3 Gevolgen van de sluiting van sociale werkplaatsen

Aan de orde is het dertigledendebat over de gevolgen van de sluiting van sociale werkplaatsen.

De voorzitter:

Aan de orde is het dertigledendebat over de gevolgen van de sluiting van de sociale werkplaatsen. Ik heet hiervoor de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Uiteraard ook een hartelijk welkom aan alle Kamerleden, de ondersteuning en de mensen op de publieke tribune. Leuk dat jullie er zijn en leuk dat u er bent. Dat geldt natuurlijk ook voor de mensen die dit debat op een andere manier volgen.

Ik gaf het al aan: aan de orde is een dertigledendebat. We hebben een strakke planning vanwege de strak ingeplande top. Dit debat moet dus echt om 12.00 uur afgerond zijn. We hebben een spreektijd van drie minuten en ik stel maximaal twee interrupties voor, in tweeën. Een interruptie is een korte vraag en een kort antwoord van de staatssecretaris.

We kunnen dan wat mij betreft van start gaan. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer De Jong. De heer De Jong doet zijn inbreng namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

De heer De Jong (PVV):

Hartelijk dank, voorzitter. Een jaar geleden vroeg ik namens de PVV een debat aan naar aanleiding van een uitzending van ZEMBLA. Daarin werd weer eens pijnlijk duidelijk wat de negatieve gevolgen zijn van het op slot zetten van sociale werkvoorzieningen. Mensen met een arbeidshandicap aan wie eerder beloofd was dat zij toegang zouden krijgen tot een sociale werkplaats of beschut werk zaten vervolgens tegen hun zin in jarenlang thuis, terwijl ze zo graag aan de slag wilden, zich nuttig wilden maken en een volwaardig onderdeel wilden zijn van onze maatschappij.

Voorzitter. De staatssecretaris beloofde in verschillende opvolgende debatten en mediamomenten beterschap. Nu, een jaar later, wil de PVV graag weten hoe het ervoor staat, want dit onderwerp is nog altijd meer dan actueel. We zien nog altijd veel onrust bij deze doelgroep. Mensen maken zich grote zorgen en hebben slapeloze nachten van alle veranderingen. Nog altijd zijn mensen met een arbeidshandicap bang om hun baan te verliezen of niet meer aan de slag te komen. Dat is ook niet zo gek. Ons bereiken berichten dat het, wanneer we kijken naar het aantal gerealiseerde beschutte werkplekken, nog altijd niet loopt zoals dit kabinet ons heeft beloofd. Wanneer je het nieuws een beetje volgt, zie je ook dat er in het land weer nieuwe wachtlijsten ontstaan, met als gevolg dat een nieuwe groep mensen met een arbeidshandicap weer onnodig thuis zit, met alle negatieve financiële en sociale gevolgen van dien.

Voorzitter. Dit moeten we echt stoppen. Daarom heb ik een paar concrete vragen. Hoe staat het nu precies met de realisatie van beschutte werkplekken? Als we alleen al naar 2018 kijken, klopt het dan dat we ver achterblijven bij het realiseren van beschutte werkplekken ten opzichte van de gestelde doelen? Hoeveel mensen die eerder op een wachtlijst stonden en die onder de WSW nog recht hadden op toegang tot een sociale werkplaats hebben inmiddels werk? En hoeveel van hen hebben een beschutte werkplek? Hoeveel van deze mensen zitten nu nog thuis? Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen PVV-motie in dit kader om deze doelgroep actief te benaderen, met als doel voor hen werk te organiseren en beschutte werkplekken te realiseren? Hoe staat het met de aangenomen PVV-motie die oproept om bestaande sociale werkplaatsen hun kennis en infrastructuur te laten inzetten voor het realiseren van beschut werk?

Voorzitter. Ik rond af. Het doel moet zijn om zo veel mogelijk mensen aan de slag te krijgen en mensen die nog zoveel kunnen betekenen voor zichzelf en onze samenleving niet onnodig thuis te laten zitten. Daarom verwacht ik meer dan alleen maar overlegjes met gemeenten en belangenorganisaties. Er is meer daadkracht nodig van deze staatssecretaris. Daarom vraag ik de staatssecretaris om dat ook daadwerkelijk in uitvoering te brengen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie een vraag van de heer Raemakers. Gaat uw gang.

De heer Raemakers (D66):

Dat is een mooi betoog van de heer De Jong om meer in te zetten op beschut werk. Ik zou de heer De Jong willen vragen of hij het met D66 eens is dat we simpel moeten kunnen switchen, zodat je van beschut werk makkelijker naar een baanafspraak komt, of dat je van dagbesteding misschien makkelijker naar beschut werkt komt. Is de heer De Jong het ermee eens dat we dat veel gemakkelijker moeten maken?

De heer De Jong (PVV):

Ik wil hebben dat mensen die aan de slag zouden kunnen, ook aan de slag worden geholpen. Ik vind dat als gemeenten belemmeringen ondervinden bij het aan de slag krijgen van mensen die vroeger bijvoorbeeld een WSW-indicatie hadden, die belemmeringen moeten worden weggenomen. Dat lijkt me nogal logisch. Maar tegelijkertijd vind ik ook dat er belemmeringen worden benoemd die er in veel situaties helemaal niet zijn. Wij hebben een prachtige sociale werkplaats. Dat zijn organisaties die de kennis en de infrastructuur hebben om mensen die nu nog veelvuldig thuiszitten, aan de slag te helpen. We zagen dat vorig jaar in een uitzending van Zembla. Daarin zeiden mensen: er is mij ooit jaar door Klijnsma beloofd dat ik aan de slag zou komen, maar dat is tot op heden, na drie jaar lang thuiszitten, nog steeds niet gebeurd. Er zijn echter nog steeds sociale werkplaatsen waar ze aan de slag kunnen. Maar ja, helaas: die zijn op slot gegaan. Met andere woorden, er is nu al heel veel mogelijk. Als er gemeenten zijn die belemmeringen ondervinden, moeten die worden weggenomen. Maar het kan ook niet zo zijn dat er gemeenten zijn die belemmeringen benoemen die er niet zijn, omdat ze simpelweg niet willen investeren in bijvoorbeeld de kennis en in de infrastructuur die er al lang en breed ligt.

De voorzitter:

Dank u wel. Afrondend, de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Een van de belemmeringen die ik wel vaker hoor, is dat mensen in de dagbesteding zitten. Arbeidsmatige dagbesteding is voor mensen toch minder gunstig dan de titel "beschut werk". Bij beschut werk krijg je toch ook een stukje salaris. Dat is dus meer dan arbeidsmatige dagbesteding. Wat zouden we nu kunnen doen om gemeenten meer te stimuleren om gebruik te maken van beschut werk in plaats van arbeidsmatige dagbesteding?

De heer De Jong (PVV):

Ik vind dat er dus maatwerk moet worden geleverd, dat er moet worden gekeken naar de persoon om wie het gaat. De gemeente moet kijken om wie het gaat en wat er past bij die persoon. Hoe kunnen we die het beste op een plek krijgen waar die persoon stapjes kan maken? Maar wat ik ook wil zeggen, is dat mensen moeten worden beschermd. Je ziet vaak het beeld dat mensen zogenaamd heel veel zouden kunnen terwijl ze eigenlijk al op een plek zitten waar ze écht op hun plek zitten. Dus we moeten goed maatwerk hanteren. Wat mij betreft, moeten we de gemeenten verplichten om ook daadwerkelijk aan de taakstellingen te voldoen en zich niet te verschuilen achter belemmeringen die er in veel gevallen ook niet zijn. En we moeten ervoor zorgen dat mensen die nu nog thuiszitten, zo snel mogelijk aan de slag komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van Brenk, die namens de fractie van 50PLUS spreekt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. In januari kreeg Klaas-Jan, een medewerker met een gedeeltelijke Wajong-uitkering, een cadeau, een gratificatie wegens 12,5 jaar succesvolle en trouwe dienst. Een prachtige prestatie voor iemand met autisme. Twee weken later vorderde het UWV meer dan de gratificatie terug van de jubilaris, omdat er meer dan toegestaan verdiend was in januari. Bij een 25- of bij een 40-jarig jubileum, wat praktisch geen enkele Wajongere haalt, mag die gratificatie wel behouden worden. Mag ik aan de staatssecretaris vragen wat dit voor gekkigheid is? Waar is de menselijke maat gebleven? 50PLUS vindt dat dit soort ontmoedigende regels onmiddellijk geschrapt moeten worden. Kan ik ervan uitgaan dat dit teruggedraaid wordt en kan de staatssecretaris hier iets voor Klaas-Jan, de betreffende Wajongere, betekenen?

Voorzitter. Duurzaam werken bij een reguliere werkgever is namelijk lang niet voor iedereen weggelegd. De sociale werkvoorziening, voorheen nog een veilige haven voor de meest kwetsbare groepen in onze samenleving, wordt steeds meer een sterfhuis met een krap bemeten budget. Een belangrijk schild voor de zwaksten op de arbeidsmarkt verdwijnt. In september vorig jaar concludeerden wij dat de banenkansen voor mensen die in 2015 op de wachtlijst stonden voor de sociale werkvoorziening, fors afnamen na de sluiting voor nieuwe instroom. Vandaag hebben ondanks alle inspanningen nog steeds meer dan 100.000 mensen met een beperking geen passende en vooral geen duurzame baan. Hoeveel van de beloofde nieuwe 30.000 beschutte werkplekken zijn nu gerealiseerd? Wat is er sinds juni vorig jaar bereikt? Is het beeld van onvoldoende realisatie maar een stijgende trend onveranderd? En wat gaat dit kabinet extra doen om de vele duizenden mensen die nog langs de kant staan perspectief te bieden. Vorig jaar heeft Berenschot een onderzoek gedaan naar beschikbare en benodigde middelen voor de Participatiewet, waaronder de WSW en nieuw beschut werk. 50PLUS vraagt een grondige reactie, en dat mag ook schriftelijk, op de vele gesignaleerde tekortkomingen en knelpunten in de financiering. 50PLUS vindt het onverteerbaar dat tienduizenden van de meest kwetsbare mensen met een arbeidsbeperking nog steeds thuis zitten, en daardoor achteruitgaan in gezondheid, welzijn en mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooiing. Geef deze mensen nu een plek, die zij nodig hebben. Moderniseer de sociale werkplaats tot een sociaal ontwikkelbedrijf. 50PLUS vindt, met de FNV, dat er een wettelijk recht op begeleiding naar werk en begeleiding tijdens werk via sociale ontwikkelbedrijven moet komen, bijvoorbeeld via detachering. Onze vraag is, en daarmee sluit ik het af, of de staatssecretaris dit wil toezeggen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Gijs de Jong, en hij spreekt ... sorry, ik bedoelde Gijs van Dijk. De heer Gijs van Dijk spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

En namens de PVV, dat doe ik gewoon ineen. Op dit onderwerp zou dat goed kunnen, voorzitter.

Voorzitter. Daar staan we weer. Een jaar geleden, met een dag verschil, spraken we over de sociale werkvoorziening nieuwe stijl, met allerlei goede moties en met de staatssecretaris die zei: we gaan ervoor. Nu, een jaar later, moeten we ons afvragen: waar staan we nu eigenlijk? Want we hebben het over een hele kwetsbare groep mensen waarvan, zoals de heer De Jong en mevrouw Van Brenk al gezegd hebben, velen nog steeds thuis zitten. Dat mogen wij niet accepteren. Dus de hoofdvraag is deze ochtend: hoeveel mensen zitten er eigenlijk nog thuis? We hebben mensen die recht hebben op een garantiebaan, maar ook mensen die via beschut werk aan werk zouden kunnen komen. Is daar nou een beeld van? Want het kan toch niet zo zijn dat inderdaad tienduizenden mensen nog steeds geen baan hebben, terwijl dat wel de belofte was bij de invoering van de Participatiewet? Hoe staat het daar nu mee? Heeft de staatssecretaris daar een beeld van?

Het tweede belangrijke punt was ook een jaar geleden een belangrijk punt. We moeten de kennis en de infrastructuur van de sociale werkvoorziening niet verliezen. Sterker nog, die moeten we gebruiken en versterken, zodat we komen tot nieuwe sociale werkbedrijven — 2.0, geef het een naam — waarbij we juist allerlei mensen aan het werk kunnen helpen. Wat we zien is dat de regels mensen nu tegenwerken. We hebben een bureaucratisch systeem ontworpen, dat meer tegenwerkt dan dat het vanuit mensen denkt en mensen ook echt helpt en op weg naar een baan helpt. Dus wat we graag willen, is een systeem dat mensen beoordeelt op wat ze kunnen. Misschien zouden ze hierdoor via het sociaal werkbedrijf een eerste stapje kunnen maken om aan de slag te komen, om te wennen aan werk, om vervolgens de stap te maken naar een regulier bedrijf. Dat is het beeld. Heeft de staatssecretaris inmiddels een beeld? En gaat ze ook met wetgeving komen om het bureaucratische moloch, dat we vanuit goede bedoelingen hebben neergezet, te doorbreken en het systeem voor mensen te laten werken? Hoe staat het daarmee?

Voorzitter. Dit alles gebeurt niet zonder geld. Ook bij de invoering van de Participatiewet is juist op de sociale werkvoorziening een bezuiniging ingeboekt. Hoe staat het daarmee, en komen sociale werkbedrijven eigenlijk wel uit? Want ik hoor nog steeds dat veel sociale werkbedrijven het goed doen, maar wel voorzien dat ze de komende jaren, met minder budget, waarschijnlijk ook taken moeten afstoten. Dat willen we volgens mij breed in de Kamer juist niet. Hoe staat het met dat budget? En is er ook meer geld nodig? Want dan kunnen we het wellicht meteen dit jaar bij de Voorjaarsnota regelen, zodat we perspectief kunnen bieden voor de toekomst van vooral die mensen en van die sociale werkbedrijven.

Voorzitter. Tot slot. We zien, en dat is de beweging die we willen maken, dat die sociale werkplaatsen oude stijl een nieuwe stijl zouden moeten krijgen. De Sociaal-Economische Raad heeft dat al gezegd en de FNBV zegt het. Wat is het beeld van de staatssecretaris? En is het daarbij nodig dat we een wettelijk recht op begeleiding van mensen regelen, zodat we mensen kunnen helpen en ook sociale werkbedrijven nieuwe stijl helpen?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Raemaekers, die spreekt namens de fractie van D66. Ga uw gang.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. Heel goed dat we vandaag weer over de Participatiewet spreken. Die is ingevoerd op 1 januari 2015. D66 ondersteunt de uitgangspunten van de Participatiewet heel erg. Het is goed dat we mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zoveel mogelijk proberen te plaatsen bij reguliere werkgevers. Dat is goed voor de mensen zelf, want dan kunnen ze gewoon in een normaal bedrijf werken, maar het is ook goed voor dat bedrijf en het is ook goed voor collega's om te zien: "Dit is iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt, die persoon mag er ook zijn en die mag ook gewoon hier werken." Ik denk dat dat een heel goed uitgangspunt is.

Voorzitter. Maar niet iedereen lukt dat. Niet iedereen kan in een regulier bedrijf werken. Daarvoor hebben we ook in de Participatiewet de voorziening van beschut werk. Daar waar mensen voorheen een indicatie kregen voor de SW, voor het sociaal werkbedrijf, moeten mensen nu die indicatie voor beschut werk krijgen. Ook D66 heeft daar in vorige debatten zorgen over uitgesproken. Loopt dat nu wel goed genoeg?

Als we het onderzoek bekijken van het SCP, dan zien we dat mensen die op een wachtlijst stonden voor een voormalige WSW-baan tegenwoordig minder baankansen hebben. Als je een paar jaar later kijkt hoe het gaat met de mensen die eind 2014 op die wachtlijst stonden, dan hebben ze een baankans van 30%, waar dat voorheen 50% was.

Daarnaast is het ook zo dat de langdurige dienstverbanden zijn afgenomen, van 65% in 2010 naar 51% in 2014. Is de staatssecretaris het met D66 eens dat deze percentages onacceptabel zijn, dat wij alles moeten doen om ervoor te zorgen dat de baankansen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt gaan toenemen?

Voorzitter. Dan heb ik ook precies over beschut werk een vraag. Wij zien dat in 2017 55% van de mensen die een positief advies hebben gekregen voor beschut werk ook geplaatst kon worden en dat dat percentage in 2018 65% was. Dus het lukt ons al veel beter om mensen aan beschut werk te helpen. We weten dat de staatssecretaris ook heel erg bezig is met dat simpel switchen, maar voldoen die criteria voor beschut werk nu wel? Moeten we daar niet toch kritischer naar kijken en er toch voor zorgen dat er nog veel meer positieve adviezen gegeven worden? Wat kan de staatssecretaris daaraan doen?

Tot slot heb ik nog een vraag over jongeren. Afgelopen november heb ik samen met collega Bruins van de ChristenUnie een motie ingediend om de noodzaak van begeleiding van jongeren naar werk of een opleiding op de agenda te zetten en om best practices tussen gemeenten ook te verzamelen. Hoe heeft de staatssecretaris die motie uitgevoerd? Wat heeft ze al richting gemeenten gecommuniceerd om te zorgen dat alle jongeren ook aan de slag kunnen?

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was uw inbreng. Dan is allereerst een vraag van de heer Jasper van Dijk. Ga uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. De heer Raemakers zei het zelf ook al. Er staan nog veel te veel mensen aan de kant die geen werk hebben, ondanks alle mooie beloftes. Sterker nog, de baankansen zijn afgenomen. Wat vindt u dan van het voorstel om te zeggen: deze mensen zouden het recht op begeleiding naar werk moeten hebben, zodat we veel beter garanderen dat ze aan de slag komen?

De heer Raemakers (D66):

Volgens mij is dat recht op begeleiding en dat recht op een werkplek wat we met beschut werk beogen. Alleen, dat werkt dan kennelijk nog onvoldoende. Maar als de vraag van de heer Van Dijk is "moeten we het oude SW-recht weer herintroduceren", dan zou mijn antwoord ook heel duidelijk "nee" zijn. Want we horen van Cedris, van Divosa, van de VNG: "We zijn bezig met die transformatie, we zijn bezig met die Participatiewet. Doe nou vooral voorstellen, zodat je binnen de Participatiewet meer mensen aan het werk kunt helpen, maar ga niet weer de wereld weer helemaal terugdraaien naar vóór 2015."

De voorzitter:

Dank u wel. Afrondend, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Niemand heeft het hier over de wereld terugdraaien naar voor 2015. Ik vraag u om de daad bij het woord te voegen. D66 wil graag dat de mensen aan de slag komen. We zien dat dat niet goed lukt: slechts 1.800 beschutte werkplekken, 100.000 mensen die niet aan de slag zijn. Dan zou je toch veel beter, wat bijvoorbeeld ook de FNV zegt, het recht op begeleiding naar een passende werkplek moeten regelen? Wat is er mis mee als we dat vastleggen?

De heer Raemakers (D66):

Dat zouden we volgens mij dus via het beschut werk doen. De heer Van Dijk noemt nu een cijfer van 1.700, als ik het goed heb. Vorig jaar zijn er 4.100 positieve adviezen voor beschut werk afgegeven. Dat is dus al een forse stijging, als ik het goed begrijp, maar ik vraag graag de staatssecretaris om daarop te reflecteren. Wij hebben al in 2017 in deze Kamer gezegd dat er een plan moet komen hoe je beschut werk meer gaat inzetten. Ik weet dat ook de SP daar voorstellen toe heeft gedaan. Daar heb ik een brief over gelezen. Ik zie daarna dat de staatssecretaris het toch weer een beetje uitstelt naar het najaar van 2019. Met de heer Van Dijk zou ik aan de staatssecretaris willen vragen of dat niet wat sneller kan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan een vraag van de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Een mooie inbreng van de heer Raemakers. Complimenten. Daarbij hoort natuurlijk ook wel een kostenplaatje als we dit de komende jaren willen ontwikkelen. Is D66 ook bereid om voor dit jaar, wellicht volgend jaar, al te kijken naar budget?

De heer Raemakers (D66):

Ik heb natuurlijk ook de inbreng van de heer Van Dijk van de Partij van de Arbeid gehoord. Ook complimenten daarvoor. Wat mij wel opviel is, als er al tot een bezuiniging is besloten, als er al budgetten zijn aangegeven, dat daarvoor natuurlijk door het vorige kabinet al de kaders zijn aangegeven. Dat wilde ik in de eerste plaats zeggen. In de tweede plaats weet de heer Van Dijk net zo goed als iedereen hier dat ik hier niet de begroting nu kan invullen. Wij horen graag van de regering waar eventuele knelpunten zitten. Bij de Voorjaarsnota gaan we dat dan bekijken. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Een minder mooi antwoord. Dan gaan we terugkijken en zeggen we: dat is ooit besloten, ja. Nee, het is 2019 en sociale werkbedrijven geven aan: wij hebben iets meer budget nodig. Ik besef dat de heer Raemakers nu geen bedrag kan noemen, maar kunnen we daar wel samen naar op zoek?

De heer Raemakers (D66):

Wij nemen die signalen altijd heel serieus, maar als budget het knelpunt is, dan horen we dat graag van de regering. Dan willen we daar graag naar kijken. Maar ik heb echt het idee dat het ook gaat over de criteria, over hoe het UWV dat nu meet en over hoe gemeenten ermee omgaan. Gemeenten moeten namelijk ook bij hun eigen organisatie mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst nemen. Ik heb dus het idee dat er misschien wel een probleem met het budget is, maar dat het probleem niet alleen maar budget kan zijn.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

De heer Raemakers vraagt in zijn betoog ook aandacht voor jongeren. Ik begon mijn betoog over een probleem waar een Wajonger tegenaan liep, de regeltjes van het UWV. Mijn vraag is of D66 het betoog van 50PLUS zou willen steunen om regels te schrappen die Wajongers zo dwars zitten in hun inkomen.

De heer Raemakers (D66):

Ik voel er wel voor. Als je als Wajonger gaat werken, vind ik dat je er eigenlijk altijd op vooruit moet gaan. Het is heel krom dat je ineens minder inkomen krijgt wanneer je meer gaat werken of gaat werken als je dat eerst niet deed. Dat is een heel rare situatie. Werken moet lonen. Dat vindt D66. Dat vindt volgens mij ook deze staatssecretaris. Als mevrouw Van Brenk nog concrete voorstellen doet om dat beter op te lossen, sta ik daar zeker voor open.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan nog een vraag van de heer De Jong. Ga uw gang.

De heer De Jong (PVV):

Daar zou ik graag even op willen voortborduren. Het ging in dit geval om een bonus. Het was niet omdat die persoon meer of minder had gewerkt. Die persoon was volgens mij gewoon twaalfenhalf jaar in dienst. Het was een jubileum. Opeens kreeg hij die uitkering, een jubileumbonus in euro's. Toen werd er gezegd: dat geld mag u niet hebben. Het is dus niet zozeer dat meer werk moet lonen. Natuurlijk, dat lijkt me logisch. Nu gaat het over een jubileumbonus. Is D66 het ermee eens dat de persoon om wie het hier nu gaat gewoon z'n bonus zou moeten kunnen houden?

De heer Raemakers (D66):

Ik vond het ook een vreemde regel. Een bonus is ook een soort beloning en dan wil je daar iets van merken. Ik begrijp dat daar ook al Kamervragen over zijn gesteld. Ik meen dat die vragen zijn gesteld door de VVD. Ik kijk ook even mevrouw Nijkerken aan. Dat klopt. Dus ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris gaat reageren op de Kamervragen van de VVD. Als er een mogelijkheid is om te zorgen dat deze jongeren die bonus toch wat meer gaan krijgen en dat ze ook die erkenning krijgen, dan ben ik daar hartstikke voor. Dus ik ben heel benieuwd wat de staatssecretaris daarover kan zeggen.

De voorzitter:

Afrondend, de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):

Dit is toch een beetje een twijfelachtig antwoord. D66 zit in het kabinet en kan dat dus gewoon regelen.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer De Jong (PVV):

Gaat D66 in het kabinet regelen dat mensen die een Wajong-uitkering hebben en die bijvoorbeeld twaalf en een half jaar aan de slag zijn bij een werkgever en daarvoor worden beloond en gewoon een leuk presentje krijgen, daarop niet worden aangeslagen, niet worden gekort en het geld gewoon mogen houden? Ja of nee?

De heer Raemakers (D66):

Ik zit niet in het kabinet. Ik zit in de Tweede Kamer. Dus ik sta hier om mijn vragen te stellen aan de staatssecretaris. Ik vind dit een heel sympathiek punt. Het zou sympathiek zijn als we het zouden kunnen oplossen. Maar ik hoor ook graag van de staatssecretaris of er misschien beperkingen zijn waardoor dat niet kan. Maar als het kan en als de staatssecretaris aangeeft dat zij een oplossing ziet, dan wil ik dat heel graag omarmen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Jasper van Dijk, die spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. Laat ik op dat laatste punt gelijk zeggen dat ik het er volkomen mee eens ben dat de staatssecretaris hier even een hartig woordje met het UWV moet spreken. Bizar dat dat extraatje voor deze persoon is ingenomen! Ik neem aan dat we straks te horen krijgen dat de staatssecretaris dat regelt. Die jubileumbonus moet gewoon naar die persoon toe.

Voorzitter. Vorige week was ik op bezoek bij de Haeghe Groep, de sociale werkvoorziening van Den Haag. Daar werden meubels gestoffeerd. Daar werken kaarsen gemaakt. Het is een prachtig bedrijf, maar helaas is het ook een sterfhuis. Aanvankelijk werkten er 2.300 mensen, nu nog maar 1.800 en het worden er steeds minder, want als het aan het kabinet ligt, gaat het licht uit. Pure kapitaalvernietiging, want de subsidie wordt steeds verder afgebouwd. Welkom bij de Participatiewet, een megabezuiniging op mensen met een beperking. Veel mensen zitten daardoor thuis. Nieuwe mensen kunnen nog wel naar de sociale werkvoorziening, maar dat heet dan "beschut werk". Het minste wat er kan gebeuren is een fatsoenlijke cao beschut werk regelen, zoals ik ook in mijn motie van september vorig jaar had gesteld. Graag een update.

De sluiting van de sociale werkvoorziening is verkocht met een verkooppraatje over de inclusieve samenleving. "Mensen zijn beter af buiten de muren van de SW." Maar mogen mensen dat alsjeblieft zelf weten? Sommige mensen kunnen heel goed terecht binnen een gewoon bedrijf, maar sommigen niet. Ze zijn gebaat bij de veilige werkomgeving van de SW. Durft de staatssecretaris dat te erkennen?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Raemakers. Gaat uw gang.

De heer Raemakers (D66):

Ik ben het natuurlijk helemaal eens met de heer Van Dijk dat we de knelpunten moeten oplossen. Maar als we bijvoorbeeld kijken naar de sociale werkplaatsen, die vaak ook "sociale werkbedrijven" heten, dan zien we dat bijvoorbeeld Cedris vorig jaar heeft aangegeven dat ze daar de afgelopen drie jaar 8.000 personen hebben geplaatst. Dus het beeld dat er helemaal niemand meer terecht zou kunnen — dat is een beetje het beeld dat nu door de heer Van Dijk wordt opgeroepen — bij de sociale werkvoorzieningen of sociale werkbedrijven, zeg maar de klanten van Cedris, is dan toch onjuist.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ten eerste komen de mensen die daar nu geplaatst worden, in veel slechtere arbeidsomstandigheden terecht. Vandaar ook mijn motie om nou eindelijk eens een fatsoenlijke cao daarvoor te regelen. Ten tweede zou ik tegen de heer Raemakers willen zeggen: ga daar zelf eens kijken. Ga zelf naar de Haeghe Groep. Ik was daar vorige week. Daar wordt fantastisch werk verricht, maar het sterft langzaam uit. Dat is gewoon diep triest. Daarom zouden we budget moeten regelen om de snoeiharde bezuiniging op de SW te stoppen.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Ik ga inderdaad ook best vaak kijken bij zo'n sociaal werkbedrijf of sociaal ontwikkelbedrijf. Je ziet er ook echt een verandering. Vroeger waren het klassieke sociale werkplaatsen, maar ze proberen steeds meer te innoveren en ze vinden ook nieuwe dingen uit. Ze werken nog meer met het bedrijfsleven samen dan ze voorheen al deden. Volgens mij is dat ook een positieve ontwikkeling. Zou de heer Van Dijk misschien ook een idee hebben om die samenwerking van de sociale werkbedrijven met het bedrijfsleven verder te intensiveren?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het zijn vooral allemaal hele mooie woorden. Ik ben natuurlijk altijd bereid om mee te denken over goede ideeën, maar "put your money where your mouth is". Dat werd net ook gesteld in een interruptie voor de heer Raemakers. Er wordt keihard bezuinigd op die sw. Dat is inderdaad door het vorige kabinet besloten, maar dat is door dit kabinet niet stopgezet. Daardoor zijn veel sw-voorzieningen nu sterfhuizen. Als de heer Raemakers niet alleen mooie woorden bezigt, dan zou hij nu ook zeggen: wij gaan in dit kabinet budget vrijmaken om die sociale werkvoorziening, of die sociale ontwikkelbedrijven, hoe je het ook wilt noemen, in stelling te brengen, zodat de sw ophoudt een sterfhuis te zijn.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Het was kletspraat dat mensen werk zouden krijgen. Er zijn tot nu toe slechts 1.800 beschutte werkplekken gekomen. 100.000 mensen zitten thuis. De kans op een baan is zelfs zowat gehalveerd. Het beleid heeft wat mij betreft dus gefaald, zeg ik ook op grond van het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Erkent de staatssecretaris dat ook?

Voorzitter. Dit zijn onze eisen. Stop dat uitsterfbeleid, stop die bezuinigingen en zet de sw open voor iedereen die daarbij gebaat is. Geef mensen met een beperking het wettelijk recht op dienstverlening van een sociale werkvoorziening, zodat niemand meer buiten de boot valt. Geef mensen ook recht op de begeleiding en het werk die bij hen passen. Voer de moties uit die hierop aandringen. Ik noem de motie-Buma, de motie-Gijs van Dijk en de motie van mijzelf om de toegang tot beschut werk te verruimen.

Tot slot, voorzitter. We horen overal dat er zo veel vacatures zijn, mogelijk wel 1 miljoen. Daarom roepen sommige partijen dat er maar meer arbeidsmigranten moeten komen. Dat roept D66 bijvoorbeeld. Maar tegelijkertijd hebben ruim 1 miljoen mensen geen werk, onder wie veel mensen met een arbeidsbeperking. Daarom vraag ik de staatssecretaris: waarom nog meer arbeidsmigranten als hier zo veel mensen geen werk hebben? Deelt hij de mening dat de prioriteit moet liggen bij de mensen die nu geen werk hebben, onder wie de mensen met een beperking?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Renkema. Hij spreekt namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag over een uitzending van Zembla van een jaar geleden. Het werd net al even genoemd: in de week van die uitzending werd er in deze Kamer ook een debat gevoerd over de sociale werkplaats. Toen werd dat nog gevoerd door mijn voorganger Linda Voortman. Ik zou haar tekst bijna opnieuw kunnen uitspreken, met als enige verschil dat het plan voor loondispensatie van tafel is. Ik ga dat natuurlijk niet herhalen. De Spaanse kunstenaar Picasso zei namelijk al over herhaling: "In herhaling vallen betekent handelen tegen de wetten van de geest." Ik denk dat dat iets is wat je als politicus niet moet willen. Toch is veel in het debat van vandaag een herhaling van zetten.

Voorzitter. Ik ben in de afgelopen tijd bij veel sociale werkvoorzieningen in het land geweest. Vaak heten ze niet meer zo. Ze zijn veranderd van voorziening naar werkgever. Ze zijn werkgevers met een publieke taak; dat wel. Het zijn werkgevers die werknemers helpen een plek te bemachtigen op de arbeidsmarkt, bij de eigen organisatie of soms ergens anders. Ze zijn er voor mensen met een arbeidsbeperking, maar ook voor anderen. Ze zijn er voor mensen die langdurig in de bijstand zaten, voor mensen die het niet op eigen kracht gaan redden op onze arbeidsmarkt of, beter, die het op dit moment nóg niet redden op onze arbeidsmarkt. Deze bedrijven worden inmiddels ook wel sociale ontwikkelbedrijven genoemd. Die sociale ontwikkelbedrijven zijn geen geïsoleerde werkplaatsen meer, maar worden een deel van de reguliere arbeidsmarkt, en daarmee hun werknemers ook.

En laten we beginnen met te zeggen: GroenLinks vindt dat een goede ontwikkeling. Het was toen een omstreden besluit waar we erg kritisch over waren, maar het heeft ook wel degelijk dynamiek, en ook innovatie in de sector opgeleverd. De luiken zijn opengegaan en van afbraak is denk ik geen sprake. Ik vind dat dat woord "afbraak" geen recht doet aan deze sector.

Toch maak ik mij wel zorgen. We zien namelijk veel goede voorbeelden in het land van prima samenwerking tussen gemeenten en sociale ontwikkelbedrijven, maar ik krijg ook zorgelijke signalen. In sommige gemeenten komt die samenwerking, en dus ook de innovatie, helemaal niet op gang, maar in de tussentijd wordt er wel flink bezuinigd. Zo komen de mensen niet aan het werk en zitten ze tegen hun zin in thuis.

Voor de Kamer is het belangrijk om in beeld te hebben hoe het er nou precies voor staat. Eerder heb ik een motie ingediend om in beeld te brengen hoe de verschillende arbeidsmarktregio's ervoor staan. Zij vormen immers, in ieder geval op papier, de bestuurlijke context van het werken naar die inclusieve arbeidsmarkt. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie?

Voorzitter. GroenLinks blijft zorgen houden over de budgetten. In het breed offensief worden allerlei nieuwe ambities neergelegd, maar ondertussen lopen de bezuinigingen op. In mijn werkbezoeken de laatste tijd heb ik gezien dat de sociale werkbedrijven hun best doen om zo efficiënt mogelijk te werken en op kosten te bezuinigen. Maar als er al wat vet op de botten zat, is dat er nu echt wel vanaf. Die korting blijft oplopen en de reserves slinken. Juist nu, in een tijd van krapte op de arbeidsmarkt, is dit hét moment om meer mensen aan het werk te helpen, maar dan moeten de gemeenten boter bij de vis krijgen. Is de staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan. Zij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik vind het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen, ook mensen met een arbeidsbeperking, aan de slag kunnen. In de oude regeling van voor 2015 werden mensen die werkten in de sociale werkvoorziening maar meer in hun mars hadden, onvoldoende gestimuleerd en zo dus eigenlijk geremd in hun ontwikkeling. Dat is zonde. Zonde van het onbenutte talent van heel veel mensen. Zoals ik hier al eerder heb aangegeven, staat de VVD nog steeds voor de volle honderd procent achter het doel van de Participatiewet, namelijk om meer mensen aan de slag te krijgen, waarbij de kern is dat we kijken naar wat mensen wél kunnen in plaats van niet. Dat vraagt om maatwerk, omdat niet iedereen zich op eenzelfde manier ontwikkelt. Maatwerk waarbij de gemeenten, die heel dicht bij hun inwoners staan, een belangrijke taak én verantwoordelijkheid hebben om hier een juiste invulling aan te geven.

Gelukkig zie ik ook dat heel veel gemeenten samen met de sociale werkbedrijven deze handschoen hebben opgepakt. Zij zetten de ontwikkeling van mensen centraal en veel gemeenten gebruiken de kennis en expertise van de sociale werkbedrijven voor een steeds grotere doelgroep. Maar er zijn ook gemeenten die de handschoen nog niet hebben opgepakt, of die nog bezig zijn met het ontwikkelen van beleid. Hierdoor kan het gebeuren dat juist mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben bij hun ontwikkeling naar werk, deze hulp onvoldoende krijgen. Dan ligt er een belangrijke taak voor de gemeenteraad om hun colleges hierop aan te spreken, maar de staatssecretaris heeft ook een verantwoordelijkheid. Heeft de staatssecretaris deze gemeenten voldoende in beeld? Welke mogelijkheden heeft zij om deze gemeenten aan te sporen de wet gewoon uit te voeren? Want het kan niet zo zijn dat mensen tussen wal en schip vallen omdat gemeenten hun zaakjes niet op orde hebben.

Vorig jaar september en zeer recent, in februari nog, heeft deze Kamer moties aangenomen over een duidelijker plek van de SW-sector in het breed offensief. Ik mag aannemen dat de staatssecretaris heel druk bezig is met de uitvoering van de motie; ik hoor het graag van haar. Na de invoering van de Participatiewet is gebleken dat een aantal regelingen in de praktijk heel complex zijn en het doel belemmeren om zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Daarom ben ik ook blij met de eerder aangekondigde plannen van de staatssecretaris en de voorgenomen wetswijzingen in het breed offensief. Ik wil via deze weg de staatssecretaris vragen hoever zij is met de uitwerking van deze plannen. Want uiteindelijk moeten die de oplossing bieden om zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er tot slot nog een vraag van de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Mevrouw Nijkerken-de Haan wijst terecht naar gemeenten die aan de slag moeten, maar ook naar de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Daar hoort ook budget bij. We krijgen signalen dat het budget echt een probleem wordt bij de sociale ontwikkelbedrijven. Is de VVD bereid daarnaar te kijken?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Als Kamer kijken wij mee. De staatssecretaris heeft in navolging van haar voorganger de Thermometer Wsw in het leven geroepen. Laatst zijn wij daar nog over geïnformeerd en eind 2019 krijgen we een laatste stand van zaken. Voor zover ik heb gezien, loopt het best aardig in de pas. Er zit enige financiële druk, dat is zo. Maar we zien ook dat door de nieuwe normeringssystematiek het Gemeentefonds een enorme boost heeft gekregen. Ik denk dat de gemeenten de financiële druk kunnen opvangen door die financiële boost hiervoor in te zetten. Dus ik zie op dit moment geen reden om daar aanvullende middelen voor vrij te maken. Maar ik hoor het graag als de staatssecretaris daar anders over denkt.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Juist door die financiële druk bij gemeenten maken sommige gemeenten de keuze om het sociaal ontwikkelbedrijf af te stoten en om dat op een andere manier of niet te doen. Dat is volgens mij geen wenselijke ontwikkeling. We zeggen dat we die kennis en infrastructuur graag door het hele land willen behouden, dus daar zit dan toch wel een probleem.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Uiteindelijk maken gemeenten hun eigen afweging daarin. Ook wij hebben de motie gesteund om de kennis en de expertise zo veel mogelijk in te zetten, maar het is aan gemeenten om daar een keuze in te maken. Wat ik belangrijk vind, is dat er in iedere gemeente of in iedere regio in ieder geval een plek is waar mensen zich kunnen ontwikkelen. Of dat dan via de oude of de omgebouwde sociale werkbedrijven is, of dat daar op een andere manier invulling aan wordt gegeven, vind ik van minder groot belang. Als er maar plekken zijn waar mensen die ontwikkeling kunnen doormaken. De invulling daarvan vind ik echt aan gemeenten.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik kom even terug op het punt van de Wajonger en zijn bonus vanwege een twaalf-en-een-halfjarig jubileum. Ik zag de vragen van de VVD. Die was daar ook verontwaardigd over. Vindt mevrouw Nijkerken dan ook dat wij eens kritisch moeten kijken naar alle regels die dit kunnen voorkomen?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Daar kan ik heel kort over zijn: ja, dat vind ik. Sterker nog, ik heb hier eerder ook een motie over ingediend met de heer Peters van het CDA. Die motie zag niet specifiek op het deel van de Wajong, maar op de loonkostensubsidie en de eenmalige extra's die je weleens kan krijgen. Ik heb de staatssecretaris in mijn vragen ook verzocht om dit punt te betrekken bij de vereenvoudiging van de Wajong-wetgeving, die binnenkort hopelijk ook naar de Kamer komt, en om daar een reactie op te geven.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als wij een onbevredigend antwoord van de staatssecretaris krijgen, dan zou ik de VVD willen vragen of we zo meteen even samen naar de motie kunnen kijken die 50PLUS heeft klaarliggen op dit onderwerp.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Daar ben ik altijd van harte toe bereid.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Nijkerken-de Haan. U was aan het einde van uw inbreng. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Bruins. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Een voorbeeld: een kleinschalige zelfstandige fruitteler in het noorden van het land. Zijn vrouw werkt in het verswinkeltje. Hij werkt met een paar doelgroepers op het land. Hij heeft ook een groentetuintje voor de voedselbank. Hij geeft doelgroepers een baan. Hij haalt ze iedere dag zelf op, met de auto heen en weer. Hij brengt ze 's middags weer naar huis. Hij geeft ze soms zelfs kost en woning. Het gaat soms om jonge mensen met een drugsverleden of een crimineel verleden. Hij krijgt ze op de rit en geeft ze hun leven terug. Deze ondernemer krijgt van het UWV alleen mensen met de zwaarste indicatie, met complexe problematiek. Mensen met een lichtere indicatie krijgt hij niet, want die worden aan het werk gezet bij het SW-bedrijf van de gemeente.

Een tweede voorbeeld: een ondernemer in een middelgrote stad in het oosten van het land. Hij wil acht doelgroepers uit de lokale gemeenschap langdurig een baan geven, minstens voor een jaar. Een bureautje gaat voor hem op zoek. Er wordt contact gezocht met het UWV. Nee, ze hebben niemand in die plaats beschikbaar. Het enige wat ze in de aanbieding hebben, zijn acht werknemers van het SW-bedrijf in de provinciehoofdstad, 35 kilometer verderop. Die gaan gedetacheerd worden en die gaan dan dagelijks heen en weer met een busje, 35 kilometer heen, 35 kilometer terug. Er is niemand in die plaats te vinden.

Een derde voorbeeld: een gepassioneerde sociaal onderneemster in het midden van het land. Ze had een bedrijf dat behalve op haarzelf en nog een ander, helemaal draait op mensen uit de doelgroep. Dat bedrijf is failliet gegaan omdat de gemeente geen mensen met een beperking wilde leveren, waardoor de productie aan de klanten dus niet gegarandeerd kon worden. Direct bij het faillissement worden twee van haar werknemers weggekaapt door het SW-bedrijf van een gemeente verderop, waardoor een doorstart onmogelijk wordt. Ze heeft nu een andere onderneming, maar ze loopt weer tegen dezelfde problemen aan. Ze komt er niet door bij de gemeente, omdat ze een onzekere partij zou zijn. De gemeente brengt liever nieuwe werknemers onder bij het eigen SW-bedrijf, terwijl dat SW-bedrijf nog veel grotere financiële problemen heeft.

Voorzitter. Wat gaat hier nou mis, vraag ik aan de staatssecretaris. Wat gaat hier nou mis? Deze voorbeelden gaan in tegen de geest van de Participatiewet, waarvan het doel juist is om mensen zo veel mogelijk onder te brengen bij reguliere werkgevers. Wij hebben hier werkgevers die willen, maar ze hebben het gevoel alleen maar tegen hindernissen en blokkades aan te lopen. Wat gaan we hieraan doen?

Voorzitter. Tot slot beschut werk. We zien dat gemeenten het moeilijk vinden om beschutte passende werkplekken bij reguliere werkgevers te creëren. Daarom zetten veel gemeenten mensen beschut aan het werk bij de sociale werkplaatsen, vaak onder slechtere arbeidsvoorwaarden dan de mensen die er al werkten. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? Vindt zij dit een goede oplossing? Kunnen de SW-bedrijven inderdaad de plek zijn om beschut werk vorm te geven en de forse uitdaging te halen om aan de 30.000 beschutte werkplekken te komen?

Voorzitter. Veel wethouders, veel gemeenten en het UWV doen hun best, maar ondernemers merken toch dat zij heel vaak niet aan mensen kunnen komen. Wat gaan we veranderen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Peters, die spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Voor ik de heer Van Dijk naar de interruptiemicrofoon zie lopen om te vragen of ik de afbraak van een infrastructuur nog steeds een stom idee vind, zeg ik: ja, dat vind ik nog steeds een stom idee. Daarmee heb ik u geholpen.

Voorzitter. Er zijn verschillende moties ingediend, ook door het CDA. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook hoe het staat met de uitvoering van die moties. Wat hebben ze opgeleverd en wat heeft de staatssecretaris inmiddels voor actie ondernomen?

Voorzitter. Het CDA is voor écht werk, werk dat geld oplevert en niet alleen subsidie kost. We moeten er eerlijk in zit dat dit achteraf gezien soms toch te vaak voorkwam in de oude SW. Het CDA is voor werk dat zo inclusief mogelijk is: met gewone collega's, gericht op doorgroeimogelijkheden en op wat iemand wel kan. Maandag heb ik een zogenaamde Harrie Helpt-training gevolgd, een training van CNV Jongeren voor mensen die andere mensen met een arbeidsbeperking op de werkvloer begeleiden. Met een beetje aandacht en goede wil kan zo veel meer. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om deze en vergelijkbare trainingen verder uit te rollen?

Voorzitter. Een maand na de debataanvraag van de PVV vorig jaar schreef de IBN-groep uit Noordoost-Brabant het volgende: "Bijna 3.800 mensen aan het werk, verschillende mooie nieuwe initiatieven en een positief financieel resultaat. IBN kan terugkijken op een succesvol jaar. En de 11 gemeenten in het werkgebied van IBN profiteren hiervan maximaal mee. In totaal ontvangen zij als eigenaar van IBN bijna 1,3 miljoen euro dividend." Dat is mooi, maar zo gaat het niet overal. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij een overzicht hiervan heeft.

Voorzitter. Het realiseren van beschutte werkplekken gaat tot nu toe volstrekt onvoldoende. Een rondje langs de velden leert me drie punten waar we hier in dit huis al vaker over gesproken hebben. 1. Hebben we misschien te strenge criteria voor beschut werk? 2. Wellicht ontbreekt een terugvalgarantie; beschut werk als een vangnet. 3. Wellicht is er de schrik van gemeenten dat ze in de toekomst in financiële problemen zouden kunnen komen op dit vlak. De staatssecretaris heeft in het verleden toezeggingen gedaan rondom deze ervaren knelpunten. Mijn vraag is dan ook simpel: hoe staat het daarmee?

Voorzitter. Tot slot. Voor het CDA is werken meer dan het verwerven van een inkomen. Het geeft zin aan het leven. Het zorgt voor sociale contacten en het gevoel ertoe te doen. Daarom heeft het CDA ook de basisbaan als idee gelanceerd. Een basisbaan is een gegarandeerde baan voor iedereen die langdurig in de bijstand zit. Dit is een parttime baan, zodat er tijd overblijft om mantelzorgtaken of andere zorgtaken uit te voeren. Dit is een baan die per uur fors meer oplevert dan het minimumloon. Dit is een baan die uitgaat van wat mensen kunnen bijdragen aan deze maatschappij en hun eigen geluk en die een einde zal maken aan de realiteit dat we mensen jaren en jaren in de bijstand laten zitten zonder enig perspectief en met nauwelijks genoeg geld om rond te komen. Dat heet niet "sociaal", maar "mensen in hun sop laten gaarkoken".

Voorzitter. Het CDA komt binnenkort met een initiatief op dit vlak. Ik wil dat dan graag in dit huis bespreken.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):

De heer Peters van het CDA begint met te zeggen dat het belangrijk is dat beschutte werkplekken worden gerealiseerd en dat het belangrijk is dat de staatssecretaris daarop inzet. Je moet dat zeker doen. Maar wat je ook moet doen als je de mensen echt serieus neemt, is dat je bestaande beschutte werkplekken in ieder geval in stand houdt. Nu heb ik hier een motie van de PVV die oproept om in ieder geval de bestaande beschutte werkplekken in stand te houden. Het CDA is daarop tegen. Hoe is het met elkaar te rijmen dat het CDA aan de ene kant zegt dat beschutte werkplekken belangrijk zijn en dat het aan de andere kant zegt dat we ze niet hoeven te behouden, maar dat ze er wel bij moeten komen? Wat is het nou?

De heer Peters (CDA):

Dat is eigenlijk vrij eenvoudig. Beschutte werkplekken kun je op verschillende manieren inzetten. Dat kan binnen de oude SW. Dat kan heel goed; op verschillende plekken in Nederland doen ze dat ook. Maar dat kan ook op andere plekken. Ik heb voorbeelden gezien waarin mensen beschut werken binnen bijvoorbeeld een ziekenhuis, gewoon als reguliere werkgever, waar een beschutte werkplek wordt gerealiseerd. In principe is dat aan gemeenten en dat moet ook werken, maar laat ons nou controleren of die werkplekken er wel degelijk zijn, of ze worden aangeboden daar waar dat hoort en of er misschien wel te strenge criteria zijn of andere dingen die hinderen; misschien is er wel angst van Financiën. Maar het is niet zo dat een beschutte werkplek alleen gerealiseerd kan worden binnen een oude SW-setting.

De voorzitter:

De heer De Jong, afrondend.

De heer De Jong (PVV):

Dat zeg ik ook helemaal niet. Ik zeg alleen dat er op dit moment mensen werken in een beschutte werkomgeving. Die mensen maken zich zorgen en zien allerlei veranderingen voorbijkomen. De PVV roept op er in ieder geval voor te zorgen dat die bestaande beschutte werkplaatsen blijven bestaan en niet worden weggehaald of wat dan ook, waardoor mensen zouden moeten wisselen. Vervolgens moet er natuurlijk ook voor worden gezorgd dat die taakstellingen worden gehaald. Dat zijn twee losse dingen. Het CDA stemt gewoon tegen. Hier in de plenaire zaal houdt het CDA dus mooie praatjes, maar het stemt wel tegen. Wat is het nou? Komt u nou op voor die mensen of niet? En zegt u dus dat bestaande beschutte werkplekken niet kunnen worden geschrapt en moeten blijven bestaan?

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

De heer De Jong (PVV):

Of zegt u dat het ook op een andere manier kan worden ingevuld?

De heer Peters (CDA):

Nee, wat de heer De Jong beweert, is niet zo. Het is heel simpel waar het CDA tegen is. Als je nu een beschutte werkplek hebt en als je die nodig hebt, dan wordt die niet geschrapt en dan zetten we die meneer of mevrouw niet thuis. Ik heb gezegd en ik herhaal dat een beschutte werkplek niet in de setting van een oud SW-bedrijf hoeft te zijn.

De heer De Jong (PVV):

Dat zegt de motie!

De heer Peters (CDA):

Nee, de motie zegt dat niet. De motie zegt: daar waar mensen nu op een beschutte werkplek zitten binnen een SW-bedrijf, dan mag je daar niks aan doen. Daar ben ik gewoon niet voor. Dat kan best anders.

De heer Renkema (GroenLinks):

In aansluiting hierop over beschut werk: het is duidelijk dat het CDA een aantal knelpunten benoemt en een reactie van de staatssecretaris daarop vraagt, maar het CDA zegt ook dat dat helemaal niet in een sociale werkvoorziening hoeft en dat dat ook op allerlei andere plekken kan. Ik heb een tijd geleden een motie ingediend over de garantiebanen. Die motie heb ik aangehouden. Van die garantiebanen hebben we gezegd: doe er 125.000 en van beschut werk 30.000. Mijn voorstel in die motie is om dat beschut werk daaraan toe te voegen, ook om alle werkgevers in positie te brengen. Ik ben nieuwsgierig naar de mening van het CDA op dit moment over die aangehouden motie.

De heer Peters (CDA):

Ik geloof dat die motie toen is aangehouden omdat ik haar niet helemaal begreep. Ik vrees dat dat nu nog steeds zo is. Ik wil echt heel graag kijken naar toevoeging daarvan, maar ik dacht dat er toen haken en ogen aan zaten die ik een-twee-drie niet overzie. Ik wil er dus echt graag naar kijken en alles wat helpt, zal ik steunen.

De voorzitter:

Het is wat ingewikkeld om over een aangehouden motie hier een debat te voeren. Ik geef de heer Renkema afsluitend de gelegenheid voor het tweede deel van de interruptie. Misschien kan ik u de suggestie doen om samen even koffie te drinken.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb geen vervolgvraag. Ik nodig het CDA graag uit om met mij te kijken naar het voorstel en eventuele onduidelijkheden weg te halen, want ik denk dat dat tegemoetkomt aan de zorgen van het CDA over beschut werk.

De heer Peters (CDA):

Mooi, en koffie is ook goed.

De voorzitter:

Kijk eens! Tot slot, denk ik, is er een interruptie van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat was een prachtig intro van de heer Peters: het sluiten van een sociale werkvoorziening is volgens de heer Peters oliedom. Dat ben ik roerend met hem eens. De vraag is alleen wat die woorden nou waard zijn. Ik heb even gekeken in het land. In de Achterhoek, Utrecht, Venlo, Breda, Zutphen en op vele andere plekken staan de SW-voorzieningen zwaar onder druk of zijn ze al gesloten. Wat zijn die woorden waard als u daar niks mee doet?

De heer Peters (CDA):

De heer Van Dijk maakt mijn woorden een heel klein beetje anders en maakt er vervolgens een karikatuur van. Wat ik heb gezegd en wat ik ook vind, is dat wij met z'n allen de oude SW, zoals die was, wilden omvormen tot een sociaal ontwikkelbedrijf. Daar moet je wat mij betreft de infrastructuur — de kennis, de kunde en de mensen — voor handhaven. Dat is iets anders dan gebouwen en misschien een bedrijf. Als je dat niet zou doen, dan denk ik: waarom breek je die kennis nou af en ga je die ergens anders weer opbouwen? Dat is iets anders dan dat je een oud SW-bedrijf eventueel sluit en op een andere manier organiseert. Dat zou dus het antwoord zijn. We hebben ook een voorbeeld gehad van een bedrijf dat op een industrieterrein stond en waar mensen achteraf gezien misschien toch iets onder hun niveau presteerden. Ik denk dat dat heel anders kan. Als dat dan dicht moet, dan gaat dat dicht, maar die kennis, die infrastructuur en die mensen moeten gewoon gehandhaafd blijven.

De voorzitter:

Dank u wel. Afrondend.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar die kennis en expertise gaan dus ook verloren op de plekken die ik noemde en dat is zo enorm zonde. Het minste wat je dan kunt doen, als u hier staat voor uw krachtige woorden, is zeggen: wij als Tweede Kamer gaan alles doen om te voorkomen dat die kennis en expertise verloren gaan. Dat staat ook in de motie-Buma, maar er gebeurt niets in de praktijk, hooguit een onderzoek waar wij nog heel lang op moeten wachten. Het zou zo mooi zijn als u zegt: wij gaan er desgewenst met budget voor zorgen dat die kennis en expertise behouden blijven. Of zijn dit alleen maar loze woorden?

De heer Peters (CDA):

De heer Jasper van Dijk zegt terecht dat het CDA hierover een motie heeft ingediend. Wij kunnen initiatieven nemen en wij controleren de regering. Ik heb net gevraagd hoe het ermee staat. Ik wacht gewoon het antwoord op die vraag af. Meneer Van Dijk maakt het altijd heel mooi. Hij zegt: er is een motie maar ik heb nog niets gezien, dus bent u bereid daar geld naartoe te schuiven? Dat is veel te kort door de bocht en dat weet meneer Van Dijk zelf natuurlijk ook heel goed.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven maximaal tien minuten nodig te hebben voor de voorbereiding. Ik vraag u enigszins flexibel te zijn opdat wij de vergadering kunnen hervatten zodra de staatssecretaris gereed is.

Ik schors de vergadering voor maximaal tien minuten.

De vergadering wordt van 11.07 uur tot 11.19 uur geschorst.

De voorzitter:

Mag ik de leden vragen hun plek weer in te nemen? Ik heb de staatssecretaris gevraagd om gezien de tijd de beantwoording kort en bondig te doen. Ik moet zeggen: de beperkte tijd om dit debat voor 12.00 uur te kunnen afronden. Wij realiseren ons dat dit een onderwerp is waarover wij natuurlijk heel lang kunnen debatteren. De staatssecretaris zal daar zo ook iets over zeggen. Ik stel voor maximaal twee interrupties, maar die moeten echt korter en bondiger zijn, want ik neem aan dat het ook uw wens is om het debat om 12.00 uur af te ronden en niet om het op een later moment voort te zetten.

Mag ik het woord geven aan de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de Kamer voor de inbreng. Misschien even procedureel op voorhand: dit debat is natuurlijk al een tijdje geleden aangevraagd en in de tussentijd is er best wel veel gebeurd. Wij hebben het breed offensief gelanceerd; daarover hebben wij ook debatten gevoerd en er zijn moties over ingediend. Heel veel van die zaken zijn nu in uitvoering. Aan verschillende tafels wordt gesproken over de thema's die ook vandaag aan de orde zijn. Ik verwacht de Kamer daarover in mei te kunnen informeren. Dit zal in ieder geval betekenen dat ik op een aantal zaken vooral procedureel zal ingaan, in de wetenschap dat de thema's die de Kamerleden hier hebben ingebracht, ook op die tafels liggen. Dit is dus het goede moment om daar nog een aantal zaken aan toe te voegen.

Dit is voor mij inderdaad een heel aangelegen onderwerp en ik kan hier echt uren over praten, maar mag ik dan zeggen dat het aantal woorden dat ik er nu aan wijd, omgekeerd evenredig is aan mijn enthousiasme bij dit onderwerp?

De voorzitter:

Met het oog op interrupties: gaat de beantwoording in blokjes of antwoordt u in totaliteit?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ga proberen om het in z'n totaliteit te doen, maar ik zal de accenten leggen op de sociale werkvoorziening en beschut werk. Daarna zal ik nog ingaan op een aantal overige vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik wil het breed offensief toch heel even markeren, want daar komen we vandaan; dat is wel een belangrijk punt nadat het debat is aangevraagd. We hebben namelijk met elkaar geconstateerd dat te veel mensen langs de kant staan; ik doel nu op mensen die een plek op de arbeidsmarkt willen hebben en die we ook keihard nodig hebben, mensen die in het jargon een afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking hebben. Ook zij verdienen een plek op die arbeidsmarkt, die zo inclusief mogelijk moet zijn. De vier pijlers waarbinnen we ook vandaag de discussie voeren, zijn: we willen werkgevers ontzorgen opdat zij mensen in dienst nemen, we willen dat werken daadwerkelijk loont als je aan het werk gaat, we moeten werkgevers en werknemers bij elkaar brengen en, last but not least, het moet om duurzaam werk gaan. Wat mij betreft staat hier in de Kamer de rol die de SW-bedrijven en de sociale ontwikkelingsbedrijven hierin kunnen spelen vandaag weer centraal.

Alle thema's die hier vandaag langs zijn gekomen, kan ik daar eigenlijk onder vatten, want op dit moment wordt flink aan de weg getimmerd en dat gebeurt eigenlijk op twee manieren. De thema's die ook voor de SW-sector van belang zijn, worden aan verschillende tafels van het breed offensief besproken. Ook tegen de heer De Jong zeg ik dat dit inderdaad gesprekken zijn. Maar het zijn wel gesprekken tussen partners die het straks samen moeten gaan doen. We staat aan de vooravond van de kanteling van de planfase naar de uitvoeringsfase. In die zin hoop ik dan ook dat de brief die ik u in mei kan gaan sturen voor al die partners echt concrete handvatten biedt om dat breed offensief uit te gaan voeren. Wie zitten er dan aan tafel? Uiteraard zitten gemeenten, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties, maar ook cliëntenorganisaties, Divosa en Cedris aan tafel om al deze thema's met elkaar te bespreken. Tegelijkertijd blijft de winkel open, want in het kader van de banenafspraak moeten er banen gerealiseerd worden. En er moet beschut werk gerealiseerd worden. En er staan inderdaad nog steeds mensen op de wachtlijst. Dat betekent dat de winkel ondertussen openblijft. Ik ben al die partners en zeker ook Cedris heel erg erkentelijk voor het feit dat zij hun rol pakken en aan die tafels praten over wat er beter kan. Dat betekent dat de moties waar u naar heeft gevraagd, op dit moment in uitvoering zijn. Ook daar kan ik bij de mededeling over het breed offensief in mei verder op ingaan.

De voorzitter:

Dat roept een heel korte vraag op van de heer Gijs van Dijk. Gaat uw gang.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Misschien een vraag over de start van zo'n verkenning. Hebben we daarbij nou iedereen in beeld? Daar heb ik natuurlijk veel zorgen over. Hebben gemeenten iedereen in beeld die kans maakt op een garantiebaan, op beschut werk?

Staatssecretaris Van Ark:

Daar durf ik een voorzichtig "ja" op te zeggen, omdat ik zie dat in die arbeidsmarktregio's niet alleen het UWV, de gemeenten en werkgevers inmiddels om tafel zitten, maar bijvoorbeeld ook de vso- en pro-scholen zijn aangehaakt op de infrastructuur. Dat betekent dat kinderen die bijvoorbeeld van school komen, direct onder deze afspraak vallen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Juist de jongeren die van het speciaal praktijkonderwijs komen raken we nog weleens kwijt. Want hoe kunnen we hen nou volgen? Het is goed dat deze scholen daarbij zijn aangesloten, maar omdat deze jongeren geen uitkering meer krijgen kunnen we ze moeilijk volgen. Is er een nieuwe manier om deze jongeren wel vast te pakken en naar werk te begeleiden?

Staatssecretaris Van Ark:

Dit is een van de onderdelen die van belang zijn en waarvoor we ook Perspectief op Werk zijn gestart, met samenwerkingsverbanden tussen werkgevers, gemeenten en het onderwijs. De MBO Raad is daar ook bij aangesloten, juist om ook dit probleem aan te pakken. Ook hierbij moet ik zeggen dat het work in progress is en dat ik u in mei meer informatie kan geven.

Voorzitter. De Kamer vroeg om een aantal concrete cijfers, onder andere over het aantal mensen dat nu op een beschutte werkplek werkt. Eind 2016 werkten 313 mensen op een beschutte werkplek, eind september 2018 2.200. Dit blijft nog steeds achter bij het aantal dat we in de ministeriële regeling hebben vastgesteld, namelijk 4.600 eind 2018. Ik heb u dan ook tijdens de begrotingsbehandeling toegezegd dat ik dit voorjaar in een brief zal ingaan op die stand van zaken en op de vraag hoe we deze cijfers kunnen verbeteren. Die brief komt zo snel mogelijk na het meireces. Dan neem ik ook de definitieve cijfers over 2018 mee. En dan gaat het niet alleen over de cijfers, maar ook over de context. Ik kijk dan ook naar de criteria waar de heer Raemakers en ook de heer Peters om vroegen. Dat laatste, dat naar de criteria kijken, zit in de evaluatie beschut werk, die zoals gezegd ook in het najaar komt.

De voorzitter:

Een korte vraag van de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):

Ja, voorzitter. Ik zit namelijk een beetje klem. Dit debat is een jaar geleden aangevraagd. De staatssecretaris zegt dat er in de tussentijd veel is veranderd. En over een paar weken ontvangen we brieven. Dit debat komt dus eigenlijk te vroeg met betrekking tot de cijfers en de dingen die allemaal gesteld zijn hier. Wat zijn nou eigenlijk de belemmeringen? En waar loopt u nu tegenaan, waardoor u bijvoorbeeld de Kamer niet vandaag over de cijfers van 2018 kunt informeren?

Staatssecretaris Van Ark:

Een heel terecht punt van de heer De Jong. Na de debataanvraag van afgelopen april hebben we natuurlijk ontzettend veel gedaan. Er zijn ook moties over ingediend, en toen heb ik tegen de Kamer gezegd dat ik daarover uitsluitsel kon geven in mei. In die zin zou je dus kunnen zeggen dat dit debat daarvoor wat vroeg komt. Aan de andere kant vind ik het ook heel waardevol om al de signalen die ik vandaag krijg ook nog mee te nemen in de laatste ronde, voordat we besluiten gaan nemen over dat brede offensief. En als het gaat over cijfers: het koud neerleggen van cijfers is één ding, maar de Kamer vraagt terecht ook om een context, en vaak ook om verbeterplannen. Daar is natuurlijk wat tijd voor nodig. En natuurlijk gaan wij bij gemeenten die het goed doen, vragen: hoezo doen jullie het goed, waar kunnen anderen van leren? En waar het niet goed gaat, vragen we: is daar een bepaalde reden voor? Daar heb ik tijd voor nodig, en daarom kan ik niet van het ene op het andere moment die cijfers sec neerleggen. Maar ik geef wel alvast aan dat er eind september 2018 2.200 plekken zijn gerealiseerd.

De voorzitter:

De heer De Jong, afrondend.

De heer De Jong (PVV):

Ik zit nou helemaal in een dilemma, want die cijfers zijn ontzettend belangrijk. En als u zegt dat we in mei cijfers krijgen, ben ik weer bang, omdat we natuurlijk nog wel de mogelijkheid moeten krijgen om over de context van die cijfers te spreken. En dit soort lijstjes, waarin we echt enorm achterblijven, zijn gewoon schrikbarend en niet in het voordeel van de doelgroep. Kan de staatssecretaris dan toezeggen dat zij in ieder geval voor het meireces met die gegevens komt? Dan kunnen we daar in het reces goed naar kijken en daar wellicht in mei zelf al over spreken.

Staatssecretaris Van Ark:

Als ik dat zou kunnen, zou ik dat graag doen. Maar dat is helaas niet mogelijk. Ik doe dit echt zo snel mogelijk, maar het zal inderdaad na het meireces zijn.

De voorzitter:

Waarbij ik voor de procedure opmerk dat zodra de informatie er is, deze via de procedurevergadering alsnog direct geagendeerd zou kunnen worden. Maar dat is aan u.

Ook een korte vraag van de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Die cijfers zijn inderdaad heel belangrijk, maar de evaluatie van beschut werk, die in het najaar komt, is ook heel belangrijk. Ik wil die informatie graag voordat wij hier weer de begroting van SZW hebben. Dus kan de staatssecretaris gewoon toezeggen dat er extra tempo met die evaluatie van beschut werk wordt gemaakt, zodat die vóór de begrotingsbehandeling naar de Kamer kan worden gestuurd?

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, dat zeg ik toe. Dat staat gepland voor september. En in de richting van de heer De Jong zeg ik op dit punt toe dat ik in de evaluatie beschut werk, die in het najaar komt, ook zal ingaan op de wachtlijst waarmee we mensen actief gaan oproepen voor beschut werk. Dat is een toezegging die ik daarbij kan doen.

Er is ook nog specifiek gevraagd naar de realisatie van de banenafspraak. De cijfers daarover worden op 25 april bekendgemaakt. Ook daaraan moet nog wat gewerkt worden. Zonder dat ik op concrete cijfers kan ingaan, kan ik u wel zeggen dat ik daar een eerste blik op heb kunnen werpen, en dat het er in ieder geval volgens mij goed uitziet voor wat betreft de ontwikkeling die wij met elkaar nastreven, namelijk dat we bij de overheid en in de marktsector banen realiseren en dat de trend die we eerder in gang hebben gezet, zich moet voortzetten. Daar informeer ik u dus 25 april over.

De voorzitter:

Een korte vraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, voorzitter. Maakt het nog verschil dat we de discussie hebben gehad dat we de grens tussen bedrijfsleven en overheid gaan weghalen? Is dat verschil nog steeds te zien, of is het nu één grote pot?

Staatssecretaris Van Ark:

Nee, over 2018 is dat verschil nog steeds te zien, want de plannen die uitgewerkt worden aan de hand van de motie die vraagt om dat onderscheid op te heffen, worden ook vervat in regels die rondom het breed offensief naar de Kamer komen. Dat is dan ook iets wat ik graag met de Kamer bespreek, maar de cijfers over 2018 laten het onderscheid nog zeker zien. Overigens blijf ik van mening dat de overheid aan de lat staat en aan de bak moet. Er staan ook nog een aantal initiatieven daarvoor op stapel.

Verder is gevraagd naar de realisatie van werkplekken voor mensen die op de wachtlijsten staan. Eigenlijk betreft het hier een reactie op het SCP-rapport dat eerder is verschenen. Ik heb er ook eerder al schriftelijk op gereageerd, ook in de wetenschap dat het onder de oude SW's soms ook wel een tijdje kon duren voordat iemand die op een wachtlijst stond, aan het werk kon gaan. Dit betrof een tussenrapportage en er komt ook nog een eindrapportage. Ik vind het van groot belang dat mensen aan het werk kunnen en ik voel ook een grote verantwoordelijkheid voor mensen die op deze wachtlijst staan, omdat zij ook al langere tijd op die wachtlijst staan. Daarom denk ik dat het goed is om straks bij de realisatiecijfers over de banenafspraak te kijken hoe dit loopt en om ook bij beschut werk te kijken hoe het met deze mensen gaat.

De voorzitter:

De heer Raemakers met een korte vraag. U heeft overigens ook nog een korte termijn zo meteen, zeg ik tegen alle leden.

De heer Raemakers (D66):

Maar even op dit punt. We zijn gewend dit cijfer te bekijken via de banenafspraak en via beschut werk, maar het onderzoek van het SCP keek ook naar de mensen die op de wachtlijst stonden, waarbij er sprake is van 20% minder baankans, wat we met z'n allen toch onacceptabel moeten vinden. Wil de staatssecretaris ook specifiek op dat percentage gaan sturen? Of houdt zij het bij banenafspraak en beschut werk?

Staatssecretaris Van Ark:

Voor mij is het een gedeelde ambitie met de Kamer, in de zin dat het onacceptabel is dat zo veel mensen langs de kant staan. Het breed offensief is juist gelanceerd om ervoor te zorgen dat we nu eindelijk met elkaar gaan afspreken hoe het dan wel moet. Wat mij betreft is het goed om deze specifieke groep binnen het aantal mensen die langs de kant staan en die al langere tijd op de wachtlijst staat, goed in de gaten te houden en is het van belang dat we ons met name voor hen inzetten. Wat ik lastig vind, is om heel specifiek allerlei groepen eruit te blijven lichten. Ik vind het van belang dat we met elkaar ervoor zorgen dat mensen aan het werk kunnen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Raemakers (D66):

We kunnen voor deze specifieke groep die al eind 2014 op de WSW-wachtlijst stond, geen indicator afspreken?

Staatssecretaris Van Ark:

Nee, dat is inderdaad lastig. Dat gaat niet.

Ik kom bij de vraag van de heer Jasper van Dijk over de financiën. Ook de heer Gijs van Dijk heeft voor dit onderwerp aandacht gevraagd. Eind 2019 verschijnt de volgende thermometer. Begin 2020 kan ik die aan de Kamer geven. Ik realiseer mij dat we hier vaak discussies hebben over de organisaties en budgetten. Waar gemeenten een belangrijke taak hebben in het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt, doen ze dat met verschillende budgetten. Ik heb het dan over geld voor de SW-bedrijven en beschut werk, loonkostensubsidie en de BUIG-budgetten. Dat zijn budgetten die niet voor hokjes bedoeld zijn maar die ontschot kunnen worden en ingezet kunnen worden in gemeenten om ervoor te zorgen dat mensen die ondersteuning nodig hebben, aan het werk kunnen. Daarnaast is het accres verhoogd. Het is mijn overtuiging dat dit alles bij elkaar gemeenten de middelen verstrekt om dat goed te kunnen doen. Ik zou uit willen zoomen van alleen de discussie over een budget voor een deelonderwerp hierbinnen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb in mijn termijn het voorbeeld genoemd van de Haeghe Groep. Het betreft daar steeds minder mensen die binnen de SW aan de slag kunnen. Het is een soort uitsterfconstructie. Er is een luide roep om in ieder geval te stoppen met die voortgaande bezuinigingen die dat uitsterfbeleid veroorzaken. Is de staatssecretaris bereid om die voortgaande bezuinigingen stop te zetten?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ga het toch zeggen, al weet ik hoe de heer Jasper van Dijk dit bedoelt, want we hebben hier vaker interruptiedebatjes over. Maar ik heb echt moeite met het woord "sterfhuisconstructie", als zelfs Cedris, de brancheorganisatie, de spreekbuis, zegt: "84% van onze bedrijven wordt ook gewoon ingezet als werkgever of als bemiddelaar voor nieuwe groepen". Er gebeurt heel veel. Er is een enorme transitie gaande. Ik vind het vooral van belang dat de mensen die een beschutte omgeving nodig hebben, die ook krijgen. En in dit specifieke voorbeeld van Den Haag heeft de gemeente het zelf overgenomen. Het gaat er dus onderaan de streep om dat mensen die ondersteuning nodig hebben, die ook krijgen, en een veilige werkplek hebben. Dat is iets anders dan de organisatievorm daarbij. Ik ben hier ook over in gesprek met bijvoorbeeld Cedris. Die zien heel veel verschillende verschijningsvormen, overal in het land. Ik denk dat we met elkaar een enorme ontwikkeling aan het doormaken zijn. Dus ik zou toch afstand willen nemen van dat woord.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar ook Cedris zegt dat het op heel veel plekken niet goed gaat. Ik heb een lijst van plekken genoemd: Breda, Zutphen, Utrecht, Den Haag. Daar gaat het niet goed. Laat ik het als volgt zeggen. De staatssecretaris komt met allemaal brieven. Sluit zij uit dat daar het vraagstuk van het budget bij kan worden betrokken? Of zegt ze: er is 10 miljard begrotingsoverschot, dus er zou best wat geld voor deze kwetsbare groep vrijgemaakt kunnen worden?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben de motie-Jasper van Dijk met enthousiasme aan het uitwerken. Daarbij hebben we deze discussie ook gehad en ik heb daar toen ook het nodige over gezegd. Ik vind dat je altijd een open blik moet hebben. Ik voorzie op dit moment niet dat het financieel kader gewijzigd moet worden. Overigens, als je kijkt naar een situatie zoals in Breda, dan zie je dat daar 94% van de mensen aan het werk is op een plek bij een reguliere werkgever. Dus we moeten de discussie niet versmallen tot alleen maar de vraag: hoeveel mensen werken er nog binnen de muren van een voormalig sw-bedrijf? Laten we kijken hoe we de kennis en de infrastructuur van de sw-bedrijven kunnen benutten, en laten we tegelijkertijd de focus hebben op de vraag of mensen op een plek aan het werk zijn waar ze tot hun recht komen en waar ze ook weer een stap verder kunnen zetten.

De voorzitter:

De heer Gijs van Dijk met zijn tweede interruptie.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Nou, dan ga ik even mee in de lijn van de staatssecretaris. Even los van budget, maar is het nou mogelijk dat gemeenten de keuze maken om dit helemaal niet meer te doen?

Staatssecretaris Van Ark:

Gemeenten kunnen niet de keuze maken om mensen die recht hebben op deze ondersteuning, die ondersteuning te weigeren. Dus gemeenten hebben een verantwoordelijkheid naar de mensen toe. Gemeenten hebben een vrijheid in de keuze hóé ze het organiseren. Veel gemeenten kiezen ervoor om dat te doen door hun sw-bedrijf dan wel in stand te houden dan wel te transformeren. Maar daar ligt de beleidsvrijheid van gemeenten.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dus op het moment dat een gemeente wél die keuze zou maken — wij krijgen af en toe die zorgwekkende signalen; ik weet niet of die altijd kloppen — dan kan de staatssecretaris die gemeente erop wijzen dat de gemeente die kennis en die expertise om die mensen te helpen linksom of rechtsom gewoon in stand moet houden. Dat moet iedere gemeente in Nederland doen.

Staatssecretaris Van Ark:

Als iemand onder de sw valt, dan heeft de gemeente die verplichting. En of je dat dan organiseert bij een klassiek sw-bedrijf of binnen de muren van het gemeentehuis of door middel van een afspraak met een reguliere werkgever ... Dat kan verschillen, maar de verplichting naar de werknemer bestaat.

Voorzitter. Als ik kijk naar de vragen die gesteld zijn over de sociale werkvoorziening, de sociale ontwikkelbedrijven en beschut werk, dan moet ik dus inderdaad aangeven dat een aantal van deze zaken terecht — ook ter harte genomen — in uitwerking is. Omwille van de tijd verwijs ik naar de brief die ik eind mei aan de Kamer zal sturen. Ik heb nog een aantal overige vragen waarop ik de Kamer graag van een antwoord voorzie.

De voorzitter:

Ik geef nu de heer Renkema nog het woord voor een interruptie, en de rest van de interrupties spaar ik op voor het einde van de eerste termijn van de staatssecretaris. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik herken het beeld dat het in het land heel verschillend is hoe gemeenten hiermee omgaan. Ik heb een motie ingediend over de arbeidsmarktregio's. Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor: soms zijn dat een beetje papieren tijgers en soms wordt er hard gewerkt. Ik had ook gevraagd: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie? Een kort procedureel antwoord is voldoende.

Staatssecretaris Van Ark:

Het is een motie die we aan het uitvoeren zijn. Die komt ook heel goed van pas om inderdaad in die arbeidsmarktregio's die foto's te maken. Daarbij besteden we ook aandacht aan de rol van de sw-bedrijven, omdat ik gewoon ook een beeld wil hebben van wat nou de variëteit is in de uitvoering. Die verkenning loopt, en die zal deze zomer klaar zijn. Mevrouw Van Brenk en in navolging van haar ook een aantal anderen hebben gevraagd naar de jubileumgratificatie. Mevrouw Nijkerken-de Haan heeft daar inderdaad schriftelijke vragen over ingediend, waar ik uiteraard antwoord op zal geven. Hier geef ik aan dat ik de specifieke situatie niet ken. Het is lastig om op een individuele situatie in te gaan. Wat ik wel wil aangeven, is dat het natuurlijk heel wrang is als je een extraatje meteen moet inleveren. Er zitten veel dingen in onze uitkeringen, met name in de Wajong, die heel moeilijk uit te leggen zijn. Als ik in deze zaal en in dit gezelschap het woord "zaagtandsystematiek" laat vallen, weet u wat ik bedoel. De rest van Nederland weet dat niet. Neemt u van mij aan dat dit betekent dat je iets meer kunt gaan verdienen, maar minder op je rekening krijgt. Dat soort complexiteit zit daarin. Dat is de reden waarom we de Wajong willen vereenvoudigen. Ik vind dat dit soort dingen niet uit te leggen zijn. De wetsvoorstellen liggen op dit moment bij de Raad van State. Ik hoop ze zo snel mogelijk naar de Kamer te kunnen sturen, zodat we deze problematiek met elkaar kunnen bespreken en hopelijk ook kunnen oplossen.

Er werd mij gevraagd naar de stand van zaken van de motie van de leden Bruins en Raemakers over kwetsbare jongeren. Uit onderzoek van de inspectie blijkt dat ondersteuning van jongeren weliswaar beter gaat, maar nog steeds aandachtspunten heeft. Ik heb samen met de ministeries van VWS en OCW aan het NJi gevraagd om goede voorbeelden te verzamelen, deze te ontsluiten voor gemeenten en ze ook verder te verspreiden. Ook worden voorbeelden verspreid in het kader van het project over werken in de zorg. Overigens bespreek ik dit thema ook als ik met wethouders samen ben, als ik met de MBO Raad praat of bij werkbezoeken aan het vso en pro. Dit onderwerp komt dus op verschillende plekken terug.

De heer Bruins had een aantal sprekende voorbeelden van mensen die tegen muren aanlopen die we met het breed offensief hopen te beslechten. Ik heb niet de illusie dat we straks nooit meer iemand tegen de beperkingen van organisaties zien aanlopen. Ik zou in ieder geval zeggen: laat mensen zich melden bij het Werkgeversservicepunt. Als er een ondernemer is die zegt dat hij banen heeft, dan zou het toch echt van de zotte zijn als je mensen die plek niet kunt geven. Ik zou dus zeggen: laat mensen zich melden bij het Werkgeversservicepunt dat hier speciaal voor bedoeld is, en laat dit ook de meetlat zijn voor de plannen van het breed offensief. We kunnen dan kijken of we dit soort problemen ook daadwerkelijk oplossen. Wat ik in ieder geval heel goed vind om te zien, is dat er in het land veel initiatieven zijn waarbij werkgevers en gemeenten met De Normaalste Zaak aan tafel gaan. Ze kijken met elkaar waar knelpunten liggen en of ze die ook concreet kunnen oplossen. Ik word alleen maar nog gemotiveerder van de voorbeelden van oplossingen hiervoor die u noemde.

De heer Peters heeft een Harrie-training gedaan. Ook dat is jargon. Het is een heel mooie training om mensen met een beperking op de werkvloer te krijgen. Ik vind het een heel waardevolle training. Ik had laatst een sessie met een aantal wethouders. Ook een aantal wethouders had deze training gedaan. Ik zal er in ieder geval ook aandacht aan besteden in het Gemeentenieuws. Ook bij de praktijkdagen wordt dit onder de aandacht gebracht. Ik ben ook fan.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, zeg ik in de richting van de staatssecretaris. Er is nog een aantal interrupties. Als ze niet nodig zijn en in de tweede termijn kunnen worden meegenomen, zou dat mijn voorkeur hebben. Ik geef als eerste het woord aan de heer Peters. Gaat uw gang.

De heer Peters (CDA):

Leuk, die Harrie-training. Dat was een heel waardevolle training. Maar waar het mij om ging: heel dikwijls bij plaatsingen vanuit vso of pro bij een leerwerkbedrijf, of als mensen reguliere arbeid krijgen, gaan er dingen verkeerd in de begeleiding. Dat is een van de grootste faal-, maar ook succesfactoren. Dat is waarom ik met dat voorstel kwam. Ik hoef niet per se reclame te maken voor CNV Jongeren, al kan dat geen kwaad. Ik zou willen vragen of er specifiek op die begeleiding inzet mogelijk is.

Staatssecretaris Van Ark:

Inderdaad: begeleiding van en naar werk, maar vooral ook tijdens werk is een heel belangrijk onderdeel van het breed offensief. Dat mag ook maatwerk zijn. Ik ben heel blij dat de cliënten en de cliëntenorganisaties aan tafel zitten en zich daar ontzettend hard voor maken. Ik zie namelijk het belang daarvan. Ook dit onderwerp heeft dus een stevige plek in het breed offensief.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb gevraagd of ik misschien schriftelijk een reactie kan krijgen op het rapport-Berenschot, met de knelpunten daarin. Als ik die toezegging kan krijgen voor het volgende debat, heel graag.

Staatssecretaris Van Ark:

Uiteraard.

De voorzitter:

Dat is een mooie toezegging. Dank u wel. Ik bedank voor de medewerking van zowel de staatssecretaris als de leden om deze eerste termijn in een korte tijd af te handelen. Ik realiseer me terdege dat het onderwerp echt meer tijd zou verdienen. Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Als eerste geef ik graag het woord aan de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Ik ben toch teleurgesteld. Ik had gehoopt dat we vandaag meer informatie zouden kunnen krijgen over hoeveel mensen er daadwerkelijk thuiszitten, wat er het afgelopen jaar concreet gedaan is en hoe we er echt voor kunnen zorgen dat mensen die eerder nog recht hadden op bijvoorbeeld een plek bij een sociale werkplaats, gewoon aan de slag komen, niet alleen omdat die mensen dat zelf graag willen maar ook omdat het gewoon heel wenselijk is om die mensen aan de slag te krijgen.

Dat gezegd hebbende, verwacht ik dus op zeer korte termijn nog steeds die cijfers richting de Kamer. Dat heeft de staatssecretaris ook aangekondigd. Dan zullen wij hier weer als eersten staan om daar met de staatssecretaris over te spreken. Het doel zou moeten zijn om die mensen aan de slag te krijgen, en niet om hier ellenlange discussies en debatten daarover te voeren. Er moet echt concreet iets veranderen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering bestaande beschutte werkplekken — in welke vorm dan ook — in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (29817).

De heer De Jong (PVV):

Ik hoop echt dat deze motie wordt aangenomen, zodat vele mensen die nog in onzekerheid zitten, zo meteen niet meer in die onzekerheid hoeven te zitten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van Brenk voor haar tweede termijn.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik begrijp dat de staatssecretaris niet op een individuele zaak kan ingaan, maar ik hoop dat zij deze motie ziet als steun voor haar bereidwilligheid. Deze motie is ondertekend door alle woordvoerders aan dit debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in mindering brengen van gratificaties en mogelijke bijzondere loonuitkeringen op de (Wajong-)uitkering bijzonder demotiverend werkt voor mensen met een arbeidsbeperking;

verzoekt de regering bij de harmonisatie van de Wajong en de uitwerking van het breed offensief, wet- en regelgeving op dit punt grondig door te lichten, en demotiverende effecten van wet- en regelgeving voor mensen met een arbeidsbeperking zo veel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Peters, Renkema, Nijkerken-de Haan, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Bruins en De Jong.

Zij krijgt nr. 148 (29817).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

roept de regering op bezuinigingen op de WSW stop te zetten en de sociale werkvoorziening om te vormen tot volwaardige sociale ontwikkelbedrijven;

roept de regering voorts op te investeren in recht op begeleiding naar werk en recht op begeleiding tijdens werk via sociale ontwikkelbedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (29817).

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. U kunt mij op elk moment van de dag, nacht of weekend bellen om het hierover te hebben. Of in een reces. Ik kom, want dit onderwerp is zo van belang. Dit gaat over mensen die perspectief verdienen. Zij verdienen perspectief op weg naar werk, op weg naar het volledig meedoen. Het is dus ongelooflijk belangrijk dat wij ook vandaag weer hierover spreken.

De wereld is sinds een jaar geleden wel veranderd. Daar heeft de staatssecretaris absoluut gelijk in. Er is een breed offensief ingezet. Ik zie dat ook de staatssecretaris hier keihard aan wil trekken. Maar ik zou toch ook ditmaal de staatssecretaris weer willen oproepen tot snelheid, snelheid, snelheid. Want iedere dag dat er mensen langs de kant staan en thuiszitten, is een dag te veel.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Ik ben heel blij dat die evaluatie van beschut werk in september komt, dat die voor de begroting komt. Dan kunnen we er ook echt met de begrotingsbehandeling op sturen. Ik ben ook heel blij met wat de staatssecretaris heeft gezegd over jongeren die tussen wal en schip vallen en dat de goede voorbeelden ook via het Nederlands Jeugdinstituut en via gemeenten worden gedeeld. Daar ben ik allemaal heel blij mee. Ik heb nog één zorgpunt. Dat zijn de mensen die eind 2014 op de wachtlijst stonden voor de WSW en waarvan de baankansen zijn afgenomen. Ik heb van de staatssecretaris vandaag begrepen dat het niet mogelijk is om daar een aparte indicator voor te maken. Ik begrijp dat ook, omdat we natuurlijk de Banenafspraak hebben. We hebben beschut werk en we hebben allemaal hele goede monitoring. Maar ik zou willen vragen: wat kunnen we voor deze groep doen als het gaat over beschut werk? Kan de staatssecretaris ook meenemen dat juist deze groep misschien makkelijker naar beschut werk kan?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Jasper van Dijk, uw tweede termijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Praatjes vullen geen gaatjes. Veel mooie woorden kunnen niet verhullen dat er snoeihard wordt bezuinigd op sociale werkvoorzieningen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sociale werkvoorzieningen door voortgaande bezuinigingen in zware problemen komen en in hun voortbestaan bedreigd worden;

verzoekt de regering te stoppen met bezuinigen, zodat sociale werkvoorzieningen hun goede werk voort kunnen zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (29817).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Sociaal-Economische Raad (SER) adviseert de kennis en infrastructuur van de SW-bedrijven niet verloren te laten gaan;

verzoekt de regering een landsdekkend netwerk van sociale werkvoorzieningen in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (29817).

De voorzitter:

Ik dank u hartelijk. De heer Renkema ziet af van zijn tweede termijn. Ik geef graag het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Heel kort, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor haar beantwoording. Volgens mij concluderen we met elkaar dat er nog veel werk aan de winkel is en dat er blijvende aandacht nodig is om zo veel mogelijk mensen aan het werk te hebben en te krijgen. Mijn vraag is nog wel: gaat de staatssecretaris in gesprek met gemeenten die nog achterblijven? Ik hoor daar graag nog een bevestiging op, want mensen die de ondersteuning nodig hebben, moeten die ondersteuning ook krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Eppo Bruins, of de Heer Bruins, moet ik zeggen. Gaat uw gang.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Wij hebben het hier inderdaad over de normaalste zaken en de normaalste mensen, met bijzondere talenten. Ik heb één motie, omdat de staatssecretaris verwees naar het Werkgeversservicepunt. Dat wordt toch meestal gerund door het UWV, gemeenten en de SW-sector. Daardoor kan er soms onnodige concurrentie ontstaan. Dat wil ik voorkomen met deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat expertise en ervaring van en met SW-bedrijven behouden en gebruikt moeten worden;

constaterende dat er door het hele land sociaal ondernemers zijn die als regulier werkgever de rol van SW-bedrijven deels willen en kunnen overnemen;

constaterende dat gebrek aan participanten een voorkomende reden is waardoor sociaal ondernemers niet voldoende omzet kunnen draaien voor een gezonde bedrijfsvoering;

constaterende dat gemeenten er soms voor kiezen om het eigen SW-bedrijf voorrang te geven, waardoor er onnodige concurrentie ontstaat en sociaal ondernemers geen kans krijgen om te groeien;

verzoekt de regering om in het kader van de uitvoering van de motie-Renkema (34352, nr. 118) te inventariseren hoe kan worden voorkomen dat reguliere werkgevers geen of onvoldoende participanten tewerk kunnen stellen omdat de SW-bedrijven voorrang krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (29817).

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan de heer Peters. Gaat uw gang.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. En dank u wel, staatssecretaris, voor de beantwoording en de toezeggingen tijdens dit debat, dat inderdaad goed was. Het doel is zo veel mogelijk mensen normaal aan het werk krijgen met normale collega's, een goede dagbesteding en een goed en zinvol leven. Dat willen we met z'n allen. Er zijn dingen in gang gezet; veel gaat wel goed, een aantal dingen soms ook niet. Ik moet wel zeggen dat ik ongelofelijk trots ben op verschillende voormalige SW-bedrijven, waar ik ben geweest. Ik heb gezien wat voor een enorme worsteling en kanteling die hebben doorgemaakt om inderdaad te transformeren — of ik nu Weener XL noem of de IBN-groep, ik noem ze toch maar. Het kan dus wel degelijk. We hebben het gehad over het belang van begeleiding on the job. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat daar in het breed offensief groot aandacht aan wordt besteed. Maar dan blijven er nog volgens het CDA problemen om mensen aan het werk te helpen. Werken loont niet voor iedereen. Mensen worden niet gevonden. Daarom nog een keer: het CDA komt met een initiatief rondom de basisbaan en daar komen wij hierover te spreken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik kijk in de richting van de staatssecretaris of ze gelijk door kan gaan met een oordeel over de ingediende moties. Ik zie dat dat het geval is. Daarmee geef ik graag het woord aan de staatssecretaris. Ga uw gang.

Staatssecretaris Van Ark:

Dank u wel, voorzitter. Op de vraag van mevrouw Nijkerken-de Haan of ik met gemeenten in gesprek ga als zij achterblijven is het antwoord: ja, dat zal ik doen.

Dan kom ik bij de moties.

De motie van de heer De Jong op stuk nr. 147 moet ik ontraden, omdat de beschut werken-indicatie ook afhankelijk is van de persoonlijke situatie. We willen ook de doorontwikkeling van mensen stimuleren. Nieuw beschut werk moet er gewoon komen, maar het hoeft geen eindstation te zijn.

De motie op stuk nr. 148 is een hele duidelijke oproep van de Kamer, dus die geef ik met plezier oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 149 ontraad ik, omdat het de beleidsvrijheid is van gemeenten hoe zij dit doen.

Voor de motie op stuk nr. 150 geldt hetzelfde, dat ik die ontraad. Dat heeft te maken met het feit dat die financiële thermometer eind 2019 komt, waarover ik de Kamer begin 2020 hoop te informeren.

Als het gaat over de tweede motie van de heer Jasper van Dijk ...

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 151.

Staatssecretaris Van Ark:

Ja. De motie op stuk nr. 151 ontraad ik ook, omdat dat ook beleidsvrijheid is van de gemeente.

De motie op stuk nr. 152 geef ik oordeel Kamer en betrek ik graag ook bij de uitvoering van de motie-Renkema. Ik hoop dat ik daarin — het zal misschien iets later zijn dan de evaluatie beschut werk — de Kamer op de hoogte kan stellen van hoe die foto er dan ook uitziet. Dus die betrek ik daar graag bij en dan is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van de tweede termijn van de zijde van het kabinet gekomen. Daarmee komt een einde aan de beraadslaging over de gevolgen van de sluiting van de sociale werkplaatsen. Ik wil u nogmaals zeer hartelijk danken. Dat geldt zowel richting de staatssecretaris als u voor uw medewerking om dit debat op tijd af te ronden vanwege het volgende debat. Ik dank de staatssecretaris en haar ondersteuning, ik dank de Kamerleden, ik dank de mensen hier op de publieke tribune voor hun belangstelling en dat geldt ook voor de mensen die het debat op een andere manier gevolgd hebben. Daarmee sluit ik de beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kan u meegeven dat we over de ingediende moties aanstaande dinsdag zullen stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven