5 Burgerinitiatief "EHBO in het onderwijs"

Aan de orde is het debat over het burgerinitiatief "EHBO in het onderwijs" (35565).

De voorzitter:

Het is een heugelijke dag, want aan de orde is het debat over het burgerinitiatief EHBO in het onderwijs, Kamerstuk 35565. Op 18 juni 2019 bood het Rode Kruis dit burgerinitiatief aan de Kamer aan. In 2020 nam de commissie voor OCW het initiatief in behandeling. Zij meldde het in september aan voor plenaire behandeling. Het heeft dus enige tijd geduurd, maar vandaag is het dan zover. Dit is het zestiende burgerinitiatief dat door de Tweede Kamer in het plenaire debat wordt behandeld sinds de invoering van dit instrument in 2006 en het is het eerste burgerinitiatief van de Kamer in de huidige samenstelling. De initiatiefnemers van dit burgerinitiatief zijn hier in de Kamer aanwezig. Dat zijn Marieke van Schaik, Bernard Leenstra en Marije Breedveld. Een heel hartelijk welkom. Natuurlijk ook een hartelijk welkom aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en natuurlijk allen die dit debat volgen, niet in de minste plaats ook aan al mijn collega's hier vandaag. Mevrouw Van Schaik zal straks vanaf het spreekgestoelte een toelichting op het burgerinitiatief geven. Ik verzoek de Kamerbewaarder haar naar het spreekgestoelte te begeleiden.

Geachte mevrouw Van Schaik, voordat ik u het woord geef, merk ik op dat de afspraak is dat er tijdens uw bijdrage niet geïnterrumpeerd mag worden. Dat is dus heel rustig. Er mogen dus geen vragen worden gesteld of opmerkingen worden gemaakt door de Kamerleden. Het is eigenlijk ook een soort maidenspeech, waarvan we er vandaag nog drie hebben. U heeft vijf minuten spreektijd voor uw toelichting. Ik geef u nu het woord.

Mevrouw Van Schaik:

Dank u wel, voorzitter. Het is een eer om hier te mogen spreken vandaag. Dank u allen voor uw komst. Ook voor sommigen van u is het vandaag een bijzonder moment vanwege uw maidenspeech. Gefeliciteerd alvast!

Mijn naam is Marieke van Schaik en ik ben algemeen directeur van het Nederlandse Rode Kruis. Vandaag hou ik voor u een pleidooi voor het invoeren van EHBO-training voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dit is een burgerinitiatief van hulpverleners, mensen van het Rode Kruis, artsen en hulpdiensten, zoals mede-initiatiefnemers Bernard Leenstra en Rob van Someren, mensen die zich inzetten voor ons welzijn en het broze verschil kennen tussen leven en dood.

Na een ongeval telt iedere minuut. Iedereen wil snel geholpen worden in geval van nood, maar niet iedereen weet hoe je een ander kunt helpen. Durven handelen vraagt om kennis van eerste hulp en het vertrouwen om dit toe te passen, zoals de 14-jarige Ruben uit Nijkerk heeft laten zien. Eind vorig jaar zitten hij en zijn vader Ron samen op de bank als zijn vader plotseling een hartstilstand krijgt en wegzakt. Ruben aarzelt geen moment en start de reanimatie. Dankzij een reanimatiecursus op zijn school weet hij direct wat hij moet doen. Als meer jongeren weten wat zij moeten doen in een noodsituatie, worden levens gered, misschien wel uw of mijn leven. Een EHBO-training behoort net als kennis over gezondheid, welzijn en burgerschap tot de basisuitrusting van onze jongeren. Helaas is het niet vanzelfsprekend dat jongeren in Nederland weten wat ze moeten doen in een levensbedreigende situatie. Slechts een op de zes weet net als Ruben hoe je moet reanimeren of hoe je een aed moet gebruiken, terwijl deze apparatuur in steeds meer straten en wijken beschikbaar is. We weten dat er in Nederland ongeveer 40 reanimaties per dag worden uitgevoerd buiten het ziekenhuis en dat ruim 500 mensen per dag gebaat zijn bij goede hulpverlening op locatie. Iedere minuut dat hulp uitblijft bij een hartstilstand, daalt de kans op overleving met 10%. Dat besef is er ook in de ons omringende landen. In Noorwegen weten negen van de tien jongeren wat ze moeten doen sinds EHBO-lessen verplicht zijn op school. In Denemarken is het aantal geslaagde reanimaties verdrievoudigd nadat eerste hulp een vast lesonderdeel werd op de middelbare school.

Ons voorstel richt zich op levensreddende vaardigheden, zoals reanimeren en het handelen bij verstikking en ernstige bloeding. Hier maken omstanders met een eenvoudige handeling het verschil tussen leven en dood. Jongeren leren daarnaast bijvoorbeeld hoe ze moeten handelen bij epilepsie, een beroerte of brandwanden. Ook daarbij kan direct ingrijpen een belangrijk verschil maken voor het slachtoffer. De juiste eerste hulp heeft ook positieve effecten op de algehele gezondheidszorg. Zo draagt het volgens onderzoek van artsen van het UMC bij aan een enorme verlaging van de zorgkosten. Dit terwijl er ongeveer 5 miljoen euro nodig is voor invoering van de EHBO-training.

Ons burgerinitiatief heeft brede maatschappelijke steun. Dat blijkt uit de hoeveelheid positieve reacties en handtekeningen. Ook jongeren zelf staan er positief tegenover. Negen politieke jongerenorganisaties steunen onze oproep in een manifest, en er is steun van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Dat is ook niet zo gek, want meer dan 90% van de middelbareschoolleerlingen wil dit heel graag leren.

Maar doen maatschappelijke organisaties al niet heel veel om EHBO-kennis te bevorderen? Ja, dat doen we al jaren. Maar helaas hebben niet alle scholen de financiële middelen om een training beschikbaar te stellen. Een gastles om een training te verzorgen, kan leraren ook ontlasten. Maar soms gaat verandering niet vanzelf en dan is een beetje hulp nodig, en commitment van ons allemaal.

Wat ik bijzonder vind aan het verhaal van Ruben is dat hij niet alleen wist wat hij moest doen, maar het ook echt deed. Eerste hulp verlenen tijdens een noodsituatie vraagt meer dan alleen het beschikken over de juiste kennis en vaardigheden. Zelfvertrouwen is een essentiële voorwaarde, en dat ontwikkel je alleen als je weet wat je moet doen. Ruben beschikte over die moed, en daarmee heeft hij waarschijnlijk het leven van zijn vader gered. Jongeren kunnen levens redden als ze beschikken over de juiste basisuitrusting. De politiek heeft nu de kans om te voorkomen dat jongeren in een situatie terechtkomen waarin zij niet weten wat ze moeten doen. Als we nu investeren in EHBO-trainingen in het voortgezet onderwijs hebben we over een paar jaar een samenleving waarin iedereen weet wat hij of zij moet doen in een noodsituatie, en in staat is om een ander te helpen. Niet alleen jongeren profiteren hier de rest van hun leven van, maar heel Nederland.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Heel veel dank voor uw inspirerende verhaal. De Kamer zal nu overgaan tot het bespreken van uw burgerinitiatief. Nogmaals dank.

Ik zou als eerste het woord willen geven aan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD voor haar bijdrage in eerste termijn. Het is ook haar maidenspeech.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik op het burgerinitiatief inga, maak ik van de unieke gelegenheid gebruik om wat langer het woord te nemen dan gebruikelijk en ook wat meer uit te wijden dan ik gewoon ben; dat zult u nog merken.

Ik vind het prachtig dat ik woordvoerder onderwijs ben. Ik heb echt een halve meter papier die ik nog moet doorlezen, maar ik ben maar begonnen te lezen over Haya van Someren, een boegbeeld binnen de VVD. Haya van Someren hamerde haar hele leven lang op onderwijs. Zij was een feminist avant la lettre, strijdbaar en bevlogen. Ze overleed te vroeg. Ik was toen 4. Het was het jaar waarin ik mijn schoolcarrière startte, op een basisschool in Arnhem. Na de basisschool ging ik met een klinkende Cito-score naar een scholengemeenschap, zoals iedereen dat deed. Terugdenkend realiseer ik me dat ik maar met één ander meisje uit mijn zesde klas van de basisschool op het vwo zat. Nu zeg ik als woordvoerder: dat is eigenlijk een vrij lage score. Mijn ouders waren reuzetrots dat ik op het vwo zat, omdat ik daarna dan naar de heao kon, om de hoek in Arnhem. Er is bij ons thuis of op school nooit over de universiteit gesproken. Dat woord kwam simpelweg niet voor in het vocabulaire.

Ik ging dus naar de heao, maar wel in Utrecht. En als resultaat van een soort persoonlijk experiment startte ik in jaar twee daarnaast ook een studie rechten. Dat was een gouden greep. Ik stapte na een jaar helemaal over naar rechten. Ik was de eerste in mijn familie die op het hoger onderwijs zat, en dat is wél iets. Ik was ontroerd door het artikel in het magazine van Het Financieele Dagblad van een aantal weken geleden waarin drie profielen stonden van jonge mensen, met als titel "Als eerste van je familie naar een universiteit". Ik herkende namelijk zo dat gevoel van een soort Alice in Wonderland te zijn, en ook het idee dat op een dag een docent aan je zal vragen: wat doe jij hier nou eigenlijk?

Maar ik zat er en ik bleef er, en met genoeg zelfvertrouwen en hard werken — waar dat nodig was — heb ik rechten in vier jaar afgerond. Ik heb met volle teugen genoten van het studentenleven. Zonder een vooropgezet plan heb ik de kansen uit het onderwijs dus heel goed benut. Dat heeft mij vrijheid gegeven en dat is voor mij het allerbelangrijkste wat er is. Een opleiding draagt bij aan meer keuzemogelijkheden in je werk, waardoor je natuurlijk ook je eigen geld hebt, en dus meer vrijheid. Met mijn academische titel kon ik starten met een traineeprogramma. Dat was natuurlijk een hele mooie en comfortabele start van mijn loopbaan.

Voorzitter. Maar een universitair diploma vind ik niet zaligmakend. Mijn ouders zijn ondernemers. In de jaren van hun leven dat ze op school hoorden te zitten, waren zij aan het werk. Want dat was de norm. Zij bouwden samen een eigen zaak op. Hebben zij pech gehad, omdat zij geen kans hebben gehad op een opleiding? Met de blik van vandaag, zeg ik: ja, zeker. Dat is kansenongelijkheid avant la lettre. Maar zijn ze zielig? Nee, volstrekt niet. Het leven is niet maakbaar. Het is de kunst om het maximale er voor jezelf uit te halen, in vrijheid. Dat hebben mijn ouders gedaan. Door hen houd ik ook zo van ondernemers: ondernemers met hun vrije geest, hun eigenzinnigheid en hun oeverloze inzet en verantwoordelijkheid. Zij verzinnen altijd weer hoe je van niets iets kan maken. Ik ben heel erg dankbaar voor wat ik van hen heb meegekregen. Het heeft me juist die dingen geleerd die ik op geen enkele manier uit de boeken had kunnen halen.

Voorzitter. Met heel veel trots sta ik hier. Het ondernemerschap zit in mijn DNA en ik ben jurist; dat is ook niet onhandig in dit vak. Dat neem ik mee als Kamerlid. Vandaag bespreken we het Burgerinitiatief EHBO in het voortgezet onderwijs. Een burgerinitiatief is een mooi staaltje ondernemerschap. Ik heb veel lof voor de inzet van het Rode Kruis, maar ook voor die van de heren Leenstra en Van Someren. Mijn fractie ondersteunt het initiatief van harte. We noemen het ook niet voor niets in ons verkiezingsprogramma.

Maar richting de minister wil ik zeggen: begrijp me goed, het zwaartepunt van het onderwijs ligt natuurlijk bij de basisvaardigheden, namelijk taal, lezen, rekenen en schrijven. Juist het niveau van die basisvaardigheden staat steeds verder onder druk. De kwaliteit van het onderwijs moet worden verbeterd. Dat geluid klinkt gelukkig ook van links tot rechts in deze Kamer; dat is een heel goed begin. Maar de oplossingsrichtingen verschillen. Welk niveau van kwaliteit streven we nu na? Hoe ziet die publieke verantwoording van het onderwijs eruit? We komen hier nog uitgebreid over te spreken. Daar kijk ik naar uit.

Voorzitter. Maar school is meer dan de basisvakken. Het gaat ook om socialiseren, om sporten en bewegen en om burgerschap. Wat de VVD betreft kan een training in levensreddende vaardigheden daar onderdeel van zijn. Want in het geval van een ernstige medische noodsituatie — u zei het al — is het handelen door omstanders in de eerste minuten cruciaal. Hoe meer mensen weten wat te doen, hoe beter. Ik hoor graag de reactie van de minister op het initiatief. In het bijzonder wil ik hem vragen hoe hij aankijkt tegen de wens van initiatiefnemers om dit een plek te geven in het curriculum. De discussie over de curriculumherziening loopt. Het werkveld is nu aan zet. Dat wil mijn fractie ook graag zo houden. Maar hoe kijkt de minister hiertegen aan? Is het voor de minister denkbaar dat EHBO een onderdeel is van het vak burgerschap, waarover in deze Kamer al veel is gesproken?

Voorzitter. Ook zonder de verplichting in het curriculum, moet het volgens mijn fractie mogelijk zijn om EHBO in het voortgezet onderwijs te stimuleren. Leerlingen willen het namelijk graag en voor de maatschappij is het pure winst. Hoe ziet de minister dit? Is de minister bereid om te verkennen hoe dit initiatief vanuit het ministerie kan worden ondersteund? Ook wil ik aan de minister vragen wie zo'n training volgens hem zou moeten geven. Dat hoeft natuurlijk niet de leraar te zijn — juist niet. Ik begreep dat er bijvoorbeeld geneeskundestudenten zijn die studiepunten kunnen krijgen voor het geven van dit soort trainingen. Ook het Rode Kruis heeft zijn medewerking aangeboden. Maar hoe staat de minister hiertegenover?

Voorzitter, ik rond af. Nogmaals dank aan de initiatiefnemers. Dit is voor mij een mooi voorbeeld van een concrete oplossing voor een concreet probleem, waar ook nog door degenen die het betreft, de jongeren, om wordt gevraagd. Dat is ook een groot compliment aan de jongeren die hierin hun verantwoordelijkheid willen nemen. Om maar in ondernemerstermen te spreken: een sluitende businesscase. Ik kijk uit naar de reactie van de minister.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Heel veel dank! Gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat we u kunnen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan verder. Ik geef mevrouw Westerveld van GroenLinks het woord.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst feliciteer ik vanaf deze plek mevrouw Michon van harte met deze maidenspeech. Ik weet nog dat het voor mij toen ook een bijzonder moment was. Ik mocht natuurlijk over onderwijs praten, maar het lijkt me heel bijzonder om hier te staan en over onderwijs te praten, over je eigen loopbaan en je eigen familie, en om je eigen situatie als eerstegeneratiestudent mee te kunnen nemen in je maidenspeech. Volgens mij is dat hartstikke mooi. We hebben met interesse geluisterd.

Voorzitter. Ook mijn complimenten aan de initiatiefnemers van dit burgerinitiatief. Het gebeurt niet zo heel vaak dat we hier een burgerinitiatief bespreken. Volgens mij is het voor mij zelfs de eerste keer, terwijl ik nu ruim vier jaar Kamerlid ben. Dat laat zien hoe bijzonder het is. Ik wil Marieke van Schaik bedanken voor haar heldere toelichting. Het is heel knap dat je hier in een paar minuten aan ons heel helder kunt maken waarom het zo hard nodig is.

Ik wil ook meteen mijn excuses aanbieden dat ik na deze inbreng helaas weg moet. Helaas zijn er soms meer dingen tegelijkertijd. Als je fractie kleiner wordt, moet je weleens op meerdere plekken tegelijk zijn, bijvoorbeeld bij een briefing over corona. Het is dus geen desinteresse, maar je kunt helaas niet op twee plekken tegelijk zijn.

Voorzitter. Toen ik me aan het voorbereiden was op dit debat, vroeg ik me af wie van ons kan reanimeren en weet hoe je een aed moet gebruiken. Ik weet dat in ieder geval niet. Ik zie de heer Peters al met zijn vinger, en mevrouw Michon; gelukkig maar dat er een aantal mensen hier zijn. Ik vroeg me af waarom ik het zelf niet kan. Dat komt omdat het nooit op mijn pad is gekomen. Dat is eigenlijk hartstikke zonde. Ik heb goed geluisterd naar de inleiding en gekeken naar de cijfers die het Rode Kruis heeft aangeleverd. Dan lezen we dat Nederland achterloopt op de rest van Europa en dat andere landen het veel beter doen. Maar 17% van de Nederlanders van 14 jaar en ouder heeft een geldig en erkend EHBO-diploma of -certificaat, terwijl deze kennis letterlijk levens kan redden. Dat werd heel duidelijk uit de inleiding.

Voorzitter. Ik was vorig jaar, toen de initiatiefnemers bij ons kwamen, ook meteen enthousiast. Ik heb een tijdje gesproken met de heer Leenstra, die daar zit. Ik vroeg me toen al af hoe het kan dat iets wat levens kan redden en zo belangrijk is, niet geregeld is. Ik had het er afgelopen week toevallig even over met mijn vader. Die heeft vroeger de mts gedaan. Hij zei: bij mij zat het gewoon in de opleiding. Hij heeft zelfs zijn diploma gehaald. Hij is nu lasser in de machinebouw. Hij zei: ik heb er gewoon mijn hele leven baat bij gehad dat ik mensen kan helpen als er bijvoorbeeld een ongelukje gebeurt op de werkvloer. Het is dan natuurlijk ook fijn dat er iemand in de buurt is die meteen weet hoe te handelen en dat je niet eerst hoeft te wachten totdat de bedrijfshulpverlener of iemand met nog meer medische kennis arriveert. Ik ben dan ook benieuwd of de minister weet hoe het nu kan dat dit kennelijk uit het lesprogramma is verdwenen of in ieder geval voor een deel van de mensen is verdwenen. Waar heeft dat mee te maken? Is er ook een duidelijke afweging geweest en wat maakt het dat dit nu niet meer in het lesprogramma zit? Wat maakt dit anders dan bij voorbeeld het verkeersexamen in het onderwijs? We vinden het heel logisch dat jongeren leren hoe zij veilig op straat kunnen fietsen. Weet de minister ook hoeveel scholen er nu wel EHBO-trainingen aanbieden? Zijn het inderdaad vooral de financiële barrières waardoor niet alle scholen dat doen? Wat vindt de minister van het voorstel dat hier nu wordt gedaan? Het gaat niet om een wekelijkse training maar om een aantal uren in het onderwijs. Ziet hij met de initiatiefnemers dat dit wellicht ook docenten kan ontlasten omdat iemand een gasttraining kan geven? Hoe ziet de minister dat?

Voorzitter. Ik rond af. Zoals ik zei, ben ik enthousiast. Ik hoop ook dat de minister straks met enthousiasme reageert. Het Rode Kruis wil dit graag maar ook maar liefst 60.000 mensen hebben hun handtekening gezet onder dit voorstel. Het LAKS, leerlingenorganisaties en negen politieke jongerenorganisaties waaronder onze eigen DWARS, hebben ook gezegd dit te steunen. Wat natuurlijk ook heel belangrijk is, is dat leerlingen in het voortgezet onderwijs aangeven dat ze dit zelf heel graag willen. Volgens mij helpt niets zo goed bij het geven van onderwijs als mensen gemotiveerd zijn om het te kunnen. Ik vind het dan ook heel mooi dat de leerlingen enthousiast zijn. Ik ben heel benieuwd wat de minister gaat doen met deze signalen.

De voorzitter:

Dank u wel, en succes met alle andere bezigheden vandaag. Ik geef de heer Beertema van de PVV het woord.

De heer Beertema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan mevrouw Michon. Het was een hele mooie maidenspeech; ik heb ervan genoten.

Voorzitter. Allereerst wil ik een woord van waardering uitspreken voor de indieners van dit burgerinitiatief. Een burgerinitiatief is de meest directe manier voor elke kiesgerechtigde om invloed uit te oefenen op de politiek en op het landsbestuur, maar er zijn nogal wat voorwaarden waaraan zo'n initiatief moet voldoen. En de grootste hindernis is natuurlijk die minstens 40.000 ondersteunende handtekeningen. Het zijn er 60.000 geworden. Het is niet voor niets dat er van 2006 tot 2020 slechts acht burgerinitiatieven uiteindelijk plenair behandeld zijn in de Tweede Kamer. Dat dit initiatief vandaag op de rol staat, is dan ook een groot compliment waard en dat compliment geef ik hier dan ook graag aan de initiatiefnemers.

Het is belangrijk dat jongeren kennis hebben van hoe ze moeten handelen als er een ongeval heeft plaatsgevonden. Wij vinden dat niet alleen voor jongeren belangrijk, nog belangrijker is het voor de slachtoffers uiteraard, maar ook voor de gehele samenleving is dat bepaald geen overbodige luxe. De vraag is alleen of het onderwijs daarvoor verantwoordelijk zou moeten zijn. Het onderwijs wordt al een tijdje gezien als een vergaarbak voor alle maatschappelijke problemen en elk maatschappelijk ongemak dat niet zo gemakkelijk geparkeerd kan worden. Het onderwijs als panacee tegen alle maatschappelijke kwalen. Of het nu gaat om meer bewegen, gezonder eten, drugspreventie, de strijd tegen roken en alcohol, veiliger verkeer, het bestrijden van de opwarming van de aarde of het uitbannen van Zwarte Piet, het onderwijs weet raad. Althans dat denken de burgers, de lobbyisten en de activisten, vooral deze bewegingen die allemaal hun eigen thema presenteren als het gewichtigste van allemaal. En het zijn ook belangrijke thema's, elk met hun eigen waarden, overigens op de twee laatste thema's na, zoals u zult begrijpen vanuit ons perspectief. En allemaal weten ze zeker dat ze levens gaan redden, de wereld gaan redden zelfs, als het onderwijs maar zijn uiterste best doet om ruimte te creëren in het curriculum. Maar, voorzitter, het onderwijs weet geen raad. We bedoelen dit oprecht niet cynisch en ook wij zien de meerwaarde van het geven van EHBO-lessen aan jongeren, maar niet binnen het voortgezet onderwijs. Ons bezwaar tegen dit soort initiatieven is vooral gebaseerd op de onstilbare drang om ons onderwijs verder op te vullen met allerlei zaken die geen of nauwelijks raakvlakken hebben met de primaire taak van het onderwijs. Die primaire taak is emanciperen en verheffen, het overdragen van kennis en kunde en aan de basis daarvan ligt het onderwijs in de kernvakken. Die kernvakken zijn lezen, schrijven en rekenen. Zolang wij het accepteren dat bijna een kwart van de vijftienjarigen als semi-analfabeet, als functioneel analfabeet zoals dat heet, naar het vervolgonderwijs gaat en dat 53% van de basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs gaat zónder de wettelijk gestelde streefniveaus voor rekenen te halen — en daarmee eigenlijk gezakt zouden zijn, want zo moeten we het ook weer zien, als er een eindexamen in het primair onderwijs zou bestaan — hebben wij andere, urgentere problemen.

Het burgerinitiatief stelt dat veel mensen niet weten wat ze moeten doen wanneer er een ongeval heeft plaatsgevonden en dat bijna alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar van mening zijn dat EHBO-cursussen op het voortgezet onderwijs gegeven zouden moeten worden. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht dat EHBO-onderwijs op middelbare scholen zorgt voor een verbetering van de volksgezondheid en zelfs voor verlaging van de kosten in de zorg. Wij vinden dit soort uitspraken twijfelachtig, maar we vinden ze vooral typerend voor de manier waarop naar ons onderwijs wordt gekeken als het erom gaat waar ons onderwijs nou inderdaad zorg voor dient te dragen. Het is geen taak van het funderend onderwijs om de volksgezondheid te verbeteren, of de kosten in de zorg te verlagen. Bij deze misconceptie gaat het al mis. Wij vinden het zeer twijfelachtig dat het subsidiëren — kosten: 5 miljoen euro — van EHBO-onderwijs zou kunnen leiden tot een besparing van zo'n 280 miljoen euro. Het lijkt ons een beetje uit de lucht gegrepen en dit soort verwachtingen doen toch enigszins afbreuk aan de relevantie van het initiatief.

Voorzitter, ten slotte. Het Rode Kruis heeft van oudsher altijd een functie gehad in de wijken. Daar worden lessen EHBO gegeven, bij mij in de straat zelfs. Daar zie ik altijd enthousiaste mensen naar binnen en naar buiten komen. Daar worden mensen gekwalificeerd in het verlenen van eerste hulp. Wij zouden graag zien dat deze rol weer met verve wordt opgepakt. Daar, op die plek, maar ook in het private bedrijfsleven en in de publieke en semipublieke sector hoort dit wat ons betreft meer thuis dan in het overvolle en oververmoeide onderwijs.

Zo staat de fractie van de PVV erin. Ik wens in ieder geval de initiatiefnemers alle succes met hun missie om EHBO op die manier onder de aandacht van de burgers te brengen.

Tot zover, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Beertema, dank u wel. Dan gaan wij verder met de heer Peters van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Voorzitter. De kern van goed onderwijs is intensief contact tussen leerling en leermeester, excellente lessen dus. Ik sta in principe sceptisch tegenover alles wat daarvan afleidt of af zou kunnen leiden.

Voorzitter. Wij spreken vandaag over een burgerinitiatief en dat gebeurt niet zomaar. Het kost energie en moeite om een initiatief in de Tweede Kamer besproken te krijgen. Voor het initiatief, de passie en de inhoud heb ik niks dan heel veel respect.

Geconfronteerd met passie is de mens geneigd om mee te bewegen, om mee te denken in het straatje en in de gedachtegang van de indiener, ik eigenlijk ook. Misschien is men niet direct geneigd om te zeggen "laten we het voorstel een-op-een overnemen", maar dan toch om te proberen te onderzoeken of en hoe iets ingepast zou kunnen worden. Dat klinkt verstandig, want wie is tegen onderzoek? Wie is tegen EHBO? Helemaal niemand, en bovendien leggen we ons nergens op vast. Maar toch wil het CDA helder zijn. Wij willen geen verplichte EHBO-lessen op school en wij willen ook geen valse hoop wekken door iets te laten onderzoeken. Ik zal uitleggen waarom.

Voorzitter. Een school is als het goed is een waardengemeenschap, een plek waar je als leerling natuurlijk kennis opdoet. Dat vooral, maar ook een plek van inspiratie, van dialoog, van bemoediging en van ontmoeting. Een plek dus waar je kunt groeien als mens. Dat geldt niet in de laatste plaats ook voor docenten.

Wat het CDA betreft, hebben mensen en gemeenschappen van mensen rust, reinheid, regelmaat en rituelen nodig om te kunnen groeien. Rust, vastigheid en focus, en daar ontbreekt het wat ons betreft op heel veel scholen aan. In mijn onderwijscarrière heb ik als interim-directeur op verschillende scholen geleerd dat het op de meeste zwakke scholen niet ontbreekt aan goede wil, niet ontbreekt aan docenten die keihard werken en ook niet ontbreekt aan een veelvoud van initiatieven en goede bedoelingen. Het ontbrak aan vastigheid, aan rust, aan een focus.

Voorzitter. Het valt als onderwijsgemeenschap ook niet mee om die vastigheid, die rust en die focus te bewaren, om er als team alles aan te doen zodat de lessen, daar waar de ontmoeting tussen leerling en leermeester plaatsvindt, op de eerste, de tweede en de derde plaats blijven staan. Want er is zo veel belangrijk en we zijn zo gemakkelijk enthousiast, en hoe groot kan de belasting nou zijn van dat ene project, die andere buitenlandse reis, de volgende onderwijskundige profileringsmogelijkheid of toch de zoveelste buitenlesactiviteit? Die belasting valt allemaal wel mee, toch?

Voorzitter. Wij spreken hier vandaag over een burgerinitiatief: EHBO, levensreddende vaardigheden, als vast onderdeel van het lesprogramma op middelbare scholen. Niemand hoeft mij te overtuigen van het belang van het aanleren van die vaardigheden, helemaal niemand. Het is niet dat ik het redden van mensenlevens niet belangrijk vind of het niet belangrijk vind dat mensen iets voor elkaar over hebben, maar het CDA is zeer terughoudend als het gaat om het verplicht opleggen van nieuwe lesprogramma's of onderdelen daarvan in het curriculum. Laten we scholen helpen zich te focussen op wat er allemaal al moet gebeuren. Daar valt nog heel, heel veel winst te boeken. Ik ben benieuwd hoe de minister dat ziet.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp dit allemaal wel. Natuurlijk moeten we heel voorzichtig zijn. Ik kan me ook wel vinden in grote delen van het verhaal van de heer Beertema als het gaat om de zorgen die er zijn over de overbelasting, het afwijken van basisvaardigheden et cetera. Mijn collega van het CDA staat hier een heel mooi verhaal te houden dat het CDA absoluut niet wil dat er allemaal dingetjes bij het onderwijs komen, maar ik mag de heer Peters er toch aan herinneren dat in het vorige programma van het CDA nog voorkwam dat we allemaal het Wilhelmus uit ons hoofd moesten gaan leren. Ik vraag me af hoe hij daarop terugkijkt, als hij die grote woorden hier gebruikt. Wat was zijn standpunt daarover destijds? Heeft hij die strijd verloren?

De heer Peters (CDA):

Ik vind dit wel prachtig. Ik had echt van alles zien aankomen van de heer Van Meenen …

De heer Van Meenen (D66):

Nou, ik heb nog veel meer.

De heer Peters (CDA):

Maar dat we het Wilhelmus gaan afzetten tegen het curriculum? Nee, dat ging natuurlijk om heel wat anders. Dat ging over het benadrukken … Net wat wij zeggen: als het goed is, zijn wij als school, maar ook als gemeenschap, als Nederland, een waardengemeenschap. Het is belangrijk om dat wat we delen met elkaar — ik hoop toch dat we sommige dingen met elkaar delen — af en toe te benadrukken. In die context moet u dat zien, meneer Van Meenen, maar dat weet u ook wel.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp dat antwoord.

De heer Peters (CDA):

Het klopt ook.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zou het misschien zelf ook hebben gegeven als ik niet meer wist hoe het verder moet. Even voor de helderheid. We worden overstroomd met verzoeken voor bijvoorbeeld een cursus pitrieten, een cursus liefde, een cursus geluk, mindfulness, noem het allemaal maar op. Daar kan je van alles van vinden. D66 zou daar ook niet over zeggen: jongens, gooi het er allemaal maar bij. Maar het gaat hier wel over een waarde, namelijk de waarde van het leven zelf. Dat staat hier op het spel. Het gaat hier over levensreddende handelingen, niet over pitrieten of creatief met kurk.

De heer Peters (CDA):

Macrameeën, kleien; nee.

De voorzitter:

Uw vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Maakt u vanuit uw waarden nog een onderscheid tussen het een of het ander, tussen wat u wel of niet toevoegt aan het curriculum?

De heer Peters (CDA):

Het is eigenlijk heel simpel. De heer Beertema zei het ook. Het is heel belangrijk om kinderen te leren dat ze geen drugs moeten gebruiken. Dat redt levens. Het is heel belangrijk om les in psychische gezondheid te geven. Het is heel belangrijk om lessen te geven over gezond zwanger worden of gezond niet zwanger worden. We kunnen dat allemaal doen. Dan stopt het; dan kunnen wij die focus niet aanbrengen in het onderwijs. De chaos die het links en rechts gewoon is, wordt dan niet minder maar meer en dat wil ik gewoon niet. We krijgen ook mails en vragen dat het niet goed gaat met de geestelijke gezondheid van kinderen en dat we lessen daarover moeten opnemen in het curriculum. Wij kunnen dat gewoon niet allemaal doen en volgens mij ben ik er heel helder in dat ik dat ook niet wil.

De voorzitter:

Afsluitend.

De heer Van Meenen (D66):

Ja, toch nog één poging om het iets zuiverder te krijgen. Als je goed naar het initiatief kijkt, wordt hier eigenlijk helemaal niet iets van het onderwijs gevraagd. Het is een aanbod aan het onderwijs om door anderen dan leraren die lessen te laten verzorgen. Maakt dat nog iets uit voor de heer Peters of wil hij liever het beeld creëren dat dit allemaal even op het bordje van de leraar wordt gegooid?

De heer Peters (CDA):

Nou, ik wil juist voorkomen dat er überhaupt veel extra dingen op het bordje van de leraar gegooid worden. Ik heb ook heel duidelijk gehoord dat dit buitenlesactiviteiten zijn die gegeven kunnen worden door mensen van buiten. U kunt er zelfs nog studiepunten aan verdienen. Dat is allemaal prima. Als een school denkt dat ze dat moeten doen, dan moeten ze dat ook doen, maar dat is toch nog iets anders dan dat ik vanuit Den Haag moet zeggen dat ik vind dat het moet? Ik vind dat niet.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het natuurlijk totaal eens met de spreker die zegt: het gaat om taal, rekenen, lezen. Daar zal niemand het mee oneens zijn, maar heeft u ook in het initiatief gezien wat de belasting in uren is voor deze training, waar inderdaad mensenlevens mee kunnen worden gered? Kent u de belasting?

De heer Peters (CDA):

Ja, die heb ik gezien. Sterker nog, nog vlak voordat wij dit debat ingingen, heb ik nog even koffie gedronken en toen werd gezegd: we geven die lessen zelf, dus we hebben vooral tijd in het rooster en een ruimte nodig. Dat valt allemaal wel mee, zoals dat eigenlijk ook is bij al die andere buitenlesactiviteiten die we doen en die we ook belangrijk vinden. Ook die kosten nauwelijks tijd en energie. En dat is nou net het probleem: we doen er veel te veel.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik vind het wel belangrijk om te onderstrepen dat het om drie uur gaat in een periode van zeker vier jaar dat je op de middelbare school zit, als het niet vijf of zes jaar is: drie uur en één keer een herhaling van nog een keer drie uur. Als het over buitenschoolse activiteiten gaat, als het gaat over andere zaken dan rekenen, taal en lezen — ik weet niet hoe u het zei — dan zou dat ook betekenen dat zaken als een uitje hier of daar op een middelbare school er allemaal uit moeten. Bent u het met mij eens dat een school zoveel meer is dan sec lezen, rekenen, schrijven en taal? Juist deze drie uur belasting waarmee levens kunnen worden gered, moeten we dan toch als Kamer onderschrijven?

De heer Peters (CDA):

Het is een mooie redenering, maar ik zal u uitleggen waarom die wat mij betreft niet opgaat. Kijk, die scholen kiezen zelf voor allerlei activiteiten waarmee zij de zaak in mijn ogen … Je mag ervoor kiezen, want school is veel meer dan alleen die lessen. De school is een waardegemeenschap. Het gaat om dialoog en ontmoeting, het gaat om groei als mens. Maar er is focus voor nodig op wat een school wil doen. Als een school ervoor kan kiezen om allerlei activiteiten te doen buiten de school, dan kan die school er toch ook kiezen om die even niet te doen en in plaats daarvan deze EHBO-training, deze reddende manier van werken, te laten geven? Dan moet zo'n school dan doen. Het is niet aan mij en zeker niet vanuit Den Haag om te kiezen hoe zij dat moeten doen. Vanuit mijn eigen onderwijscarrière of mijn eigen kijk op scholen zie ik dat scholen eigenlijk alles doen. Ze kiezen niet. En ik ga ze niet dwingen om nog iets te kiezen.

De voorzitter:

Mevrouw Michon, kort.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, afsluitend. Dan vind ik het spijtig dat mijn collega hier niet het signaal afgeeft dat in de keuze die een school kan maken, Den Haag zegt: wat ons betreft zou deze training van drie uur waar je levens mee kan redden bovenaan uw prioriteitenlijstje moeten staan. Dat signaal kunnen wij vandaag afgeven. En dat doet uw fractie dus niet.

De heer Peters (CDA):

Nee, dat klopt, omdat ik helemaal niet vind dat wij vanuit Den Haag moeten kiezen wat scholen moeten kiezen. Ik kan wel zeggen dat ik, als ik schooldirecteur was, eerder zou kiezen voor een cursus levensreddend werken dan voor een cursus pitrieten of wat was het. Dat zou ik zeker doen, zonder enige twijfel. Maar dan ben ik directeur van een school en geen Tweede Kamerlid in Den Haag.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik ben heel erg benieuwd hoe mijn collega van het CDA het feit dat we hier al een paar keer hebben gehoord dat deze training geen druk legt op het curriculum — het is een aanbod van buitenaf voor een paar uur — rijmt met de woorden "emancipatie" en "verheffen" die hij heeft gebruikt. Wat is er niet emanciperend, wat is er geen onderdeel van verheffing, aan het leren van levensreddende handelingen?

De heer Peters (CDA):

Ik heb het niet gehad over emanciperen of verheffen. Dat was de heer Beertema, maar dat maakt niet uit, want ik had het kunnen zeggen. Er is niks emanciperend of verheffend aan het leren van levensreddende vaardigheden.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Is mijn collega het met mij eens dat iedereen die in staat is om een ander te helpen op het moment dat het er echt toe doet, letterlijk voor ons allemaal van levensbelang kan zijn? Als er straks met u iets gebeurt, dan hebben we vandaag toevallig drie gasten in huis van wie ik zeker weet dat ze kunnen helpen. Het zou fijn zijn als er hier ook zulke mensen zijn op andere momenten. Ik kan u geruststellen: ik ben er daar een van, ik zou u kunnen helpen. Wat kunt u erop tegen hebben dat wij ervoor zorgen dat alle volwassenen van de toekomst — dat zijn de jongeren van vandaag — diezelfde skills meenemen voor de rest van hun leven? Zij kunnen vrienden, familie, collega's, ouders, iedereen in hun omgeving helpen op het moment dat het nodig is.

De heer Peters (CDA):

Daar zou ik helemaal niets op tegen kunnen hebben. Sterker nog, dat zou heel mooi zijn. De vraag is alleen of ik het via het onderwijs wil organiseren of, sterker nog, dat ik het vanuit Den Haag verplicht wil stellen om het via het onderwijs te organiseren. Ik maak die keuze niet.

De voorzitter:

Mevrouw Simons, afsluitend.

De heer Peters (CDA):

Sorry, nog heel even. Die keuze maak ik niet. Ik wil scholen namelijk helpen om te zeggen: ik heb een focus en die moet niet liggen op allerlei buitenlesactiviteiten, hoe belangrijk ook. Want ze doen al zo ongelofelijk veel dat het bij veel scholen eerder … Het gaat te ver om het een chaos te noemen, maar het is gewoon te veel. Ik wil er dus niet nog meer bij leggen omdat ik het belangrijk vind.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):

We weten dat we geen druk leggen op het curriculum, de docenten en de scholen. Dit is namelijk niet iets wat zij zouden moeten uitvoeren. Dit is een dienst die verleend zou kunnen worden voor enkele uren. Dat argument blijft voor mij dus helaas niet overeind staan. Maar dan het volgende. We geven in dit land verkeersveiligheidslessen, omdat we het belangrijk vinden dat kinderen veilig door het verkeer kunnen. We geven zwemlessen, omdat we het belangrijk vinden dat kinderen zich kunnen redden in het water. Waarom kunnen we kinderen niet leren hoe je een verband goed aan moet leggen, hoe je de juiste pleister moet plakken en hoe je iemand in de stabiele zijligging moet leggen op het moment dat dat er echt toe doet?

De heer Peters (CDA):

Dat zou best een goed idee kunnen zijn, zeg ik dan tegen mevrouw Simons. Als scholen zeggen "dat wil ik doen, dat past en ik doe niet allerlei buitenlesactiviteiten, ik ga niet ieder jaar op schoolreisje naar het buitenland, ik geef geen computercursus hier, lessen over roken daar, een insmeerles zus en een psychische gezondheidsles zo", wat allemaal ook gebeurt, dan mogen ze die keuze van mij best maken. Ik zeg alleen dat ik er niet voor kies om vanuit Den Haag te zeggen: dat gaan we op die manier organiseren. Dat moeten scholen zelf doen, als ze dat willen.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Gündoğan van Volt.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Ik vind het opvallend dat er een vooringenomenheid is alsof het absoluut niet zou kunnen passen, in plaats van dat we kijken hoe we uit de zesjescultuur komen en de scholen kunnen helpen dit wel te verwerken, dit wel aan te bieden. Noorwegen en ook andere landen laten zien dat excellent onderwijs en het aanbieden van EHBO wel tezamen kunnen gaan. In plaats van uw redenatie "het past niet, het kan niet, het hoort niet, ik ga scholen niet vanuit Den Haag dicteren" zouden we dus ruimer kunnen kijken hoe we dit wel kunnen laten passen. Bent u dat met mij eens?

De heer Peters (CDA):

Ik ben het er niet mee eens dat ik gezegd zou hebben dat het niet kan en dat het niet past. Ik zeg: ik ga niet vanuit Den Haag een school opleggen om dat te doen, want ze doen al zo ontzettend veel. Het zou heel goed kunnen passen. Het zou voor heel veel scholen zelfs een goed idee kunnen zijn. Waarom niet? Het zou zelfs een heel goed idee kunnen zijn. Alleen, ik wil scholen helpen om te kiezen. Ik wil geen dingen opleggen vanuit Den Haag, hoe belangrijk ze ook zijn. Het kán wel. Ik kan natuurlijk zeggen: "Ja, waarom een zesjescultuur? We gaan psychische gezondheidslessen geven voor kinderen. Daar worden ze minder depressief van. Dat redt levens." Ik denk dat dat nog werkt ook. Alleen, ik kan niet vanuit Den Haag zeggen "dat zult u ook nog eens even doen", ook niet als iemand van het GGZ die cursus komt geven, om maar een voorbeeld te geven. We moeten gewoon zeggen dat het onderwijs het al ongelofelijk druk heeft met zichzelf. Alles wat afleidt van die kern — ik heb het dan echt over excellente lessen, die wat mij betreft op een, twee en drie staan … We moeten gewoon heel erg oppassen om hier vanuit Den Haag te zeggen: gij zult nog een beetje meer doen. Het heeft altijd invloed.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Ja, maar als we het hebben over de verschillen in het onderwijs, dan weten we dat onderwijs heel erg aan postcodegebieden gekoppeld is. Kinderen in bepaalde postcodegebieden, met name de kinderen met lage sociaal-economische achtergronden, komen niet puntgaaf aan in het onderwijs. Dat kunnen we ook met elkaar vaststellen. Het onderwijs dat daar wordt aangeboden, moet dus sowieso extra dingen oppakken in vergelijking met een postcodegebied waar het allemaal wel goed toeven is. Dus in plaats van dat we vanuit Den Haag denken hoe we daar weer maatregelen kunnen neerleggen waardoor ieder kind zich maximaal, tot de top van zijn kunnen, kan ontplooien, vooruit kan komen en vrij kan zijn, zitten we gewoon vast in de vrijheid van het onderwijs. Wie is hier nu belangrijker: het kind of het onderwijs, dat gewoon vooral door ouders en directeuren van scholen wordt ingevuld?

De heer Peters (CDA):

U maakt het heel breed. Er zijn wijken waar inderdaad ongelofelijk veel kinderen van school komen die als functioneel analfabeet het leven in moeten, die niet door rijke ouders bijles kunnen krijgen, die we dyslectisch verklaren en die niet door een bureau alsnog goed leren lezen en schrijven — nou, matig leren lezen en schrijven. Juist voor die kinderen en die scholen zou ik echt speciaal zeggen: de focus moet liggen op lezen, taal, rekenen en burgerschapsvaardigheid. Juist daar. Als we op die scholen gaan zeggen "we vinden het zo belangrijk dat u excellent wordt", terwijl een kwart niet kan lezen … Dat vind ik helemaal de verkeerde weg. Juist daar moet de focus liggen op de basis.

De voorzitter:

Mevrouw Gündoğan, afsluitend.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Dan vind ik vanuit mijn Europese blik toch … Kijk naar Finland, dat wel excellent onderwijs biedt en dat volgens de OESO jaar in, jaar uit de top vormt in Europa. Daar wordt gewoon iedere dag sport, spel en cultuur aangeboden. U doet nu alsof klassieke, cognitieve vakken haaks staan op verdere ontwikkeling. Dat hoeft niet zo te zijn en Finland toont dat. Ik daag u dus uit om met mij over de grenzen heen te kijken en het onderwijs in Nederland ook next level te trekken.

De heer Peters (CDA):

Ik ben toevallig ook in Finland geweest en ik heb echt niet beweerd dat het feit dat ze daar meer sporten, de reden is dat ze daar excellent onderwijs aanbieden. Dat heeft heel veel andere redenen. Ik zeg ook niet dat het onderwijs er slecht van wordt als we op een school in een achterstandswijk heel veel gaan gymmen. Dat is het gewoon niet. Ik wil echt met u meedenken over de vraag hoe we het onderwijs next level kunnen trekken, maar als de basis niet op orde is op heel veel plekken, als het geen 6 is, ga ik hier niet zeggen dat ik erin ga investeren dat het een 9 moet worden. Zo zie ik het.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan is nu het woord aan de heer De Hoop van de PvdA. Ook voor u is het vandaag uw maidenspeech.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter. Toen ik vier weken oud was, werd ik door mijn biologische moeder te vondeling gelegd in een cafeetje in Addis Abeba. Twee politieagenten brachten mij bij het dichtstbijzijnde weeshuis in die stad. Een paar maanden later werd ik geadopteerd door mijn Friese heit en mem. Wie mij op deze wereld heeft gezet, is mij onbekend, maar over wie mij de liefdevolle opvoeding hebben gegeven waardoor ik vandaag op deze plek kan staan, bestaat geen enkele twijfel.

Mijn heit groeide op in Wommels. Van jongs af aan hielp hij mijn pake Daan op de boerderij, en op zijn 23ste nam hij de grootse verantwoordelijkheid van het bedrijf op zich. Nu, 40 jaar later, woont hij nog altijd met zijn grote liefde op de Súdhoeke. Mijn moeder Tineke groeide ook op op een boerderij, maar dan in Elst. Op haar 20ste werd zij laborant bij de meelfabriek van Koopmans in Leeuwarden. Toen ze een paar jaar geleden haar baan kwijtraakte, stroopte ze haar mouwen op en ging ze de schoolbanken weer in, om nu een van de drijvende krachten op de revalidatie te zijn in Leeuwarden, en dat in coronatijd.

Voorzitter. Ik weet als hun zoon dat het krijgen en pakken van kansen geen onderdeel is van je DNA. Het gaat over datgene wat en diegenen die je om je heen hebt. Daar gaat kansengelijkheid over. Kansengelijkheid gaat over veel meer dan geluk. Het gaat over wat je meekrijgt en wat je kan leren, op school en om je heen, van ervaringen of van de voetbaltrainer van de club in je dorp. Kansengelijkheid komt niet zomaar aanwaaien. We hebben als samenleving en als politiek de verantwoordelijkheid om die te organiseren voor ieder kind. Ervaringen opdoen, nieuwe dingen leren en daarmee kansengelijkheid verder versterken, dat past bij vrolijk, fijn en veilig onderwijs.

Daarom ben ik ook zo enthousiast over het burgerinitiatief EHBO in het onderwijs. We inspireren op jonge leeftijd de artsen en verpleegkundigen van de toekomst. Ik wil de initiatiefnemers van harte bedanken voor dit initiatief. Meer dan 60.000 mensen steunen de oproep van het Rode Kruis aan de politiek om les te bieden in eerstehulpvaardigheden. Kunnen reanimeren is van levensbelang. Het stelt mensen beter in staat om te durven ingrijpen wanneer iemand in hun omgeving een hartaanval of een epileptische aanval krijgt. Het is voor de Partij van de Arbeid wel belangrijk dat leraren hiermee niet nog verder belast worden. Van een overbeladen onderwijsprogramma wordt immers geen kind beter. Wanneer een dergelijk voorstel niet ten koste gaat van reguliere onderwijsprogramma's, staat de PvdA hier positief tegenover.

Ik heb zodoende een aantal vragen aan de minister. Hoe kijkt hij naar het argument van de initiatiefnemers dat het grootschalig mogelijk maken van EHBO-lessen in het onderwijs geen effect heeft op de nu al veel te hoge werkdruk, aangezien de lessen worden aangeboden door derden? Deelt hij deze kijk op de plannen? Ziet de minister mogelijkheden om het aanbod van EHBO-lessen te stimuleren vanwege de maatschappelijk toegevoegde waarde en de mogelijke gezondheidswinst die hiermee te behalen is? Is hij ook bereid om in overleg te treden met de minister van VWS? Ziet de minister toegevoegde waarde in het bieden van les in hulpverlening om begrip en affiniteit te creëren voor de rol van hulpverleners? Dat is vandaag nog niet benoemd. Ziet hij dit als een mogelijkheid om geweld tegen hulpverleners in de toekomst te verminderen of verwacht hij dat dat geen verband heeft?

Voorzitter. Het is een eer en het blijft een eer om hier de komende jaren te mogen staan.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel voor uw heel persoonlijke en ook inspirerende verhaal. Gefeliciteerd. Dit was uw maidenspeech. Ik ga schorsen om u te feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dit belooft veel goeds. Alle maidenspeeches die we tot nu toe horen, zijn stuk voor stuk inspirerend en tot de verbeelding sprekend. Wij gaan nu naar de derde maidenspeech luisteren: die van mevrouw Gündoğan van Volt. Aan u het woord.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Dank u wel.

Mevrouw Tellegen (VVD):

U kunt de microfoon iets meer naar beneden doen.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Ja, ik ben niet zo lang. Klopt.

De voorzitter:

Beter.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Voorzitter. Ik wil beginnen met een gesprek uit het prachtige boek De Vliegeraar van Khaled Hosseini dat mij als lezer altijd is bijgebleven. In dit gesprek met zijn zoon, die zijn vader Baba noemt, zegt de vader: "Luister. Wat de mullah ook mag beweren, er is slechts één zonde, niet meer dan een. En dat is diefstal. Elke andere zonde is een variatie op diefstal. Begrijp je dat? (…) Als je iemand vermoordt, steel je een leven, zei Baba. Je steelt het recht van zijn vrouw op een echtgenoot en berooft zijn kinderen van een vader. Als je een leugen vertelt, steel je iemands recht op de waarheid. Als je iemand bedriegt, steel je zijn recht op een rechtvaardige behandeling. Kun je dat volgen?" Amir kon dat.

De vraag die nu aan deze Kamer gesteld moet worden is: kan de Kamer dat ook volgen? Ik noem slechts enkele voorbeelden. Het vluchtelingenkamp Moria draagt met het inhumane beleid bij aan de diefstal van menselijke waardigheid. De toeslagenaffaire is voor getroffen gezinnen diefstal van hun mooiste jaren. Het verwaarlozen van het klimaat is diefstal van een schoon milieu voor de komende generaties.

Vandaag zijn wij hier om te debatteren over EHBO in het onderwijs. Voor Volt is dat een onderwerp dat wij van harte steunen. Tegelijkertijd kan anno 2021 op sommige scholen niet eens aan kinderen getoond worden hoe een condoom om een penis gedaan moet worden. Dit zou volgens die scholen haaks staan op de religieuze opvatting, waarmee die belangrijker wordt geacht dan adequate seksuele voorlichting. We zien scholen waar jongens en meisjes niet samen mogen sporten. Een school die moeite heeft met de evolutietheorie van Darwin. Scholen waar transgenderpersonen pijnlijk neergezet worden als jongens die op meisjes willen lijken of vice versa. En dan heb ik het nog niet eens gehad over scholen waar kinderen ongevraagd uit de kast worden geduwd. Volt vindt dat dit niet alleen anders kan, maar dat dit ook anders moet.

Voorzitter. Het is dit soort onderwijs dat wij in Nederland niet alleen accepteren, maar ook financieren. Wij financieren daarmee de diefstal van kennis en optimale ontplooiing van het kind. En alsof dat niet erg genoeg is, draagt die financiering bij aan segregatie. Want op die scholen zijn kinderen van een andere religie dan wel zonder religie niet welkom, net als kinderen die lhbti-plus zijn of, zoals die scholen zelf stellen: kinderen die lhbti-plus doen. Op individueel niveau worden kinderen afgewezen. De kinderen die wel welkom zijn op dergelijke scholen worden gesegregeerd en in een parallelle wereld opgevoed. Segregatie, een woord waarbij we denken aan een vervlogen verleden of aan oneerlijke samenlevingen elders, ver weg. Het vindt dagelijks plaats in ons onderwijs. In plaats van ruimte bieden aan Bildung geven we kinderen een stolp waarin ze moeten opgroeien.

Maar dit is niet het enige in het onderwijs dat structureel en fundamenteel scheefgroeit. Ooit was onderwijs de plek waar je als kind de ladder van sociale mobiliteit kon beklimmen. Ik heb het mogen doen. Maar inmiddels is kansenongelijkheid luid en duidelijk aanwezig, al zou dat ons niet mogen verbazen. De rapporten van de OESO laten die trend al een geruime tijd zien, samen met cijfers van scholen waar een kwart van de kinderen zonder ontbijt naar school gaat en in de winter geen dichte schoenen draagt. Dus je hoeft geen kinderarts of pedagoog te zijn om te weten dat het slecht leren is onder dergelijke omstandigheden. We stelen hierdoor een onbezorgde jeugd. Maar we stelen meer: we stelen van onze arbeidsmarkt de toekomstige kenniswerkers en we stelen van onze democratie haar eigen burgers die fiducie hebben in hun land en in hun overheid. Juist de overheid moet instaan voor het bieden van sociale zekerheid. Want zoals de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt zo mooi zei: True individual freedom can not exist without economic security and independance. People who are hungry and out of a job are the stuff of which dictatorships are made. FDR was een groot staatsman en is voor mij nog steeds een persoonlijke inspiratiebron. Wat hem zo bijzonder maakte, is dat hij keuzes maakte die tegen zijn eigen belang ingingen. Zelf kwam hij uit een zeer bevoorrechte familie, maar hij had oog voor de gewone Amerikaan. Dat is wat een staatsman doet: niet stelen van, maar het geven aan zijn mensen, niet voor het eigen belang kiezen, maar voor het algemeen belang, niet het afbreken van, maar juist het bouwen aan de komende generaties.

Voorzitter. We staan aan de vooravond om de toekomst van nieuwe generaties te vormen, een generatie van kinderen voor wie het niet mag uitmaken of hun moeder radioloog of hun vader conducteur is, een generatie wiens achternaam, huidskleur of geloof hen niet op voor- of achterstand mag zetten, een generatie die met een gevulde maag en warme, schone kleren in staat is om te leren en te spelen, een generatie die om in de woorden van Baba te spreken, moet kunnen rekenen op een rechtvaardige behandeling. Een generatie die straks de mogelijkheid heeft om zich te kunnen ontwikkelen tot de staatsmensen van dit land. Maar dan moeten wij het onderwijs werkelijke Bildung laten geven en ruimte geven aan onze kinderen, want hun kansen en toekomst zijn vervlochten met onze keuzes in de Kamer. Daar ga ik mij de komende jaren voor inzetten.

(Applaus)

De voorzitter:

Dank u wel voor u heel bevlogen verhaal, met een persoonlijke noot. Erg mooi dat u refereerde aan het boek De Vliegeraar, voor veel mensen een heel mooi boek. Dank u wel en gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik schors voor een kort ogenblik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het is niet zijn maidenspeech, maar de heer Van Meenen heeft het woord.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, ik word helemaal blij vandaag. Echt! Dat komt niet alleen omdat ik u weer zie, maar ook omdat we vandaag zo'n mooi initiatief bespreken. Maar het komt om te beginnen door de drie maidenspeeches die ik gehoord heb. Ik word daar helemaal vrolijk van. Het is echt een genoegen om iets meer uit het leven van mensen te horen en om te zien hoe sterk de levens van mensen en het feit dat ze uiteindelijk hier belanden, te maken hebben met het onderwijs en met het bieden van kansen aan iedereen. Dat zeg ik als eerstegeneratiestudent, net als mevrouw Michon, als schoonvader van een prinses die haar oorsprong in Eritrea had en als iemand die ook een onderwijsvisie heeft, net als Volt. Daar zat veel herkenbaarheid in. Het was mooi om te horen en ik word er blij van. Ik hoop dat we dat hart voor onderwijs in de Kamer met elkaar kunnen blijven vinden en dat we het onderwijs kunnen helpen om beter te worden.

Daar gaat dit initiatief natuurlijk ook over. Het is echt een initiatief dat anders is dan veel andere initiatieven. In de eerste plaats omdat het deze Kamer bereikt. Meneer Beertema heeft al even toegelicht hoe bijzonder dat eigenlijk is. In de jaren waarin ik in de Kamer zit — dat is al achtenhalf jaar — is dit de tweede keer dat wij als onderwijscommissie een onderwijsinitiatief zien. We hebben ook nog het initiatief over kleine klassen gehad. Dat was ook mooi, maar dit is toch van een andere orde. We krijgen heel veel vragen, in de zin van: doe dit en dat in het curriculum. Het is terecht dat het onderwijs gezien wordt als een kans om het leven van mensen beter te maken, maar we moeten daar zeer terughoudend in zijn. Dat is voldoende toegelicht door degenen die blijkbaar ook tegen dit initiatief zijn.

We hebben namelijk nog hele grote zorgen op het gebied van andere basisvaardigen, zoals rekenen en taal. Daarover zijn grote zorgen. Die zitten overigens vooral in het basisonderwijs. Het is echt te gek voor woorden dat er kinderen van school komen die de taal niet voldoende beheersen. Sterker nog, je hebt het recht om goed te leren lezen, rekenen en schrijven. Dat heb ik ook al eens in een motie gezegd. Daar moet alles op gericht zijn. Maar dat wil niet zeggen dat niet ook andere dingen van belang kunnen zijn. Wij hebben zelf voorstellen gedaan en die zullen we hopelijk in de komende tijd verder kunnen uitwerken. Die gaan over een rijke schooldag voor ieder kind. Een schooldag die meer is dan alleen het deel waarin je de basisvaardigheden leert, maar waarop je bijvoorbeeld ook kennismaakt met sport en cultuur, en je een warme lunch krijgt. Daar refereerde Volt al aan. Er zijn kinderen die met een lege maag op school zitten. Je kunt best willen dat ze rekenen en taal leren, maar als je maag niet gevuld is, dan kan dat niet. Wij willen dus een rijke schooldag voor ieder kind. Daar zou dit heel goed een onderdeel van kunnen zijn.

We moeten hier natuurlijk voor waarschuwen — het is terecht dat dat gebeurd is — maar we hoeven er in dit geval niet bang voor te zijn, want er ligt een aanbod van organisaties, zoals het Rode Kruis. Maar ook anderen zullen daar ongetwijfeld bij nodig zijn, zoals de EHBO-verenigingen en al die vrijwilligers die nu al in dit land bezig zijn. Ik zie het als een aanbod aan het onderwijs, waarbij het onze rol is om te kijken hoe we dat kunnen ondersteunen. Daarom zal ik medeondertekenaar zijn van een motie die straks door mevrouw Michon wordt ingediend.

Ik heb geen vragen aan de minister. Ik hoop dat hij hier op dezelfde manier naar kijkt, maar dat gaan we zien. Laten we kijken wat mogelijk is, met alle voorwaarden die ik eraan verbonden heb. Maar laten we het een kans geven.

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Voorzitter. Allereerst natuurlijk mijn warme felicitaties aan alle ambtsgenoten die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden. Het was echt prachtig. Het was een mooi moment om bij te mogen zijn, het is een mooi onderwerp en het waren mooie verhalen. Ik wil de collega's daarvoor danken.

Wat bespreken we vandaag toch een mooi en belangrijk onderwerp. Ik moet mijn betoog echter beginnen met excuses, excuses aan een van de indieners van dit burgerinitiatief. Ik ben u liefkozend "dokter Bernard" gaan noemen. De mensen van mijn generatie kennen de associatie. Dokter Bernard, ik ben een beetje onbeleefd geweest tegen u. U bent een van de artsen achter dit initiatief. Ik was afgelopen vrijdag te gast in een Clubhouse. Heel kort voor wie niet weet wat dat is: het is een app waarmee je met oneindig veel mensen, oneindig lang met elkaar kunt bellen. Dat is hartstikke handig voor politici om in contact te treden met publiek. Ik was te gast in zo'n Clubhouseroom. Dat was hartstikke spannend voor de jonge Amin, die dat voor de eerste keer hostte. Voor mij was het dus ook de eerste keer om bij hem op bezoek te zijn. Na een mooi gesprek mochten de aanwezigen in de room ook vragen stellen. Toen was daar opeens dokter Bernard. Dat was het moment waarvoor ik mij moet verontschuldigen, want toen hij begon te vertellen over dit initiatief, viel ik hem eigenlijk al na twee zinnen bruut in de rede. Ik zei: "Ja, nee, daar ga ik mij hard voor maken." Dat kon een beetje overkomen als "nou, ga nou maar", maar zo was het absoluut niet bedoeld, dokter Leenstra. Het was in ieder geval goed bedoeld.

Voorzitter. Ik had gewoon weinig tijd nodig om mij te realiseren dat de zorg die deze artsen hier neerleggen, er eentje is die wat mij betreft zo snel mogelijk, meteen zelfs, geadresseerd moet worden. In een land waarin we ons realiseren dat we kinderen verkeersveiligheid moeten bijbrengen, seksuele voorlichting moeten geven en we het belang van zwemles inzien, hebben we er nog niet aan gedacht om hun een andere levensreddende vaardigheid mee te geven: het verlenen van eerste hulp.

Om een goed pleidooi voor te bereiden, zoals ik dokter Leenstra had beloofd tijdens Clubhouse, probeerde ik me voor te stellen welke bezwaren ik hier zou moeten overwinnen en hoe ik mijn collega's zou moeten overtuigen om hier toch mee in te stemmen. Ik heb een aantal pogingen daartoe gehoord, maar eigenlijk geen enkel argument om het niet te doen. Wie kan ertegen zijn dat we als politiek de verantwoordelijkheid nemen om mensen op jonge leeftijd te leren hoe ze anderen en zichzelf kunnen helpen in situaties waarbij een stabiele zijligging al heel veel verschil kan maken, of het rollen van het juiste verband veel bloederigs kan voorkomen? Wie kan ertegen zijn dat we investeren in levensreddende vaardigheden en dat we dat ook gaan zien als een investering in volksgezondheid? De meeste ongelukjes gebeuren thuis. Hoe fijn zou het zijn als een kind als Ruben, uit het voorbeeld dat we vandaag hebben gehoord, zijn ouder kan helpen? In dit geval deed hij dat ook. Collega De Hoop haalde al aan dat het een investering kan zijn in het verkrijgen van respect richting onze hulpverleners. Het geven van EHBO-lessen kan ook een mooie manier zijn om solidariteit, medemenselijkheid en verantwoordelijkheid te kweken. Waarom zou die kennis afhankelijk moeten zijn van de buurt waarin je opgroeit, van het inkomen van je ouders en dus van hoe hoog de vrijwillige ouderbijdrage van je school is?

Voorzitter. Ik zal nooit vergeten hoe trots en zelfverzekerd ik was toen ik mijn eerste EHBO-diploma haalde op de lagere school. Dat heb ik ook jaren bij me mogen dragen. Sindsdien houd ik het bij, hoewel, niet vaak genoeg; dat moet ik eerlijk zeggen. Dat vind ik fijn. Dat doe ik niet alleen voor mezelf, voor mijn kinderen of voor mijn kleinkind, maar ik vind het ook fijn dat ik zelfs met mijn waarschijnlijk toch iets te beperkte kennis van EHBO eenieder kan helpen die hulp nodig heeft. Dat gun ik iedereen, ook jonge mensen. Ik kan me niet voorstellen dat de minister daar anders over denkt.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Peters.

De heer Peters (CDA):

Dit gaat eigenlijk over allemaal dingen waar ik niet tegen kan zijn. De lijst van dingen waar ik niet tegen kan zijn, kan ik oneindig lang maken. Wie kan er nou tegen het voorkomen van huidziektes zijn, door kinderen op school in te smeren met zonnebrandcrème? Wie kan er tegen drugspreventie zijn? Wie kan er tegen wereldvrede zijn, of eigenlijk tegen alles? Maar is mevrouw Simons het met mij eens dat als we dit lijstje oneindig lang maken, we dan vanuit Den Haag oneindig aan scholen moeten opleggen dat ze dat ook gaan regelen? Of geldt het alleen hiervoor? Dan snap ik het namelijk.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Al meteen bij de introductie heeft een van de initiatiefnemers duidelijk gemaakt: dit gaat niet over extra druk leggen op scholen. Dit gaat niet over scholen verplichten nog meer in het curriculum te stoppen, nog meer tijd aan zaken te besteden die volgens mijn collega niet tot de kern behoren. Dit gaat over drie uur in een schoolperiode van vier, vijf, zes jaar investeren in jonge mensen die vanaf dat moment een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, omdat zij beschikken over levensreddende vaardigheden.

De heer Peters (CDA):

Dat begreep ik heel goed. Dat stond in het initiatief. Dat heeft mevrouw Van Schaik net ook verteld. Het gaat me meer om de lijst van dingen waar we allemaal niet tegen kunnen zijn. Die is bijna oneindig. We krijgen hier allemaal aanbiedingen per mail: goh, de ggz kan op scholen lesgeven over psychische gezondheid, dermatologen kunnen lesgeven over huidziekten, de reddingsbrigade kan lesgeven over reddingszwemmen. Daar kunnen we allemaal niet tegen zijn, en toch gaan we dat niet allemaal vanuit Den Haag verplicht opleggen. Het verschil is niet dat ik niet denk dat dit nuttig zou kunnen zijn. Dat kan het heel goed zijn. Ik denk ook niet dat dit ene ding op een school het verschil maakt tussen een leerkracht die wel overspannen raakt of niet. De vraag is of de oneindig lange lijst van dingen waar we niet tegen kunnen zijn, dingen bevat waarover we allemaal aan de minister kunnen vragen: minister, schrijf dat effe in het curriculum en dan regelen we dat. Dus hoe lang is die lijst van mevrouw Simons?

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik ben ook niet tegen de voorbeelden die hier genoemd worden. Eerlijk gezegd zie ik ook niet waarom het per definitie aan de voorkant een probleem zou zijn als het onderwijs meer de beschikking krijgt of in elk geval toegang krijgt tot ervaringsdeskundigen en tot expertise, en geholpen wordt om de taken die vanuit Den Haag op hun schouders worden gelegd makkelijker draagbaar te maken. Uw vraag is misschien wel terecht maar mijn antwoord is: nee, daar is niets op tegen. Ik heb ook geen enkele moeite met de gedachte dat we vaker expertise van buiten de school moeten binnenbrengen als dat onze samenleving verder brengt, zoals in dit geval waarbij het echt gaat om levensreddende skills, die niet alleen de persoon zelf van dienst kunnen zijn maar ook de omgeving.

De voorzitter:

Meneer Peters, heel kort.

De heer Peters (CDA):

Heel kort dan, voorzitter. Ik denk wel dat ik het met mevrouw Simons eens kan zijn als ze zegt dat de toegang tot deze kennis er moet zijn voor die scholen. Dat vind ik ook. Als ik schooldirecteur was, zou ik ook best kunnen denken dat dit een goed idee is. Maar de kernvraag is of wij dit allemaal, die hele oneindige lijst, via de minister in het curriculum moeten schrijven en verplichten.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik vind dat nog steeds een terechte vraag. Je kunt natuurlijk discussiëren over verplichten of faciliteren. Ik denk dat we in ieder geval een begin kunnen maken met het faciliteren van gelijkwaardig aanbod. Dan kom ik even terug op wat de collega van Volt eerder al zei. De situatie die we nu hebben is dat de ene school, die een rijk budget heeft, bijvoorbeeld omdat er honderden euro's aan vrijwillige ouderbijdrage worden geheven, wel in staat is om dit soort lessen aan te bieden, en de andere school niet, terwijl vaak juist die leerlingen, hoe cru het ook is, in situaties terecht kunnen komen waarin dit van levensbelang is. U kunt dus zeggen "ik heb bezwaar tegen het verplichten", maar ik hoop dat u geen bezwaar heeft tegen het faciliteren op een dusdanige manier dat alle scholen in ieder geval die toegang hebben en de mogelijkheid hebben om dit aan te bieden.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kunnen wij direct door naar de beantwoording door de minister. Ik geef hem het woord.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Dank voor het genoegen om hier uitgenodigd te zijn op een moment waarop er zulke mooie maidenspeeches worden gehouden. Dat geluk had ik gisteren al, en dat heb ik vandaag weer. Het valt inderdaad op dat er heel veel persoonlijke achtergronden meekomen in de inspiratie om dit werk te doen. Ik denk dat dat de allermooiste drive is die je maar kunt hebben. Er is ook een hele duidelijke visie van wat men wil gaan inbrengen, ook als het om onderwijs gaat. Het is natuurlijk belangrijk dat dat in de debatten tot uitdrukking kan komen. Dus mijn hartelijke felicitaties aan de drie personen die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden.

Mevrouw de voorzitter. Via u wil ik ook mijn waardering uitspreken in de richting van mevrouw Van Schaik, die namens het Rode Kruis Nederland hier stond. U hield eigenlijk ook een soort maidenspeech. U heeft namens uw organisatie voor het eerst in de Kamer het woord gevoerd. Ik sta hier namens het kabinet. Weet dat onze waardering voor het Rode Kruis ongelofelijk groot is. Het Rode Kruis is in Nederland in 1867 opgericht en heeft zo'n diepgewortelde plek in onze samenleving; dat is echt iets heel erg moois. Dat geldt ook voor de EHBO. Op allerlei plekken in Nederland zijn er daarvan lokale afdelingen. Dat zijn er wel wat minder geworden in de afgelopen jaren. Dat heeft sowieso te maken met het feit dat mensen zich wat minder binden aan organisaties en zich daar minder structureel voor willen inzetten. Aan de andere kant weten we ook van het Rode Kruis dat er nog steeds heel veel vrijwilligers zijn die op allerlei momenten hun diensten aan de samenleving aanbieden. In deze coronatijd wordt het iets minder van ze gevraagd, maar we zien ze bij de festivals, de avondvierdaagsen en noem maar op. Ik denk dat ieder van ons ook heel veel mensen kent die daar actief in zijn geweest of nog steeds actief in zijn.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende: dit initiatief is wel een initiatief waarbij we er met elkaar even goed over moeten spreken wat we hier wel en niet mee kunnen. Een aantal Kamerleden hebben — terecht, denk ik — de vinger gelegd bij het feit dat er al heel veel van ons onderwijs wordt gevraagd, en dat er ook heel veel dingen op de wensenlijst staan die men heel graag weer een plekje zou willen geven in het onderwijs. Ik heb op mijn ministerie eens gevraagd: is daar een lijst van? Ik kan u melden dat er meer dan 100 onderwerpen zijn waarvan wordt gezegd: zou dat niet een plekje in het onderwijs kunnen krijgen? Voor een groot gedeelte gaat het dan ook om allerlei maatschappelijke vragen, waarbij naar het onderwijs wordt gekeken en gezegd: zou dat daar niet opgelost kunnen worden? Die gedachte zit er soms ook weleens achter. Dit gebeurt natuurlijk ook vanuit de wetenschap dat al die kindervoeten richting de scholen gaan en je daar alle jeugd van Nederland mee kunt bereiken. Dat is natuurlijk ook waar.

Maar dat geeft ook een beetje een dubbel gevoel. Allereerst zien we dat het onderwijs in deze coronatijd zijn handen al vol heeft, sowieso om het onderwijs door te kunnen laten gaan. Het vindt nu gelukkig voor een groot gedeelte fysiek plaats, maar er is ook nog heel veel onderwijs op afstand. We weten ook dat er door deze coronatijd vertragingen zijn opgelopen die dwars door alle sectoren heen gaan. Het onderwijs zal er ook de komende jaren zijn handen nog aan vol hebben om die vertragingen weg te werken. Daarnaast is er — een aantal van u hebben daarop gewezen — het punt van de kwaliteit van ons onderwijs, de basisvaardigheden. Dat gaat verder dan alleen het primair onderwijs. Ik geef het de heer Van Meenen na: we kijken dan vaak sec naar het primair onderwijs. Maar het geldt ook voor het voortgezet onderwijs. In de Staat van het Onderwijs, die vorige week weer is gepresenteerd, staan mooie ontwikkelingen, maar ook grote zorgen. Het streven is in de afgelopen periode wel steeds geweest om te proberen het onderwijs wat te ontlasten en wat meer focus aan te brengen, ook op de doelen die we aan het onderwijs stellen. We zijn immers echt overtuigd van de nadelen van die overladenheid en soms ook het gebrek aan focus. Er is natuurlijk heel veel verschil tussen de scholen; ook dat is iets wat in ons land tot de mogelijkheden behoort in het kader van de vrijheid van inrichting. Maar die focus is gewoon echt heel erg belangrijk en is ook een rode draad in de discussies die we met elkaar hebben gevoerd over het curriculum: meer focus en proberen overladenheid te verminderen.

Dan kijk ik naar dit voorstel. Een aantal van u zeiden dat dit eigenlijk helemaal niet iets extra's van het onderwijs vraagt. Op het moment dat je iets toevoegt aan het curriculum, vraagt dat wel iets meer van het onderwijs, want dan is dat een integraal onderdeel van de opdrachten die je aan het onderwijs geeft. Dan valt het ook onder de verantwoordelijkheid van het onderwijs, ook omdat er dan bevoegde docenten zullen moeten zijn die de lessen daarin geven. Dan is dat dus wél een extra belasting voor het onderwijs. Is het erg om het daarover te hebben? Natuurlijk niet. Ik heb geen van u daarover gehoord, maar op dit moment is het al een opdracht voor het onderwijs in het vmbo. In het vmbo is er een beroepsgericht keuzevak, dat "Voorkomen van ongevallen en EHBO" heet. Op dit moment is er in het onderwijs dus al aandacht voor dit vak. Dat zou niet in drie uur gegeven kunnen worden. Daar staat 100 uur voor. Ik kan u adviseren om, als u dat nog niet gedaan heeft, even naar de eindtermen te kijken. Daar zit overigens alles in waarvoor het Rode Kruis terecht aandacht vraagt op het punt van vaardigheden: reanimeren, toepassen van een aed, kunnen inschatten of iemand bijvoorbeeld met benauwdheid te maken krijgt of daar al mee te maken heeft. Kortom, alle vaardigheden staan daarin. Het gaat om 100 uur en het wordt door bevoegde docenten gegeven. In het basisberoepsonderwijs, het kaderberoepsonderwijs en de gemengde leerweg, op alle niveaus, wordt dit aangeboden. Naast het keuzevak ondernemen is dit een van de populairste vakken.

Het klopt inderdaad dat er onder jongeren een hele grote belangstelling is voor dit soort onderwerpen; dat heeft mevrouw Van Schaik ook aangegeven. Dat is ook logisch, want dit komt heel dichtbij. Zij noemde het voorbeeld van Ruben. Ik weet niet op welke manier hij die vaardigheden heeft geleerd. Het zou kunnen dat hij op het vmbo zat. Gelet op de leeftijd denk ik niet dat het mogelijk is dat hij dit vak gekozen heeft, maar zo zijn er natuurlijk velen die op die manier die vaardigheden hebben meegekregen en die daar ook door geïnspireerd zijn. De heer De Hoop gaf terecht aan dat er een vonkje kan overslaan als je al in je opleiding hiermee wordt geconfronteerd en dit meekrijgt. Dat kunnen inderdaad ook de verpleegkundigen en de artsen van de toekomst worden, maar zelfs als ze dat niet worden, zijn dit gewoon hele mooie vaardigheden die je kunt toepassen, niet alleen als je vrijwilliger van het Rode Kruis bent maar bijvoorbeeld ook als je in een winkelstraat loopt en als iemand daar onwel wordt. Als je die vaardigheden hebt, kun je iemand dan gewoon te hulp schieten.

Voorzitter. Om even heel helder te zijn in de richting van de Kamer: het kabinet voelt er niet voor om dit in het curriculum op te nemen. Daar zien wij geen ruimte voor, ook niet in het kader van de discussies die we over het curriculum hebben gehad, maar ook niet in het kader van de opgaves waar het onderwijs voor staat. Het kabinet ziet wel ruimte en wil ook ruimte bieden voor het volgende, waarbij ik kan melden dat daarover ook al wat gesprekken met het Rode Kruis zijn gevoerd. Scholen zouden hiervoor kunnen kiezen in het kader van het aanbod dat ze kunnen doen via een keuzevak of zouden dit een onderdeel kunnen maken van datgene waarvoor de heer Van Meenen zijn categorie "rijke schooldag" heeft. Maar je hebt ook het programma Gezonde school, waarvan het RIVM overigens uiteindelijk de programmahouder is maar waarbij ook VWS is betrokken en waarbij ook een aantal activiteiten in de school kunnen plaatsvinden om die gezonde school verder te bevorderen. Als de Kamer dat wil, is het kabinet bereid om hier verder onderzoek naar te doen om te bezien op welke wijze we scholen dan inderdaad zouden kunnen faciliteren. Ik denk dat dat een goed woord is. Dat is overigens ook de omschrijving die wordt gehanteerd door de slechts twee politieke partijen die dit in hun programma hebben staan. Dat is mij aangereikt, want ik heb ze niet allemaal doorgeplozen. De VVD heeft het daarbij overigens ook over "krijgen van mogelijkheden". Daar zit dus ook geen verplichting in. De SP, die niet aan dit debat deelneemt, heeft het over "faciliteren". Dat past ook wel in het aanbod dat ik namens het kabinet wil doen om te bezien op welke wijze we scholen zouden kunnen ondersteunen, zonder dat dat ten koste gaat van de hoofdopdracht, de basisopdracht, die ze hebben en de enorme opgaves waar het onderwijs voor staat, niet alleen vandaag maar ook morgen. Nogmaals, het kabinet is van harte bereid om daar nog verder over door te exerceren, mits uw Kamer dat wil uiteraard, want u weet: wij zijn als was in uw handen.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik zou heel graag nog even verder willen praten over het woord faciliteren. Faciliteren zou kunnen betekenen dat we alle scholen laten weten dat zij welkom zijn om gebruik te maken van het aanbod zoals gedaan door de initiatiefnemers van dit burgerinitiatief. Maar ik ben eigenlijk heel erg benieuwd hoe de minister zelf het woord faciliteren interpreteert in deze context. Ruim, dat begrijp ik.

Minister Slob:

Op de wijze waarop mevrouw Simons het heeft geformuleerd kan het nu gewoon al. De EHBO kan zich bij wijze van spreken nu al bij een school melden en zeggen: wij hebben een aanbod voor u; wilt u daar gebruik van maken? Dat kan in de vorm van gastlessen en eventueel ook buiten schooltijd. Kortom, die mogelijkheid is er al. Daar hoeven wij als kabinet niets aan te doen. Het gaat dan precies zoals de heer Peters aangaf. Er is dan een schoolleider die samen met zijn team bekijkt of dat wel of niet past en daar een keuze in kan maken. Waar het kabinet wel in zou kúnnen faciliteren, is het volgende. Ten eerste kunnen we bezien of we dit onderwerp in het onderwijs nog wat breder onder de aandacht kunnen brengen. Ik gaf net al aan dat het een gewild keuzevak is in het vmbo. Mevrouw Westerveld vroeg hoeveel er gebruik van wordt gemaakt. We weten dat toch al ruim 8.000 leerlingen zo'n keuzevak kiezen op al die verschillende niveaus. Die maken hier dus gebruik van. Daar zou misschien nog een wereld te winnen zijn als je het nog wat meer onder de aandacht brengt. Dan kan het misschien een grotere groep worden. Ook zijn wij bereid om eens met de SLO te bespreken of we niet wat meer op het niveau van docenten kunnen werken, bijvoorbeeld door het maken van gerichtere handreikingen, om de mogelijkheden die een school eventueel ziet op een didactisch verantwoorde manier in het lesaanbod op te nemen. Dat is dan, nogmaals, een keuze die door een school gemaakt moet worden. Naar ik hoop worden daar ook de docenten en de leerlingen actief bij betrokken. Ook zou er nog verder nagedacht kunnen worden over de vraag op welke wijze we, als daar belangstelling voor is, de vaardigheden van docenten op dit gebied wat verder zouden kunnen versterken.

Dat zijn zo even drie mogelijkheden. Denk er niet te makkelijk over, alsof je dit zomaar even doet. Het heeft ook op dit moment niet echt een hele natuurlijke plek in het onderwijs, los van dit keuzevak. Je zult daarin dus ook echt iets voor docenten moeten doen. Nogmaals, als men het wil, zou je dat kunnen aanbieden. Dat zijn een paar gedachtes die ik met u kan delen.

De voorzitter:

Mevrouw Simons, voordat ik u het woord geef, zou ik de leden willen vragen om hun interrupties in tweeën te doen. Dat vraag ik ook vanwege de tijd, want we hebben nog een uur en er komt ook nog een tweede termijn aan. Ik vraag u dus om het kort en bondig te doen en het liefst in tweeën. Mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Waarvan akte. Dank u wel, voorzitter. Dan noem toch nog even mijn zorg over scholen die wellicht net te veel aan het hoofd hebben. Die scholen zullen zeggen: o, da's een fijn aanbod en fijn dat dat gefaciliteerd wordt, maar wij hebben zo veel zorgen dat we daar niet aan toekomen. Dat zijn precies de scholen waar het vandaag al eerder over gegaan is, die al op allerlei andere manieren druk voelen. Het zou jammer zijn als we zeggen dat we alle scholen gaan faciliteren, maar we toch het risico lopen dat die scholen weer achterblijven. Ik ben overigens ontzettend blij met uw aanbod en met deze ideeën die, zo neem ik aan, top of mind voorbijkomen. Maar zouden we ook kunnen borgen dat die scholen niet weer onderaan blijven bungelen?

Minister Slob:

Uiteindelijk moet de afweging op de school gemaakt worden. De school weet wat z'n opdracht is. Scholen weten ook voor welke enorme opgaves ze op dit moment staan, ook met betrekking tot de zorgen die we hebben over de basiskwaliteit, over wat we als de kern van het onderwijs beschouwen en over de inzet die daarvoor gepleegd moet worden. Daarbij zijn we nu uit een coronatijd aan het komen. Dat is echt de hoofdtaak van het onderwijs. Maar als men ruimte en mogelijkheden ziet en er belangstelling is, ook bij leerlingen, om hier iets mee te doen, dan is het wel heel erg fijn dat men dan iets in handen heeft, zodat het ook snel toegepast kan gaan worden. U noemde overigens de zwemlessen als voorbeeld, maar ik wijs erop dat die vrijwillig zijn. Er worden niet overal zwemlessen gegeven. Verkeerslessen zijn wel wettelijk verplicht, zwemlessen niet. Er is ook nog een eigen verantwoordelijkheid voor ouders en opvoeders als zij iets als heel erg belangrijk beschouwen. Zij hebben de mogelijkheid om hun kinderen kennis te laten maken en ook trainingen te laten geven als het gaat om deze vaardigheden. We moeten er dus voor oppassen dat we nu alle schijnwerpers op het onderwijs zetten en daar alles van verwachten. Het is aan de ene kant een geweldig compliment voor het onderwijs, maar aan de andere kant kan dat ook niet op die manier waargemaakt worden. Dus laten we die breedte heel goed in ogenschouw blijven nemen, waarvan ik overigens weet dat het Rode Kruis dat ook doet.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Er zijn weinig burgerinitiatieven die de Kamer halen. Dit is er een van. Het is er niet in een keer gisteren gekomen. Dit had een aanlooptijd. Wat mij betreft had al eerder uitgezocht kunnen worden, zeker waar 91% van de leerlingen er voorstander van is, hoe het wel kan worden toegepast, vanaf wanneer en onder welke omstandigheden. Toch hoor ik hier vanuit de minister richting de samenleving die er in geslaagd is om al die handtekeningen op te halen en al die steun te verwerven, nu het signaal: we doen het toch niet. Dat is ook waarom er, denk ik, ontzettend veel wantrouwen is tussen Den Haag en het land. Wanneer een burgerinitiatief de Kamer bereikt, zou het beter zijn als er van tevoren dieper wordt nagedacht over hoe er wel mee omgegaan kan worden. Bent u dat met mij eens?

Minister Slob:

Ik heb de indruk dat mevrouw Gündoğan niet goed naar mijn woorden heeft geluisterd. Er is inderdaad in de afgelopen periode al een gesprek geweest. Dat loopt al een paar maanden. Dus er zijn goede contacten vanuit het ministerie met het Rode Kruis, maar het is een burgerinitiatief dat aan de Kamer is gericht en dan is het ook van belang om van uw Kamer te horen en mee te krijgen hoe u dit weegt. Daar is dit het moment voor. U heeft als Kamer gewacht met het op de agenda zetten ervan. Daar zullen redenen voor zijn geweest. Het heeft al een paar keer eerder op de agenda gestaan dat het ernaartoe zou komen, maar dit is pas het moment dat het wordt behandeld. Dus daar hebben we ook netjes op gewacht om uiteindelijk het primaat dat de Kamer heeft, te respecteren. Daarnaast zeg ik dat ik dit initiatief niet van tafel veeg. Ik vind het ook belangrijk dat we kijken naar wat hier mogelijk is. Ik heb al aangegeven dat het in het vmbo zelfs al een plek heeft gekregen. Ik weet niet of u dat wist maar dat is wel de realiteit. Nadat uw Kamer zich erover heeft uitgesproken, willen we op een heel serieuze manier bekijken hoe we verder kunnen gaan met, waar in de basis het initiatief voor bedoeld is, het kunnen verbreden van die kennis. Ik ben alleen wel heel helder geweest over waar we zelf staan: niet als een harde verplichting in het curriculum maar wel op een andere manier als scholen dat willen.

Mevrouw Gündoğan (Volt):

Niet als een harde verplichting, maar als Ruben niet had gekund wat hij heeft geleerd, dan was zijn vader inmiddels dood geweest. Ik zal nu even een persoonlijke duit in het zakje doen. Mijn zoon heeft geen vader, weliswaar om andere redenen. Dit soort verhalen kunnen worden voorkomen. Het kan worden voorkomen dat kinderen een ouder missen. Het kan worden voorkomen dat kinderen een oom of een vriendje missen. Dit kan worden voorkomen! We hebben het hier niet over lichtzinnige zaken. We hebben het hier over het kunnen redden van levens. Dit is iets heel wezenlijks. Dit mag en moet meer aandacht krijgen.

Minister Slob:

Als mensen dat meemaken, is dat verschrikkelijk. Als je als kind meemaakt dat je ouder op een bepaald moment wegvalt, door wat voor reden dan ook — ik heb het in mijn eigen leven ook meegemaakt — is dat verschrikkelijk. Maar we moeten even opletten hier. Als bepaalde vaardigheden — in dit geval gaat het om EHBO maar er zijn er meer te noemen — niet in het onderwijs onderwezen zouden worden en niet als een harde verplichting in het curriculum zouden worden opgenomen, kan het niet zo zijn — en dat is eigenlijk wat u indirect zegt — dat het onderwijs, waarbij de politiek degene is die de opdrachtgever is, dan de schuldige zou zijn van. Dat lijkt mij niet een heel faire en ook niet vruchtbare manier om over dit onderwerp te spreken. Want als dat zo is, moeten direct alle zwemlessen verplicht worden. En als je aan zelfverdediging wilt doen, zou je dat bij wijze van spreken ook in het onderwijs moeten opnemen, want dan kan iedereen, jong en oud, daar gebruik van maken en kan het toegepast worden als hij in een situatie komt dat het toegepast kan worden. Dus dan kun je een hele lijst gaan maken, maar ik denk dat dit niet de manier is waarop we over dit onderwerp moeten spreken. Laten we — die gesprekken worden al gevoerd — met elkaar kijken hoe we dit met elkaar op een goede manier verder kunnen brengen. Hoe kunnen we ook zorgen dat meer jongeren hiermee geconfronteerd worden, ook in het onderwijs? Maar het is een bredere verantwoordelijkheid dan alleen het onderwijs.

De voorzitter:

Mevrouw Gündoğan, ik ga nee zeggen. Ik zei tegen mevrouw Simons net ook in tweeën, dus het spijt me. Meneer De Hoop. Ik zag even de heer Peters, maar die is weer gaan zitten; petje op, petje af. Ik zou de minister ook willen vragen iets bondiger te zijn in zijn beantwoording. Meneer De Hoop, ga uw gang.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik denk dat de minister ook doorheeft dat de hele Kamer erkent dat er gigantisch veel op het bord van het onderwijs ligt. Maar wij realiseren ons ook, zoals mevrouw Gündoğan net zei, dat dit echt heel erg breed gedragen is. We weten allemaal dat het echt heel veel kost om zo'n burgerinitiatief hier te krijgen. We weten ook hoe moeilijk hulpverleners het op dit moment hebben. Ik noemde in mijn termijn zonet ook het geweld dat tegen hulpverleners wordt gebruikt; dat is echt afschuwelijk. Daarom zei ik ook dat het misschien goed is om in overleg te gaan met de minister van VWS om ook hierover te spreken. Laten we ook kijken wat het daarvoor kan betekenen. Dus ondanks dat de hele Kamer de zorg deelt dat er gigantisch veel op het bord ligt bij het onderwijs, roep ik echt de minister op om maximaal te kijken wat we kunnen doen, juist ook aan de preventieve betekenis richting hulpverleners.

Minister Slob:

Ik heb net al toegezegd dat we dat verder gaan verkennen. Dan zijn er overigens ook verbindingen met VWS, dat spreekt voor zich, maar ook met het RIVM als het om de Gezonde School gaat. Dus op dat punt zullen we, als uw Kamer dat wil, ook verdere stappen zetten.

De voorzitter:

Toch maar petje op. De heer Peters.

De heer Peters (CDA):

Ja, toch maar petje op, en ook om een beetje helderheid te krijgen. Volgens mij zegt de minister kraakhelder: wat mij betreft gaan we het niet in het curriculum opnemen; EHBO is belangrijk, maar het is aan de scholen om het te doen. Als maximale handreiking aan de Kamer die dit heel belangrijk vindt, zegt u eigenlijk dat u er drie dingen aan kan doen. Een is dat u de scholen kan bellen en zeggen dat het heel belangrijk is. Twee is dat u de SLO opdracht kan geven om lesmateriaal te pakken; dat klopt. Drie is dat u trainingen zou kunnen geven voor docenten als ze daar allemaal om vragen. Volgens mij is dat dan toch een hele mooie manier om iedereen blij naar huis te laten gaan, maar om toch te zeggen: "we doen het echt niet". Daar zou ik ook voor zijn, maar toch vraag ik om duidelijkheid.

Minister Slob:

Nee, dat vind ik echt een incorrecte samenvatting van wat ik hier gezegd heb. Ik ben er inderdaad helder in wat we niet doen. Dat wil het kabinet in ieder geval niet. Uw Kamer is ook nog aan zet, er is nog een tweede termijn, de Kamer kan uitspraken doen. We willen dit niet in het curriculum opnemen. Ik heb daar argumenten voor gegeven. Wat wij wel willen doen, is verder kijken op welke wijze we dit meer onder de aandacht kunnen brengen, zodat scholen als ze het willen dan ook iets in handen hebben wat voor hen bruikbaar is. Dan kan onder andere SLO daarbij helpen, niet direct bij lesmateriaal maar meer bij wat dan de concrete punten zijn, aan welke doelen je dan moet denken in het onderwijs en wat we dan ook van docenten verwachten. En ik heb gezegd dat dit ook onderdeel zou kunnen zijn van de Gezonde School; dat miste ik nog in uw rijtje. Dat is niet een kluitje in het riet, maar is juist een hele belangrijke aanvulling, ook voor scholen, en kan ook een mooie manier zijn om dit initiatief niet via het curriculum maar op een andere wijze wel verder te helpen en om de belangrijke doelen die hier bij horen ook te dienen.

De voorzitter:

Meneer Peters, heel kort.

De heer Peters (CDA):

Ik heb de Gezonde School inderdaad niet in mijn samenvatting genoemd. Die heeft de minister wel genoemd, dus mijn excuses; dat waren er dan inderdaad drie in plaats van tweeënhalf. In ieder geval is het voor mij heel helder als de minister zegt: als scholen het willen, kunnen wij ze ondersteunen, maar wij gaan het niet in het curriculum opnemen. Dat is een heldere boodschap. Dank u wel.

De voorzitter:

Bent u bijna aan een afronding?

Minister Slob:

Volgens mij heb ik de vragen beantwoord, dus uw zorg dat het zo uitgebreid was, is volgens mij niet helemaal noodzakelijk geweest.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan wij door naar de tweede termijn van de kant van de Kamer, met als eerste spreker mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Lekker om hier na mijn maidenspeech gewoon te staan alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn bijdrage. Ik vind het ook prettig dat hij daar zo helder in is. Dus: complimenten aan het Rode Kruis, zoals ik zelf ook heb gezegd, maar tegelijkertijd helder om het niet toe te voegen aan het curriculum. Ik kan hem daar ook in volgen. We hebben hier allemaal de worsteling dat de basiskwaliteit omhoog moet en of dit dan wel het moment is. Tegelijkertijd verklaart u zich wel bereid, wat ik heel hoopgevend vind, om dit initiatief te faciliteren. U noemt een aantal voorbeelden waarin dat kan.

Het is ook terecht dat collega Simons bij interruptie vroeg hoe vrijblijvend dat faciliteren dan is. Ik heb een motie om dat nader in te vullen en de minister daar een klein beetje bij te helpen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat EHBO-kennis en -vaardigheden jongeren helpen om snel in te kunnen grijpen in noodsituaties en dat hierdoor levens gered kunnen worden;

constaterende dat EHBO-kennis en -vaardigheden in Nederland achterblijven en er nu geen natuurlijk moment is dat deze vaardigheden worden opgedaan;

verzoekt de regering een verkenning uit te voeren in samenwerking met het Rode Kruis en verschillende onderwijspartijen, zoals de VO-raad en docentenvakgroepen, om te bezien op welke manier EHBO-kennis en -vaardigheden op korte termijn het beste overgebracht kunnen worden binnen het voortgezet onderwijs, en de Kamer hierover voor de zomer van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen, Westerveld, De Hoop en Van Meenen.

Zij krijgt nr. 2 (35565).

Dank u wel. Dan gaan we nu naar … Mevrouw Westerveld is er helaas niet. De heer Beertema, PVV. Nee, hij ziet af van een tweede termijn. De heer Peters, CDA, ook. Ik kijk naar de heer De Hoop, PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik denk dat we met z'n allen vandaag weer erkend hebben hoeveel er op het bordje van het onderwijs ligt. Dat betekent ook dat wij de komende jaren moeten nadenken en moeten begrijpen dat we veel meer moeten investeren in het onderwijs, structureel, zodat er ook ruimte kan zijn voor dit soort burgerinitiatieven en er ook ruimte kan zijn voor kinderen om in aanraking te komen met sport en cultuur. Dat is namelijk wel degelijk belangrijk als je dat niet vanuit thuis meekrijgt.

Ik denk dat de motie van mevrouw Michon van de VVD, die wij medeondertekend hebben, een constructieve weg is om te kijken hoe we dit burgerinitiatief goed kunnen oppakken. Ik hoor de woorden van de minister en ik begrijp ook erg goed dat hij zegt dat er gigantisch veel op het bordje van het onderwijs ligt. Laten we met z'n allen kijken wat we kunnen doen om dit wel goed uit te voeren, want dat is voor ons allemaal belangrijk. Helaas kunnen we ook allemaal iets ontzettend vervelends krijgen. EHBO in het onderwijs kan ons allemaal helpen, dus laten we het constructief oppakken.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Gündoğan, Volt? De heer Van Meenen? Mevrouw Simons? Nee.

Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Er is één motie ingediend. Ik zie dat de minister al gaat staan, dus ik geef het woord aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de duidelijke inbreng in tweede termijn. Ik herhaal nogmaals mijn waardering in de richting van het Rode Kruis voor alles wat zij doen. Nogmaals, laat daar geen enkel misverstand over zijn. Ook als je het misschien niet helemaal eens bent met de route richting het curriculum, doet dat geen gram af van de waardering en ook niet van de inzet om te bezien wat er op een andere wijze tot de mogelijkheden behoort.

Dat brengt me direct bij de motie, waarmee de Kamer vraagt om met het Rode Kruis en andere onderwijspartijen, waarvan er een aantal wordt genoemd en waarvan gelukkig ook heel nadrukkelijk de docenten onderdeel zijn, de verkenning verder uit te voeren. Als deze motie wordt aangenomen, ben ik ook bereid om dat te doen. Dan kunnen we ook verder voortbouwen op het eerste werk dat we hebben gedaan, ermee rekening houdend dat dit tot de mogelijkheden zou behoren. We zullen ons best doen om dat voor de zomer af te ronden. Ik neem aan dat de Kamer kwaliteit het allerbelangrijkste vindt. Als het nog niet helemaal rijp is om al voor de zomer te presenteren, zal ik dat uw Kamer laten weten. Maar nogmaals, de inzet zal zijn om te kijken of we dat voor de zomer kunnen realiseren. Dan kan ik deze motie dus oordeel Kamer geven.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

De minister koopt al wat tijd voordat het zomer is. Ik zou willen benadrukken dat we hier echt de vaart in moeten houden. We vragen expliciet om dit op korte termijn mogelijk te maken, maar als het september zou worden, is dat voor mijn fractie g een probleem.

Minister Slob:

Ik dank mevrouw Michon voor deze toevoeging. Ik zeg het heel bewust, omdat op dit moment echt alle inzet gericht is op het Nationaal Programma Onderwijs en de uitwerkingen daarvan. Er ligt echt ontzettend veel werk. Nogmaals, als het kan, zullen wij het niet nalaten en zult u het ook krijgen.

Voorzitter. De heer De Hoop wees op een aspect dat hieraan vastzit: de financiën. Ook al is hij nog maar net Kamerlid, het zal de heer De Hoop niet ontgaan zijn dat het kabinet dat nu demissionair is, stevig heeft geïnvesteerd in het onderwijs in de afgelopen jaren, zeker ook in vergelijking met het kabinet dat daarvoor zat. Het spreekt voor zich dat op het moment dat hier financiële consequenties aan vastzitten, we die met elkaar onder ogen zullen moeten zien. Er zal altijd een acceptabele dekking moeten komen die niet ten koste gaat van een andere inzet die wij voor het onderwijs hebben. Ook dat zal een aspect moeten zijn van de afwegingen die in de komende tijd gemaakt zullen moeten worden.

Voorzitter, daarmee kan ik deze tweede termijn wat mij betreft afsluiten.

De voorzitter:

Heel veel dank. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de behandeling van dit burgerinitiatief. Het heeft ook mij weer geïnspireerd. Ik heb lang, lang geleden op een blauwe maandag een EHBO-diploma gehaald, maar ik ga maar eens kijken of ik daar een update voor kan krijgen. Ik zie uitnodigende handen vanuit de loge, dus dat komt helemaal goed. Langs deze weg wil ik nogmaals de initiatiefnemers danken voor het op de Kameragenda krijgen van dit onderwerp.

Dank aan de minister en mijn collega's, ook voor de drie prachtige maidenspeeches.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zullen op dinsdag 11 mei stemmen over de ingediende motie, waarna ik de initiatiefnemers graag zal informeren over de uitkomst daarvan.

De vergadering wordt van 12.31 uur tot 14.30 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven