10 Rekenfout bij risicoberekening granulietstort

Aan de orde is de voortzetting van het debat over een rekenfout van Rijkswaterstaat bij de risicoberekening van de stort van granuliet in een natuurplas.

(Zie vergadering van 27 oktober 2020.)

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van het debat over een rekenfout van Rijkswaterstaat bij de risicoberekening van de stort van granuliet in een natuurplas. Ik heet de minister van Infrastructuur en Waterstaat en natuurlijk ook de staatssecretaris van harte welkom. Ik geef de heer Laçin het woord, namens de SP natuurlijk, voor degenen die dat niet weten.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Dit granulietdossier kenmerkt zich door een bedrijf dat chanteert, intimideert en een oud-minister die van alles doet dat eigenlijk niet zou moeten kunnen. Dat zei de minister ook in haar eigen woorden in de eerste termijn die alweer vijf weken terug was. Ik zal niet te veel uitweiden, want ik heb ook drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de granulietstort bij Over de Maas inmiddels is gestopt en Arcadis onderzoek doet naar mogelijke gevaren van het storten van granuliet;

overwegende dat granuliet landelijk bij meerdere projecten wordt gebruikt om plassen te verondiepen;

overwegende dat de onrust rondom de granulietstort zich niet beperkt tot het project Over de Maas;

verzoekt de regering zich in te spannen om de stort van granuliet landelijk te stoppen tot Arcadis zijn onderzoek heeft afgerond en zijn bevindingen openbaar heeft gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Brenk, Kröger en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (30015).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de productie van granuliet de flocculant polyacrylamide wordt gebruikt;

constaterende dat deze zeer zorgwekkende stof niet van nature voorkomt in grond;

overwegende dat verschillende deskundigen, het Implementatieteam Bodem en de ILT eerder hebben aangegeven dat granuliet geen grond is en niet gestort zou mogen worden;

verzoekt de regering de status van granuliet als grond zo snel mogelijk te (laten) herzien en bevindingen van deskundigen hierin mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Brenk, Kröger en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (30015).

De heer Laçin (SP):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de heer Kuijken vaststelt dat het diepeplassenbeleid te veel is gericht op het economische verdienmodel van bedrijven;

constaterende dat ook wordt geconcludeerd dat het huidige stelsel van vergunningverlening en handhaving zeer complex is;

overwegende dat besluitvorming voornamelijk plaatsvindt aan de private kant van het stelsel;

verzoekt de regering bij de herziening van het stelsel met voorstellen te komen om de publieke betrokkenheid waar deze onvoldoende aanwezig is te vergroten en daarbij ook aandacht te besteden aan versterken van toezicht en handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Van Brenk, Kröger en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (30015).

Dank u wel. Als u de moties hier afgeeft, kunnen we die alvast kopiëren en aan de bewindspersoon geven. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Aalst namens de PVV. Gaat uw gang.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een lange eerste termijn gehad. Vandaag hebben we eindelijk een tweede termijn. Wat volgens mij heel helder en duidelijk moet worden vandaag is dat al die omwonenden recht hebben op duidelijkheid, alle bedrijven recht hebben op die duidelijkheid en de Kamer recht heeft op duidelijkheid. Ik daag dus eigenlijk beide bewindspersonen uit om gewoon voor de kerst duidelijkheid te geven, aan de Kamer, aan de omwonenden, aan de bedrijven. Verder vraag ik nog om een toezegging van de minister. Die is heel simpel. Het gaat om een oud-bewindspersoon, de heer Halbe Zijlstra. Ik wil gewoon dat de minister afstand neemt van eenieder die haar ambtelijk apparaat op welke manier dan ook schoffeert. Dat wil ik graag in heel duidelijke woorden van de minister horen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Aalst. Dan geef ik nu het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter, ik begin met het indienen van een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor het vertrouwen in en het aanzien en het functioneren van de overheid van belang is dat er integer, zorgvuldig en onkreukbaar wordt gehandeld;

overwegende dat in de publiciteit twijfel is opgeworpen over het integer, zorgvuldig en onkreukbaar handelen bij de voorbereiding van de besluitvorming over de status en kwalificatie van granuliet;

van mening dat alleen een deugdelijk, onafhankelijk en deskundig onderzoek schijn van onzuiver handelen kan wegnemen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe lessen uit deze casus zijn te trekken en deze te gebruiken om extra waarborgen voor integriteit en rolzuiverheid in te bouwen in de voorbereiding van besluiten en in de VTH-keten, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (30015).

De voorzitter:

Een hele korte vraag, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik zou graag willen weten wat de heer Moorlag met dit onderzoek wil bereiken. Is het een aanvulling op het onderzoek van de heer Kuijken of heeft hij twijfels over het onderzoek van de heer Kuijken?

De heer Moorlag (PvdA):

De scope van het onderzoek van de heer Kuijken was om de kwaliteit van de besluitvorming en hoe de besluitvorming was verlopen in beeld te brengen. In de eerste termijn heb ik harde woorden gesproken — anderen hebben dat ook gedaan — over de wijze waarop er van buiten invloed is uitgeoefend op het ministerie. De minister heeft iets gezegd over de zendende partij. Daar heb ik waardering voor. Maar goed, er is ook twijfel, zowel intern als in de publiciteit. Er zijn ambtenaren die in opspraak komen. Ik vind daar van alles van, maar ik ga niet over ambtenaren. Daarover gaat de minister. Ik vind dat er geobjectiveerd moet worden of er sprake is geweest van wel of niet rolzuiver en integer handelen.

De voorzitter:

Goed, dank u wel.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat is de portee van de motie.

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat het onwenselijk is dat de ambtelijke top van een overheidsinstantie rechtstreeks toegankelijk is voor het bedrijfsleven dat de eigen belangen wil bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (30015).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het feit dat het langjarig effect van flocculant onder water nog niet bekend is;

overwegende dat het voor water- en bodemkwaliteit van belang is om dit te weten gezien het feit dat er al erg veel granuliet is gestort in plassen;

verzoekt de regering een langjarig onderzoek op te zetten naar de effecten van flocculant onder water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Van Esch, Moorlag, Laçin en Kröger.

Zij krijgt nr. 89 (30015).

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

De laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volgens de heer Kuijken granuliet juridisch grond is;

overwegende dat Deltares eerder heeft gesteld dat er op granuliet geen plantje groeit;

overwegende het feit dat een juridische afwezigheid van schade niet betekent dat lozing van granuliet in zandwinplassen wenselijk is;

verzoekt de regering, in elk geval waar het water- en bodemkwaliteit betreft, voortaan het voorzorgsbeginsel als uitgangspunt te nemen dat ecologische overwegingen en gezondheidsoverwegingen nooit een ondergeschikte plaats mogen innemen naast economische overwegingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (30015).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Von Martels namens het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is mooi dat dit debat alsnog kan worden afgerond. De eerste termijn van dit debat is alweer vijf weken geleden. De tussenliggende tijd heeft ten aanzien van de monsters die zijn genomen gelukkig geen schokkende zaken aan het licht gebracht. We zouden wel aandacht willen vragen voor de handhaving en vandaar dat ik de volgende motie heb.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het stelsel van het Besluit bodemkwaliteit een groot handhavingstekort bij de ILT is met betrekking tot certificerende instellingen en bodemintermediairs;

overwegende het belang van goede publieke handhaving en toezicht;

verzoekt de regering om voor het einde van deze kabinetsperiode met een overzicht te komen van maatregelen, de gevolgen hiervan op de vergroting van de handhavingscapaciteit bij de ILT en de kosten die de maatregelen met zich meebrengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (30015).

De voorzitter:

De heer Van Aalst, een korte vraag.

De heer Van Aalst (PVV):

Handhaving is prima. Uitbreiding van de ILT is prima. We hebben het vanavond echter over granuliet. Volgens mij is er daarbij geen handhavingsprobleem. Er was gewoon vastgesteld dat het wel gestort mocht worden. Dus wat gaat de heer Von Martels met zijn motie oplossen voor al die mensen die last hebben gehad van granuliet?

De heer Von Martels (CDA):

Er is natuurlijk geen enkele persoon hier vanavond die iets kan oplossen. We kunnen alleen een bijdrage leveren aan gesignaleerde zaken. Ook in het rapport van de heer Kuijken zijn allerlei zaken aan het licht gekomen. Het kabinet heeft gezegd: we gaan wat met die aanbevelingen doen. Al met al gaan we er met z'n allen voor zorgen dat zaken in de toekomst nog wat vlekkelozer zullen verlopen. Daar is het allemaal om te doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Von Martels. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66. Meneer Von Martels, u moet de motie inleveren.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij diepe plassen sprake is van een groot aantal betrokken partijen, een stelsel dat deels privaat en deels publiek is, en versnipperde kennis;

overwegende dat bij een dergelijk complex speelveld het van het grootste belang is dat de communicatie helder, volledig en tijdig is;

overwegende dat er bovendien onvoldoende transparante communicatie is naar bewoners, vooral ook in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een diepe plas;

verzoekt de regering de regelgeving zo vorm te geven dat al voor het verlenen van een ontgrondingsvergunning door de provincie een bestuurlijke stuurgroep in zal worden gesteld met alle betrokkenen, publiek én privaat, met het oog op de begeleiding van het project en een ordelijke uitvoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs, Dik-Faber, Ziengs en Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (30015).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met het toepassen van grond, slib, bagger en andere materialen in diepe plassen geld te verdienen valt;

overwegende dat het beleid met betrekking tot diepe plassen te veel draait om een economisch verdienmodel en te weinig om ecologische waarden;

verzoekt de regering een voorstel te doen over hoe meetbare ecologische criteria leidend kunnen worden gemaakt in het diepeplassenbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (30015).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik begin snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verondiepen van plassen gebeurt onder het credo van natuurverbetering;

constaterende dat er geen bewijs is dat het verondiepen van plassen van toegevoegde waarde is voor de natuur;

verzoekt de regering het storten van granuliet en andere bodemvreemde materialen niet meer toe te staan tot is aangetoond dat het van toegevoegde waarde is voor de natuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (30015).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende de zorgwekkende gang van zaken rondom de stort van granuliet in diepe plassen;

constaterende dat er volgens een voormalig milieuofficier van justitie meerdere strafbare feiten zijn gepleegd;

constaterende dat de minister van Justitie in individuele strafzaken een bijzondere aanwijzing kan geven;

verzoekt de regering het Openbaar Ministerie te vragen een onderzoek te starten naar mogelijke strafbare feiten omtrent de granulietstort bij natuurontwikkelingsproject Over de Maas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (30015).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De laatste motie is van mevrouw Kröger, maar aangezien zij er vanavond niet bij kan zijn, dien ik die voor haar in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het granulietdossier sprake is geweest van rolvermenging bij zowel het ministerie als bij Rijkswaterstaat, waarbij het vermoeden is ontstaan dat economische belangen boven ecologische belangen en de volksgezondheid werden gesteld;

overwegende dat dergelijke rolvermenging leidt tot wantrouwen in de handhavingsdiensten en dat dit — terecht of onterecht — onwenselijk is;

verzoekt de regering om een risicoanalyse uit te voeren naar de knelpunten waar de zorgplicht, zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer, in de knel kan komen door economische belangen, en op basis daarvan te bezien op welke wijze deze risico's in de toekomst voorkomen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (30015).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Vanwege het tijdstip zal ik mij beperken tot het indienen van de motie. Het debat is gevoerd. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de risico's voor mens en milieu bij het toepassen van grondstoffen, zoals voor het verondiepen van plassen;

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om in normdocumenten alle relevante stoffen op te nemen, ook als dat geen genormeerde stoffen zijn;

verzoekt de regering tevens een grondstoffen- of materialenpaspoort te introduceren, zodat grondstromen goed gevolgd kunnen worden, en de Kamer hierover in het voorjaar van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (30015).

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Ziengs namens de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Van mij geen moties, hooguit emoties. We hebben natuurlijk een debat gevoerd dat ook gestoeld was op heel veel emotie vanuit de omgeving. Zeer begrijpelijk, overigens: er heeft daar van alles plaatsgevonden, dus ik kan me goed voorstellen dat de bewoners erg ongerust waren. Het doet mij dan ook deugd om te constateren dat alle onderzoeken die inmiddels voorbij zijn gekomen, aangeven dat het gevaar dat geschetst werd, ook in de media, niet aanwezig was. Dat doet mij zeer veel deugd.

Ik wil alleen nog één ding vragen, ik denk aan de minister. De commissie-Van Aartsen is ingesteld, maar we hebben begrepen dat het IPO inmiddels ook al een tijd bezig is om in gezamenlijkheid tot beleid te komen om het toezicht en dergelijke te verbeteren. Is er een mogelijkheid dat het IPO daadwerkelijk nog beter betrokken wordt bij de commissie-Van Aartsen? Ik begreep uit de signalen dat dat nog wel wat te wensen overlaat. Dat is mijn enige vraag. Het kan zijn dat die aan de staatssecretaris gericht is, ik stel voor dat de beide bewindslieden even kijken wie het antwoord gaat geven.

Dank u wel.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb eigenlijk ook maar één vraag. Vijf weken geleden zat de emotie ook bij de heer Ziengs nogal hoog. Na vijf weken ben ik benieuwd of hij nu wel zover is dat het nooit zo kan zijn dat een ex-bewindspersoon, hoe boos hij ook is, ambtenaren schoffeert alsof het er maar bij hoort. Is de heer Ziengs van mening, nu de emoties wat ingedaald zijn, dat dat inderdaad onacceptabel is en neemt hij er afstand van?

De heer Ziengs (VVD):

De vraag is mij volstrekt onhelder. Hij heeft het over ex-bewindspersonen die kennelijk geschoffeerd hebben. Ik heb een onderzoek gezien van de heer Kuijken. Daaruit blijkt duidelijk dat er geen sprake is geweest van beïnvloeding. Sterker nog, dat stond daar ook beschreven. De vraag is dus zeker suggestief. Laat het daar dus maar bij, denk ik.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Die is niet suggestief. Het was meneer Halbe Zijlstra, ex-bewindspersoon van de VVD, die het nodig vond om ambtenaren in combinatie met "voortetteren" of zoiets, in die bewoordingen mee te nemen. Daar nam de heer Ziengs de vorige keer geen afstand van. Is hij bereid om dat vandaag wel te doen, zodat onze ambtenaren keurig hun werk kunnen doen en niet op die manier bejegend worden door ex-bewindspersonen?

De heer Ziengs (VVD):

Het verbaast mij zeer dat deze vraag zo gesteld wordt. Ook in de beantwoording bij de technische briefing gaf de heer Kuijken van de commissie-Kuijken aan dat het onderwerp een andere had kunnen zijn: hoe lagere ambtenaren in staat waren om bedrijven dwars te zitten. Meneer Van Aalst weet dondersgoed waar ik het over heb.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ziengs. Dan kijk ik naar de minister en de staatssecretaris. Ze hebben vijf minuten schorsing nodig.

De vergadering wordt van 22.30 uur tot 22.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter, ik heb de meeste moties. Ik zal vast beginnen en dan behandelt de minister zo meteen de andere moties.

De motie op stuk nr. 84 van de heer Laçin verzoekt de regering de status van granuliet als grond te laten herzien. Wacht even, dat is de motie op stuk nr. 85. Ik heb de verkeerde motie voor me. Ik pak even de tekst erbij.

De voorzitter:

Doe rustig aan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik heb mijn eigen stapel. Die motie verzoekt de regering om zich in te spannen om de stort van granuliet landelijk te stoppen. Ik heb geen reden en ook geen mogelijkheden om stort van een materiaal dat aan de eisen voldoet stil te leggen. Daarom ontraad ik deze motie. Overigens is de toepassing in Over de Maas vrijwillig voorlopig stilgelegd.

Dan de motie op stuk nr. 85 met het verzoek om de status van granuliet als grond zo snel mogelijk te herzien. Sinds 2009 is granuliet gekenmerkt als grond. Uit diverse onderzoeken is ook gebleken dat granuliet voldoet aan de wettelijke eisen en ik zie geen aanleiding om de status te herzien. Wat wel zo is, is dat nu de nieuwe BRL wordt voorbereid. Er is dus een proces. Ik ontraad deze motie, maar er loopt nog een proces.

De voorzitter:

Is er nog een motie van de heer Laçin? Ja? U krijgt zo het woord, meneer Laçin.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja. Dit was de motie op stuk nr. 85. Die is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 86. Die verzoekt bij de herziening van het stelsel met voorstellen te komen om het publieke karakter te versterken. Beide aspecten worden meegenomen door de taskforce bodemstelsel. Ik vind inderdaad dat de publieke betrokkenheid moet worden versterkt, dus deze motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Laçin, één vraag.

De heer Laçin (SP):

Dank voor het derde oordeel, over de motie op stuk nr. 86. Dan over de tweede motie, die op stuk nr. 85. We hebben vaker gewisseld dat het implementatieteam bodem heeft geconstateerd dat het geen grond is. Er ligt een juridisch document van de ILT dat zegt: het is geen grond, dus niet storten. Ik begrijp dus niet dat de staatssecretaris hier zegt dat er geen aanleiding voor is. Er is aanleiding zat om de status van granuliet te herzien. Ik heb nu documenten genoemd. Ik noem Deltares er niet eens bij. Wat mij betreft is er dus voldoende aanleiding om in ieder geval de status te herzien. Ik zou de staatssecretaris toch willen vragen om dat te gaan doen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik weet dat de heer Laçin daar aanleiding toe ziet, anders had hij ook de motie niet ingediend. De juridische definitie van grond is er een waar granuliet onder kan vallen. Alle documenten die hij noemt, waren onderdeel van het debat en hebben uiteindelijk geleid tot de afweging door de directeur-generaal dat het als grond gekwalificeerd kon blijven worden. Ook over de status die de heer Laçin toekent aan de verschillende documenten zouden we nog een heel debat kunnen voeren, maar daar zal ik u niet mee vermoeien vanavond. Dat is gewisseld in het debat.

Dan de motie op stuk nr. 88 van mevrouw Van Brenk. Ik zie bij heel veel moties — dat waardeer ik ook — de wens om te kijken hoe we dingen beter kunnen maken. De moties van de heer Laçin die ik geen oordeel Kamer kon geven gaan daar natuurlijk eigenlijk ook over, net als degene die ik wel oordeel Kamer kon geven. De motie van mevrouw Van Brenk ga ik ontraden, omdat die overbodig is. Ik neem het voorzorgsbeginsel als uitgangspunt, want dat is een belangrijk principe in het milieubeleid. Signalen uit de omgeving neem ik zeker serieus. Het stilleggen van projecten kan echter alleen aan de orde zijn als daar echt bewijs voor is. Dat hebben we uitgebreid met elkaar gewisseld in het debat. Ik ontraad deze motie, maar ik ben het erg met mevrouw Van Brenk eens dat het voorzorgsbeginsel een belangrijk uitgangspunt is in het milieubeleid.

Dan het langjarig onderzoek naar flocculant, de motie op stuk nr. 89. Op dit moment wordt de review uitgevoerd. Flocculant wordt hierin meegenomen. Wanneer de resultaten bekend zijn, zullen we verder bekijken wat er nodig is. Ik wil mevrouw Van Brenk daarom vragen om deze motie aan te houden. Dat onderzoek loopt dus nog en daarna kunnen we pas beoordelen wat we daarmee moeten. Ik wil daar noch in positieve noch in negatieve zin op vooruitlopen.

De voorzitter:

Wilt u haar aanhouden, mevrouw Van Brenk? Of heeft u een andere opmerking? Ik zie u lopen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik zou graag willen weten wanneer de review dan klaar is, want dan weet ik tot wanneer ik haar moet aanhouden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

We hebben op verzoek van de Kamer gekeken of nog een aantal van de onderzoeksvragen waarvan de mensen van Over de Maas hebben gevraagd of ze konden worden toegevoegd, aan het onderzoek konden worden toegevoegd. Daarom weet ik niet exact wat de einddatum van dat onderzoek is. Ik zal kijken of ik daar nog even wat informatie over kan krijgen voor mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als ik dat voor dinsdag kan krijgen, dan weet ik of ik de motie aanhoud.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Daar kunnen we zeker voor zorgen.

De voorzitter:

En mocht de motie niet worden aangehouden?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dan moet ik haar ontraden, want er loopt al een onderzoek.

De motie op stuk nr. 91 van de heer Von Martels en de heer Ziengs krijgt oordeel Kamer. Er is een taskforce die verbetermaatregelen opstelt. Zorgvuldigheid en uitvoerbaarheid zijn van belang. Oordeel Kamer.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 92. Het is een goed idee om rond het verlenen van een ontgrondingsvergunning een bestuurlijke stuurgroep in te richten, dus oordeel Kamer.

Motie op stuk nr. 93 verzoekt de regering een voorstel te doen hoe meetbare ecologische criteria leidend kunnen zijn. Ik herken de zorgen. Daarom zijn we de tweede helft van 2018 gestart met de aanpassing van het wettelijk kader en recent met een botsproef. In het kader van die brede botsproef wordt de aanbeveling van Kuijken om ecologische criteria evenwaardig te beoordelen, meegenomen. Dus ik laat het oordeel aan de Kamer.

Motie op stuk nr. 94 van mevrouw Van Eijs vraagt het storten van granuliet niet meer toe te staan. Dat is eigenlijk hetzelfde als de motie op stuk nr. 84 van de heer Laçin vraagt. Materiaal dat aan alle eisen van de wet voldoet, kan ik niet verbieden. Dat zou disproportioneel zijn, dus ik ontraad de motie.

Motie op stuk nr. 96 van mevrouw Van Esch vraagt het storten van granuliet, een bodemvreemd materiaal, niet toe te staan. Daarvoor geldt hetzelfde argument. Materiaal dat voldoet aan de wettelijke eisen kan worden toegepast. Dit kan niet door het bevoegd gezag worden tegengehouden.

De motie op stuk nr. 97 van mevrouw Dik-Faber verzoekt om alle stoffen op te nemen in het certificaat of normdocument. Ik sta hier positief tegenover, net zoals ten opzichte van het grondstromenpaspoort. Dat wil ik onderzoeken. Ik zal de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid met betrokken partijen bespreken en de taskforce hiertoe opdracht geven. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik het onderzoek laat doen met een hele positieve grondhouding naar dat grondstromenpaspoort, dan geef ik haar oordeel Kamer.

Dan was er nog een vraag van de heer Ziengs over het IPO en de commissie-Van Aartsen. De commissie-Van Aartsen is een onafhankelijke positie. Die hoort en die spreekt wie zij wil. We hebben er wel voor gezorgd dat de commissie in ieder geval een keer de gelegenheid heeft gehad om van gedachte te wisselen met de commissie-Van Aartsen. Dat vond ik belangrijk naar aanleiding van de signalen van het IPO. We zullen zorgen dat ze verder goed aangesloten blijven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal beginnen met de motie op stuk nr. 87 van de hand van de heer Moorlag. Laat ik vooropstellen, zoals ik de Kamer ook in eerste termijn van het debat al heb aangegeven, dat ik zelf geen enkele aanleiding heb om te twijfelen aan de motivatie voor het handelen van de mensen bij RWS of het ministerie. Het is ook duidelijk — dat hebben we met elkaar gewisseld in het debat — dat er in het proces in eerdere jaren ook dingen niet goed zijn gegaan, maar ik sta voor, achter en naast de mensen van het ministerie en van Rijkswaterstaat. Dat geldt ook voor de staatssecretaris. Deze mensen hebben allemaal naar eer en geweten hun werk gedaan. Zij doen dat iedere dag weer, in het belang van een veiliger, bereikbaar en leefbaar Nederland. Ook na het lezen van het rapport van de heer Kuijken is er wat mij betreft geen enkele — ik onderstreep: geen enkele — reden om te twijfelen aan hun integriteit. Dat onderdeel van de motie, zeg ik ook tegen de heer Moorlag, vind ik dus ook nadrukkelijk niet nodig. Maar tegelijkertijd snap ik ook wel, als ik het debat nog even voor de geest haal, dat hij zegt dat een organisatie natuurlijk altijd wel lessen kan leren. Ik vind ook belangrijk dat we dat als overheid doen, dat we daarvoor open staan. Naar aanleiding van deze casus hebben we natuurlijk ook al een aantal lessen geleerd. Dat zien we in het rapport-Kuijken. Met het oogmerk om lessen te leren van deze zaak en kijken of we in de toekomst nog iets kunnen verbeteren, kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De motie-Van Brenk op stuk nr. 90 is een "spreekt uit"-motie, dus daar zal ik mij verder niet over uitlaten.

De motie van de hand van mevrouw Van Esch op stuk nr. 95 vraagt om het Openbaar Ministerie te vragen een onderzoek te starten naar mogelijke strafbare feiten. Daar zie ik geen enkele aanleiding voor, en die motie ontraad ik.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van ... Nee, nog niet? Zijn we nog niet aan het einde gekomen van dit debat?

De heer Van Aalst (PVV):

Nee, voorzitter. Ik vind het eigenlijk wel vervelend. Ik heb geen motie ingediend. Ik dacht: dat kunnen die beide bewindspersonen wel af door netjes een goed antwoord te geven. Ik heb gevraagd of ze nu bereid zijn om duidelijkheid te verschaffen voor zowel omwonenden, bedrijven als de Kamer voor de kerst. En ik heb gevraagd aan de minister om afstand te nemen van de uitspraken van de heer Zijlstra over ambtenaren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

In het debat vijf weken geleden heb ik duidelijk gezegd: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar ik zou het niet zo hebben gedaan. Daar heb ik verder niks aan toe te voegen.

De voorzitter:

En wat is uw antwoord op de andere vraag? Er waren twee vragen gesteld.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik weet niet welke duidelijkheid ik zou moeten verschaffen voor de kerst. Dus ik weet niet waar de heer Van Aalst precies op doelt. Ik kijk even naar de staatssecretaris of zij dat wel weet. Volgens mij lopen er nog onderzoeken en die zullen we moeten afwachten, dus ik had niet de indruk dat die nog voor de kerst kwamen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Dan constateren we dat blijkbaar alles duidelijk is voor die omwonenden en bedrijven. Nou, dat gaan we dan zien de komende tijd. Ik begrijp het niet. Ik heb de minister net een minuut horen zeggen over haar ambtenaren dat ze voor ze staat, achter ze staat, naast ze staat, boven op ze staat, weet ik veel waar ze allemaal staat.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee, dat laatste zeker niet.

De heer Van Aalst (PVV):

Het is potverdorie een ex-bewindspersoon die tekeergaat over ambtenaren alsof het ettergezwellen zijn en de minister weigert daarvan afstand te nemen. Dan is het niet "ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is", nee, daar neem je afstand van en dan zeg je: ik sta achter mijn ambtenaren en ik accepteer dit soort uitlatingen niet.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb nogmaals net ook weer herhaald wat ik vorige keer ook al heb gezegd: ik zou dat zelf zo niet doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de Kamerleden, ik dank de minister en de staatssecretaris en natuurlijk de bodes, de stenografische dienst, de griffiers. Nou, iedereen eigenlijk. Dank jullie wel!

Naar boven