24 Begroting BuHa-OS 2020

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 ( 35300-XVII ).

De voorzitter:

Aan de orde is de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (35300-XVII). Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Zoals bij de begroting gebruikelijk is, beginnen we met de eerste oppositiepartij. Dat is de PVV. Ik geef het woord aan mevrouw Van Weerdenburg namens de PVV.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter. De PVV staat hier een beetje tegen wil en dank. Deze begrotingsbehandeling vinden wij een jaarlijks dieptepunt. Het gaat om de grootste miljardenverspilling van dit kabinet. Als het aan de PVV ligt, hebben we helemaal geen minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gaat het budget voor ontwikkelingshulp naar nul en wordt de handelsportefeuille ondergebracht bij de minister van Buitenlandse Zaken. Nederlanders zijn van oudsher een vrijgevig volk. Laat iedereen zelf beslissen of en, zo ja, aan welk goed doel hij of zij zijn hard verdiende geld wil doneren.

Het OS-beleid van dit kabinet is namelijk krankzinnig. De totale begroting groeit komend jaar met een klein miljard naar bijna 6 miljard euro. Een groot deel is gereserveerd voor klimaatfinanciering, in ontwikkelingslanden. Als hedendaagse zendeling gaat minister Kaag het groene evangelie verkondigen in Afrika. Als je al geen medelijden had met de Afrikaanse bevolking, dan krijg je het nu. De groenegodsdienstwaanzinnigen hebben in ons land enorme landschapsschade aangericht. Prachtige bollenvelden veranderden in afzichtelijke zonneweides. Het pittoreske Hollandse polderlandschap werd verpest met talloze vogelhakselaars. De verwoesting van het prachtige Nederlandse landschap is blijkbaar niet genoeg voor dit kabinet. De klimaatmaffia heeft nu de ongerepte Afrikaanse savanne in het vizier. Waarom? Zijn de echte problemen in Afrika op? Is scholen bouwen of waterputten slaan te jaren tachtig?

Voorzitter. Het antwoord is simpel. De hulpindustrie had een nieuw verdienmodel nodig, want de deugdollars moeten wel blijven rollen. De subsidiekaravaan moet op de rit blijven. De morelechantageshow must go on. En de VVD wil er ook nog wat aan verdienen. Dus exporteren we nu wat eerstewereldproblemen naar Afrika. Dat mag wat kosten, want voor internationale klimaatfinanciering begroot dit kabinet maar liefst 1,12 miljard. Ik zou van de minister willen weten hoe dat in de praktijk gaat werken. Is er in de Hoorn van Afrika al een verlaging van de maximumsnelheid aangekondigd? Heeft het kabinet een impactanalyse laten maken om te zien wat het effect is van windmolenparken en zonneweides op de Afrikaanse dierenpopulatie? Ik wijs de minister er maar even op: als er ook maar één giraf struikelt over zonnepanelen, krijgt ze met mijn collega Dion Graus te maken. U bent gewaarschuwd. Zijn er inmiddels berekeningen gemaakt van de stikstofdepositie in de Sub-Sahara? Heeft de klimaatcoalitie de boeren in Ethiopië al laten weten dat hun veestapel gehalveerd gaat worden? Was dát de werkelijke reden van het bezoek van Jesse Klaver en van zijn minder dan enthousiaste ontvangst aldaar? Zo veel vragen. Ik ben benieuwd of we er antwoord op krijgen vandaag.

Voorzitter. Twee jaar geleden verdedigde de minister voor de eerste keer haar begroting in de Kamer. Ze stond er wat onwennig bij. Inmiddels zijn we twee jaar verder en blaakt ze van het zelfvertrouwen. Ze is ervan overtuigd dat zij weet wat goed is voor ons land. Dat ze een kwarteeuw buiten Nederland woonde en hier de fortuynrevolte niet eens heeft meegemaakt, mag de pret niet drukken. Met haar schijnbaar grenzeloze ambitie heeft zij nu zelfs het partijleiderschap van D66 in het vizier. Eerlijk gezegd maakt zij best een goede kans. Niet alle kandidaten hebben immers een campagnekas met miljarden euro's belastinggeld. Ze gaat er allemaal dingen mee doen die linkse deugmensen blij maken.

Ook houdt minister Kaag geregeld bombastische toespraken waarin zij waarschuwt voor het gevaar van populistische partijen en moeiteloos een linkje legt met de Tweede Wereldoorlog. De minister had dit jaar zelfs een uitnodiging voor de Bilderbergconferentie, waar alleen de top van de westerse zelfhaatelite aan mag schuiven. En laten we niet vergeten hoe zij tijdens een partijbijeenkomst moeiteloos de aanwezige vluchtelingen in het Arabisch toesprak met een beledigende grap over Nederlanders. Chapeau! De PVV had liever gezien dat ze die tijd nuttiger had besteed, bijvoorbeeld aan opletten of de miljarden aan Nederlands belastinggeld niet in verkeerde handen terechtkomen. Daar schort het nogal eens aan, zoals we konden zien in Mali.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, ik wil toch een punt van orde maken, want ik vind de opmerkingen die mevrouw Van Weerdenburg richting de minister maakt, toch een beetje schaamteloos worden. Wat heeft het feit dat de minister een aantal jaren niet in Nederland is geweest, ook al is dat misschien wel tien jaar, te maken met het beleid waarvoor zij hier staat? Wat heeft dat te maken met het feit dat zij aan klimaatgelden doet, dat zij opkomt voor de meest kwetsbaren in de wereld? Ik zou mevrouw Van Weerdenburg willen manen om vooral op de inhoud in te gaan en niet op de persoon van de minister.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dat illustreert precies mijn punt: wat hebben de toespraken die de minister overal in het land houdt, te maken met haar portefeuille? Ze praat over Nederland. Ze praat over populistische partijen, waaronder mijn partij. De meest gruwelijke dingen worden ons verweten. Dat heeft ook allemaal niks te maken met ontwikkelingssamenwerking, dus wat dat betreft geloof ik dat we op één lijn zitten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We behandelen hier een begroting van — wat is het? — 5,5 miljard. Daar is deze minister verantwoordelijk voor. Wij als Tweede Kamer controleren deze minister. Ik zou het zeer op prijs stellen als we een inhoudelijk debat kunnen voeren met deze minister, ook vanuit de PVV. Daar is ze op aanspreekbaar en niet op de dingen die zij misschien namens haar partij zegt of misschien in het buitenland heeft gedaan. Ik zou het echt waarderen als er een inhoudelijk debat wordt gevoerd.

De heer Bouali (D66):

Ik sluit me aan bij wat mijn collega Voordewind zegt. U zegt dat u hier tegen wil en dank zit, dus ik weet dat het voor u moeilijk is om inhoudelijk op een dossier in te gaan. Ik weet dat dat heel lastig is voor u. Misschien kunnen we u een handje helpen. Misschien kunt u nog iets positiefs opbrengen in de zestien minuten spreektijd die u heeft. Probeer een puntje te vinden binnen de begroting van deze minister, die ze namens het hele kabinet uitvoert; het is niet haar persoonlijke privékas, mevrouw Van Weerdenburg. Laat die persoonlijke aanvallen alstublieft achterwege. Het is een beetje jammer dat u dat doet. Het is ook helemaal niet nodig. Gaat u gewoon op de inhoud in. Het is een begrotingsbehandeling. Alle Kamerleden zijn hier aanwezig om een inhoudelijk debat te voeren. Wilt u dat ook doen?

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt, meneer Bouali. Mevrouw Van Weerdenburg, ik stel voor dat u verdergaat.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Mag ik hier heel even op reageren?

De voorzitter:

Ja, natuurlijk kunt u even reageren.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik vind het op zich wel grappig om op te merken dat wij "te veel ingaan op details" als wij hier aan de orde stellen dat er een aantal projecten zijn die met Nederlands belastinggeld gefinancierd worden en die zo'n beetje iedereen belachelijk vindt. De laatste keer dat we samenzaten over Mali, was het ook heel technisch en hadden we ook een heel sterk inhoudelijk verhaal. Daar heb ik de heer Bouali ook helemaal niet over gehoord. Dus het is ook nooit goed, maar dat maakt niet uit, ik ga gewoon door.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

De PVV heeft grote moeite met het optreden van de minister in het dossier Mali. Ter herinnering: Canadees onderzoek wees uit dat er in de periode 2005 tot 2017 voor 1,13 miljard euro aan onregelmatige uitgaven is gedaan door de Malinese overheid. In diezelfde periode van 2005 tot 2015 gaf Nederland 265 miljoen euro bilaterale begrotingssteun aan Mali. In plaats van die informatie direct openbaar te maken, zoals de PVV de minister herhaaldelijk vroeg, ging ze eerst persoonlijk naar Mali om een foeigesprek te houden met de Malinese autoriteiten. Het is mij een raadsel waarom dat noodzakelijk was, maar kennelijk hebben ze al die miljoenen aan hulpgeld niet aan een telefoontoestel besteed.

De minister heeft veel te lang gewacht met openbaarmaking van het rapport. Toen ze dat onder druk van de PVV eindelijk wel deed, informeerde ze de Kamer onjuist en onvolledig. Ze stuurde de Kamer een brief waarin ze een risicoaandeel voorrekende, met de conclusie dat er slechts 13,7 miljoen euro Nederlands belastinggeld mogelijk verkeerd was besteed. Een conclusie die niet bleek te kloppen, zo hebben wij samen geconstateerd tijdens het algemeen overleg over de onregelmatigheden in Mali. De minister gaf daarin toe dat het louter een inschatting was geweest en dat er eigenlijk niks zinnigs te zeggen valt over het werkelijke bedrag aan Nederlands belastinggeld dat in de diepe zakken van de Malinese machthebbers is beland. Vrij vertaald, ze deed een gok. Publicitair wel een handige truc van de minister en haar spindoctors, want de media nam de 13,7 miljoen gretig over en de Nederlandse burger bleef onwetend over het trieste lot van de 265 miljoen euro Nederlandse begrotingssteun aan Mali.

De PVV voelt zich misleid door de minister. Zij heeft de Kamer op het verkeerde been gezet. Het zou fijn zijn als ze hiervoor alsnog haar excuses maakt en ons de toezegging doet dat ze zich in de toekomst bij berichtgeving over mogelijk onregelmatige uitgaven of vermoedelijke malversaties beperkt tot het noemen van bedragen en de risico-aandeelinschattingen voortaan achterwege laat. Geef de Kamer gewoon alle beschikbare cijfers en laat de interpretatie aan ons over. Wij zijn heel goed in staat om zelf conclusies te trekken. Vertrouw op de kennis en kunde van de Kamer, zou ik de minister willen meegeven.

Voorzitter. Het mantra van dit kabinet bij vrijwel elk onderwerp is dat het veel beter in EU-verband geregeld kan worden. Van een kentekenplicht voor trekkers tot een gezamenlijk leger. Maar waarom horen we dat argument niet als het over ontwikkelingssamenwerking gaat? De Europese Unie maakt miljarden over naar ontwikkelingslanden, deels met de inleg van Nederlands geld. Waarom financiert Nederland dan dezelfde projecten en landen die de EU al financiert? Wat is de meerwaarde van die Nederlandse druppel op een gloeiende plaat? Ik hoop dat de minister hier serieus op ingaat, want haar grenzeloze ambitie voor Nederland op het vlak van ontwikkelingshulp valt moeilijk te rijmen met haar houding ten aanzien van de handelsportefeuille. Die is namelijk het tegenovergestelde. Zij acht Nederland te klein en onbelangrijk om zelf handelsakkoorden te sluiten met machtige handelspartners zoals de Verenigde Staten, zelfs als ze die in haar schoot geworpen krijgt. De Verenigde Staten informeerden naar de mogelijkheden van een bilaterale handelsdeal met Nederland, maar minister Kaag wilde daar niks van weten. Ze verwees de Amerikanen resoluut door naar de EU-onderhandelaar. De PVV vindt dat echt onbestaanbaar en zelfs schadelijk voor onze reputatie als handelsnatie. We zouden toch op z'n minst de Amerikanen kunnen aanhoren om te horen wat er mogelijk te behalen is voor ons land?

Voorzitter. CETA is gewoon een slechte deal voor Nederland. Dat dringt gelukkig tot steeds meer Nederlanders door, en de minister weet het zelf ook wel. Ze begint nerveus te worden. Maar ja, als de enge extreemlinkse activisten van Milieudefensie én de PVV zij aan zij staan tegenover CETA, dan is dat toch een beetje alsof Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Zelfs de eigen coalitiepartner, de ChristenUnie, lijkt verre van overtuigd. Ik snap die paniek bij de minister dus wel. Want wat als het niet lukt om CETA door het Nederlandse parlement te duwen? Zo'n gezichtsverlies kan de minister niet gebruiken, al helemaal niet in campagnetijd. Straks gaat Rob Jetten er met de buit vandoor.

Om te redden wat er te redden valt, zat minister Kaag afgelopen zondag bij Buitenhof, twee dagen voor dit begrotingsdebat — om de tegenstanders van CETA weg te zetten als dom en ongeïnformeerd, uiteraard zonder tegenspraak van de staatsomroep. Ze zei: "Als je het met Canada niet kunt, kun je eigenlijk met niemand meer naar behoren een handelsverdrag sluiten." Over wie sprak de minister nou precies? Want als ze doelde op de EU, die niet eens in staat blijkt een fatsoenlijk verdrag uit te onderhandelen met Canada, dan is de PVV dat volledig met haar eens. Alles wat namens Nederland wordt uitonderhandeld door de EU wordt namelijk een draak van een verdrag. Daarom moeten we er ook van af. Maar als ze doelde op Nederland, dan zou ik haar vooral willen aansporen om vandaag nog haar Canadese collega te bellen. Want "we" als in "wij, Nederland" kunnen prima een handelsakkoord sluiten met Canada. Een akkoord dat niet tornt aan onze hoge standaarden op het gebied van dierenwelzijn, product- en productiestandaarden. Een akkoord dat recht doet aan onze agrarische sector. We zouden niet eens een ICS-bepaling nodig hebben. Een akkoord dat de bijzondere band tussen Nederland en Canada reflecteert.

Minister, toon een beetje ambitie, een beetje VOC-mentaliteit en pak die telefoon.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Weerdenburg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Weverling namens de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter. Graag neem ik u mee terug in de tijd. Zelfredzaamheid is voor iedereen noodzakelijk. Zelf kunnen voorzien in primaire levensbehoeften is iets dat Nederland eeuwen geleden al is gelukt. De inwoners van de steden Den Haag en Rotterdam werden eeuwen geleden bijvoorbeeld al voorzien van voedsel uit de nabijgelegen tuinbouwregio Westland, waar ik zelf vandaan kom en waar ik wethouder mocht zijn. Urban farming avant la lettre dus. In de volle grond werden groenten en bloemen geteeld. Door de jaren heen werd dat hele proces van kweken, oogsten, verhandelen via de veiling en het logistieke proces naar de markt toe sterk verbeterd en steeds efficiënter. Er kwamen kassen van glas, betere teeltsystemen, mogelijkheden om het klimaat te sturen en het water te beheersen. Het Westland groeide uit tot Glazen Stad.

In de decennia die volgden, bouwden ondernemers hun bedrijven verder uit en deelden ze onderling veel kennis. Er ontstond een ijzersterk economisch cluster, dat inmiddels wereldwijd naam en faam heeft, niet alleen vanwege de mooie en gezonde producten, maar juist ook vanwege de innovatieve technologische teeltmethoden en energiezuinige kassen. Ook andere landen die zelfvoorzienend willen worden komen naar het Westland toe: de premier van Japan, de premier van Kazachstan en tientallen andere handelsmissies kwamen al een kijkje nemen.

De moraal van dit verhaal is dat economische ontwikkeling, welvaart en zelfvoorziening hand in hand gaan en dat wij de wereld wat te bieden hebben. Net zoals wij zelfvoorzienend zijn geworden, kunnen wij ook andere landen verder helpen. Wat goed is voor onze economie en onze welvaart is ook goed voor heel veel andere landen in de wereld. Om dit alles te realiseren is het van groot belang dat we de muur tussen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking weghalen. We moeten weer trots durven zijn op onze kennis en kunde en dit uitdragen in de wereld. Met ontwikkelingsgeld en andere investeringsinstrumenten kunnen we onze kennis en kunde delen om zo bijvoorbeeld honger de wereld uit te helpen.

Onze Nederlandse zaadveredelingsbedrijven voorzien al miljoenen boeren en tuinders wereldwijd van kennis en zaden van hoge kwaliteit, zaken die boeren in ontwikkelingslanden en daarbuiten in staat stellen hun economische positie te verbeteren en meer en betere producten te produceren voor hun gezinnen en voor de consument. Nederland heeft een unieke positie in de wereldwijde voedselvoorziening. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat de Nederlander Simon Groot de World Food Prize 2019 heeft gewonnen. De VVD is er dan ook zeer verheugd over dat BuZa, LNV en brancheorganisatie Plantum recent samen Seed NL hebben gelanceerd. Dit innovatieve publiek-private samenwerkingsverband heeft als doel de zaaizaadsector in ontwikkelingslanden te versterken. Goede zaden en rassen dragen bij aan het efficiënt gebruik van hulpbronnen door lokale boeren, de werkgelegenheid, het verbeteren van de toegang tot veilig en gezond voedsel en het beter omgaan met de effecten van klimaatverandering. Seed NL is daarmee een goede eerste stap om ontwikkelingslanden ook zelfvoorzienend te krijgen. De VVD hoopt dat dit samenwerkingsverband zich verder gaat ontwikkelen, waardoor Nederlandse veredelingsbedrijven kennis en ervaring blijven delen en marktkansen kunnen verzilveren. De combinatie van publieke en private investeringen leidt tot een duurzame ontwikkeling van de landen die dat nodig hebben. Ik vraag de minister daarom ook om de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang van Seed NL te informeren. Ik neem aan dat zij dat kan toezeggen.

Kortom, ons uitgangspunt is duidelijk: laat het mes aan twee kanten snijden. Onze eigen economische ontwikkeling heeft ons veel welvaart gebracht. Laten we dit ook andere landen gunnen. Dat is goed voor hun welvaart en ook voor die van ons.

Voorzitter. Wij bespreken vandaag de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Afgelopen zondag schoof onze minister aan bij het tv-programma Buitenhof. Zij werd daar aangekondigd als minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel. Andersom dus. Was dat een freudiaanse verspreking van de presentator? De minister heeft in ieder geval enorme ervaring en expertise als het op ontwikkelingssamenwerking aankomt. Buitenlandse handel daarentegen mag op het ministerie wel wat meer aandacht krijgen. Op het ministerie zijn twee keer zoveel ambtenaren bezig met ontwikkelingssamenwerking als met buitenlandse handel. De overgrote meerderheid van de beleidsindicatoren waarmee het succes van het beleid gemeten wordt, gaat over ontwikkelingssamenwerking en niet over handel. Het grootste deel van het budget wordt besteed via ngo's. Slechts een kwart van het budget voor de private sector is bestemd voor Nederlandse bedrijven, terwijl er genoeg reden is om veel zorg en aandacht aan buitenlandse handel te besteden.

Als handelsland zijn wij afhankelijk van een op regels gebaseerde samenwerking met andere landen. Tegelijkertijd zien wij om ons heen dat steeds meer landen zich tegen samenwerking en tegen handelsregels keren. De handelsoorlog tussen China en de VS kost ons geld en banen. Door oneerlijke concurrentie vanuit China worden onze ondernemers uit de markt gedrukt. Daar komt dan nog bij dat de WTO, de scheidsrechter in de wereldhandel, binnenkort niet eens genoeg rechters meer heeft om de regels te kunnen handhaven. Dat zijn stuk voor stuk zorgwekkende ontwikkelingen. In die woelige wereld proberen onze ondernemers zo goed mogelijk hun weg te vinden. Nederlandse producten kun je in de hele wereld terugvinden. Wij zijn groot in voedselproductie, innovatie en waterbeheer. We hebben kennis en kunde in huis om de wereld veilig te houden en te voeden. Wij zijn dan ook een handelsland, en dat is iets om trots op te zijn.

Die trots leeft niet bij iedereen. Sommige partijen in dit parlement pleiten niet voor meer, maar juist voor minder export. Andere partijen zijn plotseling tegen een handelsakkoord dat hun fractiegenoot heeft uitonderhandeld. Soms lijkt het wel alsof wij in Nederland last beginnen te krijgen van handelsschaamte. Het ministerie doet wel aan handelsbevordering, maar dan voornamelijk in het kader van ontwikkelingsimpact. Daarmee vallen veel ondernemers buiten de boot. Dat is zonde, want het gaat ten koste van de werkgelegenheid en de welvaart.

Voorzitter. In plaats van ons te schamen mogen we wat mij betreft trots zijn op wat wij als handelsland te bieden hebben. Dat betekent dat we onze kennis en kunde op gebieden zoals waterbeheer en voedselzekerheid ook moeten willen delen. Maar het is altijd de een die de ander helpt. Ondernemers zijn niet alleen maar dienstbaar aan ontwikkelingsdoelen; zij mogen daar ook best zelf iets uit halen. Is de minister bereid om onze kennis en kunde meer te delen door onze ondernemers actiever bij ontwikkelingssamenwerking te betrekken? Hoe staat zij tegenover een pilot om met een bilateraal innovatie-instrument onze bedrijven samen te laten werken met bedrijven uit andere landen? Welke mogelijkheden ziet de minister om meer geïntegreerde concessionele financiering voor projecten aan te bieden, waarbij ODA-geld samen met privaat geld gebruikt wordt om de economie van ontwikkelingslanden op te bouwen?

Niet alleen grotere Nederlandse bedrijven hebben het buitenland veel te bieden. Dat geldt ook voor ons mkb. Helaas doet op dit moment slechts 9% van onze mkb'ers internationaal zaken. Daar ligt dus een enorm groeipotentieel. Daarnaast hebben veel mkb'ers innovatieve oplossingen voor wereldwijde uitdagingen, maar missen ze vaak het platform of de juiste partner in het buitenland om die oplossingen aan de man te brengen. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat niet alleen de grote jongens, maar ook start-ups een internationaal platform vinden om hun ideeën uit te dragen en te verkopen? Welke mogelijkheden ziet de minister om het midden- en kleinbedrijf bij te staan in het internationaal samenwerken op het gebied van innovatie? Hoe ondersteunt de minister innovatieve projecten zoals Wings for Aid, dat met drones hulp naar moeilijk bereikbare plekken brengt?

Als mkb'ers wordt gevraagd waarom ze de stap naar het buitenland niet hebben gemaakt, geven ze vaak aan dat ze een steuntje in de rug missen. De verschillende manieren waarop de overheid ze hierbij probeert te helpen zijn vaak veel te ingewikkeld, zelfs zo ingewikkeld dat sommige ondernemers zich genoodzaakt voelen dure consultants in te schakelen om van de steunmaatregelen te kunnen profiteren. Andere ondernemers geven het dan maar helemaal op. Wat de VVD betreft is dit doodzonde. Een motie van de VVD om de verschillende instrumenten voor handelsbevordering te versimpelen, is al eerder dit jaar door de Kamer aangenomen. Kan de minister aangeven wat zij sindsdien concreet heeft gedaan om handelsbevordering voor mkb'ers makkelijker te maken? Heeft de minister al zicht op welke loketten conform de motie samengevoegd kunnen worden? Is de minister bijvoorbeeld bereid om in overleg met RVO te gaan om te zien of een systeem van casemanagers mogelijk is, waarbij één persoon van RVO een mkb'er helpt met internationaal zakendoen binnen RVO? Hoe kan volgens de minister bij de invulling van de internationale tak van Invest-NL ervoor gezorgd worden dat ook mkb'ers hiervan kunnen profiteren?

De heer Alkaya (SP):

Voor het zomerreces gaf de premier tijdens een VVD-congres — tegenwoordig heet dat een festival — aan dat de lonen omhoog moeten. Nog geen week later zei de voormalige woordvoerder van de VVD, de heer Van Haga, die vandaag ook in de zaal zit: ja, maar niet te veel, want dat gaat ten koste van onze wereldwijde handelspositie, wat weleens ten koste kan gaan van de export. Dat was het VVD-geluid, dat ik vandaag ook van de heer Weverling hoor: handel is een doel op zich en geen middel om de levens van veel Nederlanders te verbeteren. Is de heer Weverling dat met de heer Van Haga eens? Is handel een doel op zich en geen middel om de levens van Nederlanders te verbeteren?

De heer Weverling (VVD):

Dat is een interessante vraag. Handel zorgt voor welvaart en voor werkgelegenheid, dus is het belangrijk dat wij handel drijven. Maar in zekere zin is handel een middel om onze welvaart op peil te houden, de wereld verder te helpen en de welvaart in andere landen op peil te brengen. Dat sta ik hier te betogen.

De heer Alkaya (SP):

Dat is mooi, want hiermee constateert de VVD samen met ons dat handel ook slechte kanten heeft en dat het gewoon geen goede zaak is als handel leidt tot loonmatiging, wat het al sinds de jaren tachtig doet. De lonen blijven namelijk achter omdat de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven belangrijker is dan de kwaliteit van het leven van werknemers. Dan moeten we volgens mij niet alleen maar het kabinet oproepen om zo veel mogelijk handel te bevorderen, maar ook om te kijken naar de effecten daarvan. Ik hoor de VVD dat vandaag eigenlijk ook zeggen.

De voorzitter:

Oké.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Weverling geen behoefte heeft om daarop te reageren. Dat mag. Mevrouw Ouwehand, u had het niet meegekregen, maar wij hadden afgesproken dat er in de eerste termijn zes vragen gesteld mogen worden. Dan weet u dat nu dus ook.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik zal kijken of het in één vraag voor de heer Weverling kan.

De voorzitter:

Zo ken ik u weer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is het, voorzitter. Er zijn niet heel vaak raakvlakken tussen de Partij voor de Dieren en de VVD, maar als ik de heer Weverling zie, denk ik altijd: "Ja! Groente komt uit het Westland, komt van de telers." Laat zijn fractie nou ook de mening " eigen groente eerst" hebben. Dat vind ik een mooi principe, want voedselvoorziening moet je vooral regionaliseren. Maar als de VVD zegt "eigen groenten eerst", begrijp ik niet waarom ze dan zo kritiekloos voor die handelsverdragen is met Canada en Brazilië, waar boeren gifstoffen mogen gebruiken die onze boeren niet mogen gebruiken. Die verdragen zorgen voor import van buitenlandse groenten, die ook nog eens onder veel lagere standaarden zijn geproduceerd dan in Nederland. Ik begrijp dat niet.

De voorzitter:

Over CETA hebben we een apart debat, zeg ik alvast. De heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Wereldwijde handel is gebaat bij goede handelsverdragen. Wij doen wereldwijd zaken. Wij exporteren wereldwijd onze mooie producten, zoals tomaten, paprika's, noem maar op. Wij kunnen ook importeren. Daarom denk ik dat het heel goed is om nog meer handelsverdragen te sluiten.

De voorzitter:

Mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

O, ik dacht dat er nog een repliek van mevrouw Ouwehand zou komen.

Ik had even nog een vraag aan u. U geeft aan dat u het van belang vindt dat er ...

De voorzitter:

De heer Weverling geeft aan.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

O ja, pardon: de heer Weverling geeft aan. Anders praat ik tegen de voorzitter. De heer Weverling geeft aan dat het van belang is om ook samen te werken met ondernemers om handel te bevorderen. Hoe kijkt u in dat verband naar de ondernemers in de diaspora? Er zijn hier in Nederland heel veel ondernemers die heel veel kennis hebben van landen in bijvoorbeeld Afrika. Ze hebben daar veel connecties, ze spreken de taal, ze willen allerhande ondernemingen opzetten en ze willen graag samenwerken met Nederlandse ondernemers. Hoe kijkt u daarnaar?

De heer Weverling (VVD):

Ik maak daaruit op dat er een knelpunt is?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het knelpunt is dat het ministerie dat niet heel enthousiast — om het in die bewoordingen uit te drukken — ondersteunt. Ik vind dat jammer, want ik krijg het idee dat we steeds opnieuw het wiel uitvinden in Nederland, terwijl we in Nederland tientallen mensen hebben die bijvoorbeeld uit Afrika of uit andere landen komen en die dus connectie hebben. Zij zouden Nederlandse ondernemers kunnen helpen om meer handel in bijvoorbeeld Afrika op te zetten. Ik vroeg me af hoe de VVD daarnaar kijkt.

De heer Weverling (VVD):

Een interessante bespiegeling van GroenLinks. Ik denk dat het goed is om zo veel mogelijk kennis en kunde te gebruiken. Als mensen die beschikbaar willen stellen, denk ik dat dit een prima idee is. Het is ook zeker goed om in Afrika zaken te gaan doen. Vooral daar zijn veel gebieden die baat kunnen hebben bij bijvoorbeeld het project Seed NL, dat ik net heb genoemd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter. Er worden wel degelijk successen geboekt als het op handelsbevordering aankomt. Economische posten op ambassades zijn vaak erg succesvol. Op aandringen van de VVD komen er meer beleidsindicatoren over handel en is er een steunfaciliteit om Nederlandse organisaties te helpen de Europese ontwikkelingsfondsen beter te benutten. De minister zet zich op handelsmissies naar het buitenland in om ondernemers aan contacten én contracten te helpen. Maar dat is niet altijd zonder risico. Het kan niet zo zijn dat je op handelsmissie gaat en al je ideeën al gehackt zijn voordat je ze verkocht hebt. Vorige week was nog in het nieuws dat Belgische ondernemers op handelsmissie in China hier slachtoffer van zijn geworden. Kan de minister mij vertellen of Nederlandse ondernemers op handelsmissies vergelijkbare ervaringen hebben? Zo ja, wat heeft de minister gedaan om dit aan te kaarten en hoe worden ondernemers op handelsmissie, bijvoorbeeld in China, geholpen bij het beschermen van hun intellectuele eigendom?

Voorzitter. Voordat je geld uitgeeft, moet je het eerst verdienen. En als je het dan uitgeeft, moet dat ook zo effectief mogelijk gebeuren. Zo kom ik dus op ontwikkelingssamenwerking. U zult van de sprekers na mij nog vele schrijnende situaties en urgente wereldproblemen langs horen komen. Dat zijn stuk voor stuk problemen waarvan ieder mens zal zeggen: dit probleem moeten we aanpakken. Dat is ook gelijk de valkuil. Er is namelijk geen tekort aan misstanden en onrecht in de wereld, maar we kunnen niet alle problemen oplossen. Dat betekent: keuzes maken. Keuzes maken is altijd moeilijk, maar is nog moeilijker bij ontwikkelingssamenwerking. Daarbij staat voor mij bovenaan: als we iets doen, moet dat effectief, transparant en doelmatig zijn. Het moet een meetbare impact hebben en we moeten de keuzes die we maken, ook kunnen verantwoorden.

Op het bureau van de minister liggen ongetwijfeld vele berichten over hongersnood, armoede en geweld in de wereld, evenals plannen om dat aan te pakken. Maar op haar bureau ligt ook een stapel van dertien rapporten die stuk voor stuk zeggen: minister, u moet meer focussen. Overal een klein beetje willen doen, heeft geen zin. Dat is niet uit te leggen aan de belastingbetaler en dat is ook niet uit te leggen aan de mensen die we willen helpen. Kan de minister een overzicht geven van het lijstje van dertien rapporten waar zij het vorige week of twee weken geleden over heeft gehad tijdens het VAO Maatschappelijk middenveld? Kan zij dat — niet alle rapporten maar gewoon het lijstje van die dertien rapporten — naar de Kamer sturen? Dat kan wat mij betreft gewoon in de schriftelijke beantwoording. Kan de minister bijvoorbeeld verklaren waarom Nederlands belastinggeld opgaat aan projecten in landen die dat echt niet nodig hebben, zoals China of Kazachstan? En hoe verantwoordt de minister dat we een afspraak hebben over focus, maar dat we nog steeds meer geld uitgeven buiten focuslanden, namelijk 29%, dan daarbinnen, namelijk 25%? Ten opzichte van vorig jaar gaan de bestedingen in focusregio's maar met 4% omhoog. Waarom gaat deze financiële verschuiving zo traag en waarom stijgt het aantal landen waar wij actief zijn alleen maar in plaats van dat er meer gefocust wordt?

Zoals gezegd, meer focus zorgt dus voor meer impact. Zo kunnen we de landen waar we wel actief willen zijn, beter helpen. Daarom moet er wat de VVD betreft een einde komen aan het gebruik van ontwikkelingsgeld voor lobbyen in ons eigen land. Gelukkig zijn we een vrij land. Dat geeft iedere organisatie het recht om tegen het kabinetsbeleid te pleiten. Wat de VVD betreft is tegenspraak juist goed, maar ontwikkelingsgeld moet besteed worden waar dit het hardst nodig is. Dat is niet in Nederland zelf. Toch financiert het ministerie bijvoorbeeld Milieudefensie, dat afgelopen jaar 8 miljoen subsidie kreeg. Volgens het jaarverslag van Milieudefensie wordt dat geld bijvoorbeeld besteed aan pleiten en beïnvloeden in het kader van de Fair Green and Global Alliance, een actiegroep die zich actief inzet voor het opzeggen van handelsverdragen. Vindt de minister dat in Nederland uitgeven van ontwikkelingsgeld een goede besteding van dat budget is? Hoe verantwoordt de minister dit ten opzichte van ontwikkelingslanden waar de nood veel hoger is? En is de minister het dan ook met mij eens dat we moeten stoppen met het met ontwikkelingsgeld steunen van organisaties die het kabinetsbeleid actief proberen te dwarsbomen?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Meer focussen en keuzes maken, hoor ik de heer Weverling zeggen. Kunnen we even focussen op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Die is dit jaar met 1 miljard omhooggegaan naar bijna 6 miljard. Dat is een astronomisch bedrag. Mijn vraag aan de heer Weverling is: hoe heeft de VVD dit in godsnaam laten gebeuren? Het budget stijgt nog veel harder dan tijdens het vorige kabinet. Toen zat u nota bene in een coalitie met de PvdA. Het lijkt mij dat iedere rechtgeaarde VVD'er hier wakker van moet liggen. Dus nogmaals, hoe heeft de VVD dit kunnen laten gebeuren? Gaat het daar weleens over tijdens dat VVD-carnaval of -festival, dat feestje van afgelopen zaterdag, waar de VVD vierde dat ze de Nederlandse burger weer een oor heeft aangenaaid?

De voorzitter:

De heer Weverling moet er zelf om lachen. Ik was er niet bij. Ik kan het dus moeilijk corrigeren.

De heer Weverling (VVD):

Ik neem even een slokje. Dat begrijpt u wel, hè?

De voorzitter:

Ja, dat is goed, hoor. Het was wel gezellig, heb ik begrepen.

De heer Weverling (VVD):

Daar is nooit gebrek aan, mevrouw de voorzitter. De uitgaven van het ontwikkelingsgeld zijn gekoppeld aan ons nationaal inkomen. Als dat omhooggaat, gaan dus ook die uitgaven omhoog. Dat is de afspraak die wij met elkaar gemaakt hebben. Als er meer geld wordt uitgegeven, dan gebeurt dat dus niet ongebreideld. Dat is dan gekoppeld aan het feit dat wij ook meer nationaal inkomen hebben. Ik denk dat dat indirect een heel goed uitgangspunt is.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Dus de VVD vindt het helemaal toppie prima dat er inmiddels 6 miljard euro in handen van deze D66-kroonprinses ligt. Nou, dat is goed om te weten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Alkaya.

De heer Weverling (VVD):

Kijk, de VVD staat hier te bepleiten dat wij effectief met ontwikkelingsgeld moeten omgaan, dat het niet vrijblijvend moet zijn, dat er focus moet zijn en dat niet alles moet kunnen. Dus volgens mij is dat een antwoord op een vraag.

De voorzitter:

Dat weet ik niet, maar de heer Alkaya heeft ook een interruptie.

De heer Alkaya (SP):

De VVD zegt hier dat maatschappelijke organisaties die hier in Nederland niet in lijn handelen met het kabinetsbeleid, niet gefinancierd zouden moeten worden. Ik vraag me af of datzelfde ook geldt voor bedrijven, dus voor bijvoorbeeld bedrijven die niet in lijn handelen met het Akkoord van Parijs, die het milieu vervuilen of die mensen uitbuiten. Zouden die dan volgens de VVD ook geen steun moeten krijgen van het ministerie?

De heer Weverling (VVD):

Waar het om gaat, is dat wij ontwikkelingsgeld, dat bedoeld is voor ontwikkelingslanden, daarnaartoe brengen en dat de ngo's daar ter plekke goed werk mee doen, en dat het dus niet wordt geschonken aan Nederlandse ngo's die in Nederland tegen het kabinetsbeleid pleiten terwijl we die steun juist zo nodig hebben om onze welvaart op peil te houden en handelsverdragen te sluiten. Dat is dus, denk ik, het antwoord op de vraag.

De heer Van Haga (Van Haga):

We hebben natuurlijk een hele beperkte zak geld, 6 miljard. Het is natuurlijk leuk om daar allerlei mooie dingen mee te doen. Ik heb vorig jaar gezegd, vanaf de plek waar u nu staat, dat we dat geld daar moeten uitgeven waar het het best tot z'n recht komt, dus waar het hoogste rendement wordt gehaald. U noemt dat nu "impact", dus waar we de hoogste impact hebben. Nu ben ik zo benieuwd hoe u, als u die zak geld bekijkt, gaat bepalen waar die hoogste impact wordt bereikt. Als de VVD nu bijvoorbeeld geboortebeperking moet afzetten tegen het bouwen van scholen of het helpen van pinguïns in Polynesië, hoe gaat de VVD dan bepalen waar de grootste impact wordt gemaakt met een geïnvesteerde euro?

De heer Weverling (VVD):

Daar hebben wij onlangs over gesproken. Daar is een beleidskader voor ontwikkeld en er zijn thema's voor gespecificeerd. Langs die meetlat moet alles gelegd worden.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dat vind ik toch nog wel heel algemeen: we zijn nog niet verder gekomen dan een document waarin de kaders staan en we kunnen nog niet duidelijk in beeld brengen wat nou de impact is van een euro die we bijvoorbeeld investeren in onderwijs voor meisjes in Tanzania of in CO2-reductie op Antarctica, want zover zijn we nog niet.

De heer Weverling (VVD):

Zeker wel, zover zijn wij. Voor ons is in dat beleidskader natuurlijk van belang dat we nadenken over de grondoorzaken van migratie, armoede en klimaatverandering, dat soort zaken. Die zijn gewoon van belang en die zijn allemaal goed benoemd in die thema's. Dan is het van belang dat we focus aanbrengen, dat we het effectief doen en dat we niet sturen op output maar op outcome. Want we kunnen ergens heel veel doen, maar het gaat erom wat we daar uiteindelijk mee bereiken. Dat zijn zaken die ik in het overdrachtsdossier heb meegekregen, meneer Van Haga.

De voorzitter:

Uw derde vraag, meneer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dat is heel goed om te horen, maar dan ben ik wel benieuwd wat de conclusie is van de heer Weverling. Waar gaat u uw 6 miljard bij voorkeur in stoppen? Is dat geboortebeperking of is dat iets anders?

De heer Weverling (VVD):

Dat is een scala aan maatregelen, die wij al eerder hebben besproken in een AO. Het is voor ons van belang dat het effectief gebeurt, dat het transparant is en dat het goed zichtbaar wordt gemaakt. Het is allemaal geld van belastingbetalers, dus we moeten gewoon heel duidelijk weten waar dat naartoe gaat. En niet alleen dat; we moeten ook weten wat ermee gebeurt en wat de effecten zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Weverling (VVD):

Naast effectiviteit moet ook transparantie een speerpunt zijn. Wat de VVD betreft heeft de belastingbetaler het recht om precies te kunnen zien waar ontwikkelingsgeld naartoe gaat en wat daarmee bereikt wordt, zoals dat ook voor andere uitgaven geldt. Een gebrek aan transparantie leidt namelijk tot een gebrek aan draagvlak. Gelukkig heeft de Kamer vorig jaar een motie van VVD en PVV aangenomen waarin de regering wordt verzocht om alle resultaten en data op één website te verzamelen. We zijn inmiddels een jaar verder en het gaat wat mij betreft nog niet snel genoeg. Ik heb de minister eerder gevraagd wat zij hiervoor nodig heeft. Waarom duurt het bijvoorbeeld zo lang voordat de minister conform het rapport van de Rekenkamer van vorig jaar meer informatie publiceert over haar beleidsdoelstellingen? Welke deadline heeft de minister zich gesteld om alle uitgaven en resultaten op één plek te gaan publiceren, waar dan ook alle doelstellingen, resultaten, transacties en verslagen zichtbaar zijn, zodat iedereen dit makkelijk kan controleren? Kan de minister de toezegging doen dat bij de begrotingsbehandeling van volgend jaar de uitgaven in alle landen waar geld naartoe gaat, dus niet de twintig waarover het nu gaat, transparant op één website te vinden zijn en voor iedereen goed te raadplegen zijn?

Voorzitter. We zijn een van de meest gulle landen van de wereld. Daar wordt helaas soms ook misbruik van gemaakt. Omdat wij zo vrijgevig zijn, denken anderen rijke landen dat hun bijdrage niet meer nodig is. Dat zien we bijvoorbeeld bij de Nederlandse bijdrage aan het VN-noodhulpfonds CERF. We zijn de derde donor van dit fonds ter wereld, wat natuurlijk niet helemaal in verhouding is. In december staat er weer een vergadering van alle donorlanden op de agenda. Is de minister het met mij eens dat andere landen ook over de brug moeten komen omdat onze bijdrage aan CERF niet in verhouding staat tot die van andere landen? Kan de minister toezeggen dat zij tijdens die vergadering met donorlanden in december harde toezeggingen gaat eisen over een eerlijke bijdrage van andere rijke landen aan CERF?

Naast noodhulp in conflictgebieden voor mensen die getroffen worden door oorlog of geweld, bieden wij ook in Nederland veiligheid aan mensen die voor oorlof of geweld vluchten. Helaas wordt ook hier soms misbruik gemaakt van onze vrijgevigheid. Sommige ontwikkelingslanden weigeren namelijk om mee te werken aan het terugnemen van hun onderdanen die geen recht hebben op asiel. Daar zitten ook landen in Noord-Afrika tussen, waar veel Nederlands belastinggeld naartoe gaat. Maar Nederland helpen om ons asielrecht uit te voeren, is vooralsnog een stap te ver. Het ligt voor de hand om landen die dit weigeren niet langer te laten profiteren van ontwikkelingsgeld. Helaas is die mogelijkheid nog niet benut. In plaats daarvan wordt dit foute gedrag eigenlijk beloond. Wat de VVD betreft gaan we serieus kijken naar het onthouden van ontwikkelingsgeld aan landen die niet willen meewerken aan terugkeer.

Kan de minister aangeven hoe veel budget specifiek beschikbaar is voor terugkeersamenwerking en hoeveel geld hiervoor nog meer kan worden ingezet als het kabinet hier meer werk van gaat maken? Voor welke landen is dit budget inmiddels al gecommitteerd en om welke bedragen gaat het dan? Hoe gaat de minister dit budget inzetten, niet alleen volgens het more-for-moreprincipe, maar ook in het kader van less for less? Is het kabinet flexibel bij het inzetten van ODA-geld voor het opbouwen van capaciteit in terugkeerlanden, bijvoorbeeld voor betere bevolkingsregistratie, reisdocumenten en grensbeheer? Is de minister het verder met mij eens dat het nodig is om alle mogelijke instrumenten in te zetten om landen te dwingen mee te werken aan de terugkeer van asielzoekers? Wanneer is wat betreft de minister de grens bereikt en stopt zij met het uitgeven van belastinggeld in landen die niet mee willen werken totdat er concrete afspraken zijn gemaakt?

Voorzitter. Ik kom tot een conclusie.

De voorzitter:

Voordat u tot een conclusie komt, wil de heer Bouali wat vragen.

De heer Bouali (D66):

Ik hoor de collega van de VVD spreken over dwang en het aan de tand voelen van landen in Noord-Afrika; stevige taal van mijn VVD-collega. Maar we geven eigenlijk helemaal niet zo veel ontwikkelingssamenwerking aan die landen in Noord-Afrika. Dat valt heel erg mee. Mijn vraag aan hem is heel concreet: denkt hij ook niet dat we er meer mee opschieten als we eerst eens met die landen om tafel gaan zitten? Dan kunnen we gewoon eens rustig met elkaar praten, in plaats van meteen bij die landen aan te kloppen, het mes op tafel te leggen en meteen met dreigementen te komen. Is het niet gewoon verstandiger om eerst eens rustig met die landen te gaan praten? We hebben een aantal gemeenschappelijke uitdagingen wereldwijd. Die landen zitten ook met problemen. Daar zou ik graag een antwoord op krijgen.

De heer Weverling (VVD):

Praten is altijd goed. Dat zou ik dus ook zeker enthousiasmeren. Maar de vragen die ik aan de minister heb gesteld, blijven zeker overeind. Uiteindelijk hebben we dat ook als zodanig met elkaar verwoord in het regeerakkoord. Ik neem toch aan dat u dat onderschrijft.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

We horen de VVD spreken over een thema dat een grote portie van het ODA-budget opslokt, namelijk 22% voor migratie en opvang in de regio. We horen dit kabinet vaak over het investeren in grondoorzaken. Maar wat zijn die grondoorzaken? Dat zijn conflicten, klimaatverandering en de groeiende ongelijkheid in de wereld. We hebben gezien dat de ongelijkheid in de wereld het afgelopen jaar alleen nog maar verder is toegenomen. Ik zal er zo meteen in mijn inbreng ook nog wat over zeggen. Over die groeiende ongelijkheid heb ik de VVD eigenlijk nog niet gehoord. Ik ben heel erg benieuwd of de heer Weverling daar iets over zou kunnen zeggen. Hoe beschouwt hij nou de groeiende kloof tussen arm en rijk, die 26 miljardairs die in het afgelopen jaar nog weer rijker zijn geworden ten opzichte van de armste helft van de wereld?

De heer Weverling (VVD):

Het is dus juist heel belangrijk dat we Nederland op de juiste manier positioneren en dat wij onze kennis en kunde in al die landen inzetten. Ik heb staan betogen dat wij heel veel kennis en kunde hebben om landen welvaart en economische ontwikkeling te brengen. Ik zou dus zeggen: laten we wereldwijd zakendoen op de VVD-manier, want dan komt het goed.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het probleem is nou juist dat een heel groot deel van die groeiende ongelijkheid wordt veroorzaakt door bedrijven die soms belasting ontwijken. Een heel groot deel van de migratie die de VVD zo graag met ODA-geld zou willen bestrijden, wordt veroorzaakt door de groeiende ongelijkheid die dus deels wordt veroorzaakt door bedrijven. Is de heer Weverling dan ook bereid om samen met ons te kijken naar voorstellen om die ongelijkheid te bestrijden? Is hij bereid om bijvoorbeeld in gesprek te gaan over hoe we ervoor zorgen dat bedrijven netjes hun belasting gaan betalen en niet, zoals nu nog heel vaak het geval is, arme landen alleen nog maar armer maken?

De heer Weverling (VVD):

Ik denk dat het heel goed is om met elkaar te kijken naar hoe we landen meer welvaart kunnen bieden en hoe we landen zelfvoorzienend kunnen maken. Dat is wat ik heb proberen uit te leggen. Wij zijn daar zelf eeuwen geleden mee gestart door in de volle grond te kweken. Dat proberen we met het project Seed NL ook in andere landen te doen. Juist die welvaart, bijvoorbeeld de kennis en kunde van het kweken van een product om zelfvoorzienend te worden, is enorm belangrijk. Natuurlijk is het in ieders belang — om dat woord maar eens te gebruiken — om de kloof zo klein mogelijk te laten zijn.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik had eigenlijk een meer filosofische vraag, zo zou ik bijna zeggen, aan de heer Weverling. In de afgelopen tien jaar moeten we constateren dat het ODA-budget — ik heb daarom even een papiertje meegenomen — is vervallen van 0,81% naar 0,53% dit jaar. Dat is natuurlijk nog helemaal niet in de buurt van 0,7%, het uitgangspunt dat we eigenlijk in de begroting zouden moeten hebben. Kan de heer Weverling aangeven hoe hij dat bekijkt, als hij ziet dat een land als het Verenigd Koninkrijk in weerwil van alles, dus met alle bezuinigingen die ze daar ook hebben gehad en met de conservatieve regeringen die ze daar altijd of lang hebben gehad, toch altijd heeft vastgehouden aan de 0,7% voor de Engelse begroting? Hoe verhoudt zich dat met het Nederlandse conservatieve gedachtengoed en het ODA-budget?

De heer Weverling (VVD):

Dat is een filosofische vraag van mevrouw Diks. We hebben die afspraken met elkaar gemaakt in de onderhandelingen voor het huidige regeerakkoord. Het bedrag stijgt. U hebt dat gehoord naar aanleiding van de vragen van de PVV. Dat komt omdat ons bruto nationaal inkomen stijgt. Wij vinden het belangrijk dat, als er geld wordt uitgegeven, dit goed terechtkomt. We moeten proberen de welvaart in landen te verstevigen. Ook vinden we het belangrijk dat geld effectief besteed wordt en niet vrijblijvend. Ik denk dus dat we in zekere zin goed bezig zijn, als er maar voldoende gefocust wordt en als het maar helder is dat we niet alles kunnen. We moeten het volgens de juiste meetlat met elkaar doen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Naar aanleiding van uw antwoord krijg ik het vermoeden dat u denkt dat in Nederland minder geld wordt besteed aan ontwikkelingssamenwerking, omdat het eventueel niet goed besteed zou worden. Maar dat is natuurlijk niet de reden waarom er in het Verenigd Koninkrijk nog steeds wel 0,7% van het budget aan ontwikkelingssamenwerking wordt besteed. Mijn vraag was hoe het kan dat de Tories, die in die zin ook niet echt als heel vredelievend bekendstaan, hier wel steeds echt van harte voor pleiten. Zij zijn er trots op en zeggen: we will proudly maintain our commitment to spend 0.7% on development. Zij laten zich er echt op voorstaan dat ze dat doen. Maar de VVD hoor ik dat nooit zeggen.

De heer Weverling (VVD):

Als we nog meer van het principe "hulp en handel gaan hand in hand" uitgaan, denk ik dat daar best over na te denken valt. Hulp en handel zijn goed voor onze welvaart en voor de welvaart in de andere landen die van onze kennis en kunde kunnen profiteren. Dus wie weet wat de toekomst daarin nog te bieden heeft?

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Weverling (VVD):

Ik kom tot een afronding. Zonder welvaart vaart niemand wel. We liggen wat dat betreft straatlengtes voor op veel andere landen. Maar om onze werkgelegenheid en welvaart in stand te houden, is een actief, faciliterend en coördinerend handelsbeleid essentieel, niet alleen voor ons maar ook om minder bedeelde landen verder te helpen. We moeten ons dan ook niet schamen voor wat onze bedrijven te bieden hebben, maar ze juist faciliteren als ze in ontwikkelingslanden aan de slag willen. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Waar economische ontwikkeling nog een stap te ver is, moeten we streven naar zo veel mogelijk focus en daarmee zo veel mogelijk impact. Daar is uiteindelijk iedereen bij gebaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diks namens GroenLinks. Nee, mevrouw Diks, ik zie dat u met de minister praat, maar dat mag echt niet. Alleen als de vergadering is geschorst of gesloten.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

O, ik zie dat ik mijn tekst toch even iets groter moet zetten. Sorry. Ik was te positief over mijn oogjes.

De voorzitter:

Dit gaat niet van uw spreektijd af.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Elke dag vliegen triljoenen dollars virtueel de hele wereld over, maar nog steeds leven 700 miljoen mensen in extreme armoede, met minder dan 1,9 dollar per dag. Er is grote vooruitgang geboekt, ook dankzij ontwikkelingssamenwerking, maar we zijn er nog lang niet. Op basis van de huidige prognoses gaan we SDG 1 niet halen. In 2030 zullen namelijk nog altijd 0,5 miljard mensen in extreme armoede leven.

Ondertussen wordt de klimaatcrisis met de dag erger. Ook dit jaar hebben de allerarmsten, die daar het minst aan hebben bijgedragen, er weer het meest onder geleden. Cycloon Idai eiste in maart het leven van 1.200 Mozambikanen en richtte een schade aan ter waarde van 2,5 miljard. Dat is 20% van het Mozambikaanse bbp. In Nederland zouden we het dan bijvoorbeeld hebben over een stormschade van 160 miljard. Gezien dit alles vraag ik me af hoe het kan dat de Nederlandse ODA voor 2020 op het laagste percentage sinds 1969 uitkomt. Net hadden we het er ook al even over. Wat vindt de minister hiervan? Dit kabinet zegt toe te werken naar 0,7% in 2030, om daarmee bij te dragen aan de SDG's. Maar dat is inconsequent, want die zouden in 2030 al moeten zijn bereikt. Er zou nog tijdens deze regeerperiode worden gekeken naar mogelijke, extra stappen, als de begroting dat toelaat. We hebben dit jaar ook weer een enorm begrotingsoverschot. Waarom wordt die extra stap dan toch niet gezet?

Voorzitter. Dan mijn concrete vragen. Wil de minister toezeggen om de drie structurele kortingen te repareren bij de volgende Voorjaarsnota? Wil zij een stappenplan opzetten om al ruim voor 2030 terug te gaan naar 0,7%?

Voorzitter. Dan kom ik op klimaatfinanciering. De belofte van ...

De voorzitter:

Ja, ik zie de heer Bouali ook staan, waarschijnlijk over het vorige punt.

De heer Bouali (D66):

Inderdaad over het vorige punt. Ik zie mijn collega van GroenLinks al lachen, want zij weet waarschijnlijk al wat ik ga vragen. GroenLinks betoogt altijd dat we moeten inzetten op ontwikkelingssamenwerking. Daarbij vindt u mijn partij altijd aan uw zijde. Wat ik zo teleurstellend vind, is dat u altijd een enorm waslijstje hebt van zaken die u graag extra wilt. We hebben vorig jaar deze discussie ook gehad. Vorig jaar had u in uw tegenbegroting, samen met uw collega's van de SP en de Partij van de Arbeid, nul euro opgenomen. Dit jaar hebt u dat weer gedaan. Vorig jaar vroeg ik u ernaar. Misschien was het destijds tussen uw vingers door geglipt. Maar waarom hebt u dit jaar weer geen extra geld opgenomen in die tegenbegroting?

Deze minister neemt wel extra geld mee in het huidige regeerakkoord, namelijk 0,5 miljard extra. Waarom heeft u dan toch een ietwat negatief verhaal? Waarom bent u er niet positief over dat er weer geïnvesteerd wordt door dit kabinet?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

GroenLinks is natuurlijk altijd blij en tevreden als er meer geïnvesteerd wordt in ontwikkelingssamenwerking. Dat is een van de pijlers van ons verkiezingsprogramma. Wij vinden dat ontzettend belangrijk. Die tegenbegroting was natuurlijk een meer algemeen verhaal. Dat is al een paar keer eerder naar voren gekomen. We hebben dus niet op alle punten aangegeven waar wij nog meer geld aan uit willen geven. Wij hebben gewoon een algemeen, meer financieel verhaal gemaakt. In die zin is er bij de drie partijen die de tegenbegroting maken natuurlijk ook nog ruimte voor eigen nuance. Uit de tegenbegroting kunt u dus niet afleiden dat GroenLinks niet meer geld naar ontwikkelingssamenwerking wil brengen.

De heer Bouali (D66):

Ik blijf het toch heel jammer vinden, want inderdaad: dit kabinet investeert weer flink. We gingen hard naar beneden, maar nu gaan we langzaam maar zeker weer naar boven. We proberen naar de 0,7% te gaan. U zegt dat u het in uw verkiezingsprogramma hebt staan. Ik raad u aan om het volgende keer dan ook in uw tegenbegroting op te nemen. Als u het zo belangrijk vindt als u hier aangeeft, dan is het niet zomaar een dingetje. Dan moet u het ook gewoon opnemen en moet u er geld voor vrijmaken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Wat ik zei: in de tegenbegroting hebben we beschreven wat de drie partijen die die tegenbegroting hebben ingediend, zouden willen. Daarin is voor alle drie die partijen ruimte voor eigen nuancering en eigen zaken die deze partijen belangrijk vinden. De heer Bouali schudt zijn hoofd, maar ik ga over mijn eigen tegenbegroting, neem ik aan. Hij geeft mij een advies mee. Ik zal erover nadenken of het verstandig is om dat te doen. Dan hebben we nog steeds wel een klein beetje de discussie, maar ik weet niet of het both ways werkt, dat de heer Bouali zegt dat we weer omhooggaan. Voorlopig is het ODA-budget het laagste sinds — wat zei ik? — 1969. Dat moeten we dan toch ook constateren, met het belang dat u eraan hecht.

De heer Bouali (D66):

Nou, inderdaad. Het vervelende is dat er met uw collega van de Partij van de Arbeid onder het vorige kabinet hard gesnoeid is. Als we niet ingegrepen hadden, hadden we nu nog lager gezeten, namelijk op 0,48%. De trend is nu weer naar boven. Ik hoop dat u dat met mij ziet.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, oké, maar dan is het wel een trendje naar boven, want het is wel klein. Ik vind het op zich lastig als u teruggrijpt op een vorig kabinet, waar u en wij niet in zaten, om nu achteraf aan te geven dat het dat niet goed heeft gedaan. Dat vind ik een ingewikkelde route. Uiteindelijk was er toen een meerderheid in de Kamer om dat budget te kiezen. Daar waren wij het niet mee eens, maar daar was wel een Kamermeerderheid voor.

De voorzitter:

Dit was uw vijfde vraag, meneer Bouali, en dan bent u er bijna doorheen. Het gaat sneller dan u denkt. En mevrouw Diks is net begonnen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, precies, dus dat geeft hoop voor de rest van dit verhaal. Ik was volgens mij bij klimaatfinanciering en de belofte van 100 miljard dollar die daaraan uitgegeven zou worden. Wil de minister hier duidelijk aangeven of zij het Nederlandse fair share daarin van 1,25 miljard euro onderschrijft? In New York zei onze premier dat Nederland meer dan een miljard uitgeeft aan klimaatprogramma's. Kwalificeert deze minister die uitspraak als correct? Volgens GroenLinks is dat namelijk niet zuiver.

Ten eerste bestaat dat miljard voor de helft uit gemobiliseerde private financiering. Dat is dus feitelijk geen uitgave van Nederland, maar van de bv Nederland. Ook is het niet transparant. De Rekenkamer roept de minister op om beter inzichtelijk te maken hoeveel publieke middelen zijn ingezet om die private investeringen te mobiliseren, oftewel de hefboom. De minister geeft in een van de reacties aan dat het heel erg lastig en complex is om die cijfers te aggregeren, maar wij begrijpen eerlijk gezegd niet zo goed waarom dit zo moeilijk is. Waarom kan het wel voor het AEF, het Access to Energy Fund, en het IDF, het Infrastructure Development Fund, maar niet voor de rest? Kan de minister alsnog toezeggen dat zij dit nader gaat beschrijven? En hoe garandeert het kabinet dat de inzet van die publieke middelen vervolgens leidt tot additionele investeringen die anders niet hadden plaatsgevonden? De mate van additionaliteit is mij nu behoorlijk onduidelijk.

Ten tweede gaat veel van de publieke klimaatfinanciering nog niet naar klimaatprogramma's. Financiering van een school met zonnepanelen op het dak wordt nu voor 40% meegeteld, omdat klimaat een nevendoelstelling is. Afgezien van het feit dat al die doelen waardevol zijn, gaat het mij even om de berekening. Met verdere mainstreaming van klimaat kunnen we zo de hele BuHa-OS-begroting wel opgeven als klimaatfinanciering. De minister bevestigt bijvoorbeeld dat 40% van de bijdrage van 31 miljoen aan de Private Infrastructure Development Group is meegeteld. Wij hebben eens even op de site van dat fonds gekeken. Er zijn allerlei investeringen in havens, in vliegvelden, in mijnen en heel veel in gascentrales. Hoogstens 20% gaat naar hernieuwbare energie.

Conclusie: alleen al op deze uitgave tellen we dus 6 miljoen, in onze beleving althans, te veel mee als klimaatfinanciering. Een deel daarvan wordt nota bene ook nog geïnvesteerd in fossiele industrie. Ik kan dat al met weinig inspanning achterhalen. Waarom kan het ministerie dan niet gedetailleerder rapporteren? Kan de minister daarom voortaan aangeven welk deel van de klimaatfinanciering voortkomt uit die 40%-regel? En wil zij toezeggen om voor grotere uitgaven niet zomaar die 40%-regel toe te passen, maar echt preciezer uit te zoeken welk deel klimaatrelevant is? Het Verenigd Koninkrijk doet dit immers al.

Voorzitter. Gemobiliseerd privaat kapitaal gaat vooral naar migratie in middeninkomenslanden en veel minder naar adaptatie in minst ontwikkelde landen. Juist daarin zit een enorme uitdaging. Wil de minister hier duidelijke toezeggingen doen over Nederlandse publieke klimaatfinanciering, gericht op de minst ontwikkelde landen voor de periode tot 2025 en daarna? Dat is wat ons betreft de kern. Dat kan via het Green Climate Fund van de Verenigde Naties. Nederland droeg daar per capita al veel minder aan bij dan andere Europese landen, en die verhouding is eigenlijk alleen maar schever geworden. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben hun bijdrage recentelijk verdubbeld, terwijl Nederland slechts kwam met een verhoging van 20%. Wil de minister bij de Voorjaarsnota extra geld vrijmaken om onze bijdrage ook op het Europese peil te brengen?

Voorzitter. Van klimaatfinanciering naar anti-klimaatfinanciering. Nederlandse exportkredietverzekeringen onderschrijven meer dan 1 miljard euro per jaar aan nieuwe investeringen in de fossiele industrie. Dat is dus precies zoveel als de totale klimaatfinanciering. Nou was ik nooit zo goed in wiskunde, maar ik heb wel altijd geleerd dat één min één gewoon nul is, dus waar zijn we nou eigenlijk precies mee bezig? President Macron noemde de ondersteuning van fossiele investeringen een "beleidsincoherentie". Is de minister het eens met de Franse president op dit punt? Vandaag kwam het Emissions Gap Report van de Verenigde Naties uit, met schokkende constateringen. De wereldwijde uitstoot blijft maar stijgen. Is de minister bereid om op basis van deze constateringen haar beleid verder aan te scherpen? Is zij bereid om met Frankrijk en andere gelijkgezinde landen een coalitie op te zetten om zo snel mogelijk te komen tot het uitfaseren van de ondersteuning van de fossiele industrie via exportkredietverzekeringen?

Voorzitter. Helaas zit ons hele handelsbeleid vol met dergelijke beleidsincoherenties. GroenLinks is voor handel, zolang die handel de belangen van mens, dier, natuur en milieu dient. De huidige generatie handelsakkoorden is helaas geschreven vanuit het belang van grote bedrijven en rijke investeerders. Globalisering moet ons allemaal dienen, niet alleen de rijkste 1%. Sinds de voorlopige inwerkingtreding van CETA is de aardolie-industrie de grootste winnaar, lijkt het wel, als we naar de handelscijfers kijken. Het Mercosur-akkoord vormt daarnaast een directe bedreiging voor het Amazonewoud, dat nu al in adembenemend tempo wordt gekapt om er nieuwe landbouwgrond van te maken. We moeten de trend breken. We moeten handelen met de toekomst in gedachten. GroenLinks wil een radicale verandering, door handelsverdragen te richten op het wegnemen van barrières voor producten waarvan de productie níét gepaard gaat met schade aan mens, dier, natuur en milieu. Een goed voorbeeld daarvan is het groenegoederenakkoord, maar helaas staan de onderhandelingen daarover al drie jaar stil. De energie die door de gevestigde orde in Europa wordt gestoken in handelsakkoorden die multinationals dienen, staat in schril contrast met de tijd en aandacht die dit akkoord krijgt. Ik vraag de minister dus: is zij bereid om te bekijken of Nederland een proactieve agenda kan opstellen voor het najagen van dit soort verdragen? Graag een reactie.

Voorzitter. De imvo-convenanten schieten nog altijd onvoldoende op. Ook de minister lijkt nu doordrongen van het feit dat er wat moet gebeuren om de standaarden daadwerkelijk af te dwingen. De lonkende roep van het snelle geld is in veel delen van het bedrijfsleven helaas nog altijd luider dan de roep om eerlijke handel en productie. De verschillende sectoren hebben nu echt voldoende tijd gehad om het zelf te regelen, maar sommige, helaas zelfs de meeste, weigeren dit blijkbaar te doen. Dan zou ik zeggen: als de wortel niet werkt, dan maar de stok. Maar wat de minister wil gaan doen in haar "mix van maatregelen", horen we pas over een jaar. Dat is wat GroenLinks betreft wel erg ver weg.

Is de minister bereid om alvast toe te zeggen dat in die mix van maatregelen in ieder geval voldoende dwingende maatregelen zullen zitten om te zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven naar 100% implementatie van de OESO-richtlijnen gaat? En kunnen we als overheid in vredesnaam zélf het goede voorbeeld geven? Het is toch onbestaanbaar dat onze eigen ontwikkelingsbank FMO betrokken is bij het uitbuiten van medewerkers en het dumpen van giftig afval op drie palmolieplantages in Congo? En dit is niet de eerste keer dat FMO over de schreef gaat. Ook in de affaire met mijnbouwbedrijf Kenmare werd al duidelijk dat de ontwikkelingsbank niet vies is van belastingontwijking. In 2016 werd zelfs nog door een bedrijf dat FMO financierde in Honduras mensenrechtenactivist Berta Cáceres vermoord. Wat GroenLinks betreft is het tijd voor een onafhankelijk onderzoek naar het naleven van de imvo-normen bij FMO. Is de minister bereid dat in te stellen? Is zij in ieder geval bereid de FMO op te roepen om in Honduras te stoppen met procederen met allerlei peperdure advocaten en de slachtoffers in plaats daarvan gewoon te laten compenseren?

Voorzitter. Vorige week hield de Kamer op mijn verzoek een rondetafelgesprek over de onderhandelingen over het binding treaty voor het naleven van mensenrechten door het bedrijfsleven. Uit dat gesprek kwam duidelijk naar voren dat, hoewel Nederland zich in principe constructief opstelt, de minister meer zou kunnen doen om het onderhandelingsproces verder te brengen. Is zij bijvoorbeeld bereid om te laten onderzoeken wat ervoor nodig zou zijn om inmiddels afgehaakte landen als Japan, Noorwegen en Canada weer aan de tafel te krijgen? Het is een beetje een herhaling van vorige week, maar goed, dat is nou eenmaal zo bij de begroting. Nu er een nieuwe Europese Commissie is aangesteld, kan bovendien een EU-onderhandelingsmandaat worden aangevraagd. Is dit proces al in gang gezet en zo nee, wanneer gaat dat dan gebeuren? Graag een reactie.

Voorzitter. Met het Nederlandse OS-geld worden veel projecten gefinancierd. Elke dag zetten duizenden mensen op het ministerie, bij ngo's en bij bedrijven zich er keihard voor in om mooie resultaten te bereiken. Wat GroenLinks betreft geven we extra aandacht aan de meest kwetsbaren, bijvoorbeeld meisjes die het risico lopen op besnijdenis. Vorig jaar nam de Kamer een amendement aan om meer middelen vrij te maken voor de bestrijding van deze praktijk, maar een cultuurverandering vindt natuurlijk niet van de ene op de andere dag plaats. Om vrouwelijke genitale mutilatie wereldwijd uit te bannen voor 2030 is continuering van deze verhoogde inzet in de komende jaren hard nodig. Daarom heb ik samen met mevrouw Van den Hul een amendement ingediend, op stuk nr. 14, om die verhoging nu structureel te maken.

Voorzitter. Jongeren met een beperking of een psychosociale nood verdienen ook extra aandacht. De minister heeft zich er terecht voor ingezet om psychosociale steun in noodsituaties hoger op de agenda te krijgen. Wij juichen dit toe. Maar om dingen echt te verbeteren en om de Nederlandse voortrekkersrol kracht bij te zetten, zijn ook extra middelen nodig. Daarom heb ik een amendement ingediend om de bijdrage aan Education Cannot Wait te verhogen, specifiek om onderwijs in noodsituaties beter te laten aansluiten op de behoeften van jongeren met een beperking of een psychsociale nood. Van alle kinderen in de wereld die niet naar school gaan, heeft meer dan een derde een beperking. Het Global Partnership for Education besteedt speciale aandacht aan deze groep. Helaas leert de realiteit dat het, als ze het schoolcurriculum wel doorlopen, ook extra moeilijk is om daarna door te stromen naar beroepsonderwijs of een baan. Wil de minister er bij het GPE op aandringen om ook aan die transitie te werken, bijvoorbeeld door het promoten van rolmodellen of het opleiden van jongeren met een beperking tot leraar?

Voorzitter. We hebben het vaak over de fragmentatie van de OS-inzet. De BuHa-OS-begroting loopt via honderden, zo niet meer, fondsen, potjes en projecten. We gaan weliswaar naar steeds minder focuslanden, maar het lijkt er nu op dat de inzet in die focuslanden versnipperd blijft. Het feit dat we minder met en via lokale overheden werken, draagt daaraan bij. Rond de verklaring van Parijs uit 2005 was er veel aandacht voor de eigenaarschapsagenda en het gebruik van lokale systemen. Wat is er nu nog over van die hele agenda? Want Nederland is gestopt met begrotingssteun, het storten van geld op de rekening van het lokale ministerie van Financiën, maar het lijkt erop dat we sindsdien helemaal wegblijven van het werken met en via lokale regeringen, terwijl er natuurlijk wel tussenvarianten bestaan. Is de minister dat met mij eens?

De OESO heeft een indicator voor eigenaarschap, het aandeel Country Programmable Aid. Voor Nederland is dit in de laatste tien jaar gehalveerd, van 30% naar 16%. In het Verenigd Koninkrijk is het nog 30% en in Duitsland nog 32%, terwijl ook Duitsland is gestopt met begrotingssteun. Hoe verklaart de minister dit verschil? In het laatste peerreviewrapport roept de OESO Nederland op om meer gebruik te maken van lokale systemen. In hoeverre komt de minister met deze begroting tegemoet aan de aanbevelingen uit dat rapport? Is zij bereid om eens op papier te zetten hoe we deze speciale steun weer omhoog kunnen krijgen in de komende jaren, zonder terug te gaan naar algemene begrotingssteun?

Voorzitter. Ik begrijp dat het werken met overheden in onze partnerlanden heus niet altijd makkelijk is, maar uiteindelijk is een capabele overheid onmisbaar voor al onze doelstellingen, of het nu gaat om onderwijs, een gezond ondernemersklimaat of het tegengaan van klimaatveranderingen. Om bijvoorbeeld bosgebieden te beschermen, moet de lokale overheid natuurlijk wel in staat zijn tot duurzaam bosbeheer. Maar ministeries van Milieu en aanverwante overheidsinstanties hebben veelal niet de capaciteiten en middelen om dat te doen. Dan moeten twee onderbetaalde boswachters met één auto een bosgebied zo groot als drie Nederlandse provincies bewaken en beheren. Die zijn natuurlijk volstrekt kansloos tegenover houthakkers en gewapende stropers. Daarom heb ik een amendement ingediend om in onze bilaterale programma's juist dit soort instanties in partnerlanden te kunnen ondersteunen.

Voorzitter, tot slot kom ik terug op SDG 1, waar ik ook mee begon. Het kabinet heeft het vaak over het aanpakken van grondoorzaken van armoede. Is de minister het met mij eens dat armoede zelf, een feitelijk gebrek aan geld, ook een van de grondoorzaken van armoede is? Vorige maand ging de Nobelprijs voor de Economie naar drie ontwikkelingseconomen voor hun rigoureuze onderzoek naar armoedebestrijding. Een van de interventies die na allerlei onderzoeken consistent positief uit de bus komt, is het feitelijk geven van geld aan de armen, en daarbinnen vooral aan vrouwen. Met cashgeld kunnen zij investeren in hun gezondheid, in beter eten, in onderwijs voor hun kinderen en in hun eigen bedrijfjes. Omdat ze dit geld vooral uitgeven aan lokale, niet-geïmporteerde producten en diensten, is het ook heel positief en een enorme impuls voor de lokale economieën daar.

Natuurlijk zijn cashtransfers geen panacee voor ontwikkeling als zodanig, omdat die natuurlijk ook afhangt van de institutionele aspecten waar ik het net over had. Er moet dus een tweesporenbeleid komen. Cashtransfers zijn zeker een effectief instrument in de strijd tegen armoede. Is de minister dat met mij eens? Gerenommeerde ontwikkelingsinstituten zoals DFID, het Department for International Development uit het Verenigd Koninkrijk, en de Wereldbank zetten de afgelopen tien jaar steeds meer in op het geven van cash. Zo gaat het bij DFID al om meer dan 250 miljoen per jaar, buiten humanitaire hulp om, gericht op groepen als zwangere vrouwen en jonge moeders. De evaluatiedienst van de Britse overheid heeft aanbevolen om cashtransfers verder op te schroeven, omdat het een zeer efficiënte manier is gebleken om OS-geld in te zetten.

Voorzitter. Nederland loopt achter op dit gebied. In antwoord op feitelijke vragen geeft de minister aan dat er via de Verenigde Naties wordt bijgedragen aan cashtransfers aan vluchtelingen. Dat is op zich positief, maar dan gaat het over noodhulp. Ik begrijp daaruit dat er dus niet wordt ingezet op cashtransfers om extreme armoede in de minst ontwikkelde landen te tackelen. Er zijn heel veel mogelijke varianten: voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, gericht of ongericht, en ga zo maar door. Inmiddels is "mobile money", zoals het wordt genoemd, doorgedrongen tot bijna alle uithoeken van het Afrikaanse continent. Dat maakt het organiseren van de cashtransfers en het meten van de impact ook veel makkelijker. We weten dat dit kan. We weten dat dit werkt. Laten we er ook vanuit Nederland mee aan de slag gaan. Is de minister met mij bereid om een experiment uit te werken en op te zetten in een van onze Afrikaanse focuslanden?

Dank u wel.

De heer Weverling (VVD):

Ik sta toch een beetje met mijn oren te klapperen over cashtransfers. Hoe ziet mevrouw Diks dat? Hoe komt dat geld bij de mensen terecht? Hoe gaan we dat controleren? Krijg je dan niet een ontzettende ... Ik heb daar geen beeld bij.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik snap uw vraag. Ik vind het ook fijn dat u hem op deze manier stelt. Ik leid daaruit af, en ik voel ook, dat u echt wilt weten hoe het zit. Ik kan me voorstellen dat het voor een partij als de VVD heel ingewikkeld klinkt om aan iemand cashgeld te geven. U slaapt rustiger als dat uitgegeven wordt via organisaties. Toch kan ik u misschien wel tien tot vijftien onderzoeken overhandigen, allemaal van grote instituten zoals MIT, de Wereldbank en noem maar op, die aangeven dat dit een heel snelle methode is om mensen echt meteen uit armoede te helpen. Op het moment dat je cashgeld gaat geven aan mensen die arm zijn, is de aanname vaak dat ze daar de wildste dingen van gaan kopen, zoals drank en sigaretten, zeg ik even maternalistisch. Dat is onjuist. Het is allemaal al honderd keer aangetoond door wetenschappelijk onderzoek dat dat onjuist is. Mensen die cashgeld krijgen, gaan dat juist heel nadrukkelijk in hun eigen regio investeren. Ze gaan schoolspullen kopen voor hun kinderen. Ze gaan investeren in hun bedrijf. Ze gaan een huisje bouwen, noem maar op. Dat zijn allemaal zaken die u ook wilt vanuit de VVD. Als mensen in arme landen rijker worden, kunnen ze meer handelen. Dat zou ook met Nederlandse bedrijven kunnen.

De voorzitter:

De heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

O, u dacht dat ik nog een vervolgvraag wilde stellen. Ja, dat klopt. Ik sta na te denken. En gaat het dan op een manier zoals we die vroeger hier kenden, met een loonzakje? Gaan ze zich melden bij het dorpshoofd? Of gaat u dat uit vliegtuigen naar beneden gooien? Zo vraag ik mevrouw Diks. Of komt er ergens een pinautomaat? Hoe ziet u dat voor u?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik dacht dat een partij als de VVD altijd ook heel erg geïnteresseerd is in technologie en innovatie en om die ook te gebruiken om slimmer te werken. Daar zijn cashtransfers nou echt een voorbeeld van. Heel veel mensen hebben tegenwoordig een telefoon. Dat is heel goedkoop. Ook in de kleinste dorpen in Afrika hebben mensen een telefoon. De lol van zo'n telefoon is dat je ze via de telefoon heel makkelijk kunt bereiken. Je kunt dus heel goed volgen wat de feitelijke impact is van het geld dat je geeft. Nog interessanter is dat je het via die telefoon ook kunt meten, want je kunt de mensen gewoon bellen. Je kunt ze volgen. Je kunt dus precies zien ... U lacht erom, maar je kunt dus precies zien waar iemand is en wat die met zijn geld heeft gedaan. Je kunt dat heel goed meten. Ik kan u daar echt zo meer informatie over geven. Misschien is het goed om dat bilateraal te doen.

De voorzitter:

Nou u, meneer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Ik ben toch een beetje verwonderd, omdat ik dan denk: ze kunnen ook een Tikkie sturen naar de minister. Maar zonder gekheid, dat zou dus heel effectief kunnen zijn, want daarmee hebben we gewoon minder organisaties en ambtenaren nodig. Dan storten we gewoon het geld in één keer rechtstreeks naar mensen in die landen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het was een lang verhaal, dus ik kan me voorstellen dat u niet alles hebt gehoord. Maar ik heb net aangegeven dat ik denk dat het heel belangrijk is dat je een tweesporenbeleid voert. Heel veel landen zetten al in op cashtransfers. Het is echt geen nieuwtje. Wat je eigenlijk kunt constateren, is dat Nederland achterloopt. Dat is gek, want qua ontwikkelingshulp zouden wij eigenlijk altijd een voorloper, een gidsland, moeten zijn. Heel veel landen doen dat al, op goede gronden. Ik heb net al aangegeven dat er volop onderzoek naar gedaan is. Maar je moet er tegelijkertijd natuurlijk ook voor zorgen dat je de instituties en de governance in zo'n land verder ondersteunt. Die programma's hebben we natuurlijk volop, maar ik geloof er echt oprecht in dat het misschien goed zou zijn om in ieder geval eens te vragen of de minister hierin geïnteresseerd is en met ons pilots wil draaien om te kijken wat het effect is. Dan kun je de impact meten en hebben we het er volgend jaar nog een keer over.

De voorzitter:

Meneer Weverling, snapt u nu hoe het werkt?

De heer Weverling (VVD):

Het wordt me steeds duidelijker, maar ik voorzie toch een groot probleem voor het maatschappelijk middenveld. U maakt zich juist zo druk om het maatschappelijk middenveld, want die hebben dadelijk niks meer te doen. Al die ngo's gaan dan aan de bedelstaf.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het is op zich positief dat u zich na afloop van het AO toch zorgen maakt over de organisaties in het maatschappelijk middenveld. Dus die pikken we even mee met z'n allen. Maar ik heb net aangegeven dat een aantal zaken in die landen ook van belang zijn. Dat is de ontwikkeling van democratisering en van governance, de versterking van de staatsstructuren. Daar heb ik net over gesproken. En de vrije pers, niet te vergeten. Dat is voor een deel natuurlijk wat die ngo's doen. Daarom kan het zo heel mooi met een tweesporenbeleid. Maar ik ga u straks meer informatie hierover geven. Ik snap uw verwondering, maar ik weet dat het werkt omdat het honderden, duizenden of miljoenen keren is aangetoond. Ik durf dat dus met droge ogen te brengen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diks. O, de heer Amhaouch heeft ook een vraag.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik wil hier nog even op doorgaan, want bij mij komen een aantal vragen op. De eerste vraag is of GroenLinks oprecht mensen in derde landen die behoefte hebben aan een duurzame economie alleen maar op korte termijn cash wil geven — dat kan een instrument zijn, daar hoor je weleens van — en of dat duurzaam is. Waar ik een beetje moeite mee heb, is dat mevrouw Diks vanuit de Kamer veelal met een verwijtend vingertje wijst, of dat nou naar FMO is of naar andere organisaties. Daar wil ik toch even iets van zeggen. Nederland als gidsland heeft inderdaad een organisatie als FMO die in risicovolle landen grote projecten doet, om in die landen zuiver water of voeding voor kinderen te produceren of boeren te helpen. Daar kan iets fout gaan. Dan zou de houding van GroenLinks moeten zijn: dat gaan we onderzoeken en als er iets fout is, gaan we ervan leren. Zo moeten we dat ook met ngo's doen. Als FMO of een ngo een fout maakt in deze risicovolle landen, moeten we ze niet proberen de nek om te draaien en hier vanuit de Kamer met een vingertje naar ze wijzen. De vraag is dus of GroenLinks echt oprecht die mensen duurzaam wil helpen aan een leefbaar loon, ja of nee.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja. Ik kan met deze vraag echt een paar kanten op, dus ik moet even kiezen. Laat ik bij het begin beginnen. Natuurlijk heb ik er alle begrip voor dat de FMO werkt in heel fragiele staten en dat het echt lastig is — we hadden het er net al over — om samen te werken op plekken waar eigenlijk nauwelijks governance is. Daar ben ik me zeer van bewust. Maar geen enkele duurzame economische ontwikkeling kan gebouwd zijn op moord. Dat bestaat gewoon niet. Daar geloof ik niet in en daar gelooft u ook niet in. Het moet dus zo zijn dat FMO daar nog strakker — laat ik het zo formuleren — op gaat acteren. Een van de zaken waar ik me dan laatstelijk weer over heb opgewonden, is die Honduraszaak. Dat was de zaak van mevrouw Cáceres, die is vermoord. Mij slaat de schrik om het hart op het moment dat ik hoor dat zij voor heel veel geld advocaten gaan inhuren om die zaak van hun lijf te houden. Ik denk dan: zet dat geld, als je het toch inzet, in voor het verbeteren van de omstandigheden van die mensen daar en compenseer ze gewoon in plaats van de verantwoordelijkheid van je af te schuiven met een rechtszaak.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diks. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Ik wil beginnen met te onderstrepen dat de extra middelen die dit kabinet aan ontwikkelingssamenwerking uitgeeft, aansluiten bij de prioriteiten van mijn fractie. Om de grondoorzaken van migratie aan te pakken, is ruime aandacht nodig voor onderwijs, voor economisch perspectief, voor de kwetsbaarsten, zoals meisjes en mensen met een beperking, voor gezondheidsissues en voor conflictpreventie.

Even concreet een paar mooie voorbeelden. Nederland leidt een programma namens de EU-lidstaten om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken, met als doelen betere bescherming van vluchtelingen, speciale aandacht voor vrouwen en meisjes, betere perspectieven voor de gemeenschappen die de vluchtelingen opvangen en mogelijkheden voor vluchtelingen om buiten de kampen te wonen, te werken en onderwijs te volgen. Een ander voorbeeld. Er wordt gericht ingezet op het verbeteren van voedselzekerheid, water en aanpassing van klimaatverandering in de Sahel. En drie. In de MENA-regio en de Hoorn van Afrika komt er meer nadruk op versterking van weerbaarheid van kleinschalige voedselproducenten in geval van crisis. Dat zijn drie mooie voorbeelden die ik er even uit wilde pikken.

Met de weinige middelen die we hebben, weten we ongelooflijk veel rendement te behalen en bij te dragen aan het behalen van de SDG's. Zo meteen zal mijn collega Mustafa Amhaouch het gedeelte handel behandelen. Ik wil nu stilstaan bij de volgende onderwerpen: mensenhandel, opvang in de regio, bescherming van het middenveld, global health, mensen met een beperking en internationalisering.

Laat ik beginnen met een paar koppen van nieuwsberichten van de afgelopen weken. Op 23 november lezen we het nieuws over een jonge vrouw die haar moeder bericht: "Mijn reis naar het buitenland slaagt niet. Mam, ik hou zo veel van je. Ik sterf omdat ik niet kan ademen." Ze was een van de 39 slachtoffers die zijn omgekomen in een vrachtwagen in de Engelse plaats Grays. Het bericht gaat door merg en been. De jonge vrouw is een gezicht achter de getallen. Ook in Nederland worden mensen ontdekt in vrachtwagens. 6 november: zestien inklimmers gevonden achterin vrachtwagen IJmuiden. 7 november: acht inklimmers springen in Ridderkerk uit vrachtwagen met fruit. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik wil hiermee aangeven dat deze schrijnende situaties steeds dichterbij komen, terwijl de oplossing vaak ver buiten de Nederlandse en Europese grens ligt. Mensenhandel is een veelkoppig monster, waartegen vanuit verschillende beleidsterreinen de aanval moet worden gekozen.

Er is voortgang op het programma Samen tegen mensenhandel, maar ik wil dat er vanuit OS-perspectief meer gebeurt. Mensenhandel gaat niet alleen om mensen die achterin een vrachtwagen zitten. Het gaat ook om gedwongen prostitutie en andere vormen van seksueel misbruik, om orgaanhandel, slavernij en kinderhandel. Tijdens de vluchtelingenstroom van 2014-2015 zijn minstens 10.000 kinderen zoekgeraakt. Kunt u zich voorstellen: 10.000 kinderen; 10.000 keer een AMBER Alert in een jaar? Waar zijn die kinderen nu? De mensen die deze kinderen meenamen naar Europa, op rubberen bootjes, de mensen die deze reis faciliteren, moeten alle middelen worden ontnomen. Jaarlijks wordt er volgens schattingen 150 miljard euro mee verdiend, met als gevolg 40 miljoen mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel.

We weten dat de aantrekkingskracht van Europa groot is en migratie tijdloos, maar mensen die een businessmodel maken van hopeloos kansarme mensen zijn geen ondernemers, maar keiharde criminelen. Het zijn harteloze mensenhandelaren op wie internationaal een klopjacht moet worden gemaakt. Dat ligt op het terrein van Justitie en BuZa, maar ook hier kan Buitenlandse Handel én Ontwikkelingssamenwerking de aanpak versterken. We ondersteunen al de IOM en de UNHCR bij het verzorgen van opvang voor deze migranten in Noord-Afrikaanse landen en Niger, maar het CDA pleit voor een bredere inzet om grondoorzaken van mensenhandel aan te pakken. Juist ontwikkelingswerk vindt immers plaats daar waar voor veel mensen mensenhandel begint. Inzet op het herkennen en signaleren van mensenhandel en mensenhandelarennetwerken is cruciaal, net als een snelle verbinding en betere samenwerking met organisaties die mensenhandel bestrijden. Preventie is de kracht die ligt bij ontwikkelingshulp. Het bieden van perspectief is van belang, zodat mensen niet tot het besluit komen of in een situatie worden gedwongen om hun lot in handen te leggen van mensenhandelaren. Daarnaast is ook de kennis van de slachtoffers van waarde om mensenhandel tegen te gaan. De inzet op grondoorzaken van mensenhandel om daarmee mensenhandel te voorkomen is dus cruciaal om het veelkoppige monster van mensenhandel aan te pakken.

Dan kom ik bij opvang in de regio. De demografische groei van Afrika en het gebrek aan perspectief voor mensen zijn twee ontwikkelingen waar ook Europa mee te maken heeft, en nog veel meer mee te maken zal krijgen als er niks gebeurt. Europa kan niet de uitweg zijn voor uitzichtloosheid in Afrika, maar het is ook goed te begrijpen dat mensen zonder perspectief elders zoeken naar perspectief. Ik ben dan ook van mening dat we juist daarom een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om mensen te helpen aan een perspectief op een beter leven in eigen land.

Wegkijken van dit groter wordend probleem wil ik niet. Daarom is de focus op jeugd in ons OS-beleid zo belangrijk. Een voorbeeld van een programma waar ik samen met mijn collega van de ChristenUnie eerder een motie over heb ingediend, is de oprichting van het Challenge Fund. Het fonds is vorige week gelanceerd. De inzet is het creëren van toekomstperspectief voor 200.000 mannen en vrouwen in Afrika en het Midden-Oosten door te investeren in fatsoenlijk werk en inkomen. Inzet op perspectief. Kan de minister ingaan op de vraag hoe de regio naast dit fonds — en zo zijn er meerdere fondsen — wordt ondersteund bij het opvangen van migranten? Hoe kunnen we, ook in het kader van goed bestuur, bijdragen aan stabiliteit? Om maar even een voorbeeld te noemen, als een stad honderdduizenden mensen moet opvangen, dan brengt dat ook logistieke uitdagingen met zich mee. Denk alleen al aan de logistiek om afval op te halen. Wordt de expertise van ons of van andere landen ingezet om de regio's daarbij te helpen?

Voorzitter. Het beschermen van de beschermers. Bij het debat over het subsidiekader hebben wij het daar ook al over gehad. Wereldwijd staan maatschappelijke organisaties onder druk. Vaak zie je al aankomen wanneer er onrust in een land ontstaat door een regime change, door anti-ngo-wetgeving of door revolutie. Lokale ngo's zitten in de haarvaten van de samenleving, strijden voor vrijheden en vormen vaak de laatste vorm van bescherming voor mensen waar niemand meer naar omkijkt. Maatschappelijke organisaties moeten op kantelmomenten niet alleen adequaat kunnen handelen om de situatie om te buigen, maar ook kunnen doorgaan met hun cruciale werk, vaak precies de reden waarom ze onder vuur liggen. Ik verzoek de minister dan ook te onderzoeken wat er nodig is om bij plotselinge veranderingen flexibel middelen beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld steun via ambassades om zo juridische bijstand te kunnen leveren bij rechtszaken of andere steun om het verder verdwijnen van het maatschappelijk middenveld een halt toe te roepen. Ik vraag de minister hier voor de Voorjaarsnota over te rapporteren.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nog even iets over het vorige punt, de opvang in de regio. Ik had het er net ook al even over met meneer Weverling. Waar opvang in de regio is, zijn vaak net niet de plekken waar de grondoorzaken van migratie zich afspelen. Die grondoorzaken zijn vaak op plekken verder weg. Die grondoorzaken, waar ik het net ook al even over had, zijn heel vaak conflicten, maar ook klimaatverandering, waar het Noorden van de wereld helaas ook zelf een behoorlijke voetafdruk op heeft, én groeiende ongelijkheid. Hoe kijkt mevrouw Kuik tegen de groeiende ongelijkheid aan als grondoorzaak van migratie? Is ze het met ons eens dat dat misschien wel dé grondoorzaak is van migratie?

Mevrouw Kuik (CDA):

Het ligt ook weer aan de situatie per land waarom mensen vluchten. Het kan vanwege geweld en oorlog zijn, maar het kan ook zijn omdat er geen perspectief is. Het is van belang dat we in de landen van waaruit mensen wegtrekken vanwege die grondoorzaken, inzetten op perspectief bieden, maar evengoed moeten wij mensen die al in die regio's zitten, perspectief bieden. Want het kan niet zo zijn dat mensen die gevlucht zijn en in kampen zitten, daar geen toekomst hebben. Je moet wel kijken hoe je investeert in onderwijs en in kansen. Je moet er ook in investeren dat mensen ook weer teruggaan naar het land waar ze vandaan kwamen, om daar aan de slag te gaan. Dus het is en-en.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

En-en is het zeker, maar ik hoor nog steeds niets over die wereldwijde ongelijkheid waar ik het net al over had, die 26 rijkste mensen ter wereld, grotendeels mannen, die alleen maar rijker en rijker worden, ook het afgelopen jaar weer. Hoe verhoudt zich dat tot onze inzet op die grondoorzaken van migratie? Hoe kijkt het CDA daarnaar? Hoe gaan we díé ongelijkheid wereldwijd aanpakken?

Mevrouw Kuik (CDA):

We staan hier bij een begroting waarin we juist dit thema behandelen. Wij willen natuurlijk meer evenwicht brengen daar waar mensen in een hele slechte situatie zitten, mensen dus in extreme armoede zitten. Dat is een terecht punt en juist in deze begroting willen we daarin meer het evenwicht terugbrengen.

Voorzitter. Dan global health, in goed Nederlands: mondiale gezondheidszorg. Het CDA ziet de noodzaak van het versterken van de gezondheidsinfrastructuur, door medische innovaties te stimuleren en door de distributie van medicijnen. Ik wil twee punten in het bijzonder noemen. Als ambassadeur tegen tuberculose begin ik uiteraard hiermee. Onlangs is er een succesvol vaccin tegen tuberculose ontwikkeld, dat nu het fase III-onderzoek in gaat. Het resultaat van dit vaccin kan zeer succesvol zijn, omdat mensen tot op heden niet gevaccineerd kunnen worden tegen de ziekte. Het vaccin is ontwikkeld uit Nederlandse OS-middelen via een PDP-programma en biedt een mogelijk begin van een totale mondiale uitbanning van tbc. Nederland draagt zo bij aan een mondiaal antwoord op tbc. Zal de minister zich inzetten om dit ontwikkeltraject te blijven ondersteunen?

Ruim 600 mensen worden blootgesteld aan vijf tropische ziekten die weinig aandacht krijgen, de neglected tropical diseases. Vijf tropische ziekten liggen ten grondslag aan een groot aantal sociale en medische problemen. Deze ziekten bevinden zich in Sub-Saharagebieden, de focusregio's. Zo'n 200 miljoen mensen worden nu blootgesteld en niet bereikt qua preventie. Daarom verzoek ik de minister om binnen de bijdrages van de WHO aandacht te hebben voor het preventieproject ASPEN, dat ook onder de WHO valt.

Voorzitter. De minister heeft in haar beleid aandacht voor mensen met een beperking, maar dit komt er in de praktijk vaak op neer dat de aandacht voor die mensen deel uitmaakt van een fonds dat betrekking heeft op sociale inclusie. Dat is een breed thema. We focussen ons bijvoorbeeld ook op meisjes, maar uiteindelijk gaat het om de vraag hoe de positie van mensen met een beperking een integraal onderdeel van de programma's is. Het CDA vraagt de minister om dit te specificeren in voorwaarden van programma's, zodat zichtbaar is hoe het basisprincipes "leave no one behind" ingevuld wordt.

Tot slot. Vorig jaar heb ik bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om mbo-vakkennis in te zetten in het OS-domein, en daarbij ook studenten op mbo-niveau kennis te laten maken met ontwikkelingshulp. Daar is nog weinig van terechtgekomen, en ik wil de minister verzoeken om vóór de Voorjaarsnota met het ministerie van OCW aan te geven op welke manier de inzet van vakkennis aan de ene kant en bewustwording onder mbo'ers over de kansen en uitdagingen van leeftijdsgenoten elders in de wereld aan de andere kant versterkt kunnen worden.

Tot zover.

De heer Bouali (D66):

Ik luister met heel veel plezier naar mijn collega Anne Kuik, die een aantal uitdagingen aankaart. Zij zet zich altijd heel positief in voor de BuHa-OS-agenda. Volgens mij zijn wij ook allebei tevreden dat er extra investeringen worden gedaan door dit kabinet. Daar hebben we met z'n allen hard aan gewerkt. Tot mijn hele grote vreugde vernam ik recent dat er op het CDA-congres een motie is aangenomen waarin opgeroepen wordt om naar die 0,7% te gaan. Hoe wil mevrouw Kuik daar invulling aan geven? Kan zij die motie uitvoeren als CDA'er? En wil zij samen met mij optrekken om langzaam maar zeker naar die 0,7% te gaan in de toekomst?

Mevrouw Kuik (CDA):

Deze uitgestoken hand neem ik natuurlijk aan. Inderdaad, op ons congres is aangegeven hoe belangrijk het is om te investeren in ontwikkelingshulp, in ontwikkelingssamenwerking. We zullen ons er dus ook voor inzetten om dat percentage hoger te krijgen.

De heer Weverling (VVD):

Ik stond even te twijfelen. Ik ben natuurlijk ook tegen mensenhandel en mensensmokkel. Het is vreselijk wat u allemaal vertelde; daarin vinden we elkaar. Maar uiteindelijk is het niet terugnemen van mensen die hiernaartoe komen door de landen waar ze vandaan komen, ook niet in hun belang. Want daarmee is er geen prikkel om in hun eigen land te blijven. Bent u dat met mij eens?

Mevrouw Kuik (CDA):

De heer Weverling begon zijn vraag met een verwijzing naar mensenhandel. Even voor de helderheid, hebben we het nou over mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel en wilt u die mensen graag terug hebben in de situatie waarin ze zaten? Dat lijkt mij niet.

De voorzitter:

Laatste vraag, hè? Of gaat u reageren op mevrouw Kuik?

Mevrouw Kuik (CDA):

Dit was inderdaad ter verheldering.

De voorzitter:

Oké, vooruit.

De heer Weverling (VVD):

Het is natuurlijk vreselijk dat die mensen slachtoffer zijn van mensenhandel, maar zij betalen geld om naar een betere wereld toe te gaan. Als zij uit landen komen waar geen goede deal mee is, die niet meewerken als de mensen die deze kant op komen, worden teruggestuurd naar het land van herkomst, dan is er toch juist een soort perverse prikkel? Dat werkt toch contraproductief?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik denk dat wij moeten kijken om welke landen het precies gaat en dat wij een gesprek met die landen moeten voeren. Er moet daar ook een vangnet zijn voor de mensen die het slachtoffer zijn geweest van mensenhandel. Je moet ze daar perspectief bieden, zodat ze niet opnieuw in handen van mensenhandelaren vallen. Ook de nazorg voor die mensen is dus heel erg van belang. De heer Weverling wijst erop dat er landen zijn die deze mensen niet terugnemen. Ik denk dat we inderdaad helder moeten hebben welke landen dat zijn en dat we het gesprek met die landen moeten aangaan.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Amhaouch namens het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Dit kabinet is vorig jaar met een handelsagenda gekomen die een impuls moet geven aan de Nederlandse economie. Dit is een belangrijke eerste stap van het kabinet om Nederland te positioneren in een wereld die volop in beweging is. Nogmaals, complimenten daarvoor. Maar in de grote internationale opgave die we hebben, ontbreekt naar mijn mening een stevige ambitie in de uitvoering. Het tempo voor de opvolging van deze handelsagenda vind ik te beperkt. Misschien heeft het ermee te maken dat het Nederlandse ministerie van Handel geen echt ministerie van Handel is. Of zie ik het verkeerd? Misschien is het ministerie er niet op ingericht om in de huidige context onze handelsambities te realiseren. Deelt de minister mijn analyse? Ziet zij ook nieuwe uitdagingen op zich afkomen, gezien de nieuwe dynamiek en verhoudingen in de wereld? Hoe blijven we zorgen voor welvaart, nu en in de toekomst?

Het is goed dat de internationale tak van Invest-NL het komend jaar vorm gaat krijgen. Daar is bijna 800 miljoen mee gemoeid. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat het CDA staat voor vrijhandelsakkoorden en voor de Nederlandse export. Als je kwalitatieve en duurzame producten produceert die iedereen wilt hebben, dan wil je natuurlijk graag wereldkampioen export worden. Dit verdienmodel brengt ons land al eeuwenlang welvaart. Het is belangrijk voor de positie van een klein land als Nederland in de wereld en het biedt mogelijkheden om naast een handelsagenda een waardenagenda te voeren. Daar waar handel gedreven wordt, vindt namelijk de dialoog plaats. En die dialoog is de plaats waar we onze waarden en normen kunnen delen. Het is het bekende koopman-en-domineeverhaal. Maar zijn we tegenwoordig niet meer dominee dan koopman, vraag ik aan de minister. Juist die combinatie maakt ons interessant voor de grote economische machten in de wereld, en tegelijkertijd een betrouwbare partner voor opkomende landen en derde landen. We moeten daarom ambitieuzer zijn in de uitvoering van onze handelsagenda. Ik wil dat de minister daar een proactieve rol bij gaat spelen. We moeten handelsbarrières wegnemen, we moeten de kansen die de globalisering biedt benutten en we moeten inspelen op de veranderende wereld. Meer ambitie is voor mij het sleutelwoord. We moeten daar dan een grote dosis passie en natuurlijk ook altijd een duidelijke visie aan koppelen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg het al eventjes aan de VVD, die in de richting van de boeren schermt met teksten als "eigen groente eerst". Vandaag hebben we gestemd over een motie van het CDA om hier in ons eigen Kamerrestaurant vooral Nederlandse producten te verkopen. Daar was de Partij voor de Dieren voor. Voedsel moet je vooral regionaliseren. Maar de vraag is wel wat het CDA, met zijn eeuwige steun voor die vrijhandelsverdragen, met Canada, met Brazilië, met Thailand, dan tegen die boeren zegt. Door die verdragen kunnen producten die worden geproduceerd in landen waar veel lagere normen voor boeren gelden dan hier in Nederland, tegen lagere of afgeschafte importtarieven gewoon op onze markt komen. Dan weten we natuurlijk wel wat er gebeurt. Wat is het antwoord van het CDA op de vraag van boeren om te stoppen met die handelsverdragen?

De heer Amhaouch (CDA):

We sluiten die handelsverdragen af omdat Nederland kwalitatief goede spullen maakt, of dat nou in de industrie is of in de agrofood. We doen dit juist ook voor de boeren, om de importtarieven voor hen naar beneden te brengen. Als je kijkt naar de cijfers van het CBS over 2018, zie je dat de kaasexport naar Canada onder het nieuwe handelsverdrag met bijna 80% is toegenomen. Weet u waar kaas van wordt gemaakt, mevrouw Ouwehand?

De voorzitter:

Dat moet u niet aan mevrouw Ouwehand vragen.

De heer Amhaouch (CDA):

Van melk. Hoeveel melk gaat er in kaas? Daar zijn allemaal grote aandelen. Dus ook de boeren hier in Nederland, de veeboeren, de zuivelproductie, profiteren van het CETA-handelsverdrag. Het CBS geeft 80% aan. We doen dit dus juist voor de boeren. Natuurlijk zijn er misschien ook wel zorgen te noemen, of moeten wij kritisch kijken dat we het gelijke speelveld behouden. Daarom hebben we volgens mij ook quota, bijvoorbeeld voor varkensvlees. Daar komen we nog uitgebreid over te spreken in het CETA-debat. Canada mag 80.000 ton varkensvlees exporteren naar Europa; dat zijn 500 miljoen inwoners, 28 landen. Als je dat daarover verdeelt, blijft er niks over.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, mag ik nog wat zeggen?

De voorzitter:

Ja.

De heer Amhaouch (CDA):

De afgelopen jaren is ons kalfsvlees meer naar Canada gegaan. We doen dit dus juist voor de boeren. Nederland is een klein land. Als de boeren het in Nederland alleen moesten hebben van onze eigen mensen, waren ze arm. Wij willen dat ook boeren een fatsoenlijk inkomen krijgen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik moet eerst even wat antwoorden geven op de vragen van de heer Amhaouch. Weet ik waar melk vandaan komt? Jazeker. Melk komt van koeien of van geiten die drachtig zijn gemaakt, die zwanger zijn gemaakt, die een jong hebben moeten werpen, dat binnen een dag bij ze wordt weggehaald omdat de melk naar de fabriek gaat. Er gaat 10 liter melk in 1 kilo kaas. Het CDA zegt hier dus eigenlijk: omdat we daar wat geld aan kunnen verdienen, ruilen we de belangen van andere boeren uit. Dat is de klacht van de varkenshouders. De klacht van boeren is ook dat in landen als Canada en Brazilië gifstoffen mogen worden gebruikt die in Nederland niet zijn toegestaan. Toch zegt het CDA: "Kom maar op! Kom maar op met die producten. Leg die gewoon in de Nederlandse supermarkten. Lekker goedkoop, lekker makkelijk." Nogmaals, de vraag is: waarom kiest het CDA ervoor om geen antwoord te geven op de zorgen van die boeren? De boeren zeggen: doe het niet, die handelsdeals.

De heer Amhaouch (CDA):

Melk is een mooi product. Volgens mij vinden heel veel — miljoenen! — mensen in Nederland melk een product. Mevrouw Ouwehand denkt daar misschien anders over. Ik weet niet of ze wel of geen melk drinkt. Kijk eens naar de hele keten. Laten we beginnen met die koe; ik kijk niet naar wat er van tevoren gebeurt. We zien dan dat die koe melk geeft, dat die koe gevoerd moet worden en dat daar een hele batterij aan mkb-bedrijven omheen zit. Voor die melk geldt inderdaad de verhouding 1 op 10, dus 1 kilo kaas voor 10 liter melk. Als we zien dat er een exportstijging is van 80.000, gaat u mij niet vertellen dat de Nederlandse boeren daar geen profijt van hebben. Dat gaat u mij hier niet wijsmaken.

De voorzitter:

Dan stel ik voor ... Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou nog wel een vraag willen stellen, maar ik heb er in totaal maar zes.

De voorzitter:

Ja, dat klopt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik moet het dus hierbij laten. Ik constateer dat de boeren geen antwoord krijgen van het CDA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Over dat bedrijfsleven gesproken. Ook wij zijn hartstikke trots op het Nederlandse bedrijfsleven, maar vooral als het ook een bijdrage levert aan een betere wereld en als het zijn verantwoordelijkheid neemt, ook in het buitenland. Wij lezen onder andere in het SER-advies en ook in het IOB-rapport dat juist onze imvo-diplomatie — laten we het zo maar noemen — nog wel ruimte biedt voor verbetering. Als we dan dus dat bedrijfsleven beter gaan ondersteunen om inderdaad mee te werken aan die betere wereld, en wij voorstellen gaan doen om onze posten daar beter op uit te rusten, vinden wij het CDA dan aan onze zijde?

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is een goede vraag. Ik ben zelf ambassadeur van SDG 8: een duurzame economie en fatsoenlijke banen. Ik vind niet dat je dit los van elkaar kunt zien. We hebben inderdaad heel veel gesproken over imvo. We zien dat er grote stappen gezet worden. Mevrouw Diks zei in de eerste instantie dat we daar helemaal geen meters maken. Maar kijk naar de textielindustrie: we zijn daar weer gidsland met wat ons bedrijfsleven doet. Ik zou dat niet apart willen zien. Ik erken de waarde van wat mevrouw Van den Hul zegt, maar ik wil wel — en daar kom ik straks op terug — inzetten op de economische diplomatie. Ik wil dat wij wat betreft het handelsinstrument de goede producten en de duurzame producten die wij maken, goed vermarkten in andere landen. Dan gaat het mij niet alleen om economische winst, maar ook om duurzaamheidswinst of imvo. Ik zou niet graag willen dat daarvoor twee afzonderlijke functies worden ingericht op de ambassades. We moeten inzetten op de economische diplomatie mét aandacht voor imvo. Overal waar we komen tijdens handelsreizen zien we dat imvo aandacht krijgt, maar er mag van mij ook wel duidelijk ingezet worden op de economische diplomatie en op handel. Het is en-en. Het hoeven voor mij niet twee afzonderlijke functies te zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik wil spreken met de minister over de inzet op exportkansen van het mkb, over de voortgang richting de Afrikastrategie en onze handelsstrategie inzake China en — daar is-ie! — over de economische versterking van het postennetwerk.

Het mkb is de norm, zeggen wij altijd als CDA. Als grootste werkgever in Nederland is het mkb voor Nederland de norm in regelgeving en uitvoering. Daarom wil ik de aandacht vestigen op de positie van het mkb in de regio. De Nederlandse lokale economie heeft een groot potentieel. Naast de Randstad zijn de afgelopen jaren zeer effectieve regionale economische knooppunten ontwikkeld. De vijf regionale ontwikkelingsmaatschappijen — inmiddels zijn het er zeven — vervullen de functie om deze ontwikkelingen aan te jagen en verder te ontwikkelen. Maar het is gebleken dat de stap naar internationalisering vaak te groot is voor het kleine mkb. Daarom wil ik dat bedrijven worden gestimuleerd, maar vooral worden ondersteund om te investeren in de internationalisering. Het gaat dan om nieuwe mogelijkheden die een handelsverdrag als CETA biedt, maar ook om het zetten van stappen op meer voor de hand liggende markten als Duitsland en België.

Grote bedrijven vinden hun weg wel, maar het mkb verdient een steun in de rug. Dat kan via Invest-International, dat moet starten in 2020. Hiermee wordt 800 miljoen vrijgemaakt ter bevordering van de export en de internationale kansen van het Nederlandse bedrijfsleven. Heeft de minister al een idee waar de nadruk op komt te liggen bij Invest-International? Ligt die op groeimarkten of op bepaalde sectoren? Wanneer kunnen we het voorstel van Invest-International in de Kamer verwachten? Invest-NL duurde al twee jaar, maar is gelukkig vorige week door de Eerste Kamer gekomen. Dat is natuurlijk altijd een feestje waard. Heeft de minister de ambitie — daar is het woordje "ambitie" weer — om Invest-International in haar termijn te realiseren? Het is van belang dat de minister hier duidelijkheid over kan geven, zodat bedrijven daar tijdig op kunnen anticiperen. Er staat een pot van 800 miljoen euro klaar, maar we weten niet door wie, wanneer en hoe daaruit geput kan worden. Daarom dien ik nu samen met collega Weverling een amendement in waarin ik extra middelen vraag voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen om internationalisering te bevorderen voor het mkb.

Voorzitter. Hierop aansluitend verzoek ik de minister aan te geven wat er ondernomen is als gevolg van mijn vorig jaar aangenomen motie over het stimuleren van de start-ups. Dit jaar moet er 16 miljoen extra geïnvesteerd zijn in start-ups in ontwikkelingslanden. Daarbij vroeg ik om extra aandacht voor de start-ups in de agro- en foodsector, waar veel Nederlandse expertise van universiteiten en bedrijven in zit. Graag een toelichting van de minister.

Dan de Afrikastrategie. In juli, vlak voor het reces, heb ik een motie ingediend over het opstellen van een Nederlandse Afrikastrategie. Deze motie is Kamerbreed aangenomen. Ik heb er helaas niets meer over gehoord. Is de taskforce inmiddels ingesteld? Vinden er gesprekken plaats en wat is de stand van zaken? Het zou mooi zijn als in de volgende begroting, in dit tijdsperspectief de laatste van de minister, deze strategie onderdeel van het beleid kan worden. In de begroting staat dat de minister een eigen Chinastrategie zal ontwikkelen. Het is van belang dat Nederland geen slachtoffer wordt van de handelsconflicten tussen de VS en China. Daar moeten we een proactief beleid op voeren, hoewel ik vrees dat we nu al achter de feiten aanlopen. Wanneer kunnen we de Nederlandse China-handelsstrategie verwachten, vraag ik de minister.

Ik heb ook tijdens de vorige begrotingsbehandeling gepleit voor het versterken van ambassades in landen waarmee handelsverdragen zijn of worden gesloten. Maatwerk van economische diplomatie is altijd ons punt geweest, maar dit zie ik echt te weinig terug. Er moeten middelen beschikbaar worden gesteld voor ambassades om zelf Nederlandse economische activiteiten te ondersteunen, met name in landen waar handel aantoonbaar toeneemt vanwege een handelsverdrag of handelsmissies. We moeten onze positie in de wereld verstevigen om onze welvaart te behouden. De grootste economische groei vindt buiten Europa plaats. Ambassades weten als geen ander welke ontwikkelingen zich in de verre landen voordoen. De economische versterking van het postennetwerk moet nu eens echt gaan plaatsvinden. Ik verzoek de minister daarom hierover in overleg te treden met de minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik dacht dat de spreker misschien nog wat meer zou zeggen over de Afrikastrategie, want ik heb voor u eigenlijk dezelfde vraag als aan de heer Weverling: welke kansen ziet u om de ondernemers in de diaspora, die hier in Nederland wonen en heel veel contacten hebben in Afrika, als "hefboom" te gebruiken om meer Nederlandse handel in Afrika te brengen?

De heer Amhaouch (CDA):

Over de Afrikastrategie die voor de zomer is aangenomen door de Kamer, is gezegd dat die voornamelijk op handel gericht moet zijn. We hebben ook gezegd dat de taskforce die er moet komen, moet bestaan uit het bedrijfsleven, de overheid, kennisinstellingen en ngo's, zodat we goed kunnen kijken naar de toekomst. We praten dit jaar over de Chinastrategie. Dat is eigenlijk al heel laat. Wij zeggen dat we nu aan dat continent van 52 landen moeten werken. Wat de mensen van de diaspora betreft: ja, natuurlijk moeten ze meedoen. Iedereen moet meedoen. Iedereen die goede ideeën heeft, moet meedoen, want we gaan niemand uitsluiten. Maar om daar nou specifiek beleid op te gaan maken, dat is een tweede. Alle ideeën zijn dus welkom. Het gaat erom dat mensen projecten kunnen opzetten of handel kunnen drijven. Laten we daar dus ook gebruik van maken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik geloof dat ik nog vragen mag stellen, hè?

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het begon zo mooi en helemaal aan het eind ging het een beetje mis, want u zei dat u het jammer vindt om hier specifiek beleid op te maken. Vindt u het niet nog iets jammerder, voor zover dat een Nederlands woord is, dat u weet dat er in Nederland partijen zijn die u kunnen helpen bij het versterken van de handel in en met Afrika, maar dat we die gewoon verwijzen naar het Dutch Good Growth Fund of allerlei andere fondsen, zoals RVO en noem maar op? Ik denk dat het meer zou kunnen opleveren als we in de aanloop van dit verhaal de ondernemers uit de diaspora beter betrekken en daar wel echt even specifiek aandacht voor hebben. Speciaal beleid is misschien niet eens nodig, maar wel meer aandacht. Nu verdwijnt dit een beetje achter de horizon, terwijl ik denk dat dit een groep mensen is die we heel goed kunnen inzetten om de doelen die ook u hebt, te bereiken.

De heer Amhaouch (CDA):

Als we daar kunnen helpen, graag. Dat moeten we zeker doen. Maar ik zie de mensen in de regio's, de mkb'er. Ik ben misschien kleurenblind, maar het maakt niet uit of die zwart, wit of geel is. Daar moeten we helpen. Daarom is ons voorstel om via de regionale ontwikkelingsmaatschappijen te kijken welke bedrijven of welke ondernemers kansen zien, of dat nou wel of niet een man of een vrouw is vanuit de diaspora, die nu weer een bepaald etiket gaat krijgen. Als zij kunnen helpen om dit in een Afrikaans land te doen of in een ander land, dan moeten we daar natuurlijk gebruik van maken. Het gaat erom dat Nederland vooruitkijkt, naar hoe we de welvaart in de toekomst kunnen behouden en hoe we ook een continent als Afrika verder kunnen helpen. Het is een win-winstrategie.

Dan kom ik op het laatste stuk. Wat CETA betreft roep ik de minister op om ervoor te zorgen dat aan de zorgen van het tegenkamp tegemoet wordt gekomen met flankerend beleid. We moeten in kaart brengen wat de zorgen zijn. Uit de technische briefing en de rondetafel over CETA bleek dat veel op onjuistheden is gebaseerd, ook onder Kamerleden. Ik hoop dus dat er inmiddels veel onduidelijkheden verdwenen zijn. Wanneer zorgen terecht zijn, moet daar beleid op gemaakt worden. Daarnaast verzoek ik de minister om de ambassade in Canada tijdelijk te versterken, om de kansen van CETA beter te benutten maar ook om de zorg die geuit wordt over de handel met Canada beter te kunnen monitoren. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya namens de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zondag zat de minister bij het programma Buitenhof om een warm pleidooi te houden voor vrijhandel en voor CETA, het vrijhandelsakkoord met Canada. Daar wil ik mee beginnen, want zij schetste daar een doembeeld. Ze praatte over "een historische fout" als het parlement CETA zou verwerpen. Zij hield een zwaar overdreven verhaal over hoe haar analyse en haar opvattingen feiten zouden zijn. De duizenden mensen en organisaties die zich tegen CETA verzetten, dus burgers, politici van links tot rechts, gemeenten, provincies, boerenorganisaties, milieuorganisaties en mensenrechtenverdedigers, hadden het allemaal echt niet begrepen volgens deze minister.

Voorzitter. Volgens mij zijn het niet al die mensen die er niets van hebben begrepen, maar begrijpt deze minister niet zo veel van de zorgen van gewone Nederlanders. Niemand is tegen eerlijke handel en eerlijke investeringen, maar allerlei voorrechten bieden aan multinationals is niet eerlijk. Handel is niet eerlijk als goedkopere en slechtere producten een concurrentievoordeel krijgen. En investeringen zijn niet eerlijk als bedrijven democratisch genomen besluiten kunnen aanvechten via internationale vip-rechtbanken en daarmee bescherming van burgers kunnen dwarsbomen.

Wij moeten dan ook niet verbaasd zijn dat tot nu toe de globalisering onder leiding van de neoliberalen met hun verdragen zoals CETA, in veel landen de ongelijkheid en de onzekerheid heeft doen toenemen. In 2018 steeg de gezamenlijke rijkdom van de miljardairs met 2,5 miljard per dag, oftewel met 12%. En tegelijkertijd nam het vermogen van de armste helft van de bevolking met 11% af. Als deze minister in deze situatie in deze wereld een pleidooi houdt voor nog meer vrijhandel en nog meer vrijhandelsakkoorden zoals CETA, en daarmee achteraan aansluit in een lange rij ministers van neoliberale kabinetten die ook in Nederland de vermogensongelijkheid hebben gemaakt tot wat die is, namelijk een van de grootste in de ontwikkelde landen, dan moet zij ook niet verbaasd zijn als veel Nederlanders zich geheel afkeren van globalisering, en daardoor ook van internationale samenwerking in het geheel.

De minister waarschuwde daar zelf nog voor in haar Hannie Schaftlezing, op dezelfde dag waarop zij in Buitenhof zat. Toen ik nog in de bestuurscommissie in Amsterdam Nieuw-West zat, hebben wij zes bruggen in mijn stadsdeel vernoemd naar vrouwelijke verzetsstrijders, onder wie Hannie Schaft, een socialist en een heldin wat mij betreft. Ik kom daar nog regelmatig langs, net als bijvoorbeeld langs de Henk Sneevlietweg, ook bij mij in de buurt. Henk Sneevliet was net als Hannie Schaft een socialist en verzetsheld, en is net als zij en vele andere socialisten gesneuveld in de strijd voor een betere en eerlijkere wereld zonder onderdrukking. En dat is nog steeds onze strijd.

De heer Bouali (D66):

De heer Alkaya begon met het doemscenario van de minister. Ik vind dat hij hier nogal een doemscenario neerzet, moet ik eerlijk zeggen. Hij tovert allerlei dingen uit zijn hogehoed, waaronder bijvoorbeeld vip-rechtbanken. Laat ik u gewoon een korte vraag stellen. Volgens mij weet u ook het antwoord daarop. Nederland sluit heel veel investeringsbeschermingsovereenkomsten. We hebben er geloof ik inmiddels rond de 90. Hoe vaak is Nederland door een van die vip-rechtbanken waar u het over heeft, voor de rechter gesleept?

De heer Alkaya (SP):

Dat is niet gebeurd, en dat laat zien hoe onnodig die vip-rechtbanken zijn en waarom het zo bizar is dat wij onze democratie en onze rechtsstaat laten aantasten door dat soort asociale internationale verdragen. Want het rechtssysteem in Nederland deugt. Wij hebben hier onafhankelijke rechters waar bedrijven prima naartoe kunnen als zij zich benadeeld voelen. Het verschil is dat bij zo'n nationale rechter ook een vakbond of milieuorganisaties terechtkunnen als zij bezwaar hebben tegen de handelingen van die multinationals. Wat D66 wil en wat in CETA staat, is dat er daarnaast nog speciaal een internationaal hof of internationaal systeem komt waar alleen maar multinationals naartoe kunnen. Dat is niets anders dan een vip-rechtbank en daar staat de heer Bouali dus achter.

De voorzitter:

Uw laatste vraag, meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik weet het, mevrouw de voorzitter. Je ziet dat de heer Alkaya nu een ander track kiest, een ander soort beantwoording. Inderdaad, er is nog nooit een zaak aangespannen in Nederland onder een van die gerechtshoven. Het is ook niet nodig, maar als je investeringen hebt, is het wel nodig dat die beschermd worden. Ik denk dat de heer Alkaya ook moet beseffen dat grote investeringen beschermd moeten kunnen zijn. Ik vind het onverstandig dat de heer Alkaya met dit soort bangmakerij burgers bang maakt. Hij begint erover. Hij zegt dat er allerlei vip-rechtbanken zijn, die worden misbruikt en waardoor er grote claims komen, maar dat is dus gewoon niet waar. Bevestig dat nou gewoon in plaats van eromheen te draaien en te zeggen dat het inderdaad niet gebeurd is en dat dit laat zien dat het niet nodig is.

De heer Alkaya (SP):

De heer Bouali schetst echt een onzinnig beeld. Nederland zelf is als land natuurlijk niet aangeklaagd omdat het een goed functionerende rechtsstaat heeft. Maar via Nederland zijn natuurlijk tientallen landen aangeklaagd door brievenbusmaatschappijen. Bedrijven hebben via Nederland, omdat ze hier een brievenbusmaatschappij hebben, allerlei landen in de wereld aangeklaagd omdat ze vergroening en verduurzaming wilden. Dat laat zien dat dat soort vip-tribunalen niet in het voordeel van gewone mensen zijn, maar in hun nadeel, en dat ze ook nog eens vergroening tegenwerken. Ook daarom zou een D66'er er afstand van moeten nemen, maar blijkbaar is het bedienen van multinationals voor D66 belangrijker dan vergroening.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Ik was gebleven bij de verzetshelden, bij mijn buurt en bij hoe trots ik ben op mijn buurt met haar Hannie Schaftbrug, Henk Sneevlietweg, Joop Woortmanplein, Leendert Valstarhof en nog vele andere plekken in Amsterdam Nieuw-West. Die trots op je buurt en trots op je geworteldheid in een samenleving in een mooi land als Nederland zou ik ook de minister gunnen. Daarmee sluit ik me toch aan bij de woorden van de PVV, ondanks de selectieve verontwaardiging van een aantal partijen die net aan het woord kwamen toen de PVV aan het woord was. Misschien zou de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de zorgen in Nederland beter begrijpen als ze hier meer tijd hadden doorgebracht. Als je vrijwel je hele leven in het buitenland bent, als je bij Shell in Londen hebt gewerkt en daarna voor allerlei organisaties in Jeruzalem, Genève, Khartoum, Nairobi, Amman, New York en uiteindelijk in Syrië, als je meer tijd in beschermde compounds en in een internationale omgeving hebt doorgebracht dan in de volksbuurten van Nederland, zoals Amsterdam Nieuw-West, dan snap ik ook wel dat je ons niet begrijpt. Dan snap ik ook wel dat de minister als ze bij Buitenhof zit, zegt dat zij zich meer zorgen maakt over de geopolitieke signalen die het verwerpen van CETA zou uitzenden dan over de effecten hier in Nederland. Voor socialisten is dat precies andersom. De mens is ons begin- en ons eindpunt. De mensen tolereren het niet meer dat multinationals boven burgers worden geplaatst door hun eigen overheid. Het is genoeg geweest.

De heer Van Haga (Van Haga):

Ik zit helemaal achterin en het kost me even wat tijd om hier naartoe te komen. Ik moet hier toch wel heel erg om lachen. Alsof je in Oud-West meer armoede ziet dan in veel landen die u nu beschrijft. Ik zou willen aangeven dat u misschien heel anders over dat soort landen zou praten als u er wat meer was geweest. Dat is overigens niet mijn vraag. U had het net over het Investment Court System. Als we een verdrag hebben tussen Canada en de Europese Unie — we hebben in al die landen een rechtssysteem dat goed functioneert — dan is het Investment Court System toch een marginaal punt? Het is dan toch potsierlijk als wij juist op dat punt CETA niet ratificeren?

De heer Alkaya (SP):

Een marginaal punt? Onze rechtsstaat, onze democratie, onze onafhankelijke rechtsgang en de vip-rechtstribunalen voor multinationals waar burgers en lokale mkb'ers niet terechtkunnen, noemt de heer Van Haga marginaal. Ja, het is maar wat je marginaal noemt. Ik moet wel benadrukken dat een deel van de armoede in Amsterdam Nieuw-West ook komt door de hoge huren en het achterstallig onderhoud in de woningen aldaar.

De heer Van Haga (Van Haga):

Ik neem u graag een keer mee op een tochtje door een of ander willekeurig Afrikaans land. Dan zult u zien dat de armoede daar en hier toch totaal niet met elkaar vergelijkbaar is. Maar goed, dit Investment Court System is ervoor bedoeld om je te verweren in het geval een overheid iets raars doet. Dat is in Canada en in Nederland waarschijnlijk helemaal niet nodig. Daarom is er ook nog nooit een zaak aangespannen. Mijn vraag blijft of u het terecht vindt dat we CETA niet ratificeren op grond van een Investment Court System dat er feitelijk niet toe doet?

De heer Alkaya (SP):

Het is duidelijk dat ik het er wel toe vind doen en dat ik het belangrijk genoeg vind om dat verdrag niet te ondersteunen. Bij alle andere verdragen heeft mijn partij niets anders gedaan: eerst tegen het ISDS-mechanisme en nu tegen ICS. Al dat soort voorrechten voor multinationals die lokale burgers en mkb'ers niet hebben, verwerpen wij. En dat zit gewoon nog steeds in CETA. Dat kan de heer Van Haga marginaal noemen, maar ik vind dat niet marginaal. En armoede in Nieuw-West vergelijken met armoede in Afrika is echt een zinloze bezigheid van de heer Van Haga. Het is juist de strijd van de socialisten om armoede overal op de wereld aan te pakken. Juist dat soort relativerend gedrag en zeggen "jij vindt het in Nieuw-West zo erg, maar ga eens in Afrika kijken" vind ik pas erg. Dat vind ik pas erg, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Van alle geëxporteerde producten en diensten in de wereld was vorig jaar 3,2% afkomstig uit Nederland. Ter vergelijking: als wij 3,2% van de wereldbevolking zouden hebben, dan zouden wij in Nederland ongeveer 200 miljoen inwoners tellen. Ondertussen is ons handelsoverschot in 2018 gestegen tot de recordhoogte van 84 miljard euro. Daarmee behoort Nederland tot de top vier-landen in de wereld. Veel mensen in deze Kamer zijn daar trots op, helaas. Met andere woorden, ons aandeel in de wereldhandel is buitenproportioneel groot. Internationale instituties waarschuwen ons al jaren voor de negatieve gevolgen daarvan. Een te eenzijdige focus op zo veel mogelijk export leidt er bijvoorbeeld al jaren toe dat de lonen in Nederland te laag zijn. We hebben al jaren met loonmatiging te maken en daar moeten we vanaf. Dat is al zo sinds het Akkoord van Wassenaar. Globalisering onder leiding van de wereldvreemde neoliberalen is dus tot nu toe vooral, helaas, goed geweest voor multinationals, waardoor gewone burgers zijn afgehaakt van internationale samenwerking in z'n geheel. Dat moet anders. Is de minister het met mij eens — en dus ook met de VVD, gaf die vandaag toe — dat het streven naar zo veel mogelijk vrijhandel en zo veel mogelijk export niet alleen maar voordelen heeft, maar zeker ook nadelen voor gewone Nederlanders? Waarom krijgt dit aspect dan zo weinig aandacht in haar beleid? Is zij bereid om de achterhaalde dogma's over vrijhandel los te laten en te proberen om handel echt eerlijker en rechtvaardiger voor iedereen te maken?

Voorzitter. Als de minister dat echt zou doen en echt oprecht en onbevooroordeeld zou kijken naar CETA, dan zou zij de weerstand daartegen ook zeker beter begrijpen. Daar ben ik echt van overtuigd. Is de minister bereid om zich in ieder geval in te zetten om dat arbitragesysteem, ICS, uit dat verdrag te halen? Want veel van de zorgen gaan daarover. Is zij dus bereid om te heronderhandelen met Canada en de EU over deze oneerlijke vip-rechtsgang voor multinationals, waarmee zij de staat kunnen aanklagen, maar waarbij niemand anders dan die multinationals een zaak mag beginnen? Of wacht zij de behandeling in de Tweede Kamer af, met het risico dat het verdrag wordt weggestemd? Want ook de ChristenUnie heeft zich eerder tegen dit soort onrecht uitgesproken. Daarmee lijkt er geen meerderheid in de Tweede Kamer te zijn.

Voorzitter. Ook zonder verdragen kijken veel Nederlandse bedrijven graag over de grens. Nederland is de thuishaven van veel multinationals. Als socialist zal ik er altijd scherp op zijn dat de werknemers die al het werk doen, meeprofiteren van de winst die er gemaakt wordt met handel. Maar dat is niet mijn enige taak. Ik vind het ook een taak van ons allemaal in dit parlement om die duizenden internationaal opererende Nederlandse bedrijven te controleren op hun doen en laten in andere landen. Ook al zijn de wetten in veel landen niet zo ontwikkeld en streng als hier, toch moeten wij van onze bedrijven kunnen verwachten dat zij de natuur en de mensenrechten overal ter wereld respecteren. Dat is simpelweg hun plicht. Een internationaal bindend VN-verdrag zou hierbij helpen. De gesprekken hierover lopen al jaren. De opstelling van het kabinet wordt steeds constructiever. Daar ben ik blij mee. Maar helaas zitten veel westerse landen nog steeds niet aan tafel, bijvoorbeeld Canada, waar we het over hadden, maar ook de Verenigde Staten en Australië. Welke diplomatieke middelen is de minister van plan volgend jaar in te zetten om zo veel mogelijk landen deel te laten nemen aan de onderhandelingen over dit VN-verdrag? Het is immers niet coherent als de Nederlandse overheid wereldwijd probeert uitbuiting en klimaatverandering te bestrijden, terwijl door Nederland gesubsidieerde multinationals dit juist veroorzaken.

In de nota Naar een duurzaam Europa in 2030 wordt gesteld dat het belangrijk is om negatieve effecten van beleid op andere landen te voorkomen, omdat deze anders een boemerangeffect zullen hebben op onze eigen economie en onze maatschappij, door bijvoorbeeld de grondoorzaken van migratie te verergeren. Dus beleid op verantwoord ondernemerschap is essentieel. Het is geen bijzaak. Dit beleid lijkt helaas te falen, maar het gaat wel door in het komende jaar. Wat was de reactie van de minister toen zij de kritische constateringen en de aanbevelingen in de evaluatie van de imvo-convenanten las? In de evaluatie wordt geconstateerd dat de doelstellingen van verantwoord ondernemerschap conflicteren met de doelstellingen van ander beleid, zoals handelsbevordering. Hoe gaat de minister dit oplossen?

Neem Nigeria, waar Shell steekpenningen lijkt te hebben betaald aan corrupte politici. Shell lijkt hen te hebben geholpen, terwijl het tegelijkertijd 175 lekkages per jaar veroorzaakt en in totaal 1,5 miljoen ton aan olie in de natuur, in de Nigerdelta, heeft laten lekken. Dat is hetzelfde Nigeria waar Heineken jarenlang vrouwen heeft uitgebuit om zijn bier te promoten. Zo'n land als Nigeria heeft er veel meer aan als onze multinationals zich fatsoenlijk en verantwoord gaan gedragen. Daar heeft het meer aan dan aan ontwikkelingshulp.

Voorzitter. Dat neemt echter niet weg dat hulp van Nederland nog steeds nodig blijft in de wereld. De SP vindt het zorgelijk dat het budget hiervoor jarenlang structureel is afgenomen en niet meestijgt nu de economie weer aan het groeien is. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat ook Nederland weer voldoet aan de internationale norm van 0,7%? Want er zijn nog genoeg mensen in de wereld die onze hulp kunnen gebruiken. Armoede, uitbuiting en geweld zijn helaas nog niet de wereld uit. Het eerste wat mensen nodig hebben is een dak boven hun hoofd en een bord eten. De inzet op onderwijs, mentale gezondheid en psychologische hulp dreigt daardoor vaak te sneuvelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Heb ik de heer Alkaya goed horen zeggen dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren naar beneden is gegaan?

De heer Alkaya (SP):

Ja, sinds het aantreden van Rutte I, sinds 2010. Daar heb ik het over. Dat is ook net in interruptiedebatten teruggekomen. Het was eerst 0,8% van het bruto nationaal product. Het is nu 0,53%.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar de heer Alkaya zei dat het budget, de gelden die vrijkomen voor ontwikkelingssamenwerking, de afgelopen jaren kleiner is geworden. Ik dacht dat hij de afgelopen jaren bedoelde. Daar sloeg ik op aan. Maar hij bedoelt dus: in de tijd van Rutte I en Rutte II. Zo begrijp ik het nu. Want hij erkent toch met mij dat er de afgelopen jaren 400 miljoen, 500 miljoen, is bij gekomen?

De heer Alkaya (SP):

Dat komt omdat de economie groeit. Ik heb gelijk in een zin daarna gezegd dat het ontwikkelingssamenwerkingsbudget in de afgelopen jaren is afgenomen. Nu de economie weer groeit, stijgt het niet mee. Als dat niet goed is overgekomen, zal ik het hierbij toelichten. Sinds het aantreden van Rutte I is het percentage dat van ons bruto nationaal product, van onze economie, naar ontwikkelingssamenwerking gaat, gedaald. Nu de economie weer groeit, stijgt dat percentage niet mee. Helaas.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, was het maar zo. We hebben een kasschuif gezien bij Rutte II. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de voorganger van deze minister, heeft de gelden van de bnp-stijging tot 2020 opgesoupeerd ten behoeve van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Die stijging waar u het over heeft, komt dus niet uit de stijging van het bnp, maar komt omdat deze coalitie extra geld heeft uitgetrokken om de bezuinigingen die hiervoor hebben plaatsgevonden, weer ongedaan te maken en om het budget te laten stijgen. Ik hoop dat de heer Alkaya dat goed scherp heeft.

De heer Alkaya (SP):

Tegelijkertijd constateer ik ook dat die intensiveringen niet genoeg zijn om het genoeg mee te laten stijgen als percentage van onze economie. Het is nog steeds 0,53%. Ik denk dus dat we gewoon hetzelfde zeggen. We moeten het niet in de retoriek gaan zoeken. Het is op dit moment een te laag percentage van onze economie. Dat is het al jaren.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Is het kabinet bereid om meer geld vrij te maken voor ontwikkelingssamenwerking en om dit te dekken uit handelsbevordering? Is het kabinet ook bereid om dit zodanig te oormerken dat er meer geld naar onderwijs en psychologische hulp gaat, bijvoorbeeld voor mishandelde kinderen in gebieden waar ze al snel vergeten dreigen te worden?

Voorzitter, afrondend. Deze minister lijkt veel empathie en aandacht te hebben voor mensen in moeilijkheden wereldwijd. Dat is mooi. Daar heeft zij ook veel ervaring mee. Maar ook in Nederland hebben veel mensen het niet gemakkelijk. Zij hebben gezien dat globalisering en internationalisering hun alleen maar onzekerheid hebben gebracht. Daar heeft de minister minder oog voor, maar dat deel van haar portefeuille is ook haar verantwoordelijkheid. Ik roep haar op om minstens met zo veel passie en toewijding naar Nederland te kijken als dat zij naar de wereld kijkt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Amhaouch heeft een vraag.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik dacht: ik wacht even tot de laatste seconde, want misschien dat er een positief toontje van de heer Alkaya naar voren komt. Dat heb ik helaas niet kunnen bemerken. Ik weet wel dat de heer Alkaya ook altijd voor banen is, banen voor de gewone man, de mkb'er in het witte busje of de man bij Tata Steel. Nu lees ik dat op 10 december de FNV een grote bijeenkomst organiseert bij Tata Steel, waar misschien 1.650 mensen eruit gaan. Wat is uw verhaal? Wat kunt u zeggen tegen de mensen die daar bij elkaar komen? Kunt u zeggen: ik heb me ingezet in de Kamer voor een bepaald handelsbeleid waarin bedrijven kansen krijgen om handel te drijven en te ondernemen? Tata Steel exporteert wereldwijd staal. Kunt u zeggen: daar heb ik me voor ingezet en daarom probeer ik jullie banen te garanderen, in plaats van alles af te kappen?

De heer Alkaya (SP):

De mensen van Tata Steel — daarover heb ik me al meerdere malen positief uitgesproken — hebben het helemaal niet nodig dat zij oneerlijke concurrentie aangaan doordat hun staal goedkoper zou zijn door bijvoorbeeld vrijhandelsverdragen met landen waar het minimumloon veel lager is. Zij concurreren op kwaliteit. Ik vind het helemaal goed als er op een eerlijke manier handel gedreven wordt. Daar heb ik helemaal niets op tegen.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was: waarvoor gaat de heer Alkaya zeggen dat hij zich ingezet heeft? Je kunt niet alleen maar banen houden hier in Nederland door te zeggen dat niks goed is, dat een handelsverdrag niet goed is en dat multinationals de grootste boeven ter wereld zijn. Daar werken tienduizenden mensen, bijna een miljoen bij elkaar opgeteld. U heeft dus een ongeloofwaardig verhaal. Straks bent u te laat, als 1.650 mensen dadelijk bij de poort staan en u ertussen gaat staan met een rood hesje.

De heer Alkaya (SP):

Dit is opnieuw in de retoriek gezocht. Ik heb niet het gevoel dat de heer Amhaouch probeert te begrijpen waarover ik het heb. Tata Steel exporteert bijvoorbeeld veel naar de Verenigde Staten. Daar hebben we helemaal geen handelsverdrag mee. Maar nadat president Trump specifiek op staalproducten tarieven introduceerde, hebben we hier samen met de VVD, met de voorganger van de heer Weverling, ervoor gezorgd dat Nederlandse bedrijven wel toegang bleven houden tot uitzonderingen, zolang zij maar kunnen laten zien dat zij niet concurreren op arbeidsvoorwaarden of iets dergelijks, maar zij producten leveren die kwalitatief zo goed zijn dat de Verenigde Staten ze zelf niet kunnen produceren. Zolang Nederland kwalitatief goede producten produceert, ben ik helemaal niet bang of terughoudend om dat te ondersteunen. Het moet alleen niet op een oneerlijke manier gaan. Wij zijn voor eerlijke handel, meneer Amhaouch.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Alkaya. Ik wil het voorstel doen om nu te schorsen.

De vergadering wordt van 19.25 uur tot 20.27 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef de heer Bouali namens D66 het woord.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Graag vertel ik u over twee jonge Nederlandse ondernemers, die koffie uit Rwanda importeren en die die hier verkopen tegen een hele eerlijke prijs. Daarbij verstrekken ze microkredieten aan boeren in Afrika. Waarom? "Om goede ondernemers in Afrika te steunen en financiële ongelijkheid de wereld uit te helpen", zo stellen ze zelf. Met steun van de Nederlandse overheid konden zij financiering rondkrijgen om een container koffie te importeren. Inmiddels hebben deze jonge ondernemers in Rwanda een koffiebar en een gastenverblijf geopend. Dit is de reden voor overheidshulp aan het mkb, waarin ondernemersdrang, medemenselijkheid en ambitie samenkomen. Met hun bedrijf dragen deze jongens bij aan economische ontwikkeling in Afrika en aan verduurzaming van handelsketens. Tegelijkertijd voorzien zij ons van een heerlijke kop koffie tegen een hele eerlijke prijs.

De Nederlandse ondernemers zijn niet de enigen die verantwoordelijkheid voelen om een steentje bij te dragen in de strijd tegen armoede en ongelijkheid. 92% van alle Nederlanders vindt dat het helpen van mensen in ontwikkelingslanden belangrijk is, niet alleen in ons eigen land maar ook vanuit de overtuiging dat we zo bijdragen aan een vreedzame en rechtvaardige wereld — precies dat wat die twee jonge koffieondernemers ook drijft. Daar heeft de Nederlander ook best wat voor over. 83% van de Nederlanders wil meer uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking of deze uitgaven in ieder geval gelijk houden. Uit onderzoek van de ING Bank blijkt dat de Nederlanders €4 van iedere €100 aan OS willen uitgeven. 4%, dat is me nogal een percentage! Het zijn cijfers die laten zien dat Nederlanders wereldburgers zijn die zich het lot van hun medemens aantrekken en zich daarvoor willen inzetten.

Voorzitter. Dit kabinet trekt veel meer geld uit voor OS. Na de kaalslag van de Partij van de Arbeid en de VVD onder Rutte I en II, wordt nu 1,8 miljard euro extra geïnvesteerd. Dat is een half miljard euro per jaar extra. De 0,7%-norm is weer het doel. Dat is wat mij betreft ook fantastisch. Maar ook mijn fractie merkt op dat de cijfers voor 2020 iets minder rooskleurig zijn. Graag hoor ik daarom ook van deze minister wat haar tijdpad is om het ODA-budget weer richting die 0,7% te krijgen. Natuurlijk weet ik dat minister Kaag dit niet alleen beslist. Zou het daarom ook niet goed zijn om haar collega, de minister van Financiën, ook eens mee te nemen op een werkbezoek naar een ontwikkelingsland, net zoals hij eerder dit jaar meeging met de minister van Defensie op bezoek bij een NAVO-missie aan de Europese oostgrens, om in die landen met eigen ogen te zien welke resultaten we boeken met Nederlands geld om bij te dragen aan de welvaart en de economische ontwikkeling in die landen? Is de minister bereid haar collega van Financiën hiervoor uit te nodigen? En mag ik via deze weg dan ook de minister van Financiën vragen daarop in te gaan? Hij moet toch ook de recente oproep van zijn CDA-congres gehoord hebben om ook weer richting de 0,7% te gaan? Ik had het daar al over met mijn collega van het CDA, Anne Kuik.

De heer Stoffer (SGP):

Mooi dat de heer Bouali opnieuw de 0,7% benoemt. Daar gaat mijn vraag ook over. De heer Bouali stelt de vraag aan deze minister wat voor tijdpad zij ongeveer voor zich ziet voor die 0,7%, maar ik ben eigenlijk erg benieuwd wanneer de heer Bouali die 0,7% wil bereiken. Want in 2020 halen we het niet helemaal, maar gaan we het deze kabinetsperiode nog bereiken? Of is het een vergezicht voor veel later?

De heer Bouali (D66):

Nou, het is wat mij betreft geen vergezicht. U hoorde net ook al de collega van het CDA. Zij is ook bereid om in ieder geval met ons samen te werken om naar die 0,7% te gaan. Volgens mij moeten we er dus met z'n allen in de Kamer, met al die krachten, voor zorgen om die 0,7% te halen. Wat mij betreft kan dat ook op korte termijn. Maar we hebben natuurlijk ook, zoals ik net al aangaf, een regeerakkoord. Daarin hebben we in ieder geval extra geld gereserveerd voor ontwikkelingssamenwerking, zodat we in ieder geval niet meer die vrije val maken. Ik denk dat dat heel belangrijk is.

De heer Stoffer (SGP):

Dit klinkt mooi. Meneer Bouali zegt: wij zijn ervoor. Het CDA is ervoor. Ik kan me niet voorstellen dat de ChristenUnie daar anders tegen aankijkt. Je ziet het: ze blijven lachen. Volgens mij is er een meerderheid in de coalitie, dus ik ga ervan uit dat u het in de volgende begroting dan ook gewoon gaat realiseren. Klopt dat?

De heer Bouali (D66):

Ik ga niet vooruitlopen op een volgende begroting. Dat zult u begrijpen, meneer Stoffer. Maar ik wil in ieder geval zeker met de collega's in de Kamer kijken of we die meerderheid kunnen halen, ja.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bouali (D66):

Voorzitter. Dan de Europese Unie. Ook de Europese Unie is een belangrijke speler op OS; terecht, wat D66 betreft. De Europese Unie is de grootste donor wereldwijd. Dat maakt de EU ook een belangrijke soft power, bijvoorbeeld als het gaat om diplomatie of politieke statements. Wat D66 betreft behouden we deze financiële slagkracht ook in het nieuwe MFK. Kan de minister aangeven of dit de Nederlandse inzet is in de onderhandelingen in Brussel? Daarbij vind ik het belangrijk dat de Nederlandse en de Europese programma's met elkaar in lijn zijn. Kan de minister daarom aangeven hoe EU-programma's een aanvulling zijn op programma's van de lidstaten en andersom? Hoe vindt de afstemming in beleid plaats?

Tot slot over de Europese Unie. Het is de Europese Unie gelukt om met steeds meer landen het Environmental Goods Agreement te sluiten. Ik heb hier eerder aandacht voor gevraagd. Wat D66 betreft wordt deze groep landen alleen maar groter. Hoe ziet de minister dit? Is zij het met mij eens dat de Europese Unie voorop moet lopen om met zo veel mogelijk landen dit akkoord te sluiten? Ziet zij ook een mogelijke koppeling aan lopende onderhandelingen over handelsverdragen?

Voorzitter. Dan een onderwerp dat mij persoonlijk na aan het hart gaat, waar ik vaak aandacht voor heb gevraagd en dat voor D66 centraal staat in het beleid van dit kabinet: het tegengaan van klimaatverandering, dé uitdaging van deze eeuw. Afgelopen zomer gingen de verschrikkelijke beelden van een afbrandende Amazone de hele wereld over. Deze ramp heeft inmiddels misschien aan aandacht ingeboet, maar aan urgentie zeker niet. Niet alleen de Amazone, maar ook het Congobekken in Afrika en het regenwoud in Indonesië hebben jaarlijks te maken met ontbossing op gigantische schaal, terwijl ontbossing een van de grootste oorzaken van klimaatverandering is en het tegengaan hiervan daarom een belangrijk onderdeel is van het Klimaatakkoord van Parijs.

Wat D66 betreft wachten we daarom niet tot de volgende snikhete zomer, totdat de wereld weer voor het regenwoud in de bres moet springen. D66 wil tot actie overgaan, en wel meteen. Daarom dien ik vandaag een amendement in, op stuk nr. 16, waarmee D66 5 miljoen euro ontwikkelingsgeld expliciet wil inzetten voor het klimaat, tegen ontbossing, om de lokale landbouw in het regenwoudgebied te verduurzamen. Want waar sommige partijen pleiten voor importverboden en andere protectionistische maatregelen en de deur zo simpelweg dichtslaan, nemen wij als D66 onze verantwoordelijkheid en helpen we lokale boeren om hun productie te verbeteren om zo samen, in lijn met het Akkoord van Parijs, klimaatverandering tegen te gaan. Graag hoor ik een reactie van de minister op dit amendement. Kan zij aangeven of dit bedrag eventueel structureel ingezet kan worden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een plannetje indienen voor meer bossen is natuurlijk leuk, maar het allerbelangrijkste is dat D66 en dit kabinet de keuze maken om niet meer bij te dragen aan het tegengaan van ontbossing. We zijn het afgelopen jaar door Amerikaanse mensenrechtenorganisaties gesmeekt om de subsidies op biomassacentrales stop te zetten. Daar gaat 11 miljard heen. Zij zeggen: onze bossen verdwijnen daardoor. En nu komt D66 met een plannetje om er een paar miljoen tegenaan te gooien om dat effect een beetje teniet te doen. D66 zal toch echt antwoord moeten geven op de vele, vele vragen daarover. De heer Bouali zette het zojuist weg als protectionistisch, maar als je al vijftien jaar probeert, met rondetafels, de ontbossing in Indonesië ten behoeve van bijvoorbeeld palmolie te stoppen en het lukt niet, dan moet je na die vijftien jaar toch een keer concluderen dat je iets anders moet doen, zoals het verminderen van de import van palmolie en het niet bieden van een afzetmarkt aan Bolsonaro en zijn producten die afkomstig zijn uit ontboste gebieden? Die keuzes verwacht ik nu wel van D66.

De heer Bouali (D66):

Ik vind het altijd mooi om mijn collega van de Partij voor de Dieren aan de microfoon te zien. We hebben het al vaker gezegd: ik denk dat wij allebei hetzelfde willen voor deze aarde, namelijk verduurzaming en het tegengaan van klimaatverandering. Alleen kies ik echt een andere weg, een wat mij betreft wat realistischer weg. Mevrouw Ouwehand gebruikt altijd verkleinwoordjes, zoals "plannetje". Ik denk dat daar ook het verschil in zit. U wil misschien helemaal naar de 100% gaan. Ik kijk in deze Kamer om me heen en als ik dan zie dat sommige mensen misschien helemaal niets willen doen, zeg ik: als we 60% kunnen halen, ben ik al heel blij; dan zet ik me in ieder geval voor die 60% in. Ik hoop dat u dan aan mijn kant komt staan om in ieder geval die 60% te realiseren. Ik denk niet dat het helemaal terecht is om alles wat wij voorstellen af te doen als "plannetjes". Ik zou graag willen zien dat u, mevrouw Ouwehand, dit amendement steunt en zegt: dit is in ieder geval een goede stap; laten we de Amazone beschermen, laten we de ontbossing tegengaan en laten we de landbouw verduurzamen; dat is een goede stap. Dat zou ik heel fijn vinden.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Natuurlijk ben ik geïnteresseerd als de collega van D66 een amendement indient over ontbossing. Ik heb zelf ook een amendement ingediend. Hij beperkt het, als ik dat zo mag zeggen, tot het Amazonegebied. Ik heb samen met mijn collega Van Ojik een nota geschreven over ontbossing. Wat ons betreft gaat het om ontbossing wereldwijd, dus ook over het Congobekken, ook over Siberië, ook over Indonesië, en niet alleen over de Amazone. We zien natuurlijk allerlei prachtige projecten, bijvoorbeeld de groene muur in Afrika, waar een aantal landen probeert om miljoenen bomen per dag te planten. In mijn amendement vraag ik heel nadrukkelijk dat Nederland, met alle kennis die wij hebben over tropische bosbouw, de regeringen in die landen gaat ondersteunen, om de instituties, zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheerachtige varianten, in Afrika veel beter te ondersteunen. Want het heeft natuurlijk geen enkele zin om heel veel boompjes te gaan planten als ze een jaar later allemaal dood zijn. Het gaat ook echt om het versterken van instituties. Wat vindt u daarvan, meneer Bouali?

De heer Bouali (D66):

Volgens mij hebt u mij niet goed gehoord, dus laat ik het nog een keer herhalen. Ik heb aangegeven dat de uitdagingen om ontbossing tegen te gaan wereldwijd zijn. Ik noemde het voorbeeld van het Congobekken in Afrika en het regenwoud in Indonesië. Misschien hebt u dat niet gehoord; dan herhaal ik het bij dezen nog een keer. Wat mij betreft is het een wereldwijd probleem. Dat is één.

Twee. Als ik uw amendement goed heb gelezen, mevrouw Diks, dan wilt u ergens anders geld weghalen en dat in mindering brengen op het potje vrede en veiligheid, als ik het goed zie. Dat doe ik niet. Ik heb al een keer eerder een oproep aan u gedaan: helpt u nou eens mee om ervoor te zorgen dat we in ieder geval budget hebben, zodat de minister meer voor klimaat kan doen. Ik heb het in ieder geval zo geoormerkt dat het uit de vrije middelen komt die in het klimaatpotje zitten. Die oormerken we speciaal voor ontbossing. Dat is een wereldwijde aanpak, maar ik haal het niet ergens anders vandaan. Ik ga niet de internationale vrede en veiligheid op het spel zetten door het daar weg te halen en het weer ergens anders heen te schuiven. Ik denk dat daar het verschil zit tussen uw aanpak en die van mij.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Precies, want in het potje vrede en veiligheid zit nog meer: vrede en veiligheid en duurzame ontwikkeling. Vanuit die gedachte denk ik dat het heel belangrijk is om ontbossing tegen te gaan en om herplanten en herbebossing te stimuleren. Ik denk dat dat als factor juist heel goed is. Op het moment dat we met elkaar in staat zijn om de verwoestijning te stoppen of althans sterk te verminderen, kan dat enorm helpen, bijvoorbeeld ook om veel meer de economie te stimuleren in de landen waar wij dat alle twee heel graag zouden willen. Ik vind het een beetje flauw dat u nu zegt dat ik het uit vrede en veiligheid wil halen, want ik bedoel het echt vanuit duurzame ontwikkeling.

De heer Bouali (D66):

Ik neem u niks kwalijk, maar u hebt een keuze gemaakt. Die heb ik dus niet gemaakt; ik heb een andere keuze gemaakt. Laat ik inderdaad het volgende aangeven: wat mij betreft is dit zo'n urgent probleem — ik denk dat we het daar allebei over eens zijn — dat er actie genomen moeten worden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bouali (D66):

Mag ik mijn zin afmaken?

De voorzitter:

Nou, vooruit.

De heer Bouali (D66):

Ik heb vorig jaar daarover een motie ingediend. Dat weet mevrouw Diks ook, want ik heb langer zorgen over die Amazone. Volgens mij moeten wij gezamenlijk bezien hoe we dit kunnen adresseren.

Nu mag ik verdergaan, mevrouw de voorzitter, fijn, dank u wel.

Dan SRGR, een onderwerp waar u D66 in ieder geval altijd over zult blijven horen: seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Het is anno 2019 bijna niet meer voor te stellen, maar wereldwijd lijken zaken als het recht op abortus en de toegang tot anticonceptie eerder achteruit dan vooruit te gaan. Terecht trekt minister Kaag tegen deze conservatieve krachten ten strijde, zoals recentelijk bij de Verenigde Naties in New York, toen Twitter-president Trump campagne voerde voor een directe aanval tegen vrouwenrechten. Binnen 48 uur had minister Kaag een tegencampagne op de been en werd haar verklaring over seksuele rechten en gezondheidszorg door 60 landen gesteund. Kan de minister aangeven welke andere manieren Nederland kan en zal inzetten om het komende jaar deze conservatieve trend te keren?

Op het punt van SRGR hoort D66 ook wel zorgen van veel organisaties dat het totale budget omlaag lijkt te gaan. Kan de minister deze zorgen wegnemen en kan zij, los van de boekhoudkundige verklaring, garanderen dat we conform het regeerakkoord hierop blijven inzetten?

Dan het volgende onderwerp. Het is vaker vanaf deze plek gezegd: de multilaterale wereldorde staat onder druk. Dat geldt ook voor de Verenigde Naties, al sinds 1945 een instituut dat zo vanzelfsprekend lijkt en onmisbaar voor onze vrede, veiligheid en stabiliteit wereldwijd. Niet alleen voor een klein land als Nederland, dat zo gebaat is bij een stabiele wereldorde, ook in hele moeilijke gebieden zijn de VN onmisbaar door het belangrijke werk dat zij doen, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten Vredesproces, waar de VN zich, via UNWRA bijvoorbeeld, inzetten voor onderwijs en zorg aan Palestijnse vluchtelingen; onmisbare zaken om tot de zo gehoopte tweestatenoplossing te komen. Wat D66 betreft blijven de VN deze belangrijke taak vervullen. Graag doe ik hier ook een oproep aan onze minister om zich daarvoor te blijven inzetten.

Ook wil ik hier het werk van de VN in de vluchtelingencrisis benadrukken. 80 miljoen mensen zijn vandaag de dag op de vlucht, een aantal dat bijna niet te bevatten is. Ik ben daarom heel positief over de inzet van deze minister op onderwijs aan vluchtelingenkinderen, bijvoorbeeld door royale steun aan UNICEF. Maar ik noem ook de miljoenen die deze minister heeft vrijgemaakt voor het Global Partnership for Education, een belangrijke organisatie die zich inzet voor onderwijs en ook voor kinderen. Wat D66 betreft zetten we namelijk alles op alles om een verloren generatie te voorkomen.

Tot slot op OS iets wat mij zeer aan het hart gaat: het maatschappelijk middenveld. We hebben daar vorige week ook al over gesproken in de Kamer. Dit zijn ontzettend belangrijke organisaties, die inspraak en tegenspraak bieden in soms hele moeilijke omstandigheden, waar vele wereldverbeteraars zich inzetten om een democratische en open samenleving te versterken. Ik was blij om in het vorige debat met de minister over het beleidskader maatschappelijk middenveld te horen dat naast de extra investeringen het voor organisaties mogelijk blijft om binnen de thema's eigen accenten te leggen, en dat ook buiten de focusregio's projecten nog mogelijk blijven. Ook is mijn zorg over lhbti als thema weggenomen nu dit expliciet in het beleid is opgenomen. D66 zal zich altijd blijven inzetten voor deze groep, die het wereldwijd nog zo moeilijk heeft om zichzelf te kunnen zijn.

Nu ik het OS-deel heb gehad, ga ik naar een ander even belangrijk thema: handel. Ook hier grijp ik weer eventjes naar de cijfers. Het lijkt sommige partijen, ook in deze Kamer, steeds vaker ontschoten te zijn: 30% van het bruto nationaal product verdienen wij, Nederlanders, met internationaal handeldrijven. We hebben het op zes na grootste handelsoverschot ter wereld en het brengt een gigantisch aantal banen in dit land.

Handel brengt ons niet alleen economische welvaart, maar ondersteunt bovendien vreedzame relaties tussen landen. Dat is ook een onderwerp dat ik heel belangrijk vind en dat we niet uit het oog moeten verliezen. Helaas staan die vreedzame relaties steeds vaker onder druk, ook als het om internationale handel gaat. Handelsoorlogen lopen steeds vaker op en nu wordt ook de scheidsrechter in deze conflicten op het wereldtoneel mogelijk binnenkort de mond gesnoerd. Ik heb het over de Wereldhandelsorganisatie. We hebben hier de afgelopen week al uitgebreid over gedebatteerd, dus ik zal niet in herhaling treden. Ook hier wil ik de stille ramp benoemen die plaatsvindt als door de frustrerende houding van de Verenigde Staten op 11 december het systeem wordt lamgelegd. Nogmaals roep ik de Europese Commissie op om hier leiderschap te tonen. Ik ben blij dat de minister een kritische en actieve houding richting de Commissie heeft op dit dossier, want dat is heel hard nodig. Ik hoor graag hoe de gesprekken hierover in de afgelopen RBZ/Handel zijn verlopen. Zijn er al resultaten geboekt en is er al een plan B geformuleerd?

Mijn laatste punt gaat over de verduurzaming van de handelsketen en gaat ook een beetje terug naar het begin van mijn betoog. De discussie hierover leidt vaak tot de vraag: wel of geen imvo-wetgeving? Maar wat D66 betreft is het hier niet zo zwart-wit. Net als bij het tegengaan van klimaatverandering moeten we in lijn met de OESO-richtlijnen, waarin milieu- en arbeidsrechten verankerd zijn, samenwerken om tot een eerlijke en duurzame handelsketen te komen, oftewel overheid, bedrijven en consumenten gezamenlijk. Vaak ontbreekt het bij de consument nog aan bewustwording, bijvoorbeeld over duurzame producten. Een fairtradelabel vertelt niet altijd het hele verhaal. Kan de minister aangeven hoe het kabinet zich inspant om de bewustwording onder consumenten te vergroten en dan niet alleen voor de voedselproductie, maar breder, ook bijvoorbeeld voor kleding?

Wat betreft die bewustwording nam de Kamer eerder een motie van D66 aan om een Europese highlevelbijeenkomst over maatschappelijk verantwoord ondernemen te organiseren. In Brussel leidde dat tot een mooi event, maar het gaat mij hier in het bijzonder om het creëren van een gelijk speelveld op EU-niveau voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarom wil ik de minister oproepen om het onderwerp hogerop te tillen en een Europese top in Nederland te organiseren, om zo te blijven werken aan Europese bewustwording over imvo. Is zij hiertoe bereid?

Ik ga afronden. Ik kijk in dit kader uit naar de evaluatie van de imvo-convenanten, die ons zal helpen bij de volgende stap. Want is het al perfect? Verre van. Moet het beter? Absoluut? Er is nog ontzettend veel werk te doen.

Ik eindig met een positieve noot, zoals u dat van mij gewend bent. Want ook al hoor ik heel veel collega's zeggen dat het anders moet en dat het vooral beter moet, merk ik op dat juist in Nederland mooie initiatieven ontstaan omdat de overheid, de private sector, het onderzoek en het maatschappelijk middenveld samenwerken, zoals die twee jonge koffieondernemers waar ik mijn betoog mee begon, die door de Nederlandse overheid financieel gesteund worden in hun prachtige missie om goede ondernemers in Afrika te helpen en financiële ongelijkheid de wereld uit te helpen. Wat D66 betreft is Nederland daarin echt wel een voorbeeld en daar mogen we ook best wel trots op zijn.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik ken D66 en de heer Bouali in het bijzonder als warme pleitbezorgers van SDG-agenda en dat delen wij met elkaar. Ik denk ook dat we allebei heel blij zijn dat deze minister coördinerend bewindspersoon is van de SDG-agenda, maar we zien ook dat die SDG-agenda nou juist ook een agenda is die gaat over beleidscoherentie en over wat andere departementen doen op dat punt. Mijn vraag aan de heer Bouali is of hij ervan overtuigd is dat die SDG-agenda net zo hoog op het prioriteitenlijstje staat bij andere ministeries. Ik heb daar meteen een concrete suggestie voor. De SER heeft onlangs een heel interessant advies gepresenteerd over de relatie tussen SDG's, imvo en diplomatie, onder andere. De SER gaf toen zelf aan het goede voorbeeld te gaan geven door voortaan bij alles wat hij publiceert en adviseert erbij te zeggen "dit gaat over SDG 5" of "dit gaat over SDG 6". Zou de heer Bouali ervoor openstaan om eens te kijken of de Nederlandse overheid dat ook zou kunnen doen, bijvoorbeeld bij kabinetsreacties?

De heer Bouali (D66):

Ik moet u heel eerlijk zeggen dat ik dit een moeilijke vraag vind. Ik vind het wel een heel terechte opmerking. Volgens mij zijn wij allebei SDG 5-ambassadeur en hebben wij ons in de Kamer altijd ingezet voor het bevorderen van vrouwenrechten en meisjesrechten. Wij hebben daar samen ook vaak moties over ingediend. Deze minister heeft dit onderwerp in haar beleidsnotitie zelfs helemaal als rode draad. U vraagt mij nu iets over andere ministers en andere ministeries. Ik vind dat moeilijk. Wat mij betreft wel, als ik u een eerlijk antwoord mag geven, maar ik ga daar ook niet echt over, moet ik u eerlijk zeggen. Laat ik dan zeggen dat ik het de volgende keer meeneem in mijn fractie, als we daar zitten. Dan zal ik zeggen dat mijn collega van de Partij van de Arbeid een goeie suggestie heeft gedaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zie daar een mooie samenwerking opbloeien. Ik hoorde de heer Bouali ook iets zeggen over de imvo-convenanten, over dat er vaak een spanning wordt opgeroepen met betrekking tot de wetgeving en de minimale ondergrens. Over imvo-beleid hebben we nou net ook een IOB-evaluatie gehad. Daarin worden suggesties gedaan om het vooral niet als tegenstelling te zien, maar te bekijken of je het complementair aan elkaar zou kunnen maken. Hoe ziet de heer Bouali dat?

De heer Bouali (D66):

Ik zag het niet zozeer als tegenstelling. Wij hebben dit debat vaak met elkaar gevoerd en onderling ook vaak besproken hoe we er komen. We gaan nu dat imvo-beleid evalueren. Laten we nou eerst eens kijken wat daaruit komt. Ik ben per definitie geen voor- of tegenstander van een bepaald instrument, wetgeving of geen wetgeving. Bij mij gaat het er uiteindelijk om wat we bereiken, bijvoorbeeld als we het over kinderarbeid hebben, wat u aan het hart gaat. Hoe gaan we dat tegen? Hoe zorgen we ervoor dat kinderarbeid wordt uitgebannen? Dat vind ik veel belangrijker dan de vraag of we dat nou via wetgeving doen of niet via wetgeving. Als er een ander instrument is dat een beter effect sorteert om bijvoorbeeld kinderarbeid tegen te gaan, zult u mij in ieder geval aan uw zijde vinden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bouali. Het valt me op dat er heel veel afkortingen worden gebruikt bij deze begroting, maar ook heel veel Engelse woorden. Maar jullie snappen elkaar. Dat is wel belangrijk.

Dan is nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. De wereld staat in brand en de Amazone zelfs letterlijk. De heer Bouali had het er net al over. Er waren nog nooit zo veel mensen op de vlucht, zelfs meer dan 70 miljoen, voor het eerst in onze geschiedenis. Sinds de Turkse inval in Syrië zijn daar nog eens 200.000 mensen bij gekomen. In Syrië hebben 16 miljoen mensen dringend hulp nodig. In zuidelijk Afrika dreigen 11 miljoen mensen te bezwijken aan droogte en honger. Belangrijkste oorzaak: de gevolgen van klimaatverandering, die bovendien niet daar, maar vooral hier, in rijkere, geïndustrialiseerde landen wordt veroorzaakt. De ongelijkheid in de wereld is bijna niet te bevatten. De 26 rijkste mensen bezitten evenveel als de armste helft van de wereld. De laatste paar jaar is die kloof nog verder toegenomen. Zolang die ongelijkheid groeit, komen we geen stap verder.

Maar het goede nieuws is dat het anders kan. Dat is een kwestie van andere keuzes maken. Nederland zou daarin wat ons betreft het goede voorbeeld moeten geven. Hoe kijkt deze minister in dat licht aan tegen de verlaging van het toptarief? Waarom heeft Nederland nog maar met zo bar weinig landen afspraken over belastingontwijking gemaakt? Wijzen landen waarmee Nederland over dergelijke afspraken onderhandelt, ook weleens op Nederland als belastingparadijs? Ook dit is immers een belangrijke stap in het behalen van die duurzameontwikkelingsdoelen, de SDG's. We kunnen niet anderen om SDG-inzet vragen als we dat zelf nalaten.

Voorzitter. Het is de hoogste tijd om te erkennen dat het verdienvermogen van de "bv Nederland" nog te vaak ten koste gaat van milieu en mensenrechten elders. Vrouwen, migranten en minderheden zijn daar vaak extra de dupe van. Ik ben blij met hoe deze minister de SDG-toets handen en voeten geeft en met hoe zij een belangrijk thema als vrouwen- en meisjesrechten centraal stelt. Nou de rest van het kabinet nog. Hoe werkt dit kabinet, ook met het oog op Beijing+25, aan een echt samenhangend genderbeleid?

Wanneer gaan we ook bij andere, liefst bij alle, beleidsinterventies die effecten op de SDG's zien? Want die SDG's lijken soms eerder een verdienmodel dan een agenda voor radicale verandering. De handelsagenda van dit kabinet focust ondertussen vooral op de positieve impact van het bedrijfsleven. Ook de AIV stelt dat de minister onvoldoende duidelijk maakt in hoeverre de doelstelling versterken van het internationale verdienvermogen wordt getoetst aan SDG- en mensenrechtencriteria.

"Beter iets dan niets," zei een Nederlandse bloementeler in Afrika die toegaf zijn medewerksters geen leefbaar loon te betalen. "Beter iets dan niets." Het vat het pessimistische wereldbeeld, dat vandaag de dag vaak door moet gaan voor realisme, pijnlijk samen. Ook hier kan en moet het anders. Wij zijn daarom blij dat de Wet zorgplicht kinderarbeid is aangenomen en het kabinet nu aan de slag is om de OESO-richtlijnen meetbaar en afrekenbaar te maken. Wat de PvdA doen we dat niet alleen om kinderarbeid maar ook om andere uitwassen tegen te gaan, zoals milieuvervuiling, mensenrechtenschendingen en inperking van vakbonden, natuurlijk het liefst op Europees of zelfs wereldniveau, zoals in dat binding Treaty on Business and Human Rights. De heer Alkaya had het er al over.

Maar laat Nederland vooral het goede voorbeeld geven. Dat is niet alleen goed voor mens en milieu, maar bovendien essentieel voor een gelijk speelveld voor de bedrijven die wel de langere termijn voor ogen hebben, de bedrijven van de toekomst. Wij pleiten daarom opnieuw, gesteund door onder andere de IOB en de SER, voor het steviger inzetten op imvo- en SDG-diplomatie door ambassades om bedrijven te helpen verantwoord te ondernemen en daarbij bij te dragen aan de SDG's. Ik heb op dit punt ook een amendement ingediend.

Voorzitter. Gelijkheid begint bij het kunnen opkomen voor je rechten, richting repressieve regimes, waarvan we er helaas een boel hebben vandaag de dag, maar ook richting bedrijven die het niet zo nauw nemen met milieunormen of mensenrechten. De vrijheid en veiligheid van vakbondsleiders, vrouwen-, lhbti-, mensenrechten- en milieuactivisten staat nog steeds zwaar onder druk. Zie de schandelijke uitzetting gisteren van Human Rights Watch-directeur, Omar Shakir, door Israël. Wij willen dan ook een veel stevigere rol van ambassades bij het beschermen van mensenrechten- en maatschappelijke organisaties in plaats van een eenzijdige focus op handelsbevordering. De EU moet bovendien beter inzicht hebben in waar de ruimte voor het maatschappelijk middenveld wordt ingeperkt door bedrijven en overheden, zodat men samen preventief kan optreden. Wij vragen de minister zich hier met eensgezinde EU-landen hard voor te maken.

Voorzitter. Ook in deze begroting investeert het kabinet weer fors in het tegengaan van migratie en in opvang in de regio: maar liefst 22% van het ODA-budget. OS lijkt zo soms meer op plat eigenbelang: niet investeren in ontwikkeling maar vooral in het tegenhouden van vluchtelingen. Dit kabinet zegt de grondoorzaken van migratie te willen aanpakken. Maar waar zitten die nu eigenlijk, in regio's met opvangkampen of in de door droogte, honger, armoede en oorlog getroffen regio's waar die mensen ook echt vandaan komen? Om de echte grondoorzaken van ongelijkheid aan te pakken, maar ook om menswaardige opvang met perspectief te realiseren is veel meer geld nodig. Ook de PvdA wil zo snel mogelijk terug naar die 0,7%. Ook hier kan dat anders, te beginnen met de 10 miljoen euro die van het budget voor humanitaire hulp is afgetrokken. Er zijn meer mensen ontheemd dan ooit. Er zijn grote tekorten bij internationale hulporganisaties en tegelijkertijd staat er een miljardenoverschot op de begroting. Waarom is het dan niet gelukt de handen op elkaar te krijgen om meer te investeren in internationale solidariteit?

Voorzitter. Nederland is de beste economie van Europa, en toch zijn onze uitgaven aan OS sinds 1969 nog nooit zo laag geweest. Als we echt een wereld willen waarin iedereen zeker is van een eerlijke kans op een goed leven, waarin het niet uitmaakt wie je bent of waar je bent geboren, waarin we kwetsbare mensen humaan behandelen, waarin meisjes naar school kunnen gaan en niet worden uitgehuwelijkt of genitaal verminkt, dan zullen we eerst de wereldwijde ongelijkheid te lijf moeten gaan. Dat kan ook; het is een kwestie van kiezen.

Tot slot, een korte vraag. Kan de minister aangeven wanneer het maatschappelijk middenveld zich kan inschrijven voor het programma Power of Voices? Het beleidskader is nog steeds niet gepubliceerd en dat leidt begrijpelijkerwijs tot veel onzekerheid bij de organisaties in het veld. Graag een reactie van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Bouali, u bent door uw vragen heen. Ja, want ze zitten hier naast me alles bij te houden. Maar u mag nog één vraag stellen, anders is het inderdaad een beetje lastig.

De heer Bouali (D66):

Dat vind ik heel aardig van u, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Vooruit.

De heer Bouali (D66):

Ik beluister het bij mijn collega van de Partij van de Arbeid, en een aantal andere partijen heb ik daar ook op bevraagd. Ik moet zeggen dat ik me er toch een beetje aan erger, want mevrouw Van den Hul weet dat de Partij van de Arbeid meegeholpen heeft om 1,4 miljard te bezuinigen op de portefeuille voor Ontwikkelingssamenwerking. Daar is dus echt hard op bezuinigd. Wat mij betreft mag u dus een tikkeltje positiever zijn, omdat er in ieder geval weer wat geld bij komt. Kunt u die positieve benadering ook laten zien, want er is toch hard gesneden door uw partij in dat OS-budget?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De heer Bouali wil graag terugblikken, en dat doet hij met een jij-bak. Dat staat hem vrij. In de vorige periode zijn er inderdaad harde keuzes gemaakt. Dat was een tijd waarin in tegenstelling tot nu geen miljarden op de bank stonden van het kabinet. Dat was een tijd van economische crisis. Ondanks het economisch zware weer en ondanks bezuinigingen op vrijwel elk departement is tijdens het vorige kabinet het ODA-percentage nooit onder de 0,6% gezakt. Dat in tegenstelling tot nu: 0,53%. Ik zei het al: sinds 1967 is het nog nooit zo laag geweest.

De voorzitter:

Meneer Weverling, u mag uw interrupties niet aan de heer Bouali geven.

De heer Weverling (VVD):

Realiseert mevrouw Van den Hul zich dat we het hier hebben over het ministerie voor hulp én handel, en de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en niet alleen van Ontwikkelingssamenwerking? Ook moeten wij het geld eerst verdienen voordat we het uitgeven en hier een betoog kunnen houden over handelsverdragen, open grenzen en over en weer zakendoen. Is zij zich dat bewust?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Zeker ben ik mij dat bewust. Daarom heb ik ook een warm pleidooi gehouden voor eerlijk ondernemen, eerlijk investeren, eerlijke handel wereldwijd, zodat die handel inderdaad ook de race to the top gaat inzetten en niet een race to the bottom, zoals we dat nu helaas te vaak zien.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Tot slot. Ik constateer alleen maar dat er feitelijk aan een handelsverdrag dat is uitonderhandeld niets feitelijks is veranderd, dus dat u daar gewoon mee in kunt stemmen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik zie hierin een vrij cryptische verwijzing naar een debat dat wij volgens mij nog gaan voeren. Maar als de heer Weverling op CETA doelt: ons standpunt daarover is heel duidelijk en ongewijzigd, namelijk dat de rechten van werknemers, van vakbonden en van milieuorganisaties minstens net zo goed geborgd moeten zijn als de investeringen van bedrijven. Dat is op dit moment nog niet het geval.

De voorzitter:

Nee, meneer Weverling, u heeft ook een extra vraagje gekregen. Dan ga ik naar mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Mevrouw Van den Hul had het over de grondoorzaken van migratie en dat je juist ook moet kijken naar de landen waar mensen vertrekken en waar geen perspectief is. Ik hoor mevrouw Van den Hul zeggen: je moet juist investeren in de landen waar ze vandaan komen. Maar over opvang in de regio hoor ik u niet zeggen dat u dat ziet zitten. Maar dat zijn wel mensen die ook educatie nodig hebben, die ook perspectief nodig hebben. Je wilt toch niet dat dat een verloren generatie is? Dus is mevrouw Van den Hul het met mij eens dat ook dáár die investering nodig is om mensen daar perspectief te bieden?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Zeker. Dat heb ik ook gezegd. Ik praat snel — ik zag mijn klokje terugtellen — dus ik zal het nog even herhalen. Ik heb inderdaad gezegd dat er niet alleen meer geld nodig is om de grondoorzaken aan te pakken, maar ook voor het realiseren van een menswaardige opvang. Sterker nog, ik heb zelfs een amendement ingediend om het budget dat er voor opvang in de regio is, te verhogen, zodat een humane opvang ook echt geborgd is. Dus helemaal eens.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We waren met de heer Bouali een beetje aan het terugkijken. Ik vind het altijd jammer dat het dan meteen een jij-bak wordt. Er wordt gewoon gevraagd om even te reflecteren. Mevrouw Van den Hul zei dat het percentage toen hoger was, maar zij heeft ook gezien dat we onder de 0,5% zouden zijn gekomen als de bezuiniging van Rutte II was doorlopen. Dus kan mevrouw Van den Hul ook eens gewoon blij zijn dat er meer geld bij is gekomen en dat die bezuiniging is omgebogen tot een investering?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Volgens mij heb ik in mijn spreektekst dit kabinet en deze minister in het bijzonder op een aantal punten bedankt voor de inzet. Zoals ik zei, ben ik heel erg blij met de inzet op de SDG-toets en met de inzet op gender en meisjes. Maar als de heer Voordewind mij vraagt of het zo genoeg is, dan zeg ik nee. Is het te verkopen dat het percentage voor ODA daalt in een tijd waarin er sprake is van een miljardenoverschot? Nee. Is het dan te verkopen dat het toptarief wordt verlaagd? Is het dan te verkopen dat de winstbelasting wordt verlaagd? Dat is een kwestie van kiezen. Dat zijn keuzes, en van een aantal daarvan vermoed ik zomaar dat de ChristenUnie die ook liever anders had gezien. Ik zeg: die keuzes kun je nu maken en die willen wij ook nu maken. Dat is mijn pleidooi vandaag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik had volgens mij een hele simpele vraag gesteld. Ik had namelijk gevraagd of mevrouw Van den Hul blij is dat er nu per jaar 500 miljoen — dat is in totaal dus 1,8 miljard — bij komt om de doelen die ze net ook allemaal opsomde, te kunnen realiseren. Kan ze gewoon ook zeggen dat dat in ieder geval een pluspunt is? Haar toenmalige fractievoorzitter, de heer Samsom, zei nog: ik ga een miljard bezuinigen en ik heb daarover welgeteld twee mailtjes gehad van de achterban; het is dus totaal geen probleem. Zo zit mevrouw Van den Hul er niet in. Dat weet ik. Zij zal ongetwijfeld nu ook zeggen: mooi dat er meer geld bij is gekomen. Toch?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Met al het geld dat naar internationale solidariteit gaat, zijn wij natuurlijk blij. Is het genoeg? Nee. Vandaar mij vurige pleidooi om te investeren nu het kan. Het is een kwestie van kiezen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed om na twee jaar Rutte III eens de balans op te maken. Ook met deze minister, want deze minister heeft samen met de coalitiepartijen en de Kamer natuurlijk wel wat uitdagingen gehad en ook wat prioriteiten neergezet als het gaat om het aanpakken van de grondoorzaken van migratie. Daar heeft deze minister, met steun van de coalitie, heel veel miljoenen extra voor vrijgemaakt. De minister heeft ook veel aandacht voor eerlijke handel. Toegegeven, het beleid daarop is ingezet door de vorige minister voor Ontwikkelingssamenwerking met haar convenantenbeleid, maar deze minister heeft dat goed doorgezet. Er is progressie gemaakt op het punt van die convenanten. Het derde punt waar deze minister aandacht voor heeft, is het opkomen voor meisjes en voor vrouwen. Ik vat het maar even samen; ze kan het natuurlijk zelf veel beter verwoorden.

Voorzitter. Die drie speerpunten heeft mijn partij altijd omarmd. Het is niet voor niks dat ze ook voortkomen uit het coalitieakkoord. Ik zal dan ook aandacht besteden aan deze drie punten. Ik begin met de constatering dat ontwikkelingssamenwerking sámen met handel — dat zeg ik er meteen bij — misschien wel nog nooit zo belangrijk is geweest. We hebben te maken met de kloof tussen arm en rijk, waar mevrouw Van den Hul al op wees. We hebben te maken met verbindingen tussen continenten. Mensen wachten niet meer nodeloos af hoe hun toekomst er uitziet, maar zetten stappen om te kijken of ze kunnen werken aan een betere toekomst, waardoor migratie op gang komt. Dat alles laat de noodzaak zien om mensen in de regio zelf beter te ondersteunen en om daarbij ook volop met de handelsagenda aan de slag te gaan.

Voorzitter. De beleidsnota heet ook niet voor niks Investeren in perspectieven. Daarom is het ook goed om niet alleen te kijken naar de vraag hoe we de migratie naar Europa kunnen controleren, maar om ook te kijken — en dat is veel beter nog — naar de vraag hoe we de mensen daar perspectieven kunnen bieden, met name het perspectief op een menswaardig leven. Daarvoor hebben we inderdaad die hulp en die handel nodig. Daarom zal ik ondersteunen wat mijn collega's Kuik en Bouali ook hebben verteld. We moeten naast de handelsagenda ook blijven en durven investeren in ontwikkelingssamenwerking, juist in deze tijd. De 0,7 blijft de ambitie van de ChristenUnie, en naar ik begrijp ook die van het CDA en D66. Er is een resolutie over aangenomen op het CDA-congres. Wij blijven hard op die 0,7 duwen. Maar ik vraag ook aan de minister wat zij zou kunnen doen om een extra stap te zetten, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota, om toch, gelijk haar collega van Defensie, een extra investering te doen voor de mensen die het zo hard nodig hebben.

Voorzitter. Met die hulp zijn we er natuurlijk niet, want die moet ook gepaard gaan met de inzet van ons Nederlandse bedrijfsleven, het bedrijfsleven daar. We hebben een aantal jaar geleden het DGGF ingesteld om te kijken of we ons bedrijfsleven, het bedrijfsleven daar zouden kunnen stimuleren. We hebben vier jaar geleden projecten opgezet voor de Addressing Root Causes in de migratielanden, het zogenaamde ARC-programma. Ik heb daar meteen een vraag over. Het ARC-programma loopt af in 2021. Wat zijn de plannen van de minister voor na 2021? Komt ARC nog terug in een andere vorm, of krijgen we daar inderdaad het challenge fund voor? Ik heb het over een challenge fund dat ook de combinatie zoekt van én het bedrijfsleven én ngo's én de wetenschap. Het gaat er dan om hoe we in de migratielanden de oorzaken van die migratie kunnen aanpakken. Ook gaat het erom hoe we met name jongeren perspectief kunnen geven en om hun baankansen te geven.

Het CDA en de ChristenUnie hebben een motie ingediend over hoe we dat challenge fund eventueel richting zouden kunnen geven. Daar heb ik de volgende vragen over. In hoeverre gaat dit fonds nu echt die migratievatbare jongeren bereiken? Hoe kunnen we hun perspectief en baankansen geven, bijvoorbeeld door marktrelevante trainingen, ondernemerschapstrainingen en microbedrijvigheid? Graag een reactie. Hoe aantrekkelijk zal het zijn voor bedrijven om hier in te stappen, gezien de verplichting om voor twee derde hun eigen middelen erin te stoppen? Dat geldt voor het bedrijfsleven en dat geldt, geloof ik, ook voor de ngo's. Is die lat niet ietsje te hoog? Natuurlijk zoeken we de combinatie tussen publiek en privaat, maar dit lijkt mij wel een grote drempel. Wanneer voorziet de minister de eerste concrete resultaten vanuit het challenge fund in Oeganda? Het moet nog van start gaan, maar ik ben heel benieuwd hoe die eerste ontwikkelingen zijn.

Dan met betrekking tot imvo. We hebben er net al even met de collega's over gesproken. De IOB adviseert om ons op de hoogte te stellen van de wetgevingsinitiatieven in andere landen in Europa en te kijken of er ook wetgevende trajecten zijn — Frankrijk loopt daarin voorop en in Engeland hebben ze dat ook — waar we elementen van zouden kunnen overnemen. Het doel daarvan moet niet zijn om de convenanten met het bedrijfsleven ongedaan te maken, maar om te kijken of we tot een bodemwetgeving kunnen komen met betrekking tot het bedrijfsleven, een soort gelijk speelveld. Hoe ziet de minister nu die IOB-advisering als het gaat om wetgeving complementair maken aan de convenanten voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen? Ik hoor graag haar reactie op dat punt.

Voorzitter. Ik kom op de meest kwetsbaren. Ik noem dan als eerste de vluchtelingen. De vluchtelingenstromen en het aantal vluchtelingen — over de 70 miljoen — zijn nog nooit zo hoog geweest. Het doet mij zeer dat we van 70 miljoen euro — ik geloof dat mevrouw Van den Hul dat ook al noemde — naar 60 miljoen gaan voor de Dutch Relief Alliance, het samenwerkingsverband van Nederlandse organisaties die zich inzetten voor noodhulp en voor vluchtelingen. Ziet de minister nog kans om dat bedrag van 70 miljoen, dat drie weken geleden zelfs al op was, nog te kunnen bijplussen?

Voorzitter. Als het gaat om kinderprostitutie breekt mijn hart. Seksueel misbruik is volgens mij het ergste wat een kind kan overkomen. Als het gaat om hoe en in welke vorm — ik ga maar niet de voorbeelden hiervan noemen — deze weerloze kinderen het slachtoffer zijn van soms zelfs hun eigen vader en moeder, die hen verkopen aan bordelen en inzetten voor webcamseks, kunnen zij het niet slechter treffen. 3 miljoen kinderen hebben daar jaarlijks onder te lijden. Ik zou bij de minister erop willen aandringen om het succesvolste programma tot nu toe, Down to Zero, dat vier jaar geleden is gestart, voortvarend door te zetten, om de resultaten die nu bij deze kwetsbare kinderen zijn behaald niet teniet te doen en om te zorgen dat daar een vervolg op komt. Ik overweeg op dat punt een motie.

Voorzitter. Dan als het gaat om de meest kwetsbaren: de vluchtelingen. Ik noemde hen al. Ik sta toch weer stil bij Lesbos. We hebben weer de beelden gezien hoe schrijnend de situatie daar is en we hebben gezien hoe weer nieuwe plannen op de rit staan om de opvangkampen om te vormen tot gesloten kampen. Wat zal dat nou weer voor invloed hebben op de leefomstandigheden van mensen? De winter komt eraan. We hebben eerder een motie aangenomen, namelijk de motie-Groothuizen/Voordewind, om te kijken wat we kunnen doen. Ik ken de standaardantwoorden dat Brussel al genoeg geld heeft gegeven en dat het vooral vastzit in Athene, maar wat kan deze minister nog doen om die motie uit te voeren en iets te doen voor het winterprogramma voor deze mensen?

Voorzitter. Dan nog twee of drie kleine elementen, want ik zie dat mijn tijd snel gaat. De terroristenbonus. Ik ben blij dat de minister de motie die vorig jaar door collega Van Haga en mij is ingediend, wordt uitgevoerd. Ik vraag haar wel om bij andere Europese landen te polsen of zij dezelfde stap zouden willen nemen als Nederland om te zorgen dat er echt een push komt vanuit Europa richting de Palestijnse Autoriteit om daarmee te stoppen.

Voorzitter. Dan ten slotte de verzoeningsprojecten. Is de minister bereid om die succesvolle verzoeningsprojecten — de vrede van onderop — verder uit te bouwen? Het coalitieakkoord wijst daar ook op.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. Mevrouw Ouwehand heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Deze minister is ook verantwoordelijk voor de vrijhandelsverdragen. Ze is zondag bij Buitenhof te zien geweest over CETA. Daar vertelde ze wat ze eerder die week al in een algemeen overleg zei, waar de ChristenUnie als kleine fractie — ik snap dat — helaas niet bij kon zijn. Eigenlijk zei deze minister: iedereen die bezwaar heeft, heeft het gewoon niet goed begrepen en is niet goed geïnformeerd. Ik vroeg me af of de ChristenUnie daarvan onder de indruk was. De ChristenUnie levert in dit kabinet immers ook een minister die ervoor moet zorgen dat de kringlooplandbouw van de grond komt en die moet zorgen dat de boeren perspectief hebben. Dus wat is nu de positie van de ChristenUnie over CETA?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat zijn argumenten die ook bij ons spelen. Ik heb ook in de hoorzitting gezegd dat wij ons grote zorgen maken over bijvoorbeeld de ambitie om de kringlooplandbouw voortvarend van de grond te krijgen. Dat vraagt om familiebedrijven, familieboerenbedrijven, de mogelijkheid te geven om zich te ontwikkelen, maar ook om in de regio de producten te ontwikkelen, om ggo-producten tegen te gaan en hormoonvlees tegen te gaan. We hebben daar dus een hele trits vragen over. Voor een deel zijn die beantwoord in de hoorzitting. Voor een ander deel zijn wij ons als fractie zelf nog aan het beraden. Ik hoop zelf dat de Kamer ons wat ruimte geeft om het debat over de kerst heen te tillen, zodat we hier straks in het nieuwe jaar een goed gewogen oordeel kunnen presenteren.

De voorzitter:

Als het goed is, komt er een apart debat over CETA.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, voorzitter, er komt inderdaad nog een debat, maar we worden dagelijks geconfronteerd met boerenprotesten. De minister van Landbouw is ook veel tijd kwijt aan gesprekken met de boeren. Ik kan me dus voorstellen dat het fijn is als we daar duidelijkheid over hebben. Ik snap dat de ChristenUnie haar afweging nog wil maken, maar ik hoor nu eigenlijk voor het eerst dat de ChristenUnie zegt: zullen we dan na het kerstreces over CETA praten? Hoelang moet het nog duren? Want ik denk dat de boeren ook wel de duidelijkheid verdienen waar ze om vragen. Kan de ChristenUnie dus wel een soort deadline geven wanneer we de knoop echt door gaan hakken?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat verzoek zal ik formeel natuurlijk nog doen, maar ik kondig dat hier alvast aan, omdat dit een zeer serieus verdrag is. Het is ook een verdrag dat model moet gaan staan voor volgende handelsverdragen op het punt van de rechtsbescherming en de rechtsbemiddeling. Ik hoop dat de Kamer dat voorstel steunt en ik hoop dat we dit dan na het kerstreces plenair kunnen gaan behandelen. Ik wijs er wel op dat het CETA verdrag natuurlijk al twee jaar geleden is ingegaan en dat eigenlijk nog maar dertien andere landen geratificeerd hebben. Ik begrijp het ongeduld en ik begrijp dat men duidelijkheid wil hebben, maar ik hoop dat we hier na het kerstreces een debat over kunnen voeren.

De voorzitter:

Ik zie jullie terug bij de regeling van werkzaamheden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja.

De heer Alkaya (SP):

Het is bij dit onderwerp belangrijk om precies te weten hoe de ChristenUnie erin staat. De heer Voordewind loopt nu met een grote boog om de investeringsagenda en de investeringsbeschermingsclausules heen, terwijl het kabinet daar voorstander van is. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie staan een aantal voorwaarden waaraan dat soort verdragen zouden moeten voldoen om de steun van de ChristenUnie te krijgen. Een van die voorwaarden is: geen afzonderlijke juridische arbitrage. "Bij geschillen doorlopen multinationale investeerders de reguliere rechtsgang, net zoals burgers en mkb-ondernemers." Is dat wel nog steeds het standpunt van de ChristenUnie?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is een van de discussiepunten en de zorgen die we hebben over dit CETA-verdrag. Dan heb ik het nog niet eens over het Mercosur-verdrag. Dit CETA-verdrag heeft weliswaar een verbeterde rechtsbemiddelingsvorm, maar wij hebben daar nog steeds zorgen over. Daarom denk ik dat we er goed aan doen om dat heel goed tegen elkaar af te wegen en het kerstreces daarvoor te gebruiken.

De heer Alkaya (SP):

Ik snap aan de ene kant dat de ChristenUnie dit moet afwegen en dat ze daar tijd voor nodig heeft. Mijn partij is daar altijd heel helder over geweest. Mijn vraag is of de ChristenUnie nog steeds het standpunt heeft dat ook multinationals gewoon via de nationale rechtsgang zaken zouden moeten aanvechten en geschillen zouden moeten beslechten en dat, als dat niet zo is — dus als in dat soort verdragen wel dat soort clausules staan — zo'n verdrag in principe niet op de steun van de ChristenUnie zou kunnen regelen. Ik snap dat dat per geval afgewogen moet worden, maar is dat wel nog steeds het partijstandpunt van de ChristenUnie?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat standpunt is nog steeds ons partijstandpunt. Onze voorkeur gaat sterk uit naar nationale rechtsspraak, maar wij zullen het als fractie moeten afwegen tegen het totale pakket dat er met CETA ligt. Van die afweging zullen we u kennis laten nemen na het kerstreces.

De heer Alkaya (SP):

Dan tot slot. Het is in ieder geval goed om te horen dat de ChristenUnie op dit punt niet van standpunt is gewijzigd. Dat geeft al die mensen die tegen CETA zijn, in ieder geval hoop. Ik heb in mijn inbreng die hele lijst opgesomd. Daarom vind ik het ook niet gek dat ik hier een aantal moties heb van lokale ChristenUnie-afdelingen, van verschillende gemeenten en van provincies, die zich ook tegen CETA hebben uitgesproken. Maar het kabinet wilde die zorgen van lokale overheden in Nederland niet in Brussel ter sprake brengen. Het wilde dus niet met andere lidstaten bespreken: hé, in ons land spelen dit soort zaken en zijn er dit soort zorgen. De ChristenUnie heeft ook tegen mijn motie gestemd, terwijl jullie lokale afdelingen deze zorgen ook uiten. Wat is de verklaring van de ChristenUnie daar dan voor?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ken die motie. Die motie vroeg aan de minister om in zo'n beetje alle lidstaten na te gaan wat er op lokaal niveau precies aan meningen over CETA circuleerde. Dat lijkt me niet echt een bruikbare motie. We kunnen het doen, maar waar leidt het toe? Uiteindelijk moet deze Kamer een besluit nemen. Wij zijn hier in de Kamer verantwoordelijk voor het ratificeren van het verdrag. Dat verdrag heeft heel veel componenten, waarvan het ICS er één is. Een andere zorg die we hebben, geldt bijvoorbeeld de track-and-trace als het gaat om dierenwelzijn en voedselveiligheid. Ik kan nog andere zorgen opnoemen, maar we moeten het allemaal tegen elkaar afwegen in de Joint Commission, om te kijken of we als nationale staat nog een democratische controle hebben op de komende wetgeving die de Europese Commissie gaat voorbereiden. Dat zijn allemaal zaken die wij moeten gaan afwegen. Ik hoop u daar na het kerstreces meer over te kunnen vertellen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben één aarde en daar zullen we het mee moeten doen. Het geval wil dat Nederland en andere westerse economieën veel meer opmaken dan de aarde ieder jaar aan natuurlijke hulpbronnen kan opsouperen. Het erge daaraan is dat niet wij dat voelen, maar juist de mensen die het toch al niet zo makkelijk hebben in deze wereld, de mensen die in de meest kwetsbare gebieden wonen. Het pijnlijke aan dit debat met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking maar ook voor Buitenlandse Handel, is dat we onszelf hier wijsmaken dat we een strijd aanbinden tegen ongelijkheid en armoede, alsof er een natuurwet is die heeft bepaald dat die ongelijkheid en die armoede er zijn en wij, goed als we zijn, een bijdrage leveren om iets van die ellende verminderen, terwijl we die ellende zelf veroorzaken.

Dus het eerste punt dat ik wil maken in dit debat met deze minister is het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Er is ongelijkheid, er is armoede en er zijn mensen die onder vreselijke omstandigheden moeten leven in de wereld, en wij hadden als Nederland afgesproken dat we 0,7% van wat we ieder jaar met z'n allen verdienen, zouden besteden aan hulp aan mensen die dat heel hard nodig hebben. Nou wil het geval dat onder dit kabinet het percentage van ons nationale inkomen dat wij besteden aan ontwikkelingssamenwerking lager is dan het in 40 jaar is geweest. Dat is beschamend, vooral ook omdat de manier waarop we dat geld verdienen, de omstandigheden voor die mensen nog slechter maakt. We zagen minister Wiebes getergd voor de camera's van de NOS staan. Hij heeft voor het eerst moeten toegeven dat economische groei eigenlijk een tegenvaller is. Het betekent namelijk dat de uitstoot van broeikasgassen die gepaard gaat met die economische groei in Nederland weer meer is gestegen dan hij heeft kunnen oplossen met zijn klimaatmaatregeltjes. De Partij voor de Dieren zegt het al langer: economische groei is niet de oplossing maar het probleem. Het lijkt erop dat in elk geval minister Wiebes dat nu een beetje begint te voelen.

Maar deze minister houdt zich nog altijd doof en blind voor dit ongemakkelijke feit, terwijl zij toch verantwoordelijk is voor het tegengaan van die klimaatverandering met het oog op de gevolgen voor de armste mensen, die daar als eersten de hardste klappen van zullen gaan opvangen terwijl zij die klimaatverandering niet hebben veroorzaakt. De Nederlandse economie en de andere westerse economieën maken het de mensen in ontwikkelingslanden nog veel moeilijker dan je met welk ontwikkelingsbudget dan ook zou kunnen oplossen. Maar gegeven het feit dat we dat doen, moeten we minstens terug naar die 0,7%. Ik heb een voorstel ingediend om van het begrotingsoverschot, dat we dus hebben verdiend met extra klimaatverandering, in elk geval 130 miljoen te besteden aan de beloofde klimaatactie om de gevolgen in ontwikkelingslanden in elk geval te proberen op te vangen.

Voorzitter. Als je nieuw bent op dit dossier en jarenlang in je eigen kosmopolitische D66-bubbel hebt geleefd, kan ik me voorstellen dat je niet doorhebt hoe onze economie mensen elders nog verder in de problemen helpt. Ik kan me voorstellen dat dit nieuwe informatie voor je is en dat je daar nog eventjes nieuwe informatie over aangereikt moet krijgen. Maar van deze minister hadden wij toch verwacht dat zij dat inmiddels wel zou snappen en dat ze inmiddels wel in de gaten zou hebben dat je, wat je ook doet aan ontwikkelingssamenwerking, al je eigen doelen in de weg zit als je schade toebrengt die veel groter is dan je kunt oplossen. Daarmee zit je je eigen mensenrechtenagenda in de weg. Daarmee breng je de meisjes en vrouwen voor wie je zegt te willen opkomen, in een veel benardere positie dan nodig was geweest.

Als we blijven doen wat we deden, dan blijven we krijgen wat we kregen. Als deze minister niet reflecteert op de gevolgen van de agressieve handelspolitiek die Nederland onder haar bewind voert, dan stellen haar ambities voor de versterking van de positie van meisjes en vrouwen toch niets voor? We hebben haar toch gewezen op het feit dat meisjes en vrouwen juist vermorzeld raakten in de internationale handelsketens die deze minister te vuur en te zwaard verdedigt? We hebben haar toch gewezen op het feit dat je voedselzekerheid in de wereld never nooit niet kunt garanderen als we in rijke landen, zoals Nederland, niet acuut stoppen met het fokken, gebruiken en doden van dieren voor vlees en zuivel? We hebben haar toch gewezen op het feit dat de ongelijke verdeling van voedsel in de wereld een direct gevolg is van onze eigen overconsumptie? De minister reflecteert daar op geen enkel moment op. Ze doet eigenlijk hetzelfde als de minister-president in een eerder debat: ze luistert niet eens.

Voorzitter. Het huidige voedselsysteem is een bedreiging voor zowel mensen als de planeet, hebben de minister van LNV en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dus Schouten en Kaag, erkend. Maar vervolgens doen ze niets, terwijl we weten uit een IPCC-rapport dat onlangs is gepresenteerd, dat de veehouderij geen voedsel produceert, maar vernietigt. Als je van rundvlees nog maar 4% van de voedingswaarde overhoudt die je had kunnen hebben als je voedsel direct aan mensen had gevoerd en niet had verspild in het maagdarmkanaal van koeien en als je weet dat het verlies van voedingswaarde bij varkensvlees 90%, bij zuivel 75%, bij kippenvlees 50% en bij eieren 40% is, dan kan deze minister toch niet wegblijven bij de discussie die dringend gevoerd en door haar aangezwengeld moet worden? Dan kun je toch niet wegblijven bij het feit dat het een oneerlijke verdeling van voedsel is als wij blijven eten zoals wij doen? Wat als wij blijven inzetten op handelsdeals met China, waarvoor we kalfjes importeren uit Ierland en Litouwen om die hier in Nederland in een droeve kalvermesterij vet te mesten en om vervolgens hun aan stukken gesneden lichaamsdelen op het vliegtuig naar China te zetten? Waar is deze minister als het gaat om het verdedigen van het recht op voedsel voor iedereen?

Voorzitter. Deze minister lijkt blind en doof voor de schade die zij zelf veroorzaakt met de agressieve handelspolitiek. We zagen dat veel mensen eigenlijk hun hoop hadden gevestigd op deze minister omdat ze mooie woorden spreekt over mensenrechten en het versterken van de positie van vrouwen en meisjes in de wereld. Ze zegt dingen als: de manier waarop je naar iemand ver weg kijkt, is een graadmeter van beschaving. Ik hou haar voor: durven kijken naar de schade die je toebrengt aan iemand ver weg is een graadmeter van beschaving. Dan geeft het geen pas om weg te kijken bij alle bezwaren tegen de handelspolitiek die zij veel belangrijker maakt dan de mensenrechtenagenda en de agenda voor meisjes en vrouwen. Dan geeft het geen pas dat ze wegkijkt voor de bezwaren tegen het Mercosur-verdrag met Brazilië, waar inheemse volken worden weggejaagd. De inheemse volken smeken ons om een einde te maken aan de handelsdeal met Brazilië. Maar de minister geeft geen kik. We hebben haar gevraagd waar zij de grens trekt. Waar trekt u de grens voor een handelsrelatie met iemand die een afzetmarkt creëert met mensenrechtenschendingen?

De minister is bereid om Nederland als afzetmarkt te geven aan Bolsonaro, terwijl we weten dat de ontbossing onder zijn regime veel sterker is geworden dan we wisten en dan de afgelopen jaren. Ook worden de inheemse volken van hun land weggejaagd. Waar trekt de minister de grens? Waarom zegt zij tegen president Bolsonaro dat hij de producten die hij kan verbouwen in ontboste gebieden en waarvoor mensen zijn weggejaagd en vermoord, gewoon op de Europese markt mag verkopen? Dat gaat tegen de kringlooplandbouw en tegen de belangen van Nederlandse boeren in. Het gaat vooral tegen haar eigen agenda in.

De vraag werd opgeworpen of minister Kaag wel politicus genoeg zou zijn. We zagen haar in Buitenhof een deal verdedigen zoals we dat kennen van een oldskool machtspoliticus. Ze haalt de oorlog erbij. Ze dreigt met crisis. Ze zet alle tegenstanders weg als dom en ongeïnformeerd. En zelf doet ze aan zware misleiding. Over Canada zegt ze: voor dierenwelzijn zijn er standaarden. En ook: als we het met Canada niet kunnen, met wie dan wel? De minister is erop gewezen dat de dierenwelzijnseisen in Canada stukken lager liggen dan in Nederland. Boeren protesteren niet voor niets. Dezelfde discussie gaat op voor de handelsdeal met Thailand, voor Mercosur en voor Oekraïne, waar dankzij deze minister — ze heeft het niet tegengewerkt — het quotum voor de invoer van kippenvlees is verhoogd. We hebben geen kik van haar gehoord. Als deze minister niet inziet dat ze dringend moet bijdragen aan een herziening van de Nederlandse economie die binnen de grenzen van de aarde blijft ...

De voorzitter:

Denk aan uw spreektijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, voorzitter. Maar dan zijn haar praatjes over mensenrechten en een eerlijke verdeling van de hulpbronnen in Nederland niets waard.

De voorzitter:

Nee, meneer Bouali. Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Meneer Bouali, u heeft veel geïnterrumpeerd.

De heer Bouali (D66):

Ik wil graag een persoonlijk feit maken.

De voorzitter:

Een persoonlijk feit? De heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Het taalgebruik van mevrouw Ouwehand stuit me gewoon echt tegen de borst. Er zit hier een minister tegenover haar. Ze kan haar vragen stellen. Ze kan het niet eens zijn met haar beleid. Maar de bewoordingen die ze kiest, kunnen gewoon echt niet. Debatteer gewoon normaal. Zeg gewoon wat je ervan vindt. Je kunt misschien ver van elkaar staan en dichter naar elkaar toe komen. Maar gebruik gewoon normale woorden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Welke woorden heb ik gebruikt die ongepast zouden zijn? Of waren het gewoon ongemakkelijke feiten die D66 liever niet wil horen?

De heer Bouali (D66):

"Praatjes" en dat soort woorden. Als u de minister te woord staat, zegt u gewoon: ik ben het niet met u eens, u hebt een ander beleid. Maar niet "praatjes" en allerlei dingen die u hebt ... Ik moet het weer terugspoelen, maar het stuitte mij gewoon enorm tegen de borst. Volgens mij kunt u gewoon, normaal debatteren zonder al die denigrerende verkleinwoorden te gebruiken.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik zit ook in de banken en ik zie hoe deze minister zich inzet voor BuHa-OS. Ik vind het vrij respectloos hoe mevrouw Ouwehand over de inzet van deze minister spreekt. Dat stoort me en dat wil ik wel gezegd hebben, want deze minister werkt keihard om de wereld een beetje mooier te maken. Dat mag ook wel gezegd worden. Vandaar dat ik toch even deze reactie wil geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit is vaker gebeurd. Op het moment dat je in deze Kamer het pijnlijke feit blootlegt dat de manier waarop de Nederlandse economie, de buitenlandse handel functioneert en laat zien dat de agressieve exportstrategie van Nederland andere mensen in deze wereld in grotere problemen brengt dan je ooit met ontwikkelingssamenwerking kunt oplossen, slaat iedereen een soort van op tilt. Maar dan zou ik graag bewijzen van het tegendeel horen. Want we hebben toch de rapporten van het IPCC. De Monitor Brede Welvaart is er toch? Earth Overshoot Day is er toch? En daaruit blijkt dat Nederland in mei al alle grondstoffen heeft opgemaakt die ons eerlijk zouden toekomen. En deze minister werkt daaraan mee.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat was mijn punt niet. Ik vind het prima dat we inhoudelijke punten maken. Wij zijn hier om te debatteren. Maar "op de persoon" is gewoon niet oké.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat klopt er niet aan? De minister is verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking. Zij heeft op dat vlak een hele mooie agenda die wij op zichzelf steunen. Maar de minister zorgt tegelijkertijd voor buitenlandse handel en voor deals die rechtstreeks ten koste gaan van alle pogingen die je zou kunnen doen om het klimaat te redden en om het biodiversiteitsverlies te stoppen. Op dat gebied falen we als een malle. De klimaatcrisis giert de pan uit. Het biodiversiteitsverlies is dramatisch. Deze minister kijkt daarvan weg in haar handelspolitiek, en maakt die belangrijker dan de doelen die ze zegt na te streven vanuit haar verantwoordelijkheid voor ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ze werd bekend door haar werk voor de armen en stervenden in Calcutta. Haar bijnaam luidde: de heilige van de goot. U weet uiteraard over wie ik het heb: Moeder Teresa. In 1979, tijdens het Jaar van het Kind, won zij de Nobelprijs voor de Vrede. In de aanvaardingsspeech kwam zij in aangrijpende woorden op voor het ongeboren kind. Ik citeer haar: "Wij, zoals we hier staan, mogen zeggen dat onze ouders ons gewenst hebben. Veel mensen maken zich heel veel zorgen over de kinderen in India en Afrika, waar velen van hen sterven, bijvoorbeeld aan ondervoeding. Maar miljoenen sterven doelbewust door de wil van de moeder. Dat is tegenwoordig de grootste vernietiger van de vrede. Wat hebben wij voor het kind gedaan? Laten we dit jaar zorgen dat elk kind, geboren of ongeboren, gewenst is." Tot zover, einde citaat.

Voorzitter. Ik sluit mij van harte bij deze woorden van Moeder Teresa aan. Want niet abortus maar zorg voor moeder en kind: dat noem ik pas sociale vooruitgang. Laten wij daarom ook binnen het ontwikkelingsbeleid om aanstaande ouders heen gaan staan met praktische, financiële en medische zorg en steun. Wil de minister hiervoor ook extra aandacht en budget vrijmaken?

De SGP maakt zich ook zorgen over commerciële eiceldonatie vanuit ontwikkelingslanden en over babyfabrieken, zoals in de Nigeriaanse stad Lagos, waar de politie kortgeleden negentien vrouwen heeft bevrijd. Schrijnend en onaanvaardbaar. Mijn vraag is of de minister binnen het SRGR-beleid het tegengaan van deze misstanden op nummer één zet.

Helaas zijn die andere zorgen waar Moeder Teresa op wees, namelijk de zorgen over ondervoeding en honger, ook 40 jaar later nog vaak gerechtvaardigd. Het blijft wat de SGP betreft een van de redenen waarom we als welvarend land moeten blijven streven naar een budget van 0,7% van het bruto nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking. Deelt de minister deze overtuiging ook? Zo ja, wanneer gaat Nederland dit doel behalen? Ik heb zojuist begrepen dat er niet alleen een meerderheid in de Kamer maar ook binnen de coalitie is. Dus met haar staat van dienst in de internationale onderhandelingen moet het voor deze minister toch makkelijk zijn om dat doel volgend jaar te halen. Ik ben benieuwd naar haar eigen antwoord.

Voorzitter. Ik leg in dit licht specifiek de vinger bij het belang van de kleine boer in ontwikkelingslanden. Want juist zij voorzien dagelijks honderden miljoenen mensen van hun dagelijks brood. Beaamt de minister dat hier, echt hier, specifiek kansen liggen voor onze ambassades, bijvoorbeeld op het vlak van voedselsysteemanalyses en het bevorderen van netwerken? Is de minister daarnaast bereid om een zesde thema, water, toe te voegen aan de volgende jaarrapportage beleidscoherentie?

Voorzitter. Dan kom ik bij de handel. Vanuit het topsectorenbeleid heeft Nederland op thema's als voedselzekerheid en water veel te bieden. Welk land op de wereld heeft zo veel te bieden als wij? Ik roep de minister dan ook op om juist op deze terreinen de publiek-private samenwerking te versterken en om de dienstverlening aan start-ups en het midden- en kleinbedrijf te verbeteren, die met aantoonbaar respect voor de SDG's de wereldmarkt willen bestormen.

Voorzitter. Bij de handelsakkoorden vreest de SGP voor de salamitactiek. Bij elk individueel akkoord wordt gezegd dat het wel meevalt. Maar de optelsom van akkoorden, zoals die met Oekraïne, Canada en Mercosur, doet er wel toe, vooral op de agrarische markten, waar ook aan gerefereerd is, waar de prijs heel gevoelig is voor de balans tussen tekort en overschot. Mijn vraag aan de minister is of de SGP ervan uit kan gaan dat ze ook dit meeweegt in haar totale handelsbeleid.

Voorzitter. Dan de gezondheidszorg. Nog jaarlijks zijn miljoenen mensen, waaronder vele kinderen, slachtoffer van voorkombare infectieziektes. De afgelopen jaren heeft Nederland als initiatiefnemer en donor van Gavi aantoonbaar effectief bijgedragen aan de strijd hiertegen. De SGP zou graag zien dat Nederland dit de komende jaren blijft steunen, sterker nog, dat het een tandje wordt opgedraaid. Is de minister daartoe bereid? Ik overweeg op dit punt een motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een korte vraag aan de SGP over de handelsverdragen. Ik denk dat het de SGP niet ontgaan zal zijn dat boeren graag duidelijkheid willen. Op de rol staan CETA en Mercosur. Thailand is er nieuw bij gekomen, terwijl dat nog meer kippenvlees naar Europa exporteert dan Oekraïne en zelfs Brazilië. De vraag is of de SGP al duidelijkheid kan geven over hoe ze staat tegenover die handelsverdragen. Om te beginnen staat natuurlijk CETA op de rol.

De heer Stoffer (SGP):

Laat ik bij CETA beginnen. Ik denk dat ik de aanvraag van de heer Voordewind ga steunen om het wat uit te stellen. Dat geeft ruimte om er eens goed in te kunnen duiken. Zo'n kleine fractie als de onze moet zich enorm inzetten om al die begrotingen rond te krijgen. Vanaf volgende week krijgen wij de ruimte om wat nader onderzoek te doen. Handelsakkoorden vinden wij heel belangrijk. Als je naar CETA kijkt, zie je dat we de afgelopen jaren tussen Canada en Nederland een enorm overschot hadden op de handelsbalans. Misschien in tegenstelling tot anderen vinden wij dat heel positief, want dat betekent dat het bedrijfsleven, vooral onze mensen in Nederland, aan het werk is en aan het werk kan.

Er is voor ons wel één punt, wat ook het punt van nadere studie is: wat betekent het voor de agrarische wereld? Vandaar ook de vraag die ik hier in de breedte stel. Die overweging gaan we ook voor CETA maken: wat betekent het in de breedte voor de agrarische wereld? Neem het voorbeeld als dat het CDA daarstraks gaf. We zien die voordelen ook, maar er zullen op een aantal aspecten nadelen zijn. We willen het totaal wegen. Op die manier zullen we onze afweging maken over of we voor of tegen stemmen. Maar we zullen zeker niet zomaar lichtzinnig tegen CETA stemmen. Ik heb zojuist ook de andere argumenten benoemd. Het handelsoverschot, maar ook ons internationale aanzien hangt hier wel mee samen. Dat weegt bij ons zeer zwaar. Ik kan u dus gewoon nog geen duidelijkheid geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik weet even niet meer of de SGP bij de hoorzitting over CETA was. Ik snap het als het niet zo was, als kleine fractie.

De heer Stoffer (SGP):

Nee, daar waren we niet bij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat het belangrijk is, wat de SGP ook wel zal hebben meegekregen, dat in Canada gifstoffen mogen worden gebruikt die hier niet zijn toegestaan, dat de producten die met behulp van die gifstoffen zijn geteeld gewoon op de Europese markt verkocht mogen worden en dat Canada er zelfs voor lobbyt om de residuen op die stoffen te versoepelen. Daar zijn boeren terecht boos over. Ook de varkensboeren voelen zich uitgeruild in dit akkoord. Ik hoop dat de SGP die geluiden tot zich neemt voor ze haar eindoordeel velt.

De heer Stoffer (SGP):

Ik dank mevrouw Ouwehand voor die informatie en we zullen dat zeker tot ons nemen.

Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Ik was zojuist bezig met het thema gezondheidszorg. Zo kom ik bij de UNRWA. Gezien de corruptie, het mismanagement en de uitkeringen aan veroordeelde Palestijnen vindt de SGP het bevriezen van hulpgelden aan de UNRWA zeer terecht. Tegelijk is het zeer onwenselijk dat cruciale zorg aan Palestijnen stopt dankzij hun eigen leiders. Zo verleent het Augusta Victoriaziekenhuis in Oost-Jeruzalem, waar mijn collega's en ik afgelopen zomer op werkbezoek waren, excellente oncologische zorg, ook aan Palestijnen. Heel indrukwekkend. Wil de minister aandringen op steun aan dergelijke zorg in plaats van de steun via UNRWA? Graag zou ik daar een reactie op willen.

Voorzitter. Vorig jaar werd een motie van collega Voordewind en mij aangenomen over SDG 16, de versterking van de rechtsstaat als expliciet doel voor de diplomatieke posten. Hoe wordt deze motie uitgevoerd? Wat mij betreft mag het antwoord op die vraag ook in een brief en hoeft dat niet per se mondeling in het debat.

In conflictgebieden als Libië en Jemen staat de rechtsstaat extra zwaar onder druk. Kan dat tienermeisje wel veilig naar school? Kan die vrouw wel veilig naar haar werk? Bovendien zijn mensen met een beperking of met een handicap nogal eens het kind van de rekening. Wat ons betreft moeten we beginnen met concreet en structureel stappen te zetten in het verbeteren van hun situatie met noodhulp en onderwijs. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om de Kamer uiterlijk in het voorjaar van 2020 per brief nader te informeren over voornemens en voortgang.

Voorzitter. Een afsluitend citaat uit de Nobelspeech van Moeder Teresa in Oslo wordt mijn echte afronding. Die luidde als volgt. "Hoe heerlijk is het dat van hieruit een centrum voor vrede is gegeven, en dat van hieruit de vreugde over het leven van het ongeboren kind uitstraalt. God zegene u." En bij dat laatste sluit ik mij volmondig aan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Voorzitter. In een globaliserende wereld is het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking misschien wel het belangrijkste ministerie. Bovendien zit bij dit ministerie ook nog eens het internationale klimaat. Veel belangrijke zaken trekken zich niets aan van landsgrenzen. Of het nu geldstromen, CO2-uitstoot, stikstofdepositie of massa-immigratie is, het is onmogelijk om al deze zaken slechts vanuit Nederlands perspectief te bekijken. We zijn een klein land. We verdienen een derde van ons geld in het buitenland. Onze welvaart hebben wij te danken aan onze bedrijven, en aan de hardwerkende mensen die onze economie in binnen- en buitenland groot hebben gemaakt. We moeten nooit vergeten dat een goede economie de basis is voor de stabiliteit en de voorspoed die wij al decennialang voor lief nemen.

De wereld om ons heen verandert snel en heeft grote invloed op ons. Daarom is het van groot belang dat we de juiste keuzes maken, dat we onszelf beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf en dat we samenwerken met gelijkgestemde landen. Juist op dat punt kun je jezelf afvragen of wij wel altijd de juiste prioriteiten stellen. Voor de Nederlandse ondernemer is het bijna niet meer uit te leggen dat we met alle geweld een atoomdeal met Iran in stand willen houden, terwijl Iran zich op geen enkele wijze aan deze deal houdt. De handelsvolumes zijn verwaarloosbaar, het regime is verwerpelijk en onze bondgenoot, de Verenigde Staten, heeft de deal nota bene al opgezegd. Toch blijven wij vechten voor een goede relatie met Iran. Onbegrijpelijk.

Op hetzelfde moment hebben we problemen met CETA, het handelsverdrag met Canada, een bevriende democratische rechtstaat, dat al jaren een positief resultaat laat zien. En nu dreigt Nederland, vanwege het ontbreken van een meerderheid in de Kamer, CETA niet te ratificeren. Dat is een absolute blamage en een klap in het gezicht van het Nederlandse bedrijfsleven, dat juist gebaat is bij dit soort handelsverdragen. Het doet mij dan ook deugd dat deze minister CETA te vuur en te zwaard verdedigt, en bovendien de vele onwaarheden over CETA in de media blijft ontkrachten.

Voorzitter. Een nog groter probleem is China. Via Alibaba worden jaarlijks miljarden artikelen verkocht, ook in Nederland. Miljarden pakketjes worden gratis over de hele wereld rondgestuurd. Alibaba blaast op een ongekende manier onze winkeliers uit onze winkelstraten. Hier moeten wij als Nederland paal en perk aan stellen. We lopen al jaren achter de feiten aan. We geven eigenlijk onze ondernemers geen enkele kans. Ik zal het, voor de zoveelste keer, nog eens opsommen. China houdt zich niet aan de regels van de WTO en ook niet aan de standaarden van de OESO. Chinese bedrijven kunnen gewoon Nederlandse bedrijven kopen, en wij kunnen geen Chinese bedrijven kopen. Bij ons is staatssteun verboden, maar de Chinese overheid sponsort op grote schaal Chinese bedrijven. Er is sprake van grootschalige schending van patenten en intellectueel eigendom, waardoor de ontwikkelingskosten bij ons liggen, terwijl de omzet en de winst naar China stromen. Keurmerken worden naar hartenlust vervalst en namaakproducten worden voor een fractie van de prijs op Alibaba aangeboden, zoals bijvoorbeeld de Chinese elektriciteitskabels die ik altijd bij mij heb. Veel Chinese elektronica is onveilig, waardoor onze data gestolen kan worden.

Chinezen betalen geen btw als de waarde minder is dan €22. Gelukkig wordt dat per 1 januari 2021 opgeheven, maar onder de €150 worden er nog steeds geen invoerrechten betaald. Ik vraag me af waarom niet. En wie controleert überhaupt de waarde? Ik ga er toch niet vanuit dat de douane op dit moment voldoende capaciteit heeft om te kijken of een pakketje €150 of meer waard is. Binnen het Postverdrag stelt China, en ik heb daar met collega Weverling volgens mij al eens vragen over gesteld, dat het een ontwikkelingsland is. Daarom betalen ze nauwelijks transportkosten. De impact op ons klimaat van onlineshopping is enorm. Het is daarom van groot belang dat de transportkosten op een gegeven moment weer realistisch worden. Als die bijvoorbeeld €25 per bestelling uit China zijn, wordt het vanzelf weer aantrekkelijk om bij de buurtwinkel te kopen. Het mes snijdt dan aan twee kanten: minder CO2-uitstoot en meer omzet voor onze eigen winkeliers. Volgens mij zit ik nu ongeveer in hetzelfde kwadrant als mevrouw Ouwehand.

Voorzitter. Ik weet dat deze zaken meerdere ministeries betreffen, maar ik zou toch van de minister willen horen wat wij op korte termijn kunnen doen. Het kabinet heeft een Chinastrategie, maar ik ben benieuwd welke maatregelen dit kabinet sinds het publiceren van deze strategie heeft genomen. Is de minister het met mij eens dat een verhoging van de transportkosten een positief effect kan hebben op ons klimaat? Wat zijn de vorderingen binnen de WTO op het gebied van het verkrijgen van een gelijk speelveld met China? Haast is geboden, want de Nederlandse detailhandel gaat over de kop. We hebben allemaal de stroom aan mails gekregen van het Nederlandse bedrijfsleven, van de Nederlandse winkeliers.

Voorzitter. De brexit is een van de grootste bedreigingen voor onze buitenlandse handel. Groot-Brittannië is een belangrijke handelspartner, maar bovendien een bondgenoot. Ik verbaas me over hoe negatief er gesproken wordt over de Britten en hoe wij binnen de EU meedoen aan de harde lijn. Ook hier moeten we oppassen. We kunnen ons helemaal geen ruzie met de Britten veroorloven, want daarvoor zijn de handelsvolumes over en weer gewoon te groot. Waarom zouden we ook meehuilen met de wolven in het bos, met Juncker, met Tusk, met Verhofstadt? Het is van groot belang dat het vertrek van de Britten uit de EU in goede harmonie plaatsvindt. Kan de minister daarom aangeven welke mogelijkheden zij ziet binnen de EU om deze handelsrelatie met Groot-Brittannië veilig te stellen?

Een goede ontwikkeling is dat Nederland binnen de EU optrekt met de zogenaamde gierige vier. Ik had daar echt nog nooit van gehoord, maar ik vind het wel een mooi begrip. Samen met Denemarken, Zweden en Oostenrijk zetten wij ons in voor het limiteren van de exploderende EU-begroting op 1,00% van het bruto nationaal inkomen. Heel goed, want het gezwel in Brussel groeit zonder controle en zonder rem. We zouden meer van dit soort coalities moeten vormen. Samen met landen als Bulgarije, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Tsjechië, Denemarken en Litouwen zouden we bijvoorbeeld kunnen afdwingen dat Europa iets gaat doen om de massa-immigratie te stoppen. In dit licht is het ontstaan van de Small Eight — dat is ook een nieuwe term — een goede aanvulling op de G7. Samen met andere kleine landen met een grote economie kunnen we meer voor elkaar krijgen dan alleen.

Voorzitter. Dan de importheffingen op staal. De importheffingen op staal van de regering-Trump hebben ons land eigenlijk nauwelijks geraakt. Maar wat schetst onze verbazing? Prachtige familiebedrijven, zoals Van Merksteijn International, dreigen failliet te gaan door de tegenmaatregelen die de EU heeft ingesteld. Misplaatste quota die goed zijn voor de concurrentiepositie van Franse bedrijven zorgen voor de ondergang van Nederlandse ondernemingen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik weet heel goed dat minister Kaag hier ontzettend haar best voor heeft gedaan; alleen, we staan nu stil. Ik denk dat het nu tijd is om dit dossier te escaleren. Ik weet ook niet zo goed wat we kunnen doen, maar wellicht kunnen we ons veto een beetje strategisch inzetten. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij niks doen terwijl onze belangen verkwanseld worden. Ziet de minister nog mogelijkheden om uit deze staalimpasse te komen?

Voorzitter. Vorig jaar heb ik een motie ingediend waarin ik de regering vroeg om terug te gaan naar vijftien focuslanden en geen geld meer uit te geven aan landen die lid zijn van de OESO, zoals Chili en Mexico. Kan de minister aangeven hoe het met de uitvoering van deze motie staat?

Vorig jaar heb ik ook, samen met collega Van Weerdenburg, een motie ingediend waarin wij opriepen tot meer transparantie bij besteding van de OS-gelden. Meer specifiek hebben wij toen gevraagd om één website waarop je kon zien welke projecten er worden uitgevoerd, waar die projecten uit bestaan, wat de beleidsdoelstelling is en wat de impact is. Ik moet met veel plezier constateren dat de website openaid.nl in de lucht is; en hij is verdomd handig. Complimenten voor deze transparante uitvoering. Dan hebben we toch nog iets bereikt in het afgelopen jaar.

Dan de kwestie Mali. Ik ben helaas niet bij het AO geweest. Het afgelopen jaar hebben we nogal wat te stellen gehad met het geld dat verdwenen is in Mali. De Malinese rekenkamer concludeerde zelf, na uitvoerig onderzoek, dat er voor 1,13 miljard aan onregelmatigheden was geconstateerd, waarvan maar liefst 401 miljoen euro aan fraude. Astronomische bedragen, die in de zakken van fraudeurs verdwijnen.

Natuurlijk verdient de minister een compliment voor het feit dat zij op openbaarheid aandrong en zelfs naar Mali vloog om ervoor te zorgen dat de Malinese overheid zelf tot openbaarmaking overging, maar de relativering dat er maar 0,15% van de Nederlandse ontwikkelingshulp weglekt door fraude is te eenzijdig. Inmiddels weten we, dankzij mevrouw Van Weerdenburg, dat het om 265 miljoen euro Nederlands geld gaat. Er zijn te veel gevallen waarin dit misgaat, en vaak voor hele grote bedragen. Ik moet constateren dat het heel vaak via Europa gaat. Die 1,13 miljard is verdwenen in Mali; dat is een feit. We zijn ook voor €900.000 opgelicht in Tanzania. Nog een grote: het EU Trust Fund for Africa was in 2015 4,2 miljard euro kwijt. Dat zijn waanzinnige bedragen. Er is iets structureel mis met de controle op de besteding van al dit geld. Als je dit in een bedrijf doet, dan wordt er meteen beslag gelegd; dan ben je failliet en dan kan je naar huis. Dit gaat blijkbaar gewoon door. Is de minister het met mij eens dat de controle op met name Europese fondsen beter moet? Wat voor consequenties verbinden we aan het feit dat het zo vaak misgaat? Moeten we niet gewoon een tijdje stoppen met doneren aan Europese fondsen? Of moeten we — misschien is dat een slimmer idee — onze donaties pas achteraf doen en afhankelijk maken van een goedkeurende accountantsverklaring?

Voorzitter. Dan het volgende punt. Het is natuurlijk jammer dat meneer Weverling nu altijd eerder mag dan ik. Een aantal punten heeft hij al gemaakt, maar ik ga ze toch gewoon ook maken. Hij heeft mijn spreektekst van vorige keer gebruikt, volgens mij, maar goed. De subsidies voor activistische clubs. Dat is een irritatie die wij nog steeds delen. Ik blijf het vreemd vinden dat we miljoenen uitgeven aan organisaties die vervolgens met dit geld tegen de overheid gaan procederen. Ik weet dat we het hier al heel vaak hebben gehad over het organiseren van je tegenkracht; dan moeten we mensen betalen die ons vervolgens onderuit gaan schoffelen. Ik ben daartegen en gelukkig is de VVD daar ook nog steeds tegen. Ik hoor net dat Milieudefensie 8 miljoen heeft gekregen. Het is ronduit bespottelijk. Kan de minister aangeven welke subsidie ontvangende organisaties in de afgelopen jaren hebben geprocedeerd tegen de Staat? Is de minister het met mij eens dat deze situatie op z'n minst onwenselijk te noemen is? Tenslotte stemmen mensen op ons. Die tegenkracht hoort er in dit huis te zijn. Het is natuurlijk buiten de orde dat we mensen gaan betalen om ons eigen beleid onderuit te schoffelen.

Voorzitter. Mijn complimenten voor de keurige afhandeling van de motie-Voordewind/Van Haga inzake de betalingen aan de Palestijnse Autoriteit. Discutabele betalingen aan veroordeelde Palestijnse terroristen. Het is goed om te zien dat er geen Nederlands ontwikkelingsgeld meer is gealloceerd voor de Palestijnse Autoriteit. Complimenten ook aan collega Voordewind voor zijn doorzettingsvermogen op dit dossier.

Het is belangrijk dat we met de beperkte middelen die we hebben een zo groot mogelijke impact bereiken. Nu zijn er organisaties die bewezen hebben zeer efficiënt te zijn en enorme resultaten te behalen. De vorige keer noemde ik dat rendement, maar dat viel niet heel goed, dus ik zal het nu gewoon over impact hebben. Gavi is zo'n organisatie en het zou goed zijn als Gavi beloond zou worden voor het uitstekende mondiale vaccinatiewerk. Ziet de minister nog mogelijkheden binnen deze begroting om Gavi te helpen? Collega Stoffer begon er volgens mij net ook over: het rendement op Gavi is fantastisch. Elke geïnvesteerde dollar levert 16 dollar op. Ik weet dat de minister in haar antwoord waarschijnlijk iets zal zeggen van: het moet dan wel een compleet verhaal zijn met een integraal beleid. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar Gavi is een goed onderdeel daarvan. Als daar nog wat ruimte voor zou zijn, zou dat mooi zijn.

Dan toch nog een opmerking over geboortebeperking. Over een aantal jaren dreigen we met 11 miljard mensen op deze planeet te zitten. Je hoeft geen wiskundige te zijn om te kunnen uitrekenen welk effect dit gaat hebben op de energiebehoefte, op de voedselbehoefte en op ons klimaat. Daarom net als vorig jaar opnieuw een oproep om hieraan aandacht te besteden.

Over CO2 en stikstof is de laatste tijd veel gezegd, maar het mag ook in deze begrotingsbehandeling niet onvermeld blijven, want CO2 en stikstofoxide houden zich niet aan landsgrenzen. Daarom is het enigszins vreemd dat wij het enige land zijn dat hier een probleem mee lijkt te hebben. De EU blijkt soepeler te zijn dan wij denken. Het is vreemd dat wij de normen consequent strenger maken dan de andere Europese landen. Kan de minister daarom aangeven waarom wij niet gewoon dezelfde normen hanteren als andere EU-landen? Kan de minister aangeven hoe het kan dat er zo'n enorme paniek uitbreekt in het kabinet op het moment dat er een uitspraak is van de Raad van State die anders uitpakt dan verwacht? Specifiek voor dit ministerie: is er overleg geweest met de collega's van andere EU-landen om te kijken waarom zij geen problemen hebben met stikstofoxide? Het blijft een vreemd verhaal.

U kijkt heel indringend naar mij, voorzitter.

De voorzitter:

Dat klopt, omdat ik dacht dat dit debat over de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat.

De heer Van Haga (Van Haga):

Dit heeft met buitenlandse handel te maken en internationaal klimaat. Het is natuurlijk heel moeilijk, maar heel veel van die dingen die ondernemers en het bedrijfsleven raken, komen uit heel veel verschillende ministeries. Dan kan je overal naartoe gaan, maar ik kan ze ook aan mevrouw Kaag vragen. Die gaat er dan hopelijk ook wat mee doen. Maar ik rond af.

Voorzitter. Concluderend zou ik de minister willen vragen te helpen met het beschermen van de Nederlandse ondernemer, daar waar dat nodig is, tegen malafide online shoppingplatforms en tegen uitwassen van de EU. Daarnaast moet samenwerking gezocht worden met gelijkgestemde landen en niet met landen waarmee wij niets gemeen hebben. Vervolgens zou ik haar willen vragen om het geld dat wij besteden aan ontwikkelingssamenwerking in te zetten daar waar de grootste impact behaald wordt, dus het meeste rendement. Maar daar verstaan we dus inmiddels onder dat we zo veel mogelijk geluk en goede zaken overbrengen daar waar dat hoort, op een manier die verantwoord en transparant is, zodat het niet weglekt in van die enorme miljardenbedragen via de EU.

Tot slot zou ik op het hart willen drukken om regels, richtlijnen en normen zo veel mogelijk te harmoniseren binnen de EU. Het kan niet zo zijn dat het Nederlandse bedrijfsleven elke keer de schrik van zijn leven krijgt omdat het kabinet de EU-regels strenger dan noodzakelijk interpreteert. Ook dat is toepasbaar op heel veel dingen die al langs zijn gekomen. Of het nu wapenexport is of stikstof, dat maakt allemaal niet uit. Er zit een gedragslijn in waarvan ik hoop dat we die kunnen veranderen.

Voorzitter, dit was mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Donderdag zal de minister antwoorden. Voor nu schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven