3 Vragenuur: Vragen Van Kent

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van Kent aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de TONK-steun.

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom, ook de mensen die het vragenuur volgen. Het is het eerste vragenuur met de nieuwe Kamer. Dat is zeker een eer. We beginnen met de vragen van de heer Van Kent namens de SP aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in vak-K, die ik ook van harte welkom heet, over de TONK-steun.

Wij werken sinds 1 april met een nieuw Reglement van Orde. Dat betekent dat u vrij bent om de vier minuten zelf in te vullen, als u maar binnen die vier minuten blijft. Dat is wel de bedoeling.

Minister Koolmees:

Ik ook?

De voorzitter:

U ook, zeker. Er kunnen aanvullende vragen worden gesteld, twee vragen per fractie. De vragen mogen maximaal 30 seconden duren, dan weet u dat ook. Meneer Van Kent, leuk om u weer te zien.

De heer Van Kent (SP):

Hartelijk dank, voorzitter, geheel wederzijds!

Voorzitter. De coronacrisis hakt er hard in, in de gezondheidszorg, in het leven van mensen, maar ook in het leven van werkende mensen. Mensen die verplicht zijn door deze overheid om te stoppen met hun werkzaamheden en die afhankelijk zijn van de steun die de overheid hun biedt. Deze minister heeft daarbij in het begin hele grote stappen gezet, maar nu we een tijd verder zijn en het slagveld overzien, zien we dat er ook heel veel misgaat. Heel veel geld is bijvoorbeeld voor steun voor werknemers bedoeld, maar verdwijnt via moederbedrijven als winstuitkering in het buitenland.

Tegelijkertijd zien we dat mensen die moeten stoppen met hun werkzaamheden, zelfstandigen bijvoorbeeld, bij de overheid aankloppen en nul euro steun krijgen. In het begin was daar een regeling voor. Die heet de Tozo. Daarbij werd niet gekeken naar het inkomen van de partner. Na een paar maanden heeft deze minister besloten om wel te kijken naar het inkomen van de partner. Dat betekent dat je geen steun krijgt als je een partner hebt met een inkomen en je om steun vraagt. De SP heeft bij deze minister talloze voorbeelden aangedragen, hele schrijnende situaties. Deze minister heeft steeds gezegd: ja, ik zie het wel, maar het is niet uitvoerbaar, het is problematisch, ik kom met een nieuwe regeling. Nu is die nieuwe regeling er en blijkt die een dode mus.

Voorzitter. De mensen die die steun keihard nodig hebben, kloppen nog steeds in bijna alle gevallen tevergeefs aan bij de overheid. En als ze die steun al krijgen, dan verschilt het enorm per gemeente. Bijvoorbeeld in het Drentse Coevorden krijg je maximaal €6.000 en in de gemeente Utrecht, onder dezelfde omstandigheden, maximaal €1.500. Dat is niet uit te leggen.

Daarom de vraag aan deze minister: vindt deze minister ook dat er niet meer gekeken moet worden naar het inkomen van de partner als het gaat om die steunpakketten? Vindt de minister dat de voorwaarden voor die regeling die de gemeenten nu uitvoeren veel ruimer moeten worden? En vindt de minister ook dat de bedragen in de gemeentes die aan steun worden uitgekeerd vergelijkbaar moeten zijn en niet dit soort bizarre verschillen moeten kennen?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Koolmees:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter, en dank aan de heer Van Kent voor de gestelde vragen. Een eer om in uw nieuwe Kamer het eerste spits te mogen afbijten.

Ik ben het eens met de heer Van Kent dat de coronacrisis er hard inhakt en dat we daarom ook een ruim steunpakket hebben opgetuigd met de NOW, de TVL en de TONK, waar inderdaad af en toe ook dingen misgaan. Ik ben de eerste die dat toegeeft. Sterker nog, twee weken geleden heb ik nog een dilemmabrief naar uw Kamer gestuurd met een aantal echt wel in de uitvoering complexe problemen waar ondernemers tegenaan lopen. Het UWV, de SVB en de gemeenten zijn hard aan het werk om dat soort problemen op te lossen en ondernemers ook echt te steunen. Er wordt keihard gewerkt door die mensen om die steun terecht te laten komen bij die ondernemers.

Dan de specifieke vraag over de TONK. Van de week was er een signaal bij de NOS en dat signaal herken ik. De kern is dat het aantal aanvragen fors achterblijft bij het aantal verwachte aanvragen. We hadden een beetje geraamd dat er een x-aantal duizend aanvragen zouden komen voor de TONK, de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten. Die aanvragen blijven fors achter. We weten eigenlijk niet precies wat daarvoor de reden is. Dat zijn we nu aan het achterhalen. We hebben elke week met tien grotere gemeenten, kleinere gemeenten en middelgrote gemeenten, Divosa en de VNG overleg om te horen wat er speelt op de vloer en waarom die aanvragen achterblijven. Het zou kunnen dat dat te maken heeft met allerlei voorwaarden die gemeenten daaraan stellen. Het kan ook liggen aan angst om steun aan te vragen bij de gemeenten. Het punt is: we weten het niet precies. Wat we wel weten, is dat wij een ruim budget hebben toegezegd om deze mensen tegemoet te komen. We hebben het budget twee, drie weken geleden nog verdubbeld van 130 miljoen euro naar 260 miljoen euro, juist ook met de oproep aan gemeenten om dit ruimhartig toe te kennen aan die ondernemers.

Nogmaals, we hebben elke week overleg. We nemen dit signaal ook mee terug naar de gemeenten. Ik zal zelf ook een oproep doen aan de gemeenten om het ruimhartig toe te kennen. Zoals u weet heeft de minister-president twee weken geleden bij het coronasteunpakket aangekondigd dat Bas van 't Wout, Wopke Hoekstra en ik bezig zijn met een nieuwe brief om een aanvullend steunpakket neer te leggen. Daar zijn we nu hard mee bezig. We hopen er de tweede helft van deze maand mee naar uw Kamer te komen. Daar zal dit ook een onderdeel van zijn: hoe gaan we met de gemeenten het beleid zo vormgeven dat de ondernemers die het nodig hebben ook gesteund kunnen worden in de praktijk?

De heer Van Kent (SP):

Het is een heel groot offer dat niet van mensen wordt gevraagd, maar dat mensen wordt opgelegd om te brengen. Dat grote offer is namelijk het stopzetten van de werkzaamheden. Dat grote offer moet wat de SP betreft altijd gepaard gaan met compensatie van de schade die dat tot gevolg heeft. Is de minister dat met de SP eens? Als dat zo is, is de minister dan ook van mening dat er niet moet worden gekeken naar het inkomen van de partner?

Ik zal u een voorbeeld geven van een fotograaf die vooral bezig is met het fotograferen van huwelijken en evenementen en die in de zomer eventjes weer werk had, maar dat viel daarna compleet weg. De partner heeft een baan net boven het minimumloon. De fotograaf klopt bij de gemeente aan en krijgt nul euro steun. We hebben dat voorbeeld hier naar voren gebracht. De minister heeft gezegd: ik zie dat dat een probleem is. Ja, nogal wiedes! Er is verwezen naar een regeling die eraan zou komen. Die regeling is er nu; die regeling is nu ingevoerd. Deze persoon klopt weer aan bij de gemeente en krijgt weer te horen: u krijgt nul euro steun.

Is de minister bereid om het kijken naar het inkomen van de partner los te laten, dus te kijken naar de gevolgen die voor het individu gelden, die voor de desbetreffende fotograaf gelden, zodat diegene gewoon krijgt waar hij recht op heeft en gewoon een fatsoenlijk inkomen krijgt om deze crisis menswaardig samen door te komen? Dan is het wat de SP betreft onvoldoende dat deze minister in overleg is met de gemeenten en weer aan het praten en het kijken is. Er moet gehandeld worden. We vragen hier al maanden en maanden aandacht voor. Geen papier schuiven, maar daden.

Minister Koolmees:

De TONK staat nu een maand open bij de meeste gemeenten. De meeste gemeenten zijn op 1 maart begonnen met de uitvoering van de TONK. Sommige gemeenten hebben iets langer nodig gehad om het in te regelen en zijn er eigenlijk pas 1 april mee begonnen. Even terug in de tijd. We hadden de Tozo voor zelfstandig ondernemers, voor zzp'ers, voor mensen die geen inkomen meer hadden. Die was gebaseerd op de uitgangspunten van de Participatiewet, van de bijstand in Nederland. In de Participatiewet geldt natuurlijk wel een partnertoets. Tegelijkertijd zagen we dat bepaalde groepen tussen wal en schip dreigden te vallen, niet alleen de zelfstandigen, maar ook de mensen met een flexcontract die bijvoorbeeld geen WW-rechten hadden, en dga's, directeur-grootaandeelhouders, die bijvoorbeeld een horecabedrijf hebben en ook nergens voor in aanmerking zouden komen. Daarom hebben we gezegd dat we voor deze drie groepen een regeling willen hebben die makkelijk uitvoerbaar is, waarvan de uitvoering bij de gemeenten ligt en die snel tot uitkering kan komen. Daar is de TONK voor gekomen. De TONK is per gemeente verschillend, omdat de situatie per gemeente verschilt. De huur in Amsterdam is een andere dan die in een andere gemeente in Nederland.

De heer Van Kent (SP):

In Drenthe.

Minister Koolmees:

In Drenthe bijvoorbeeld, ja.

De heer Van Kent (SP):

Daar is het bedrag hoger dan in Utrecht, hè?

Minister Koolmees:

Vervolgens hebben we gezegd dat het aan de beleidsvrijheid van de gemeenten is om hier invulling aan te geven. Waarom? Als we dat niet doen, moeten we een nieuwe regeling maken. Dan hebben we allerlei verantwoordingslasten. Dan zijn er meer accountants en controleurs bezig met het controleren waar het geld terechtkomt dan dat de ondernemers echt kunnen worden gesteund. Daar hebben we bewust voor gekozen. We hebben dat ook voorgelegd aan uw Kamer en u heeft daar breed mee ingestemd. Nu zijn er verschillen tussen gemeenten en dat was ook de bedoeling, zal ik maar zeggen. Ik erken dat het wat mij betreft ruimhartiger kan dan nu het geval is. Ik denk ook dat we met elkaar in overleg moeten om dat voor elkaar te krijgen, maar we zijn nu een maand onderweg met deze regeling en zij kan echt wel verbeterd worden. Dat gaan we ook doen, maar het is niet mijn plan om nu te zeggen dat alles overhoop moet. Dat gaat alleen maar tot vertraging leiden en daar zijn die ondernemers helemaal niet mee geholpen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kent.

Minister Koolmees:

Dat was al vier minuten?

De voorzitter:

Ja.

Minister Koolmees:

O, dat gaat snel dan.

De voorzitter:

Dan heb ik de heer Van Weyenberg, de heer Aartsen, de heer Gijs van Dijk, de heer Van Baarle en mevrouw Palland. De heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Deze regeling zou juist iedereen moeten helpen die door de partnertoets geen Tozo kreeg. De realiteit is dat dat op dit moment niet gebeurt. Ik vraag de minister dat expliciet te erkennen, dat op te lossen en ook aandacht te vragen voor de Kameruitspraak dat er geen vermogenstoets zou komen, dat spaargeld niet mag meetellen. Ik lees nu allerlei voorbeelden waar een beetje spaargeld betekent dat mensen het geld niet krijgen. Dat was niet de wens van deze Kamer. Ik vraag de minister die vermogenstoets te laten schrappen.

Minister Koolmees:

De eerste vraag: dat is niet in alle gemeenten gebeurd. Dat ben ik onmiddellijk met de heer Van Weyenberg eens. Er zijn een aantal gemeenten — de heer Van Kent had daar ook een voorbeeld van — waar dat echt wel ruimhartig gebeurt, waar forse bedragen beschikbaar worden gesteld voor de duur van zes maanden. Maar dat is niet in alle gemeenten zo. De combinatie van het feit dat de aanvragen achterblijven en dat we toch 260 miljoen beschikbaar hebben gesteld voor deze groep, brengt mij tot de conclusie dat wij de uitvoering moeten verbeteren en beter onder de aandacht moeten brengen. Dat is één.

Twee: de vermogenstoets. Dat klopt. In de handreiking die we hebben gestuurd, is geen vermogenstoets opgenomen. Wel zien we in de praktijk dat gemeenten zelf invulling geven aan wie ze volgens hen moeten ondersteunen. Dat zijn lokale regels, die lokaal worden vastgesteld door de gemeenteraden en waar wij niet over gaan. Maar in de handreiking die we hebben meegegeven aan de gemeenten hebben we gezegd: de Kamer heeft verzocht om geen vermogenstoets in te voeren. Zo hebben we het naar de gemeenten gestuurd om het op die manier vorm te geven. Vanuit gemeenteland zelf heb ik een aantal reacties gekregen dat men dat ingewikkeld vindt. Als het namelijk mensen zijn met heel veel vermogen die toch aanspraak maken op de TONK, vinden zij het oneerlijk dat die groepen wel ondersteund worden en andere groepen, bijvoorbeeld in de bijstand, niet. Maar dat is een lokale verantwoordelijkheid. Wij hebben dat niet centraal meegegeven. Het is een lokale invulling van de gemeenteraad zelf.

De heer Aartsen (VVD):

Ik vind het best wel onbegrijpelijk. Het idee was: ondernemers in nood. Daar regelen we iets voor dat heel simpel kan: een grote zak geld, het moet ruimhartig — de woorden van de minister zelf — en zonder toeters en bellen. Geen vermogenstoets, geen partnertoets, maar snel zorgen dat die ondernemers deze ellende door kunnen komen. Dan verbaast het mij dat gemeenten daar toch weer allerlei eisen aan stellen. De minister geeft aan dat hij in gesprek is met die gemeenten. Ik zou graag willen dat de minister de Kamer informeert welke gemeenten die toeters en bellen dan hebben, welke gemeenten er bewust voor kiezen om allerlei eisen te stellen. Dan kunnen we het publieke debat voeren over de vraag of je in deze tijd ondernemers op die manier wilt helpen.

Minister Koolmees:

Dat wil ik graag toezeggen, maar niet voor alle gemeenten, als u dat toestaat. Er zijn ongeveer 350 tot 400 gemeenten. Ik denk dat wij een overzicht kunnen maken van de grote gemeenten en een representatief beeld kunnen geven van alle gemeenten in Nederland. Dat wil ik graag doen en dan wil ik dat meesturen met de brief die we sowieso hebben toegezegd.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat we hier wel twintig debatten hebben gevoerd over de partnertoets in de Tozo, waardoor heel veel ondernemers diep in de problemen raken. En niet alleen de ondernemers zelf, maar vaak ook het gezin: in de schulden geraakt, misschien zelfs het huis moeten verkopen. De TONK zou komen en die zou de oplossing bieden voor al die probleemgevallen, die we allemaal herkennen. En wat blijkt? Ik hoef niet heel ver te zoeken. De gemeente Leiden, 20 kilometer verderop, vraagt gewoon een partnertoets bij deze regeling. We kunnen wel zeggen dat dit pas een maand onderweg is, maar we zijn al een jaar onderweg met de coronacrisis.

De voorzitter:

En uw vraag is, meneer Gijs van Dijk?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Er zijn heel veel ondernemers in de problemen en we zien dat bijvoorbeeld de gemeente Leiden gewoon een partnertoets vraagt. Gaat de minister de gemeente Leiden aanspreken op het feit dat zij deze partnertoets niet zou moeten vragen omdat dat niet is conform hetgeen in de Kamer is afgesproken?

De voorzitter:

De minister! We hebben net 30 seconden afgesproken.

Minister Koolmees:

De heer Gijs van Dijk heeft het dan over de partnertoets voor de TONK? Ja, ik ga daar zeker navraag naar doen.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik ben echt op zoek naar het urgentiegevoel van deze minister, die als een soort Dagobert Duck op een zak geld zit, maar niet in staat is om dat geld bij de mensen te brengen die het nu ontzettend moeilijk hebben. De mensen die het moeilijk hebben, hebben niet de tijd om te wachten tot deze minister weer een overleg heeft gevoerd met gemeenten. Ik vraag echt urgentie bij deze minister om de mensen te helpen. Is hij bereid om deze gemeenten per direct op te leggen dat zij die mensen steun moeten geven op basis van criteria die deze minister nu vaststelt?

Minister Koolmees:

Deze vraag verbaast me zeer van een ex-raadslid van de gemeente Rotterdam. De gemeenten hebben zelf steeds bij het Rijk aangegeven dat ze die beleidsvrijheid willen hebben. Ze willen zelf kunnen bepalen welke ondernemers ze steunen en welke niet. Het is voor mij heel erg aantrekkelijk om te zeggen dat gemeenten het langs deze manier moeten uitvoeren, maar dan zeggen de gemeenten terecht: daar gaat u niet over als minister, dan moet u bij de gemeenteraad zijn. Bij u dus, in een vorige periode.

Ik ben ook geen Dagobert Duck, want ik heb het geld al overgemaakt aan de gemeenten. Dat is ook de reden waarom we voor deze weg hebben gekozen. We hebben gekozen voor de bijzondere bijstand, zodat gemeenten direct over het geld beschikken en snel tot uitbetaling kunnen overgaan. Dat is juist om te voorkomen dat er eerst een bonnetje moet worden opgestuurd of een rekening moet worden ingediend bij het Rijk en men daarop moet wachten. We hebben er juist voor gekozen om het snel over te maken en niet op het geld te gaan zitten, want wij vinden dat die ondernemers nu geholpen moeten worden. Er zijn nu eenmaal verschillen tussen gemeenten. De gemeente Rotterdam, waaruit de heer Van Baarle afkomstig is, is een andere gemeente dan de gemeente in Drenthe waar de heer Van Kent het over had. Deze regeling geeft ook de ruimte om daar rekening mee te houden. Dat vind ik alleen maar positief. Maar urgentie voel ik zeker.

De voorzitter:

Tweede aanvullende vraag, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat blijkt, met alle respect, niet uit de beantwoording van de minister. We zien waar de knelpunten op dit moment liggen: bij gemeenten en bij die partnertoets. Daardoor zitten mensen nu gewoon in de ellende en krijgen niet de steun die ze nodig hebben. Ik zou echt een appel op de minister willen doen. Op dit moment hebben mensen gewoon moeite om aan het einde van de maand de rekeningen te betalen. Zorg ervoor dat we zo snel mogelijk dwingend aan de gemeenten opleggen wat er moet gebeuren en zorg dat de partnertoets wordt afgeschaft. Met het verhaal dat mensen in de mallemolen van de bureaucratie niet krijgen wat ze nodig hebben, schieten we niets op. Er is meer daadkracht nodig.

Minister Koolmees:

De heer Van Baarle zegt iets heel stevigs, zonder dat hij daar enig bewijs van kan overleggen. We weten namelijk niet waarom het aantal aanvragen zo achterblijft. We hebben budget beschikbaar gesteld. We hebben gemeenten opgeroepen om ruimhartig te zijn. We zien dat in sommige gemeenten maar 10% van het aantal verwachte aanvragen is ingediend. Dat heeft niks te maken met eisen, dat heeft niks te maken met budget. Het heeft te maken met mensen die zich niet melden. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat dit een probleem is, want wij willen die ondernemers juist helpen en zo snel mogelijk het geld overmaken. Daarom hebben we voor deze route gekozen. Je kunt echter niet zeggen dat uit de berichtgeving van de NOS blijkt dat dit het probleem is. Het voorbeeld van de gemeente Leiden ken ik niet, maar ik heb de afgelopen periode wel heel veel voorbeelden gezien van gemeenten, ook de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld, die wel degelijk ruimhartig aan het werk zijn om hier invulling aan te geven voor forse bedragen per maand.

Mevrouw Palland (CDA):

De bedoeling is dat ruimhartig toepassen en maatwerk via de gemeenten mogelijk is. Geld kan niet het probleem zijn, want het budget is verdubbeld. Dat zou dus comfort moeten geven. De minister geeft aan in overleg te gaan met gemeenten. Is hij ook bereid om daarbij naar de criteria te kijken en vooral te kijken naar de bekendheid van de regeling en of angst bij ondernemers over het eventueel moeten terugbetalen van de regeling een rol speelt? Wij krijgen signalen dat dit bij ondernemers van belang is, ook gelet op de discussies rondom de NOW.

Minister Koolmees:

Dat laatste punt herken ik. Dat zijn geluiden die mij ook hebben bereikt: ondernemers zouden terughoudend zijn met het aanvragen van de regeling, omdat ze denken dat ze het straks weer moeten terugbetalen. Dat willen ze niet, want dan hebben ze nog meer schulden. Dat begrijp ik, maar dit is natuurlijk een gift. Dit is geen lening en hoeft niet terugbetaald te worden. Het is een gift vanuit de gemeente. Maar het is een terecht punt van mevrouw Palland en ik neem het zeker mee in de gesprekken met de gemeenten. We zullen kijken of we daar meer helderheid over kunnen krijgen en zorgen kunnen wegnemen. Ik heb overigens drie weken geleden een videoboodschap ingesproken richting de accountants van de gemeenten, dat het Rijk voor de Tozo en de TONK echt over de brug zal komen met het geld dat nodig is om deze groep te ondersteunen. Dat heb ik al drie weken geleden gedaan.

De voorzitter:

Mevrouw Maatoug namens GroenLinks.

Minister Koolmees:

De "maiden-interruptie".

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Bestaat dat: een "maiden-interruptie"? Mijn vraag aan de minister is de volgende. We snappen dat het decentrale beleidsruimte is. Het zijn echter ook noodmaatregelen voor de mensen die tussen wal en schip vallen. Kunt u, in het verlengde van alle vragen die al gesteld zijn, duidelijke afspraken maken om eenduidigheid te krijgen, want dat gaat ook helpen bij de analyse die u net zelf gaf. Kunt u aangeven wat u daarvoor gaat doen en kunt u dat ook melden in de brief?

Minister Koolmees:

Eenduidigheid vind ik echt een ingewikkelde. Dan zou ik in een bevoegdheidsverdeling komen met de gemeente, waar ik niet over ga. De gemeente heeft een protocol voor bijzondere bijstand en hangt daar zelf criteria aan. Wat ik wel heb gezegd tegen de gemeenten is dat zij wat mij betreft ruimhartig toekennen. Daarom hebben ze ook een ruim budget. We hebben het budget zelfs verdubbeld van 130 miljoen naar 260 miljoen. Dat is om te voorkomen dat het budget een knelpunt zou worden voor deze groep. Wat ik leer uit deze berichtgeving, is dat er inderdaad heel grote verschillen bestaan. Dat is reden om met de gemeenten in gesprek te gaan en te zeggen: kunnen we dat niet een beetje stroomlijnen, om te voorkomen dat er tussen aanpalende gemeenten grote verschillen ontstaan? Dat neem ik dus mee terug, maar ik kan dat niet afdwingen. Daar gaat u niet over, en ik ook niet.

De voorzitter:

Mevrouw Maatoug, een tweede vraag.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Dat snappen wij ook, maar mijn vraag is de volgende. We zitten in deze situatie omdat we gekozen hebben voor de makkelijkst uitvoerbare manier. Daardoor kwamen we bij de gemeentes uit. Dit is dus een bijzondere situatie. Mijn vraag is om dat mee te nemen in de gesprekken, en om daarin eenduidig af te spreken welke decentrale ruimte er is. Bent u daartoe bereid, vraag ik aan de minister.

Minister Koolmees:

Sterker nog, dat hebben we al gedaan. Ik vind dat een terecht punt. Dat hebben we al gedaan en ja, dat gaan we in de vervolgronde nog een keer doen.

De heer Van Haga (FVD):

We hebben het al heel vaak gehad over de partnertoets. Nu blijkt dat die partnertoets her en der toch nog steeds wordt ingevoerd. Forum voor Democratie heeft op een gegeven moment een motie ingediend waarin wij vroegen om saldering toe te passen. Als door de overheidsmaatregelen €10.000 verlies wordt gemaakt en de partner verdient €2.000, dan is het negatieve saldo dus €8.000. Dat is dan een marker om wel uit te keren. Als u toch gaat bellen met Leiden en alle andere gemeentes die onverhoopt de partnertoets invoeren, zou u dit dan als een mogelijke oplossing kunnen meegeven?

Minister Koolmees:

Dit is eigenlijk de reden waarom we voor deze route hebben gekozen. Als bij wijze van spreken een directeur-grootaandeelhouder met een forse hypotheek die hij normaal gesproken gemakkelijk kan betalen, zegt: door deze maatregelen kom ik in problemen, kan ik dat niet meer, en kom ik niet uit met een Tozo-uitkering of met een andere tegemoetkoming. Daarvoor hebben we de TONK bedacht. Daarmee kan de gemeente maatwerk geven en bijstorten. Wat we nu in de praktijk zien, begrijp ik op zich vanuit de uitvoeringskant van de gemeenten. Zij zeggen: we hebben een soort standaardregeling. Iedereen die zich bij het loket meldt, krijgt de standaardregeling. Mocht iemand dan toch in problemen komen, dan hebben zij een maatwerkoplossing. In de praktijk is er dan een hardheidsclausule. Als je je bij het loket van de gemeente meldt omdat je een hoge hypotheek of anderszins hoge lasten hebt, dan kun je meer krijgen. De gedachte achter de regeling was juist om het punt van de heer Van Haga in de praktijk te kunnen regelen. We zien nu in de praktijk dat te veel de eenheidsworst wordt gehanteerd. In sommige gemeenten wordt dit karig uitgewerkt. Dat was niet de bedoeling en daar wil ik graag over in gesprek. Maar nogmaals, ik kan het niet afdwingen.

De heer Van Haga (FVD):

Nu toch de dga langskomt, kan mooi worden meegenomen dat we bij de NOW het dga-salaris überhaupt niet meenemen. Misschien kunt u dat ook meenemen in het volgende steunpakket.

Minister Koolmees:

Dat is niet helemaal waar, want ongeveer 5% van de dga's worden wel meegenomen in de NOW. Dat geldt met name voor dga's die sv-loon, of socialeverzekeringsloon, betalen en die premies hebben afgedragen. Zij worden wel gecompenseerd. Maar u heeft gelijk: voor het grootste deel geldt dat niet, omdat zij niet verzekerd zijn voor sociale zekerheid en daarom niet in de UWV-database zitten.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven