4 Vragenuur: Vragen Kuzu

Vragen van het lid Kuzu aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over stagediscriminatie.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK voor zijn vraag over stagediscriminatie. De vraag is gericht aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We wachten nog heel even totdat het spreekgestoelte is schoongemaakt. Meneer Kuzu, gaat uw gang.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel.

Veel schoolgaande jongeren maken het op dit moment mee: het niet kunnen vinden van een stageplek vanwege corona. We lazen op de site van RTL het ingrijpende verhaal van Noah, een jongen die half Nederlands en half Marokkaans is. Hij had grote moeite met het vinden van een stageplaats. Hij kwam erachter dat toen hij de Nederlandse naam van zijn moeder gebruikte, hij opeens veel meer reacties kreeg dan toen hij de Marokkaanse naam van zijn vader gebruikte.

Voorzitter. Er zijn heel veel Noahs in Nederland. Er zijn heel veel mensen die letterlijk hun achternaam moeten veranderen om maar een stageplek te kunnen krijgen, om maar niet gediscrimineerd te worden. Hoever zijn we afgegleden als land als we dit toestaan? Deze minister heeft in de afgelopen vier jaar aangegeven dat ze boos en bezorgd is over stagediscriminatie. Wat hebben al die jongeren die gediscrimineerd worden wanneer ze een stageplek zoeken aan die boosheid en die bezorgdheid, zo vraag ik de minister. Wat hebben zij eraan als de minister aan het einde van haar periode met de zoveelste voorlichtingscampagne komt? Een voorlichtingscampagne is goed, maar er moet veel meer gebeuren. Mijn concrete vraag aan de minister is: wat schieten jongeren zoals Noah op met een voorlichtingscampagne?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Dank voor deze vragen, want die geven mij ook de gelegenheid om hier nog eens te benadrukken hoe belangrijk het is dat we samen optrekken tegen stagediscriminatie.

De heer Kuzu haalde het verhaal van Noah Hajji aan. Noah Hajji is naast, helaas, ervaringsdeskundige op dit punt, voorzitter van de JOB, die samen met mij gewerkt heeft aan deze campagne. Samen met het ministerie, werkgevers, het onderwijs en het College voor de Rechten van de Mens hebben we afgesproken dat alleen met elkaar uitspreken dat we hiertegen zijn inderdaad niet voldoende is. De heer Kuzu zegt dat terecht. Het gaat er ook om met elkaar te werken aan handelingsperspectief. Dat is precies wat onder deze campagne ligt.

We doen al een tijdje een aantal dingen tegen stagediscriminatie. In het platform onder deze campagne brengen we al die acties samen. We trainen stagebegeleiders bij alle bedrijven bijvoorbeeld in het selecteren zonder vooroordelen, want we weten dat stagediscriminatie helaas soms bewust gebeurt maar in de meeste gevallen onbewust. Het is dus heel belangrijk om begeleiders te trainen in het selecteren zonder bias. We zorgen dat jongeren en bedrijven met elkaar kennis kunnen maken voordat een sollicitatie rondom een stage aan de orde is, zodat ze elkaar leren keren en elkaar ook beter waarderen. We brengen ook de meldpunten beter onder de aandacht. Op verzoek van uw Kamer starten wij begin 2021 met een pilot om te kijken of de school de match kan maken tussen de stageplek en de stagiairs, zodat eigenlijk wordt voorkomen dat zij een teleurstelling oplopen op de arbeidsmarkt. We doen dus heel veel meer, maar met deze campagne, met #KIESMIJ, proberen we er nou juist met een positieve insteek voor te zorgen dat men kijkt naar elkaars kwaliteiten en niet naar herkomst.

De heer Kuzu (DENK):

Het is natuurlijk hartstikke mooi dat dit gebeurt, maar eigenlijk zit hier ook de kern van de frustratie van de fractie van DENK. Het is de zoveelste voorlichtingscampagne met een aantal onderliggende acties die er mogelijk uit zouden kunnen voortkomen. Noah Hajji merkt dat hij op het moment dat hij zijn Nederlandse achternaam gebruikt, vaker wordt uitgenodigd voor een gesprek en vaker een betere onderbouwing krijgt wanneer hij wordt afgewezen. Dat is eigenlijk best wel triest, want stagediscriminatie is een kras op de ziel van jongeren. Met alleen voorlichting en onderliggende maatregelen die genomen zouden kunnen worden, schieten we op dit moment niks op, temeer omdat het fenomeen al heel lang bekend is. Daarom wil DENK ook dat de regering stagediscriminatie keihard aanpakt. Nogmaals, het is goed dat er een voorlichtingscampagne is, maar er moet meer gedaan worden.

Is de regering bijvoorbeeld bereid om bedrijven en organisaties die stagezoekers discrimineren hard aan te pakken? Is de minister bereid om de straffen voor stagediscriminatie te verzwaren? Is de minister bereid om mysteryguests in te zetten om discriminerende bedrijven op te sporen? Is zij bereid om de inspectie te laten controleren of bedrijven beleid hebben tegen stagediscriminatie? Is zij bereid om maatregelen tegen discriminatie helder op te nemen in de voorwaarden voor de erkenning van leerbedrijven? Is zij bereid om ervoor te zorgen dat al die cursussen en bewustwordingsmaatregelen — daar gaat het volgens mij om in deze campagne — ook verplicht worden?

Het moet wat DENK betreft ook makkelijker worden om een melding te maken. De campagne draagt daaraan bij, maar het is niet meer dan dat. Is het bijvoorbeeld mogelijk om het voorstel van collega Van den Berge over de stagediscriminatie-app mogelijk te maken en dat makkelijker te maken? Is de minister bereid om de campagne breder in te zetten dan alleen het mbo en het hbo? Er zijn zo veel vragen en te weinig concrete daden. Kan de minister eindelijk eens een keertje concreet worden en ook aangeven dat stagediscriminatie ook keihard wordt aangepakt?

Minister Van Engelshoven:

Ja, dat zijn heel veel vragen, maar het zijn ook vragen waar we al eerder in deze Kamer een antwoord op hebben gegeven en waar we op handelen. Nogmaals, ook op verzoek van de heer Van den Berge en mevrouw Van den Hul — daarover is een motie aangenomen in deze Kamer — is deze campagne nou juist in samenspraak met ervaringsdeskundigen gemaakt, omdat wij het gevoel hadden dat zij ons het beste zouden kunnen meenemen in wat voor hen werkt. Hetzelfde hebben we bijvoorbeeld gedaan met het voorstel van de app. Daarbij hebben we ook aan ervaringsdeskundigen, aan jongeren zelf, gevraagd: hoe denken jullie nou dat wij de informatie beter bij jullie kunnen krijgen en het meldpunt beter onder de aandacht kunnen brengen? Daar werken we in dit platform samen aan. En ja, als wordt vastgesteld dat er bij een bedrijf sprake is van stagediscriminatie, kan de erkenning als leerwerkbedrijf worden ingetrokken. Alleen, we weten allemaal dat het buitengewoon ingewikkeld is om ook echt hard aan te tonen dat er sprake is van moedwillige stagediscriminatie. Straffen moet ook niet ons doel zijn. Ons doel moet zijn om samen dit probleem aan te pakken en vooral te voorkomen. Daarom zetten we ook met alle betrokken partijen in op deze campagne. Want één ding willen we volgens mij allemaal: stagediscriminatie zo snel mogelijk de wereld uit helpen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Volgens mij heeft niemand hier gezegd dat straffen een doel op zich is. Straffen is een instrument om het middel dichterbij te brengen, namelijk het tegengaan van stagemarktdiscriminatie. Daar zit, nogmaals, mijn frustratie. We zetten zo veel knappe koppen bij elkaar en we hebben een minister die zich boos maakt en die bezorgd is over stagemarktdiscriminatie, maar we komen niet verder dan een voorlichtingscampagne en een aantal zaken waar we inderdaad al jaren over spreken. Want dit fenomeen is niet nieuw. Dit fenomeen is hardnekkig. Daarom moet er meer gedaan worden. Mijn laatste vraag is dan ook of de minister bereid is om zelf het goede voorbeeld te geven door bij de rijksoverheid meer stageplaatsen te creëren voor studenten die te maken hebben met stagemarktdiscriminatie. Ik zal hier vanavond bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken ook op terugkomen.

Dank u.

Minister Van Engelshoven:

De toezegging is al eerder gedaan dat, zeker in deze tijd, waarin er sprake is van krapte aan stageplaatsen, de rijksoverheid maar ook de andere overheden meer stageplekken ter beschikking zullen stellen. Dat gebeurt ook. Wellicht zult u vanavond bij de behandeling van de begroting van SZW ook horen dat er een wetsvoorstel van de collega's van Sociale Zaken bij de Raad van State ligt, over gelijke kansen bij werving en selectie. Door dat wetsvoorstel kunnen bedrijven die niet kunnen laten zien dat zij een wervings- en selectiebeleid hebben gericht op het voorkomen van discriminatie, door de inspectie worden bestraft. Ook daar worden dus concrete maatregelen genomen, maar het is altijd én voorlichting én samenwerking én met elkaar het goede gesprek hebben én straffen als het nodig is. Wij kiezen met alle betrokkenen voor die brede aanpak.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van den Berge namens GroenLinks voor een aanvullende vraag.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Het probleem van stagediscriminatie is inderdaad heel groot. Daarom vraag ik er in elk onderwijsdebat aandacht voor en heb ik ook verschillende voorstellen gedaan, waarvan een aantal zonet al langskwamen. Samen met het CDA heb ik het voorstel gedaan voor een app en samen met de Partij van de Arbeid heb ik het voorstel gedaan voor een team met ervaringsdeskundigen. Ik vind de campagne #KIESMIJ ook een goede stap. Het is ook mooi dat ervaringsdeskundigen daarbij betrokken zijn. Mijn vraag aan de minister is hoe zij die ervaringsdeskundigen ook in het vervolg gaat inzetten om concrete maatregelen te ontwikkelen. Want een van de dingen die mij zo frustreert bij het aanpakken van stagediscriminatie is dat we er niet in slagen om maatregelen te nemen die in de praktijk ook echt effectief zijn. En ik denk dat die ervaringsdeskundigen hele goeie ideeën hebben over hoe we dit hardnekkige probleem kunnen aanpakken.

Minister Van Engelshoven:

Het antwoord is natuurlijk een volmondig ja. Natuurlijk blijven wij samenwerken met ervaringsdeskundigen om te kijken wat we nog meer kunnen doen om dit probleem de wereld uit te helpen. Want nogmaals, dat willen we allemaal. En ik heb onlangs ook gesproken met een aantal van die ervaringsdeskundigen, die zelf ook tools zijn gaan ontwikkelen om dit aan te kunnen pakken. Ik vind het heel mooi als uit de doelgroep zelf ook ideeën en suggesties komen voor wat hun effectief lijkt en wat hen zou helpen. Dus dat gesprek is continu gaande.

De heer Smals (VVD):

De minister begint haar beantwoording met dat we samen moeten optrekken. Daar sluit ik me van harte bij aan, want ik denk dat vrijwel elke partij hier in de Kamer het ermee eens is dat voor discriminatie geen ruimte is in Nederland, punt. Maar het verhaal van Noah Hajji maakt wel iets duidelijk: hij is iemand die goed uit zijn woorden kan komen en het probleem kan aanpakken. Respect voor zijn moed daarin, maar er zijn natuurlijk ook mensen die hier ook mee geconfronteerd worden en helemaal niet zo krachtig zijn. Ik vraag me af of de minister een mogelijkheid ziet om bijvoorbeeld juist in het curriculum iets op te nemen om de mensen die misschien niet zo sterk zijn van zichzelf, wel iets mee te geven om, als ze geconfronteerd worden met discriminatie, daar ook zelf iets tegen te kunnen doen.

Minister Van Engelshoven:

Kijk, een student voorbereiden op een sollicitatie voor een stage is natuurlijk onderdeel van het curriculum. En daarbij hoort ook: wat doe ik als het gesprek niet loopt zoals ik wil, als ik ergens tegenaan loop? In de programma's over loopbaanbegeleiding en voorlichting hoort dit ook een onderdeel te zijn. Maar een stagebegeleider uit de instelling die een student begeleidt bij het zoeken naar een stage, moet daar ook bij kunnen helpen. Ik was bijvoorbeeld gisteren in Rotterdam in gesprek met een stagemakelaar. Dat is een van de ideeën die zijn voortgekomen uit die ervaringsdeskundigen: bedacht in Amsterdam-West, maar inmiddels ook ingezet in Rotterdam. Die begeleidt studenten echt stap voor stap op dat traject. En zo zijn er veel meer voorbeelden te noemen. Daarbij begeleiden instellingen studenten ook heel goed in wat te doen als je daartegenaan loopt: hoe kunnen wij jou daar weerbaarder tegen maken?

De voorzitter:

Goed. Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur, en daarna gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.01 uur geschorst.

Naar boven