10 Zienswijze Raad voor Dierenaangelegenheden betreffende insecten

Aan de orde is het VSO Zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) betreffende insecten: De ontpopping van de insectensector (33043, nr. 97).

De voorzitter:

Aan de orde is het verslag van het schriftelijk overleg over de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden betreffende insecten. Ik heet de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit van harte welkom evenals de woordvoerders van de zijde van de Kamer. Als eerste mag mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren met haar termijn beginnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Als volgende generaties terugkijken op waar Nederland in 2019 mee bezig is, zullen ze zien dat we op grote schaal insecten uitroeien met landbouwgif en mest en dat we aan de andere kant grote fabriekshallen bouwen om insecten te kweken. Kweken doe je met groente, vinden wij. Dat alleen al! Ik denk dat volgende generaties zullen denken: aan de generatie van toen zat misschien een kleine steekje los, want aan de ene kant doodmaken en aan de andere kant kweken in afgesloten fabrieken, dat is gewoon raar. Er ontstaat een ontzettende industrie in de insectenkweek, terwijl daar heel fundamentele vragen over te stellen zijn. Daarom heeft de Partij voor de Dieren een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland door 25 insectenkwekers jaarlijks al 500 ton insecten worden gekweekt, waarbij de dieren in kratten en bakken leven, in zulke grote aantallen dat dit in tonnen gewicht wordt uitgedrukt;

overwegende dat de minister erkent dat "ook in het geval van wetenschappelijke onzekerheid of onbekendheid met het voelend vermogen we op basis van voorzorg ongewervelde dieren behandelen als waren zij voelende wezens en daarmee dieren van wie we de intrinsieke waarde erkennen";

spreekt uit dat een "productie" van insecten die wordt uitgedrukt in tonnen, per definitie onverenigbaar is met het erkennen van de intrinsieke waarde van dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (33043).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor Dierenaangelegenheden stelt dat de grootste bedrijven in de insectenkweek de infrastructuur hebben om dit in zeer korte tijd op te schalen en dat de veevoerindustrie geïnteresseerd is in bulkafname;

spreekt uit dat het ethisch onaanvaardbaar is om dieren te "kweken" als voer voor dieren die op hun beurt weer worden gefokt, gebruikt en gedood voor voedselproductie;

verzoekt de regering om niet langer in te zetten op het faciliteren of stimuleren van de insectenkweek voor de veevoerindustrie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (33043).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) wijst op het belang om het publiek transparant, tijdig en objectief te informeren;

constaterende dat er geen cijfers bekend zijn van de totale aantallen insecten die in Nederland worden gekweekt, omdat geen centrale registratie wordt bijgehouden;

overwegende dat het ook voor het houden van toezicht op de naleving van (dierenwelzijns-)wet- en regelgeving van belang is om een volledig beeld te hebben van de insectenkwekers en de insecten die door hen worden gekweekt;

verzoekt de regering alle insectenkwekers en de insecten die door hen worden gekweekt, centraal te registeren;

verzoekt de regering tevens te inventariseren welke gegevens op het gebied van dierenwelzijn, volksgezondheid, milieueffecten en biodiversiteit geregistreerd zouden moeten worden om het publiek transparant, tijdig en objectief te kunnen informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (33043).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Lodders namens de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Wij hebben een schriftelijk overleg gevoerd over een advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden over de insectenkweek in Nederland. Dat is een interessante sector. Er speelt veel nationaal. Ik heb er al eerder vragen over gesteld. We hebben het aan de orde gehad in een debat, maar toen was veel nog niet ontwikkeld op dit gebied. Ook in Europa spelen veel discussies over dit onderwerp. Ik ben dus blij dat we dit op deze manier geagendeerd hebben. Ik heb voor nu geen motie, maar de heer Geurts zal zo meteen een motie indienen waar ook mijn naam onder staat. Die zal hopelijk voor wat meer evenwicht in dit korte debatje zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat we in de komende periode vaker over dit onderwerp zullen spreken. Ik kijk daarnaar uit, omdat dit ook een unieke kans is voor bijvoorbeeld de veevoedersector. Maar laten we ook stilstaan bij de humane consumptie van insecten.

Voorzitter, ik laat het hierbij. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote kansen zijn om insecten te telen voor de humane en dierlijke consumptie;

overwegende dat het van belang is dat de agenda die opgesteld wordt voor de insectenteelt ook inzet op Europese besluitvorming;

verzoekt de regering Europees de insectenteelt te agenderen, zodat insectenmeel zo snel mogelijk gebruikt kan worden als bestandsdeel voor dierlijke consumptie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dik-Faber en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (33043).

De heer Geurts (CDA):

Ik wens u een prettige avond.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. Ik schors heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het VSO Zienswijze van de Raad voor dierenaangelegenheden betreffende insecten. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Het woord is aan de minister.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de vragen die in het schriftelijk overleg zijn gewisseld tussen de Kamer en mij op dit onderdeel en voor de moties die hier zijn ingediend.

Ten eerste de motie op stuk nr. 98 van mevrouw Ouwehand. Zij vindt dat de productie van insecten onverenigbaar is met het erkennen van de intrinsieke waarde van dieren. Daar wordt verschillend over gedacht. Het is bekend hoe mevrouw Ouwehand hierover denkt. Wij zien hier wel mogelijkheden en bovendien levert het een bijdrage aan de kringlooplandbouw. Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 99 verzoekt de regering niet langer in te zetten op het faciliteren en stimuleren van de insectenkweek. Dat houdt verband met de eerdere motie van mevrouw Ouwehand en haar visie daarop. Ik ben daar duidelijk over geweest, juist ook voor de bijdrage aan de kringlooplandbouw. Ik ontraad ook deze motie.

De motie op stuk nr. 100 verzoekt alles centraal te registreren. Er is nu een registratie gaande om te kijken wat er allemaal speelt. Ik zie dat mevrouw Ouwehand ongelooflijk veel zaken wil gaan registreren die mij niet zo heel erg zinvol lijken en dat zij heel veel deelaspecten wil meenemen, wat niet gebruikelijk is om te doen. Ik ontraad daarom ook deze motie.

De motie van de leden Geurts, Dik-Faber en Lodders op stuk nr. 101 vraagt mij om Europees de insectenteelt te agenderen. Er lopen al trajecten op Europees niveau waarin wij participeren. Dat geldt overigens ook voor de BSE-verordening, waarvan een bijlage gewijzigd moet worden om verwerking in pluimveevoer mogelijk te maken. We zijn daar al mee bezig. De Europese verkiezingen kunnen iets betekenen voor het tempo. Er kan mogelijk wat vertraging zijn. Deze motie sluit aan bij waar we mee bezig zijn en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag me toch het volgende af. De laatste motie vraagt nadrukkelijk om de kweek van insecten om aan dieren te voeren. Reflecteert de minister nu op geen enkele manier op die dierlijke productie? Dat leidt weer tot mest. Die mest wordt geïnjecteerd en we krijgen de hele tijd waarschuwingen dat het bodemleven, en dus ook de insecten die leven in die bodem, daar massaal aan kapotgaan. Vindt de minister het niet een beetje raar om insecten te kweken om aan dieren te voeren, wat weer zorgt voor mestoverschotten die op het land terechtkomen, waardoor de insecten die daar leven gewoon buiten in het ecosysteem het loodje leggen?

Minister Schouten:

Elke bodem heeft mest nodig. Het gaat om wat voor mest en de kwaliteit daarvan, om te zorgen dat de insecten in de bodem zelf nutriënten krijgen om te kunnen groeien. Het is in die zin dus niet zo dat mest slecht is voor de bodem. Integendeel, de bodem heeft die mest nodig. Ik heb eerder aangegeven, zoals ook de Raad voor Dierenaangelegenheden constateert, dat insecten een belangrijke rol spelen in de kringlooplandbouw. U kent mijn visie op de kringlooplandbouw. Ik ken ook uw visie op de meer fundamentele vraag of je dieren zou moeten gebruiken om dieren te kunnen voeren. Daar zitten wij anders in. Wij zien wel mogelijkheden, maar het moet wel op een verantwoorde manier gebeuren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Laat ik het dan specifiek stellen. We kampen nog steeds met een enorm mestoverschot en technieken waarvan we weten dat het bodemleven kapot gaat door de mestinjectie. Vindt de minister het in die situatie niet zinvol om er even de vinger op te leggen dat het wel raar is om te blijven inzetten op de dierlijke sector, terwijl de problemen van het mestoverschot en het bodemleven dat daardoor kapotgaat niet zijn opgelost?

Minister Schouten:

Volgens mij heb ik al aangegeven wat mijn overwegingen zijn om hier wel naar te kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Volgens mij bent u aan het einde van uw betoog. U heeft alle moties een oordeel gegeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit verslag. We zullen aanstaande dinsdag over de moties stemmen. Ik wil voorstellen om gelijk door te gaan met het volgende debat.

Naar boven