4 Vragenuur: Vragen Van den Berg

Vragen van het lid Van den Berg aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet opnemen van Thijs H. door een ggz-kliniek.

De voorzitter:

Dan ga ik nu naar de vraag van mevrouw Van den Berg namens het CDA aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik van harte welkom heet. De vraag gaat over het niet opnemen van Thijs H. door een ggz-instelling. Mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Zaterdag lazen wij in het Algemeen Dagblad het schokkende bericht dat de ouders van Thijs H. twee keer om hulp hadden gevraagd bij een ggz-instelling voor hun zoon, maar dat zij die hulp niet hebben gekregen en dat hun zoon niet is opgenomen. Hoe triest het ook is voor de slachtoffers van Thijs H., ik wil het niet over dit incident hebben, want we hebben nog een gerechtelijk onderzoek en ook de inspectie is er nog mee bezig. Maar ik wil het wel hebben over het ontbreken van samenwerking tussen ggz-instellingen en andere instanties, zoals de politie en de ggd, en over het ontbreken van een lerende cultuur binnen de ggz-organisaties. Het is niet voor de eerste keer dat wij dit soort incidenten zien in de ggz. Daarnaast krijg ik e-mails van radeloze ouders, maar soms ook van een buurman die zich gewoon bekommert om zijn buurman die hulp nodig heeft. Zij trekken aan de bel, maar krijgen nergens respons. Naderhand blijkt eigenlijk alleen maar dat hun gelijk bewezen wordt, namelijk dat betrokkenen echt hulp nodig hadden. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen: wat gaat hij daaraan doen en hoe komen we tot een lerende cultuur?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, dank u wel. Mevrouw van den Berg geeft aan dat ze niet wil ingaan op de specifieke situatie die afgelopen zaterdag in het Algemeen Dagblad werd beschreven en dat juich ik wel toe, hoe triest en ellendig het ook is voor alle nabestaanden en betrokkenen. Over die situatie kan ik ook melden dat er twee onderzoeken lopen, zoals bij dergelijke calamiteiten altijd gebeurt: het strafrechtelijk onderzoek door justitie/OM en het onderzoek door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Los van deze situatie zegt mevrouw Van den Berg "het gebeurt eigenlijk te vaak", en zij vraagt: hoe kunnen we naar een lerende cultuur? Ik denk dat mevrouw Van den Berg een punt heeft als ze zegt dat er in de ggz langs elkaar heen gewerkt wordt. Ik wil daarbij wel opmerken dat er natuurlijk heel veel goed gaat in de ggz. Er krijgen honderdduizenden mensen een behandeling, in een kliniek of ambulant. Met hen gaat het gelukkig goed. Er is ook een leger van bijna 100.000 professionals, hulpverleners, dagelijks in de weer om mensen de best mogelijke hulp te bieden. Is daarmee alles gezegd? Nee, er gaan ook dingen fout. Hoe leren wij daarvan? Dat kan in de eerste plaats door de cultuur te veranderen en door mensen in zo'n houding te zetten dat ze belangwekkende informatie met elkaar willen delen en niet in het organisatiebelang denken. Daar heb ik gesprekken over met de betrokken organisaties. Dat is ook de rode draad in het hoofdlijnenakkoord ggz. Het uitgangspunt daar is dat we op alle fronten samenwerken en proberen om dat met elkaar handen en voeten te geven.

Maar als we inzoomen op de situaties die nu zijn ontstaan, zou ik willen zeggen dat wij als Nederlandse samenleving en als wetgever hiervan geleerd hebben door de betreffende wetgeving aan te scherpen. We werken nu met de Wet BOPZ, de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Die wet loopt binnenkort af en vanaf 1 januari is de Wet verplichte ggz van kracht. Die heeft in ieder geval drie belangrijke voordelen ten opzichte van de bestaande wetgeving.

In de eerste plaats worden mensen niet alleen in hele kritische situaties en risicovolle situaties tegen hun zin, dus gedwongen, behandeld in een klinische setting, want dat kan dan ook ambulant. Mevrouw Van den Berg weet daar alles van. Dat is wel een belangrijke stap voorwaarts, want daardoor kunnen mensen op meer plekken gedwongen behandeld worden, bijvoorbeeld met gedwongen medicatie. Ten tweede krijgt de familie, waar mevrouw Van den Berg terecht aandacht voor vraagt, een zwaardere stem, een dikkere vinger in de pap. De familie krijgt zelfs doorzettingsmacht. Als de lokale overheid een zaak niet in onderzoek wil nemen, kunnen zij zelfs afdwingen dat een zaak in onderzoek wordt genomen. Dat is een belangrijke verbetering van de positie van de familie van de betrokken cliënten. Ten derde is er de gegevensuitwisseling, ook een belangrijk element waar mevrouw Van den Berg het over had. Ook in die wet is beter geborgd dat er gegevensuitwisseling plaatsvindt tussen de zorg ...

De voorzitter:

Maar die wet is hier uitgebreid behandeld. Ik zou het dus toch wel even kort houden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik was met mijn laatste woorden bezig, voorzitter.

De voorzitter:

Dat dacht ik ook. Ik zeg het even voor de zekerheid.

Staatssecretaris Blokhuis:

Misschien dat ik de zin even mag afmaken. In die wet is een betere gegevensuitwisseling geborgd tussen zorg enerzijds en justitie aan de andere kant.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

De staatssecretaris zegt dat er veel goeds gebeurt. Dat geldt juist voor wat lichtere gevallen. Juist de zware gevallen komen dus in de problemen. De wet die de staatssecretaris naar voren brengt, geeft wel een recht om beter gehoord te worden, maar niet de garantie dat de klachten van mensen serieus genomen gaan worden. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij bereid is om voor het AO GGZ van eind januari een brief naar de Kamer te sturen over hoe we de ggz echt gaan verplichten om tot praktijkonderzoek te komen en dus een lerende cultuur te ontwikkelen. De punten die de staatssecretaris aanbrengt, betreffen de informatie-uitwisseling tussen justitie en de ggz-instelling. Maar bij de ggz-instellingen moet een lerende cultuur tot stand komen en daar hoor ik de staatssecretaris nog niet over.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het eerste punt. Mevrouw Van den Berg zegt: alleen in lichte gevallen zien we dat er makkelijk wordt geschakeld en dat er geen calamiteiten plaatsvinden. Dat heeft allicht ook te maken met het karakter van lichte gevallen, maar laat ik ook aangeven dat het aantal gedwongen behandelingen in Nederland enorm is toegenomen. In 2003 waren er nog geen 14.000 gevallen van gedwongen opname en in 2017, het laatste meetjaar waar wij informatie over hebben, waren er bijna 27.000 van dergelijke situaties. Dat is bijna een verdubbeling van de echt zware zorg. Ik denk dat het dus heel serieus wordt genomen door de sector.

Over de lerende cultuur kan ik nu een hele beschouwing geven, maar als mevrouw Van den Berg daar een brief over wil, dan wil ik die gaarne toezeggen voor het algemeen overleg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ben blij met een brief, maar de concrete vraag is of in die brief ook echt aan de orde komt hoe de staatssecretaris de ggz-instellingen gaat verplichten om tot die lerende cultuur te komen. Ik wil dus niet alleen een brief met een beschouwing.

Staatssecretaris Blokhuis:

Als wij daarover een brief sturen, neem ik aan dat daar wat in zal staan. Maar ik probeer me wel even voor te stellen wat mevrouw Van den Berg precies vraagt. Moet ik de verplichting om tot een lerende cultuur te komen handen en voeten geven?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja, inderdaad. Wij vinden dat je bepaalde incidenten centraal met elkaar moet registreren en dat je vervolgens met elkaar moet bespreken wat we hier nu van kunnen leren. Die lerende cultuur moet ook worden gedeeld met andere ggz-instellingen. Ik hoor dat de ene ggz-instelling zich focust op high intensive care en dat de andere ervaring heeft met zelfmoord, maar het gaat het erom dat het allemaal hele trieste gevallen zijn met heel veel impact op de mensen zelf dan wel op hun familie en nabestaanden. Hoe kan men daar samen stappen in zetten?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik hoor de vraag van mevrouw Van den Berg goed. Ik zal mijn best doen om in de brief handen en voeten aan dat verzoek te geven. We horen in het algemeen overleg of dat naar de wens is van mevrouw Van den Berg.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Thijs H., Bart van U., Philip O.: dit is geen incident, dit is een structureel probleem. Laatst werd weer een vrouw doodgeschoten in Alkmaar omdat ze, terwijl ze ontzettend verward verdrag vertoonde, na heel veel meldingen niet werd opgenomen. Mijn vraag is dus heel concreet of de staatssecretaris wil erkennen dat we niet te maken hebben met wetgeving die niet deugt, maar met instellingen die zeggen: ik neem deze cliënt of patiënt niet aan, maar stuur die weer weg. Dat gebeurt ondanks herhaaldelijk aandringen van ouders of politie, met alle gevolgen van dien.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap de vraag van mevrouw Kuiken, maar vind die wel ingewikkeld, spannend. We hebben natuurlijk heel veel situaties waarin de afweging moet worden gemaakt of iemand een gedwongen opname krijgt, ja of nee. Ik gaf net al in antwoord op vragen van mevrouw Van den Berg aan dat er een substantiële toename is van gedwongen behandeling c.q. opname. Tegelijkertijd streven wij ernaar, ook onder de Wet verplichte ggz, om gedwongen behandeling te verminderen. We zien een toename. Als het gebeurt, is dat op basis van afwegingen die professionals maken. Zo hebben we het in Nederland georganiseerd. We hebben mensen die daarvoor geëquipeerd zijn, werkzaam in de ggz, die op basis van hun kennis en kunde een goede risico-inschatting moeten maken. Daarvoor gelden heel heldere protocollen die ze allemaal moeten volgen. Het is vervolgens aan de professionals in het veld om die afweging te maken. Als dat onverhoopt niet goed wordt gedaan, of althans als ondanks de risicotaxatie blijkt dat een verkeerde keuze is gemaakt en er een calamiteit optreedt, dan hebben we in Nederland ook het systeem dat daar onderzoek naar wordt gedaan om te kijken waar verbeteringen mogelijk zijn. Dat is in het geval van Thijs H. ook aan de orde. Er is een strafrechtelijk onderzoek gaande en een onderzoek van de IGJ. Ik denk dat we ook onder ogen moeten zien dat we nooit een situatie zullen bereiken waarin nooit meer een calamiteit zal plaatsvinden, hoe naar dat ook is. Ik zou het graag mooier vertellen, maar dat kan ik hier niet doen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik begrijp dat we het niet allemaal goed kunnen voorkomen, maar we moeten nu steeds achteraf constateren dat deze dingen gebeuren, die wel heel erg ernstig zijn. Ik was vorige week bij een dame die ook heel erge psychische problemen heeft. Zij zei: ik kom ook op straat, maar heb gelukkig een vertrouwenspersoon die mij weghaalt. Als ik een hele ochtend met haar heb gesproken, zie ik iemand die heel graag beter wil worden maar niet de hulp krijgt die zij wil. Ik denk dat er echt wat moet gebeuren in het voorstadium, voordat we mensen niet meer in de hand hebben en ze op straat belanden. Ik was op werkbezoek in Leeuwarden.

De voorzitter:

En de vraag is?

Mevrouw Diertens (D66):

Daar heb je een Zorg- en Veiligheidshuis.

De voorzitter:

De vraag, mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Mijn vraag is: wilt u ook onderzoeken of het Zorg- en Veiligheidshuis zoals dat nu in Leeuwarden is ingericht, misschien ook een optie is voor heel Nederland?

Staatssecretaris Blokhuis:

In reactie op mevrouw Van den Berg heb ik net een brief toegezegd over de lerende cultuur. Ik denk dat we dit aspect daarin kunnen meenemen. Mevrouw Diertens benoemt het punt dat bijvoorbeeld de gemeentelijke overheid niet de zorg oppakt of kan oppakken die we zouden willen. Juist om die reden zijn in de begroting van VWS extra middelen opgenomen — 65 miljoen volgend jaar, oplopend naar 95 miljoen — om ook de ambulante hulpverlening door de gemeenten handen en voeten te geven, zodat we een meer sluitende aanpak krijgen voor elke cliënt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Er gaat nieuwe wetgeving van start en dat is goed. Ik denk dat iedereen daarnaar uitziet. Natuurlijk hopen we dan dat dit soort situaties voorkomen worden. Een verbetering in de wet is dat straks iedereen een melding kan doen bij de gemeente als men van mening is dat er een opname moet plaatsvinden. Zijn alle partijen daar dan voldoende op voorbereid? Hoe gaan we om met de bureaucratie die deze wet ook weer met zich mee zal brengen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat is een belangrijk punt. We hebben daar indringende gesprekken over met alle betrokken partijen, met de belangenverenigingen en de koepelorganisaties van de psychiaters en de gemeenten, met GGZ Nederland en met de cliëntenkant, MIND. We hebben indringende gesprekken over hoe die wet optimaal kan worden ingevoerd. Dat wordt een spannend proces. We hebben ook in de wet zelf afgesproken dat we na twee jaar gaan evalueren of dit nu de goede aanpak is. We zien dat het uur U nadert, want wij gaan die wet op 1 januari invoeren. Het wordt spannend hoe we dat handen en voeten gaan geven, met de bijbehorende bureaucratie, want dit zal voor een deel tot lastenverzwaring leiden. Wij hebben daarom met de mensen die dit handen en voeten moeten geven, afgesproken dat we permanent de vinger aan de pols houden. Als er aanleiding is om de wet op een onderdeel wat te wijzigen, zodat er minder overbodige lastendruk is, zullen we dat gelijk doen en niet wachten tot de evaluatie na twee jaar.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven