3 Verklaring van de minister-president over het aftreden van het kabinet

Aan de orde is de verklaring van de minister-president over het aftreden van het kabinet.

De voorzitter:

Ik wil de minister-president allereerst van harte welkom heten en hem daarna het woord geven voor het afleggen van een verklaring.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Dank voor die gelegenheid. Ik zou graag een korte verklaring afleggen naar aanleiding van de actuele politieke situatie. Want afgelopen vrijdag heb ik de Koning het ontslag aangeboden van het voltallige kabinet. Het was de ultieme conclusie die we als kabinet hebben getrokken nadat we meerdere malen inhoudelijk over het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag hadden gesproken. Een rapport met een conclusie als een mokerslag. Op alle niveaus zijn ernstige fouten gemaakt, die ervoor hebben gezorgd dat duizenden ouders groot onrecht is aangedaan. Ongekend onrecht. Als het hele systeem heeft gefaald, kan alleen gezamenlijk verantwoordelijkheid worden gedragen.

Het kabinet wil vandaag hier, in het hart van ons democratische bestel, verantwoording afleggen, uiteraard over de vraag hoe dit zo enorm fout heeft kunnen gaan, en hopelijk ook over de concrete voorstellen die we in de kabinetsreactie doen om te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt. Als kabinet hebben we in onze inhoudelijke reactie recht willen doen aan de ernstige conclusies van het rapport.

De Koning heeft de ontslagaanvraag in overweging genomen en de ministers en staatssecretarissen verzocht al datgene te blijven doen wat zij in het belang van het Koninkrijk noodzakelijk achten. Het is een frase die tot ons gebruikelijke staatsrechtelijke vocabulaire behoort, maar die thans extra lading heeft. Want, ja, een demissionair kabinet past terughoudendheid als het gaat om nieuw beleid en past terughoudendheid als het gaat om nieuwe wetgeving. Het is de Kamer die bepaalt of er bereidheid is om voorstellen voor wetgeving en beleid te behandelen. Wij zijn ons daarvan bewust.

Tegelijkertijd bevindt ons land zich midden in de strijd tegen het coronavirus en het opvangen van alle sociale en economische gevolgen van dien. En daarvoor, menen wij, rust een grote verantwoordelijkheid op onze schouders. En met "ons" bedoel ik "wij", zoals we hier vandaag bijeen zijn, kabinet én Kamer. Nederland mag van ons verwachten dat we de aanpak van de coronacrisis voortvarend voortzetten, in nauwe samenwerking. Dit geldt ook voor het helpen van de getroffen ouders in het kinderopvangtoeslagdossier, onder andere door middel van financiële compensatie en het aan de slag gaan met de verbeteringen die nodig zijn voor de toekomst. Daarbij werken we als kabinet in het besef dat we steeds zullen moeten zoeken naar voldoende draagvlak in het parlement.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven