5 Pakketbeheer

Aan de orde is het VAO Pakketbeheer (AO d.d. 17/6).

De voorzitter:

We gaan over naar het VAO Pakketbeheer. Ik heet de minister voor Medische Zorg en Sport van harte welkom en ik geef de heer Van Gerven namens de SP als eerste spreker het woord.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel covidpatiënten, zowel zij die opgenomen zijn geweest in het ziekenhuis als zij die de ziekte thuis hebben doorgemaakt, baat hebben bij fysiotherapie vanwege langdurige klachten die zij ervaren na het doormaken van de ziekte;

overwegende dat veel coronapatiënten te lang moeten wachten op een behandeling met fysiotherapie;

constaterende dat er verschillende drempels bestaan voor de toegang tot fysiotherapie voor covidpatiënten, zoals het voor eigen rekening komen van de eerste twintig behandelingen, een maximering van twaalf maanden fysiotherapie en ziekenhuisopname als voorwaarde voor aanspraak op fysiotherapie met een chronische indicatie;

verzoekt de regering de obstakels voor toegang tot fysiotherapie voor covidpatiënten zo snel als mogelijk weg te nemen alsmede het verschil om voor vergoeding vanuit het basispakket in aanmerking te komen tussen wel en niet in het ziekenhuis opgenomen patiënten op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1057 (29689).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artsen moeten worden gefaciliteerd in het voorschrijven van zo laag mogelijk gedoseerde geneesmiddelen alsook het voorschrijven van preventieve geneesmiddelen waar dat nodig is;

constaterende dat tabletten van 800 internationale eenheden vitamine D sinds 1 januari 2019 uit het basispakket van de zorgverzekering zijn gehaald en veel patiënten sindsdien zwaardere capsules van 5.600 internationale eenheden of meer ontvangen;

constaterende dat in plaats van de beoogde besparing dit een kostenstijging van 5 miljoen euro heeft opgeleverd;

constaterende dat de bezuinigingsmaatregel in zowel financiële als volksgezondheidszin zijn doel voorbijschiet;

verzoekt de regering de maatregel terug te draaien en vitamine D weer volledig op te nemen in het basispakket van de zorgverzekering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1058 (29689).

De heer Van Gerven (SP):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vitaminen, mineralen en zware paracetamol sinds 1 januari 2019 geen onderdeel meer uitmaken van het basispakket van de zorgverzekering;

constaterende dat onderzoek heeft aangetoond dat sindsdien een onwenselijke substitutie naar zwaardere middelen, waaronder opioïden, heeft plaatsgevonden en mensen afzien van noodzakelijke zorg;

constaterende dat de maatregel hiermee zijn doel voorbijschiet, omdat deze een extra zorgvraag teweegbrengt, gezondheidsrisico's met zich brengt en minder kostenbesparing oplevert;

verzoekt de regering vitaminen, mineralen en zware paracetamol voor chronische patiënten weer op te nemen in het basispakket van de zorgverzekering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1059 (29689).

Dank u wel.

De heer Van Gerven (SP):

Dank voor de clementie van enige seconden.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat onzinnige zorg zo snel mogelijk moet uitstromen uit het pakket;

overwegende dat van een aantal vormen van zorg al wetenschappelijk is vastgesteld dat deze niet effectief zijn;

verzoekt de regering bij de stand-van-zakenbrief over het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik, die na de zomer aan de Kamer wordt gezonden, zo veel mogelijk vormen van zorg te benoemen die per 1-1-2021 uitstromen uit het verzekerde pakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1060 (29689).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mogelijke gevolgen van implantaten te zien zijn op de mammografie die wordt gemaakt in het kader van het bevolkingsonderzoek borstkanker, maar dat alleen doorverwezen wordt bij een afwijking die wijst op borstkanker;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe ervoor gezorgd kan worden dat vrouwen met een implantaat, waarbij nevenbevindingen zijn die kunnen wijzen op (dreigende) gezondheidsschade, de gelegenheid wordt geboden dit met de huisarts te bespreken, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1061 (29689).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedere vrouw toegang moet hebben tot optimale anticonceptie;

van mening dat de keuze voor anticonceptie niet bepaald mag worden door financiële overwegingen;

verzoekt de regering anticonceptie op te nemen in het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1062 (29689).

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema namens GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. In het AO ging het ook over de zorgpremie en de relatie met de coronacrisis. Er zijn nogal wat geluiden dat die zorgpremie volgend jaar flink omhoog zou kunnen gaan, om daarmee de meerkosten als gevolg van die crisis op te vangen. Mijn fractie maakt zich daar zorgen over. Wij hebben daarom ook onlangs bepleit dat de rekening niet bij de burger neergelegd kan, en mag, worden. Deze crisis vereist namelijk solidariteit: tussen burgers onderling, maar ook tussen publiek en privaat en tussen zorgverzekeraars en burgers. Daarom bereidt mijn fractie wetgeving voor die die solidariteit nadrukkelijk onderstreept. Wat ons betreft zouden de meerkosten voor de zorg die voortvloeien uit de crisis moeten worden vergoed uit het calamiteitenfonds. Zorgverzekeraars komen wat ons betreft alleen in aanmerking voor vergoeding uit dit fonds wanneer ze kunnen aantonen dat ze hun eigen reserves maximaal hebben ingezet om de gemaakte kosten op te vangen.

Dan dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van de anticonceptiepil in Nederland afneemt, met name onder jongere vrouwen;

constaterende dat de plaatsing van een spiraaltje soms wel en soms niet wordt vergoed, afhankelijk van de leeftijd van de vrouw (ouder of jonger dan 21), maar ook van degene die het spiraaltje plaatst (huisarts, verloskundige of gynaecoloog);

overwegende dat dit leidt tot ongelijkheid tussen vrouwen;

overwegende dat vrouwen meer zorgkosten maken dan mannen, zeker rond geboortezorg en seksualiteit;

overwegende dat het gebruik van veilige voorbehoedmiddelen hoge kosten en ongewenste maatschappelijke effecten kan voorkomen;

verzoekt de regering het plaatsen van een spiraaltje altijd te vergoeden uit het basispakket, ongeacht de leeftijd van de vrouw en onafhankelijk van welke zorgprofessional het spiraaltje plaatst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Renkema, Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1063 (29689).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Geen moties van onze kant. Wij willen wel de minister danken voor de toezeggingen, met name ten aanzien van het project Zinnige Zorg. Het CDA ziet zeer uit naar de brief die we gaan krijgen. Ik hoop, en daar sluit ik aan bij mevrouw Ploumen, dat daarin concreet wordt opgenomen welke onderdelen per 1 januari zouden komen te vervallen.

Verder zien we ernaar uit dat de minister in het begrotingsdebat meer duidelijkheid gaat geven over de premie voor alle burgers en ook over wat de covidkosten in totaal met betrekking tot de risicoverevening tussen de zorgverzekeraars onderling gaan betekenen.

Wij krijgen nog een rapportage over hoe zorgbesparende trajecten zoals van ZZWW in West-Friesland gerealiseerd kunnen worden.

Ik heb nog één concrete vraag aan de minister. Vandaag hebben wij de monitor gekregen met het polissenoverzicht. Daar zijn wij erg blij mee, maar het CDA zou graag zien dat het model uit het rapport van 2018 dat door de ACM en de Nederlandse Zorgautoriteit is gemaakt en dat eigenlijk veel meer inzicht geeft in de marktmacht en de manier waarop de polissen zijn opgebouwd, gepubliceerd kan worden, met alle details, zodat iedereen het zelf kan gebruiken om vergelijkingen te maken. Daarvoor bij voorbaat onze dank aan de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan ga ik naar de heer Raemakers namens D66.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar schatting nog altijd 5% tot 10% van onze ziekenhuiszorg onzinnig is en patiënten hierdoor behandelingen ondergaan, soms zelfs ingrijpende operaties, die meer risico's met zich brengen dan perspectief op verbetering;

overwegende dat de coronacrisis ertoe heeft geleid dat veel noodzakelijke behandelingen zijn uitgesteld die we zo goed en snel als mogelijk moeten inhalen;

constaterende dat dit tegelijkertijd, ook volgens de Nederlandse Zorgautoriteit en ziekenhuisbestuurders, hét uitgelezen moment is om te kijken welke zorg de voorbije maanden niet is geleverd zonder dat dit tot problemen heeft geleid;

verzoekt de regering om een onderzoek te starten naar zorg die door de coronacrisis niet is geleverd zonder dat dit tot problemen heeft geleid, het Zorginstituut en de projectgroep Zorgevaluatie en Gepast Gebruik bij de opzet van dit onderzoek te betrekken en te bezien wat de resultaten van dit onderzoek voor gepaste zorgverlening betekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Raemakers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1064 (29689).

De heer Veldman heeft een korte vraag over de motie, denk ik.

De heer Veldman (VVD):

Ja, voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de motie van de heer Raemakers en bedacht vervolgens dat we een uitgebreid algemeen overleg hebben gehad waarin de minister een aantal toezeggingen heeft gedaan, onder andere de toezegging dat de Kamer na de zomer een lijst ontvangt van randvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om stappen te kunnen zetten in de discussie over gepaste en zinnige zorg en actieve uitstroom van onnodige behandelingen uit het basispakket. Wat voegt deze motie meer toe dan een toezegging van de minister? Welke waarde heeft het om de Kamer een uitspraak te laten doen over iets wat de minister al heeft toegezegd, naast de wetenschap dat er al diverse trajecten lopen? Onder anderen de heer Repping is bezig met een traject. De vraag is dus: waarom deze motie?

De heer Raemakers (D66):

Dank voor de vraag. Deze motie voegt wel degelijk iets toe, want we vragen ook echt een apart onderzoek naar aanleiding van de coronacrisis. Daarbij gaat het om de vraag welke zorgvormen de afgelopen maanden eigenlijk niet nodig bleken te zijn. Daar kan ook uit komen dat bepaalde zorgvormen wel nodig waren. Dat is prima, maar daar willen we onderzoek naar. Deze discussie loopt inderdaad al heel lang. D66 vindt dat er gewoon te weinig voortgang wordt geboekt op het punt van zinnige zorg. De lijst van 1.300 behandelingen die we beter niet zouden moeten doen, ligt er ook al heel lang. Ik heb daar anderhalf jaar geleden al een Kamerdebat over aangevraagd. Dat gaan we ook nog een keer houden, hoop ik. Ik denk dus dat de motie een extra aansporing is, bovenop de goede toezeggingen die zijn gedaan, om lering te trekken uit de coronaperiode.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Veldman (VVD):

Precies over wat de heer Raemakers nu noemt, heeft de heer Jansen van de PVV het gehad tijdens het algemeen overleg, heeft mevrouw Ploumen van de Partij van de Arbeid het gehad, heeft mevrouw Van den Berg van het CDA het gehad, heb ik het namens de VVD gehad, en heeft ook de heer Raemakers het zelf gehad. Precies daarop heeft de minister zijn toezegging ook gebaseerd. Dit lijkt me dus een volstrekt overbodige motie. Voorzitter, ik ken u: u houdt er niet van dat er allerlei moties ingediend worden die niet nodig zijn, want dat leidt alleen maar tot enorme aantallen die u aan het eind van het jaar weer aan ons moet voorhouden. Ik vraag de heer Raemakers dus nogmaals: wat voegt deze motie nu toe?

De heer Raemakers (D66):

Dit is volgens mij een herhaling van de vraag, want ik heb al uitgelegd dat de toezegging voor ons onvoldoende is. De toezegging is eigenlijk om weer verder te gaan op het onderzoek over gepaste en zinnige zorg, maar wij willen echt een apart onderzoek waarin ook gekeken wordt naar wat de coronaperiode ons kan leren. Er zijn bijvoorbeeld ook enkele interessante artikelen in de Volkskrant verschenen over beeldbellen, behandelingen en andere zaken op polis. Wij denken dus dat er wel degelijk nog werk aan de winkel is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Raemakers (D66):

De tweede motie, als u mij toestaat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ons basispakket in principe alleen zorg op basis van een medische indicatie bevat;

overwegende dat dit ertoe kan leiden dat bepaalde zorg niet door de overheid wordt vergoed, terwijl dit wel maatschappelijk wenselijk zou kunnen worden geacht, bijvoorbeeld in geval van de vergoeding van anticonceptie;

overwegende dat de ambtsvoorganger van de minister voor Medische Zorg en Sport eerder had toegezegd om voor de zomer te verkennen of voor zorg die niet in het basispakket past een alternatief kan en moet worden gevonden en waar het dan over gaat;

verzoekt de regering te onderzoeken welke zorg (mede) door de vereiste van een medische indicatie buiten het basispakket valt, terwijl vergoeding mogelijk wenselijk wordt geacht, en hoe vergoeding in die gevallen het beste zou kunnen worden vormgegeven;

verzoekt de regering daarbij tevens om de Kamer dit najaar over de uitkomst te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Raemakers en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1065 (29689).

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dat is een sympathieke motie van de heer Raemakers. Ik heb een motie ingediend om anticonceptie op te nemen in het basispakket, maar als ik de heer Raemakers zo hoor, dan zegt hij eigenlijk: als het in het basispakket niet kan, dan mag het voor ons ook op een andere manier. Ik zou hem dus het volgende willen voorhouden. Ik ben bereid mijn motie te wijzigen in: vergoeden van anticonceptie in het basispakket of anderszins. Gaat de heer Raemakers mijn motie dan steunen? Dat zou namelijk fantastisch zijn, want dan komen we richting een overweldigende meerderheid. Dat is heel erg belangrijk voor heel veel mensen.

De heer Raemakers (D66):

Ik ben het met mevrouw Ploumen eens dat dit een ontzettend belangrijk onderwerp is. Zoals u weet, hebben mevrouw Bergkamp en ik al eerder een motie ingediend over de toegang van kwetsbare vrouwen tot anticonceptie. Daarin staat het verzoek om ons meer te vertellen over het project Nu Niet Zwanger, dat loopt. Er is nog niet zo veel voortgang op die motie geboekt. We willen daar dus echt meer duidelijkheid over. En dan heb je natuurlijk nog de discussie of je anticonceptie ook voor alle vrouwen en mannen moet vergoeden. Dat is een hele ingewikkelde discussie. Die loopt ook al heel lang. Ik wil dat het kabinet onderzoek daarnaar doet en dat het ook gaat bekijken of een andere vergoedingsvorm dan via het basispakket mogelijk is. Ik denk namelijk dat we het erover eens zijn dat dit onderwerp niet helemaal in het basispakket past. Soms wel. Soms is er bij anticonceptie ook echt sprake van een medische noodzaak. Maar vaak is dat ook niet zo en dan wil je daar een andere vergoedingsvorm voor, maar daar moet eerst onderzoek naar worden gedaan.

De voorzitter:

De vragen moeten kort zijn en de antwoorden ook.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ja, een hele korte vraag. Ik heb de heer Raemakers al eerder aangegeven dat het onderzoek naar de beschikbaarheid van anticonceptie voor kwetsbare vrouwen en hun keuzemogelijkheid er ligt. Dat onderzoek is gedaan door Dokters van de Wereld. Er is alle reden om op grond van dat onderzoek te zeggen: laten we zorgen dat anticonceptie voor iedereen beschikbaar is. Het maakt mij niet uit: het mag ook op een andere manier dan in het basispakket. Ik herhaal dus mijn vraag: steunt u mijn oproep om anticonceptie voor mannen en vrouwen vanaf 1 januari 2021 te vergoeden? Als u ja zegt, dan zou ik mijn motie op grond daarvan graag willen wijzigen.

De heer Raemakers (D66):

Ik vind het best een goed idee om even met mevrouw Ploumen te kijken of wij tot een gezamenlijke motie zouden kunnen komen, want ik hoor ook de oproep tot minder moties en geen overbodige moties. Ik wil dus best wel kijken of we samen tot iets kunnen komen, maar ik wil daar wel twee waarschuwingen bij geven. Eén: waar is dan de dekking? Twee: ik vind het ook belangrijk dat we eerst de minister de opdracht geven om te onderzoeken hoe je dat vorm kunt geven. Ik zie daar wel een rol van de minister.

De voorzitter:

De heer Veldman.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Dit debat hebben jullie toch al gevoerd? Of niet?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Nou, voorzitter, op dit onderwerp niet zo precies en ik ben natuurlijk op zoek. De heer Raemakers heeft vrome voornemens, maar als puntje bij paaltje komt, levert hij gewoon geen boter bij de vis. Dat vind ik wel vervelend, want we hebben dit debat vorig jaar ook zo gevoerd. Ik vind dat hij goede intenties heeft. Ik heb de data aangeleverd. De minister heeft het geld. Er is geen probleem. Ik zou tegen de heer Raemakers willen zeggen: steun de motie gewoon in de huidige vorm, want dan doet u nu echt iets voor vrouwen.

De heer Raemakers (D66):

Ik ben het er niet mee eens dat we niks zouden doen, want juist voor de kwetsbare vrouwen — daar ligt mijn allereerste prioriteit — maken we hier echt werk van door middel van die projecten Nu Niet Zwanger. Als er in gemeenten vrouwen zijn die de anticonceptie die ze graag willen gebruiken, niet kunnen betalen, dan zijn daar dus mogelijkheden voor. Onze fractie heeft al verschillende keren vooral voor die groep aandacht gevraagd.

De voorzitter:

Dit is een VAO, hè? Ik heb begrepen dat dit wel is besproken in het algemeen overleg.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, ik ben terug in de plenaire zaal. Ik moet dus wel weer een beetje voor debat zorgen.

De voorzitter:

Ja, maar anders vraag ik de heer Ziengs weer om voor te zitten. De heer Veldman, ook een korte vraag.

De heer Veldman (VVD):

Het is goed dat de heer Raemakers weer terug is, maar dan is het natuurlijk wel verstandig om moties in te dienen die ook iets toevoegen. Hij vraagt nu in deze motie om een onderzoek naar eventuele andere vormen van vergoeding. Laat de minister nou de toezegging aan de Kamer hebben gedaan dat — ik citeer weer — "de Kamer na de zomer een notitie ontvangt over alternatieve vergoedingswijzen van bijvoorbeeld anticonceptie". Zijn toezeggingen van de minister niks waard voor de heer Raemakers?

De heer Raemakers (D66):

Toezeggingen zijn zeker wat waard. We hadden alleen al een toezegging gekregen van de ambtsvoorganger dat dit voor de zomer af zou zijn. Ik begrijp natuurlijk dat het op het ministerie van VWS in verband met de corona heel erg druk is geweest, maar ik vind dit een hele belangrijke kwestie. Daarom wil ik dit vastleggen in een motie. Dat heb ik de vorige keer op dit punt niet gedaan. Dat doen we nu wel. Ik zie ook dat het nog steviger is dan de toezegging die we al hebben gekregen. We handhaven deze motie dus zeker.

De voorzitter:

De heer Veldman tot slot.

De heer Veldman (VVD):

Naar mijn oordeel voegt die motie dus niks toe. Wat de heer Raemakers op basis van de toezegging misschien wel had kunnen doen, is nu aan de minister vragen of hij nader kan preciseren wat "na de zomer" betekent. Want daarvan kun je nog zeggen dat dat een ruim begrip is. Dat had dus een vraag kunnen zijn. Een vraag kun je gewoon stellen; daar heb je geen motie voor nodig.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt, want dat is hetzelfde als in de eerste interruptie.

De heer Raemakers (D66):

Ik wil nog wel heel kort antwoorden.

De voorzitter:

Nou, heel kort dan.

De heer Raemakers (D66):

Heel kort. De minister heeft gezegd dat hij een notitie over alternatieve vergoedingswijzen wil. Dat moet een agenderende notitie worden. Wij willen echt dat de minister onderzoekt het nou zit en om welke vormen het gaat, maar ook hoe vergoeding in die gevallen het beste vormgegeven zou kunnen worden. Dat is dus niet alleen maar agenderen en oriënteren, maar ook echt hoe je dan daartoe zou kunnen besluiten, zodat we dat in het najaar direct in deze Kamer kunnen meenemen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik zal het heel kort houden. Ik wil eigenlijk alleen maar aansluiten bij wat de heer Veldman naar voren brengt. Ik ben echt verbaasd over deze motie, ook gezien de uitgebreide brief die wij voor het debat van de minister hebben gekregen, juist ook ten aanzien van dit onderwerp. Daar wil ik het bij houden.

De voorzitter:

Dank u wel. Hoeveel moties heeft u nog?

De heer Raemakers (D66):

Geen meer. Ik heb nog dertien seconden. Die zal ik maar schenken.

De voorzitter:

Dat is goed. Dank u wel. De heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg dat we hebben gehad, wil de PVV graag één motie indienen. Deze luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de zorg gebaat is bij uitkomstinformatie waaronder niet alleen klinische uitkomsten, maar ook patiëntgerelateerde uitkomsten zoals de impact op het dagelijks leven, de mobiliteit en de kwaliteit van leven;

overwegende dat het Kwaliteitsinstituut indertijd is opgericht om te sturen op gezondheidsdoelen en uitkomstmaten, maar dat dit nog steeds onvoldoende van de grond komt en te weinig gebruikt wordt in de beoordelingen over toelating tot het basispakket;

van mening dat fysiotherapie bij chronisch zieken de impact van de ziekte kan verminderen, de mobiliteit kan verhogen en een betere kwaliteit van leven kan bewerkstelligen;

verzoekt de regering een pilot te starten in overleg met relevante patiënten- en deskundigenorganisaties, waarbij chronisch zieken gedurende een periode van zes maanden onbeperkt fysiotherapie aangeboden krijgen en vervolgens beoordeeld worden op basis van vooraf gestelde patiëntgerelateerde uitkomsten en gezondheidsdoelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1066 (29689).

De voorzitter:

Dank u wel.

Ik kijk even naar de minister of hij behoefte heeft aan een korte schorsing. Ja? Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.53 uur tot 15.57 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Van Rijn:

Voorzitter, dank u wel. Er is één vraag gesteld in de tweede termijn, door mevrouw Van den Berg, die ging over de monitor van het polisaanbod. Die brief is inderdaad vanochtend naar uw Kamer verstuurd, en ik was inderdaad voornemens om na het zomerreces een inhoudelijke reactie te geven over de resultaten van die monitor. Dat zal mijn ambtsopvolger zijn. Daarin zullen we ook ingaan op de definitie van wat "nagenoeg gelijke polissen" zijn. En naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van den Berg zal ik ook ingaan op het te gebruiken model dat zij noemt. Dat betekent dus dat we dat inderdaad in die brief zullen meenemen; die toezegging wil ik graag doen.

Dan de moties. Als eerste de motie van de heer Van Gerven over de vraag over covidpatiënten en fysiotherapie. Aanstaande vrijdag wordt het conceptadvies besproken in de Adviescommissie Pakket van het Zorginstituut. Alle relevante partijen kunnen daarbij ook aanwezig zijn. In de week van 7 juli ontvang ik het advies van het Zorginstituut over hoe om te gaan met covid in het kader van de fysiotherapie. Ik heb u al toegezegd in het debat dat ik u zo spoedig mogelijk op basis van dat advies zal informeren. Het lijkt mij een suggestie dat u de motie tot dat moment aanhoudt.

De voorzitter:

De heer Van Gerven had nog twee moties. Die zou ik ook eerst even behandelen.

Minister Van Rijn:

Dat kan. Dat is de tweede motie, op stuk nr. 1058, die ik graag samen zou nemen met de derde motie, die op stuk nr. 1059, omdat ze gaan over een pakket maatregelen over vitaminen en mineralen en paracetamol. Deze middelen zijn in 2019 uit het basispakket gestroomd, ook een beetje in het kader van zinnige en gepaste zorg, waarbij het erom gaat of het nou noodzakelijk te verzekeren zorg is of niet. Die keuze is destijds gemaakt. Die middelen horen niet thuis in het basispakket en worden hiermee hetzelfde behandeld als die zelfzorggeneesmiddelen. Ik ben het wel met de heer Van Gerven eens dat we zouden moeten kijken naar de effecten, op grond van dat onderzoek dat nu is verricht. Aan de ene kant zeg je: ja, het heeft voordeel opgeleverd, want er wordt minder voorgeschreven. Er lijken wel substitutie-effecten te zijn, waarbij we met z'n allen de wenkbrauwen wat hebben gefronst. Ik heb u toegezegd dat ik met de beroepsgroepen van huisartsen en apothekers in gesprek ga. Ik zou u daarover na het zomerreces willen informeren. Om die reden ontraad ik die moties.

De voorzitter:

Korte vraag, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb een vraag met betrekking tot de motie die ervoor pleit om vitamine D terug te brengen in het pakket. Omdat deze nu uit het pakket is gegaan, kost het meer geld, blijkt uit het onderzoek van het Nivel. Dus de vraag is of dit er dan toch niet toe zou moeten leiden om deze terug te brengen in het pakket. Dat is één vraag.

De tweede vraag gaat over de covidpatiënten en fysiotherapie. Het probleem is natuurlijk dat het reces aanstaande is en dat de minister pas later de uitkomsten heeft van het advies van het Zorginstituut. Wat is het tijdstraject? Wanneer neemt de minister een beslissing? De patiënten zitten natuurlijk te wachten op vergoeding van die therapie.

Minister Van Rijn:

Twee punten. Als iedereen die hogere dosis Vitamine D voorgeschreven krijgt, zou dat op de lange termijn duurder kunnen zijn. Tegelijkertijd wil ik om die reden juist met huisartsen in gesprek over wat hiervan de achterliggende reden is. Ik kan me niet voorstellen dat huisartsen meer vitamine D gaan voorschrijven vanuit gezondheidsoptiek als dat alleen maar een doseringskwestie of een geldkwestie is. Dat lijkt me niet passen bij de medische kant die huisartsen altijd dienen te overwegen. Ik wil echt eerst met hen daarover in gesprek alvorens we daar verdere conclusies aan verbinden.

En ten aanzien van de fysiotherapie: we zijn dat nu eigenlijk heel voorlijk aan het bekijken. We hebben het Zorginstituut gevraagd: we weten nog niet precies wat alle effecten zijn, maar kom nu toch alvast tot een advies over wat de rol van fysiotherapie kan zijn bij covidpatiënten. Ik vind echt dat we dat advies even moeten afwachten. Ik heb u al gezegd hoe snel dat advies komt. Aan de hand daarvan kunnen we na de zomer kijken wat de consequenties zijn, ook in de tijd. Om die reden verzoek ik u om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik constateer dat de minister geen millimeter beweegt en dat covidpatiënten dus tot na de zomer moeten wachten voordat er duidelijkheid komt omtrent een vergoeding, terwijl die patiënten nu behandeld moeten worden en een aantal covidpatiënten van zorg afziet, omdat ze het niet kunnen betalen. Ik vind dat niet correct. Dat geldt ook voor het feit dat er een verschil is tussen ziekenhuispatiënten, die daar opgenomen zijn, en patiënten thuis. De minister moet het toch met me eens zijn dat dat schuurt. Laat ik het zo formuleren.

Minister Van Rijn:

Ik beweeg inderdaad geen millimeter, omdat ik volgens mij een paar meter beweeg. We vragen al een advies van het Zorginstituut, terwijl we eigenlijk nog maar heel weinig weten van het virus. We hebben wel het gevoel dat fysiotherapie een belangrijke rol zou kunnen spelen. Daarom laten we het Zorginstituut, dat overigens sowieso bezig is om te kijken naar een systeem van fysiotherapie, heel snel, versneld, een advies op dit punt uitbrengen. Volgens mij wordt u eigenlijk optimaal bediend, maar u moet dat zelf natuurlijk ook zo ervaren. Ik begrijp uit uw inbreng dat u de motie niet wilt aanhouden.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat. We zijn nu bij de motie op stuk nr. 1060, van mevrouw Ploumen.

Minister Van Rijn:

Ja, de motie op stuk nr. 1060, van mevrouw Ploumen. Er wordt gevraagd om …

De voorzitter:

De heer Van Gerven vraagt nog om het oordeel van de minister. Ik dacht dat u dat wel begrepen had.

De heer Van Gerven (SP):

Nou, nog niet helemaal.

Minister Van Rijn:

Als u de motie niet aanhoudt, ontraad ik haar, maar mijn verzoek is om haar aan te houden.

Dan de motie van mevrouw Ploumen over het uitstromen van onzinnige zorg. Het dictum is: zo veel mogelijk vormen van zorg te benoemen die per 1-1-2021 uitstromen uit het verzekerde pakket. We hebben er in het debat ook over gediscussieerd. Mag ik de motie als volgt lezen? Het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik levert dit najaar een voortgangsrapportage op. Die agenda geeft ons een breed gedragen inzicht in welke zorg wel en welke zorg niet gepast is. Op basis van dat onderzoek kijken we waartoe we kunnen komen. Ik aarzel een beetje over dat per 1-1-2021 uitstromen, omdat er twee soorten effecten kunnen zijn. Het is onzinnige zorg, dus die moet niet meer in het pakket. Of, dit is zorg die eigenlijk per geval om een andere toepassing vraagt. Dan gaat het niet zozeer uit het pakket, maar moet het anders worden behandeld. Als ik de motie zo mag lezen …

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter …

De voorzitter:

Ik geef u het woord als de minister alle drie de moties heeft behandeld.

Minister Van Rijn:

Als ik haar zo zou mogen lezen, laat ik het oordeel aan de Kamer, omdat het ons dan duidelijkheid geeft over gepast gebruik.

Dan de motie van mevrouw Ploumen over de nevenbevindingen bij het bevolkingsonderzoek borstkanker. Ik denk dat we elkaar nu genaderd zijn. Ik heb u in het debat uitgelegd dat het borstkankeronderzoek als zodanig natuurlijk niet veel inzicht geeft in allerlei andere aandoeningen. Ze kunnen wel signalen geven als er iets aan de hand is. Dan zouden vrouwen in ieder geval in de gelegenheid moeten zijn om op basis daarvan naar de huisarts te gaan. Om die reden laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Dan de laatste motie van mevrouw Ploumen.

Minister Van Rijn:

Dat is de motie op stuk nr. 1062 over het opnemen van anticonceptie in het basispakket. Het is destijds niet voor niets uitgestroomd. Ik heb al een beetje de benadering voor het volgend jaar geschetst, namelijk dat ik het ook gelet op alle onzekerheden het te risicovol vind om nu allerlei toevoegingen aan het pakket te doen, hoe sympathiek overigens ook. Om die reden zou ik de motie willen ontraden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De minister mag de eerste motie van mijn hand interpreteren zoals hij die beschreven heeft. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 1060. Dan gaan we naar de motie van de heer Renkema.

Minister Van Rijn:

Dat is de motie op stuk nr. 1063. Ik heb eigenlijk al een oordeel gegeven over de anticonceptie, wat ook geldt voor het spiraal, waarvan we destijds niet voor niets hebben gezegd dat dit niet in het pakket thuishoort. Je kunt er best opnieuw over discussiëren, maar ik heb in het debat aangegeven dat dit jaar nou niet bepaald het beste jaar is om daartoe over te gaan. Om die reden moet ik de motie dan ook ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1064 van de heer Raemakers over de zinnige zorg. Heb ik het goede nummer, voorzitter?

De voorzitter:

Ja.

Minister Van Rijn:

De heer Veldman zei al dat we er uitgebreid over hebben gesproken in het algemeen overleg. Naar mijn mening heb ik daarin de nogal harde toezegging gedaan dat de Kamer na de zomer de lijst van randvoorwaarden ontvangt die vervuld moeten worden om die stappen te zetten. Ik heb daarbij ook gezegd dat we dan ook moeten kijken welke lessen uit de coronacrisis getrokken kunnen worden, aangezien die ook tot nadere inzichten kunnen leiden over gepast gebruik. De motie is in mijn ogen bijna een vertaling van datgene wat ik in het debat heb toegezegd. Ik weet niet meer precies de mores in uw Kamer, voorzitter, maar …

De voorzitter:

De mores is dat als het ondersteuning beleid of overbodig is, de motie wordt ontraden.

Minister Van Rijn:

Aha.

De voorzitter:

Ja, dat is het beoordelingskader dat we met het kabinet hebben afgesproken.

Minister Van Rijn:

Nu gaat de voorzitter mijn milde geest een beetje beïnvloeden. Ik ben van mening dat ik een toezegging heb gedaan. De heer Raemakers twijfelt daar een beetje over. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Dan de vergoeding van zorg die niet in het pakket past. Daar geldt mutatis mutandis een beetje dezelfde redenering voor. In het AO heb ik toegezegd dat u na de zomer een agenderende notitie krijgt. Die brief zal ook een verkenning bevatten over hoe om te gaan met vormen van zorg en daaraan gerelateerde diensten die niet vanuit de Zorgverzekeringswet kunnen worden gefinancierd. Het is in mijn ogen ook niet meer dan logisch dat deze brief ook een analyse zal bevatten van de vormen van zorg die op dit moment niet voor vergoeding vanuit de Zorgverzekeringswet in aanmerking komen. Dit zal dus worden betrokken bij de reeds lopende verkenning. Dus de plus die de heer Raemakers vraagt zit er wat mij betreft in. Misschien mag ik dan aan hem vragen om te kijken of de motie daarmee zou kunnen worden ingetrokken, gelet op de hardheid van mijn toezegging.

De heer Raemakers (D66):

Even kijken hoe het allemaal weer werkt met die interruptiemicrofoon …

De voorzitter:

Op het voetpedaal drukken.

De heer Raemakers (D66):

Excuus. We hadden ooit al de toezegging gekregen dat hier onderzoek naar zou worden gedaan. Nu hebben we inderdaad op dit punt een nieuwe toezegging gekregen in het algemeen overleg maar wij vinden echt dat het cruciaal is dat er ook direct wordt onderzocht hoe vergoeding in die gevallen het beste zou kunnen worden vormgegeven. Ik heb het nu over de motie op stuk nr. 1065. Er zijn meerdere moties ingediend over anticonceptie, zoals door de PvdA en GroenLinks. Het vraagt dus ook wel een principiële uitspraak van de Kamer, in de zin van: wil de Kamer het via de ene weg doen of wil de Kamer dat het wordt uitgezocht op de manier die wij in onze motie voorstellen? Omdat ik de motie dermate principieel vind, wil ik deze handhaven.

Minister Van Rijn:

Het lijkt nu alsof er een principieel verschil van opvatting is, maar dat is er naar mijn mening niet omdat ik heb toegezegd dat het ook een analyse bevat over vormen van zorg die op dit moment niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat wordt dus betrokken bij de reeds lopende verkenning. Dus wat mij betreft hebben wij geen verschil van mening. Om dat te illustreren, heb ik geen bezwaar tegen de motie. Maar goed, ik heb mijn verzoek gedaan.

De voorzitter:

Wat is het oordeel dan?

Minister Van Rijn:

Ik laat het oordeel aan de Kamer, als dat niet het geval blijkt te zijn.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we naar de heer Veldman.

De heer Veldman (VVD):

Het zal allemaal geen wet- en regelgeving zijn; de minister benoemde het net als de mores van deze Kamer, dus afspraken die we als Kamer maken met het kabinet over het appreciëren van moties. Ik hoorde de minister net over deze twee moties eigenlijk zeggen: er ligt gewoon een harde toezegging, ergo: overbodig, ergo: ontraden. Want dat zijn de mores. Ik verbaas me hier dus toch een beetje over. Mijn vraag aan de minister zou dan zijn: wat zijn zijn toezeggingen waard als hij meent dat de Kamer opnieuw een uitspraak moet doen?

Minister Van Rijn:

Wat mij betreft hoeft daar geen uitspraak over gedaan te worden, omdat ik een vrij duidelijke toezegging heb gedaan. Tegelijkertijd wil ik niet de indruk wekken dat ik dit onzinnige voorstellen vind, omdat het namelijk mijn toezeggingen zijn. Kom ik de Kamer een keer tegemoet, voorzitter, is het weer niet goed!

De voorzitter:

Nee, zo is het niet bedoeld, maar goed. Ik moet ze volgende week allemaal voorlezen. Gaat u verder.

Minister Van Rijn:

Dan de motie op stuk nr. 1066, over fysiotherapie voor chronisch zieken. Ik heb in het debat betoogd en aangegeven dat er een programma loopt bij het Zorginstituut, het overgangstraject systeemadvies oefen- en fysiotherapie. Dat bevat een vrij brede analyse van de stand van de wetenschap en de praktijk, zodat wij advies kunnen krijgen over wat er al dan niet in het basispakket kan worden opgenomen. Dat betekent niet dat voor alle chronische aandoeningen die zin voluit het geval is. Dat is ook gebleken uit wat we tot nu toe hebben gezien. Fysiotherapie bij etalagebenen, COPD en artrose aan heup en knie zijn namelijk reeds vanaf de eerste behandeling in het pakket opgenomen. We zitten dus midden in een traject van vrij zorgvuldige en brede advisering. Ik zie geen reden om van die met de Kamer afgesproken route af te wijken. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven