11 Initiatiefwetsvoorstel-Kwint/Westerveld over de vrijwillige ouderbijdrage

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten ( 35063 ).

De voorzitter:

Aan de orde is het Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten. Ik heet de indieners van harte welkom. Zij worden in vak-K ondersteund door Petra Schijvenaars, beleidsmedewerker van de SP, en Davey Meelker, beleidsmedewerker van de GroenLinksfractie. Van harte welkom. Jullie zijn vaak de mensen die het echte werk hebben gedaan; dat kan ik uit ervaring zeggen. Het is dus goed dat jullie daar ook zitten. Tevens heet ik de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. Vandaag is de eerste termijn van de Kamer aan de orde. De beantwoording in eerste termijn door de indieners zal op een later moment worden ingepland, in overleg met de indieners. Dan volgt ook de tweede termijn van de Kamer en de indieners.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van den Hul. Zij zal spreken namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. We hebben het vanavond over een heel, heel belangrijk onderwerp, een onderwerp dat sinds het begin van deze eeuw, wat zeg ik, het begin van dit millennium, geregeld op de agenda van de Kamer heeft gestaan. Zo verzocht mijn illustere voorgangster Sharon Dijksma de regering al in 2001 om in overleg met onderwijsorganisaties te komen tot een gedragscode voor de vrijwillige ouderbijdrage. In februari 2017 volgden Joyce Vermue en Jasper van Dijk met een verzoek om de vrijwillige ouderbijdrage te maximeren. Ook die motie werd aangenomen. In december van dat jaar dienden SP, GroenLinks en mijn fractie een motie in waarin we opriepen om scholen te verplichten te benadrukken dat de ouderbijdrage ook echt vrijwillig is. De minister ontraadde die motie en kwam tot de conclusie dat de huidige wet- en regelgeving voldoet. Toch blijven de media berichten over schrijnende gevallen: kinderen die niet mee mogen op schoolreis, kinderen die niet welkom zijn bij een kerstdiner, en berichten over ouderbijdragen die in de honderden of soms zelfs duizenden euro's lopen.

Voorzitter. Het spreekt voor zich dat ik de indieners, Peter Kwint en Lisa Westerveld, hartelijk wil bedanken voor en hartelijk wil feliciteren met deze initiatiefwet. Ieder kind en iedere jongere in de leerplichtige leeftijd moet zeker kunnen zijn van volwaardige deelname aan schoolactiviteiten, ongeacht de dikte van de portemonnee van zijn ouders. Dit initiatiefvoorstel verdient vanuit ons streven naar gelijke kansen in het onderwijs dan ook onze volmondige steun.

Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen. Allereerst zou ik de indieners en de minister graag vragen nader in te gaan op de verwachte effecten van het voorstel op de segregatie in ons onderwijs, een punt dat ook aan de orde kwam in de Staat van het Onderwijs. De indieners maken uit de meest recente Schoolkostenmonitor op dat bij 3% van de ouders in het primair en voortgezet onderwijs de schoolkosten van invloed zijn geweest op de schoolkeuze. Wat betekent dit voor de groeiende segregatie in het onderwijs? En erkent de minister dat de hoogte van de ouderbijdrage een zekere selectie in de hand werkt, zoals de indieners betogen? Ziet de minister beheersing van de schoolkosten mede als instrument om deze groeiende segregatie tegen te gaan? Verder zou ik de minister graag vragen om nader in te gaan op de handhaving van de voorliggende wet. Hoe gaat de inspectie toezien op de naleving?

De aangenomen motie-Vermue/Jasper van Dijk verzocht de regering om in overleg met alle relevante actoren in het primair en het voortgezet onderwijs een limiet te stellen aan de vrijwillige ouderbijdrage. De uitvoering van de motie is echter blijven steken bij een onderzoek en de beslissing van het kabinet om niet over te gaan tot een maximering, zo constateren ook de initiatiefnemers. Ik zou de minister graag vragen hoe hij nu kijkt naar het maximeren van de vrijwillige ouderbijdrage. Is de minister het met ons eens dat bedragen van honderden of zelfs duizenden euro's haaks staan op onze inzet voor kansengelijkheid in het onderwijs?

Voorzitter. Tot slot het punt van huiswerkbegeleiding en bijles. Dit najaar heeft de minister een vervolg aangekondigd op het onderzoek naar schaduwonderwijs, met daarin onder andere aandacht voor de motieven van ouders om te kiezen voor schaduwonderwijs. De minister geeft aan dat kwaliteit van onderwijs, of liever gezegd het ontbreken daarvan, voor ouders een motief kan zijn om te kiezen voor schaduwonderwijs. Wil de minister in dit verband bij het aangekondigde onderzoek ook de relatie met het lerarentekort meenemen? Dit is een relatie die de duizenden respondenten in een onlangs uitgevoerd onderzoek van CNV Onderwijs en het AD overigens wel degelijk leggen.

Voorzitter. Ik sluit af met een dikke duim omhoog voor collega's Kwint en Westerveld en ook voor hun ondersteuning. Ik weet uit ervaring hoeveel werk er in een initiatiefwet gaat zitten, en het resultaat mag er zijn. Van harte. Vak-K staat jullie goed!

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is nu het woord aan de heer Futselaar, die zal spreken namens de fractie van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij het wetsvoorstel van SP en GroenLinks over het niet langer mogen uitsluiten van leerlingen van niet-verplichte schoolactiviteiten als hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald. Het is een hele mondvol en het bekt niet lekker, maar het is wel een hele belangrijke wet. Wat de SP betreft is het woord "eindelijk" hier op z'n plaats. Want ondanks uitspraken van de Kamer en van ministers horen wij toch elk schooljaar weer de verhalen over kinderen die niet mogen deelnemen aan een kerstdiner of achter moeten blijven op school als de rest van de klas op schoolreis gaat.

Dit is niet nieuw. Mevrouw Van den Hul ging al redelijk de geschiedenis in en ik kan nog wel een stapje verder gaan. Al in 1997 — toen zat ik zelf op school en ik ben echt niet zo jong — trok mijn voorganger Remi Poppe aan de bel over de uitsluiting die de ouderbijdrage in de praktijk met zich mee kon brengen. Hij zei: de hoogte van de ouderbijdrage kan vele honderden guldens verschillen, en scholen benadrukken niet altijd het vrijwillige karakter van de bijdrage. De munt is veranderd, maar helaas is de klacht nog niet helemaal weg. Ook toen werd er een relatie gelegd met soms tekortschietende rijksbijdragen aan scholen, en zag je in de praktijk rare zaken als het gebruiken van de bijdragen voor het aanvullen van proefwerkpapier of voor verbouwingen.

Nou is het niet zo dat er sinds die tijd, de duistere jaren negentig, niets is veranderd of verbeterd. Steeds meer scholen voldoen aan de verplichting om in de schoolgids het vrijwillige karakter van de bijdrage te benadrukken. En een melding over een eigen bijdrage voor proefwerkpapier heeft onze fractie echt al enige tijd niet meer bereikt. Maar uitsluiting door en misbruik van de vrijwillige ouderbijdrage is nog niet uitgebannen. We zien situaties waarin kinderen achterblijven terwijl de rest van de klas naar een pretpark gaat of kerst viert. Dat lijkt ons niet goed voor de emotionele ontwikkeling van een kind. Gelukkig is het overgrote deel van de scholen dat met ons eens en de meeste politieke partijen ook, want al eerder besloot de Kamer tot het instellen van een maximumouderbijdrage, met dank aan mijn collega Van Dijk. Helaas is die motie niet uitgevoerd. Wel zien we toenemend draagvlak voor het niet langer op school achterlaten van kinderen als de rest van de klas op stap gaat. We hopen dat de steun die er traditioneel is in deze Kamer, maar ook in de samenleving, zich ook zal uiten in brede steun voor het wetsvoorstel.

De discussie over de ouderbijdrage gaat heel vaak over het verschil tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. Wat de SP betreft is dat eigenlijk de verkeerde vraag. In de eerste plaats is, heel principieel, het funderend onderwijs in Nederland in de basis gratis. Een vrijwillige bijdrage mag gevraagd worden, maar is niet meer dan dat: een vraag. In de tweede plaats wil je kinderen toch zo min mogelijk de dupe laten worden van keuzes die hun ouders maken. Een kind zou niet moeten worden ingezet als een soort drukmiddel, met uitsluiting als een straf richting ouders om de portemonnee te trekken. Bovendien moet je ook niet willen dat scholen straks in de positie komen dat ze een soort inkomenstoets moeten doen, aan de hand van bonnetjes of belastingopgaven, om te zien of ouders mogen afzien van de bijdrage. Dat is bureaucratisch en het is een inbreuk op de privacy.

Dit wetsvoorstel is ook niet bedoeld voor al die scholen die er nu al voor zorgen dat alle kinderen mee mogen doen. Dat zijn er heel veel en daar heb ik alleen maar bewondering voor. Dit wetsvoorstel is gericht op scholen waarbij het niet goed gaat. Hoe zou je je voelen als kind, als jij op school achterblijft terwijl de rest van de klas op schoolreis gaat? Dat gevoel gun ik niemand, en ik sta niet bekend om mijn empathie. Ik zou de minister dan ook willen vragen hoe hij tegenover dit wetsvoorstel staat, dus tegenover het principe achter dit wetsvoorstel en de praktijk ervan. Het is een wetsvoorstel dat eigenlijk niets meer doet dan alle kinderen een gelijke kans geven en scholen die toch al goed bezig zijn geen extra beperkingen opleggen.

Nou hoor ik critici al denken: ja, straks gaan ál die ouders de ouderbijdrage niet meer betalen, terwijl ze het wel kunnen, en dan kunnen onze kinderen helemaal nergens meer naar toe; er zijn dus wel beperkingen in de praktijk. In de eerste plaats zou ik daarop willen zeggen: laten we ook wel een beetje uitgaan van vertrouwen in de ouders in Nederland, in plaats van hen weg te zetten. De meeste ouders zijn absoluut bereid om een bijdrage te leveren, zoals we nu al zien in de praktijk, ook op scholen die ervoor kiezen om geen enkel kind uit te sluiten. Betekent dat dat er geen enkel risico is dat bijvoorbeeld de betaling door ouders terugloopt? Nee, want het drukmiddel van uitsluiting valt inderdaad weg. Maar in dat geval zou je niet moeten kiezen voor uitsluiting. En ook in het ergste geval geeft mijn fractie er toch de voorkeur aan om dan met de hele klas te gaan zwemmen in het zwembad op de hoek, in plaats van twee kinderen te laten achterblijven terwijl de rest naar het pretpark gaat. Ik ben opgegroeid met alleen maar schoolreisjes naar de hunebedden en de Waddenzee en ik ben daar niet slechter van geworden, behalve dat ik een rare voorkeur heb voor de hunebedden en de Waddenzee.

Ook de minister zelf sprak zich al eerder uit tegen het uitsluiten van kinderen door scholen als ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Hij ging bijvoorbeeld samen met de PO-Raad, de VO-raad, LAKS en Ouders & Onderwijs duidelijke en doelgerichte afspraken maken met als doel — ik citeer — te leiden tot een situatie waarin alle scholen zich houden aan de wet. Het is een wonderlijke zin, als je erover nadenkt dat je afspraken maakt om te zorgen dat mensen zich aan de wet houden, maar vooruit. De PO-Raad, de VO-raad en de werkgevers hebben deze afspraken in gedragscodes gezet. De minister zei ook: als dit geen succes wordt, zal ik de wet aanpassen. Dat roept dus vragen op. Hoe staat het met de uitvoering daarvan? Hoe doen scholen het volgens de minister? Is het zo langzamerhand niet tijd om die wet aan te passen? En als die tijd daar is, is het dan niet fantastisch dat er hier een wetsvoorstel ligt om dat te doen? Wat fijn dat meneer Kwint en mevrouw Westerveld dat werk hebben gedaan.

Voorzitter. De VO-raad vindt daarnaast dat er een uitzondering moet gelden voor extra onderwijsprogramma's, zoals tweetalig onderwijs of technasia. Extra bekostiging zou dan noodzakelijk zijn. Over extra bekostiging heeft de VO-raad gewoon een punt, maar dat is op dit moment niet de realiteit. De minister was vrij duidelijk over extra onderwijsprogramma's waar ouders voor moeten betalen. Dat zorgt voor tweedeling in het onderwijs en dat is onacceptabel, schreef hij in de brief van 13 maart.

De minister zou ook gaan regelen dat leerlingen nooit mogen worden uitgesloten van dit soort programma's als ouders hun ouderbijdrage niet betalen. Gaat de minister dit wetsvoorstel nu gebruiken om dat ook in de praktijk te regelen? Hij heeft er namelijk goede woorden over gesproken, maar ik heb altijd liever goede wetgeving dan goede toespraken.

Heeft de minister dezelfde mening over het uitsluiten van leerlingen van schoolreisjes en andere activiteiten die buiten het verplichte lesprogramma vallen? Op middelbare scholen zien we een trend van buitenlandreizen, die ook via de ouderbijdrage moeten worden betaald. Vorige week berichtte het AD over een school die een reis naar China organiseert. Ouders van leerlingen die meegaan, moeten daar €999 voor betalen. Wat vindt de minister van dit soort dure schoolreizen? Ik vraag ook aan de indieners wat zij vinden van dit soort dure schoolreizen.

Ik durf de stelling wel aan dat dit niet iets is wat elk gezin kan betalen en dat het daarvoor dus ook automatisch niet voor elke leerling mogelijk zal zijn om mee te gaan. Wat doet dit soort reisjes volgens de indieners met de kansengelijkheid voor leerlingen op zo'n school? Wat zijn de gevolgen van dit wetsvoorstel voor dit soort reizen? Is het in de praktijk of theorie onmogelijk? Delen de indieners en de minister de mening van de SP dat dit soort reizen in de praktijk toch wel vaak lijken te worden ingezet als een soort uithangbord om vermogende ouders naar een school te lokken, zo van kijk eens even, wij zijn de school met de Chinareis?

Voorzitter. Zoals ik aan het begin al aangaf, zijn wij blij dat we dit wetsvoorstel behandelen. Wat onze fractie betreft, hadden achtereenvolgende kabinetten de wet eigenlijk zelf al moeten en kunnen aanpassen. Dat deze indieners dit doen, is wat ons betreft goed, want wij zijn klaar met de huidige situatie. U zult het niet geloven, maar zelfs de SP is op dit gebied meldpuntenmoe. Om de paar jaar hebben we er een en stromen de meldingen over dit soort zaken weer binnen. We zijn er wel een beetje klaar mee. Laten we dit regelen. Veel scholen gaan er goed mee om. Voor die scholen verandert er niks, maar wat ons betreft moeten we voor de overige scholen gewoon haast maken met de behandeling en de invoering van deze wet. Want kinderen horen niet buitengesloten te worden; alle kinderen moeten meedoen. En wat ons betreft vanaf volgend schooljaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik het woord aan de heer Beertema, die zal spreken namens de fractie van de PVV.

De heer Beertema (PVV):

En dan nu even het relativerende geluid, voorzitter. In de eerste plaats dank ik de initiatiefnemers Kwint en Westerveld en hun medewerkers voor het werk dat zij in dit voorstel hebben gestoken. We vinden het een sympathiek voorstel, absoluut. Het kan niet zo zijn dat kinderen van ouders die vaak simpelweg de ouderbijdrage niet kunnen betalen, uitgesloten worden van deelname aan schoolreisjes en andere activiteiten. Kinderen zijn nou eenmaal afhankelijk van hun ouders. Maar we zien wel haken en ogen, en die worden naar mijn smaak toch te weinig belicht, zeker in de vorige bijdrage.

Het rapport van de Onderwijsraad uit 2001 dat op verzoek van de toenmalige bewindspersonen minister Hermans van de VVD en de staatssecretarissen Adelmund en Van der Ploeg van de PvdA is uitgevoerd, constateerde al dat er van vrijwilligheid in veel gevallen helemaal geen sprake was. Ook stelde dat rapport dat het vragen van dispensatie door ouders als stigmatiserend werd ervaren. Dat wordt ook nu nog zo ervaren, omdat zij een verzoek moeten indienen bij de schoolleiding. Tja, ik kan me er iets bij voorstellen, maar ik heb vaak in dat soort situaties geparticipeerd en, mwah, we moeten dat ook niet overdrijven, denk ik. Maar het blijft een onwenselijke situatie.

Dit onderwerp is de jaren daarna regelmatig op de agenda verschenen, zoals we al gehoord hebben, maar zonder afdoende succes. Het afgelopen jaar stelde de minister nog in een brief dat het niet-betalen van de ouderbijdrage geen consequenties mag hebben voor de deelname aan het reguliere programma; heel terecht. Dit was een reactie op de motie van de leden Vermue en Jasper van Dijk uit 2017. Mevrouw Van den Hul memoreerde daar al aan. Deze motie verzocht de minister om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van een wettelijk maximum aan de ouderbijdrage. Wij hebben daar toen tegengestemd, omdat een wettelijk maximum voor ons eigenlijk niets oplost voor ouders die zich welke vorm van een ouderbijdrage dan ook simpelweg toch niet kunnen veroorloven.

De minister kwam tot de conclusie dat de huidige wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden geeft en dat het vooral een kwestie was van het goed informeren van de ouders. De initiatiefnemers stellen echter terecht dat er ondanks de langdurige discussie over dit onderwerp nog steeds kinderen worden uitgesloten van buitenschoolse activiteiten en dat al de gesprekken in het veld om hier een einde aan te maken of om het op dusdanige wijze aan te pakken dat ongemak dat hiermee gepaard gaat, zo veel mogelijk wordt beperkt, niets hebben opgeleverd. Dat is wel jammer. We hebben hier te maken met een taai en onverkwikkelijk dossier.

Dat het wettelijk verankeren van het niet-betalen van de ouderbijdrage niet mag leiden tot uitsluiting van een leerling van een activiteit, roept, hoe sympathiek ook, toch een vraag bij ons op. Volgens mij is dat de bedoeling niet, ook niet van de initiatiefnemers. Als ze die bedoeling niet hebben, hoe denken ze dan te voorkomen dat die onwilligheid ertoe leidt dat veel meer ouders zullen besluiten om het maar te laten? Oftewel: "Als zij niet betalen, waarom zou ik dat dan wel moeten doen voor mijn kind of kinderen als het toch niet tot consequenties leidt?" De heer Futselaar heeft misschien meer vertrouwen in de mens dan dat wij hebben, maar ik denk dat we daar rekening mee moeten houden.

De initiatiefnemers stellen wel dat scholen in het meest rigoureuze geval te maken zullen krijgen met tegenvallende inkomsten en dat ze hun aanbod zullen moeten aanpassen. We zullen zien hoe rigoureus dat uitpakt, maar ik voorspel u dat het weleens kan tegenvallen. Mijn indruk is dat mensen, ook ouders dus, steeds berekenender worden. Dat is misschien niet leuk, maar het is wel een fact of life waarmee we moeten dealen. Hoe dan ook zal er een verschraling ontstaan, een kleurloze middelmaat. De mogelijkheden voor scholen om zich op dit vlak te onderscheiden van andere scholen zullen beperkt worden. Is dat nou zo'n aanlokkelijk perspectief? Er zijn nou eenmaal scholen die zich onderscheiden met hun prachtige reis naar Rome. Dat soort initiatieven zullen er zeker onder te lijden hebben. Overdreven dure reizen naar New York of China, of skivakanties nota bene, mogen wat mij betreft heel kritisch tegen het licht worden gehouden, want die voegen niks toe. Het is zwaar overdreven om daarover te spreken als een verworven recht, zoals scholen wel doen, wat ik niet zo leuk vind. Het gaat om reisjes die echt iets toevoegen. Als het niet de bedoeling is van de initiatiefnemers, zou het dan niet beter zijn om buitenlandse reisjes los te koppelen van de ouderbijdrage en die apart te organiseren? Zo deed ik het zelf ook altijd en zo gebeurt het nog steeds. Dat haalt heel veel kou uit de lucht. Of zouden de initiatiefnemers in dat geval nieuw overheidsingrijpen overwegen om dat ook onmogelijk te maken? Graag een reactie daarop, want ik ben daar niet helemaal gerust op.

We hebben hier tenslotte te maken met de twee meest dogmatische socialistische partijen in dit huis. GroenLinks en de Socialistische Partij zijn bereid ver te gaan, ook in dit voorstel van wet. Ik verbaas me er in dit verband over dat ze een beperking van de wet op de medezeggenschap voorstellen. Ze willen de afweging of leerlingen wel of niet mogen deelnemen aan buitenschoolse activiteiten bij het niet voldoen van de ouderbijdrage niet meer bij de ouder-leerlinggeleding van de mr beleggen, maar het centraal, landelijk regelen. Dat is een inperking van de medezeggenschap, opgelegd door de grootste vrienden van de medezeggenschap; op D66 na, zeg ik heel nadrukkelijk tegen de heer Van Meenen. Ik wil graag een reactie van de indieners.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel voorziet er ook in dat scholen geen leerlingen mogen uitsluiten van bijlessen, examentrainingen en andere van dat soort dingen die onder de verantwoordelijkheid van de school worden georganiseerd, mochten ouders de ouderbijdrage niet kunnen of willen betalen. Dat is in lijn met het advies van de Raad van State. Examentrainingen vallen onder de categorie activiteiten die scholen op grond van de huidige regelgeving aan leerlingen geven zonder daarvoor een ouderbijdrage te mogen vragen, en terecht. Dat is ook een van de uitgangspunten die de inspectie hanteert bij het handhaven van de regels over schoolkosten. Daarom zegt ook de Raad van State dat de wet niet gewijzigd hoeft te worden; het is er immers al. De initiatiefnemers negeren dit advies, omdat zij terecht stellen dat een aanzienlijk deel van de betaalde bijlessen, huiswerkbegeleiding, examentraining en andere vormen van extra ondersteuning door de eigen school worden georganiseerd. Biedt een school dit aan, dan dient hij dit voor alle leerlingen mogelijk te maken. Dat deel onderschrijven wij van harte.

Voorzitter, ten slotte. U hoort dat wij nog bedenkingen hebben bij de neveneffecten van dit wetsvoorstel. Bijlessen en examentrainingen horen voor alle leerlingen toegankelijk te zijn, zonder uitzondering. Door dit voorstel wordt ook nog eens de vrijwillige ouderbijdrage daadwerkelijk vrijwillig. Dat is winst. Maar als het gaat om de echte smaakmakers die een school aanbiedt en waarmee die zich kan onderscheiden van de rest, dan voorzie ik een verschraling van de identiteit en de vrijheid voor scholen om zich te profileren. Dat past in een bepaald politiek denken en in een wereldbeeld dat niet het onze is, op z'n minst. Het doet me te veel denken aan het adagium dat ooit gold in het arbeidersparadijs Deutsche Demokratische Republik: iedereen heeft recht op een auto en je mag kiezen wat je wilt, zolang het maar een Trabant is en zolang die maar grijs is. Hierop wil ik toch wel graag een reactie van de socialistische indieners.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Beertema. Dan is het woord aan de heer Renkema, die zal spreken namens GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Tijd voor dogmatisch socialisme, zou ik bijna zeggen.

Voorzitter. Ik had in eerste instantie eigenlijk een heel andere invalshoek. Ik heb het wetsvoorstel bekeken en ik dacht: dit is eigenlijk een manier om kinderen kansen te bieden. Toen kwam ik uit bij de Joodse pedagoge Lea Dasberg. Ik denk dat een aantal woordvoerders hier haar kennen. Zij zei in 1980, dus al een tijd geleden: "Er is geen andere pedagogie dan de pedagogie van de hoop". Ze bedoelde daarmee dat we bij opvoeding, maar ook in het onderwijs, uit moeten gaan van een toekomstgerichte pedagogiek. Een pedagogiek die kinderen perspectief geeft en uitgaat van groei, van kansen. Ze bedoelde ook dat we ons niet bij het bestaande hoeven neer te leggen.

Voorzitter. Onlangs sprak ik een jonge vrouw die was opgegroeid in een gezin in Drenthe. Gedurende haar gehele kindertijd en haar jeugd had dat gezin te maken gehad met grote financiële problemen. Dat was een gezin in armoede. Dat heeft enorme consequenties voor kinderen, want alles kost geld: nieuwe schoenen, nieuwe kleding, de dagelijks maaltijden. Het lid zijn van een sportvereniging, voor heel veel kinderen heel normaal, zat er voor haar niet in. Ze vertelde mij dat ze als 8- of 9-jarig meisje ook niet meer werd uitgenodigd op verjaardagsfeestjes van leeftijdgenoten. Ze was een paar keer zonder cadeau verschenen en daarom werd ze op een gegeven moment maar niet meer uitgenodigd. Zo leidt armoede onder kinderen en jongeren tot sociale uitsluiting. Volgens de meest recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek — die zijn van 2018 — leven op dit moment in Nederland bijna 300.000 kinderen in armoede. Zij lopen daarmee het risico op sociale uitsluiting: geen sport, minder vrienden en wellicht ook niet mee op dat schoolreisje.

Voorzitter. Vandaag bespreken we een belangrijk wetsvoorstel, dat regelt dat het niet betalen van de ouderbijdrage door ouders of verzorgers nooit mag leiden tot uitsluiting van kinderen bij activiteiten die de school organiseert, zoals het sinterklaasfeest, een excursie of een buitenlandse reis. De school wordt weleens het tweede pedagogische milieu genoemd, na het gezin, dat dan het eerste pedagogische milieu is. Als door omstandigheden in een gezin er geen geld is voor bepaalde activiteiten en een kind zo kansen misloopt, denk ik dat de school vanuit de pedagogie van de hoop die ik net aanhaalde kansen voor dat kind moet realiseren in plaats van zelf opnieuw bij te dragen aan uitsluiting.

Het is al gezegd: het wetsvoorstel komt niet uit de lucht vallen. Al in 2001 werd via een motie van de PvdA, die toen aangenomen is, gevraagd om te komen tot een gedragscode voor die vrijwillige ouderbijdrage in het funderend onderwijs. De afgelopen jaren is die vrijwillige ouderbijdrage regelmatig teruggekeerd als onderwerp van gesprek in deze Kamer. Er zijn richtlijnen, overlegstructuren en convenanten, maar helaas moeten we nu constateren dat het allemaal te weinig heeft opgeleverd. Achttien jaar later gebeurt het nog steeds: kinderen worden uitgesloten. Omdat hun ouders niet in staat zijn om de vrijwillige ouderbijdrage te betalen, mogen ze bijvoorbeeld niet meer mee op een excursie of mogen ze niet meedoen met een andere activiteit. Dat komt niet zo vaak in de krant: een kind dat niet mee mag op schoolreisje. Het gebeurt gelukkig niet dagelijks en heel veel scholen weten dit zelf te voorkomen. Toch moeten we de signalen wel serieus nemen en beseffen dat het juist die kinderen overkomt die al het meest kwetsbaar zijn en al zo weinig mee hebben.

In de meest recente schoolkostenmonitor lezen we dat 12% van de ouders in het primair onderwijs aangeeft dat hun school wel leerlingen uitsluit als aan de ouderbijdrage niet is voldaan. In het voortgezet onderwijs geeft zelfs 18% van de ouders dit aan. Deze percentages zeggen niet alles, want het gaat hier echt om een zelfrapportage door ouders. Maar voor GroenLinks geldt simpelweg: elk kind dat wordt uitgesloten is er een te veel.

Dat het bij te veel kinderen gebeurt, blijkt niet alleen uit die schoolkostenmonitor, maar ook uit de vele berichten die wij hebben ontvangen, per mail of per post. We kregen bijvoorbeeld een brief van een school toegestuurd waarin letterlijk stond: als de schoolkosten niet zijn voldaan, kan uw zoon of dochter niet meedoen aan de in deze brief genoemde activiteiten. Daaronder stonden zelfs sinterklaas en kerst. We kregen ook mails van ouders die aangaven dat ze een factuur ontvingen en daarna nog een aanmaning, terwijl die vrijwillige ouderbijdrage gewoon door hen niet betaald kan worden. Dit zijn echte verhalen, voor deze ouders, maar vooral voor die kinderen die niet mee mogen doen. Daarom is het van belang dat deze wet er komt.

We weten ook dat de schoolkeuze mede afhangt van het bedrag dat ouders moeten betalen, zeker als het gaat om grotere bedragen, zoals in sommige p.o.-scholen het geval is, en zeker bij het meer bijzondere aanbod in het voortgezet onderwijs. Ik denk aan profielen als het technasium, tto-onderwijs en aan scholen die heel veel aan internationalisering doen. Het feit dat bij de keuze voor een vo-school de leerling in groep 8 en zijn of haar ouders al rekening moeten houden met de hoogte van de ouderbijdrage, vinden wij niet goed. Een gezin met financiële problemen zal echt niet snel kiezen voor een tto-profiel, tweetalig onderwijs, als de jaarlijkse bijdrage standaard €500 is. Zo leidt de ouderbijdrage wat ons betreft tot verdere segregatie in het onderwijs.

Ik zit ook in de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dus ik weet heel goed dat er heel veel regelingen zijn voor mensen in armoede, voor de ondersteuning van families die het niet breed hebben. Maar niet alle gemeenten hebben zo'n goede regeling. Mensen die daar recht op hebben, doen er ook niet altijd een beroep op. Ze weten soms die regelingen niet te vinden. Soms is het te ingewikkeld. Soms ziet men door de bomen het bos niet meer. We kennen ook de Stichting Leergeld, die ontzettend goed werk doet. Maar we kunnen niet verwachten dat deze stichting alle kinderen altijd maar kan helpen. Hun financiële mogelijkheden kennen ook grenzen.

Ik denk dat het duidelijk is dat wij vanuit het bieden van kansen aan leerlingen deze wet van harte ondersteunen. Ik spreek vanuit de fractie; mijn collega heeft deze wet ingediend. Ik heb wel een aantal vragen, zowel aan de indieners als aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs in zijn adviesrol. De eerste drie vragen zijn voor beiden. Ze zullen niet verrassend zijn als jullie hebben geluisterd naar wat ik zonet naar voren bracht.

De eerste is: waarom schaffen we die hele ouderbijdrage niet af? Het probleem is niet alleen uitsluiting, maar ook de verhalen over grote druk van scholen, aanmaningen, incassobureaus, om die bijdrage maar te innen. Het wordt dus lang niet altijd als vrijwillig ervaren. Het innen is daarnaast nog een keer een administratieve last voor de scholen. Veel belangrijker: is het niet zo dat het funderend onderwijs in Nederland gewoon gratis zou zijn?

Mijn tweede vraag: is het onderscheid tussen onderwijsactiviteiten en niet-onderwijsactiviteiten niet arbitrair? Een curriculum is een geheel van activiteiten gericht op het leren van leerlingen. Daar hoort een project of een excursie dus gewoon bij.

Mijn derde vraag ...

De voorzitter:

Voordat u tot die derde vraag komt, is er een interruptie van de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

De laatste keer dat ik het checkte, zat de heer Renkema nog in dezelfde fractie als de indiener, mevrouw Westerveld. En nu komt hij eigenlijk met een verdergaand voorstel. Dat verbaast mij een beetje. Wat zegt dat over deze wet? Zegt hij eigenlijk dat, als het aan GroenLinks gelegen had, de initiatiefwet zou hebben gezegd: schaf de hele ouderbijdrage maar af?

De heer Renkema (GroenLinks):

Deze wet regelt iets vrij beperkts voor die scholen die het op dit moment niet weten op te lossen voor kinderen die niet kunnen meedoen met bepaalde activiteiten. Daarover wordt gezegd: dat mag nooit reden zijn voor uitsluiting. Waar ik nieuwsgierig naar ben, is het antwoord op de meer fundamentele vraag naar het afschaffen van de ouderbijdrage. Die vraag richt ik aan mijn collega van GroenLinks, maar ook aan de collega van de SP en de minister. Nogmaals, het funderend onderwijs in Nederland zou gratis zijn. Is de afschaffing een overweging geweest en hoe kijkt de minister daar op dit moment tegenaan?

De heer Van Meenen (D66):

Dat begrijp ik, maar mijn vraag is meer: hoe kijkt GroenLinks daar nu naar?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik kan namens GroenLinks hier zeggen dat wij zouden kiezen voor het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage. Deze wet is, nogmaals, een heel kleine aanpassing en die steunen wij van harte, want die is immers ingediend door een van de fractiegenoten.

De voorzitter:

De heer Beertema, u hebt hier ook een vraag over?

De heer Beertema (PVV):

Ja, voorzitter. Ik begrijp het namelijk toch niet helemaal goed. Ik sluit aan bij collega Van Meenen. Ik bespeur dat we in een soort Oost-Duits regime uiteindelijk maar besluiten om die Trabanten er helemaal uit te gooien, want het leidt alleen maar tot ellende. Dit leidt toch tot een enorme vervlakking, een enorme gelijkschakeling? Er wordt een initiatiefwet ingediend, waar we op een aantal punten positief en op een aantal punten niet positief tegenover staan. We gaan in eerste termijn van de indieners horen wat ze daarover te vertellen hebben. Maar ja, nu schrik ik toch weer. Het uiteindelijke doel van GroenLinks als rupsje-nooit-genoeg is namelijk blijkbaar: we willen er het liefst eigenlijk helemaal van af. Als deze initiatiefwet de prelude is om het uiteindelijk helemaal de nek om te draaien, dan zitten hier een paar hele chagrijnige collega's.

De heer Renkema (GroenLinks):

Toch begrijp ik deze vraag van de PVV niet helemaal. Immers, er wordt eigenlijk gesteld dat scholen zich zonder de vrijwillige ouderbijdrage, die dan ook vrij hoog moet zijn in Nederland, niet zouden kunnen profileren ten opzichte van elkaar. Als de heer Beertema goed heeft geluisterd, heeft hij gehoord dat mijn tweede vraag was: is het onderscheid tussen onderwijsactiviteiten en niet-onderwijsactiviteiten niet arbitrair? Immers, een curriculum en alle activiteiten die leerlingen ondernemen — tto, technasium, scholen die naar het buitenland gaan — is gericht op dat leren van leerlingen. Daar zou zo'n excursie of een project gewoon bij moeten horen. De vraag die ik aan beide indieners, maar zeker ook aan de minister, stel, is: zou je dat onderscheid tussen onderwijs en niet-onderwijs niet los moeten laten? Ik realiseer me dat dat zou betekenen dat scholen meer ruimte krijgen om de middelen die zij krijgen vanuit de bekostiging, in te zetten op allerlei activiteiten.

De heer Beertema (PVV):

Maar juist die buitenschoolse activiteiten, of die nou heel kostbaar zijn of heel goed te betalen, geven scholen de mogelijkheid om, ook naar buiten toe en op open dagen naar de ouders toe, een profiel of een profieltje op te bouwen. Vaak gaat het om leuke tradities in scholen en u wilt die gewoon de nek omdraaien.

De heer Renkema (GroenLinks):

Helemaal niet.

De heer Beertema (PVV):

Nogmaals, ik word heel wantrouwig nu. Ik zie deze initiatiefwet nu als een opstapje naar uw nog veel socialistischere insteek van: helemaal plaatwalsen, helemaal gelijkschakelen. Ik word er in ieder geval toch wel heel chagrijnig van.

De heer Renkema (GroenLinks):

Jammer dat ik dat chagrijn dan vanavond niet ga wegnemen. Wat mij betreft is de gedachte, de koppeling en de causaliteit die hier wordt gemaakt, namelijk "wij moeten een vrijwillige ouderbijdrage vragen aan ouders, opdat scholen zich kunnen profileren", een heel vreemde redenering. Ik ken ontzettend veel scholen die kiezen voor tto en ik ken ontzettend veel technasia en ik weet dat zij heel graag dat concept neer willen zetten, maar gewoon bekostigd met publiek geld en zonder daar een aparte bijdrage voor te vragen aan ouders. Dat is het voorstel dat ik doe!

De voorzitter:

De heer Rog heeft hier ook een vraag over.

De heer Rog (CDA):

Jazeker, voorzitter. Het is natuurlijk aardig dat meneer Renkema nu probeert om het debat nog verder te trekken en eigenlijk probeert om onder de duiven te schieten van zijn eigen fractiegenoot door maar de hele ouderbijdrage af te schaffen. Maar dat leidt bij mij toch wel tot de vraag hoe al die profielscholen, zoals tweetalig onderwijs, LOOT, DAMU en de technasia, dan hun onderwijs moeten financieren. Het is misschien zo dat linkse partijen soms denken dat er ergens een geldboom staat, maar die staat er niet! We moeten het doen met het geld dat er is. Met de vrijwillige ouderbijdrage van ouders zouden in ieder geval de gebruikers betalen. Wie krijgt straks de rekening van meneer Renkema van GroenLinks?

De heer Renkema (GroenLinks):

Als je terugkijkt in de geschiedenis, zie je dat de vrijwillige ouderbijdrage begon met een heel klein bedrag. In het basisonderwijs ging dat bijvoorbeeld om een paar tientjes voor een aantal activiteiten. Gemiddeld is de bekostiging voor een leerling in het basisonderwijs in Nederland misschien €5.000/€5.500 per leerling per jaar. Als je dan €50 vrijwillige ouderbijdrage vraagt aan ouders is dat 1%. Dat is te verwaarlozen als je het hebt over de bekostiging. Maar dan! In het voortgezet onderwijs betaalt de overheid ongeveer €7.000. Als je daar een ouderbijdrage gaat vragen van €700, omdat je een tto-school bent en allerlei activiteiten onderneemt, wordt een school voor 10% afhankelijk van de bijdrage van ouders. Dat vinden wij ongewenst.

De heer Rog (CDA):

Meneer Renkema mag het allemaal ongewenst vinden, maar dit debat wordt door alle scholen voor tweetalig onderwijs, technasia en LOOT-scholen gevolgd. Deze mensen, zowel de schooldirecties, de leraren die er werken als de ouders, zijn doodsbang dat door deze wet hun onderwijsconcepten straks niet meer kunnen bestaan. Simpelweg omdat het niet meer kan.

Meneer Renkema maakt het nog erger, want hij wil helemaal geen ouderbijdrage meer. Het gevolg daarvan is dat deze onderwijsconcepten, deze pluriformiteit aan onderwijsaanbod, gewoon de nek wordt omgedraaid. Is dat wat de fractie van GroenLinks wil? Als dit niet zo is, wil ik weten waar de rekening wordt gelegd. Wordt die straks betaald door de mensen die niet deelnemen aan het onderwijs?

De heer Renkema (GroenLinks):

Twee reacties, want het zijn ook twee vragen die de heer Rog hier stelt. Ik heb de brieven van de tto-scholen ook gelezen. Ik heb ook gesproken met mensen in het tto-onderwijs. Ik denk dat zij zich helemaal geen zorgen hoeven te maken over deze wet. Immers, in het voorstel wat er nu ligt wordt niet gezegd: laten wij de vrijwillige ouderbijdrage afschaffen. Er wordt alleen gezegd: op het moment dat ouders het niet kunnen betalen, mag dat geen reden zijn om niet mee te doen met de activiteiten. Dat kan op zich zeer geruststellend zijn naar de technasia en de tto-scholen.

Het tweede deel van uw vraag gaat over de rekening. Waar wordt die dan neergelegd? Ik heb zonet al de vraag gesteld waarom wij in Nederland in de bekostiging het onderscheid maken tussen onderwijsactiviteiten en niet-onderwijsactiviteiten. We zien in het voortgezet onderwijs een enorme rijkdom aan allerlei concepten. Het zijn er steeds meer en dat moedigen wij aan, want dat vinden wij goed. Wij vinden het raar dat de rekening daarvoor bij de ouders wordt neergelegd, waardoor kinderen die niet mee kunnen, kunnen worden uitgesloten. Wij willen daar een einde aan maken. Mijn kortst mogelijke antwoord is: dat hoort bekostigd te worden uit publiek geld.

De heer Futselaar (SP):

Er dreigt nu een groot debat te komen over het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage, wat op geen enkele wijze onderdeel is van dit wetsvoorstel. Ik zou dat toch willen ontmoedigen. Hier ligt een heel redelijk, genuanceerd voorstel om de fouten in het huidige systeem — de oneerlijkheid, waarvan bijna iedereen in deze Kamer zegt dat die onwenselijk is — af te schaffen, zoals u dat gewend bent van genuanceerde middenpartijen als GroenLinks en SP.

Tegen de heer Beertema, met zijn op zich amusante socialistische DDR-vergelijkingen, zou ik dit willen zeggen: in Nederland onderscheiden scholen zich door geloofsovertuigingen of overtuigingen van een andere manier van leven, onderscheiden scholen zich door onderwijssystemen, onderscheiden scholen zich door cijfers en gemiddelden die leerlingen halen. Is het niet een beetje treurig als het beste middel dat scholen overhouden om zich te onderscheiden, met alles waaruit je in Nederland kunt kiezen, de schoolreisjes zijn? Dit is niet zozeer socialistische gelijkheid, maar eerder de armoede van de marktwerking in de praktijk.

De voorzitter:

Nee, meneer Renkema, de heer Beertema had zojuist het woord en daarop had u kunnen interrumperen.

De heer Futselaar (SP):

Vindt de heer Renkema dat ook?

De voorzitter:

Nee, nee. Ik geef de heer Beertema de gelegenheid om hierop te reageren. Het is een kern van het debat, dus ik vind dat dat wel een keer kan, maar u moet dat eigenlijk bij de heer Beertema doen. De heer Beertema mag hier even op reageren en dan geef ik daarna de heer Renkema het woord.

De heer Beertema (PVV):

Heel kort, want zo had ik het natuurlijk niet bedoeld. Ik heb alleen maar gezegd dat dat schoolreisje naar Rome voor heel veel scholen en heel veel leerlingen een enorm avontuur is. Het voegt ook iets toe. Dat hoort ook bij het onderwijs, bij de culturele opvoeding enzovoort. Ik vind het een beetje flauw om dat nu af te doen als "niet waar". Het speelt ook een rol bij de identificering en profilering van zo'n school. Meneer Futselaar is dat echt wel met mij eens.

De voorzitter:

Daar gaat de heer Futselaar niet meer op reageren. De heer Renkema heeft het woord.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik ga daar ook niet meer op reageren.

De voorzitter:

Nee, hij gaat verder met zijn derde vraag.

De heer Renkema (GroenLinks):

Het lijkt nu of GroenLinks iets anders wil dan hier wordt voorgesteld. Dat is absoluut niet aan de orde. Ik ben nieuwsgierig naar hoe de indieners deze afweging hebben gemaakt. Zij kiezen eigenlijk voor een heel bescheiden minimale variant, terwijl er veel meer aan de hand is rond die ouderbijdrage. Ik ben nieuwsgierig hoe zij daarnaar kijken. Ik ben ook zeker nieuwsgierig naar de reactie van de minister hierop.

Mijn volgende vragen zullen hopelijk zowel de aanwezige coalitiepartijen als de rechtse oppositie weer wat geruststellen. Ik hoop dat zij de volgende vragen kunnen delen en ook nieuwsgierig zijn naar de antwoorden die daarop zullen komen van de indieners en van de minister. Dat zijn de volgende vragen. Het is al even langsgekomen: wat zijn nou de maxima die je kunt vragen? We hebben een paar voorbeelden gezien dat, opgeteld in een schoolloopbaan van vier jaar vmbo, zes jaar vwo of acht jaar basisonderwijs, die vrijwillige ouderbijdrage meer dan €1.000 of zelfs meerdere duizenden euro is. Gaat dat afschrikken? Leidt dat tot kansenongelijkheid? Graag een reactie van beide indieners, maar ook van de minister.

Dan voor de initiatiefnemers de volgende vraag. Hoe zien de initiatiefnemers de kritiek van scholen die tweetalig of topsportonderwijs bieden of van technasia? Zijn zij bang dat door dit wetsvoorstel die diversiteit gaat verdwijnen? Ik ben nieuwsgierig naar het antwoord op die vraag.

Tot slot een vraag die alleen is bedoeld voor de minister in zijn adviesrol. Wat zijn op dit moment precies de consequenties voor scholen als ze geld dat vanuit de bekostiging bedoeld is voor onderwijsactiviteiten, voor het geven van onderwijs, toch uitgeven aan andere activiteiten zoals een project of een excursie? Dat is mijn laatste vraag.

Ik rond af. Dit wetsvoorstel betekent gelukkig vrijwel niets voor de meeste kinderen en ook vrijwel niets voor de meeste scholen. Daar gaat het goed en daar wordt voor de ouders die het niet kunnen betalen een passende oplossing gevonden. Complimenten voor alle scholen die dat lukt. Maar voor de kinderen en de jongeren die wel worden uitgesloten van activiteiten of bijvoorbeeld een bepaalde schoolkeuze mijden uit angst voor heel hoge kosten, is het wel van belang dat deze wet er komt. Ook dat is de pedagogie van de hoop. Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Rog.

De heer Rog (CDA):

Ik wil toch nog één korte vraag stellen. Uit mijn interruptie op de heer Renkema leidde ik af dat hij uiteindelijk zegt dat GroenLinks het liefste geen ouderbijdrage wil en dat het gewoon uit de algemene middelen gaat. Ik ken GroenLinks als een fervent verdediger van het leenstelsel. Dat kwam doordat men zei: wij willen niet dat de zoon van de bakker betaalt voor de dochter van de chirurg. Is het dan niet zo dat, als u straks de dansopleidingen en het tweetalig onderwijs voor rekening van de algemene middelen laat komen, uiteindelijk de leerling op het vmbo, althans zijn ouders, gaat betalen voor de tweetalige "Cambridge English"-gymnasiast?

De heer Renkema (GroenLinks):

Volgens mij hebben we niet sinds kort maar al decennia een leenstelsel. Ik vind het een groot verschil of je het hebt over hoger onderwijs of funderend onderwijs. Laat het heel helder zijn: ik vind dat het in de leerplichtige leeftijd een publieke voorziening is die we met zijn allen betalen uit belastinggeld, net zoals wij dat doen bij ziekenhuizen en snelwegen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De heer Renkema heeft iets gezegd over de andere commissie waar hij in zit, Sociale Zaken, en de regelingen die mogelijk zijn voor ouders die moeilijkheden hebben om dit soort bijdragen te betalen. Er wordt een oplossingsrichting gegeven voor die paar scholen waar het niet goed gaat. Ik vind het vooral bijzonder dat op heel vergelijkbare scholen met vergelijkbare wijken de ene directeur het wel regelt op school en de andere niet. Zou het geen oplossing kunnen zijn om te kijken op welke scholen de directeur het niet voor elkaar krijgt en die directeur daarop aan te spreken? Het is toch gek dat de ene directeur het wel regelt voor de kinderen, het pedagogische vermogen heeft om die kinderen mee te kunnen nemen, en de andere directeur dat niet heeft.

De heer Renkema (GroenLinks):

U spreekt momenteel met een Kamerlid dat in een eerder leven een van die directeuren was die het wel kon regelen. Tegelijkertijd vind ik heel nadrukkelijk dat, als we dit in een wet regelen, we daarmee borgen dat in Nederland geen enkele leerling wordt uitgesloten. Ik vind het professionele gesprek tussen schoolleiders en bestuurders over hoe zij dat aanpakken zeker de moeite waard, maar zoals de indieners hebben gezegd, hebben we al heel lang gesprekken, convenanten en allerlei afspraken met elkaar en worden er nog steeds kinderen uitgesloten. Daarom dienen we deze wet in.

De voorzitter:

De heer Heerema tot slot.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Daar is mijn richting ook voor. Er wordt aangegeven dat deze wet geen enkel effect heeft op die heel grote hoeveelheid scholen waar het goed loopt. Op het moment dat wij voor elkaar zouden kunnen krijgen dat wij het op de andere scholen regelen door de directeuren aan te spreken die het niet voor elkaar krijgen, is deze wet niet nodig.

De heer Renkema (GroenLinks):

Gebleken is dat dat geen effect heeft gehad. Juist voor de kleine groep kinderen die het betreft, willen we dit wettelijk borgen. Als dat was opgelost, als het al niet meer het geval was omdat directeuren die dat niet lukt, zouden zijn aangesproken of op een andere manier hun beleid hadden geformuleerd, dan stonden we hier vanavond niet.

De voorzitter:

De heer Futselaar voor een vraag aan de heer Renkema.

De heer Futselaar (SP):

Ik zou de heer Renkema het volgende willen vragen. Denkt hij ook niet dat als je zou doen wat de heer Heerema suggereerde — namelijk bij al die scholen inventariseren en daar vervolgens op handelen et cetera — je dan precies de bureaucratie opbouwt die we de afgelopen jaren juist met z'n allen uit het onderwijs proberen te halen? Is een simpele wet niet een veel fraaiere oplossing?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik geloof niet dat het meer bureaucratie hoeft op te leveren. Ik geloof gewoon niet dat het gaat werken, want anders was het allang opgelost.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Renkema. Dan is het woord aan de heer Van Meenen die zal spreken namens D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Om te beginnen is het jammer dat de heer Renkema niet vaker het woord over onderwijs mag voeren. Niets ten nadele van mevrouw Westerveld, maar het is altijd mooi om hier nog meer mensen met een onderwijshart en -ervaring te horen. Ik heb met mijn interruptie ook geenszins bedoeld om hem in de problemen te brengen, maar dat is ook eigenlijk niet gebeurd.

Voorzitter. Het buitensluiten van kinderen doordat hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet voldoen, is zo slecht als het klinkt. In de zeven jaar dat ik nu in de Kamer zit, blijven er voorbeelden voorbijkomen van kinderen die niet mee mogen met het schoolreisje of buitengesloten worden bij de kerstviering. Volgens de toelichting van de initiatiefnemers is dit al twee decennia gaande. Sprekend uit eigen ervaring, denk ik dat het nog veel langer is. Telkens is gekozen voor zachte maatregelen: in gesprek gaan, kopjes thee drinken met de sector, afspraken maken met de PO-Raad en de VO-raad, gedragscodes, maar niets maakt een verschil. Nu is de maat vol. Dan maar de wet aanpassen om dit voor eens en voor altijd te stoppen. Grote complimenten dus aan de heer Kwint en mevrouw Westerveld en hun medewerkers die het belang van deze kinderen zo hoog stellen, dat zij zelfs het lastige pad van een initiatiefwet zijn opgegaan. D66 vindt dat alle kinderen het beste onderwijs verdienen. En D66 vindt het van groot belang dat het onderwijs toegankelijk blijft voor alle kinderen.

Voorzitter. Op een steenworp afstand hier in Den Haag zit de Haagsche Schoolvereeniging — dus met sch en dubbel e — die onder andere het bestuur is van de school Het Open Venster. De ouderbijdrage op die school bedraagt €9.600 per jaar, zo staat er in mijn tekst. Ik las bij de heer Rog dat het misschien wel €9.700 is. Ja, de inflatie and all that. Nu vraag ik mij toch serieus af wat er gebeurt als je naar die school gaat en de vrijwillige ouderbijdrage niet voldoet. Mijn inschatting is dat Het Open Venster dan een dichte deur zal blijken te zijn.

(Hilariteit)

De heer Van Meenen (D66):

Deze wet zorgt ervoor dat scholen nog wel een vrijwillige ouderbijdrage mogen vragen, maar dat kinderen niet langer uitgezonderd mogen worden als de ouders niet betalen. De portemonnee van de ouders moet dus niet leiden tot sociale uitsluiting op school. Biedt deze wet voldoende zekerheid dat kinderen ook niet geweigerd worden bij hun inschrijving op een school als ouders aangeven de ouderbijdrage niet te betalen? Ik ben benieuwd naar het antwoord van de indieners, maar ook naar het antwoord van de minister. D66 vindt het opvallend dat, ondanks het instemmingsrecht van de mr met de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage, die de afgelopen jaren is gestegen. Ik wil het in deze zaal nog maar een keer benadrukken: ouders en leerlingen, jullie hebben hier iets over te zeggen!

Voorzitter. In het voortgezet onderwijs komt er nog een ander aspect bij: er worden steeds vaker extracurriculaire programma's aangeboden met een vereiste ouderbijdrage, zoals tweetalig onderwijs, technasia en kunstklassen. De kosten van deze extra's lopen al snel hoog op. Tweetalig onderwijs, bijvoorbeeld, kost per leerling per jaar zo'n €400. Veel ouders kunnen dit niet betalen. De heer Renkema had het hier al over en ik geloof de heer Futselaar ook. Dit leidt uiteraard tot zelfselectie aan de poort. Daarnaast worden die opleidingen meestal aangeboden op havo en vwo, waardoor ze ook niet voor alle leerlingen toegankelijk zijn.

D66 ziet programma's die expliciet leerlingen uitsluiten waarvan de ouders het niet kunnen betalen als een aanstichter van kansenongelijkheid, ja, voorzitter, van tweedeling. Maar het is ook duidelijk dat om dit soort aanbod mogelijk te maken, er op een bepaald moment een ouderbijdrage nodig is. Het lukt simpelweg niet vanuit de lumpsum, zo geven scholen zelf ook aan. Door het verbieden van uitsluiting als ouders niet betalen, zou het kunnen dat dit soort programma's verdwijnen omdat er gewoon niet genoeg financiële middelen zijn.

Als het nu zo was dat al deze programma's aantoonbaar een enorme toegevoegde waarde hebben voor de ontwikkeling van de leerlingen, zou het zeker een verschraling zijn en een gemis voor het onderwijs als ze verdwijnen. Maar dat is lang niet altijd zo. Te vaak worden deze programma's ingezet in de strijd om de leerling, om de concurrentiepositie van de school te verbeteren en juist niet om de leerling te helpen bij leerprestaties, motivatie of aansluiting met de arbeidsmarkt, zo stelt de onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs. D66 stelt dat als een school een extra onderwijsprogramma opstelt, die dat doet in het belang van de leerling. Daar hoort intrinsiek bij dat het ook toegankelijk moet zijn voor iedere leerling. Het beste onderwijs voor alle leerlingen is een harde voorwaarde en iedereen moet de kans krijgen op een rijkgeschakeerd onderwijsprogramma.

Er zijn ook goede voorbeelden. Zo verminderen topsportscholen bijvoorbeeld juist de segregatie en zijn van goede kwaliteit. Hebben de initiatiefnemers verdere voorbeelden van algemeen toegankelijke extra programma's met een vrijwillige ouderbijdrage, bijvoorbeeld middelbare scholen die toch tweetalig onderwijs kunnen bieden? Zijn er voorbeelden waar de solidariteit tussen ouders hoog blijft en ouders het meer waard vinden dat het aanbod voor iedereen behouden blijft? Hoe willen de initiatiefnemers de best practices behouden van extra programma's die bewezen een bijdrage hebben voor leerlingen en die segregatie tegengaan?

Een mogelijk bijeffect is ook dat ouders die het kunnen betalen, eerder zullen kiezen voor privéonderwijs, waardoor we een tegengesteld effect bereiken. Zijn de initiatiefnemers bereid om dit soort zaken in het oog te houden via een evaluatieartikel in de wet?

Klopt het dat scholen de ouderbijdrage niet mogen inzetten voor extra personeel? Ik vraag dit ook aan de minister. Hoe vaak komt dit voor en hoe wordt hierop gehandhaafd?

Voorzitter. Mocht deze wet toch leiden tot een verschraling van het aanbod, dan is er extra geld in de lumpsum nodig om iedere leerling toegang te geven tot goede, mooie extra's zoals tweetalig onderwijs, creatieve vakken of extra huiswerkbegeleiding. D66 hoopt met de initiatiefnemers dat zij dan de tegenstanders van deze wet, zo die er al zijn, aan hun zijde vinden om dan ook de portemonnee te trekken. Dat moet dan immers wel gebeuren: als we het allemaal heel belangrijk vinden en we kansengelijkheid willen, dan moeten we wellicht ook de uiterste consequentie daaruit trekken. Volgens mij vind ik daarin de heer Renkema aan mijn zijde.

Voorzitter. Ten slotte. Kinderen mogen niet worden uitgesloten of buitengesloten in het Nederlandse onderwijs. Dat is het enige punt van vanavond en dat is het belangrijkste punt.

Ik dank u zeer en wens de indieners veel succes met het vervolg van deze behandeling.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik het woord aan de heer Heerema, die zal spreken namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik kan eigenlijk niet geloven dat er schooldirecteuren in Nederland zijn die pedagogisch zo slecht in elkaar zouden zitten dat ze kinderen verbieden om naar een schoolfeestje of het kerstontbijt te gaan, of die kinderen de toegang tot het eindexamengala ontzeggen. Ik kan me niet voorstellen dat er directeuren zijn die kinderen straffen voor het feit dat de ouderbijdrage niet betaald kan worden. Want natuurlijk moet elk kind naar het kerstontbijt kunnen gaan, mee kunnen gaan op schoolreisje naar Duinrell, en je bent gewoon echt verkeerd bezig als je een geslaagde leerling het examengala ontzegt. Maar het komt dus voor.

Ik heb het al eerder gezegd: mijn mailbox stroomt niet over van meldingen over deze misstanden. Eigenlijk weten we niet hoeveel kinderen het betreft. Ik was benieuwd of de indieners al meer zicht hebben op de omvang van deze problematiek na de schriftelijke ronde die we hebben gehad. Ik heb begrepen dat er afspraken zijn gemaakt met de koepels om te voorkomen dat kinderen op deze belangrijke momenten, pedagogisch belangrijke momenten, letterlijk buitenspel worden gezet, maar dat deze afspraken nauwelijks effect hebben. Dat vind ik zorgelijk. Want als de sector het niet zelf oppakt, dan moeten wij in actie komen. Het is jammer dat dat nodig is.

Voorzitter. Voor dit onderdeel, voor deze activiteiten snap ik het voorstel van de indieners en volg ik het ook. Want elk kind heeft recht om mee te gaan met dat schoolreisje, om het kerstontbijt te vieren of om te dansen op zijn of haar eindexamengala. Maar hoe terecht ik het vind voor deze onderdelen binnen school, zo terughoudend ben ik bij bijvoorbeeld de eigen bijdrage voor profielen. Ik heb daar een aantal vragen over aan de indieners.

Tweetalig onderwijs is een extra keuze binnen een school, waar een deel van het programma door de belastingbetaler wordt betaald en een deel door ouders. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld technasia. Ik wil graag van de indieners weten in hoeverre zij de afweging hebben gemaakt dat het risico van het verdwijnen van profielen binnen een school proportioneel voor dit wetsvoorstel. Het is in mijn ogen echt verkeerd als ons onderwijslandschap versobert door deze wet.

Dat geldt met name ook voor de kinderen die gebruikmaken van de LOOT-regeling of die op DAMU-scholen zitten. Als deze mogelijkheden verdwijnen, dan breken we sport- en danscarrières af. Dan ontnemen we talentvolle kinderen de kans het beste uit zichzelf te halen. De vraag aan de indieners is: hoe ondervangt u dit? Krijgen kinderen met sporttalent of danstalent geen ongelijke kans door dit wetsvoorstel, doordat ze beperkt worden in de mogelijkheden die er zouden zijn? Ik vind het simpelweg levensgevaarlijk om te kijken waar het schip strandt en het risico te nemen dat duizenden kinderen het lastiger gaan krijgen, zo niet onmogelijk wordt gemaakt hun talent te ontplooien door deze wet?

De voorzitter:

De heer Renkema heeft hierover een vraag.

De heer Renkema (GroenLinks):

Even over de angst voor de verschraling. Volgens mij regelt deze wet niet dat de ouderbijdrage wordt afgeschaft. We hebben er net even een debatje over gehad. Ze regelt ook niet dat die wordt gemaximeerd of wat dan ook. Je kan er van alles van vinden; dat heb ik zonet ook gedaan. Deze wet regelt simpelweg dat op het moment dat ouders de ouderbijdrage niet kunnen betalen, zo'n school, een tbo-school of een technasium, niet kan zeggen: jij mag niet mee met deze excursie. Waar zit nou het causale verband tussen het voor die hele kleine groep kinderen hier regelen dat zij niet kunnen worden uitgesloten en dat grote verhaal over verschraling?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb gezegd dat ik voor het eerste deel waar ik over heb gesproken het wetsvoorstel heel goed zou kunnen volgen. Maar voor het deel van de extra zaken op school, zoals extracurriculair, technasia, LOOT, DAMU of tweetalig onderwijs, zie ik wel degelijk het risico dat de heer Beertema duidelijk aangaf dat er een aanzuigende werking van niet-betalende ouders kan zijn, wat een effect heeft op het kunnen aanbieden van een profiel door een school. Ik heb geen zekerheid dat dat niet gaat gebeuren, en ik wil die zekerheid wel hebben. Daarom leg ik die vraag ook neer bij de indieners: hoe gaat u dit ondervangen?

De heer Renkema (GroenLinks):

Dus de causaliteit zit in de aanzuigende werking van niet-betalende ouders, ouders die willen profiteren van het feit dat die school wel een mooi aanbod heeft, maar daar niet voor willen betalen. Zou het om die reden dan niet veel verstandiger zijn om dat te bekostigen uit publieke middelen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb op dit moment geen probleem met het systeem dat werkt voor deze groep kinderen, voor deze profielen die aangeboden worden. Ik krijg daar ook heel weinig reacties op in de zin van: dit is een probleem waar ik tegen aanloop. Ik vind het mooi dat scholen zich kunnen onderscheiden met diverse profielen. Ik zou het heel zonde vinden als we met een enorme extra bijdrage in de lumpsum een soort van staatsonderwijs zouden geven en elke school deze profielen zou mogen aanbieden. Volgens mij is het juist heel mooi als we dat kunnen laten zitten bij de scholen die de keuze maken om dat te doen.

De voorzitter:

De heer Renkema, nog heel kort.

De heer Renkema (GroenLinks):

Wat vindt de VVD van het gegeven dat dat mooie profiel simpelweg niet voor alle ouders toegankelijk is, dus dat kinderen kansen worden ontnomen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Op het moment dat er verschraling optreedt, ontneem je die ook aan kinderen die er wel voor in aanmerking komen. Dat is even een verschil tussen de positie die u heeft vanuit GroenLinks en die ik heb vanuit de VVD. Ik kom daar straks op terug in vragen die ik heb over bijvoorbeeld buitenlandse schoolreizen. Volgens mij moeten we niet een soort race to the bottom krijgen, maar moeten we kijken hoe we het op orde kunnen houden zodat kinderen er gebruik van kunnen maken. Er zijn allerlei regelingen om mee te kunnen doen. Ik heb begrepen dat niet alle gemeenten die regelingen aanbieden. Ik zou het veel interessanter vinden om te kijken welke gemeenten niet meedoen met de regelingen en of we die zachtjes kunnen duwen zodat ze deze kinderen wel in staat stellen om mee te doen of dat we dat misschien wel afdwingen. Daar is dit wetsvoorstel volgens mij niet voor nodig.

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb een voorbeeld gegeven, overigens uit het basisonderwijs, van een school hier vlakbij, met een ouderbijdrage van bijna €10.000. Vrijwillig, staat er ook bij. Hoe kijkt de heer Heerema, de VVD, naar zo'n voorbeeld?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het absurd veel geld. Ik vind het echt absurd veel geld om het onderwijs voor je kind op die wijze extra te bekostigen. Daarom zoek ik, ook als VVD'er, naar een balans tussen wat je wel en niet vraagt. Volgens mij is het niet goed als kinderen die dit kunnen betalen en misschien ook heel dure reizen ondernemen daardoor op een bepaalde school terechtkomen, in eenzelfde soort bubbel leven en vervolgens na schooltijd in een maatschappij komen die plotseling een stuk diverser is dan ze op school hebben meegemaakt. Ik ben dus ook aan het zoeken naar die balans. Dan vind ik €9.600 of €9.700 — hoe hoog het ook gaat worden — echt absurd veel geld.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben blij dat we dat met elkaar eens zijn. Ik vraag het omdat ik denk dat zo'n bedrag leidt tot zelfselectie, dat er ouders zullen zijn die zeggen: het kan dan wel vrijwillig zijn, maar ik ga mijn kind er niet aanmelden. Denkt de heer Heerema niet dat juist in het voortgezet onderwijs van het vragen van een stevige ouderbijdrage, ook als dat €400 of €500 is voor LOOT of voor tweetalig onderwijs, een zelfselectie uitgaat? Moet je er niet juist veel duidelijker in zijn in dat dat niet mag?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Als het gaat om die €9.600 of €9.700 is dat zeker zo. Er zit wel een groot verschil tussen een eigen bijdrage voor LOOT, die ongeveer €200 tot €250 is, of een bijdrage voor tweetalig onderwijs van €400 en het bedrag dat u net noemt. Daar zit voor mij een verschil tussen. Daarom probeer ik die balans te zoeken in hoe we nou gaan ondervangen dat tweetalig onderwijs en technasia straks aan verschraling onderhevig zijn op het moment dat we deze wet zouden gaan aannemen. Als de indieners daar een heel goede oplossing voor hebben en kunnen overtuigen dat dit een werkbaar iets zou zijn, ben ik niet eens geneigd om ertegen te zijn. Maar ik wil wel graag het antwoord hebben op de vraag hoe ze dat gaan ondervangen.

De heer Van Meenen (D66):

Dan moeten de indieners vechten tegen het wereldbeeld dat de VVD blijkbaar heeft of in ieder geval de heer Heerema, namelijk dat er een aanzuigende werking komt, dat ouders eigenlijk deep down helemaal niks voor hun kind overhebben en dat ze dus gaan profiteren van iets waar ze niet voor gaan betalen. Dat is toch helemaal niet des VVD's? Je zou toch zeggen dat je ervan uitgaat dat ouders alles willen doen wat het beste is voor hun kinderen en dat ze waarschijnlijk zichzelf van alles ontzeggen om die extra bijdrage te betalen, maar dat dat in een aantal gevallen niet lukt. Mijn vraag is veel meer vanuit welk beeld de VVD nu redeneert en of de heer Heerema het niet met mij eens is dat je als je zijn redenering volgt eigenlijk zegt: dat aanbod is allemaal leuk en ik wil het niemand ontzeggen, maar uiteindelijk is het alleen maar voor de mensen die het gewoon kunnen betalen. Gewoon tweedeling.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, want ik geef net aan dat er allerlei gemeentes zijn die regelingen hebben. Dat blijkt nog niet landelijk dekkend te zijn. Ik kan me heel goed voorstellen dat we daar onze pijlen op richten, om ervoor te zorgen dat er mogelijkheden zijn voor ouders die mee willen doen in plaats van dat we het risico bij de school neerleggen of een profiel wel of niet in stand gehouden kan worden. Want ik ben er niet van overtuigd dat die aanzuigende werking niet plaats zal vinden.

De voorzitter:

De heer Heerema vervolgt zijn betoog.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Dan de eigen bijdrage voor schoolreisjes, met name op het vo. Soms gaat men naar verre landen, zoals China of Japan. Ik zie dat hier een dilemma zit, want hoe zorg je ervoor dat kinderen een reis niet afgenomen wordt, terwijl je tegelijkertijd wil dat die toegankelijk is voor elk kind? De uitkomst dat er geen buitenlandse reizen naar Rome, Parijs of Londen meer plaatsvinden, is voor mij echt een schrikbeeld. Het ontnemen van deze mooie ervaringen voor kinderen kan niet de uitkomst van deze wet zijn. Net zo goed als dat je kinderen niet mag straffen voor de financiële situatie thuis, mag je kinderen ook niet straffen voor het feit dat anderen niet willen of kunnen betalen.

Voorzitter. Ik heb de oplossing niet. Ik vind dat de indieners met die oplossing moeten komen; zij zwengelen deze discussie aan. Dat is terecht voor het eerste deel van mijn inbreng. Daar ben ik ook complimenteus over geweest, want op dat punt deel ik de inzet van de indieners. Maar er zitten wat mij betreft heel wat haken en ogen aan het tweede deel. De concrete vraag aan de indieners is: hoe kunt u de zorgen wegnemen die ik net geadresseerd heb? Welke oplossingen heeft u daarvoor? Bent u bijvoorbeeld bereid om uitzonderingen in deze wet op te nemen? Of wacht u mogelijke amendementen af?

Voorzitter. Iets heel anders, in de marge van dit debat. Ik heb vandaag een groepje van vijftien zeer hoogbegaafde kinderen op bezoek gehad. Het waren echt schatjes van kinderen. Heel wijs, creatief en innemend, maar wat zaten er trieste verhalen achter van met buikpijn naar school gaan, niet kunnen slapen van de stress, onbegrip op school en afgestompt raken in ons onderwijssysteem. Ik heb het over kinderen die vanuit groep 6 naar het gymnasium gaan, die vier klassen overgeslagen hebben of die op hun dertiende naar de universiteit gaan. Van een van hen kreeg ik een brief: van Jason Storm. Die brief was voor minister Slob. Jason vroeg me of ik deze brief alsjeblieft aan de minister wilde geven. Aangezien ik minister Slob vanavond toch zou zien, heb ik beloofd deze brief te overhandigen.

Ik zou de bode graag willen vragen om deze handgeschreven brief aan de minister te overhandigen. Ik hoop dat de minister deze brief wil lezen en de kans ziet om Jason een reactie te sturen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dan is tot slot van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Rog, die zal spreken namens het CDA.

De heer Rog (CDA):

Meneer de voorzitter. Graag maak ik eerst van de gelegenheid gebruik om mijn twee collega's te feliciteren met het uitoefenen van hun rechten van medewetgever. Datzelfde geldt voor hun medewerkers. Ik weet net als u, voorzitter, uit ervaring dat het geen sinecure is om zo'n initiatiefwet te schrijven, in te dienen en uiteindelijk hier in de Kamer te verdedigen. Dus complimenten van mijn fractie. Meneer Beertema zei het ook al: zo veel socialisten tegelijkertijd in vak-K zien we niet vaak. Dus speciaal voor u heb ik mijn rode stropdas aangetrokken.

Zoals de indieners van het wetsvoorstel terecht aangeven, is de vrijwillige ouderbijdrage, althans het uitsluiten van kinderen waarvan de ouders niet hebben voldaan aan het betalen van de vrijwillige ouderbijdrage, een punt van politieke zorg en debat, al lange tijd. Laat ik het maar duidelijk stellen: het is onacceptabel dat kinderen worden uitgesloten van het kerstontbijt als hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet kunnen betalen. Scholen die dat doen, hebben niet alleen helemaal niks begrepen van de kerstgedachte, maar zadelen kinderen ook op met een ervaring van uitsluiting. In een veilig pedagogisch klimaat hoort dat niet thuis. Of neem nou die school van de Haagse Schoolvereeniging "De Gesloten Deur" met een vrijwillige ouderbijdrage van maar liefst €9.700 per kind per jaar. Ik vind het absurd. Of neem het voorbeeld van de vo-school waar een deel van het docentenkorps eigenlijk werd vrijgekocht voor een deel van de klas om naar Noorwegen te gaan om daar een skivakantie te houden, althans als ouders bereid waren om een bijdrage van €4.000 per kind te betalen. Absurd! Daar moeten we van af.

Dat geldt voor de leden van mijn fractie. Dat geldt gelukkig ook voor de indieners en ook voor de minister. Het CDA is blij dat de minister klip-en-klaar heeft aangegeven dat de vrijwillige ouderbijdrage ook echt vrijwillig moet zijn. Met de PO-Raad heeft hij daar goede afspraken over gemaakt. De VO-raad van Paul Rosenmöller verzette zich echter hevig, mevrouw Westerveld. Daar wilden ze geen convenant. Maar ik heb begrepen dat minister Slob Paul Rosenmöller en de VO-raad op de knieën heeft gedwongen en dat uiteindelijk ook daar een convenant is afgesloten. Of niet? Want nu kregen we weer een brief waarin stond dat ze het eigenlijk niet eens waren met deze initiatiefwet. Graag een reactie van de minister. Ik wil graag weten hoe dit nou precies zit.

Meneer de voorzitter. Het lijkt erop dat het doel van deze initiatiefwet dus breed gedragen wordt. Kijk naar de aankondiging van een van de indieners, meneer Kwint, vandaag nog op Twitter. Hij zegt: vanavond hebben we het debat over onze initiatiefwet om uitsluiting van kinderen waarvan de ouders de ouderbijdrage niet kunnen betalen te verbieden. Daar zijn we het natuurlijk helemaal mee eens. Kinderen van ouders die het niet kunnen betalen, mogen niet uitgesloten worden van deelname aan het onderwijsproces. Maar de vraag die nu voorligt, is of dit wetsvoorstel daar het beste middel voor is.

De Raad van State is kritisch en vindt dat we beter eerst kunnen afwachten hoe de regels en wetten die thans bestaan en de regels die de minister nu heeft gemaakt met de sector uitpakken. Zij waarschuwen ook dat er risico is op bijkomende schade als gevolg van dit wetsvoorstel. Enerzijds lopen we het risico dat door een gebrek aan onderscheid tussen niet willen betalen en niet kunnen betalen ook gewone activiteiten, zoals het uitstapje of een activiteit als zo'n kerstontbijt op school, straks niet meer mogelijk zijn als ouders zich in groten getale gaan beroepen op hun recht om de ouderbijdrage niet meer te betalen. Dat zou het CDA zeer betreuren. Daarnaast maakt deze wet geen onderscheid tussen aan de ene kant de vrijwillige bijdrage voor reguliere schoolactiviteiten en leermiddelen en aan de andere kant de bijzondere aanvullende programma's, zoals het tweetalig onderwijs, de technasia, Loot, DAMU et cetera. Velen hebben het daar al over gehad. Wij kregen uit de beantwoording van de schriftelijk gestelde vragen de indruk dat de indieners zich bewust zijn van deze mogelijke consequentie, namelijk verschraling van het onderwijsaanbod, maar geen enkele stap zetten om die consequentie te voorkomen. Mijn fractie hecht er dan ook aan dat hier in de beantwoording door de indieners in eerste termijn nadrukkelijk op wordt ingegaan. Hoe kunnen we verschraling van het onderwijsaanbod tegengaan? Ik verneem ook heel graag van de minister hoe hij hiernaar kijkt.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb op dit punt toch ook even een vraag die vergelijkbaar is met de vraag die ik aan de VVD heb gesteld. De heer Rog schetst natuurlijk de excessen, zo'n skireis en bijna €10.000 schoolgeld voor een basisschool. Daarna zegt hij: dat wil ik tegengaan, maar ik wil wel voorkomen dat allerlei andere scholen hun aanbod noodgedwongen moeten verschralen. Ik vraag me even af of hij de causaliteit daartussen ook zoekt in de aanzuigende werking van ouders die gewoon niet betalen, waar de VVD het over heeft. Deelt het CDA die angst?

De heer Rog (CDA):

Welke angst moet ik delen?

De heer Renkema (GroenLinks):

Dat er straks heel veel ouders zijn die zeggen: ik ga het gewoon niet meer betalen.

De heer Rog (CDA):

Ja, daar heb ik het net over gehad. Ik zou het heel jammer vinden als er als gevolg van dit wetvoorstel een soort trend komt van ouders die zeggen: wij hebben er recht op om de ouderbijdrage niet te betalen. Ik vind dat we er zorg voor moeten dragen dat als een bepaald onderwijsaanbod wat meer kost, daaraan ook wordt meebetaald door de ouders, behalve de ouders die dat niet kunnen betalen. Ik vind dat de indieners daar tot nu toe eigenlijk aan voorbij zijn gegaan, en het zou ze sieren als ze zouden zoeken naar oplossingen waarmee we meer verschil tussen de niet-kunners en de niet-willers realiseren.

De heer Renkema (GroenLinks):

Waar baseert het CDA deze toch pessimistische verwachtingen op?

De heer Rog (CDA):

Nou, ja, ik denk dat we leven in een tijd waarin steeds meer mensen hun rechten claimen, en dat de bijkomende schade van dit wetsvoorstel zou kunnen zijn dat er een sfeer ontstaat van: ja, jongens, die ouderbijdrage hoeft eigenlijk niet. Mijn zorg zit 'm bij de ouders die niet kúnnen. Ik zou het betreuren als we straks in de situatie komen dat we dat pedagogische klimaat op scholen, waarop u ook zo duidelijk de vinger heeft gelegd, meneer Renkema, gaan verarmen door kinderen uitsluitend nog rekenen en taal te leren en niet meer op een andere manier samen bezig te laten zijn in de opvoeding en de vorming.

De voorzitter:

De heer Renkema, tot slot.

De heer Renkema (GroenLinks):

Tot slot. Volgens mij delen wij dat we dat helemaal niet willen. Zou een oplossing daarvoor niet kunnen zijn dat ook dat soort andere opties in het curriculum gewoon publiek worden betaald?

De heer Rog (CDA):

Dit is de keerzijde van de interruptie die ik op de heer Renkema heb gepleegd. Ik zou niet willen dat u straks moet betalen voor de keuzes die ik maak voor mijn kinderen. Ik vind het logisch dat ik ervoor betaal als ik mijn kinderen op een school doe waar wat extra's gebeurt in het curriculum, maar dat tegelijkertijd niemand wordt uitgesloten als hij het niet kán betalen.

De heer Futselaar (SP):

De botsende mensbeelden die hier naar voren komen, waarbij sommige mensen er wat positiever over denken, laat ik even terzijde. Kijk, ik begrijp best de angst van de heer Rog. Ik heb daar in mijn bijdrage ook wat over gezegd, namelijk dat ik dat niet kan uitsluiten. Maar je hebt nu ook al het recht om die ouderbijdrage niet te betalen. Qua rechten verandert er dus niet zo veel. Het enige wat deze wet verandert, is dat een school de potentiële uitsluiting van een kind niet meer als drukmiddel kan gebruiken om mensen alsnog te dwingen om te betalen. Vindt de heer Rog het niet eigenlijk ook ten principale een onjuist iets dat uitsluiting van kinderen wordt gebruikt om de bijdragen te incasseren?

De heer Rog (CDA):

Maar meneer Futselaar heeft in mijn bijdrage toch wel gehoord dat dat juist is wat ik ook niet wil? Ik wil niet dat kinderen worden uitgesloten als de bijdrage niet betaald wordt. Dat is precies de kern van mijn betoog. Ik geef alleen aan dat ik vind dat de indieners van deze wet wat te gemakkelijk heenstappen over een aantal elementen, zoals de breedte van het curriculum enerzijds en de aandacht voor aanvullende programma's zoals tweetalig onderwijs anderzijds. Ik vraag hun daarop te reflecteren.

De heer Futselaar (SP):

Akkoord, en ik twijfel er niet aan dat ze dat zullen doen. Maar ik ben blij te horen dat de bezwaren van de heer Rog in ieder geval niet bij de essentie van de wet zelf zitten, maar veel meer bij de reactie van de indieners op bijvoorbeeld de kritiek van de Raad van State. En daarover zullen we ze horen.

De heer Rog (CDA):

Zeer zeker. Ik zeg daar wel het volgende bij, voordat meneer Futselaar straks juichend het pand verlaat en denkt dat hij de steun van het CDA al binnen heeft. Ik heb ook vragen gesteld over de proportionaliteit hiervan — is dit nu de juiste stap? — waarbij ik ook niet heb uitgesloten dat het dat kan zijn.

De voorzitter:

Futselaar tot slot.

De heer Futselaar (SP):

Voor de goede orde: als ik dit pand mag verlaten, doe ik dat bijna altijd juichend.

De voorzitter:

Kijk, gelukkig. Dat is een goed gemoed. De heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Ja, ik juich ook altijd als de heer Futselaar het pand verlaten heeft.

De voorzitter:

De polonaise wordt al bijna ingezet!

De heer Van Meenen (D66):

Ik wil graag nog even doordenken over de gedachte van de heer Rog, die ik best wel begrijp, dat hij een onderscheid wil maken tussen niet kunnen betalen en niet willen betalen. Als je dat werkelijk zou willen doen, zeg je toch eigenlijk dat iemand die zegt dat hij niet wíl betalen, verplicht moet worden om de vrijwillige ouderbijdrage wel te betalen? Daar komt het dan toch op neer? Want wat is anders in zijn ogen het onderscheid tussen niet willen en niet kunnen?

De heer Rog (CDA):

Ik vind het zelf moeilijk als je, wanneer je als ouder voor je kinderen een keuze maakt voor een school met een bijzonder concept, om het maar even algemeen te stellen, niet bereid bent om de vrijwillige ouderbijdrage te betalen, terwijl je bijvoorbeeld Kamerlid bent. We weten namelijk dat zo'n bijzonder concept meer kosten met zich meebrengt dan alleen het aanleren van de basisvaardigheden, dus het kerncurriculum van een school. Ik ben ook zoekende, maar ik ben geen indiener van deze wet. Ik vraag wel of wij kunnen zoeken naar een manier waarop we die kans op verschraling tegen kunnen gaan.

De heer Van Meenen (D66):

Dat begrijp ik wel. Daar heb ik ook vragen over gesteld. Maar ik wil het even hebben over de kern, over wat vrijwilligheid nu eigenlijk inhoudt. Volgens mij had de heer Futselaar, of de heer Renkema, het daar ook over. Vrijwillig is vrijwillig. Ik kan dan een Kamerlid zijn, of weet ik wat, maar als het vrijwillig is, kan ik het wel of niet doen. De enige die daar een potentieel slachtoffer van is, is mijn kind, of het kind van een ander die niet wil betalen. Daar zit mijn probleem. Want we hebben gewoon een vrijwillige ouderbijdrage. Daar staat niet bij: als je het wel kan betalen, is die eigenlijk helemaal niet zo vrijwillig. Nee, die is gewoon voor iedereen vrijwillig. Deze wet verandert daar niets aan. Het enige wat deze wet verandert, is dat de sanctie, die nu nog wel gehanteerd wordt, er op sommige plekken niet meer is. Daar kunt u toch alleen maar voor zijn? Kijk even alleen sec naar dat element, want dat is het enige waar deze wet over gaat.

De heer Rog (CDA):

Ik denk dat ik dat met de heer Van Meenen eens ben, maar ik maak wel een onderscheid tussen het reguliere programma en de bijzondere scholen. Ik heb het dan over de bijzondere scholen qua aanvullend curriculum, zoals tweetalig onderwijs et cetera. Als we dat helemaal loslaten en niet ergens op de een of andere manier, met een convenant of wat dan ook, iets regelen om dat te borgen, raken we het kwijt. Dat zou ik niet willen. Ik ben het helemaal eens met de geest van vrijwillig is vrijwillig. Ik ben het er ook mee eens dat een kind nooit mag worden uitgesloten. Maar laten we wel zoeken naar een stok achter de deur, of in ieder geval naar het morele appel dat wie kan, wél betaalt. Dat element mis ik in de wet. Daar richt een belangrijk deel van mijn bijdrage, waar die kritisch is, zich op.

De voorzitter:

De heer Van Meenen, tot slot.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp dat en ik vind ook dat er zo'n moreel appel zou moeten zijn, maar een moreel appel regel je niet in een wet.

De heer Rog (CDA):

Maar ik ben ook nog niet overtuigd dat die wet er moet komen.

De heer Van Meenen (D66):

Nee, nee, nee, maar ik wil even naar de huidige situatie. De heer Rog suggereert eigenlijk dat er nu iets is, wat er in mijn ogen helemaal niet is. Er is niets anders dan de vrijwilligheid van de ouderbijdrage. Dat is gewoon een feit. De indieners veranderen daar helemaal niets aan. Die maken de ouderbijdrage niet nóg meer vrijwillig. De ouderbijdrage kan namelijk niet nog vrijwilliger zijn dan vrijwillig; die is volledig vrijwillig. Het enige wat de indieners doen, is aan de achterkant kijken. Ze zeggen: de ouderbijdrage is vrijwillig en u hoeft niet te betalen; misschien kunt u niet betalen, maar dat maakt eigenlijk niks uit, want als je niet betaalt, wordt je kind niet uitgesloten. Dat is waar deze wet over gaat. De heer Rog heeft de vrees dat dat wellicht leidt tot een aanzuigende werking, verschraling of wat dan ook. Dan moeten we toch evalueren of dat echt gebeurt? Ik geloof het helemaal niet, want als ik nog een ouder zou zijn, zou ik het heus wel betalen. Daar gaat deze wet niks aan veranderen. Is de heer Rog het met me eens dat deze wet niets verandert aan het karakter van de vrijwilligheid en dat we echt sec moeten kijken naar wat deze wet nu zegt, namelijk: je mag ze niet meer uitsluiten?

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, dat is wat de wet doet. Tegelijkertijd is de regelgeving nu ook al zo dat die vrijwilligheid geborgd is. Volgens mij eindig ik ook met vragen daarover aan de minister. Waarom hebben we deze wet nodig? Kan de minister er uiteindelijk via de inspectie niet voor zorgen dat dit niet meer gebeurt? Hoe zit het met ouders die een klacht hebben? Want ook ik krijg berichten binnen van ouders. Daaruit blijkt dat de ouderbijdrage op hun school eigenlijk niet vrijwillig is en dat er aanmaningen komen et cetera. Daar heb ik grote bezwaren tegen. Volgens mij ligt hier nu slechts de vraag voor: gaan we het via deze wet of op een andere manier oplossen?

De voorzitter:

Ik heb het idee dat dit punt wel uitgebreid is gewisseld. De heer Renkema heeft hier ook al op geïnterrumpeerd, maar hij wil nog een prangende vraag stellen. Ik wil hem die mogelijkheid niet onthouden, want dit is wetgeving.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, ik begrijp uw hint, hoor.

De voorzitter:

Goed zo.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb nog één vraag. De heer Rog maakte net een voor mij wat wonderlijk onderscheid. Je hebt wat er wordt betaald vanuit de bekostiging, namelijk taal en rekenen, allemaal vrij schraal, een soort Trabantsocialisme. En daarnaast heb je dan de extra profielen, maar die moeten eigenlijk betaald worden door ouders. Heb ik dat nou goed begrepen? Maakt hij hier dat onderscheid? Kan de differentiatie in het voortgezet onderwijs in Nederland dus eigenlijk alleen betaald worden door ouders?

De heer Rog (CDA):

Nee, de heer Renkema weet hoe dat zit. Het is wel waar dat het onderwijs op een Loot-school, tweetalig onderwijs of onderwijs voor Cambridge English duurder is dan op onderwijs op een school die dat niet doet. Maar het vrijeschoolonderwijs is ook duurder door het gebruik van bepaalde materialen. Om die reden vragen scholen een vrijwillige bijdrage. Dat weet de heer Renkema. Die scholen kunnen daar niet zonder.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Renkema.

De heer Renkema (GroenLinks):

Nee, dat wordt een herhaling van zetten, voorzitter.

De heer Rog (CDA):

Dat denk ik ook.

De voorzitter:

Mooi, dank u wel. De heer Rog vervolgt zijn betoog.

De heer Rog (CDA):

Ja, voorzitter. Ik ga het toch nog eventjes af maken. De Stichting Leergeld, de organisatie die schoolgaande kinderen juist wil laten meedoen, is eigenlijk op ditzelfde punt ook kritisch. Ze geeft aan dat kinderen uit minder draagkrachtige gezinnen juist de kans lopen om minder ervaringen op te doen tijdens de onderwijstijd, wanneer er minder betaald en minder aangeboden zal worden op scholen. Graag een reactie daarop van de indieners.

Van de minister hoort het CDA graag hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan na het sluiten van de convenanten met de PO-Raad en de VO-raad, want ook dat zal aangeven hoe noodzakelijk het is om nu wettelijk in te grijpen.

Ik had al aangegeven dat ik de minister wilde vragen of de Inspectie van het Onderwijs toezicht kan houden op het daadwerkelijk vrijwillige karakter van de vrijwillige ouderbijdrage en op hoe er wordt omgegaan met klachten van ouders.

Ik zie zeer uit naar de beantwoording in eerste termijn van de indieners en de minister, die later plaatsvindt. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rog. We zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer over het voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik dank ook de indieners voor hun aanwezigheid. Ik wens hun wijsheid en sterkte toe bij de voorbereiding van de beantwoording. Ik dank ook de minister, oftewel de adviseur van beide indieners. We zullen contact hebben over wanneer de indieners de verdediging ter hand zullen nemen. Die zal op een later moment, niet meer deze week, plaatsvinden.

Naar boven