Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 83, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 83, item 4 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen) ( 35080 ).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de Wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen, Kamerstuk 35080. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Veiligheid en Justitie. Fijn dat u bij ons bent.
Minister Grapperhaus:
Justitie en Veiligheid!
De voorzitter:
Justitie en Veiligheid. Zei ik dat niet? Oei, nu krijg ik vast een spindoctor van het ministerie aan m'n broek.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
We hebben negen sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker staat in de file, en dan wordt de eerste de laatste. Daarom gaan we nu meteen luisteren naar de heer Van Nispen van de fractie van de SP. Hij heeft tien minuten spreektijd. Het woord is aan hem.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. De Wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen is feitelijk een verzamelwet met allerlei verschillende onderwerpen, zoals haatzaaien, kindermishandeling, wraakporno, criminele organisaties en het hinderen van hulpverleners. Dat roept bij mij toch een beetje de vraag op wat voor debat dit nou gaat worden. Het gaat over allerlei verschillende onderwerpen. De vraag die ik aan de minister wil stellen, is: verdient zo'n soort wet wetstechnisch gezien eigenlijk wel de schoonheidsprijs?
Het doel van dit wetsvoorstel kan de SP wel van harte steunen, namelijk het verbeteren van de veiligheid in Nederland. Maar wat de SP betreft houdt dit vooral in dat de overheid zorgt dat er voldoende capaciteit is bij de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbanken om zaken op te lossen, daders te straffen en te zorgen voor gerechtigheid voor de slachtoffers. Dat zijn zaken die nu allemaal onder de maat zijn. Ik zeg dat niet voor het eerst, maar dat is wel slecht voor het vertrouwen van mensen in de rechtsstaat. Dit wetsvoorstel verandert aan die constatering eigenlijk niets.
Dit wetsvoorstel regelt wel dat er voor een aantal delictsvormen een hogere maximale straf komt. En hoewel die hogere straf voor sommige delicten wenselijk is, en er ook een signaal afgegeven kan worden aan de samenleving dat bepaalde delicten stevig kunnen worden bestraft, is het jammer dat de nadruk van deze regering lijkt te liggen op deze toch wel wat makkelijke weg. Want het ziet er stoer uit om de straffen te verhogen en, nogmaals, dat is hier en daar ook wel op z'n plaats. Maar het veranderen van de maximale straf is gewoon wel makkelijk. Je straalt daadkracht uit en je verandert een cijfer in de wet, en klaar ben je. Het is veel moeilijker, maar ook belangrijker, dat er echt voor wordt gezorgd dat de strafrechtketen optimaal kan functioneren. Nu hoorden we recent wel dat het Openbaar Ministerie en de rechtspraak er geld bij gaan krijgen. Klopt dit bericht? Het zou heel erg terecht zijn. Wanneer horen we daar meer over? Om hoeveel geld gaat het? Krijgt ook het Nederlands Forensisch Instituut er geld bij? Krijgt de sociale advocatuur er ook geld bij? Die zijn ook allemaal onderdeel van de strafrechtketen, die we zo belangrijk vinden. En waar zal dit geld allemaal vandaan gehaald worden?
Dan over de verhoging van de straffen. In artikel 137d is het aanzetten tot geweld, haat of discriminatie strafbaar gesteld. Op dit delict staat een maximale straf van één jaar. Met dit wetsvoorstel wordt dit maximum verdubbeld. Dit klinkt sympathiek, maar in de schriftelijke ronde heeft de SP al naar de noodzaak voor deze verhoging gevraagd. Dat zou ik nu weer willen doen, want in de afgelopen tien jaar was de hoogste opgelegde straf voor dit delict door de rechter 180 dagen cel, en er zijn geen voorbeelden bekend van rechters die graag meer straf hadden willen geven dan nu al mogelijk is. Kortom, we kennen geen voorbeelden van rechters die nu al aanbotsen tegen dat maximum dat we nu hebben en dat we dus gaan verdubbelen. Zou het niet verstandiger zijn om, in plaats van slechts te focussen op een verhoging van die maximumstraf, meer te kijken naar het verhogen van de pakkans? Is dat niet veel meer het probleem? Dat kan bijvoorbeeld door websites aan te spreken op hun rol in het monitoren van berichten die tot geweld, haat of discriminatie aanzetten, of door mensen de toegang tot een site te ontzeggen als blijkt dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het plaatsen van dergelijke berichten. Worden die berichten nou ook altijd doorgezet naar de politie, zodat die werk kan maken van de zaak? En heeft de politie dan ook voldoende capaciteit om er ook daadwerkelijk een zaak van te maken? Met andere woorden, gebeurt er op dat vlak voldoende? Ik krijg graag een uitgebreide reflectie van de minister.
Ik ga nu naar een heel ander terrein, voorzitter. Ik zei het al, het is een beetje van de hak op de tak, maar dat is nou eenmaal inherent aan dit wetsvoorstel met al die verschillende onderwerpen. Dat is de ondermijnende criminaliteit. Dat is absoluut een heel groot probleem. De regering wil met dit wetsvoorstel de strafmaxima verhogen voor handel in en bezit van automatische vuurwapens en voor deelneming aan een criminele organisatie. Ik ben daar niet per se op tegen. Het geeft de rechter inderdaad meer mogelijkheden om de ernstigste vormen passend te straffen. Maar ook hier is het weer de vraag of het niet belangrijker is om, naast een eventuele verhoging van de strafmaxima, ook juist de pakkans te vergroten, en dus te zorgen voor meer agenten en rechercheurs, die misdaad kunnen voorkomen en opsporen. Daarnaast vindt de SP dat we veel meer moeten inzetten op het afpakken van misdaadgeld, want misdaad mag niet lonen en dat doet het nu wel. Gaat dat niet veel meer helpen? Graag een reactie van de minister.
Dan een punt waarin we ons helemaal kunnen vinden. Misbruik van seksueel beeldmateriaal, waaronder wraakporno, krijgt met dit wetsvoorstel een zelfstandige strafbaarstelling. Het is goed dat daar meer duidelijkheid over komt in het wetboek. Misbruik van seksueel beeldmateriaal betekent voor slachtoffers vaak dat er een zware inbreuk op hun privacy plaatsvindt. In veel van deze gevallen zal het gaan om verspreiding via websites en social media. Niet alleen kan materiaal via die wegen razendsnel z'n weg naar heel veel mensen vinden, het is ook heel lastig om materiaal dat eenmaal op het internet staat weer van het internet af te krijgen. Het zou dan ook goed zijn als de regering meer aandacht zou hebben voor de rol van internetserviceproviders en bedrijven als Facebook, Google en WhatsApp in de strijd tegen misbruik van seksueel beeldmateriaal. Volgen dit soort bedrijven verwijderingsbevelen altijd op? Zo ja, hoe snel doen zij dit dan?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
De heer Van Nispen gaat in op misbruik van seksueel beeldmateriaal. Het voorstel in de wet komt nu neer op opzet. Wij hebben samen met collega Groothuizen een amendement om daar voorwaardelijke opzet van te maken, zodat het ook makkelijker is om mensen daarop te vervolgen. Hoe staat de SP tegenover dat amendement?
De heer Van Nispen (SP):
Ik sta daar sympathiek tegenover. Ik denk dat het een goed voorstel is, maar ik heb nog niet de exacte juridische details ervan kunnen beoordelen. Ik luister ook graag naar wat de minister ervan vindt, maar ik denk dat ik mijn fractie ga adviseren om het te steunen, tenzij mij juridische bezwaren blijken waardoor ik van mening verander.
Belangrijk in de strijd tegen misbruik van seksueel beeldmateriaal is het Expertisebureau Online Kindermisbruik, het EOKM. Dit centrum krijgt elk jaar meer en meer meldingen van ongepast beeldmateriaal en krijgt dus elk jaar meer en meer werk. Het EOKM krijgt dus wel meer werk, maar niet meer geld van de overheid om zijn belangrijke werk te doen. Kan de regering garanderen dat het EOKM de komende jaren voldoende financiële middelen krijgt om het toenemende aantal meldingen van online seksueel misbruik het hoofd te kunnen bieden?
In de schriftelijke reactie op een soortgelijke vraag in de voorbereiding van deze wetsbehandeling, schreef de minister dat het Expertisebureau Online Kindermisbruik financiering vanuit de Europese Unie, private partijen en enkele gemeenten ontvangt. Waarom hebben we dit eigenlijk zo geregeld? Is het niet juist een taak van de landelijke overheid om ervoor te zorgen dat dit belangrijke centrum, het EOKM, dit belangrijke werk goed kan doen? Graag een reactie van de minister.
Dan heb ik nog een opmerking over de discriminatiegronden. Aanzetten tot haat en discriminatie of geweld tegen personen wegens onder andere hun homo- of heteroseksuele gerichtheid is strafbaar. Dat staat in artikel 137d. Op nog vier andere plekken in het Wetboek van Strafrecht komt deze term ook voor. Het is de vraag of de term "homo- of heteroseksuele gerichtheid" nog wel de juiste term is — ook het COC heeft daarop gewezen — en of deze niet vervangen moet worden door de term "seksuele gerichtheid". Ik denk van wel. Die maakt namelijk duidelijk dat de strafwet niet alleen bescherming biedt aan homoseksuelen, maar bijvoorbeeld ook aan biseksuelen. Kortom, "seksuele gerichtheid" is denk ik een betere term. Hiermee wordt ook de internationaal gebruikelijke term ingevoerd. Deze discussie speelt ook bij de Algemene wet gelijke behandeling. Daarbij is een motie aangenomen van mijn collega's Jasper van Dijk en mevrouw Buitenweg. Een Kamermeerderheid steunt dit dus. Om dit ook voor het Wetboek van Strafrecht te regelen, heb ik een amendement ingediend.
Het amendement van de heer Groothuizen dat ik heb medeondertekend gaat onder andere over babbeltrucs. Ik begreep dat mevrouw Van Toorenburg dat ook mede gaat ondertekenen. Dat amendement zal denk ik door de heer Groothuizen worden toegelicht. Juist in je woning moet je je veilig kunnen voelen. Wie misbruik maakt van iemands vertrouwen en een glad verhaal vertelt en zich binnen kletst, verdient een passende straf. Want als je je in je woning niet meer veilig kan voelen, is dat ontzettend slecht voor het veiligheidsgevoel van heel veel mensen. Dus ook dat amendement beveel ik van harte aan.
Voorzitter, dat was het wat mij betreft.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Wijngaarden van de fractie van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Achter alle nieuwe wetsartikelen waar het vandaag over gaat, schuilt groot, ingrijpend en diep leed, leed dat bij slachtoffers soms levenslange gevolgen achterlaat. Wie bijvoorbeeld slachtoffer wordt van geweld, misbruik of kindermishandeling, komt soms voor altijd anders in het leven te staan. Mensen zijn kwetsbaar en juist daarom moeten zij beschermd worden tegen criminaliteit. Ook hebben zij na aangedaan leed recht op vergelding. Een overheid die zou nalaten om het strafrecht bij de tijd te houden, zou ook nalaten om mensen te beschermen. Het strafrecht bij de tijd brengen is gelukkig precies wat het voorliggende wetsvoorstel doet. Daar zijn we als VVD blij mee. We willen de regering hiermee complimenteren.
Ik heb mijn bijdrage opgebouwd aan de hand van die delicten uit dit wetsvoorstel die wat mij betreft nadere bespreking behoeven. Ik zal afsluiten met een enkel aanvullend punt. Graag wil ik om te beginnen stilstaan bij vrijheid om jezelf te kunnen zijn in Nederland, een vrijheid die Nederland maakt en heeft gemaakt tot wat het is. Het is ook een vrijheid die niet vanzelfsprekend is en die permanent beschermd moet worden tegen bijvoorbeeld haatpredikers die denken dat de vrijheid van meningsuiting onbegrensd is. Recent zagen we hier nog een voorbeeld van. Zelf heb ik ook eens een lege bierfles naar mijn hoofd gekregen, omdat ik met mijn vriend over straat liep. Een bierfles naar je hoofd krijgen is natuurlijk nooit leuk, maar zeker niet als het is om wie je bent. Dat voelt toch anders.
Aanzetten tot haat en geweld hoort niet bij Nederland en niet bij Europa. Als er één continent is dat beseft waartoe aanzet tot geweld, haat en discriminatie kan leiden, is het Europa. Geweld en openlijke discriminatie zijn geen natuurverschijnselen die ons overkomen, maar vormen van onkruid die alleen wortel kunnen schieten in een voedingsbodem van haatzaaierij. Woorden doen ertoe en gewelddadige daden worden veelal voorafgegaan door gewelddadige woorden. De vrijheid van godsdienst is geen excuus voor haatzaaien en oproepen tot geweld. Ook die vrijheid is niet absoluut en niet onbegrensd. De grens aan die vrijheid is niet een of ander eng taboe. We moeten die, waar nodig, duidelijk durven markeren, normeren en handhaven. De wet geldt voor iedereen, ook voor bedienaren van een godsdienst.
De VVD laat de vrijheid van meningsuiting niet misbruiken voor haatzaaierij. Het is daarom terecht dat de regering de strafmaxima verhoogt voor het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie. Collega Van Nispen zei het al: straffen in de wet verhogen is één, maar die straffen in de praktijk ook handhaven en opleggen is weer iets anders. De VVD wil daarom het Openbaar Ministerie in de vijfde versnelling zien bij het vervolgen van haatzaaiers, met een zo actief mogelijk vervolgingsbeleid. In sommige landen mag je misschien met een beroep op de vrijheid van meningsuiting hakenkruizen schilderen of roepen dat alle homo's gestenigd moeten worden; in Nederland mag je dat niet. Artikel 1 van de Grondwet is voor de VVD net zo hard als het graniet waar het in gebeiteld staat voor het gebouw van de Tweede Kamer. De VVD vraagt het kabinet daarom welke ruimte het ziet voor het nog vroegtijdiger en actiever handhaven van het verbod op aanzetten tot geweld, haat en discriminatie.
Uit de reactie van deze minister op een motie van mijn collega Arno Rutte en collega Van der Staaij bij de begrotingsbehandeling van JenV over 2018 bleek dat er reeds een actief vervolgingsbeleid van het OM bestaat, waarmee uitingsdelicten van extremistische predikers actief kunnen worden vervolgd. De reactie op de motie was: dat is staand beleid. Wat is nu het effect van dit staande beleid, zo vraag ik de minister. Zou de minister de Kamer hierover ook in getalsmatige zin per brief kunnen informeren? Dat mag uiteraard vandaag, maar ik kan me voorstellen dat dat even wat uitzoekwerk vergt.
Dan is het de vraag hoe vroegtijdig en publiekelijk bekend wordt dat dit kennelijk reeds bestaande, actieve vervolgingsbeleid wordt ingezet. Kan het OM bij de dreigende komst van een gekende haatprediker niet alvast publiekelijk en vroegtijdig duidelijk maken hoe het zal omgaan met de haatprediker? Welke winst is daar nog te behalen? Dat is eigenlijk mijn vraag aan de minister. We constateren namelijk dat het Openbaar Ministerie een taak heeft voor de openbare orde en we zien dat er publieke onrust ontstaat als te lang onduidelijk blijft of iemand met een gekende ondermijnende en onverdraagbare boodschap naar Nederland dreigt te kunnen komen. Dat is de achtergrond van mijn vraag over de vroegtijdigheid en de openbaarheid van het actieve vervolgingsbeleid van het OM. Is de minister bereid — voor hem geheel out of character, naar ik meen — om het geitenpaadje richting het OM toch maar eens te bewandelen en over deze vroegtijdigheid en openbaarheid van het actieve vervolgingsbeleid in gesprek te gaan met het OM, en om hierover terug te koppelen aan de Kamer? Uiteraard met alle begrip voor de onafhankelijke positie van het OM. Het is van belang dat duidelijk is hoe vroegtijdig het OM in dit soort zaken handelt.
Dan een ander punt, dat ook raakt aan de portefeuille van minister Blok. Is het kabinet bereid op alle Engelstalige websites van de Nederlandse overheid die gericht zijn op buitenlanders, zoals websites van consulaten, ambassades en de website van Buitenlandse Zaken zelf, een boodschap op te nemen met als strekking dat haatzaaiers in Nederland niet welkom zijn, dat de vrijheid van meningsuiting in Nederland niet onbegrensd is en dat haatzaaien, discriminatie en oproepen tot geweld in Nederland actief vervolgd worden? Het is namelijk fijn als deze mensen helemaal wegblijven uit Nederland en, nog liever, uit Europa. De VVD vraagt daarom wat er eigenlijk op tegen zou zijn om hier duidelijk over te zijn op websites van de Nederlandse overheid die zijn gericht op niet-Nederlandse bezoekers.
Wat is verder de Europese agenda van het kabinet op dit punt? In hoeverre werkt dit kabinet aan een Europese samenwerking om haatpredikers überhaupt uit de Europese Unie dan wel het Schengengebied te weren, zodat zij niet op haatzaaitournee kunnen? Is er niet een coalitie van welwillende landen te smeden op dit punt, om te komen tot een standaard gezamenlijke werkwijze? Is het kabinet bereid om te kijken of het passend en zinvol is om dit onderwerp in Europees verband te agenderen?
Dan is het morgen, als ik me niet vergis, de internationale dag tegen homo-, bi-, trans- en interseksefobie. Het COC, en voor een deel ook het CIDI, heeft mede namens enkele andere organisaties een brief gestuurd met een pleidooi voor strafverzwaring en voor een verduidelijking dat discriminatie op grond van gender, identiteit, expressie en geslachtskenmerken verboden is en om de term "hetero- of homoseksuele gerichtheid" in de strafwet te vervangen door "seksuele gerichtheid". Graag vraag ik de minister om hierop inhoudelijk te reageren en om aan te geven wat hierop tegen zou zijn. Ik merk daarbij op dat deze wet gelukkig al voorziet in een strafverzwaring.
Als Nederlanders moeten we haatzaaiers ook geen podium of gastvrijheid willen bieden, ongeacht de hoeveelheid dollars of dirhams die ze meenemen. Hotels en zalencentra die dat wel doen, zijn fout bezig. Ik hoop dat zij hun deuren voor dit soort mensen gesloten houden of boekingen annuleren, zodat duidelijk wordt dat het gaat om een haatprediker.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Van Wijngaarden vroeg net aan de minister hoe hij aankijkt tegen het eventueel wijzigen van de term "homo- of heteroseksuele gerichtheid" in het Wetboek van Strafrecht in het meer internationaal gebruikelijke "seksuele gerichtheid". Juist op dat punt heb ik een amendement ingediend. Dat heeft de heer Van Wijngaarden ongetwijfeld gezien. Eerder steunde de VVD ook het voorstel om diezelfde wijziging aan te brengen in de Algemene wet gelijke behandeling. Gaat de heer Van Wijngaarden met zijn fractie dit voorstel vandaag ook steunen?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb er niet voor niks naar gevraagd, dus ik ben erin geïnteresseerd. Ik sta er niet op voorhand negatief tegenover, maar het is niet zomaar even een wijziging die wordt voorgesteld. We leven in de eerste plaats in een nationale jurisdictie. Dus voor de juridische zorgvuldigheid wil ik even kijken hoe dat hier binnen het recht en binnen de bestaande jurisprudentie valt. Ik wacht daarvoor wel het antwoord van de minister af.
De heer Van Nispen (SP):
Dat begrijp ik, maar juist bij dit soort termen is het niet raar om te kijken wat er wordt gezegd in de verdragen. Natuurlijk kunnen we nationaal een ander besluit nemen, als daar goede redenen voor zijn. Maar volgens mij is het in dit geval niet zo dat je een heel inhoudelijke wijziging beoogt, maar is het meer dat de term verouderd of achterhaald is. In het Wetboek van Strafrecht is het belangrijk dat het voor iedereen duidelijk is waar het om gaat, dus bijvoorbeeld dat het ook gaat om biseksuelen, panseksuelen of aseksuelen. Volgens mij is het pleidooi van onder andere het COC dus heel sterk. Ik hoop op enthousiasme van de VVD hiervoor.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Politiek-moreel heb ik er op voorhand ook helemaal geen problemen mee, maar ik wil gewoon even kijken of er juridisch geen valkuilen aan zitten. Dat kan ik zo snel niet beoordelen. As je seksuele gerichtheid opneemt, zeg ik, advocaat van de duivel spelend: er zijn natuurlijk ook vormen van seksuele gerichtheid die we niet willen. Die vallen hier dus buiten. Wat dat betreft wil ik echt even horen wat de minister hierop te zeggen heeft.
De heer Van Nispen (SP):
Het is goed dat de heer Van Wijngaarden dat punt aansnijdt, want daar heb ik natuurlijk ook over nagedacht en me over laten adviseren. Vormen van seksuele gerichtheid die verboden zijn, met heel goede redenen, vallen vanzelfsprekend niet onder die bescherming. Voor zover ik weet, leidt dat in alle andere landen ook niet tot problemen. Het is goed om dit punt even te maken, maar laten we inderdaad ook de minister om een reactie vragen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Mooi. Dat kwam zo bij mij op, maar het is mooi dat we die zorg dan meteen hebben weggenomen.
Hoe steunt de minister gemeenten die haatzaaiers willen weren met inzet van kennis en expertise over de grens van de vrijheid van meningsuiting, die op het ministerie wel aanwezig is, maar die dat niet vanzelfsprekend is op ieder gemeentehuis van een plaats waar bijvoorbeeld een haatprediker naartoe wil komen?
Dan kom ik bij de beschamende bezetting van een stal door dierenextremisten in Boxtel. Overigens twijfel ik nog tussen de termen "dierenextremist" en "dierenterrorist". Een terrorist is iemand die angst wil aanjagen om zijn denkbeelden op te leggen en die geweld daarbij niet schuwt. Dat is precies wat deze mensen hebben gedaan. Zij hebben zich met geweld toegang verschaft tot het eigendom van iemand anders, oftewel lokaalvredebreuk gepleegd. Zij hebben dieren mogelijk besmet, die daardoor mogelijk moeten worden geruimd, oftewel afgemaakt. Zij hebben een gezin met kinderen en hun omgeving angst aangejaagd en voor hun gevoel tien uur in gijzeling gehouden. Dit alles doen deze mensen vanaf een morele hoogvlakte, die hun het gevoel geeft dat ze zelf kunnen bepalen wat goed en fout is.
In een rechtsstaat regeert echter het recht, niet het veronderstelde eigen morele gelijk. Boeren leven meer en meer in angst, durven niet meer te spreken op sociale media en zijn bang voor een steen door de ruit of een ongewenst persoon in de stal, zo staat te lezen in de petitie van Agrarisch verweer inspecteert nieuws. Laten we vooruitlopend op die petitie, die vast veel handtekeningen gaat krijgen, nu al als Kamer kijken wat we kunnen doen. Goed ook dat de minister langsgaat bij het getroffen boerengezin. Ik hoop dat zij alle hulp en bijstand krijgen die nodig is. Voldoet de wet wat betreft de minister nu om dit soort gevaarlijk en doodeng dierenextremisme aan te pakken? Deze zaak is nog in onderzoek, maar in hoeverre is de wet nu voldoende duidelijk over het punt dat het recht op demonstratie begrensd is en niet inhoudt dat je het eigendom van een ander mag bezetten, mag vernielen en in gevaar mag brengen?
Hoewel het juridisch niet is toegestaan, is het menselijkerwijs wel begrijpelijk dat de buren van de slachtoffers van de dierenactivisten boos werden en de auto's van de bezetters op hun kant hebben gezet. Explica non iustifica, maar eigenrichting lokt wel eigenrichting uit. En juist daarom moet de politie een volgende actie van dierenextremisten proberen voor te zijn, en dan snel en kordaat ingrijpen. De internationaal opererende actiegroep heeft al nieuwe acties aangekondigd en is goed georganiseerd. Dat roept bij mijn fractie de vraag op: heeft de landelijke politie wel voldoende expertise om dierenextremisten snel op te sporen en te vervolgen? Hoe staat de minister tegenover het idee van een landelijk expertisecentrum bestrijding dierenextremisme?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik hecht eraan om aan de VVD te vragen één nuancering aan te brengen: we weten niet of de buren de auto's op de kant hebben gezet. Ik was erbij en ik kan dat niet bevestigen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dank voor deze opmerking. Ik denk dat dit voor de zorgvuldigheid heel goed is, want het is niet de bedoeling om hier naar wie dan ook te wijzen. Het leken in ieder geval mensen uit de omgeving te zijn. Het staat vast dat het is gebeurd, maar ik denk dat het een goeie opmerking is. Dank daarvoor.
Dan over de expertise. Is die expertise er al in voldoende mate, of zou zo'n centrum de recherche kunnen helpen om de binnendringers, die zich activisten durven noemen, van het erf van een boerengezin adequaat op te sporen en te vervolgen?
Hoe slim is het overigens dat sommige buitenlandse extremisten binnen no-time weer buiten stonden en met muziek en draaiende camera's werden onthaald, om vervolgens weer naar het buitenland te vertrekken? Volgt hier nog een evaluatie van? Komt die evaluatie ook naar de Kamer? Hoeveel rechtshulpverzoeken zijn er al gedaan aan de landen waar deze mensen vandaan komen?
De VVD wil daarnaast graag een brief waarin het kabinet ingaat op de actuele aanpak van dierenextremisme. Kan de minister zo'n brief toezeggen, en daarbij ingaan op de vraag of hij een noodzaak ziet voor de intensivering van het bestaande beleid?
Voorzitter. Ik kom bij het misbruik van seksueel beeldmateriaal. Dat wordt strafbaar dankzij deze wet. Wat privé is, moet privé blijven. Je seksleven is van jou en gaat niemand anders wat aan. Slachtoffers van wraakporno zijn vaak voor lange tijd volledig van de kaart. Zij kunnen ook wantrouwender in toekomstige relaties komen te staan. Als iemand een seksfilm van iemand anders zonder toestemming online plaatst of deelt via een smartphone, dan is dat altijd kwetsend en nadelig voor die andere persoon. Dat is ook geen hogere wiskunde. De VVD komt daarom samen met D66 met een amendement dat het makkelijker maakt dan in het voorliggende wetsvoorstel om wraakporno te vervolgen. Dat houdt in dat in plaats van opzet, voorwaardelijke opzet voldoende is voor strafbaarheid. Als er wel sprake is van opzet en er is een duidelijk vooropgezet plan, dan is dat wat de VVD betreft ook reden voor de maximale of in ieder geval zo hoog mogelijke straf van ten hoogste twee jaar.
Overigens is het nog wel de vraag hoe nou moet worden omgegaan met internetfora die vrolijk geld verdienen aan dit soort content. Welke verantwoordelijkheid hebben zij nu eigenlijk, als het aan de minister ligt? Kunnen ook zij strafrechtelijk of anderszins worden aangepakt? Zo nee, waarom is dit dan niet meegenomen in dit wetsvoorstel? Het recht moet onverkort gelden op het internet.
Voorzitter. Het is goed dat deze wet de strafrechtelijke aansprakelijkheid verruimt van deelneming aan ernstig ondermijnende criminele organisaties en liquidatiegeweld. Samen met het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Kuiken c.s. en het wetsvoorstel met betrekking tot 2:20 BW van minister Dekker dat we als Kamer nog hopen te ontvangen, moeten we komen tot een steeds nauwer sluitende aanpak van dit soort organisaties.
Voorzitter. Dan kom ik bij kindermishandeling. Dit wordt zwaarder gestraft en de verjaringstermijn wordt verlengd. Maar waarom is er eigenlijk überhaupt een verjaringstermijn? Wie een kind slaat, doodt de liefde. Wat de VVD betreft hoeft er helemaal geen verjaringstermijn te zijn. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit punt.
Voorzitter. Als laatste actuele delictsvorm bespreek ik graag het hinderen van hulpverleners. Het is goed dat dit strafbaar wordt. Het zou voor hulpverleners normaal moeten zijn dat zij niet gehinderd worden, maar juist hulp aangeboden krijgen. Laten we allemaal proberen hen te helpen en niet te hinderen. Dankzij bodycams en andere camera's kan het hopelijk makkelijker worden om deze nieuwe norm te handhaven. Deelt de minister die inschatting? Wie hulpverleners geweld probeert aan te doen, kan mede dankzij de VVD en andere partijen binnenkort ook niet meer wegkomen met een taakstraf. Ook zou ik graag zien dat mensen die hulpverleners helpen en bijstaan, hiervoor erkenning en waardering ontvangen. Ik wil het kabinet vragen daar extra van werk te maken. Hoe is dit nu geregeld? Of verschilt dat van gemeente tot gemeente?
Ook vraag ik mij af of politieagenten die slachtoffer worden van geweld, maar die terughoudend zijn om zelf aangifte te doen, er nogmaals op gewezen kunnen worden dat ook hun werkgever namens hen aangifte kan doen. Heb ik juist begrepen dat dit al kan? En zo ja, is de minister bereid om die mogelijkheid ook uitdrukkelijker kenbaar te maken aan alle huidige en nieuwe in dienst tredende agenten? Is deze mogelijkheid er ook voor boa's? Zo ja, kan de minister voor hen hetzelfde toezeggen?
Voorzitter. Dan wil ik nog melden dat ik het amendement dat ik met mevrouw Buitenweg heb ingediend inzake illegale religieuze huwelijken, Kamerstuk 35080, stuk nr. 9, graag intrek bij deze wet, en deze samen met mevrouw Buitenweg zal doen herleven bij de wet van minister Dekker over huwelijkse gevangenschap. Dat lijkt mij een wat logischere plek. Graag ontvang ik nog wel een waardering van dit amendement, dat een duidelijkere norm stelt ten aanzien van het sluiten van religieuze huwelijken die in strijd zijn met de Nederlandse wet en een duidelijkere markering vormt van de grens van de vrijheid van godsdienst.
De voorzitter:
Het amendement-Van Wijngaarden/Buitenweg (stuk nr. 9) is ingetrokken.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter, tot slot. Ik heb nog een vraag die mij vanuit de strafrechtadvocatuur werd aangereikt. Die betreft het aanvragen van een vog. Dat kan nu alleen op verzoek van een potentiële nieuwe werkgever. Maar de belanghebbende, namelijk degene om wiens of wier gedrag het gaat, kan dit niet zonder brief van de werkgever, zo heb ik begrepen. Mijn vraag is: waarom zouden we dat niet gewoon mogelijk moeten maken, zolang iemand maar aangeeft voor welk doel hij een vog wil aanvragen? Op deze wijze kan de aanvrager een beeld krijgen van zijn kansen op de arbeidsmarkt en van zijn vog-status. Het betreft ook een gevoelig persoonsgegeven, dus het komt ook wat vreemd over dat iemand zo'n gegeven niet zelf zonder werkgeversbrief zou mogen aanvragen. Hoe ziet de minister dit eigenlijk?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Buitenweg van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dit is inderdaad een heel veelkoppig wetsvoorstel. Wat dat betreft ben ik het eens met de heer Van Nispen dat je de vraag kunt stellen of dit nou de beste manier is om het allemaal te behandelen. Tegelijkertijd zijn er ook veel onderwerpen waarop we een kleine wijziging willen doen. We zullen het er nu dus mee moeten doen dat we van de hak op de tak verschillende onderwerpen bespreken.
In het voorstel zit heel veel waar ik het mee eens kan zijn. Ik weet ook dat een aantal controversiële zaken eruit zijn gehaald, zoals het pooierverbod. Ook wijzelf hebben net een amendement teruggetrokken over religieuze huwelijken die worden gesloten voorafgaand aan burgerlijke huwelijken. Maar dat is niet voor lang, want we zullen later weer terugkomen op dit onderwerp. Er blijft veel over, bijvoorbeeld de nieuwe strafbaarstelling bij het hinderen van hulpverleners. Het is heel belangrijk dat dat wordt aangepakt.
Ook is er de aanpak van het misbruik van seksueel beeldmateriaal, zowel dat wat onrechtmatig verkregen is als beeldmateriaal dat wel rechtmatig verkregen is, namelijk seksueel getint beeldmateriaal dat in een verhouding werd uitgewisseld maar dat na het beëindigen van de relatie misbruikt wordt. Het is goed dat daar nu echt aandacht voor is en dat er een duidelijk haakje in de wet is om mensen daar ook voor te vervolgen. Het is belangrijk om die norm te stellen, zodat wraakporno kan worden aangepakt. Ik vind het woord "wraakporno" overigens heel naar, omdat het niet pornografisch was. Het was seksueel getint materiaal dat niet was bedoeld als porno, maar dat door jongeren is uitgewisseld en daarna als wraak geopenbaard is.
Het beleid dat jongeren moet helpen om zich beter te verweren, het preventiebeleid, komt weinig van de grond. Dat zei ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Ik vind dat zorgwekkend en krijg daar graag een reactie van de minister op. Ik hoor van de minister weleens een soort waarschuwing voor de jeugd om dit soort materiaal niet te maken. Ik vraag mij af of dat nou de beste aanpak is, want dat is wel wat jongeren doen: zij laten zichzelf zien in een relatie. Is ons antwoord dan "doe dat niet"? Is dat een effectieve maatregel? Hoe gaan we het preventiebeleid en de seksuele weerbaarheid van jongeren meer van de grond krijgen? Op het moment dat je zegt "doe het niet", lijkt het bijna alsof het je eigen schuld is dat het wel gebeurt. Dat vind ik het lastige. Hoe ga je daar dan mee om? De schuld moet, ook in de ogen van de samenleving, liggen bij degene die materiaal openbaart dat niet bedoeld was voor de openbaarheid. Dat is wat schandelijk is, niet het feit dat je jezelf aan elkaar hebt laten zien.
Er zijn ook verschillende voorstellen voor het ...
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden heeft nog een vraag op het vorige punt. Ga uw gang.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb toch een vraag over de verantwoordelijkheid van internetfora die geld verdienen aan advertenties et cetera. Hoe kijkt GroenLinks aan tegen hun verantwoordelijkheid?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb het idee dat op dat vlak al best het nodige gedaan wordt. Ik complimenteer de minister daarvoor. Ik zie dat hij daar verschillende acties op heeft ondernomen, vooral ook ten aanzien van de internetfora waarmee afspraken te maken zijn. Er zijn natuurlijk ook groepen waarmee dat heel moeilijk is. Daar moet natuurlijk harder tegen worden opgetreden. Ik heb het idee dat er nu vooral heel veel beleid naar de praktijk moet worden omgezet. Ik meen dat zaken binnen een uur van internet moeten worden gehaald. Het ministerie heeft dat voorstel gedaan. Dat is goed, alleen vraag ik mij af of dat nu ook gebeurt. Ik maak mij sowieso meer zorgen over de uitvoering dan over de vraag of er een goede afspraak over is gemaakt.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Daarmee ben ik het helemaal eens, ook met de complimenten voor de inzet van de minister op dit punt. Moeten wij de fora die zich onttrekken aan die verantwoordelijkheid, eigenlijk niet gewoon op zwart laten zetten?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik hoor heel graag van de minister wat hij verder voor ogen heeft aan voorstellen. Ik weet niet helemaal hoe u dat voor zich ziet: het op zwart zetten van internetfora. Ik vind dat wat al te ruig. Als er niet wordt opgetreden, moet je aan de hand van zaken waarin er niet is opgetreden, maatregelen nemen. Ik weet niet helemaal wie u nu precies op zwart wilt zetten. Ik vind het een beetje een al te makkelijk standpunt.
De voorzitter:
U bedoelt: wie de heer Van Wijngaarden op zwart wil zetten.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik noem bijvoorbeeld een forum dat afbeeldingen van kinderen plaatst of afbeeldingen van mensen waarvan je weet dat die zonder hun toestemming zijn gemaakt. Dan gaat het dus precies om het soort beeldmateriaal dat we vandaag strafbaar stellen. Ik denk dat we er vandaag niet uit gaan komen, maar volgens mij delen we wel het standpunt dat wij juridisch nog niet het aangrijpingspunt gevonden hebben om dat probleem aan te pakken. Dat is wel een opdracht die voor deze minister blijft liggen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk dat er sowieso ongelofelijk veel gedaan moet worden. We hebben het er gisteren — ik meen bij het vragenuurtje — ook al even over gehad hoe ongelofelijk belangrijk het is dat zulke informatie er heel snel van afgehaald wordt. Ik geloof dat de heer Van Nispen het ook had over een moeder die al een paar keer had aangegeven dat een beeltenis van haar zoon nog steeds circuleerde en hoe verschrikkelijk het is als je daar steeds weer mee geconfronteerd wordt. Er zijn al mogelijkheden om die beeltenissen op te sporen en inderdaad van internet te halen. Daar hebben we het al vaker over gehad. Het gaat erom dat dat in de praktijk ook zo gebeurt. Het is ontzettend belangrijk, ook voor de verwerking, dat de beeltenis eraf is, waardoor je weer wat grip hebt op je leven. Die grip is natuurlijk toch ontnomen. Ik vind het heel erg van belang dat de beeltenis van internet kan worden gehaald. Over veel van de dingen die we vandaag bespreken zeg ik: het is hartstikke goed; ik kan me erin vinden. Maar mijn algemene probleem is: wat doen we nu bij het OM en bij de politie om ervoor te zorgen dat wat niet kan, ook niet gebeurt of dat het aangepakt wordt?
Dan kom ik bij het verhogen van de strafmaxima. Daar kan ik me ook voor een groot deel in vinden. Een van de punten die ik eruit wil lichten, is het aanzetten tot haat en discriminatie, artikel 137d. De maximumstraf daarvoor wordt verdubbeld. Dat lijkt me heel goed. De motivatie van de minister is: discriminatie is een heel ernstig probleem; het is een groot maatschappelijk probleem. Daar ben ik het helemaal mee eens. Er zijn veel mensen die gediscrimineerd worden en wier leven en veiligheid daarmee ook zeer ernstig worden geschaad. Er is ook veel sprake van intimidatie. Het lijkt erop dat het kabinet vooral een norm wil stellen. Dat is heel erg belangrijk. Maar de vraag is: waarom dan alleen die verdubbeling bij het aanzetten tot haat? Waarom is het niet veel algemener? Dat is ook een verzoek van onder andere het COC, dat we per brief hadden gekregen. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Juist als je zegt dat de motivatie het stellen van een norm is en dat we het echt onacceptabel vinden, waarom wordt dat dan niet in meer artikelen zo voorgesteld?
Voorzitter. Dan is het de vraag in hoeverre er via die artikelen bescherming is tegen discriminatie op grond van genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken. Het is ontzettend belangrijk dat transmensen, interseksemensen, mensen die zich niet thuis voelen in het hokje man/vrouw zich beschermd weten door onze wetgeving. In heel veel artikelen is die bescherming er op dit moment via de grond geslacht. Maar bijvoorbeeld in de AWGB hebben we nadrukkelijk gezegd dat onder de grond geslacht ook discriminatie op grond van genderidentiteit en genderexpressie moet worden verstaan. Daarmee staat het ook in die wet. Is het nodig om het hier ook explicieter te maken? Kan de minister daarop reageren?
Dat brengt me tot een specifiek probleem, namelijk dat in artikel 137c de grond geslacht niet staat. Ik vond het zelf opzienbarend om dat te ontdekken. Dan staat er zoiets als: in de jaren tachtig vond men dat niet nodig. Is dat niet inmiddels wel nodig? We hebben het er weleens vaker over gehad dat er niet minder vrouwenhaat is. Dus is het niet nodig om toch het woord "geslacht" erin op te nemen? De minister zegt dat hij wel het punt ziet voor genderidentiteit en genderexpressie. Hij zegt ook: misschien moeten we dan in artikel 137c die specifieke gronden opnemen; dat ga ik dan onderzoeken. Maar mijn punt is: als je het op die manier doet en je daar de woorden "genderexpressie" en "genderidentiteit" opneemt, wat is dan het gevolg ervan dat die ontbreken bij die andere artikelen? Want bij die andere artikelen valt het onder het woord "geslacht". Ik heb het idee dat je dan ook een soort redenering a contrario kan gaan krijgen, zo van: als het niet genoteerd is in die andere artikelen, dan is het daar minder beschermd. Dus ik zou het een merkwaardige constructie vinden om in artikel 137c niet het woord "geslacht" op te nemen maar een specificatie en dat niet bij de andere artikelen te doen. Dus ik wil daar toch graag wat coherentie.
Een paar opmerkingen nog. Eentje betreft het voorstel van de heer Van Nispen om "homo- en heteroseksuele gerichtheid" te vervangen door "seksuele gerichtheid". Dat heb ik met andere collega's ook weleens geopperd en het lijkt mij heel juist; het sluit ook aan bij internationale jurisprudentie.
Ik heb erover gedacht om te kijken of we hier ook een artikel over hatecrimes zouden moeten toevoegen. Maar ik dacht: dan komt er weer een artikel bij, terwijl dat echt een zelfstandig, goed debat vergt. Ik kan de collega's wel melden dat de heer Segers en ik vergevorderd zijn met een wetsvoorstel dat over niet al te lange tijd zal worden ingediend.
Dan wil ik afsluiten met te zeggen dat ik vind dat het verdubbelen van de strafmaat vaak best heel belangrijk kan zijn, ook voor het stellen van een norm. Ik vind dat dus goed, maar ik ben wel bang dat we daar vaak wat op blijven hangen. Ik zie steeds meer voorstellen. Er hoeft maar een probleem te komen of het kabinet zegt: verdubbelen van de strafmaat, verhogen van de strafmaat. Terwijl het heel vaak op de uitvoering zit. Het gaat er vaak om dat de pakkans verhoogd wordt.
In dit geval, bij discriminatie, gaat het vaak ook om de bejegening van mensen die melden dat zij gediscrimineerd worden en naar de politie gaan. Het gaat over het versterken van Roze in Blauw, het gaat erom dat mensen die naar de politie gaan, respectvol bejegend worden, dat hun aanvraag goed behandeld wordt en dat dat ook inderdaad tot vervolging leidt. Anders zijn we hier mooi bezig om strafmaten te verhogen en een bepaalde norm op te stellen, maar hoe ver reikt dat als het in de praktijk niet zijn beslag krijgt?
Ik roep dus de minister hier echt op om niet alleen naar het verdubbelen en het verhogen van de strafmaat te kijken, maar om er ook voor te zorgen dat er in de praktijk sprake is van vervolging, zodat deze mooie woorden echt bescherming bieden aan mensen die bescherming verdienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van der Staaij van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Meneer de voorzitter. Ook voor de SGP-fractie geldt dat ze bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel een zeker ongemak ervaart bij de vorm, maar ook wel veel sympathie heeft voor de inhoud. Het ongemak bij de vorm heeft ermee te maken dat het toch, oneerbiedig gezegd, ietwat een vergaarbak is van nieuwe strafbaarstellingen, van verhogingen van de strafmaat, van de verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Op heel verschillende onderwerpen ook, al zijn die natuurlijk allemaal onder de grotere noemer "veiligheid" te brengen. Kijk je echter naar wat je eigenlijk zou willen, dan zou je zeggen: vanzelfsprekend moet de wet steeds weer bij de tijd worden gebracht, maar je zou je toch een meer systematisch programma wensen. Je zou willen dat nu dit deel van het Wetboek van Strafrecht aan de beurt is om nog eens tegen het licht te worden gehouden en dan dat deel. In die samenhang zou je dan tot aanpassingen moeten komen.
Voorzitter. Ik begrijp hoe het werkt en hoe het gegaan is. Er is op basis van maatschappelijke zorgen, vanuit discussies die we ook in de Kamer hadden op allerlei terreinen — neem nou bijvoorbeeld wraakporno — gezegd: hier moeten we nu toch echt wat mee, en we moeten niet gaan wachten op dat grotere project van de herziening van de hele zedenwetgeving die nu aan de orde is. Dus ik zal positief reageren op de verschillende onderdelen die hier vandaag aan de orde zijn.
Eén onderdeel is er dan wel weer uitgehaald en dat vindt de SGP-fractie jammer, namelijk het uit winstbejag faciliteren van illegale prostitutie. Daarvan zegt de minister — en nogmaals, ik snap de argumentatie — dat het logisch is om dat bij een ander wetsvoorstel te betrekken. Zelf vraag ik mij dan toch met enig ongemak af: hoelang praten we al niet over de noodzakelijke aanpak van misstanden? Laat het aanpakken van de misstanden in de prostitutiewereld — een voornemen dat ook in het regeerakkoord staat — zo niet eindeloos op zich wachten? Ik zou graag van de minister willen horen of hij er hard mee aan de slag is om, samen met zijn collega, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ernst te maken met de ook in het regeerakkoord verankerde aanpak van misstanden in de prostitutie, en om daar ook vaart mee te maken.
Voorzitter, dan wat er wel in zit. Ik gaf al aan dat daar wat ons betreft belangrijke onderwerpen bij zitten. Het gaat om delicten die veel impact hebben op de persoonlijke levenssfeer of op de samenleving, of het nu om inbraak in woningen gaat of om het verspreiden van seksueel beeldmateriaal. Dat is heel verschillend, maar wel met dat overeenkomende punt van die grote impact die het op mensen heeft.
Voorzitter. Ik zoom allereerst in op dat punt van de aanpak van wraakporno. We steunen de uitdrukkelijke strafbaarstelling daarvan en ook het amendement van collega-Van Wijngaarden om het ook te laten gelden bij voorwaardelijke opzet. Maar ook bij de SGP-fractie leeft wel de vraag hoe deze strafrechtelijke aanpak zich verhoudt tot de inzet op zeg maar meer de preventiekant, de opvoedingskant. Wat wordt daar nu aan gedaan om te voorkomen dat mensen inderdaad op het idee komen en het normaal vinden om dit soort beelden te gaan doorsturen?
Voorzitter. Dan nog twee andere vragen bij dit onderdeel. De Afdeling advisering van de Raad van State had een opmerking gemaakt over de term "afbeelding van seksuele aard". Komt die terminologie nu echt tegemoet aan de doelstelling van de regering om elk intiem beeldmateriaal met een privékarakter strafbaar te stellen? Wij hebben de volgende zorg daarvan overgehouden: als het om een naaktfoto gaat zonder dat er seksuele handelingen in beeld zijn, ga je dan geen discussie in de rechtszaal krijgen of dit wel een afbeelding van seksuele aard is. Graag nog een reactie op dat punt, waarvoor de Afdeling advisering aandacht vraagt. Is met deze formulering nu echt de bredere strafbaarstelling van bijvoorbeeld naaktfoto's geregeld?
Voorzitter. Onder andere de VVD vroeg aandacht voor de internetfora. Hoe zit het daarmee? De SP-fractie had vragen gesteld over de internetserviceproviders. Zal het nieuwe artikel 139a ook voor hen gelden? Ongetwijfeld zijn er ook andere strafbepalingen die zich verzetten tegen het niet-meewerken aan de openbaarmaking van zulk schadelijk materiaal. Maar graag nog een nadere verduidelijking wat nu exact de reikwijdte is van het de beschikking hebben over en het openbaar maken van seksueel materiaal. Is dat ook van toepassing op serviceproviders op internetfora en dergelijke activiteiten?
Voorzitter. Dan kom ik op het punt haat, geweld en discriminatie. Als je kijkt naar alle verwensingen, doodsbedreigingen en uitingen die op dit vlak plaatsvinden, begrijp ik de wens en de behoefte om hier een daad te stellen en te komen tot een hogere strafmaat. Tegelijkertijd valt op dat de hoogst opgelegde straf op dit moment — ik zag cijfers over 2017 — nog maar de helft van het huidige maximum is. Van een strafverhoging gaat een afschrikwekkend effect uit, is de gedachte. Maar als dat signaal dan over een half jaar weer is uitgewerkt, moeten we die strafmaat dan opnieuw gaan verhogen? Kortom, je ziet dat het ook bij de daadwerkelijke afschrikwekkende werking van strafbaarstellingen ook ongelooflijk belangrijk is om te weten wat de pakkans is van een uiting. En wat is dan de daadwerkelijk opgelegde strafmaat? Graag nog een reactie van de minister op dat punt. Eigenlijk komt dat ook weer terug bij mijn een-na-laatste punt, namelijk deelneming aan criminele organisaties. Terecht dat daaraan aandacht wordt gegeven en dat goed is gekeken naar strafbaarstellingen en aansprakelijkheden. Maar ook als je daar de strafmaat verhoogt, betekent dit dat er ook daadwerkelijk hogere straffen geëist gaan worden. Hoe zit het hier met de pakkans, de opsporingsmethoden, de capaciteiten om dit aan te pakken? Daarover graag nog een nadere beschouwing van de minister.
Tot slot. De bepaling over hulpverleners wordt aangepast ten opzichte van het wetsvoorstel. We vinden het goed en waardevol dat er een zelfstandige strafbaarstelling komt over het hinderen van hulpverleners. De regering sluit nu aan bij het al dan niet bezoldigd zijn. Doet de regering hiermee niet tekort aan hulpverleners die precies hetzelfde werk doen op vrijwillige basis, is nog een vraag die ik tot slot zou willen voorleggen.
Dat waren de vragen van de kant van de SGP-fractie, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u hartelijk. Dan de heer Groothuizen van D66.
De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Tijden veranderen en zo verandert ook hoe we aankijken tegen de strafwaardigheid van bepaalde gedragingen. Daarover gaat in essentie dit wetsvoorstel. Als progressieve partij staat D66 open voor verandering. We zijn een partij die meebeweegt met de tijd en regels wil aanpassen als we daartoe de noodzaak zien. Zoals meerdere collega's hebben opgemerkt, is dit wetsvoorstel nogal meervoudig; ik zou zeggen drieledig. Ten eerste gaat het om een aantal nieuwe delictsvormen, zoals wraakporno of het hinderen van hulpverleners, die vermelding verdienen in ons Wetboek van Strafrecht. Ten tweede wordt bij een aantal bestaande delicten de strafmaat verhoogd. Ten derde wordt op een aantal wat kleinere technische punten de wettekst bij de tijd gebracht, zoals dat bijvoorbeeld geldt bij kindermishandeling of gekwalificeerde diefstal.
Voorzitter. D66 staat in beginsel positief tegenover dit wetsvoorstel. Ik zal niet op alle onderdelen ingaan. Ik denk dat de collega's daar al uitgebreid bij hebben stilgestaan. Ik focus wel op een aantal delen die ik belangrijk vind.
Eerst heb ik toch een paar relativerende opmerkingen, waarbij ik mij eigenlijk aansluit bij de heer Van Nispen. Ik begrijp dat met de verhoging van een maximumstraf een signaal kan worden gegeven naar de samenleving. Sommige vormen van gedrag kunnen echt niet door de beugel. Sommige vormen van gedrag zijn we zwaarder gaan waarderen. Dat hoort dan ook tot uitdrukking te komen in ons Wetboek van Strafrecht. Maar we moeten wel reëel blijven. Als doel van het wetsvoorstel wordt genoemd het veiliger maken van Nederland, maar maakt het verhogen van maximumstraffen Nederland nu echt heel veel veiliger? De wetenschap is daarover in ieder geval vrij sceptisch. Het zal, denk ik, ook vaak afhangen van het soort criminaliteit. Criminaliteit waar meer beredenering achter zit, zal zich waarschijnlijk eerder laten afschrikken door een hoger strafmaximum dan criminaliteit die meer in opwellingen wordt gepleegd. De realiteit is, denk ik, dat heel veel mensen zich niet per definitie laten afschrikken door een hoger strafmaximum.
Wat wel afschrikwekkend werkt, is het vergroten van de pakkans. Daar ligt wat mij betreft dan ook een belangrijke opgave voor het kabinet. Het is deels een capaciteitsprobleem. Het is daarom ook goed dat dit kabinet inzet op meer middelen bij de politie en ook het Openbaar Ministerie. Ik ben in dat verband blij met een motie die eerder deze week unaniem is aangenomen door deze Kamer.
De te lage pakkans is ook een kwaliteitsprobleem. Zoals ik al aan het begin zei: tijden veranderen en dat vraagt om een andere manier om op te sporen, niet alleen een andere manier om te straffen, maar ook een andere, slimmere manier om boeven te vangen. Ik zou de minister op dit punt vooral willen aansporen om op die onderdelen vaart te gaan maken. Volgens mij ligt hier een belangrijke uitdaging.
Voorzitter. Dan het voorstel om misbruik van seksueel beeldmateriaal zoals wraakporno zelfstandig strafbaar te stellen. Ik denk dat dat een goed voorstel is. Tegenwoordig lopen we bijna allemaal rond met een smartphone. Filmpjes zijn in een mum van tijd gemaakt en kunnen binnen een paar seconden worden gedeeld in groepsapps of op internetsites. Dat zorgt ervoor dat intiem seksueel getint materiaal makkelijk kan worden verkregen en kan worden verspreid. Dat gebeurt helaas regelmatig, ook zonder dat de afgebeelde persoon dat wil. Soms weet die persoon zelfs helemaal niet dat er beeldmateriaal is gemaakt. Beelden worden stiekem gemaakt en op internet gezet. We kennen allemaal die gevallen. Het is een ernstige inbreuk op de privacy die heel veel impact heeft op de slachtoffers. U weet dat D66 al sinds tijden staat voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het voorstel laat wat mij betreft zien dat het kabinet de onlineprivacy en onlineveiligheid serieus neemt, en daar ben ik erg blij mee. Dat is een buitengewoon goede zaak.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
D66 staat natuurlijk voor nog veel meer, zoals collega Verhoeven, die altijd fervent internetvrijheid verdedigt. Hoe verhoudt zich dat tot internetfora die geen eigen verantwoordelijkheid oppakken om dit soort materiaal te weren en die daar eigenlijk vrolijk mee doorgaan, ook een beetje met een beroep op die internetvrijheid? Ik zit, zoals eerder, een beetje te zoeken naar de relativering van die internetvrijheid voor dat soort fora. Hoe kijkt de heer Groothuizen daartegen aan?
De heer Groothuizen (D66):
Volgens mij had de heer Van Wijngaarden daar een interruptiedebatje over met mevrouw Buitenweg. Ik heb een beetje dezelfde aarzeling als mevrouw Buitenweg. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we niet willen dat bepaald beeldmateriaal zomaar op fora wordt gegooid en gedeeld, bijvoorbeeld als het gaat om kinderen of om ander heimelijk gemaakt seksueel materiaal. Als mensen strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, dan moeten we dat doen. Maar we weten ook dat het heel complex is. Tegelijkertijd zou ik ook willen waken voor een situatie waarin we te breed onderdelen van het internet afsluiten. Als u mij vraagt waar de grens precies ligt, dan durf ik u dat niet te zeggen. We hebben ook in een ander verband discussies daarover. Hoe kunnen we strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en mogelijk zelfs privaatrechtelijk providers aanpakken? Er is een zekere grens. Wat mij betreft valt er absoluut over te spreken om beelden op een gegeven moment offline te halen of om providers die zich niet aan de regels houden, harder aan te pakken. Maar als u mij vraagt om in het algemeen te zeggen "hier wel en hier niet", dan kan ik dat op dit moment niet. Dat vind ik te complex en te abstract.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dat begrijp ik. Daar moeten we verder over doordebatteren, maar het is goed om te horen dat daar in ieder geval over te praten valt.
De heer Groothuizen (D66):
Zeker. Ik denk dat het duidelijk is dat internet ook een middel is waar soms hele vervelende dingen mee gebeuren. Het is een mooi middel, dat het mogelijk maakt om veel informatie te krijgen en veel informatie te delen, maar het is niet allemaal geweldig wat er gebeurt. Daar moet je serieus naar kijken. Je moet altijd zorgen voor een balans tussen vrijheden, die voor ons heel belangrijk zijn, en het feit dat criminaliteit moet worden bestreden. In die zin is de internetwereld niet anders dan de niet-digitale wereld.
Voorzitter. Ik blijf nog even bij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, want de plek waar die bescherming misschien wel het meest vanzelfsprekend is, is thuis. Niets is zo veilig als thuis, althans dat zou zo moeten zijn. Helaas zijn er echter mensen die daar lak aan hebben, die je huis binnen weten te treden en waardevolle spullen stelen, alles wat ze maar kunnen vinden. Dat gebeurt niet alleen door een ruitje in te tikken of door via een bovenlicht naar binnen te klimmen. We zien regelmatig voorbijkomen dat mensen toegang tot een woning verschaffen door aan te bellen en zich middels een babbeltruc of een kletsverhaal naar binnen weten te praten. Vaak zijn het kwetsbare ouderen die daar het slachtoffer van worden. Ik vind, gelukkig samen met de heer Van Nispen en mevrouw Van Toorenburg, dat dat soort diefstal verder gaat dan normale diefstal. Toch kan maar een deel van dat soort oplichtingsmethoden op dit moment zwaarder worden bestraft dan normale diefstal. Op basis van de huidige tekst kan nu alleen strafrechtelijk worden opgetreden als er sprake is van een soort vals uniform. Als iemand zich met andere leugens of een babbeltruc naar binnen praat, dan kan dat niet. Het kan wel bij een oplichter in een nepuniform, maar een oplichter die zegt dat hij even wil telefoneren of die komt collecteren zou die dans ontspringen. Ik vind dat vreemd, helemaal omdat dit vaak kwetsbare ouderen treft, zoals ik al zei.
Daarom heb ik samen met de heer Van Nispen een amendement ingediend, dat inmiddels ook ondersteund is door mevrouw Van Toorenburg, om dit aan te passen, zodat we op dit punt het Wetboek van Strafrecht bij de tijd brengen. Ik heb in dat amendement overigens een technisch foutje gemaakt. Ik zag dat ik het onderdeel "voor de nachtrust bestemd" nog een keer schrap, terwijl dat ook al in het wetsvoorstel stond. Ik ben iets te enthousiast te werk gegaan. Die fout is geheel mij aan te rekenen. Ik zal zorgen dat dat in een aangepast amendement wordt gecorrigeerd.
Voorzitter. Tot slot heb ik twee vragen aan de minister van Justitie, die zijdelings raken aan dit wetsvoorstel. Ten eerste: het komt regelmatig voor dat er een handgranaat wordt neergelegd bij horecagelegenheden. Mevrouw Van Toorenburg heeft over die problematiek een amendement ingediend, dat ik van harte steun. Het vermoeden bestaat dat dit soms gebeurt om een concurrent uit te schakelen. De burgemeester zal namelijk vaak na de vondst van zo'n ding een zaak sluiten. Dat kan ik me best voorstellen, want je wilt voorkomen dat er ongelukken gebeuren en dat zich gevaarlijke situaties voordoen. Maar het kan ook zo zijn dat criminelen op die manier in de hand gewerkt worden, doordat datgene wat ze willen, namelijk het uitschakelen van de concurrent, juist gebeurt. Ik snap dat dit complexe materie is. Ik heb hier eerder Kamervragen over gesteld. Ik zou de minister willen vragen om serieus naar dit onderwerp te kijken, al dan niet in samenspraak met de VNG, om te zien of we hier niet iets meer nuance in kunnen brengen, zodat we wel zorgen voor veiligheid maar we op deze manier niet criminelen helpen die graag een concurrent willen uitschakelen.
Voorzitter. Ten tweede hebben heel veel collega's het al gehad over de kwestie van de begrippen "geslacht" en "genderidentiteit". Ik doe dat ook. In artikel 137c — dat is geen onderdeel van dit voorstel — staat het begrip "geslacht" immers niet. Daar loopt een onderzoek naar; dat is meerdere malen voorbijgekomen. Ik heb begrepen dat dat onderzoek zich richt op genderexpressie en genderidentiteit. Maar zou het nou niet verstandig zijn om in dat lopende onderzoek nog eens beter te kijken of ook het begrip "geslacht" zelf en geslachtskenmerken daarin meegenomen zouden kunnen worden, zodat we daar op een later moment breder over kunnen spreken? Graag een reactie van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik meteen maar duidelijk zijn: het CDA omarmt voorliggend wetsvoorstel. Het zorgt voor verschillende strafverhogingen en introduceert een aantal nieuwe delicten. Dat is allemaal hard nodig, of het nou gaat over de verruiming van de aansprakelijkheid voor kindermishandeling — die wordt breder dan alleen het gezin; die gaat ook gelden bij kinderen waar je de zorg voor hebt gekregen — of om de verhoging van de maximale straf voor het aanzetten tot geweld, haat en discriminatie, waar verschillende leden al over spraken. Het is dus ook heel belangrijk om hier te benadrukken dat dit kabinet en een grote meerderheid van de Kamer juist naast degenen staan die het slachtoffer zijn, om heel duidelijk aan te geven waar de grens ligt en hoe wij in dit land met elkaar omgaan.
In het wetsvoorstel wordt ook het verbod op wraakporno geïntroduceerd. Daarnaast is er de verruiming van de aansprakelijkheid voor deelneming aan ernstig ondermijnende organisaties en de verhoging van het strafmaximum voor diefstal in een woning overdag. Dit zijn allemaal hele belangrijke voorstellen. De oplettende luisteraar zal merken dat ik nog niet heb gesproken over de verdubbeling van het strafmaximum voor het bezit en gebruik van volautomatische wapens en de zelfstandige strafbaarstelling van het hinderen van hulpverleners, maar dat komt omdat ik daar later nog uitvoerig over kom te spreken.
Er is veel te bespreken, want er staat veel in dit voorstel. Ik maak een selectie. Allereerst het verbod op wraakporno. De wens van mijn fractie om dit zelfstandig strafbaar te stellen, gaat hiermee in vervulling. Het zal je maar gebeuren dat beelden die in de privacy van je eigen huis zijn gemaakt, met jezelf of met je partner, ineens online verschijnen. We herinneren ons allemaal het verdriet van Chantal, die de strijd met Facebook aan moest gaan, en de strijd die Patricia Paay moest voeren om het leed uiteindelijk opgelost te krijgen. Soms gaat er ook een dreiging van uit. Daar hebben we ook debatten over gevoerd. Dan komt er een bericht dat ze de beelden aan je familie of aan je vrienden gaan sturen als je niet doet wat bijvoorbeeld een afperser zegt. Het drijft mensen tot wanhoop. Het drijft kinderen tot zelfmoord. Het is echt iets waar we paal en perk aan moeten stellen. Dat is wat het kabinet hier doet. Het is een vreselijke inbreuk op je privacy, die je je onveilig laat voelen in je eigen privésfeer, in je eigen huis, in je eigen slaapkamer. Hetzelfde geldt voor het heimelijk gefilmd worden op plekken waar je erop mag vertrouwen dat dat niet gebeurt, zoals in sauna's en in kleedkamers. Het is goed dat nu in de wetsartikelen in het strafrecht wordt geïntroduceerd dat er een strafbaarheid aan verbonden wordt.
Ik heb wel een paar vragen. Het blijft natuurlijk altijd een beetje ingewikkeld. Ik kan jullie vertellen dat ik hier allerlei vragen over kreeg toen ik dit met mijn fractie besprak. Toen werd terecht gezegd: "We hebben toch ook grooming? Hoe verhoudt zich dit nu tot grooming? En hoe verhoudt zich dit nu tot sextortion?" Er zijn een aantal van dit soort delicten. We zijn echt met elkaar aan het zoeken hoe we seksualiteit en het misbruik dat van die kwetsbaarheid gemaakt wordt, in ons Wetboek van Strafrecht kunnen brengen. Misschien is het goed, juist ook voor de wet die we vandaag bespreken, om eens helder te maken hoe het een zich tot het ander verhoudt. Kunnen de makers en de delers met deze wetsvoorstellen straks ook beter worden vervolgd? Gaat er nu echt een extra handvat worden toegevoegd? Misschien is het goed als de minister daarop ingaat. Ik denk bijvoorbeeld ook aan die gluurwebsites. Kunnen personen die deelnemen aan dergelijke walgelijke praktijken straks ook vervolgd en veroordeeld worden, misschien zelfs voor het plegen van deze delicten in een georganiseerd verband? Dan doel ik dus ook op mensen die alleen maar kijken, maar zelf niet delen of produceren. Zij zijn wel een wezenlijk onderdeel van die gesloten groepen. Kunnen zij straks ook vervolgd worden?
Het is heel goed dat er nu weer een hele schoolklas binnenkomt, want ik heb het in het volgende stukje eigenlijk juist over hen. Hoe gaan we er nou voor zorgen dat scholieren nog beter erover worden geïnformeerd dat heimelijk filmen of het versturen van seksueel beeldmateriaal expliciet strafbaar is gesteld? Het ongewenst delen van deze beelden komt heel vaak voor in de leeftijdscategorie van de jongeren die nu binnenkomen. Veel jongeren denken dat een plaatje van elkaar delen eigenlijk onschuldig is, maar dat is het niet. Het gebeurt soms uit bravoure, omdat jonge mensen zich niet realiseren dat ze straks misschien een niet misselijk delict aangewreven kunnen krijgen. Ik vraag de minister dus hoe we ervoor zorgen dat ook op scholen de jeugd echt weet wat wij strafbaar hebben gesteld en waar in onze maatschappij de grenzen liggen.
Ik vraag de minister ook hoe hij ervoor zorgt dat we extra aandacht besteden aan de slachtoffers. Daar is in het verleden heel erg vaak over geklaagd, want slachtoffers kregen eigenlijk al snel het gevoel dat ze eigenlijk ook zelf wel een beetje schuldig waren en dat ze er zelf eigenlijk ook aan mee hadden gewerkt: ben je dus eigenlijk niet gewoon een sukkel omdat er beelden van jou op internet verschijnen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat slachtoffers zich echt beter beschermd weten?
Voorzitter. Ik zei in het begin al dat dit een uitgebreid voorstel is met uiteenlopende onderwerpen, maar ik heb daar toch nog wel wat aan toe te voegen. Ik heb twee amendementen ingediend. Het eerste ziet op het feit dat het heel lastig is om een organisatie verboden te krijgen wanneer je nog in een fase zit van beroep en hoger beroep. Dat zien we bijvoorbeeld bij het strafbaar stellen van criminele motorbendes. Dat is een belangrijk initiatiefvoorstel, waarvan mevrouw Kuiken in eerste instantie de initiatiefnemer is en waar wij allemaal met elkaar aan meedoen. In een grote groep proberen we dat langs bestuurlijke weg op te lossen. Maar we kregen eigenlijk al vrij snel door dat er nog wel iets anders is wat we zouden kunnen oplossen. In artikel 140, dus eigenlijk in de aanpak van die criminele organisaties, zit nog een fasering waardoor je eigenlijk pas echt kan optreden als het verbod onherroepelijk is. Zou je dat niet eigenlijk moeten oplossen? Daar hebben wij een amendement over ingediend, maar wij twijfelen toch een beetje of dit de beste plek is om dat te doen. Moeten we dat hier doen? Moeten we dat doen bij het op de criminele motorbendes betrekking hebbende wetsvoorstel, waarvan wij met elkaar dus de initiatiefnemer zijn? Of past het straks misschien beter bij een wet waarmee het kabinet bezig is voor uitbreiding van artikel 2:20?
De heer Groothuizen (D66):
Ik las dat amendement van mevrouw Van Toorenburg en ik wil even kijken of ik het goed begrepen heb. Ik begrijp het aldus dat zij zegt dat het zo kan zijn dat er een procedure bij de civiele rechter loopt om een bepaalde rechtspersoon tot verboden organisatie te verklaren en dat we een strafzaak hebben tegen een individu wegens lidmaatschap van die organisatie, waarbij we nog niet precies weten hoe het eindigt. Mevrouw Van Toorenburg zegt dan: wacht niet op de onherroepelijkheid in die eerste zaak voordat je iemand veroordeelt in de tweede zaak. Ik zie mevrouw Van Toorenburg knikken; ik begrijp dus dat dit de goede interpretatie is.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja.
De heer Groothuizen (D66):
Heeft dat niet als groot nadeel dat je mensen mogelijk veroordeelt wegens lidmaatschap van een organisatie die later niet verboden blijkt te zijn?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja. In de toelichting staat ook dat dat kan gebeuren en dat daarvoor dus een oplossing moet worden gevonden. Dat kan in de vorm van een schadevergoeding zijn. Het zal ook altijd zo zijn dat er rekening gehouden wordt met de aard van de organisatie, maar dit is precies het dilemma. Over dat dilemma wordt nagedacht bij andere strafbaarstellingen waar het kabinet mee bezig is. We hebben dat dilemma ook bij de criminele motorbendes. Daarom hebben we dat bestuursrechtelijke instrument juist op deze manier voorgesteld aan de Kamer. Precies op deze punten is er dus een aarzeling. We hebben een amendement en we willen graag de appreciatie van het kabinet. Ik denk namelijk serieus dat wij dit amendement zullen intrekken — daar mag u eigenlijk wel van uitgaan — maar we zijn aan het zoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we het uiteindelijk wel zo maken dat je kan optreden tegen mensen die blijven doorgaan met gedragingen die bij die verboden organisatie horen. Dat kan nu dus eigenlijk pas wanneer in laatste instantie artikel 140 is geëffectueerd; zo zou ik het kunnen zeggen.
De heer Groothuizen (D66):
Het is fijn dat mevrouw Van Toorenburg in ieder geval ook openstaat voor de gedachtevorming. Ik denk dat dit een worsteling is die we meer hebben, maar ik wil hier toch nog heel even op doorvragen. Mevrouw Van Toorenburg zegt dat je een gevangenisstraf van twee jaar zou kunnen compenseren met een financiële tegemoetkoming; dat staat inderdaad ook in de toelichting van het amendement. Dat is natuurlijk zo, maar het is ook wel een beetje zuur als je dat risico bewust gaat lopen. Hoe weegt mevrouw Van Toorenburg dat element?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat het nooit zo'n vaart zal lopen, want het zal gevolgen hebben voor individuen wanneer na een eerste aanleg klip-en-klaar duidelijk is dat die organisatie wel verboden is. Dus daar zit de discussie. Maar dat kunnen we, nogmaals, op een betere manier doen. Dat kunnen we ofwel invoeren bij de initiatiefwet van Kuiken c.s. over de motorclubs, om te kijken hoe we het daar beter kunnen doen en heel helder kunnen maken over welke organisaties we het hebben, ofwel bij het voorstel waar het kabinet mee bezig is. Want nu lijkt het erop dat een hele gevaarlijke organisatie die verboden wordt, bijvoorbeeld een criminele motorbende, heel lang door kan gaan en door kan gaan met gedragingen, tot aan de Hoge Raad, zes, acht of tien jaar later. En dan pas kunnen we eens een keer iets doen tegen een individu. Dat is ook niet wat we wenselijk vinden; dat ondermijnt ook het gevoel van een rechtsstaat.
De heer Groothuizen (D66):
Helder. Ik wacht even af wat mevrouw Van Toorenburg met haar amendement gaat doen, maar ik proef een beetje dat ze het gaat intrekken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja, dat proeft u terecht. Maar ik wil wel een appreciatie. En het werkt ook zo dat je een ingediend amendement pas in een publiek debat kunt intrekken. Dus dat kondig ik eigenlijk aan, maar dit heeft wel het voordeel dat ik de minister kan verleiden om er een appreciatie van te geven.
Dan, voorzitter, een heel ander punt. We hebben nu voorliggen de verdubbeling van de strafmaat voor het bezit van en de handel in volautomatische wapens. Allereerst complimenten voor de snelheid waarmee onze motie tot uitvoering is gebracht. Iemand die met zo'n volautomatisch wapen op zak over straat gaat, heeft natuurlijk maar één intentie, namelijk om slachtoffers te maken. Een verdubbeling van de strafmaat is daarom ook zeer gepast. Het afgelopen jaar was er echter ook heel duidelijk een flinke toename van het gebruik van handgranaten in de georganiseerde misdaad, als methode van intimidatie maar ook om slachtoffers te maken. Het gebruik van explosieven is een totaal ongerichte manier van geweld aanwenden, en het is echt wachten op het moment dat er onschuldige slachtoffers vallen. Daarom is mijn fractie samen met D66 van mening dat je, als je in het bezit bent van, handelt in of een delict pleegt met explosieven, eigenlijk maar één intentie hebt: heel veel slachtoffers maken. Het interesseert je dan niet eens meer wie het zijn. Als je een handgranaat aan een deurklink hangt, een handgranaat hebt in een supportershome of, zoals vannacht is gebeurd, een explosief een pand ingooit, dan kan het je blijkbaar helemaal niet meer schelen wie je treft. Je hebt iemand in gedachten, maar — what the hell — je smijt je explosief gewoon weg of hangt het aan een deur. Dat is zo bedreigend en zo gevaarlijk dat wij ervoor gekozen hebben om via een amendement de strafwaardigheid daarvan te verdubbelen, net als die van de volautomatische wapens.
Dan, voorzitter, nog enkele vragen over de strafbaarstelling van het hinderen van hulpverleners. Bij de afgelopen begrotingsbehandeling is er een motie ingediend door de PVV, gesteund door mijn fractie en de VVD, over een taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of dit verbod nu ook gaat gelden voor het hinderen van hulpverleners. Ik vind het belangrijk om dat heel helder te hebben. Ook blijven we worstelen met het feit dat dit strafbaar is als overtreding en niet als misdrijf. De reden hiervoor is, zo begrepen wij, gelegen in het feit dat dan opzet niet bewezen hoeft te worden. Dat is natuurlijk wel gemakkelijker, maar tegelijkertijd gaat het over iets wat we met elkaar juist heel strafwaardig vinden. Dat wil ik dus nog wel nader toegevoegd zien.
Voorzitter, dan kom ik bij het laatste punt, maar niet het minste. Wij willen dat vandaag op een beetje een bijzondere manier aan de orde stellen. Wij hebben een voorstel gemaakt, dat ik presenteer samen met mevrouw Kuiken en mevrouw Buitenweg. Het gaat om het volgende. Wij zien heel vaak dat er van mensen die zich in een hulpeloze toestand bevinden, bijvoorbeeld door een heel ernstig verkeersongeluk, beelden worden gemaakt, die vervolgens op internet verschijnen. Je ziet het steeds vaker gebeuren. En herhaaldelijk worden wij ook geconfronteerd met grote commotie over ongevallen waarbij mensen beelden hebben gemaakt van de slachtoffers en die op internet hebben geplaatst. Hoe ziek kun je zijn? Het komt niet alleen in Nederland voor, maar ook in andere landen. Ook in Duitsland zie je een grote worsteling met deze problematiek. In Duitsland is gekozen voor een verbod op het maken van beelden. Er zijn ook filmpjes over; u kent ze misschien wel. Stelt u zich een snelweg voor, en een jongen die daar een ongeluk ziet gebeuren. Die jongen maakt daar filmpjes van. Vervolgens wil hij die doorsturen, maar dat lukt allemaal niet zo goed. Dan gaat hij zijn moeder bellen. En dan gaat onder het doek dat je op die snelweg ziet, de telefoon af. Dat is de manier waarop Duitsland ervoor gekozen heeft om deze tragedies onder de aandacht te brengen. Dat is nogal wat. In Duitsland zeggen ze dus dat je die beelden niet mag maken.
Het is een beetje een worsteling, want we weten dat men de neiging heeft om beelden te maken als ergens heel erge dingen gebeuren. Soms vraagt de politie ook om die beelden. We zijn hierover gaan nadenken. Zou je er eigenlijk niet voor moeten zorgen dat niet zozeer het maken van dergelijke beelden, hoe laakbaar ook, strafbaar zou moeten zijn, maar het op internet delen met geen ander doel dan lekker veel likes op Facebook en Instagram, van beelden die jij hebt gemaakt van iemand die op dat moment hulp nodig had? Het gaat bijvoorbeeld om slachtoffers van verkeersdelicten, andere ernstige ongevallen of mensen die epileptische aanvallen krijgen op straat. Daar gaan mensen dan joelend leuke filmpjes van maken. Mevrouw Buitenweg gaf al aan dat er gewoon beelden zijn gemaakt van een kind dat is aangereden en uiteindelijk op straat komt te overlijden. God zij dank heeft de moeder die beelden nog niet onder ogen gekregen, maar de vrienden wel. Zo zit je dus met elkaar te kijken naar een stervende dierbare. Op de een of andere manier zijn individuen in dit land zo ziek geworden dat ze ervan genieten om dat maar op internet te zetten.
Dus wat hebben wij gedaan? Wij hebben een wetsvoorstel klaarliggen. Dat kunnen we als initiatiefwet indienen. Dat is een weg, maar een lange weg. Tegelijkertijd weten we dat iedereen de verwerpelijkheid zo groot vindt dat we eigenlijk een korte klap zouden willen maken. Maar het gaat wel om een apart wetsartikel, dus het is nogal wat om dat te doen. Het kan bij amendement omdat het heel erg past bij wat hier voorligt. Het gaat namelijk ook over het hinderen van hulpverleners en hoe je daarmee omgaat. Kort en goed: ik wil via onze onvolprezen bodes een voorstel uitdelen. Ik vraag de Kamer, ook namens mevrouw Kuiken en mevrouw Buitenweg, om mee te denken met ons over hoe we dit het beste kunnen doen. Ik vraag ook een appreciatie van de minister, het liefst per brief, van hoe hij hiernaar kijkt. Het wetsartikel is klaar. De toelichting is klaar. Het is een helder verhaal, denk ik. Maar het gaat ver. We voeren dan namelijk per amendement een bijna nieuw en vrij verstrekkend wetsartikel in. Ik wil daarom graag vragen of de leden in de Kamer hier welwillend naar willen kijken om te bezien of we het in een amendement moeten gieten of dat we uiteindelijk de nettere procedure — dat geef ik meteen toe, voorzitter — van de initiatiefwet moeten bewandelen.
De voorzitter:
Even over de status ervan: het is dus geen amendement, maar een soort oproep om mee te denken?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het is een conceptamendement of een conceptwetsvoorstel dat we via deze weg in een soort openbare consultatie presenteren.
De voorzitter:
Dat is helemaal nieuw voor de Tweede Kamer. Dat is een leuke, speelse versie, maar het kan allemaal. De heer Van Wijngaarden wil meteen meepraten.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Mooie procedurele innovatie. Niks mis mee. Maar even over dat meedenken. Hoe hebben mevrouw Van Toorenburg en de andere collega's — veel complimenten voor het werk — nagedacht over de mogelijkheden die er nu al zijn, ook juridisch gezien, om het publiceren van dit soort afbeeldingen aan te pakken, bijvoorbeeld via het portretrecht en dergelijke? Wat voegt het toe aan bestaande juridische instrumenten? Het moet natuurlijk ergens gepubliceerd worden. Er is een mediacode waardoor journalisten ook rekening houden met dit soort dingen. Hoe is dat meegewogen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het bijzondere hieraan is dat het een strafbaarstelling betreft. In die andere gevallen moet je zelf de strijd aangaan als je portretrecht is geschonden. Daarom denken we dat het heel mooi past bij de wettelijke bepalingen die we nu kennen. Voor het laatste punt is er een uitsluitingsgrond, die wij meteen in lid 2 presenteren. Het is een hele puzzel geweest. We zijn er vreselijk mee aan het stoeien geslagen. We dachten het stuk toch nog eventjes vandaag te presenteren. Ik wil ook aan u vragen het eens door te lezen. Wat zijn de dingen waarvan u vindt dat we er nog niet over hebben nagedacht, ook al hebben we over heel wat dingen wel nagedacht? Hoe kunnen we het vervolmaken? Als we het met elkaar binnen korte tijd zo perfect vinden dat we het bij amendement kunnen doen, doen we het zo. Als we vinden dat we er meer over na moeten denken of dat we ook advies van de Raad van State willen hebben, dan maken we er een initiatiefwet van.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb nog twee opmerkingen. Het is natuurlijk wel zo dat het proces bij een strafbaarstelling in aanvulling op de andere instrumenten en routes die er al zijn, procesmatig ingewikkelder is. Ik begreep inderdaad dat er een uitzondering is voor journalisten die beelden maken. Er wordt aangesloten bij de EHRM-rechtspraak. Maar het gaat hier natuurlijk ook over de verantwoordelijkheid van journalistieke fora die al een mediacode hebben, waarin ze hebben afgesproken dat ze dit soort beelden niet publiceren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Klopt, maar helaas zie je toch dat dit gebeurt. Maar dan kom je eigenlijk in een andere discussie terecht. Het gaat ons er vooral om dat er individuen zijn die iets tragisch zien gebeuren en om geen andere reden dan "kijk mij eens stoere plaatjes hebben" meedoen aan het delen van dit soort materiaal. Het gaat dan dus om geen ander doel dan dat iemand gewoon denkt: zie eens wat ik hier heb kunnen verzamelen. Dat is eigenlijk leed toevoegen en daarom vinden wij dat zo passen in ons Wetboek van Strafrecht.
Dus, voorzitter, om het even samen te vatten: wij willen graag een reactie van iedereen.
De voorzitter:
Spannend hoor!
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Zelfs van u. Het lijkt me heerlijk om ook van u te horen.
De voorzitter:
Nee, ik hou me op de vlakte.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Hiddema van de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Hiddema (FvD):
Voorzitter. We krijgen een gevarieerd menu voorgeschoteld afkomstig uit de keuken van de minister waar men brouwt aan nieuwe wetjes. Het is een zeer gevarieerd menu. Het zijn lichte, hapklare brokjes waar je het mee eens kan zijn onder het motto: baat het niet, dan schaadt het niet. Dat is het meest positieve wat je ervan kan zeggen. Maar er is ook zware kost. Die wordt ook weleens een keer omringd met een geurtje dat ons niet geheel en al bevalt.
De toon van het debat is van dien aard dat je als oppervlakkige beschouwer zou kunnen denken: nou, de Staat laat wel zijn tanden zien. Dit gaat de goede kant op. Ze zullen er eens wat van lusten, dat geboefte! Kijk eens aan! Pakkansverhogende maatregelen heb ik niet aangetroffen, maar daar moeten we het maar niet over hebben. De straffen worden verhoogd, verdubbeld. Delictsomschrijvingen worden uitgebreid. Nieuwe handelingen worden als strafwaardig beoordeeld. Het gaat de goede kant op. Laat ik die mensen uit de droom helpen. Wat zich hier voltrekt, is een maskerade. Wat zich hier voltrekt, is een façade die moet verhullen dat de overheid het in de strafpraktijk, in de praktijk waarbij de mensen veiligheid wordt geboden door de gestelde machten, hopeloos laat afweten. Ter compensatie worden nu allemaal nieuwe tekstjes aan het papier toevertrouwd waaruit wij hoop moeten putten.
De voorzitter:
Zullen we eerst even naar de inleiding van de heer Hiddema luisteren, mevrouw Buitenweg?
De heer Hiddema (FvD):
Dit is een beetje een sacherijnige entree en ik wil tijdens dit debat niet als mopperkont eindigen. Dus ik wil wel dat de minister kan merken dat wij ook de nuance betrachten. Zo is er nu een strafbepaling aangaande het hinderen van hulpverleners. Dat is een heel goede zaak. Die mensen verdienen een steuntje in de rug. Daar ziet iedereen wel de noodzaak en het nut van in. De pakkans in die kwesties is ook niet al te gering. Want iedereen staat er met zijn neus bovenop, dus de bewijspositie van de vandaal in kwestie die hulpverleners belaagt, hoeft niet al te ingewikkeld te wezen. De praktijk wijst echter uit dat je nauwelijks belagers van hulpverleners voor de rechtbank treft. Worden die dan niet opgepakt? Nee, de zaak wordt in de kiem gesmoord, iedereen gaat zijns weegs en achteraf komt er een hulpverlener klagen over wat er is gebeurd. Zelden zie je een van de vandalen die verantwoordelijk is voor die kwesties, opgepakt worden. Dat is gewoon een kwestie van doen. Maar goed, dat die bepaling er is, kan geen kwaad.
De voorzitter:
Zullen we even luisteren naar mevrouw Buitenweg?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik hoorde de heer Hiddema zeggen dat dit een beetje een mopperige entree was. Het was me inderdaad opgevallen dat hij er niet de hele tijd was. Hij doet het voorkomen alsof hij de eerste is die de pakkansverhoging opbrengt. Ik neem aan dat hij wel heeft meegekregen dat vrijwel alle collega's hebben aangegeven dat het niet alleen gaat over het verhogen van de strafmaat, maar juist van de pakkans. Dan sluit de heer Hiddema zich waarschijnlijk aan bij de collega's, in plaats van dat hij zich ertegenover stelt. Kan ik het zo zien?
De heer Hiddema (FvD):
Ik weet het niet. Ik beoordeel niet het werk van de Kamer. Ik heb het over de minister. Het woord "pakkans" kom ik in zijn teksten niet tegen. Maar ik beoordeel u, mijn collega's, louter op de vraag of er hier een prettig debat wordt gevoerd, met een optimistische toonzetting, en of er kwiek en optimistisch tegen de toekomst wordt aangekeken. Dan ben ik misschien een beetje dissonant aan het worden.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat is juist mijn punt. Het was niet dissonant. De heer Hiddema vindt het fijn om dissonant over te komen, maar vrijwel alle collega's hier in de Tweede Kamer hebben gezegd dat het er niet alleen om gaat dat iets op papier mooi is. We hebben gezegd dat we ons zorgen maken dat de pakkans onvoldoende is. We roepen de minister juist op om die te verhogen en om ons daar zo antwoord op te geven.
De heer Hiddema (FvD):
Dat is bij dezen de minister dan nogmaals ingepeperd. Dank u wel. Die kant wilde ik ook op.
In artikel 311 wordt "gedurende de nachtrust" geschrapt. Ook een zeer nuttige overpeinzing. De strafverhoging kan in de praktijk uitwijzen dat ook voorbereidingshandelingen strafbaar gesteld kunnen worden. Dat kan geen kwaad. Voor wraakporno geldt hetzelfde verhaal: baat het niet, schaadt het niet. De verjaring van kindermishandeling kan ook op het stapeltje. Hiermee heb ik toch alle mogelijke nuances betracht. Dat ziet er goed uit. Het kan geen kwaad.
Dan nu maar het chagrijn. Er wordt behoorlijk geparadeerd met artikel 140 Strafrecht. Die criminele organisaties zullen ervan lusten. Iedereen die deelneemt aan een criminele organisatie met het oogmerk het plegen van misdrijven waar meer dan twaalf jaar op staat, gaat tien jaar de bak in. Dat zal bij de niet-ingewijde lezer van een krant de gedachte kunnen oproepen: nou, die tien jaar valt me nog mee. Als die leest welke criminele organisaties er aan het werk zijn, kan die tien jaar er wel mee door. Maar het miskent volledig de realiteit. De memorie van toelichting schrijft dat met deze strafverhoging, van zes naar tien jaar, een signaal wordt afgegeven van sterke maatschappelijke afkeuring. Een fopspeen. Een fopspeen! Iedereen die hoog is gestegen in een criminele organisatie, en die dus belandt in de categorie tien jaar of meer — want dat krijgen ze; we hebben het meestal, praktisch altijd, over drugsorganisaties — krijgt meer dan tien jaar. Reken daar mee op. Hoe kan dat nou, zal de lezer denken, want hij kan toch maximaal tien jaar krijgen? Iedereen die deel uitmaakt van een criminele organisatie die ertoe doet, krijgt zijn grote, zware straf vanwege de gronddelicten, de handel in verdovende middelen, de handel in wapens, het medeplegen van een strafbaar feit. Daar komt hij hoog in de boom te hangen. Daar loopt hij schade op. Want artikel 140 is het toetje op de bewezenverklaring. Dit haalt het OM er alleen maar bij in de hoop dat, als alles mislukt, ten minste dat blijft hangen. Bovendien is het later, als je tot verrekening, tot ontnemingsmaatregelen, moet overgaan, makkelijker als iemand voor artikel 140 is veroordeeld.
Niemand die louter onder dit wetsartikel valt, die dus alleen maar veroordeeld kan worden vanwege het lidmaatschap van een criminele organisatie en niet is toegekomen tot het medeplegen van een gronddelict, waar die organisatie op drijft en zijn inkomsten uit peurt, een onderknuppel dus, iemand die een loodsje ter beschikking stelt, die auto's faciliteert, die de elektriciteit beheert, die gaat knippen in hasjloodsen, krijgt van zijn levensdagen tien jaar. Nooit! Daar word ik chagrijnig van. Wat hier gebeurt, is dat er met een plechtstatig gezicht op wetshandhaving wordt gewezen. Als dit wetsartikel hiervandaan komt en wordt aangenomen, zullen rechters in feite denken: o, waar is de prullenbak?; ik kan er in de praktijk helemaal niks mee. Die onderknuppels die namelijk louter op basis van 140 worden veroordeeld, krijgen nooit van hun leven tien jaar. Het is zinloze façadepolitiek, symboolpolitiek. Het is piepschuim. Wat moet je er nog meer over verzinnen? Maar het erge is dat je hiermee het gezag van de wet ondermijnt. En dat geldt voor meer artikelen. Niemand neemt op den duur een wet serieus waarvan iedereen die een beetje is ingewijd in de kennis over die wet, weet dat rechters er niks mee kunnen. En dat is wat zich hier dagelijks voltrekt.
Waarom gebeurt dat? Om te maskeren dat er op straat, in de praktijk met opsporing wordt gefaald, dag in, dag uit. Nu zitten we met tien jaar. Dat klinkt heel manhaftig. Een goede gelegenheid om de minister te vragen — hoop doet leven, zou je kunnen denken — naar wat is gebleken uit een verontrustend rechercherapport dat nog niet zo lang geleden is gepubliceerd, namelijk dat negen van de tien criminele organisaties niet wordt vervolgd. Hoe is het daar inmiddels mee gesteld? De minister heeft kennelijk wat in handen om mensen zwaarder te bestraffen, tot tien jaar. Maar waar komen die lui opeens vandaan? Negen van de tien organisaties worden helemaal niet vervolgd. En dan kom je met zo'n maatregel? Papier is geduldig en hoop doet leven, maar het schiet niet op.
Dan de Wet wapens en munitie. "Acht jaar voor wapenhandel" klinkt ook heel manhaftig. Daar zit ook wel wat in. De memorie van toelichting zegt: het kabinet neemt strafwaardig gedrag serieus, want het loopt de spuigaten uit en het is een ernstig gevaar voor de burger. O ja? Ik noem Amsterdam. Daar heeft zich nooit een razzia voltrokken. De politie weet dondersgoed dat in sommige wijken in iedere straat huizen vol wapens liggen. Maar het is niet één keer gebeurd. Nooit wordt zelfstandig onderzoek gedaan op basis van de wapenwet. Zelfs als criminele organisaties worden ontmanteld en men wapens vindt, gaan ze naar het gerechtelijk lab maar vindt nooit vervolgonderzoek plaats naar waar die krengen vandaan komen en hoe ze eraan zijn gekomen. Nooit gebeurt dat. Alle wapenteams met specialisten zijn ontmanteld. Ik vraag de minister: hoe is het daarmee? Er wordt veel over geklaagd vanuit de recherche dat al die mooie deskundigheid op het terrein van de wapenwet is verdampt. Die teams zijn opgeheven. Hoe is het daar nou mee? Hoe kom je in zo'n klimaat met het verhaal dat de strafmaat naar acht jaar wordt opgehoogd? Je hebt er helemaal niks aan. Maar ja, als er niks te pakken valt, fiksen we wel wat op papier. Dit is ook weer een maskerade van puur falend beleid. Ik wil daarom graag weten hoe het nu is gesteld met de wapenteams.
Ik wil nog wel wat weten. Langer dan een jaar geleden, toen 12% van de rechercheurs in Amsterdam nog ziek thuis zat, heb ik de minister gevraagd of hij die mensen niet eens kon bezoeken. Negen van de tien criminele organisaties worden niet vervolgd. Je zou die mensen, kennelijk op de werkvloer ziek geworden maar toch nog wel mobiel, kunnen benaderen en ze kunnen vragen of ze de oude dossiers willen doorworstelen. Ze hoeven alleen maar naar wapentjes te zoeken. Ze hoeven niet alle verdachten op een hoopje te gooien of onderlinge verbanden bloot te leggen, wat een hels karwei is en waarvoor het ook veel te laat is. Maar als een rechercheur denkt dat er een wapentje in het spel is — dat vindt hij zo — moet hij daar even op doorrechercheren. Is dat weleens gebeurd?
Ik vond dat zo'n fijn plan van mezelf. Ik noem het de "hark-en-sleepmethode". Je haalt die oude dossiers van de plank en zet er dat hele reservoir van halfzieke, bijna-zieke en bijna-genezen rechercheurs op. Dan kunnen ze kalmpjes aan weer een beetje in de criminele sfeer belanden, leren ze weer eens wat oude, bekende namen en gaan ze eens op bezoek bij al die panden. Maar nooit gebeurt dat. In de praktijk gebeurt er niks, al kabinetten lang; Rutte I, II, II: het schiet niet op. De opsporingsresultaten zijn nog steeds dramatisch. Ze worden verdoezeld. Je wordt als burger bij de neus genomen. Nooit vindt er gericht wapenonderzoek plaats. Het is komisch. Alleen amateurhengelaars vinden nog Kalasjnikovs. Zij halen met hengeltjes in de gracht fietsen op, in de hoop dat ze ook een oude, verroeste Kalasjnikov tegenkomen. De pers loopt mee in de hoop dat ze zo'n wapen op een fotootje krijgen. Dat zijn de enige opsporingsmensen die zich richten op automatisch wapentuig. Verder gebeurt er vanuit politieoogpunt niks. Wat zeggen we hier dus van? Acht jaar voor wapenhandel kan wel, dus doe maar; het kan geen kwaad, je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.
Dan komen we bij 137d. Hetzelfde verhaal: pure symboolpolitiek. Wat staat er in de memorie van toelichting? Er moet een afschrikwekkende werking van uitgaan, we gaan één jaar ophogen naar twee jaar voor mensen die haatzaaien en discrimineren, voor dat soort types. Er staat niet bij dat het de spuigaten uitloopt. Want het zou de spuigaten helemaal niet uitlopen. Onderzoek wijst uit dat er in 2017 negen strafzaken zijn gevoerd. Dat zijn allemaal taakstrafjes geworden. Nou komt die rechter in aanraking met die nieuwe wet. Daar gaat hij weer: waar staat mijn prullenbak? Onzin! Dit tast het gezag van de wet aan.
En wat zegt dan de memorie van toelichting? "De verhoging heeft een afschrikkende werking". Onzin! Mensen die zich schuldig maken aan dit soort delicten zijn overtuigingsdaders. Die komen uit voor hun politieke of religieuze inzichten. Die hou je niet tegen met twee jaar, zeker niet als ze weten dat die toch nooit wordt opgelegd. Dus dit is ook puur symbolisch. Maar wat staat er? "Een afschrikwekkende werking". Dáár hadden we nou eens van moeten leren, want die is er. Al jarenlang, dag in, dag uit, voltrekt zich het proces-Wilders. Dag in, dag uit: dat is de afschrikwekkende werking die uitgaat van de werking van dit artikel.
Dit artikel is funest, omdat het ook leidt tot politiek opportunisme bij de vervolging. De PvdA-voorman zegt: kut-Marokkanen. Een andere PvdA-voorman zegt: Marokkanen zijn genetisch voorbestemd om hoog te eindigen op de criminele ladder. Weer een andere PvdA-voorman zegt: bij de bestraffing moet je Marokkanen vernederen. Wat zegt Wilders? Minder, minder. En die zit al jaren in een hels proces op basis van dit artikel. Dit artikel verdeelt de samenleving tot op het bot. Dit artikel is een toevluchtsoord geworden voor querulanten en scherpslijpers.
En het is niet alleen de individuele burger die last heeft van een haatzaaiende buurman of iemand die over de heg beledigende teksten spreekt. Nee, het zijn de belangenverenigingen, die maar één doel hebben: klachtenoptimalisatie. Het is hun verdienmodel. Zij bestaan bij de gratie van aangiftes. Zij grijpen naar dit artikel en marcheren in optocht naar de politiebureaus. En de politie vult dan verdorie ook nog vooraf formuliertjes in; dat het maar mag lukken met de aangifte. Dát is wat de samenleving verdeelt, en niet die uitlatingen die uit een overspannenheid of religieus primitief gedachtegoed voortspruiten. Het zijn burenruzies. Daar moet je het niet van hebben, en daarbij krijgt men nooit twee jaar.
Dit artikel moet dood. Er mag alleen blijven staan: aanzetten tot geweld. Aanzetten tot haat en discriminatie is voor een rechter een jungle. Daar is niet uit te komen. Daarom heb ik een amendement in voorbereiding — dat is er al — waarin een wijziging van dit artikel wordt voorgesteld met de schrapping van "aanzetten tot haat en discriminatie", omdat het de samenleving splijt en de rechterlijke macht overbelast.
Mag ik de minister het volgende vragen. Er moet een afschrikwekkende werking uitgaan van dit artikel. Ik zeg u dat de afschrikwekkende werking ligt besloten in de werking van het artikel zelf. Mag ik de minister eens vragen om de afschrikwekkende werking van de werking van dit artikel zelf nog eens even keihard onder de aandacht te brengen? Wat heeft de zaak-Wilders de Staat tot nu toe gekost? Hoe rendeert dit artikel van staatswege? Dat wil ik weleens even horen.
De sociale cohesie is gemoeid met het bestaan van dit artikel. De vrijheid van meningsuiting, artikel 10, schrijft voor dat iedereen mag zeggen wat hij wil. Dat vinden wij ook, tenzij diegene beledigt, aanzet tot geweld of opruit. Dat is wat wij ook willen. De sociale cohesie kan alleen maar een aanleiding zijn om de vrijheid van meningsuiting te begrenzen, als er een klemmende reden is van maatschappelijk belang om die vrijheid van meningsuiting te verkleinen. Laat ik het maar zo zeggen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het doel van een wetsartikel over het niet oproepen tot geweld of haat, heeft ermee te maken dat we anders een samenleving krijgen waarin mensen onveilig zijn, geïntimideerd zijn, niet zichzelf kunnen zijn en daarmee niet net als anderen vrijelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Dat is waarom het zo van belang is. En ik vraag dus nu aan de heer Hiddema: heb ik nou goed begrepen dat Forum voor Democratie vindt dat het niet verboden moet zijn om op te roepen tot haat tegen homo's?
De heer Hiddema (FvD):
Tuurlijk, dat mag je niet doen, maar dan krijg je een heel ander debat. Dan hoef je niet langs de weg van dit artikel. Dan heb je opruien. Het valt dan al heel snel onder aanzetten tot geweld of belediging. Als je iemand met een homoseksuele geaardheid per se negatief wilt bejegenen, zou je toch ook met een spoor van bewijs moeten komen waarop die bejegening is gestoeld. Dan zit je meteen in de belediging.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat nu alle kanten op. Als ik het goed heb begrepen — want het was best een heel betoog — dan komt er een aanpassing van artikel 137d. Die aanpassing is dat het verbod op het oproepen tot haat en geweld wordt beperkt en dat je alleen niet mag oproepen tot geweld. Je kan dan dus wel oproepen tot haat, want waarom zou je anders het wetsartikel willen aanpassen? Ik begrijp daaruit dat Forum voor Democratie het wetsartikel zo wil aanpassen dat het oproepen tot haat jegens — en dan komt er een hele hoeveelheid gronden — voortaan niet moet worden verboden. Daar moet u dan toch ook niet voor weg willen lopen.
De heer Hiddema (FvD):
Ik loop helemaal niet weg. Als iedereen, simpel van geest, denkt dat hij een mening moet spuien die meestal het niveau van de aperte domheid nauwelijks overstijgt, denkende dat hij daarmee homo's kan krenken, dan komt hij vanuit zijn dommigheid al heel snel uit bij hele stompzinnige beledigingen. Nou, klaar ermee. Maar nu zit je met dit aanzettende artikel. Dan komt de rechterlijke macht. U ziet het nu bij Wilders. De officier van justitie probeert hem nog steeds te vervolgen voor aanzetten tot haat. Het moet niet gekker worden. De heer Wilders zou de sociale cohesie en de democratische samenleving bedreigen. Daarom zou die beperking er moeten komen. Laat ik u het volgende zeggen. Als de democratie niet tegen Wilders is opgewassen, dan is zij geen knip voor de neus waard. Dat is tot op de dag van vandaag de werking van dit artikel. Dat verdeelt de samenleving tot op het bot. Het jut alleen maar mensen op wie het niet gaat om de persoonlijke integriteit. Het zijn de belangenverenigingen die en masse de kans grijpen om weer een procesje te gaan voeren. Daar willen wij vanaf. De bestaande wetten bieden meer dan voldoende ruimte om iemand op te pakken wegens opruiing, aanzetten tot geweld, belediging of aantasten van eer en goede naam. Dat is toch simpel?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Forum voor Democratie stelt hier voor om haatzaaien uit de wet te halen en brengt het belang van het artikel terug tot alleen de zaak-Wilders. Maar dat haatzaaiartikel wordt natuurlijk wel degelijk ook toegepast in andere zaken, bijvoorbeeld bij het weren van een haatimam die naar Nederland wil komen en oproept om homo's met hun hoofd naar beneden van een flatgebouw te gooien. Daar is dit artikel ook toegepast. Doordat Forum nu voorstelt om dit artikel uit de wet te halen, rolt Forum de rode loper uit voor dit soort haatimams. Wat is de reactie van de heer Hiddema daarop?
De heer Hiddema (FvD):
Dat zijn grote woorden, maar kleine gedachten van deze geachte VVD-afgezant. Als een imam oproept om u of Joost mag weten wie van de flat te gooien, roept hij dan op tot haat? Nee, dan roept hij op tot geweld. Misschien heeft hij grote compassie voor een man die zich zo vreselijk heeft misdragen in moreel opzicht. Daar heeft hij vreselijke compassie voor, maar het kan niet anders, hij moet dood. Nou, dat is oproepen tot geweld. Simpel.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het lijkt me heerlijk om in de wereld van de heer Hiddema te leven, want in die wereld is alles simpel. De heer Hiddema versimpelt het belang van dit artikel tot één zaak, namelijk de zaak-Wilders, een zaak die nog onder de rechter is. Daar wil ik nu ook verder niet op ingaan. Hij gaat eraan voorbij dat dat hele haatzaaiartikel wel degelijk van belang is om, nog voordat iemand gaat oproepen tot geweld maar in het stadium is dat hij oproept tot haat, een juridische titel te creëren om zo iemand te weren uit de Nederlandse samenleving. Volgens mij moeten we elkaar daar juist op kunnen vinden. Dat soort mensen willen we hier toch helemaal niet? Waarom gaan we dan de mogelijkheid uit de wet halen om die mensen uit Nederland te houden?
De heer Hiddema (FvD):
Omdat dat de rechter opzadelt met eindeloze discussies en gepalaver over wanneer het haatstadium is bereikt en wanneer het discriminatiestadium is bereikt. Nou, dan zeggen wij: houd hier maar mee op, want de gereedschapskist die we nu hebben is voldoende toegerust om het daarmee te doen. Bovendien is dit artikel niet geschikt om een individuele burger met een geprangd gemoed die zich belaagd voelt door haat, enig soelaas te bieden. Dat blijkt uit de werking ervan. Het zijn altijd beroepsgroepen of belangengroepen die zich meester maken van dit artikel. Dat kost de Staat handenvol geld. Daar moeten we mee ophouden.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nu is het interessant. Als we alles afpellen, is de aanleiding dat het heel ingewikkeld zou zijn voor de rechter om dit artikel toe te passen. Dan vind ik het toch interessant dat we dat signaal nog nooit vanuit de rechtspraak hebben gekregen. Dus het is puur de interpretatie van de heer Hiddema.
De heer Hiddema (FvD):
Nou ... Ik denk dat de rechters er niet zo veel behoefte aan hebben om zich ten aanzien van dit soort kwesties echt vreselijk te gaan roeren. In 2017 zijn negen rechters aan dit artikel toegekomen. Dus het valt nogal mee. Dan denk ik: als de oogst negen strafzaken is, houd er dan maar mee op. Het kan simpeler.
Dit is dus het wetsvoorstel ten aanzien van artikel 137d. Die hele wet typeert nou echt wat zich hier heeft voltrokken, niet alleen met betrekking tot die wet, maar eigenlijk met betrekking tot alles. Uit angst voor de mondige burger moet dit artikel in de steigers blijven en ook nog worden opgetuigd. Het is een volwassen democratie onwaardig. Ik vind — en daar rond ik mee af — dat de voorstellen die hier liggen, alle waardering verdienen. U weet hoe genuanceerd ik heb geprobeerd ertegen aan te kijken. De ijver van de minister is groot; dat moet gezegd worden. Er is een heleboel papier uit zijn handen gevogeld. Uit de keuken komt heel wat, maar we hebben er niks aan. Dat is ook de democratie onwaardig. Als je hier als minister, als regering met wervende teksten komt — "pathos" wil ik niet zeggen — waaruit de burger zou kunnen afleiden dat het, zoals het tot nu toe ging, niet al te best was, maar dat het nu een hele andere kant opgaat, dan is dat piepschuim voor de burger. Het is een fopspeen voor de burger en het is een lange neus naar iedereen die serieus wil weten wat er nou precies aan de hand is met de staat van de misdaadbestrijding. Daar heb ik de minister vragen over gesteld. Ik wil graag weten hoe het zit met de wapenteams. Ik wil graag weten hoeveel specifiek wapengerichte onderzoeken zich in het afgelopen jaar — laat ik het simpel houden — hebben voltrokken. En ik wil graag weten wat die zaak-Wilders nou kost. That's it.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kuiken van de fractie van de Partij van de Arbeid.
Na de termijn van de Kamer ga ik schorsen voor de lunch. Dat is een halfuurtje. Daarna hebben we de stemmingen en vervolgens hebben we de regeling van werkzaamheden. En daarna gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister.
Het woord is aan mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Er is op zich niks tegen dit wetsvoorstel. Er zitten mooie elementen in als het gaat over de aanpak van kindermishandeling, het belemmeren van hulpverleners, de ondermijning en wraakporno. Zoals gezegd, biedt het verhogen van de strafmaat alleen geen soelaas als je niet een rechtspraak hebt die die verhoogde strafmaat op een ordentelijke manier kan verwerken. Ik sluit me daarom kortheidshalve aan bij de vragen die daarover zijn gesteld, ook bij de vraag die specifiek is gesteld door collega Van Nispen van de SP. We horen positieve geluiden dat er extra geld bij komt, onder andere voor de rechtspraak, maar we horen ook dat er gelijktijdig geld wordt weggehaald bij de politie. Dat zou een beetje broekzak-vestzak zijn. Graag een reactie van de minister op dit punt.
Voorzitter. Ten aanzien van de zedenwetgeving verwachten we nog een heel zedenpakket op een ander moment. Daar kijk ik zeer naar uit, want we wachten nu al ruim twee jaar. Het is ontzettend belangrijk om ook nieuwe vormen van seksueel geweld aan te kunnen pakken. Ik vind ook de term "wraakporno" eigenlijk niet terecht. Het is gewoon seksueel beeldmateriaal dat wordt misbruikt en daarmee vind ik het een zedenmisdrijf, een seksueel misdrijf. Hetzelfde geldt voor een term als "slutshaming". Dat zegt iets over degene die tot dat oordeel komt, en niet over het slachtoffer dat het overkomt. Mijn oproep is dan ook: als het komt tot een nieuw pakket van zedenwetgeving, kies de termen zorgvuldig, omdat de slachtoffers dat verdienen.
Een specifieke vraag heb ik over de vragen die gesteld zijn door mevrouw Buitenweg over de aanpak van discriminatie en geweld tegen mensen uit de lhbtqi-gemeenschap. Er is een amendement ingediend over seksuele gerichtheid. Dat zou ik graag willen steunen. Ik heb zelf een amendement in voorbereiding over artikel 137c en de vraag of daaraan niet in ieder geval de term "geslacht" toegevoegd zou moeten worden, en misschien ook wel de term "genderidentificatie en genderexpressie". Zou er misschien een verbreding van die term moeten komen of wordt het voldoende ondervangen in de nu bestaande artikelen? Mevrouw Buitenweg heeft daar een heel specifieke vraag over gesteld. Ik heb mijn amendement nog niet ingediend, omdat ik ook de antwoorden van de minister wil afwachten. Worden die vragen niet goed beantwoord, dan kunnen mevrouw Buitenweg en ik wellicht samen optrekken en daar een amendement voor maken.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Voor de goede orde: ik pleit er niet voor om bij 137c én "geslacht" én "genderidentiteit en genderexpressie" te doen, maar in lijn met de Awgb hebben we gezegd dat onder "discriminatie op grond van geslacht" ook deze vorm van discriminatie móét worden verstaan. De term "geslacht" moet dus op die manier worden geïnterpreteerd en wordt geëxpliciteerd in de wetgeving, zoals ook in de Awgb is gedaan. Ik zou het juist ingewikkeld vinden om alleen "genderexpressie en genderidentiteit" in 137c op te nemen. Omdat daarin de grond "geslacht" ontbreekt, vraag ik mij af wat dan het effect is op het feit dat we in alle andere artikelen in 137c wel "geslacht" hebben en daaronder, via jurisprudentie, "genderexpressie en genderidentiteit" hebben verstaan.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat is helemaal correct. Ik heb nu een amendement met de term "geslacht" erin, maar dat kan ik alleen maar staande houden mits er op die andere vragen bevestigend wordt geantwoord door de minister. Dus ik hoop dat ik daarmee voldoende duidelijkheid heb gegeven.
Mevrouw Van Toorenburg heeft namens ons en mevrouw Buitenweg het voorstel ingediend om publicaties van slachtoffers niet meer online te kunnen zetten. Ik wil ook richting de heer Van Wijngaarden — hij is net even weggelopen, maar hij leest het vast terug — zeggen dat mensen die zijn overleden, geen portretrecht hebben. Dat is even heel belangrijk te constateren. De enige rechten die er dan nog zijn, zijn de rechten van nabestaanden, en die verdienen een vorm van bescherming. Daarom ook dat initiatief.
Voorzitter, helemaal afrondend. Wat ik nog steeds een gemiste kans vind, ook in dit wetsvoorstel en in de discussies die we eerder hebben gevoerd: digitaal is de echte wereld en de echte wereld is de virtuele wereld. Daarom vind ik het nog steeds een gemiste kans dat er niet nieuwe vormen van verboden zijn ontstaan. Zo hebben wij eerder gepleit voor bijvoorbeeld een digitaal straatverbod, waardoor je bijvoorbeeld ook haatpredikers die zich online manifesteren beter zou kunnen aanpakken, of mensen die zich schuldig maken aan bijvoorbeeld het plaatsen van expliciet materiaal. Ik zou toch nogmaals een reactie van de minister willen hebben of we niet tot nieuwe vormen van verboden zouden moeten komen, die beter aansluiten bij de digitale wereld.
Hartelijk dank, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan is het tijd voor de eerste spreker op de sprekerslijst van dit debat, de heer Markuszower van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we, en er is al veel gezegd, over de herwaardering van enkele delictsvormen. Het kabinet introduceert twee nieuwe delicten, namelijk wraakporno en het hinderen van hulpverleners. Op wraakporno komt maximaal één jaar gevangenis te staan en daders die hulpverleners hinderen, kunnen rekenen op maximaal drie maandjes gevangenisstraf.
Daarnaast gaan de strafmaxima voor een aantal delicten een beetje omhoog. Dat geldt voor woninginbraak. Op diefstal in een woning — ongeacht het tijdstip waarop dit misdrijf wordt gepleegd, dus ook overdag — komt nu maximaal zes jaar gevangenisstraf te staan. Op handel in en het bezit van automatische vuurwapens komt straks maximaal acht jaar gevangenisstraf te staan. Daarnaast vindt er een verruiming plaats van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor kindermishandeling. Kindermishandeling is verschrikkelijk en kent per definitie zeer kwetsbare slachtoffers. Het is dus positief dat het kabinet de verjaringstermijn voor kindermishandeling wil verlengen en stelselmatige mishandeling als afzonderlijke strafverzwaringsgrond toevoegt, en dat de strafverzwaringsgronden voor kindermishandeling uitgebreid worden tot andere personen, zoals mensen werkzaam op scholen, internaten en zorginstellingen; want ook daar vindt de mishandeling te vaak plaats.
De PVV juicht strafverzwaringen altijd toe, vooral daar waar het gaat om delicten die grote impact hebben op het slachtoffer en de maatschappij. De strafverzwaringen die nu worden aangekondigd, zijn echter niet flink. Want zeg nou zelf, zo vraag ik aan de minister: als iemand een weerloze vrouw berooft in haar eigen huis, is dan zes jaar celstraf een afschrikwekkende straf? Is dat nou echt hoog genoeg? Als een hulpverlener op oud en nieuw wordt belaagd en gehinderd, waardoor de hulpverleners geen adequate hulp kunnen bieden en met gevaar voor eigen welzijn hun werk moeten doen, is dan drie maanden echt een hoge straf? Deze minister zegt dat mensen die geweld plegen tegen hulpverleners en agenten niet mogen wegkomen met een taakstraf. Daar zijn we het mee eens. Maar een paar dagen gevangenisstraf vindt de minister blijkbaar wel afschrikwekkend genoeg? Ik vraag me af hoe hulpverleners en agenten die met oud en nieuw steeds maar weer belaagd worden, zelf hierover denken. Waarom stelt de minister bij dit soort vreselijke delicten niet gewoon bijvoorbeeld minimaal vijf jaar gevangenisstraf voor? En is de minister bereid aan de hulpverleners zelf te vragen wat zij een passende straf vinden, en de Kamer daarover te berichten?
De verhogingen die de minister voorstelt, stellen dus eigenlijk niet zo heel veel voor. Maar wij hebben in Nederland nog een ander, groot probleem, en dat probleem is zo groot dat al deze verhogingen nagenoeg irrelevant zullen blijken. Dat probleem heet en is: de magistratuur in Nederland, de rechters en de leden van het Openbaar Ministerie. Namelijk: het Openbaar Ministerie eist vaak te lage straffen en de rechters leggen vaak veel te lage straffen op. De gewone burger roept dit al jaren, maar op de PVV na wil niemand in de Kamer hier iets aan doen. De magistratuur krijgt van iedereen hier in de Kamer en van het kabinet maar de ruimte om de wil van het volk — hoge, rechtvaardige straffen in plaats van lage, slappe straffen — te negeren.
Zoals gezegd, elke strafverhoging juicht de PVV toe, maar de straffen in Nederland zijn en blijven nog altijd veel te laag. Neem de slechts drie jaar cel die een tbs'er opgelegd heeft gekregen. Hij zat al in de tbs, toen heeft hij daar een medewerker verkracht, en hij kreeg voor deze verkrachting maar drie jaar cel. Voor een verkrachting! Of neem de terreurvader die jarenlang en stelselmatig tien van zijn kinderen heeft mishandeld en zijn kinderen op zolder en in een zeecontainer opsloot. Die kreeg maar twee jaar cel opgelegd. Of de asielzoeker die slechts twintig maanden celstraf opgelegd heeft gekregen voor een gruwelijke verkrachting — die overigens later wordt gekwalificeerd als "overig", zodat niemand weet dat asielzoekers zulke verschrikkelijke misdaden plegen.
Volgens de minister heeft dit wetsvoorstel een afschrikwekkende functie. De maximumstraffen die de minister voorstelt voor de door hem gekozen delicten, zijn slechts een piepklein doekje op een bloedende wond. Zo heb ik nog voorbeelden tot en met sint-juttemis van te lage straffen, maar laat me nog één voorbeeld noemen; dat stond vandaag uitgebreid in De Telegraaf. Michel B. wordt in 2008 veroordeeld voor het meermaals verkrachten van een kind. Het verkrachten van een kind! Maar binnen één jaar staat deze Michel B. alweer buiten. Hij had niet één jaar in de cel moeten zitten, wat mij betreft, hij had minimaal 20 of 30 jaar, of wat mij betreft zelfs levenslang moeten krijgen, want een kind is verkracht. De rechters, die hadden tbs moeten krijgen, want die zijn knettergek dat ze zo'n verschrikkelijke misdadiger maar één jaar cel geven.
Dan een vraag aan de minister. Hoezo denkt de minister dat de verhoging van de strafmaxima in de wet ook daadwerkelijk een effect zal hebben? In 2012 is bijvoorbeeld de maximumstraf op mensenhandel verhoogd van acht naar twaalf jaar, maar het aantal veroordelingen voor mensenhandel is alleen maar teruggelopen. Rechters zijn ook niet harder gaan straffen. In 2016 bijvoorbeeld was de gemiddelde straf voor mensenhandel slechts anderhalf jaar. De enige manier om rechters daadwerkelijk hogere straffen op te laten leggen, is door minimumstraffen in te voeren. Op dit moment kennen rechters een ongecontroleerde vrijheid op het gebied van de straftoemeting.
Toch, ondanks alles, heeft deze CDA-minister op één verhoging wel flink zijn best gedaan. Dat was namelijk de verdubbeling van de strafmaat in artikel 137d. Maar dat komt omdat zijn partij, het CDA, in deze verdubbeling de kans zag een politieke tegenstander kalt te stellen. Een politieke afrekening. CDA-poldermaffiapraktijken. De fractievoorzitter van mijn partij, de PVV, wordt namelijk nu al zes jaar onterecht achtervolgd door de Nederlandse magistratuur op basis van dit artikel. En dat, zo begrijpt een kind, komt de concurrentie natuurlijk goed uit. De strafmaat op dit artikel zou nu niet verdubbeld moeten worden. Dit artikel moet eerst maar eens gewijzigd worden. Dit artikel beperkt namelijk onnodig de vrijheid van meningsuiting; we hebben het er net ook al even over gehad. Natuurlijk mag je niet aanzetten tot geweld, maar de vrijheid van meningsuiting in Nederland zou juist moeten worden verruimd en niet moeten worden beperkt.
Dan nog de volgende vraag aan de minister. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om de strafmaat voor verkrachting, doodslag, zware mishandeling of roofovervallen te verhogen en bijvoorbeeld te verdubbelen? Dit lijken mij toch ernstige delicten, delicten ook die nu te laag bestraft worden. Waarom doet de minister niks aan de lage straffen voor de meest ernstige delicten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was uw termijn? Dank u wel. Mevrouw Buitenweg met een vraag.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik wil toch duidelijkheid krijgen of de PVV nou vindt dat de heer Wilders of dat de PVV zelf eigenlijk helemaal niet aanzet tot haat of dat het aanzetten tot haat eigenlijk wel prima geaccepteerd moet worden.
De heer Markuszower (PVV):
Wat vooral belangrijk is in Nederland, is dat je niet aanzet tot geweld. Dat is verboden en dat moet verboden blijven. Daar is geen enkele sprake van. En inderdaad, ik vind ook niet dat er is aangezet tot haat, maar laat mij nou niet op individuele zaken ingaan. U werpt mij altijd voor dat ik dat niet moet doen, dus laten we dat in deze zaak ook niet doen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ja, maar de PVV vindt het niet erg als aangezet wordt tot haat, want dat moet in ieder geval niet strafbaar worden gesteld.
De heer Markuszower (PVV):
Dat laatste is zeker juist. Wat alleen strafbaar moet worden gesteld, is aanzetten tot geweld. Er blijft natuurlijk nog heel veel mogelijk voor mensen die zich beledigd of gediscrimineerd voelen. Daar blijven heel veel mogelijkheden voor over in de huidige strafwet.
De heer Groothuizen (D66):
Ik ken een beetje de toon en inhoud van de betogen van de heer Markuszower. Zo langzamerhand slaat soms op een gegeven moment een soort apathie toe, maar vandaag ging de heer Markuszower volgens mij toch wel weer een stapje verder. Hij zegt eigenlijk dat deze minister een politiek proces heeft aangespannen tegen zijn politiek leider. Mijn vraag aan de heer Markuszower is: kunt u die beschuldiging onderbouwen?
De heer Markuszower (PVV):
Volgens mij heb ik dat niet zo duidelijk gezegd, dus wat mij betreft kunt u weer terug naar de apathische houding, wat blijkbaar beter voor u is. Nogmaals, ik denk dat het zeer onverstandig is om diep in te gaan op deze individuele zaak. Maar als u het proces heeft gevolgd: er zijn ook vragen vanuit de PVV-fractie over inmenging van de minister in dit proces. Het ging toevallig niet om deze minister, maar om een van zijn voorgangers. Dus dat dat punt door de PVV-fractie impliciet is gemaakt, is natuurlijk al breed bekend. Als het goed is, heeft u die vragen ook ontvangen.
De heer Groothuizen (D66):
De heer Markuszower had het over het kaltstellen van de heer Wilders via een politiek proces en koppelde dat aan — ik citeer — de CDA-poldermaffia die hij bij de minister van Justitie door de brievenbus schoof. Volgens mij is dan mijn conclusie geheel gerechtvaardigd. Maar als de heer Markuszower het zo niet heeft bedoeld en afstand neemt van die woorden, dan hoor ik dat heel graag.
De heer Markuszower (PVV):
Het ging om de CDA-fractie, die bij de onderhandelingen heeft gepleit voor een strafverhoging in dit artikel. Het moge duidelijk zijn, een kind kan dat begrijpen, dat dat gaat om het kaltstellen van een politieke concurrent. Dat zijn poldermaffiapraktijken van het CDA, met instemming van D66, VVD en ChristenUnie, want die doen allemaal mee met dit kabinet.
De heer Groothuizen (D66):
Maar dan snijdt het betoog van de heer Markuszower geen enkel hout, want het proces tegen de heer Wilders liep al. Zelfs de heer Markuszower, die er juridisch nog wel eens een potje van maakt, weet dat er wat dat betreft geen terugwerkende kracht is. Dus dan moet hij volgens mij gewoon zeggen: ik heb net een onzinverhaal staan verkondigen.
De heer Markuszower (PVV):
Zelfs de heer Groothuizen moet weten dat ook rechters, hoe vaak ik ze hier ook afval, best kunnen horen. Als rechters weten dat er in deze Kamer wordt gesproken over het verhogen van een straf, tijdens een zaak van een politieke concurrent, dan zal dat zeker van invloed kunnen zijn op het eindoordeel van de rechters en op de straftoemeting van de rechters. Ook al is het niet met terugwerkende kracht, het schept wel zeker een nieuw klimaat. Als de heer Groothuizen, volgens mij oud-lid van de magistratuur die ik net heb bestempeld als groot probleem, dát niet begrijpt, lijkt het wel alsof hij net doet alsof hij dat niet begrijpt, want het is klink en klaar dat dat zo werkt in Nederland. Rechters horen wat hier wordt gezegd en kunnen dit dus op basis van een nieuw klimaat wat de politieke partijen hier scheppen zeker meewegen in hun straftoemeting.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg.
De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter, de heer Markuszower spreekt mij persoonlijk aan.
De voorzitter:
U heeft gelijk.
De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik constateer dat ik dit een dieptepunt vind in de betogen die de heer Markuszower houdt. Hij schiet zichzelf ook in de voet, want de ene kant van zijn pleidooi is dat rechters nooit luisteren, en uiteindelijk probeert hij zich er nu uit te draaien door te zeggen dat rechters wel degelijk luisteren naar wat er wordt gezegd in de politiek. Daarmee schiet hij zichzelf in de voet. Het is jammer dat u dit hebt gezegd. Het zou u sieren als u dit terug zou nemen.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, ik heb gezegd dat rechters kunnen horen. Ze luisteren te weinig naar de wil van het volk. Dat doet uw partij ook, dat doen alle partijen in deze Kamer, want deze Kamer, magistratuur en kabinet weigeren minimumstraffen in te voeren, het OM weigert hoge straffen te eisen en rechters weigeren bij verkrachtingszaken, moord en dergelijke vaak, niet altijd, hoge straffen op te leggen. Dat is een heel groot probleem. Maar natuurlijk horen rechters, zeker als het om een politieke concurrent gaat. Want al die rechters zijn lid van D66 of GroenLinks. Dus als het een politieke concurrent betreft, zullen ze zeker horen wat hier wordt gezegd. Ik ben bang dat ze het ook meewegen in hun eindvonnis.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik dank de heer Groothuizen voor zijn interruptie, want het is altijd fijner als een collega op zo'n manier een interventie pleegt in plaats van de persoon waarover gesproken wordt, die het eigenlijk te ziek vindt om te reageren. Dus ik dank hem daarvoor, ik vind het eigenlijk een fijnere manier om het debat te voeren. Maar ik heb wel een vraag aan de heer Markuszower. Vindt hij het nou blijkbaar zo erg dat er misschien iemand ook voor de rechter kan staan die beoordeelt of sprake is van wat in de delictsomschrijving staat, dat het ook prima is om haatimams hun gif over Nederland te laten verspreiden? Want misschien gaat een rechter ooit ook andere haatzaaierij mogelijk beoordelen. Is dat dan zo'n offer waard?
De heer Markuszower (PVV):
Ik begrijp de vraag niet helemaal. Maar als u aan mij vraagt of haatimams hier zomaar mogen prediken, zeg ik natuurlijk nee. Een imam predikt altijd voor invoering van de sharia, wat per definitie aanzetten tot geweld is. Dat lijkt mij meer dan genoeg grond om zo'n haatimam, een imam, te weren van Nederlandse grond.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Helaas klopt dat niet. Dat zou het allemaal heel erg makkelijk hebben gemaakt. Maar we hebben eerder hier een debat gevoerd over de strafbaarstelling van haatzaaien, omdat een voormalig lid van de PVV daarover een voorstel had ingediend. Toen hij al was vertrokken, ging hij daar verder mee. Maar ik vind het toch wel heel fascinerend dat de PVV blijkbaar haatzaaien als zodanig wel strafwaardig vindt, maar alleen wanneer het mogelijk kan gebeuren dat een persoon voor een rechter wordt gedaagd, waarover een rechter uiteindelijk een oordeel moet vellen, moet het hele haatzaaien maar niet strafbaar worden gesteld. Is dat niet een wat rare redenering?
De heer Markuszower (PVV):
Nee, want het gaat hier alleen om artikel 137d. Dat houden we in stand wat betreft het aanzetten tot geweld. Dat geeft Nederland en Nederlanders genoeg ruimte en mogelijkheden om mensen die geweld prediken, of haatzaaien zo u wilt, maar die in ieder geval oproepen tot geweld, te vervolgen. Ik had het niet over haatzaaien. Ik had het over het wijzigen van artikel 137d.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat de heer Markuszower de jurisprudentie een beetje moet lezen. Daarin is herhaaldelijk aangegeven dat haatzaaien het enige is wat tegen haatzaaiende imams kan worden ingevoerd. Blijkbaar vindt de PVV het haatzaaien door imams at the end of the day gewoon prima.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, als artikel 137d gewijzigd is, dan kunnen imams worden vervolgd en geweerd op basis van hetzelfde artikel, namelijk op basis van het aanzetten tot geweld. Het is heel makkelijk om nu naar de jurisprudentie te kijken. Het artikel wordt nu gebruikt omdat het er is. Als het artikel gewijzigd wordt, zullen rechters en Nederlanders die hun recht willen halen, andere artikelen vinden die het mogelijk maken om dit soort imams te weren.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik denk dat de PVV-fractie, net als Forum voor Democratie, binnenkort een in het Arabisch opgesteld bedankbriefje van een haatimam kan verwachten vanwege dit voorstel. Maar mijn vraag is een andere, namelijk: vindt de PVV-fractie dat we mensen die IS aanhangen en die dat openlijk doen, zo makkelijk en zo snel mogelijk moeten kunnen vervolgen?
De heer Markuszower (PVV):
Jazeker. IS is een terroristische organisatie. Wat u zei over het bedankbriefje van een imam kan ik niet plaatsen, zo herhaal ik nogmaals, omdat een imam — dat is hetzelfde als een haatimam — pleit voor het invoeren van de sharia. De sharia is een keiharde oproep tot geweld en dat is altijd, ook in de wereld van de PVV, keihard verboden. Dat moeten we keihard vervolgen. Sorry, kunt u uw eerste vraag nog een keer herhalen?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het punt blijft dat haat en geweld twee verschillende dingen zijn. Haat gaat vooraf aan geweld. Dus ik zou zeggen: verdiep u nog eens in die termen. Dat zijn echt twee verschillende dingen. Je hebt beide nodig in de wet.
Dan het punt ten aanzien van IS-aanhangers. Ik breng de PVV-fractie even in herinnering dat de mensen die hier met IS-vlaggen stonden te zwaaien, vervolgd konden worden met het haatzaaiartikel, waarvan u samen met Forum voor Democratie zegt: laten we dat maar uit de wet gummen, want daar hebben we eigenlijk alleen maar last van en het is zo ingewikkeld. Wat een onzin. Daarmee speelt u dat soort mensen, de mensen die hier in Den Haag met IS-vlaggen stonden te zwaaien, in de kaart.
De heer Markuszower (PVV):
Een IS-vlag is een keiharde oproep tot geweld. Het zwaaien daarmee kan nog steeds vervolgd worden op basis van artikel 137d, want geweld laten we staan. Overigens constateer ik wel een kleine, of eigenlijk een grote, draai van de VVD-fractie, want in het debat waaraan mevrouw Van Toorenburg refereerde, bepleitte uw collega, meneer Taverne, hetzelfde als ik nu. Ik begrijp dus niet zo goed wat er bij de VVD aan de hand is. Misschien is de VVD een beetje in de war van al dat draaien. Maar ook uw collega Taverne, een goede jurist, begreep dat je mensen die zwaaien met IS-vlaggen nog steeds kunt vervolgen op basis van het aanzetten tot geweld. Ik denk dat u nog even terug moet naar uw oude fractie.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ter verduidelijking: we hebben het vandaag in dit debat over de verruiming van de strafbaarheid van haatzaaien. Dat artikel staat nog steeds in de wet. Ik ben niet degene die voorstelt om dat artikel te schrappen, waardoor het lastiger wordt om haatimams en mensen die met IS-vlaggen staan te zwaaien, te vervolgen.
De heer Markuszower (PVV):
Nogmaals, mensen die met IS-vlaggen zwaaien, kunnen gewoon vervolgd worden voor het aanzetten tot geweld. Maar wat echt een probleem is, is dat al die mensen hier zijn. En door wie zijn zij hier? Onder andere door de VVD, het CDA en D66. Zij hebben al die mensen hiernaartoe gehaald. Dat zijn de mensen die homoseksuelen belagen op straat, die Joden belagen op straat, die vrouwen belagen op straat en die hun eigen dochters intimideren. U heeft al die problemen naar Nederland gebracht. We moeten niet allemaal gekke capriolen uithalen en Nederlanders beperken in hun vrijheid van meningsuiting. Het artikel over het aanzetten tot geweld moeten we houden. Dat is een geweldig artikel. Daar kunnen we iedereen mee vervolgen die aanzet tot geweld. De vrijheid van meningsuiting moet worden verruimd. Dat kan als uw partij ophoudt met het importeren van al die enge mensen die hier geweld zaaien.
De voorzitter:
Dank u wel.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors tot 12.55 uur. Dan hebben wij de stemmingen, althans één stemming. Daarna hebben wij de regeling van werkzaamheden en daarna gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 12.24 uur tot 12.55 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-83-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.