dat een aantal Kamerleden vooraf telefonisch is geïnformeerd over dat de militairen eerder dan gepland uitgezonden zouden worden nog voordat de Kamerbrief met deze informatie was verstuurd naar de voltallige Kamer;

keurt deze handelswijze van de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 777 (27925).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, afrondend. We weten dat er inmiddels ook een meerderheid is voor het uitzenden van onze jongens en meisjes naar Afghanistan. Inmiddels zitten ze er al. Alhoewel wij als DENK-fractie het niet eens zijn met het uitzenden van militairen naar Afghanistan, wensen wij onze jongens en meisjes een behouden terugkeer.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuzu. Dan geef ik het woord aan de heer De Roon van de PVV.

De heer De Roon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De regering heeft artikel 100 van de Grondwet geschonden door 80 militairen uit te zenden naar Afghanistan vóórdat de Kamer zich daarover kon uitspreken. Dat dat is gebeurt, is een situatie waarin de regering zichzelf heeft gemanoeuvreerd. We kunnen niet zeggen dat het overmacht is of dat het pure noodzaak was. Nee, ze hebben zichzelf in die situatie gemanoeuvreerd, want ze wisten al lang van tevoren dat 1 mei een breukpunt zou zijn en dat er dus een risico was van meer agressie door de taliban tegen de coalitietroepen. Daar hebben ze allemaal niet op geanticipeerd, althans niet tijdig. Het beste wat ze natuurlijk hadden kunnen doen, was ervoor te zorgen dat al onze troepen vóór 1 mei terug waren. Dat is allemaal niet gebeurd.

Voorzitter. Na het verjagen van Al Qaida en de taliban uit de macht in Afghanistan was het militaire doel van de operatie Resolute Support bereikt. De PVV zegt dan ook al meer dan tien jaar: hou nou op met die Nederlandse militaire bijdrage, want het militaire doel is bereikt. Nu wil de regering in dat militaire optreden toch weer het beste jongetje van de klas zijn door onze militaire presentie op dit moment, dus op de valreep, nog weer met 50% op te voeren. Ik zou zeggen: laat die andere landen dat maar doen als ze dat zo graag willen. De PVV is van mening dat we helemaal niet in Afghanistan moeten zitten, met de 160 man die er al waren, en dus zeker ook niet met nog 80 man erbij, dus in totaal 240 man. Dat betekent dus dat wij deze uitzending, die nu aan de orde is, ook niet steunen. Maar ik heb wel een motie, voorzitter, en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Afghanistan-missie NATO Resolute Support beëindigd wordt;

verzoekt de regering per ommegaande alle Nederlandse militairen uit Afghanistan weg te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon.

Zij krijgt nr. 778 (27925).

De heer Sjoerdsma (D66):

Er kan natuurlijk verschillend gedacht worden over nut en noodzaak van de opeenvolgende NAVO-missies in Afghanistan. Daarover verschillen de heer Van Roon en ik al jaren van mening. Toch verbaast het me zeer dat hij tegen deze missie is, omdat het geen uitbreiding is om méér te doen in Afghanistan, waar de heer De Roon voor waarschuwt, maar om onze militairen veilig terug te halen naar Nederland. Dus ik vraag de heer De Roon hier waarom hij tegen deze maatregelen is en waarom hij op deze wijze tegen de maatregelen is die de veiligheid van onze troepen in het buitenland moeten garanderen.

De heer De Roon (PVV):

Ik steun deze gang van zaken niet, omdat ik vind dat we er al niet meer hadden moeten zitten. Als we gewoon hadden gedaan wat volgens de PVV noodzakelijk was, namelijk ervoor zorgen dat voor 1 mei alle Nederlanders al weg waren geweest, dan hadden we nu niet in deze rotzooi gezeten.

De voorzitter:

Meneer Sjoerdsma, afrondend.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nee, meneer De Roon, wij leven niet in het hypothetische PVV-land. We leven in een wereld waarin deze uitzending een feit is, waarin er 160 Nederlanders op dit moment in Noord-Afghanistan zitten, waarin er een besluit is genomen om terug te trekken en terug te komen naar Nederland, zoals úw fractie wil. Dit kabinet zegt: dit is nodig voor een veilige terugtocht. En uw fractie zegt: ik steun dat niet. Ik zou heel goed nadenken. Ik zou u willen vragen te reflecteren op hetgeen uw fractie hier nu doet.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Roon, tot slot.

De heer De Roon (PVV):

Het is heel simpel. Als wij vinden dat wij er niet hadden moeten zitten met 160 man, kan ik onmogelijk zeggen: nou, ik steun dat er nog 80 man extra naartoe gaat. Ze moeten allemaal zo snel mogelijk terugkomen, en dat is nou precies de strekking van de motie die ik zojuist heb ingediend. Ze moeten allemaal terug!

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik voel hier wel een beetje mee met collega Sjoerdsma, want ik verbaas me over de PVV, die normaliter toch een heel warm hart voor onze militairen heeft. Die laten ze nu natuurlijk ontzettend in de kou staan. Je gaat mensen terughalen, maar dat kan kennelijk niet op een veilige manier, wat de PVV betreft. Ik snap het niet goed. Misschien kan de heer De Roon het nog een keer uitleggen.

De heer De Roon (PVV):

Misschien snapt mevrouw Mulder niet dat er nu al 240 Nederlandse militairen in Afghanistan zitten die daar volgens ons helemaal niet moeten zitten. Dan ga ik dus niet zeggen: het is fijn dat ze er zitten. Ik ga deze uitzending dus verder ook niet steunen. Ik zeg juist: ze moeten zo snel mogelijk terug; per ommegaande, zoals mijn motie zegt.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, afrondend.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, maar als de conclusie is ... We zijn niet per 1 mei weg, zoals de heer De Roon had gewild. Dat begrijp ik, daar hebben we het vanmorgen ook over gehad. Wij hebben daar ook vragen over gesteld. Maar de mensen zitten er nu en je wilt ze veilig terughalen. Veilig terughalen kan door er extra mensen naartoe te sturen. Zij helpen om versneld te kunnen terugkomen. Waarom wil de heer De Roon dat dan toch niet steunen? Waarom wil hij die veiligheid niet meegeven aan onze mensen daar?

De heer De Roon (PVV):

Ik laat dit allemaal niet in de schoenen van de PVV schuiven. Want dat we in deze situatie zitten, komt nu juist door partijen zoals die van u, die er gewoon op hebben gespeculeerd dat we na 1 mei nog wel wat langer in Afghanistan zouden blijven, terwijl zonneklaar was dat 1 mei een breakdatum is voor de taliban en dat de gevaren dus toenemen. Dan moet je dus zorgen dat je voor 1 mei weg bent en het er niet op aan laten komen, waardoor je kort voor 1 mei ineens in allerlei problemen verzeild raakt, zoals dat nu met de regering is gebeurd.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Afrondend. Het is totaal onbegrijpelijk van de PVV dat je mensen aan deze extra gevaren blootstelt en dat je deze missie niet steunt.

De heer De Roon (PVV):

Van blootstellen aan gevaar is totaal geen sprake, want er zijn voorlopig meer dan 1.000 man in dat kamp. Er zijn bewakingstroepen bij en die 80 Nederlanders die er nu extra naartoe zijn gegaan, tegen onze wens, zijn ook bewakingstroepen. Dus blootstellen aan gevaar is op dit moment helemaal niet aan de orde. Maar ze moeten wel zo snel mogelijk terug, dat is de strekking van mijn motie.

Tot slot, voorzitter. Ik begrijp dat er een meerderheid in deze Kamer is die dit allemaal wel steunt. Het zou me verbazen als er ook een meerderheid is voor het voorstel om ze allemaal per omgaande terug te halen, zoals mijn motie voorstelt. Dat betekent dat ik natuurlijk hoop dat de situatie van al onze militairen daar veilig blijft en dat ze zo snel mogelijk veilig terug kunnen naar Nederland. Ik wens ze allemaal een behouden terugkeer.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Roon. Ik geef het woord aan de heer Sjoerdsma van D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank u wel, voorzitter. De uitzending van militairen is het zwaarste besluit dat een kabinet kan nemen en het is ook het zwaarste besluit dat in een Kamer kan voorliggen. Vanochtend heeft de commissie heel breed aangegeven hoeveel belang zij hecht aan een zorgvuldige procedure. Een procedure die verankerd is in de Grondwet en die meermalen herbevestigd is in afspraken tussen regering en Kamer. Het niet volledig volgen van die procedure is een klap in het gezicht van die procedure en daar moeten we niet omheen praten. Ik heb alle begrip voor argumenten over veiligheid, net zoals alle fracties in deze Kamer dat hebben, naar ik vermoed. Onze militairen moeten veilig zijn. Ik heb ook alle begrip voor het feit dat er fouten kunnen worden gemaakt. Fouten maken is menselijk. Maar ik kan me ook na de uitleg van het kabinet vanochtend niet aan de indruk onttrekken dat het kabinet zichzelf, en daarmee onze Kamer, te weinig tijd heeft gegeven om deze procedure zorgvuldig af te lopen en dat daarmee dit probleem is ontstaan. Daarom heeft mijn fractie de motie van de PvdA en GroenLinks mede ingediend.

Voorzitter. Dat gezegd zijnde, D66 steunt deze uitzending. Deze 80 militairen zijn bedoeld voor de veiligheid van onze militairen om zich veilig terug te kunnen trekken, om de risico's die ontstaan na 1 mei — we kennen allemaal de intenties van de taliban — zo goed mogelijk af te dekken, om ervoor te zorgen dat we de missie zo goed mogelijk afronden. Daarom heeft mijn fractie uitvoerig gevraagd naar de risico's, naar de wijze waarop deze aanvullende militairen die risico's afdekken en naar de medische keten. Daarop heeft het kabinet ook uitvoerig geantwoord.

Een tweede belangrijk punt van mijn fractie is het zeker stellen van de resultaten die wij in de afgelopen twintig jaar in Afghanistan hebben geboekt. En die zijn er wel degelijk, zeg ik tegen diegenen die heel sceptisch zijn. Of het nu de generatie kinderen is die onderwijs heeft genoten of het gemiddelde inkomen dat omhoog is gegaan, de toegang tot water of de toegenomen veiligheid: het zijn resultaten die geboekt zijn, maar die natuurlijk ook fragiel zijn. Ik denk dat het ons aller opdracht is om die resultaten zo goed mogelijk overeind te houden, al is het alleen maar ter nagedachtenis aan al diegenen die offers hebben gebracht in Afghanistan, met hun leven, met verwondingen of met hun tijd.

Tot slot, voorzitter. Mijn fractie wenst alle uit te zenden militairen uiteraard heel veel succes en een behouden thuiskomst, en hun familie en geliefden sterkte in hun afwezigheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Sommigen, ook in deze Kamer, zeggen: Afghanistan was een tragische mislukking. Maar ik geloof ze niet. Anderen zeggen: er zijn zaken verbeterd, maar als we nu weggaan, is alles verloren. Ook dat zie ik anders, al zijn de zorgen rondom de timing begrijpelijk. Alles wat er in de achterliggende twintig jaar gedaan is in naam van wat goed en recht is, voor vrede en veiligheid en voor wie arm en kwetsbaar is, heeft voluit betekenis. Soms moet je de waarde inzien van het kleine. En soms is het kleine juist het grote. Beide ministers vroegen hier aandacht voor. Ook generaal in ruste Van Uhm benadrukte onlangs met recht en reden dat het gaat om de vraag: waar sta je voor? Wat zijn je principes en wat zijn je waarden? Als de geallieerden zich aan het begin van de Tweede Wereldoorlog hadden afgevraagd hoeveel opofferingen ze zich moesten getroosten om de West-Europeanen weer hun vrijheid te geven, waren ze er ook niet aan begonnen, zo merkte Van Uhm terecht op.

Dat deed mij denken aan de four freedoms, vier vrijheden, in de beroemde speech van de Amerikaanse president Roosevelt in 1941. Daarin bepleitte hij om te strijden voor de vrijheid van meningsuiting, kunnen en mogen zeggen wat je denkt en vindt, de vrijheid om je geloof te belijden en te beleven, vrij zijn van tekort en armoede, en ook vrijheid van angst, omdat dat het slechtste in mensen losmaakt. De SGP-fractie roept het kabinet op zich ervan te blijven vergewissen dat deze vrijheden samen met de bestrijding van het islamitisch terrorisme ook na 11 september van dit jaar de nadrukkelijke aandacht van Nederland en de internationale gemeenschap behouden, dat we het Afghaanse leger, de ANDSF, blijven steunen, ook tegenover Iran, en dat we ook voldoende niet-militaire middelen beschikbaar blijven stellen.

Voorzitter. Ik wens de ongeveer 80 Nederlandse militairen, hun thuisfront en ook de collega's die er al zijn Gods zegen toe en veel succes bij het bijdragen aan een veilige en ordentelijke terugtrekking, en bovenal een behouden thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan hebben we nog één laatste spreker. Dat is mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u, voorzitter, en dank aan alle collega's. Ik hecht er waarde aan om toch even kort te zeggen dat de missie in Afghanistan voor ons het zoveelste voorbeeld is van een imperialistische oorlog onder de valse vlag van vrijheid en democratie. Twintig jaar lang hebben we vluchtelingen gemaakt en ellende veroorzaakt, zonder resultaat. Maar laten we doen alsof het een overwinning is en de permanente oorlogspolitiek van het Westen vergoelijken en vooral lekker rustig gaan slapen vannacht. Ik zal daarom de moties van de heer Van Dijk steunen en ik onderschrijf met kracht en klem ieder woord dat hij zojuist uitsprak.

In het verlengde daarvan wil ik graag zeggen dat het absurd is dat mensen al het land uit zijn gezonden zonder eerst met de Kamer te overleggen. Het is onbestaanbaar, maar helaas ook iets waar ik na een paar weken in deze Kamer al een beetje aan gewend begin te raken. Daarom kan ik met dezelfde passie ook de motie van collega Kuzu steunen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze meteen hun appreciatie kunnen geven van de ingediende moties. Ik geef het woord allereerst aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Alle woordvoerders gaven terecht aan dat de besluitvorming over het uitzenden van troepen, de artikel 100-besluitvorming, bij de allerzwaarste besluitvorming hoort die aan individuele Kamerleden en fracties voorligt. Hetzelfde geldt voor het kabinet. Bij deze missie gaat het om een missie waarbij 25 dodelijke Nederlandse slachtoffers te betreuren zijn en daarnaast vele gewonden. Ons past respect voor hen en de nabestaanden, maar dit illustreert ook heel levendig dat ook de beslissing die we vandaag nemen, waarbij het overgrote deel van degenen die de missie niet steunen, gelukkig wel de wens uitsprak dat iedereen behouden terugkomt, letterlijk een beslissing over leven en dood kan zijn. Iedereen realiseert zich dat.

Tegen die achtergrond gaf ik vanochtend aan en herhaal ik dat ik ook het heel grote ongemak herken dat eigenlijk de hele Kamer uitsprak over het feit dat college Bijleveld en ik u gisteravond moesten informeren over het vertrek dat inmiddels had plaatsgevonden. Daarbij hebben we een beperking toegevoegd van de inzetbaarheid, maar ik deel de mening van iedereen dat een artikel 100-procedure vanwege de zwaarte van de beslissing de allergrootste zorgvuldigheid verlangt. Tegelijkertijd heb ik gisteravond, volgens mij om 20.30 uur, uiteindelijk met collega Bijleveld de brief ondertekend omdat ik ieder alternatief slechter vond. Maar nogmaals, het is iets wat wij tot het uiterste vermijden.

Tegen die achtergrond zal ik ingaan op de nog gemaakte opmerkingen en ingediende moties. De heer Van Dijk steunt de missie niet, maar sprak inderdaad wel zijn welgemeende wensen uit voor de mensen die worden uitgezonden. Hij vraagt om een breed en onafhankelijk onderzoek, net zoals in de motie op stuk nr. 772. Die laat ik aan het oordeel van de Kamer, omdat ik dat een zeer terechte wens vind.

Zijn tweede motie gaat het over terugtrekken van troepen uit Irak. Daarover heb ik vanochtend in het debat aangegeven dat wij daar op verzoek van de regering zijn om een bevolking die het zeer moeilijk heeft, in staat te stellen een leven op te bouwen, dat daar ook een helder Nederlands belang is, dat wij dat samen met andere landen doen en dat die militaire inzet is ingebed in een bredere inzet rond rechtsstaat en ontwikkelingssamenwerking. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 772 krijgt oordeel Kamer en de motie op stuk nr. 773 wordt ontraden.

Minister Blok:

Dat klopt. Dan de heer Eppink, die ik dank voor zijn uitgesproken steun aan de missie en overigens ook voor zijn bredere waarderende woorden voor de inzet van onze krijgsmacht. Op de motie van de heer Eppink zal collega Bijleveld ingaan.

Aan de heer Van der Lee zeg ik nogmaals toe dat we nog voor de zomer met een uitgebreid voorstel zullen komen voor de inzet om de verworvenheden in Afghanistan, die er inderdaad wel degelijk zijn, ook te behouden. Ik dank hem voor de uitgesproken steun.

Ook hij verzoekt ons om een onderzoek, en ook die motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 775 krijgt oordeel Kamer.

Minister Blok:

Ook mevrouw Piri ging in op het belang van het behouden van de verworvenheden. Ook haar zeg ik toe dat wij daar uitgebreid op in zullen gaan.

Zij heeft een motie van treurnis ingediend, op stuk nr. 776, en hoewel ik daar best een mening over kan hebben, ga ik daar niet over, omdat die om een uitspraak van de Kamer vraagt.

De voorzitter:

Correct. En dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 777.

Minister Blok:

Daar was ik nog niet, maar daar zou ik dat inderdaad zeggen.

De heer Ceder sprak nadrukkelijk zijn zorgen uit over het behouden van de geboekte voortgang. Die deelt het kabinet, vandaar ook onze basishouding om samen met bondgenoten de bereikte voortgang te behouden, en de toezegging om u voor de zomer over die inzet te informeren. Ik dank ook de heer Ceder voor de steun die hij uitsprak.

Dat geldt ook voor mevrouw Mulder. Ook zij sprak de nadrukkelijke wens uit om de vooruitgang te behouden.

De heer Brekelmans ging ook in op de geschiedenis, met de verschrikkelijke aanslagen van 9/11, het beroep dat bondgenoten op ons hebben gedaan en de offers die zijn gebracht. Dat leidde bij hem ook tot steun, waarvoor ik hem dank.

De heer Kuzu herhaalde dat naar zijn mening onder meer armoede, vluchtelingen, doden en ondervoeding te wijten zijn aan de westerse inzet. Ik heb ook in het debat van vanochtend aangegeven dat er ook op specifiek deze onderwerpen echt forse, meetbare vooruitgang is. Dat wordt breed erkend. Ik heb ook gezegd dat ik niet ontken dat we nog ver verwijderd zijn van de ideale situatie en ook zeker niet dat er veel doden te betreuren zijn, maar dat we ook weten hoe de situatie was onder de taliban.

De motie van afkeuring, op stuk nr. 777, is aan de Kamer gericht.

Dan de heer De Roon. Ik ben oprecht niet van mening dat artikel 100 geschonden is. Ik heb u aangegeven hoe zwaar het mij en collega Bijleveld viel om u op een zo laat tijdstip te confronteren met het al moeten laten vertrekken van de mensen, maar dat is geen schending van artikel 100. Op de door u ingediende motie zal collega Bijleveld ingaan.

Ik waardeer het zeer dat de heer Stoffer aan de plenaire afronding deelneemt. Ik behoor met u tot degenen die vooruitgang zien, zonder nou te zeggen dat we zijn waar we hadden willen zijn. Dat is ook de reden waarom ik in het debat heb aangegeven dat we ons vol gaan inzetten voor verdere vooruitgang. Ik heb daarbij ook een aantal voorwaarden aangegeven rond de veiligheid en de kwaliteit van het lokale bestuur, omdat het wel verantwoord moet zijn om een bijdrage te blijven leveren. Maar de basisinzet is om dat te blijven doen.

Ook van mevrouw Simons waardeer ik het zeer dat ze nu aan het debat heeft deelgenomen. Ik deel niet haar stelling dat de twintig jaren zonder resultaat zijn gebleven. Ik heb al aangegeven dat er echt meetbare vooruitgang is rond gezondheid, rond levensverwachting en rond schooldeelname van vrouwen en meisjes, en dat ik het ook een opgave vind om die te behouden.

Voorzitter, hiermee hoop ik de aan mij gerichte moties en vragen beantwoord te hebben. De rest is aan mevrouw Bijleveld.

De voorzitter:

Dank u wel. Als zij één moment heeft, maken we even het spreekgestoelte schoon. En de motie op stuk nr. 778 wordt ontraden. Het woord is aan de minister van Defensie.

Minister Bijleveld-Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil me aansluiten bij de woorden die collega Blok heeft gesproken. We spreken hier vandaag over een aanvullende artikel 100-brief. Mannen en vrouwen gaan naar Afghanistan om daar voor de veiligheid van onze mensen te zijn. Minister Blok en ik hebben beiden veel begrip voor het feit dat het moeilijke afwegingen zijn; dat zijn het voor ons ook. Het is steeds een zware verantwoordelijkheid om mannen en vrouwen uiteindelijk met gevaar voor eigen leven op pad te sturen voor de veiligheid van anderen en voor de opbouw van waarden die wij belangrijk vinden. Ik heb veel bewondering voor de mensen die dat werk met passie en met gevaar voor eigen leven doen, en daar staat ook altijd een thuisfront achter.

Ik ben het overigens eens met de kwalificatie die collega Blok net gaf. Dit hebben we vanmorgen uitgebreid besproken. De artikel 100-procedure is gewoon gevolgd, maar wij konden niet anders dan de mannen nu laten gaan, want anders zouden ze niet op tijd klaar zijn voor de veiligheid van onze mensen. En dat is uiteindelijk de reden waarom ik, ook op basis van het advies van de Commandant der Strijdkrachten, en collega Blok daartoe hebben moeten besluiten. Wij hebben dat uitgebreid besproken, maar ik hecht eraan om dat hier nog een keer aan te geven.

Ik wil mij ook aansluiten bij wat is er gezegd over datgene wat is bereikt door al die mensen die daar in die 20 jaar zijn geweest, of het nou militairen waren of burgers die daar hebben gewerkt. Collega Blok heeft een aantal zaken genoemd die zijn bereikt, maar het opzetten van de veiligheidssector wil ik hier toch aan toevoegen. Die sector moet nu uiteindelijk zelf kunnen blijven werken aan de toekomst van Afghanistan. Daar hebben we met elkaar ook al die uren over gesproken. Er zijn een aantal voorbeelden aangehaald, maar ik houd altijd de drie Afghaanse vrouwelijke militairen die ik daar heb gesproken voor ogen. Zij hadden ervoor gekozen om in het Afghaanse leger te gaan dienen. Ze zeiden tegen mij: wij doen dat, omdat onze kinderen anders geen toekomst hebben. Het is belangrijk om ook dat hier gezegd te hebben. Ik deel wat de heer Stoffer in die zin nadrukkelijk naar voren heeft gebracht. Het gaat uiteindelijk om de vier waarden, om de four freedoms, en om een aantal zaken die wij daaraan hebben toegevoegd en waar wij met elkaar in de afgelopen jaren, in de afgelopen tijd, voor hebben gestaan. Voor ons staat nu de veiligheid van de mannen en de vrouwen voorop. Dat staat in de artikel 100-brief.

Aan mij nog de beoordeling van twee moties.

De motie op stuk nr. 774 van de heer Eppink. Collega Blok heeft al gezegd hoe hij keek naar de inbreng van de heer Eppink. Veiligheid is voor ons van het allergrootste belang. Dat staat ook in deze tekst. Het oordeel over deze motie kan ik aan de Kamer laten.

Voorzitter. De motie-De Roon op stuk nr. 778 moeten wij ontraden. Het gaat om een zorgvuldige en veilige terugtrekking van onze mensen. Ik heb ook in het debat aangegeven dat we niet allemaal als eersten uit Afghanistan kunnen weggaan, want dan doen we iets wat haaks staat op wat de leden van uw Kamer net hebben ingebracht. Zij willen namelijk een aantal dingen bestendigen. Een van de essentiële zaken waar de Nederlandse mannen en vrouwen voor zorgen, is de medische capaciteit in het role 2-ziekenhuis. Die zal daar tot op het laatste moment moeten blijven. Dat betekent dat wij ons er volledig voor hebben ingezet om luchtsteun in brede zin tot de laatste man van de coalitietroepen van de Amerikanen gegarandeerd te krijgen. Dat hebben zij gedaan. Dat is ontzettend van belang voor iedereen daar. De motie op stuk nr. 778 moet ik dus ontraden.

Op deze plek wil ik nog alle mensen die inderdaad onderweg zijn, maar ook het thuisfront van al deze mensen — voor het thuisfront is de onzekerheid vaak groter dan voor degenen die zelf in een ingewikkeld land aan het werk zijn — heel veel sterkte en kracht toewensen. Ik sluit mij aan bij de wensen die ook de heer Stoffer daar zo mooi over uitsprak.

Daarmee kan ik mijn bijdrage beëindigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Kuzu.

De motie op stuk nr. 774 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 778 wordt ontraden.

De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Nou, voorzitter, het is geen interruptie, maar een punt van orde. Ik zou willen voorstellen om bij de stemmingen eerst te stemmen over de moties op stukken nrs. 777 en 776 en dan over de overige moties, omdat die twee moties gaan over de handelwijze van de regering en de bewindspersonen.

De voorzitter:

Prima. We zullen daar rekening mee houden. We zijn aan het einde gekomen van dit debat.

Ik sluit mij aan bij de woorden van de bewindspersonen. Ook namens alle andere Kamerleden wens ik onze militairen, vrouwen en mannen, die worden uitgezonden een veilige missie en een behouden thuiskomst toe. Ik wens hun en natuurlijk ook hun familie en vrienden veel sterkte.

Ik dank de bewindspersonen. Ik dank de Kamerleden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot circa 15.45 uur, zodat we daarna ook gelijk over deze moties kunnen stemmen.

De vergadering wordt van 15.24 uur tot 15.47 uur geschorst.

Naar boven