3 Vragenuur: Vragen Peters

Vragen van het lid Peters aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over meer jongeren in de bijstand.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters namens het CDA voor zijn vraag aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die ik ook van harte welkom heet. De vraag gaat over het feit dat steeds meer jongeren terechtkomen in de bijstand. De heer Peters.

De heer Peters (CDA):

Voorzitter. De rekening van de coronacrisis komt voor een groot deel terecht bij jongeren. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. De NOS berichtte daar ook over. De grootste rekening komt terecht bij de meest kwetsbare jongeren. De positie van jongeren is sowieso al moeilijk, door het leenstelsel, door flexbaantjes, door een moeilijke positie op de huizen- en de arbeidsmarkt, en daar komt deze crisis nog eens bovenop. Baantjes verdwijnen, verdringing dreigt. Dat is niet zomaar een probleem, dat is een ramp in slow motion. Hoe gaan we voorkomen dat problemen zo groot worden dat ze überhaupt niet meer opgelost kunnen worden? Zie de staatssecretaris de urgentie en zo ja, wat is zijn aanpak om jongeren perspectief te blijven bieden op een mooie toekomst?

Voorzitter. Ik heb drie concrete groepen en wat vragen. Ten eerste de groep studenten die wel moeten werken vanwege het leenstelsel. Is in beeld hoe groot hun problemen zijn omdat ze nu niet kunnen werken, omdat het werk er niet is? Hoe hoog groeit hun collectieve schuld? Wat kan de staatssecretaris doen om deze mensen te helpen?

Ten tweede de groep laagopgeleide jongeren die nu ontslagen zijn en weer aan het werk willen. Zij lopen het risico verdrongen te worden door werkzoekenden met een hogere opleiding. Iedereen betaalt de rekening van deze crisis, maar mensen met de minste kansen betalen altijd het meest. Deelt de staatssecretaris deze conclusie en tot welke acties zet dit hem aan?

Ten derde, voorzitter. Hoe zit het met jongeren die werk hadden maar nu niet meer, die ook niet naar school gaan en die nog geen 27 jaar zijn? Die komen vaak niet eens in aanmerking voor een uitkering. Klopt dit beeld van mij, volgens de staatssecretaris? Zijn deze mensen in beeld? Waar leven ze nu van? En wat kunnen we doen om te zorgen dat deze mensen niet en masse in de schulden komen en blijven?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris. Volgens mij is dit uw eerste optreden. Klopt dat?

Van 't Wout:

Ja. Dus dank aan de heer Peters, dat ik gelijk op dag één hier mag staan. Maar de aanleiding is serieus genoeg. De heer Peters wijst er terecht op. We weten allemaal dat de coronacrisis onze maatschappij raakt in de gezondheid en dat deze ook allemaal maatschappelijke effecten en zeker ook economische effecten heeft. Vooral voor kwetsbare groepen betekent dat dat er zware tijden aankomen. De eerste tekenen daarvan zien we al. De heer Peters wijst op de cijfers die we recent hebben gezien, dat we met name onder jongeren een verhoogde instroom in de bijstand zien. Terecht vraagt hij wat het kabinet daaraan gaat doen.

Afgelopen vrijdag heeft het kabinet een steun- en herstelpakket gepresenteerd. Dat gaat over hoe we doorgaan met de noodmaatregelen. Daarnaast is er een pakket van 1,4 miljard euro aan flankerend sociaal beleid, dat er vooral op is gericht om mensen aan het werk te houden en extra te investeren om mensen weer aan het werk te krijgen. We hebben daarin opgenomen, juist vanwege de zorgen van de heer Peters, dat wij 350 miljoen specifiek gaan inzetten voor jeugdwerkloosheid. We zijn de plannen daarvoor nu hard aan het uitwerken, ook in samenwerking met alle betrokkenen: gemeenten, sociale partners, onderwijsinstellingen, enzovoort. Dat is precies om dat te doen waar de heer Peters ons toe oproept. Ik denk dat we er zo rond Prinsjesdag meer concreet een uitwerking aan kunnen geven.

Dan had u nog specifieke vragen over de studenten. We investeren natuurlijk breed in onze schuldenaanpak. Als het echt gaat om hun situatie ten opzichte van het leenstelsel, zou ik die vraag graag even willen doorgeleiden naar mijn collega van Onderwijs. Want dat heb ik hier niet.

De heer Peters vraagt nog of ik ook het risico zie van verdringing. Er raken heel veel mensen werkloos. Mensen die al een wat zwakkere positie hebben en wat minder kansrijk zijn, moeten gaan concurreren met zeer kansrijke mensen. Dat geldt niet alleen voor jongeren, maar bijvoorbeeld ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Daar hebben we juist de laatste jaren zo veel belangrijke stappen voor gezet. Daarom hebben we ook specifieke aandacht voor deze groepen in het pakket dat we nog verder uitwerken.

Dan uw laatste vraag, over jongeren onder de 27 jaar. Gemeenten hebben die groep goed in beeld. Die kunnen maandelijks beschikken over een overzicht van wie nou de jongeren zijn die niet werken, maar die ook geen uitkering hebben en die niet naar school gaan. Zij kunnen daar actief hun hand naar uitsteken. Ik heb in de verdere uitwerking van de plannen veel contact met de gemeenten. Het lijkt me goed om ook dit specifieke punt bij hen onder de aandacht te brengen.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel. Graag gedaan excellentie, dat ik u hier voor dit belangrijke thema voor de eerste keer aan tafel heb kunnen krijgen. Ik ben blij dat u duidelijk aangeeft dat u de problemen wel ziet. Ik snap overigens ook dat de vraag over studenten doorgezet gaat worden.

Ik wil wel nog iets vragen over de mensen die nog geen 27 jaar oud zijn, mensen van wie wij met zijn allen zeggen: of u werkt of u studeert, en meer smaken zijn er niet. Deze mensen werkten, ze studeerden niet. Nu werken ze ook niet meer en zijn ze nergens. U zegt dat ze bij gemeenten in beeld zouden moeten zijn. Ik vraag mij dat af. Ik vraag de staatssecretaris of hij kan toezeggen dat wij een overzicht krijgen wat er nou met deze mensen gebeurt, want ik maak me echt zorgen. Niet alleen over dat ze niet werken, maar ook over dat ze niks hebben om van te leven. Hoe gaat dat nou? Gemeenten hebben mensen wel in de kaartenbakken zitten, maar vaak niet, omdat ze nog geen 27 zijn, is mijn ervaring. Graag een reactie.

Dan het onderdeeltje laagopgeleide jongeren die nu ontslagen zijn en wel weer aan het werk willen. Ik begrijp dat daar een plan voor komt. Ik zou dat actieplan graag hier een keer willen bespreken om te zien wat er nu gebeurt en of het ons lukt wat wij met zijn allen willen, want hier dreigt echt een ramp in slow motion.

Van 't Wout:

Dat ben ik zeer met u eens. Uw eerste vraag was of u daar meer informatie over kan krijgen en hoe het nou precies werkt. Dat wil ik u toezeggen. Ik wil u ook toezeggen dat ik in de komende weken bij die uitwerking met de gemeenten specifiek voor deze groep aandacht zal vragen. Overigens hebben we ook met de gemeenten afgesproken om ook nadat het nieuwe beleid door de Kamer is geaccepteerd en we het gaan uitvoeren, om de twee weken bij elkaar te gaan zitten om signalen uit te wisselen. Ik zal het goed in mijn achterhoofd houden. De heer Peters zegt: let nou op, hier zit een heel kwetsbare groep. Daar zijn overigens nu al maatwerkmogelijkheden voor, maar dit is wel een specifiek een groep waar je extra aandacht voor moet hebben in de komende tijd.

De heer Peters (CDA):

Sorry, voorzitter, maar ik wil nog even ingaan op het antwoord dat er bij gemeenten op alle vlakken mogelijkheden voor maatwerk zijn. Mijn ervaring is niet dat dat altijd gebruikt wordt, zullen we maar even zeggen. Ik wil dat expliciet vragen over deze groep: ze werken niet, ze studeren niet, ze hebben niets en bij mijn weten zijn ze ook niet in beeld. Dat zou ik heel graag willen weten.

Ten slotte nog het volgende. Mijn CDA-collega Hilde Palland heeft onlangs samen met het CDJA en CNV Jongeren gepleit voor een offensief tegen jeugdwerkloosheid. Dat was nog aan het begin van deze coronacrisis. Ik denk dat dit nu urgenter is dan ooit. Is de staatssecretaris bereid bij het actieplan dat er gaat komen en waarover wij nog gaan spreken, de voorstellen van deze drie partijen te betrekken?

Van 't Wout:

Zeker. We zullen elkaar en alle goede ideeën hard nodig hebben om wat er op ons afkomt zo goed mogelijk te laten landen, maar we weten dat we niet alles zullen kunnen voorkomen. Ik ga naar de plannen kijken en ik zal ze zeker meenemen.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel Ik hoop de ramp in slow motion samen af te wenden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Peters. Dan kunt u weer gaan zitten. Ik heb de heer Jasper van Dijk, de heer Van der Staaij, de heer Renkema, mevrouw Van Brenk, de heer Gijs van Dijk, de heer Kuzu en de heer Bruins. Klopt dat? Ja. Dan ga ik eerst naar de heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een nieuwe staatssecretaris geeft nieuwe kansen, ook al is hij van VVD-huize, laat ik het zo zeggen. Hij heeft een loeizwaar onderwerp, armoede, en dan ook nog de coronacrisis, waardoor vooral jongeren en masse op straat belanden. Is hij bereid om op korte termijn op een rij te zetten wat hij de komende negen maanden dat hij in ieder geval nog staatssecretaris op dit terrein is, gaat doen om dit groeiende probleem van armoede onder jongeren aan te pakken? Je ziet dat de gemeenten schreeuwen om extra middelen. Ze zijn de afgelopen tien jaar met twee derde gekort op het re-integratiebudget, dus hier valt echt iets te doen. Gaat deze gloednieuwe staatssecretaris voor ons op een rij zetten wat hij in zijn termijn nog gaat doen?

Van 't Wout:

Daarbij kan deze staatssecretaris gelukkig terugvallen op heel veel goed ingezet beleid van mijn voorganger, Tamara van Ark, waar veel dingen gewoon nog urgenter zijn geworden door de coronacrisis. Dat geldt zeker als het gaat om armoede en schuldhulpbeleid. Ik zoek even naar allerlei verschillende brieven. We hebben in het pakket dat we vrijdag gepresenteerd hebben, juist voor dit punt een apart kopje, armoede en schulden, gemaakt, met 146 miljoen. Ook dat ben ik nu samen met gemeenten aan het uitwerken.

Ik meende de heer Van Dijk te horen zeggen, en daar heeft hij groot gelijk in: alleen geld geven is niet genoeg, het moet allemaal ook echt gaan gebeuren, en snel. Ik kan me het volgende voorstellen, maar dat moet ik nog wel in het kabinet bespreken. Er komt een uitwerking van dit hele pakket. Daarna ga ik daarover met alle liefde in gesprek met deze Kamer, zeker ook over dit onderdeel. Maandag heb ik de campagne gestart om mensen te verleiden om, als ze in de schulden komen, alsjeblieft snel hulp te zoeken. Ik heb daarover heel indringende gesprekken gevoerd met de ervaringsdeskundigen. Dat motiveert me zeer om hiermee aan de slag te gaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Terecht wordt er aandacht gevraagd voor het grote probleem van jongeren zonder werk, maar in andere debatten spreken we weer over instellingen zonder personeel, waarbij ik met name denk aan de zorgsector. Zou het niet mogelijk zijn om nog een extra slag te maken om juist jongeren die op dit moment weinig perspectief hebben ook met een traject van aanvullende opleidingen richting die sectoren te krijgen waar zij het best naar hun zin kunnen hebben en waar gewoon heel veel kansen liggen?

Van 't Wout:

Zeker. Ik denk dat de heer Van der Staaij hier heel beeldend maakt wat eigenlijk een van de hoofdlijnen is van het hele pakket dat we vrijdag gepresenteerd hebben. Laten we nou voorkomen dat mensen in een bijstands- of uitkeringssituatie terechtkomen, zeker als we zien dat er op andere plekken wel werk is. Soms vergt dat wat meer investeringen, soms kleine aanpassingen. Dat willen we vooral gaan doen in de arbeidsmarktregio's. Eigenlijk moet daarbij de filosofie zijn: het maakt niet uit of je nou in het bakje van het UWV of in dat van de gemeente zit: wij gaan gewoon voor jou kijken wat nodig is.

Ik heb vorige week een goed gesprek gehad met Rutger Groot Wassink, de GroenLinks-wethouder van Amsterdam. Hij gaf aan hoe hij op een heel slimme manier veel Uber-chauffeurs waar het nu slecht mee gaat, begeleidt naar koeriersbanen en distributie. Die hele sector groeit als kool. Met een klein stapje kunnen die mensen daar aan het werk worden gezet. Ik denk dat dat soort goede ideeën heel erg nodig is, want het liefst voorkom je dat mensen überhaupt hun baan kwijtraken.

De heer Renkema (GroenLinks):

Een ramp in slow motion, zei de heer Peters. En dat is het zeker. Toch is een crisis soms ook een kans. Ik zou willen aansluiten bij de vraag van de heer Van der Staaij. GroenLinks heeft vorige week gezegd: we zouden eigenlijk een crisisinkomen willen hebben. Voor de bijstand zou dat betekenen dat jongeren die nu hun baan verliezen, gewoon drie jaar lang fulltime een mbo- of hbo-opleiding kunnen gaan volgen in zo'n tekortsector. Denk aan de zorg, denk aan het onderwijs, denk aan de politie. Maar de Participatiewet maakt dat eigenlijk onmogelijk, want je moet continu beschikbaar zijn voor een baanaanbod vanuit de arbeidsmarkt. Het wordt je niet makkelijk gemaakt om te gaan studeren. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of het mogelijk is om zo'n crisisinkomen, de bijstand, drie jaar lang te gebruiken om je om te scholen en om de Participatiewet op punten waar het echt wringt aan te passen?

Van 't Wout:

Laat ik het even anders formuleren. Hoe wil ik omgaan met voorkomen dat mensen in de bijstand terechtkomen en met mensen van baan naar baan helpen? We kijken ook of er praktische dingen in de weg staan. Het gaat mij iets te snel — het is natuurlijk een slimme poging — om nu in de breedte een heel plan van GroenLinks te omarmen. Als het kabinet straks zijn uitgebreide plannen presenteert, lijkt het mij verstandig dat u mij de kans geeft om dat in het debat naast elkaar te leggen. Dan kan ik het ook van een appreciatie voorzien. Ik heb er namelijk wel wat van gezien, maar eerlijk gezegd niet meer dan wat dingen in de krant. Dat ligt aan mij; het is best druk als je net begint in zo'n baan als deze. Volgens mij is uw plan breder dan alleen dat waar ik als staatssecretaris over ga. Om nu al in de eerste weken gelijk te gaan lopen knabbelen aan andermans portefeuille lijkt me ook niet zo verstandig.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Een nieuwe staatssecretaris biedt volgens mij weer nieuwe kansen. Ik deel de zorgen van de heer Peters: een toename met 5% van het aantal jongeren in de bijstand. Ik wil dan ook even stilstaan bij de aantallen. Het gaat om 2.000 jongeren en dat zijn er inderdaad 2.000 te veel. Maar ik wil deze staatssecretaris vragen of hij ook kijkt naar de toename van het aantal ouderen — dat is 0,4%, maar dat zijn wel 900 ouderen — en naar mensen met een arbeidsbeperking. Als zij werkloos raken, komen ze veel moeilijker weer aan de bak dan jongeren. Heeft de staatssecretaris die groep ook voor ogen? Zou het mogelijk zijn, zoals 50PLUS al eerder verzocht, om de termijn dat mensen werkloos raken op te rekken, zeker gedurende de coronacrisis waarin ze moeilijk weer aan de bak komen?

Van 't Wout:

Die laatste vraag snap ik niet helemaal, eerlijk gezegd, maar dat zal aan mij liggen. Wat betreft de eerdere punten: ik denk dat mevrouw Van Brenk een terecht punt heeft. We hebben het nu over jongeren, waarover de heer Peters een vraag indiende, ook omdat we daar getalsmatig een enorme toename zien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we geen aandacht voor andere groepen moeten hebben. Ik noemde zelf net al mensen met een arbeidsbeperking. Mevrouw Van Brenk, u komt met de ouderen en dat had ik ook niet anders verwacht van uw partij. Zeker zullen we daar ook aandacht aan besteden in de uitwerking van onze verdere plannen. Daar komen we dan ook over te spreken als dit allemaal verder uitgewerkt is. Maar ik wil niet dat het een soort wedstrijd wordt met groepen tegenover elkaar. We proberen breed iedereen te helpen, waarbij we zien dat sommige mensen kansrijker zijn dan andere. We hebben heel veel oog voor juist de groepen die wat minder kansrijk zijn of een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben, waaronder ook ouderen. Daarvoor hebben we nu grote budgetten vrijgemaakt.

De voorzitter:

Tweede vraag, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter, de staatssecretaris begreep de vraag niet en dan wil ik graag helpen. De termijn dat iemand in de WW zit, loopt door, terwijl we weten dat het nu in coronatijd echt een probleem is om weer aan de slag te komen. Het verzoek is om ook daar enige coulance te betrachten, om zo de termijnen voordat mensen in de bijstand komen of helemaal geen uitkering meer krijgen omdat de bijstand ophoudt, op te rekken gedurende de periode dat coronacrisis manifest is.

Van 't Wout:

Op het terrein van de WW moet ik u echt doorverwijzen naar de minister, want hij gaat daarover. Ik kan in ieder geval zeggen dat onze hoofdlijn is om zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen in die situatie terechtkomen. Daar steken we onze energie in.

De voorzitter:

De heer Gijs van Dijk namens de PvdA, dan de heer Kuzu, en dan de heer Bruins.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis raakt de toekomst van heel veel jonge mensen in Nederland. Dat is zorgelijk. Het is dus van belang dat we er aan de ene kant voor zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan het werk blijven, via een werkgarantie, van werk naar werk. Het is van belang dat het kabinet daar ook actief werk van gaat maken. Ten tweede moeten we ervoor zorgen dat de mensen die nu in de bijstand geraken, daar zo snel mogelijk weer uit komen. We wachten dus op de plannen van deze staatssecretaris en het kabinet om te zien hoe ze dat precies gaan uitwerken. Wat ik van belang vind, wat de Partij van de Arbeid van belang vindt, is dat ook jongeren aan tafel komen. We kennen de Coalitie-Y. We kennen het Jongerenplatform. We kennen de jongerenvakbonden. Ik zou heel graag van de staatssecretaris de toezegging willen dat deze groepen en deze jongeren ook zelf aan tafel komen en echt een inbreng kunnen leveren.

Van 't Wout:

Er vinden vanuit ons ministerie, maar ook breder veel gesprekken plaats met de clubs die de heer Gijs van Dijk hier noemt. Volgens mij is er zelfs gisteren nog een overleg geweest, waar ik dan zelf even niet bij was, maar ik probeer daar binnenkort ook weer een keer bij aan te schuiven. Dus ja, we willen hun stem hierin ook nadrukkelijk horen.

De heer Kuzu (DENK):

Een van de eerste dingen die ik hier in Den Haag heb geleerd, is dat je niet moet letten op de woorden van een bewindspersoon, maar dat je moet kijken naar de begroting. Alhoewel deze staatssecretaris nieuw is, hoor ik hem vooral zeggen dat we flankerend beleid hebben om problemen op te lossen, dat we ideeën moeten verzamelen en dat we bij gemeenten te rade moeten gaan. Ik vraag me dan af: gaan we hier een structurele aanpak van maken — het gaat immers om de toekomst van Nederland — of gaan we het houden bij flankerend beleid en goede ideeën ophalen? Is de staatssecretaris bereid om in de korte termijn dat hij staatssecretaris is, echt een speerpunt hiervan te maken, zodat hij na zeven, acht maanden kan zeggen: dit heb ik bereikt voor de jongeren?

Van 't Wout:

Met alle respect, ik vind dat de heer Kuzu het werk dat door het kabinet in de afgelopen weken is verzet en het bedrag dat daarvoor wordt vrijgemaakt echt tekortdoet. Sommigen verwijzen naar een partijkleur. Ik denk dat er weinig VVD-staatssecretarissen op Sociale Zaken zijn geweest die de begroting van Sociale Zaken zo hebben laten uitdijen als wij de komende twee jaar gaan doen. Dat doe ik overigens met volle overtuiging, want dat is nu nodig. Ik snap dat u nu allemaal meer en meer dingen wilt. Meneer Kuzu, ik ga me echt even focussen op wat er al ligt aan structurele verbeteringen van mijn voorganger Van Ark die ik kan afmaken, en op het ervoor zorgen dat we deze coronacrisis zo goed mogelijk doorkomen. Daarin is echt nog heel veel werk te verzetten. Dat gaat echt wel wat verder dan ideetjes verzamelen. Dat zijn hele serieuze gesprekken met alle partijen, omdat we ook belang hechten aan hun betrokkenheid, want zij zijn ook degenen die het straks moeten uitvoeren.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Fijn dat collega Gijs van Dijk de Coalitie-Y en het belang van jongeren al noemde en dat hij de staatssecretaris aanmoedigde om snel met hen in gesprek te gaan. Ik wil aandacht vragen voor de mensen die niet in een kaartenbak te vinden zijn. In het kader preventie van schulden en armoede maak ik mij zorgen over de jongeren en de gezinnen die niet bekend zijn bij het UVW en de gemeente. Als je aan preventie wilt doen, moet je in de haarvaten van de samenleving zitten. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties nadrukkelijk wil betrekken bij de uitwerking van zijn plan, zodat we met preventie in de haarvaten van de samenleving zichtbaar zullen zijn.

Van 't Wout:

Dat zeg ik graag toe, omdat ik de analyse van de heer Bruins totaal deel. Dat is ook de reden waarom we die schuldencampagne zo opzetten. Wees er nou vroeg bij of voorkom dat mensen in de schulden raken, want binnen een paar maanden ga je van een klein bedrag naar een enorm bedrag. Dat zorgt voor meer dan alleen financiële ellende in veel gezinnen. Een van mijn eerste werkbezoeken was aan de voedselbank hier in Den Haag. Ik heb ook met hen afgesproken: houd contact en wees betrokken. Zij zijn namelijk echt degenen die gezinnen zien die zich niet altijd automatisch melden. Daar is nog een wereld te winnen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven