5 Vragenuur: Vragen Kröger

Vragen van het lid Kröger aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over bomenkap in de Achterhoek.

De voorzitter:

Even kijken. Tot slot gaan wij naar de laatste vraag, van mevrouw Kröger namens GroenLinks aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat, die ik ook van harte welkom heet. De vraag betreft bomenkap in de Achterhoek.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Landschapspijn: eeuwenoud historisch landschap dat verdwijnt. De prachtige bomenlanen in de Achterhoek en in andere delen van Nederland horen daar ook bij. Kleine weggetjes omzoomd door oude eiken: daar geniet iedereen van. Vandaar dat de emoties hoog opliepen toen de minister met een voorstel kwam voor het verhogen van de verkeersveiligheid op N-wegen, waar bomenkap onderdeel van zou zijn.

De verkeersveiligheid is uiteraard van ongelooflijk groot belang, maar een boom wordt niet dronken, een boom gebruikt geen drugs en een boom rijdt niet te hard. Heel veel mensen vreesden voor het verdwijnen van hun geliefde landschap. Een petitie tegen bomenkap voor de verkeersveiligheid werd afgelopen september in een mum van tijd meer dan 50.000 keer getekend. In het debat zei de minister dat het kappen van die bomen een uiterst middel zou zijn en dat er heel zorgvuldig gehandeld zou worden. Ze zegde toe om in gesprek te gaan met de provincies. Ook nam de Kamer een motie hierover aan, ingediend door de ChristenUnie, GroenLinks en D66.

En nu worden we geconfronteerd met de kap van 343 zomereiken langs de N319 tussen Ruurlo en Groenlo. Ook uit andere delen van het land komen vergelijkbare berichten binnen. Ik wil de minister vragen hoe zij uitvoering geeft aan de motie die door de Kamer is aangenomen. Vindt zij de kap van meer dan 300 gezonde bomen passen binnen een zeer zorgvuldige afweging? Zijn alternatieve verkeersmaatregelen en additionele snelheidscontroles als insteek onderzocht? Welke rol speelt Rijkswaterstaat hierin om te zorgen dat er een zorgvuldige afweging wordt gemaakt?

Ten slotte: is de minister bereid om met de provincie en de VNG in gesprek te gaan over deze afweging en het huidige toetsingskader te evalueren om er echt voor te zorgen dat er voldoende bescherming is voor die bomen langs de wegen?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Kröger heeft het heel mooi, bijna poëtisch, verwoord en heeft daardoor al een deel van mijn antwoord zelf gegeven. Mevrouw Kröger refereerde namelijk nog even aan wat ik in het eerdere debat had gezegd ten aanzien van de veiligheid in de bermen. We weten allemaal dat er heel veel ongevallen juist in de bermen gebeuren. We hebben met elkaar afgesproken dat we willen werken aan het veiliger maken van die bermen, maar u heeft ook al even gememoreerd dat ik toen heb gezegd dat het een uiterst middel is om daarvoor de bomen te gaan kappen. Natuurlijk heb je het liefst een berm zonder obstakels, wat we zo mooi noemen de "vergevingsgezinde bermen", waar bijvoorbeeld struiken in staan. Als er obstakels staan — dat hoeven niet per se bomen te zijn, het kan ook iets anders zijn — kijken we als eerste of er een geleiderail of iets anders voor kan worden geplaatst. Als uiterst middel ga je dan eventueel over tot het kappen van bomen.

In de regeling die we nu hebben afgesproken gaat de helft van de 50 miljoen naar onze eigen rijks-N-wegen. Daar zullen we dit proces strak op deze manier vormgeven. Dat zullen we ook doen voor de 25 miljoen die voor de provinciale N-wegen wordt ingezet. De provincie is zelf het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet, dus die heeft daar zelf een eerste verantwoordelijkheid in te nemen. Vervolgens heeft natuurlijk ook de gemeente nog een bevoegdheid, want die zal een kapvergunning moeten geven. Ik ga ervan uit dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, maar mijn beleidslijn is onveranderd dat het een uiterste middel is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. De minister schetst een situatie die op papier misschien helemaal klopt en in lijn is met het debat. Alleen, de realiteit is dat er op dit moment plannen zijn voor grootschalige kap langs die N-wegen en ook dat lokale overheden naar het rijksbeleid kijken en zeggen: nou, het is de bedoeling dat wij volgens die nieuwe richtlijnen die bermen leeg krijgen. Dan gaat er dus toch iets mis. Daarom mijn vraag aan de minister: kan zij in gesprek gaan met de provincies en de VNG over hoe dit beleid gevoerd wordt? Kan zij komen met een richtlijn waardoor echt eerst alle mogelijke andere ingrepen gedaan worden, voordat er tot bomenkap wordt overgegaan, en er ook eerst beargumenteerd moet worden dat het de enige optie is? Want we hebben het in het debat ook gehad over snelheidsverlaging en meer specifieke controles op bijvoorbeeld drankgebruik. Daar hoor ik de minister nu helemaal niet over.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Laat ik daar dan mee beginnen. Natuurlijk ben ik het met mevrouw Kröger eens dat de ongevallen altijd beginnen met de menselijke factor. We zetten op allerlei manieren in op veiliger gedrag van bestuurders. Mevrouw Kröger vraagt: bent u bereid om het gesprek aan te gaan? We hebben het gesprek met provincies en gemeenten al gevoerd, maar ik ben altijd bereid om dit opnieuw onder de aandacht te brengen. Willen provincies voor subsidie in aanmerking komen, moet er een onderbouwing zijn van niet alleen de noodzaak in verband met de verkeersveiligheid, maar vooral ook ten aanzien van duurzaamheid en natuurwaarde. Dus provincies zullen die onderbouwing ook moeten leveren als ze in aanmerking willen komen voor subsidie van ons. Voor het overige zal ik ze ten stelligste adviseren om op hun eigen wegen, waarover wij verder geen zeggenschap hebben, dezelfde volgorde te hanteren.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Tot slot. Ik wil de minister vragen of ze ons als Kamer kan laten weten of ze dit als probleem erkent, en wel een probleem dat voortkomt uit het beleid dat ze zelf vorig jaar heeft ingezet toen ze deze wijziging aangaf. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er een richtlijn komt voor lokale overheden, voor provincies, over hoe bomenkap alleen selectief, op individueel niveau, als uiterste middel moet worden ingezet en dat eerst snelheidsverlaging en verkeerscontroles moeten plaatsvinden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er is een klein misverstand. Ik heb niet een beleidswijziging ingezet. We hebben 50 miljoen extra uitgetrokken om de veiligheid van de bermen te bevorderen. Daar is een hoop geld voor nodig. Het kan soms ook bestaan uit een verharding van de berm, zodat je niet in één keer van de weg afschiet als het zacht wordt. Het kan ook zitten in de geleiderails of de vangrails, zoals de meeste mensen het noemen. Nogmaals, het uiterste middel kan het verwijderen van een obstakel, dus een boom zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. De heer Drost namens de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

De motie waar mevrouw Kröger aan refereert, is van onder anderen mevrouw Van der Staaij ... Sorry, van mevrouw Van der Graaf, onder anderen, dus van ons. Een richtlijn introduceren is mooi, maar het kan ook een papieren tijger worden als er verder niet wordt gehandhaafd. Soms is het goed om als overheid in individuele gevallen te informeren bij collega's, in dit geval de provincie of de gemeente Berkelland, zo van "hoe zit dat?". 350 bomen. Ik kan mij niet voorstellen dat die niet alle 350 bewaard zouden kunnen blijven met alternatieven. Heeft de minister in dit geval geïnformeerd bij de provincie, dan wel de gemeente die daarover gaat? Is dat zo gegaan in dit geval? Ik vraag dit ook naar aanleiding van de motie die vorig jaar is aangenomen door de Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee, want op dit moment is hier geen bemoeienis van ons aan de orde. Als een provincie dit voor subsidie in aanmerking wil laten komen, dan gaan wij het langs die lijn beoordelen. Voor de rest is het aan de provincie om hier zelf op een verstandige wijze mee om te gaan. Ze zijn zelf het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet, dus ik ga ervan uit dat ze daar goed naar kijken. De gemeente is verantwoordelijk voor een kapvergunning. Ik zou ze dus dringend adviseren om dat allemaal heel serieus te overwegen.

De heer De Groot (D66):

Een boom in de berm kap je alleen als het echt niet anders kan, als er geen alternatief is. Wat hier is gebeurd, lijkt daarmee behoorlijk in strijd. Is de minister bereid om een stevig gesprek te gaan voeren met de betrokken provincie om dit te verhinderen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Wanneer ze bij mij aankloppen voor subsidie, gaan we dat uiteraard meteen beoordelen. Dan is de bemoeienis direct duidelijk. Wanneer hier sprake is van een eigen project, kunnen wij daarover een gesprek met ze voeren, maar dan kan ik niet treden in hun bevoegdheid. Die heb ik simpelweg niet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het heel lastig dat de minister hier alle verantwoordelijkheid van zich afschuift. Ik zou haar willen vragen of ze toch niet met een richtlijn kan komen voor de afwegingskaders voor lokale wegbeheerders, waarin de kap van bomen echt als allerlaatste middel wordt ingezet. Dus een landelijke richtlijn voor de afwegingskaders. Wil de minister daarnaar kijken?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

In algemene zin hebben we die al. Je kunt dat natuurlijk niet heel makkelijk precies in regeltjes vangen. De ene boom is de andere niet. De ene locatie is de andere niet. Daarom is het ook belangrijk dat het ultieme besluit daarover, het besluit over de kapvergunning, op het lokale niveau ligt. Daar kunnen de mensen dat het beste inschatten. Bij de Natuurbeschermingswet is het ook aan de provincie als het bevoegd gezag om daar een afweging in te maken. Maar nogmaals, als het op mijn bordje komt, dan zullen we het op deze manier tegen de lat leggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de mondelinge vragen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en daarna gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven