4 Wijziging van de Mediawet 2008

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media ( 35042 ).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de Wijziging van de Mediawet 2008 (35042). Ik heet de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef de heer Sneller als eerste spreker namens D66 het woord.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Een Variawet media indienen is natuurlijk een beetje een vorm van parlementaire uitlokking, dus mijn inbreng gaat ook over een gevarieerd palet aan onderwerpen.

De Variawet media zelf stelt een aantal verbeteringen voor, onder andere op het gebied van de nieuwe dienstentoets en benoemingsprocedures. Als vertrekpunt voor mijn beoordeling van deze voorstellen geldt dat mijn waarneming is dat de persvrijheid onder druk staat door bedreigingen, bezuinigingen en verdachtmakingen. En ten tweede dat een sterke, onafhankelijke, publieke mediavoorziening een cruciale bouwsteen is voor pluriforme, vrije media. Beide zijn essentiële pijlers onder onze democratie en zij verdienen het om verdedigd en beschermd te worden. In veel andere landen zien we wat de gevolgen zijn als die plicht verwaarloosd wordt en steeds vaker zien we ook in Nederland dat die vrijheid niet vanzelfsprekend is. Ik maak mij zorgen over die trend en ik vraag ook de minister daarop te reageren.

Voorzitter. Ik kom op mijn concrete punten. Met deze wetswijziging wordt allereerst de procedure voor instemming met een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal aangepast. De nieuwe nieuwedienstenprocedure moet niet alleen duidelijker en scherper zijn, maar ook zorgen dat de publieke omroep kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Het is terecht dat de ACM een analyse uitvoert en dat andere belanghebbenden zich kunnen laten horen, maar te lange doorlooptijden belemmeren modernisering. Ik zwijg maar even over de doorlooptijd van de wetswijziging op dit punt zelf.

Daarom vraag ik de minister te verduidelijken wat nou de zes maanden die hij noemt als uiterlijke termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag precies betekent. Is het besluit na die zes maanden ook daadwerkelijk onherroepelijk of staan er daarna nog allerlei beroepsmogelijkheden open? En welke mogelijkheden ziet hij om de totale doorlooptijd nog te versnellen?

Dan de tweede aanpassing in dit voorstel, de modernisering van de benoemingsprocedures binnen de publieke omroep. Onder andere geïnspireerd door de motie van mijn fractiegenoot Paternotte en de heer Van der Molen, die zo meteen waarschijnlijk ook aanschuift, vergroot de minister de afstand tussen de politiek en publieke mediaorganisaties of toezichthouders en verkleint hij daarmee zijn eigen rol. Dat is terecht, want politieke invloed op de media moeten we zoveel mogelijk voorkomen. Daarom steun ik ook het voorstel van collega Aartsen — daar zit hij niet — om zo'n drempel op te werpen om het lidmaatschap van deze Kamer en dat van een bestuur van een omroep onverenigbaar te maken. En daar is hij wel!

Daarnaast heb ik een eigen amendement ingediend om de onafhankelijkheid van de toezichthouder, het Commissariaat voor de Media, te versterken en de bevoegdheid van de minister om een besluit van deze toezichthouder te vernietigen uit de wet te halen en daarmee eigenlijk de behandeling gelijk te trekken met bijvoorbeeld de Autoriteit Consument & Markt of De Nederlandsche Bank. Het Commissariaat waakt immers over de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van de media en daar moet zij onafhankelijk te werk kunnen gaan, zonder dat vernietiging van het besluit als een soort zwaard van Damocles daarboven hangt. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit amendement.

Ook de NPO Ombudsman zorgt voor tegenmacht binnen de media. In juni vorig jaar al antwoordde de minister positief op de suggestie die ik samen met een aantal collega's die hier ook zitten deed om de NPO Ombudsman ook zeggenschap te geven over niet-journalistieke programma's. Uiteraard gaat de minister zelf niet over haar takenpakket, maar hij zou dit wel met de omroepen bespreken. Kan de minister ons een stand van zaken geven? Want juni 2018 ligt immers alweer geruime tijd achter ons.

Voorzitter. Ook de bestuursstructuur van de Ster wordt aangepast. Ik begrijp dat de checks-and-balances beter worden gewaarborgd met een apart bestuur en een raad van toezicht. Wel hoor ik graag van de minister welke gevolgen hij nou precies verwacht voor de manier waarop de Ster kan omgaan met de opgave waarvoor zij staat. Gaat dat helpen of ziet hij juist belemmeringen?

Voorzitter. Dit wetsvoorstel bevat ook nog enkele technische wijzigingen. Op een daarvan ga ik kort in. Er wordt een verduidelijking van de indexering van de rijksmediabijdrage aangebracht. Oftewel, we gaan de Ster-inkomsten niet indexeren en dat deden we ook al niet. Althans, zo lees ik de minister. Kan hij nader toelichten hoe hij hier de afgelopen jaren mee omgegaan is? Het amendement dat hierover is ingediend klinkt natuurlijk prachtig, maar het klinkt ook wat te mooi om waar te zijn. Er is geen dekking nodig, maar het levert de publieke omroep wel extra geld op. Kan de minister toelichten hoe hij dit de komende jaren in zijn begroting heeft verwerkt en waarom hij juist nu met dit voorstel tot schrappen of tot verduidelijken komt?

De heer Kwint (SP):

De reden dat er niet tot indexering is overgegaan is omdat er al hele tijd een juridische procedure loopt. Vindt collega Sneller het niet ook een gekke oplossing om een juridisch conflict tussen de NPO en het ministerie op te lossen door dan maar even in een bijzin de wet zo te wijzigen dat de interpretatie die de minister zo ongeveer als enige aan het vorige amendement gaf, wordt verheven tot dé interpretatie?

De heer Sneller (D66):

Sowieso gaat deze wet, als hij wordt gewijzigd, pas in voor een volgende periode en gaat die rechtszaak, waarvan ik de status niet precies weet — misschien kan de minister daar opheldering over geven — over datgene wat er in het verleden speelde.

De heer Kwint (SP):

Laat ik het dan anders vragen. Als de heer Sneller het oorspronkelijke amendement van de Kamer leest, leest hij dat dan als "hé, die indexering gaat alleen over de directe rijksbijdrage" of als "die indexering gaat over rijks- en Ster-bijdrage"?

De heer Sneller (D66):

Als ik het amendement lees, snap ik dat je het op twee manieren kunt lezen. Aan de ene kant zou je namelijk ook heel goed kunnen zeggen dat de prijzen die de Ster doorberekent aan adverteerders, ook elk jaar stijgen met de inflatie en met die index. Dan zit-ie dus al in de inkomsten van de Ster. Waarom zou je die dan nog een keer vanuit het Rijk extra gaan indexeren?

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sneller (D66):

Tot slot kom ik op het dienstbaarheidsverbod. Dat is een welbekend fenomeen in medialand, maar in de praktijk leidt het nog regelmatig tot onduidelijkheid. Mij bereiken namelijk nog steeds signalen dat het voor partijen onduidelijk is wat wel en wat nou niet mag. Ik doel bijvoorbeeld op reclame voor NLZIET op de publieke omroep, maar ook op samenwerkingsverbanden tussen kranten en publieke media of het aanprijzen van cultuuruitingen zoals theater of boeken. Daarbij bestaat de angst dat een boete wordt geriskeerd. Vaak is de terughoudendheid ten onrechte, omdat veel meer mag dan mensen vaak denken. Maar soms ook treedt het commissariaat natuurlijk wel op. Kan de minister aangeven of hij dit beeld herkent en, zo ja, hoe hij klachten hierover monitort? We willen immers niet dat hier sprake is van een soort chillingeffect en dat partijen op basis van misverstanden kansen laten liggen. Graag een reactie op dat punt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dan geef ik nu het woord aan ... Ja, sommigen moeten nog wakker worden! Gaat uw gang, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, ik ben al vroeg opgestaan.

De voorzitter:

Nee, dat weet ik.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik had een hele lange treinreis voor de boeg. Ik had niet door dat de bijdrage zo snel was afgelopen.

Ik heb een vraag over het begin van het betoog van de heer Sneller. Hij had het over een aantal bedreigingen voor het Nederlandse medialandschap. We hebben natuurlijk ook te maken met een aantal hele grote buitenlandse bedrijven. Onder andere Apple heeft aangekondigd om hier een eigen streamingsdienst te beginnen. Toen wij hier de vorige keer een motie over indienden met het verzoek aan de regering om in gesprek te gaan over het invoeren van een heffing, heeft de heer Sneller tegengestemd. Betekent dat dat D66 daartegen is?

De heer Sneller (D66):

Nee. In de debatten met bijvoorbeeld de staatssecretaris van Financiën ben ik er steeds een pleitbezorger van geweest, overigens gesteund door GroenLinks, om juist op Europees niveau een digitale dienstenbelasting in te voeren. Recent hebben we hem nog opgeroepen om een ultieme poging te doen om een digitale advertentiebelasting in te voeren. Ik zie dus wel degelijk hetzelfde probleem.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er is natuurlijk een verschil tussen de belasting en de heffing die wij voorstellen. Overigens stelt ook de Raad voor Cultuur die heffing voor. Maar ik ben blij met dit antwoord. Wellicht zullen we vandaag met een nieuw voorstel komen.

De voorzitter:

Kijk eens aan.

Dank u wel, meneer Sneller. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank. Het is toch een enigszins wonderlijk debat vandaag. Ten eerste omdat verzamelwetten met al openstaande wensen en verlangens de neiging hebben om enigszins rommelig te worden, want er zijn wel heel veel losse punten om het over te hebben. De heer Sneller had het er ook al over. Ten tweede — dat is eigenlijk een belangrijkere reden — zijn we nog altijd in afwachting van de mediabrief van dit kabinet. Die mediabrief lijkt nogal van invloed te zijn of te worden op datgene wat wij hier vandaag bespreken, want terwijl de Kamer al maanden op de mediabrief van het kabinet wacht en wij zoals gebruikelijk weer eens getrakteerd worden op talloze artikelen in De Telegraaf, die weer eens eerder informatie lijkt te hebben dan de oppositiepartijen, weten wij nog niet wat de toekomst gaat zijn van bijvoorbeeld de Ster in het publieke bestel. Sterker nog, De Telegraaf, die het wel zegt te weten, zegt dat wij toegaan naar een reclamevrije publieke omroep. Eerlijk is eerlijk, de vorige keer had De Telegraaf het ook redelijk bij het rechte eind. Voordat de coalitie naar buiten kwam met allerlei maatregelen, lekte toen al een en ander uit. Ik noem bijvoorbeeld de 40 miljoen die ineens uit de lucht kwam vallen.

Wij gaan het hier vandaag hebben over de indexering van de Ster-bijdrage, over de benoeming van externe toezichthouders bij de Ster en meer van dat soort zaken, terwijl wij mogelijk over een paar weken te horen krijgen dat het sowieso einde verhaal is voor de Ster. Begrijp mij niet verkeerd, de SP is al jarenlang een groot voorstander van een reclamevrije publieke omroep, maar het is wel een beetje wonderlijk debatteren op deze manier. Dus ik zou de minister als eerste willen vragen om te reageren op die berichtgeving in De Telegraaf. Klopt het dat wij afscheid gaan nemen van de Ster? Wanneer krijgen wij daar het afschrift van, in de vorm van een mediabrief? Ik ga er voor de rest van het debat maar even van uit dat de omstandigheden die we vandaag bespreken, ook nog de omstandigheden van over een poosje zijn. Als de Ster al blijft bestaan, is het publieke belang dan wel gediend met een bestuur dat meer op afstand van het ministerie komt te staan? Zo veel mogelijk reclame-inkomsten is, als je al accepteert dat de Ster blijft bestaan, goed voor de NPO en goed voor het ministerie.

Ik lees in de wet dat het huidige bestuur van de Ster vooral functioneert als afstemmingsgremium. Het is toch niet zo dat het ministerie en de NPO elkaar alleen spreken als ze een bestuursvergadering van de Ster hebben? Is nou echt overtuigend aangetoond dat het huidige functioneren van de Ster, dus de hoeveelheid reclame-inkomsten die wij met z'n allen binnenhalen, gehinderd wordt door de huidige bestuursstructuur? Ik ben daar nog niet van overtuigd.

Dan de fameuze nieuwe instemmingsprocedure bij gewijzigd aanbod — wij hebben het vandaag echt over allemaal ontzettend tot de verbeelding sprekende termen. Ook daar hebben we wel wat vragen over. De minister neemt een besluit op basis van adviezen van onder andere het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur, en belanghebbende commerciële partijen kunnen daarop reageren. Prima. Nu stelt de minister dat het een probleem is dat die commerciële partijen — zeg maar die partijen die doorgaans zeggen dat de publieke omroep wat minder moet doen, dat die zich wat meer op afstand moet houden en dat die niet te veel advertenties binnen mag harken, aangezien dat ten koste gaat van hun eigen budget — pas na het ontwerpbesluit en pas na het onderzoek van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur kunnen reageren, zodat die laatste twee de zienswijze van de commerciële partijen niet kunnen meenemen in hun advisering. Waarom is dat een probleem? Het is toch de minister die op basis van de adviezen van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur en de inbreng van commerciële partijen uiteindelijk een besluit neemt? Waarom zouden die commerciële partijen dan ook al eerder in het proces invloed moeten kunnen uitoefenen? Waarom moeten zij al hun zienswijze kunnen inleveren op iets wat het Commissariaat voor de Media gaat onderzoeken? De SP is hier niet van overtuigd.

En dan krijgt de Autoriteit Consument & Markt er ook nog eens een taak bij. Welk consumentenbelang is daar direct mee gediend? Dat is tenslotte de reden waarom wij de Autoriteit Consument & Markt hebben. Of gaat het hier vooral om het belang van de M in de Autoriteit Consument & Markt, oftewel de markt?

Met dank aan de Europese Commissie wordt straks het wonderlijke aspect "substitueerbaar aanbod" meegewogen. Dat is weer zo'n tekst waarvan iedereen op de publieke tribune ongetwijfeld denkt: goed dat ze het daar een keer over hebben in de Kamer. Wat moeten wij ons hierbij voorstellen? Is dit niet weer een stap in de richting van de publieke omroep alleen maar definiëren ten opzichte van de commerciële omroepen, het alleen maar definiëren als: datgene wat de markt niet kan oplossen, dat gaan we publiek regelen? Is dat niet een ondermijning van de belangrijke publieke taak die wij de omroep hebben meegegeven? Als wij het voortdurend hebben over het belang van een wendbare, slagvaardige en snel op nieuwe ontwikkelingen kunnen inspelende publieke omroep, is het dan wel zo verstandig om zo'n nieuwedienstenprocedure nu al zo te verzwaren? Als de minister in de memorie van toelichting zo vaak moet zeggen dat we heus wel de deadline van zes maanden gaan halen, dan begin ik mij doorgaans ernstig zorgen te maken of wij de deadline van zes maanden wel gaan halen. Als de Commissie eerder al geconstateerd heeft dat Nederland zich afdoende aan de Europese regels houdt, wat je verder ook van die Europese regels vindt, wat is dan de noodzaak van zo'n aanscherping van die nieuwedienstenprocedure, onder andere voor de regionale omroepen?

Het is was ons betreft altijd zonneklaar geweest dat het de bedoeling van de wetgever was, in dit geval de Tweede Kamer, die in meerderheid stemde voor het amendement-Van Dam — hij schijnt tegenwoordig ook iets bij de NPO te doen — om het volledige NPO-budget te indexeren. Hier had ik het ook al over in het vorige mediadebat. Daar kan wat ons betreft echt geen misverstand over bestaan. Dat de minister nu probeert om een juridisch geschil te beslechten met een wetswijziging, vindt de SP heel netjes gezegd niet zo'n hele fraaie vorm. Laat ik het dan maar heel simpel vragen: deelt de minister de mening van de NPO dat het bedrag dat hiermee gemoeid is uiteindelijk oploopt tot 25 miljoen in 2029? Deelt de minister de mening dat het onredelijk is om zo'n fors bedrag nog eens extra te beknibbelen op de publieke omroep, zeker na de ellende van alle vorige kabinetten, zeker na de nare verrassing die Sander Dekker in een diepe bureaula voor de minister had klaargelegd toen hij deze mooie post overnam? Waarom wordt hier dan toch voor gekozen?

Als de minister het niet met ons eens is dat het eigenlijk onredelijk is, dan zou ik heel precies willen weten welke tekst in het amendement-Van Dam die ruimte biedt om de interpretatie te geven die de minister aan dit amendement geeft. Als ik de toelichting erbij pak, is daar volgens mij geen discussie over mogelijk. De minister heeft het over "enkel een verduidelijking". Dat waag ik toch te betwijfelen. Hoe is het dan de afgelopen jaren gegaan? Heeft de NPO nooit indexering over het gehele bedrag, inclusief Ster-bijdrage ontvangen, en zo ja, waarom niet? Was dat omdat er een conflict over de interpretatie was of was dat omdat de NPO en het ministerie het eens waren over de interpretatie van dit amendement? Er staat letterlijk in het amendement dat de Ster-bijdrage hier ook onder valt. Dat is glashelder.

Dan iets anders over die indexering. Waarom wordt er niet voor gekozen om de indexering op basis van bijvoorbeeld de loon- en prijsbijstelling te doen, een punt dat ook door de vakbonden gemaakt is? Nu wordt geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex, maar de loonontwikkeling in Nederland blijft nog altijd achter bij de stijging van de consumentenprijsindex. We konden het vanochtend nog lezen. Kort samengevat, je kunt steeds minder met je geld. Door de bijstelling te baseren op die consumentenprijsindex wordt het voor de medewerkers van de publieke omroep dus steeds ingewikkelder om zichzelf te verenigen en een fatsoenlijke loonstijging af te dwingen. En het Mediapark is sowieso al niet de meest vaste werkplek, tenminste als je iets onder de top zit.

De gronden voor schorsing en ontslag voor bestuurders blijven hetzelfde. Was hier nou niet net een mogelijkheid geweest om bijvoorbeeld — mijn favoriete onderwerp — de topinkomens van bestuurders en presentatoren aan te pakken? Door bestuurders verantwoordelijk te maken voor wat er onder hun leiding gebeurt met belastinggeld dat naar veel verdienende presentatoren gaat, hadden wij misschien wel iets kunnen doen aan die eeuwige discussie over ontwijkingsprocedures en topinkomens bij de publieke omroep. Waarom is daar niet voor gekozen? En nu we het toch hebben over mijn favoriete onderwerp: waar blijft het onderzoek dat de NPO gedaan heeft, onder andere naar aanleiding van mijn mondelinge vragen over het inkomen van de presentator van De Wereld Draait Door? Twee weken geleden heb ik hier vragen gesteld. De minister zei toen: er komt een onderzoek. Daar was ik blij om. Ondertussen lezen wij op Teletekst en op allerlei andere plekken dat de NPO onderzoek gedaan heeft en tot de conclusie is gekomen dat de door de NPO goedgekeurde procedure inderdaad conform de door de NPO afgesproken regels was. Nou ja, dat wekte grote verbazing. Waarom krijgen wij dat onderzoek niet? Dat heeft de minister ons toch toegezegd tijdens het vragenuur? Kan hij dan ook zijn eigen reactie daarop geven?

De voorzitter:

Ik zie dat meneer Aartsen wil interrumperen, maar volgens mij bent u bijna aan het slot van uw betoog.

De heer Kwint (SP):

Zeker.

De voorzitter:

Ik zou willen voorstellen dat u uw bijdrage eerst afrondt.

De heer Kwint (SP):

Als u dat zegt, voorzitter, wie ben ik dan om dat niet te doen? Hier komt mijn slotzin: is de minister alsnog bereid om conform mijn regelmatig ingediende moties — ik ben gestopt met tellen — werk te maken van de bestrijding van dit soort ontwijkingsprocedures? Laten we uiteindelijk gewoon één ding met z'n allen afspreken: word je betaald door belastinggeld, dan maakt het niet uit of het via productiemaatschappijen of allerlei andere constructies gaat of via het salaris, maar dan verdien je uiteindelijk niet meer dan de premier. Waarom? Die wordt ook betaald uit belastinggeld, en ondanks het feit dat ik het zelden met hem eens ben, heeft hij wel een zeer verantwoordelijk beroep, dat in geen verhouding staat tot het ook best belangrijke beroep van het presenteren van een talkshow.

Dat was 'm, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Aartsen was vandaag heel vroeg wakker, zag ik.

De heer Aartsen (VVD):

Absoluut. Ondanks het ongeluk op de A27 was ik nog eerder dan de heer Van der Molen hier in de zaal. Dat is toch een prestatie. We doen een aantal amendementen samen, dus dat mag vandaag!

De heer Kwint (SP):

Mijn trein reed gewoon, jongens!

De voorzitter:

Goed. De heer Aartsen.

De heer Aartsen (VVD):

In het kader van die verzoenlijkheid, dacht ik: ik sta eens op voor een van de weinige punten waarover collega Kwint en ik het vaak eens zijn. Ik denk dat ik het antwoord al weet, maar misschien kan hij ook richting de minister reageren. Was de heer Kwint net zo verbaasd als ik dat het onderzoek alleen een onderzoek richting BNNVARA betrof, terwijl, zoals in ieder geval in de wandelgangen valt te beluisteren en in de kranten wordt geschreven, het onderzoek zich juist ook op een constructie met de NTR en een externe producent zou moeten richten? Is de heer Kwint dat met mij eens? Daarbij doe ik het verzoek aan de minister om daarnaar een vervolgonderzoek te doen als dat niet in het onderzoek zit.

De heer Kwint (SP):

Ja, ik wil sowieso eerst het onderzoek hebben, zodat ik kan zien wat er onderzocht is. Maar ik had dezelfde reactie als de heer Aartsen. Op het moment dat de NPO over dit soort zaken communiceert, moet je heel goed op de exacte formuleringen letten. Als de exacte formulering is dat er in het salaris geen zaken zijn aangetroffen die niet overeenkomstig de richtlijnen zijn ... Ja, dat klopt; tenminste, ik vermoed dat het klopt. Maar het punt is nou net dat die richtlijnen alle ruimte bieden voor dit soort ontwijkingsprocedures. Dus ja, ik ben het met u eens. Laten we eerst het rapport opvragen bij de minister en zijn reactie daarop horen. Maar mocht blijken dat dat soort zaken niet onderzocht zijn, lijkt me dat ze opnieuw aan de slag mogen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Dan geef ik nu het woord aan de heer Aartsen namens de VVD.

De heer Aartsen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik nou maar de laatste keer zeggen dat ik het met de heer Kwint eens ben op nog één punt, en dat is toch wel dat het inderdaad een bijzonder debat is. Ik denk dat de meeste collega's van ons in afwachting zijn van de mediabrief en de visiebrief op de totale nieuwe concessieperiode en daarna. Dan is het natuurlijk bijzonder om hier nu over een vrij technische variawet over de media te spreken. Desalniettemin is er volgens mij genoeg creativiteit in onze Kamer om een aantal prangende vragen te stellen en wellicht ook met een aantal eigen voorstellen te komen.

Voorzitter. Ik denk dat het goed is dat er een aantal wijzigingen in de wet worden voorgesteld, want het was een deels verouderde wet. Er zitten een aantal elementen in die niet meer van deze tijd zijn, denk ik, en die ook nog eens tot onnodig veel ruis leiden, zowel aan de publieke kant als aan de private kant van de mediasector. In een van de interruptiedebatten met de heer Sneller is dat volgens mij ook al gebleken: de discussie over de indexering.

Voorzitter. De VVD staat positief tegenover het wetsvoorstel en tegenover een aantal zaken. We zijn blij met de aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, en vooral natuurlijk met de aandacht die er daarbij is voor private partijen. We spreken in dit huis regelmatig over de media en we spreken regelmatig over een onafhankelijke en sterke mediasector. Daar bedoelen we natuurlijk niet alleen de NPO mee, maar daar bedoelen we natuurlijk ook alle kranten en alle internetfora mee, en allerlei commerciële bedrijven, die vaak net zo onafhankelijk, net zo sterk en net zo kritisch — gelukkig maar! — verslaggeven en media maken. Dat is heel belangrijk. Maar zij staan wel onder druk. Je ziet dat met name kranten, maar ook televisiezenders, zoeken naar nieuwe verdienmodellen om goed overeind te blijven. Het laatste wat ze dan zouden kunnen gebruiken is een publieke omroep die met belastinggeld van ons allemaal onnodig de concurrentie stevig aangaat. Er moet wel een eerlijk speelveld blijven. In ieder geval in de visie van de VVD is het uiteindelijk zo dat een publieke omroep er vooral is om zaken te doen die de private sector niet oppakt. De publieke omroep zou zich dan ook vooral moeten richten, denk ik, op de kerntaken. Daar zullen we in de toekomst vast nog vaker over te spreken komen. Ik denk dus dat het goed is dat er gekeken wordt naar zowel de private kant als de publieke kant om beide sectoren sterk te krijgen. Daarmee houden we ook een sterk en onafhankelijk medialandschap.

Voorzitter. Ik heb wel een vraag over deze nieuwedienstenprocedure. Volgens mij is het goed dat de ACM nu ook in dit gedeelte wordt betrokken, want die heeft hierin wel een belangrijke rol. Helemaal met een veranderend medialandschap, een markt die snel verandert en grote partijen die daar actief op zijn, is het goed dat de ACM daarnaar kijkt. Echter, de minister kiest ervoor dat hij alleen een analyse vraagt vanuit de ACM. Ik wil graag weten van de minister waarom hij niet specifiek een advies vraagt, net zoals hij dat doet aan de Raad voor Cultuur en aan het Commissariaat voor de Media. Volgens mij zijn al die stakeholders net zo van belang. Volgens mij is het goed dat ook de ACM om een specifiek advies wordt gevraagd, zodat we geen discussie hebben over het oordeel van de minister over die analyse, maar een specifieke weging hebben van het advies van de ACM. Graag een reactie van de minister.

Een ander wat ons betreft belangrijk punt is dat er meer afstand wordt gecreëerd tussen de politiek, in dit geval de minister, en de mediapartijen die publiek gefinancierd worden. Volgens mij is het goed dat de minister niet meer erg actief betrokken is bij de benoemingen van personen in dat medialandschap. Daar komt steeds meer kritiek op, weten we, en er is ook vaak discussie over. Volgens mij is het goed dat dat wat meer op afstand wordt geplaatst, want volgens mij is het gezond voor onze persvrijheid en onze democratie dat er voldoende afstand is tussen politiek en media.

Voorzitter. Dan kom ik op een ander punt dat ik hier graag zou willen inbrengen: een amendement dat ik samen met de heer Van der Molen heb gedaan en waarvan ik ook al begrepen heb uit de bijdrage van de heer Sneller, net toen ik binnenkwam, dat hij positief daarop gereageerd heeft. We moeten namelijk voorkomen dat wij als politiek te betrokken zijn en te actief zijn in ons mediabestel. Gelukkig hebben wij een heel open mediabestel, waar iedere stroming of beweging in de samenleving haar zegje kan doen en zelfs een publieke omroep zou kunnen beginnen. Echter, als je naar de wet kijkt, dan zie je toch dat er routes zijn voor politieke partijen, voor Kamerleden, voor bestuursleden van politieke partijen of voor mensen die een dienstverband hebben bij een politieke partij, om een eigen publieke omroep te beginnen. Dat is iets wat we echt niet zouden moeten willen wat ons betreft. Daarom is het goed dat er afwijzingsgronden in de wet worden toegevoegd; afwijzingsgronden waarbij niet alleen de minister een omroep zou kunnen afwijzen op het moment dat deze voor politiek gewin wordt ingezet, want dat levert ongetwijfeld een zeer bijzonder debat op in beide Kamers, maar waarbij ook het Commissariaat zich kan beroepen op een aantal artikelen. Vandaar dat wij een amendement indienen om deze afwijzingsgronden toe te voegen. Daarmee laden we tevens ook nog een aantal artikelen in de Mediawet, waardoor we hopelijk ervoor zorgen dat politiek en media strikt gescheiden blijven.

De voorzitter:

Jullie waren het net met elkaar eens, meneer Kwint en de heer Aartsen.

De heer Kwint (SP):

Ja, dat was echt wel twee keer te veel.

De voorzitter:

Voor korte duur.

De heer Kwint (SP):

Ja, daar houden we nu meteen mee op. Ik had nog een vraag. Dit amendement wordt aangekondigd als een soort van onmogelijkheid voor politieke partijen om een omroep op te richten. Waarom zou een politieke partij ... Laat ik beginnen met het deel waar ik het wel mee eens ben, even die traditie voortzettend. Het lijkt mij onverstandig dat op het moment dat Kamerleden hier bezig zijn met wetgeving, zij ondertussen ook in het bestuur of in de raad van toezicht van een publieke omroep gaan zitten. Dan zijn ze namelijk bezig met het vormgeven van de wetgeving waar ze zich vervolgens zelf aan moeten houden. Voor dat deel eens. Dan het tweede deel. Waarom zou het iemand die een dienstbetrekking heeft bij een politieke partij ... Ik bedoel, dat kan nogal wat zijn. Dat kan bijvoorbeeld de receptioniste zijn bij ons schitterende partijpand in Amersfoort, om maar eens iets te noemen. Waarom zou die niet in de raad van toezicht van bijvoorbeeld BNNVARA kunnen gaan zitten?

De heer Aartsen (VVD):

De wet kent formeel de rechtspersoon politieke partij niet. Wat de Kieswet wel kent, zijn verenigingen of stichtingen, waar ook mensen in dienst zijn, die lijsten indienen voor de Eerste en de Tweede Kamer. Daar heb ik mijn amendement ook op gebaseerd om ervoor te zorgen dat er een beperking wordt opgelegd aan partijen die daarop invloed kunnen uitoefenen, dus de mensen die uiteindelijk hier in de Kamer terechtkomen. Ik heb in dit amendement specifiek niet geprobeerd om het recht van vereniging aan te tasten. Het staat iedereen vrij, ook in deze Kamer, om lid te zijn van een vereniging, dus ook van een vereniging die een publieke omroep is. Echter, ik denk wel dat het voor de zuiverheid heel goed is om te voorkomen dat mensen die een dienstbetrekking hebben bij een politieke partij en dus ook invloed hebben op de lijsten die worden ingediend bij de Kiesraad en op de personen die in deze Kamer zitten, tegelijkertijd ook een actieve, sturende rol hebben bij een publieke omroep.

De heer Kwint (SP):

Nu wordt het helemaal verwarrend, want zo worden lijsten helemaal niet samengesteld. Ik weet niet hoe het bij uw partij gaat, maar ik vermoed dat het ongeveer hetzelfde gaat als bij mijn partij: op het moment dat wij een kieslijst vaststellen, gaan onze leden daarover, of ze nou een dienstverband of een contract hebben, of ze nou receptionist of penningmeester zijn of gewoon buiten de partij actief zijn. Dan doet dit amendement toch heel wat anders? Dit amendement voorkomt toch helemaal niet dat de personen die invloed kunnen uitoefenen op zo'n kieslijst uiteindelijk in de raad van toezicht van een omroep terecht kunnen komen? Op het moment dat mijn afdelingsvoorzitter uit Smallingerland, die in het dagelijks leven thuiszorgmedewerker is, op het congres een uitspraak doet over de kieslijst, heeft hij daarmee invloed op de mensen die hier uiteindelijk namens de SP in de Kamer komen. Toch doet uw amendement niks om te voorkomen dat die mensen uiteindelijk in het bestuur van een publieke omroep komen. Maar er is gekozen voor een vorm van dienstverband, met als specifieke intentie het voorkomen dat politieke partijen een eigen omroep starten.

De heer Aartsen (VVD):

Waarvoor gekozen is, is een aantal mensen die actief betrokken zijn bij politieke partijen. Nogmaals, een politieke partij is iets heel diffuus in ons bestel. Daarom heb ik een aantal personen uitgekozen die uiteindelijk invloed hebben op die politieke partij. Dat zijn leden van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer en bestuursleden van een politieke partij, die uiteindelijk vaak verantwoordelijk zijn voor een stichting of vereniging. Maar natuurlijk gaat het ook om medewerkers op partijkantoren — laten we daar gewoon niet omheen draaien — die ook onderdeel zijn van politieke campagnes en daarin vaak actief zijn. Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die zeggen dat ze onder geen enkele definitie vallen, maar wel een dienstverband bij een politieke partij hebben. Alleen, ik vind wel dat we de scheiding tussen politiek en media zo zwaar moeten wegen dat wij ervoor moeten zorgen dat mensen die actief zijn in de campagne en een contract hebben bij een politieke partij, geen toegang krijgen tot een publieke omroep.

De voorzitter:

Ja, de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Concluderend: ik vind het een beetje rommelig worden. In de eerste zin van de toelichting op uw amendement staat: daarmee wilt u voorkomen dat politieke partijen een eigen omroep starten. Vervolgens pak je de tekst van het amendement erbij en dan zie je dat dat helemaal niet wordt gedaan. Sterker nog: er staat gewoon dat je niet in de Tweede Kamer of in de Eerste Kamer mag zitten en ook niet in het bestuur van of werkend voor een politieke partij. Dan gaat het niet alleen over nieuwe omroepen, wat het doel is van uw amendement, maar over raden van toezicht en raden van bestuur van álle omroepen. Dat wordt op deze manier toch heel verwarrend?

De heer Aartsen (VVD):

Nee, want uiteindelijk moeten alle omroepen een aanvraag doen bij het Commissariaat voor de Media, ook bij toekomstige concessies. Het bestuur van omroep en de raad van toezicht van een omroep zijn verantwoordelijk voor die aanvraag om uit te kunnen zenden op de publieke omroep. Dat is één. Twee. Nogmaals: een politieke partij is in ons politieke bestel een vrij diffuus onderdeel, wat dus betekent dat je je moet gaan toespitsen op de personen die daarvan een cruciaal onderdeel uitmaken. Vandaar dat dit lijstje in het amendement is gekomen. Het is namelijk belangrijk dat mensen die actief zijn in een politieke partij ... Kijk, als ik morgen samen met u een vereniging op zou richten, best wel een aanlokkelijk idee, om vervolgens te zeggen dat we 50.000 leden gaan bereiken, dan staat dat los van het concept van de politieke partij. Je zoekt personen die uiteindelijk van cruciaal belang zijn voor die politieke partij, en dat is wat dit amendement doet. Mocht u suggesties hebben om dit amendement te verbeteren, dan hoor ik die uiteraard graag. Want het lijkt me sterk dat u een groot voorstander bent van VVD-TV of SP-TV of andere zaken ...

De voorzitter:

Goed.

De heer Aartsen (VVD):

... of zo u wilt van Thierry-TV.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nu wordt het voor mij ook een beetje verwarrend. Want ik lees hier dat het gaat om besturen van omroepverenigingen. Ik lees niet in het amendement dat het gaat om taakomroepen of de NPO. Is het wel de bedoeling dat mensen die bijvoorbeeld lid zijn van de Tweede Kamer wel bij een taakomroep of bij de NPO aangesloten mogen zijn?

De heer Aartsen (VVD):

Dat vind ik een interessante constatering. Misschien is het een nog onwenselijkere situatie als de heer Van der Molen voorzitter zou kunnen worden van de NPO terwijl hij ook nog in de Tweede Kamer plaatsheeft. Dat is een interessante constatering en suggestie. Ik neem aan dat mevrouw Westerveld en ik dat vast in de wandelgangen zullen bespreken.

De voorzitter:

U noemt elke keer de heer Van der Molen als voorbeeld.

De heer Aartsen (VVD):

Die zit in mijn blikveld, mevrouw de voorzitter.

Om maar even bij de heer Van der Molen te blijven, kom ik op mijn laatste punt: het amendement dat de heer Van der Molen en ik samen hebben gemaakt wat betreft de lokale omroepen. Dat is ongetwijfeld een onderwerp waar we snel weer met elkaar over zullen spreken. Het lijkt me goed om dat te doen naar aanleiding van de brief die, naar ik meen, gisteren of eergisteren bij de regeling is aangevraagd. Het conflict tussen de NLPO en de kabelaars, specifiek Ziggo, is inmiddels hoog opgelopen als het gaat om de vraag wie er betaalt voor het doorgeven van het signaal naar onze televisiebuizen. Ik vind het kwalijk dat een bedrijf dat daarin een verantwoordelijkheid heeft en dat ook nog eens geld afdraagt aan de nationale publieke omroep om te mogen uitzenden — eigenlijk het omgekeerde van de must-carryverplichting — juist de kleine, lokale omroepen, waar het geld toch al niet tegen de plinten klotst, een aantal bedragen in rekening brengt. Wij hebben daar als Kamer al een uitspraak over gedaan in een motie. Dat bleek echter niet genoeg om deze specifieke kabelaar te verplichten om zijn verantwoordelijkheid te nemen en om gratis uit te zenden voor de lokalo's. Dat betekent dat wij dat nu bij wet willen regelen, zodat daar geen enkele discussie meer over mogelijk is.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Aartsen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Een sterke, professionele, pluriforme en onafhankelijke publieke omroep is het fundament onder onze rechtsstaat. We zien helaas ook in Europa steeds meer voorbeelden van landen waar dat fundament in rap tempo afbrokkelt. Ook al kunnen wij met recht trots zijn op ons publieke bestel, dat fundament staat ook in Nederland steeds vaker onder druk. Niet voor niets is onlangs de strafmaat voor het bedreigen van journalisten verhoogd en opende de nationale politie afgelopen maandag het meldpunt PersVeilig. Het aantal geweldsincidenten en bedreigingen jegens journalisten neemt schrikbarend toe. We zien toenemende polarisatie, hate speech en nepnieuws. Ook daarbij speelt een sterke, onafhankelijke en professionele publieke omroep een onmisbare rol, juist nu.

Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes, bijvoorbeeld de vensterprogrammering die afgelopen week eindelijk van start ging. Ik zag mooie beelden van RTV Rijnmond, waar de minister te gast was. Er ligt een kans voor vernieuwing en verbetering met de nieuwe concessieperiode voor de deur. Maar dat alles heeft alleen kans van slagen als we pal durven blijven staan voor ons publieke bestel. Daarover leven bij mijn fractie nog grote zorgen. In dat licht — het is al eerder gezegd — is dit natuurlijk wel een beetje een raar debat, want we weten nog steeds niet wat we nou precies kunnen verwachten van die nieuwe concessieperiode.

Voorzitter. Ook naar aanleiding van de wijziging van de Mediawet, die vandaag voorligt, hebben wij een aantal concrete zorgen. Allereerst op het punt van de indexering. Dat is al genoemd. Zoals wij ook hebben toegelicht in ons amendement op dit punt, dat mede is ingediend namens de collega's van de SP en GroenLinks, constateren wij dat de voorgestelde wijziging leidt tot teruglopende inkomsten voor de landelijke publieke mediaopdracht. Dat kan zelfs oplopen tot 25 miljoen in 2029. De heer Kwint zei het al. Dat is niet niks op een begroting die al onder water staat. Is de minister dat met ons eens? Wij delen, net als de heer Kwint, uitdrukkelijk niet de mening van de minister dat het huidige artikel onduidelijkheid zou scheppen over de indexeringsbepaling. In de toelichting bij het huidige en per amendement-Van Dam in 2013 gewijzigde wetsartikel 2.148a staat geschreven: "Het gaat dus voor alle duidelijkheid om de middelen die het Rijk ter beschikking stelt middels de mediabegroting, die gevuld wordt uit de rijksmediabijdrage en de inkomsten van de Ster." Kan de minister nog eens uitleggen wat hier nou zo onduidelijk aan is? Het lijkt mij namelijk zo klaar als een klontje. Het laat weinig ruimte voor onduidelijkheid. Wij kunnen dus niet anders dan de voorgestelde wijziging interpreteren als niks minder dan een verkapte bezuiniging, want zoals gezegd: consequenties heeft die wijziging wel degelijk, in een tijd waarin we juist een sterke publieke omroep nodig hebben en waarin diezelfde publieke omroep door onder meer teruglopende Ster-inkomsten al kampt met een gat in de begroting. Dat vraagt om structurele oplossingen in plaats van verkapte bezuinigingen. Mocht ons amendement het onverhoopt niet halen — dat zou helaas zomaar kunnen — dan wil ik wel graag van de minister weten hoe hij deze extra bezuiniging voor zich ziet. Op grond waarvan denkt de minister dat de publieke omroep het wel zonder dit bedrag afkan en gaan we dit dan ook terugzien in de visiebrief?

Uiteraard raken de inkomsten van de publieke omroep ook de mensen die er werken: de journalisten, de makers, de redacteuren en noem maar op. Zo'n 70% tot 80% van het budget gaat naar hun salarissen en arbeidsvoorwaarden. In dit verband heb ik nog een aanverwante vraag aan de minister. Wat is de logica achter de keuze om uit te gaan van de CPI, de consumentenprijsindex, en niet van loon- en prijsbijstellingen? Op basis van welke gedachte wordt dit bij de publieke omroep niet gedaan en bij andere publiek bekostigde sectoren wel? Kan de minister eens inkleuren wat het zou betekenen als we in de toekomst wel zouden uitgaan van loon- en prijsbijstellingen? Ik vraag dat niet in de laatste plaats omdat de PvdA vindt dat mensen in de publieke sector fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden verdienen. Als een aanpassing van de indexering bijvoorbeeld bijdraagt aan de strijd tegen de flexibilisering bij de publieke omroep, dan lijkt het mij zeer de moeite waard om hier eens serieus naar te kijken.

Voorzitter, tot slot. De NPO en het College van Omroepen waarschuwen in een gezamenlijke brief voor de effecten van de verzwaring van de dienstentoets. Waar we juist willen dat de publieke omroep flexibel en vernieuwend kan zijn, wijzen de NPO en de omroepen erop dat de voorgestelde verzwaring van die dienstentoets hen juist minder wendbaar zal maken door de groeiende bureaucratie en de daarmee gepaard gaande kosten, en dat alles terwijl de Europese Commissie de huidige procedure heeft goedgekeurd en ook niet om verzwaring heeft gevraagd. Herkent de minister deze zorgen en wat is zijn overweging om de invoering van de dienstentoets vooruit te laten lopen op de visie op het bestel per 2021?

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik het woord nu aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De publieke omroep is er voor iedereen, voor mensen met verschillende achtergronden, voor iedere Nederlander, jong en oud, man en vrouw. Daarom is het ook zo belangrijk dat de publieke omroep niet alleen kwalitatief goede programma's maakt en toegankelijk is, ook voor mensen die doof of blind zijn, maar ook dat de producties van de publieke omroep divers zijn. Juist omdat de publieke omroep een spiegel van de samenleving moet zijn, kwam mijn collega in de Eerste Kamer enkele jaren geleden met het idee om een maatschappelijke adviesraad binnen de Nederlandse publieke omroep te introduceren. Zo'n maatschappelijke adviesraad zou ervoor kunnen zorgen dat ook in de praktijk de diversiteit van het publieke bestel wordt gewaarborgd. De toenmalige staatssecretaris vond dit een goed plan en wilde ermee aan de slag in een nieuwe wet. So far, so good, maar de uitwerking van dit plan in de nu voorliggende wet stemt ons niet bepaald tevreden, want in deze wet heeft de maatschappelijke adviesraad een piepklein rolletje. Bij een vacature stellen de toezichthouders een profielschets op waarvoor ze input krijgen van de raad van bestuur, het College van Omroepen. Dan komt ook de maatschappelijke adviesraad om de hoek kijken, want die krijgt het recht om naast alle anderen ook hun zienswijze over de profielschets te delen. Tot zover de wettelijke bevoegdheden van de maatschappelijke adviesraad bij benoemingen.

Tijdens de definitieve vaststelling van een profielschets, het benoemen van de benoemingscommissie, het selecteren van potentiële kandidaten en het voordragen en benoemen van de eindkandidaat speelt deze maatschappelijke adviesraad geen enkele betekenis meer. Het is ook niet een breed samengesteld klantenpanel, zoals onze Eerste Kamerfractie dat enkele jaren geleden suggereerde. Tegen de minister zeg ik: dat is toch geen inspraak? Hiermee neem je de mensen in die maatschappelijke adviesraad toch niet serieus? Bovenal strookt deze rol niet met wat de toenmalige staatssecretaris antwoordde aan de Eerste Kamer, want hij suggereerde dat de maatschappelijke adviesraad ook een zienswijze geeft op de profielen. Het woordje "ook" suggereert dat deze raad meer taken zou krijgen.

De heer Van der Molen (CDA):

We kennen in deze publieke omroep veel ledenomroepen. Die hebben allemaal verenigingen en ledenraden, die — omdat ze juist betrokken zijn bij die omroepen — om de haverklap de discussie aangaan met programmamakers en besturen, juist over de pluriformiteit van de programmering. Wat zou de toegevoegde waarde van zo'n maatschappelijke adviesraad bovenop al die betrokken leden nog moeten zijn als u die opdracht wilt verruimen?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp de vraag. Daar is enkele jaren geleden, in het debat in de Eerste Kamer, ook het een en ander over gewisseld. Toen was de suggestie om eens te kijken of je de maatschappelijke adviesraad een soort breed klantenpanel kunt laten zijn, dat een paar keer per jaar bij elkaar komt en invloed heeft op belangrijke documenten van onder andere de NPO. Waar ik hier dadelijk nog wat meer op wil ingaan, is de rol van de maatschappelijke adviesraad, maar ook die van bijvoorbeeld ondernemingsraden, bij de benoeming van leden van de raad van toezicht.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had een aantal vragen aan de minister. De eerste vraag is of de minister weet dat de staatssecretaris tijdens de wetsbehandeling toen een bredere invulling van de adviesraad voor ogen had. En welke andere maatschappelijke taken gaat de adviesraad krijgen?

Voorzitter. Ik kom op het volgende punt. Ook de medezeggenschapsleden van de publieke omroep komen er bekaaid van af als het gaat om het benoemen van toezichthouders. De gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO, de NOS, de NTR en de omroeporganisaties hebben slechts het recht om kandidaten aan te bevelen bij de benoemingscommissie. Ze hebben dus het recht om een suggestie te doen, terwijl de beoogde toezichthouder ook voor hun belangen dient op te komen. De beoogde toezichthouder moet controleren of hun bazen wel goed werk afleveren en of de belangen van de werkvloer en de kijker wel worden gediend. Dan is het zo gek nog niet om naar je eigen personeel te luisteren. Dat laat bijvoorbeeld het bedrijfsleven zien. In het bedrijfsleven hebben werknemers via de ondernemingsraad het recht om een derde van de commissarissen voor te dragen. Dat gebeurt op grond van artikel 268, lid 6, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Die voordracht mag niet worden geweigerd, tenzij de raad van commissarissen denkt dat die persoon ongeschikt is en dat ook motiveert. Het is jammer te moeten vaststellen dat de inspraak van werknemers in het commerciële bedrijfsleven beter geregeld lijkt te zijn dan bij onze publieke omroep. Daarom vraag ik de minister waarom het zo is dat ondernemingsraden wat betreft het benoemen van toezichthouders minder zeggenschap hebben dan in het bedrijfsleven. Ik vraag de minister ook of hij het met GroenLinks eens is dat het wenselijk is om een derde van de toezichthouders op deze wijze te benoemen, zodat niet de hoge piefen maar juist de programmamakers en journalisten meer inspraak krijgen.

Voorzitter. Al langer en bij andere debatten maak ik ook een punt van de bezoldiging van de raden van toezicht, of dat nou in het onderwijs is of in de zorg of bij de media. We zien een tendens van goedbetaalde toezichthouders. De voorzitter van de raad van toezicht van de NPO krijgt bijvoorbeeld maar liefst €25.000, zo lazen we in de beantwoording van de vragen. Die van de RPO krijgt €17.500 en die van de NOS en die van de NTR €15.000. Ook de overige leden krijgen een flinke vergoeding. Dat is gewoon heel veel geld. Alleen al de raad van toezicht van de NPO krijgt bij elkaar meer dan een ton. In het laatste jaarverslag kon ik vinden dat ze dat jaar zeven keer bij elkaar kwamen voor een reguliere vergadering. Zelfs in de wetenschap dat je heel veel tijd nodig hebt om die vergaderingen goed voor te bereiden, betekent dat wel een vergoeding van enkele duizenden euro's per keer. Ik vraag de minister hoe hij daarnaar kijkt. Vindt hij dat uit te leggen? Vindt hij het een redelijke vergoeding? Of zou het ook een onsje minder kunnen, zodat er meer geld overblijft voor makers, voor personeel en voor andere zaken?

Voorzitter. Als we even kijken naar het oorspronkelijke idee van toezichthouders, dan gaat het er juist in de publieke sector om dat er een bepaalde mate van controle door de samenleving is. Toezichthouders dienen het maatschappelijk belang te controleren. Ik vind het steeds moeilijker uit te leggen — dat geldt voor de hele publieke sector — dat voorzieningen waaraan we allemaal meebetalen, vaak worden gecontroleerd door een orgaan dat misschien toch wat te ver afstaat van de samenleving.

Dat brengt me op het punt van de diversiteit. Mijn fractie leest in de voorliggende wetswijziging dat de term "functieprofiel" wordt vervangen door "profielschets". Dat biedt ruimte, zo schrijven de ministers, voor het opstellen van een profielschets voor de raad van toezicht als geheel. Dat lezen we in de memorie van toelichting. Dat lijkt op een verwoede poging om diversiteit te waarborgen binnen de raad van toezicht. Maar het blijft helaas bij een poging, zo lezen wij, want we zien het niet in de tekst van de wet terugkomen en ook verder niet in de memorie van toelichting. GroenLinks staat voor een breed diversiteitsbeleid, dat rekening houdt met verschillende overeenkomsten tussen mensen, bijvoorbeeld wat betreft sekse, afkomst, opvattingen en leeftijd. Deze wetswijziging is een uitgerekende kans om ook wettelijk vast te leggen niet alleen dat de publieke omroep qua programma's uitdraagt er voor iedereen te zijn, maar ook dat hij ook aan de top divers van samenstelling is. Daarom vraag ik de minister waarom een diverse samenstelling van toezicht en bestuur niet in het wetsvoorstel is meegenomen. Ik geef de minister aan dat wij bezig zijn met een amendement om te kijken of we diversiteit beter kunnen borgen. Ik vraag hem om, wanneer dat amendement wordt toegestuurd, daar goed naar te kijken.

Voorzitter. De afgelopen jaren zijn er een heleboel kanalen bij gekomen. Ik noem ze eventjes op. Dat zijn NPO Soul & Jazz via de analoge kabel, de kanalen NPO Plus en NPO Nieuws & Evenementen, de website npo3.nl, het Nieuwsfragmentenkanaal, interactieve servicemenu's op de digitale televisieplatforms, distributie van publieke content op drie lineaire mixkanalen video op mobiele platforms, Uitzending Gemist op bestelling, een pakket van maar liefst twaalf radiothemakanalen en NPO FunX Turkpop. Alleen dat laatste kanaal is door de minister afgewezen. Nu hebben wij niet specifiek kritiek op een van deze gehonoreerde kanalen, maar we vragen ons wel af wat de kerntaak van de publieke omroep is volgens de minister. Wat is de visie van de minister op dit gefragmenteerde aanbod? En wanneer wijst de minister eigenlijk een kanaal af? Welke overwegingen spelen daarbij mee?

Voorzitter, een volgend punt. De media-industrie verandert vliegensvlug. Productiebedrijven worden overgenomen, nieuwe platforms dienen zich aan en grote multinationals willen ook een puntje meepakken van de mediataart.

De heer Aartsen (VVD):

Ik ben blij met de opsomming van mevrouw Westerveld. Normaliter waren het alleen de VVD en enkele andere partijen ter rechterzijde die aangaven dat de publieke omroep eens wat meer terug zou moeten naar de kerntaken. Op dat lijstje dat u net noemde vinden we ongeveer 8 lineaire televisiekanalen terug en 21 radiozenders. U schetste dat mooi en u vraagt om het oordeel van de minister. Maar ik ben eigenlijk op zoek naar het oordeel van mevrouw Westerveld van GroenLinks. Is zij het met de VVD eens dat er flink geschrapt zou kunnen worden in die kanalen, dat het beter is, ook voor de kwaliteit van de publieke omroep, dat die zich eens gaat houden aan de kerntaken en dat we dit lijstje zouden moeten terugbrengen naar een beperkt aantal kanalen?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zeg niet dat de publieke omroep zich niet houdt aan de kerntaken. Dat doet de publieke omroep heel erg goed; daar kom ik straks nog even op. Ons viel gewoon op dat er de laatste jaren zo veel kanalen bij zijn gekomen. Daarom willen we graag van de minister weten hoe hij dit ziet, en ook wanneer een kanaal wordt afgewezen. Dit is dus niet zozeer kritiek als wel een vraag aan de minister: hoe kijkt hij hiernaar?

De heer Aartsen (VVD):

Mevrouw Westerveld is benieuwd wat de minister vindt van die enorme wildgroei aan kanalen. Ik ben eigenlijk benieuwd wat de fractie van GroenLinks vindt van die enorme wildgroei aan kanalen. We hebben in de wet een minimumaantal kanalen vastgesteld. Vindt de GroenLinksfractie nou dat er te veel aanbod aan kanalen is? Zouden dat er een stuk minder moeten zijn volgens haar?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind dit veel kanalen. Daarom vraag ik dit aan de minister, want ik kan niet zo goed beoordelen waarom de minister er toestemming voor geeft en waarom hij het kanaal FunX Turkpop er niet bij wil hebben. Dat is een bevoegdheid van de minister. Ik zou dus eerst van de minister willen weten wat zijn overwegingen zijn, voordat wij daar zelf een oordeel over geven. Ik weet gewoon niet zo goed wat de achterliggende overwegingen zijn om een kanaal wel of niet toe te laten.

De heer Martin Bosma (PVV):

FunX Turkpop? We hoorden de linkse medemens altijd over: niet je afkomst telt, maar je toekomst. Maar nu gaan we mensen blijkbaar toch aanspreken op het feit dat ze Turken zijn en in Nederland wonen. Waarom is dat?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Waarom is dat? Dit kanaal is afgewezen door de minister. Ik weet niet wat daaraan ten grondslag ligt. Dat vraag ik aan de minister. Daar kan ik verder dus weinig over zeggen want ik weet, nogmaals, niet wat de overwegingen zijn.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, de collega van GroenLinks sprak zich net uit voor die zender. Ze vindt het een fantastische zender. Ik dacht dat we allemaal Nederlanders waren en dat afkomst niet telde, maar hier zegt GroenLinks: laten we alsjeblieft een zender voor Turken beginnen met Nederlands belastinggeld. Dat staat toch haaks op de progressieve gedachte dat niet je afkomst, maar je toekomst telt?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat heb ik mezelf helemaal niet horen zeggen. Ik heb mezelf aan de minister horen vragen wat de reden is waarom hij dit themakanaal niet heeft toegelaten. Het gaat ook niet om dit specifieke themakanaal. Het gaat om de achterliggende vraag wanneer we een nieuw kanaal wel toelaten en wanneer niet, en wat daarvoor de criteria zijn. Daar heb ik te weinig zicht op en daarom vroeg ik het zonet aan de minister, in een opsomming van verschillende kanalen die het afgelopen jaar zijn aangevraagd.

Voorzitter. Ik was gebleven ...

De voorzitter:

Meneer Kwint. Nee? O, u loopt naar de heer Bosma toe. Nee, naar de heer Aartsen. Het gaat goed met de samenwerking.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik dacht: nu komt er nog een leuke vraag van de heer Kwint.

De voorzitter:

Ja. Gaat u verder.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was gebleven bij het punt dat grote multinationals ook een puntje willen meepakken van de mediataart. Daar hebben wij al vaker een punt van gemaakt. Zo bestormt naar verwachting Apple binnenkort de Nederlandse streamingmarkt. Ik geloof dat we daar twee weken geleden bericht van kregen. Naast Netflix en Disney wil ook Apple verdienen aan het verspreiden van content. Vorig jaar verdiende Apple ruim 235 miljard euro aan zijn producten en diensten, en dat is ongeveer 250 keer de totale uitgave aan de hele publieke omroep. Dat is 462 keer zo groot als de gehele omzet van RTL Nederland en 1.500 keer zo veel als alle opbrengsten uit krantenadvertenties. Wanneer een gigantische multinational als Apple de markt betreedt, heeft dat een enorm verstorende werking op de rest. Waar RTL, Talpa en uitgeverijen hun geld verdienen met Nederlandse dramaseries, Nederlandse speelfilms, Nederlandse documentaires, Nederlandse programma's en Nederlandse journalistieke producties, snoepen streamingsdiensten als Netflix en Apple marktaandeel van deze traditionele mediapartijen af door het uitzenden van vrijwel alleen maar buitenlandse content. Zij verdienen hun geld met het verspreiden van Amerikaanse Hollywoodfilms en Britse dramaseries. Nederlandse documentairemakers, filmregisseurs en programmamakers komen er daardoor bekaaid van af. Ze krijgen er door de Apples en Netflixen vrijwel geen werk bij, maar lopen wel het risico de hardste klappen te krijgen doordat Nederlandse mediaorganisaties die wel in Nederlandse producties investeren, moeten beknibbelen door teruglopende inkomsten en teruglopende kijk- en luistertijden.

Als u denkt dat het zo'n vaart niet zal lopen, moet u dit eens onthouden: Netflix verdient in Nederland nu al even veel geld als alle opbrengsten van bioscoopkaartjes bij elkaar. De eerste Nederlandse bioscoop werd in het jaar 1906 geopende in de Amsterdamse Damstraat en Netflix kwam pas in september 2013 naar Nederland toe. Het is nu 2019 en tot onze verbazing doet het kabinet nog helemaal niets, althans we hebben nog niets gehoord in brieven of Kamerstukken. Terwijl banen en inkomens van onze getalenteerde mediamakers op de tocht staan, rept de wetswijziging die voor ons ligt met geen woord over de toetreding van nieuwe buitenlandse spelers.

Wordt er dan geen enkele poging gedaan om de wet voor buitenlandse streamingsdiensten en radio en tv-zenders meer gelijk te trekken? Wij lezen dat er nog niet eens een begin van een voorstel ligt om een heffing voor streamingaanbieders te introduceren. Mijn fractie maakt zich daar zorgen over. We zijn benieuwd hoe ons medialandschap er in 2030 uitziet. Het stelt ons teleur dat de wetswijziging die voor ons ligt, weinig betekent voor het snel veranderende medialandschap dat we zien. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is ons eerdere plan — ik heb hier eerder een motie over ingediend — om op z'n minst een streamingsheffing te onderzoeken, uit te voeren. Ik wil daarbij aantekenen dat ook in omringende Europese landen dit soort heffingen al worden ingevoerd. Wat GroenLinks betreft is er geen tijd meer te verliezen. Onze fractie heeft ook concrete ideeën over hoe hoog zo'n heffing zou moeten zijn. De Raad voor Cultuur heeft daar ook een aantal goede dingen over geschreven. Daarom wil ik graag van de minister weten of hij ons voorstel voor een streamingsheffing wil uitwerken en, zo ja, wanneer we daar meer over horen.

Voorzitter, dan een ander onderwerp: een redactiestatuut. Journalistieke onafhankelijkheid is een groot goed, een recht dat wij tot op het bot moeten verdedigen, net als de vrijheid van docenten om binnen de kaders van de wet vrijuit les te kunnen geven. In de wet is opgenomen dat iedere media-instelling, groot en klein, publiek en commercieel, een redactiestatuut moet hanteren. In hun redactiestatuut moet de onafhankelijkheid van redacties worden vastgelegd. Dit statuut borgt de rechten van journalisten, zodat zij in vrijheid kunnen handelen, zelfs als dit lijkt in te gaan tegen de belangen van een concern of van de commerciële afdeling. Kritiek op adverteerders of de eigen uitgever moet immers mogelijk zijn. Toch ontvangen wij signalen dat dit niet altijd goed is geregeld. We ontvangen berichten dat het Commissariaat voor de Media helemaal niet handhaaft of het redactiestatuut ook daadwerkelijk wordt nageleefd. De enige mogelijkheid om het commissariaat ertoe te bewegen iets te doen, is door het indienen van een handhavingsverzoek. Maar het mogen alleen mediapartijen zelf zijn die een handhavingsverzoek indienen. Als geen enkele mediapartij wordt gecontroleerd, waarom zou je dan als mediapartij een handhavingsverzoek tegen een andere mediapartij indienen? Kortom, dit moet echt beter. Ik zou aan de minister willen vragen waarom hij deze wetswijziging niet gebruikt om de handhaving van het redactiestatuut door het commissariaat beter te waarborgen. Mijn fractie heeft hier ook een amendement over ingediend.

De heer Aartsen (VVD):

Ik ben benieuwd welke voorbeelden mevrouw Westerveld kan geven als het gaat om redactiestatuten die geschonden zouden worden, terwijl het commissariaat niet ingrijpt. Zij stipt zelf al het punt van adverteerders aan. Ik denk dat daar juist iets anders aan de hand is, eerder het tegenovergestelde zelfs. Ik ben wel benieuwd welke voorbeelden mevrouw Westerveld heeft, waarvan zij zegt: die lossen we op met dit amendement.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Begrijpelijke vraag. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een omroep of programma dat gesponsord een uur radio uitzendt. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat de makers daar bezwaren tegen hebben en dat ze vinden dat het ingaat tegen het redactiestatuut. Wij vinden dat het Commissariaat voor de Media moet kunnen ingrijpen op het moment dat de inhoud van zo'n programma tegen het eigen redactiestatuut ingaat.

De heer Aartsen (VVD):

Ik snap dit als het een publieke omroep betreft, bijvoorbeeld als het gaat om de vercommercialisering daarvan. Ik vind dat ook wenselijk. Het Commissariaat is volgens mij ook boetes daarop aan het uitdelen, want de ene na de andere boete vliegt de publieke omroepen rond de oren. Begrijp ik het goed dat mevrouw Westerveld dat ook wil bij een private omroep? Ik ben wel benieuwd hoe zij dat voor zich ziet, want het punt dat mevrouw Westerveld aangaf over de adverteerder vind ik juist heel belangrijk. Ik constateer namelijk dat we allerlei maatschappelijke splinterbewegingen hebben die juist de onafhankelijkheid van de journalistiek aantasten door allerlei adverteerders te benaderen en te zeggen: u moet deze website of dit programma niet meer sponsoren, want daarin worden dingen gezegd die ons een beetje pijn doen en ons dus niet bevallen. Volgens mij is dat juist wat aangepakt zou moeten worden. Is het probleem niet dat straks dat soort splintergroeperingen naar het Commissariaat stapt om te proberen om Voetbal Inside, Veronica Inside of GeenStijl van de buis af te krijgen of om het Commissariaat daar in te laten grijpen?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat is natuurlijk niet onze bedoeling. Mediaorganisaties hebben een redactiestatuut waarin een aantal zaken worden vastgelegd over hoe je als redactie of journalist onafhankelijk kunt opereren. Als je een redactiestatuut hebt, moet dat natuurlijk wel gehandhaafd worden. Daar gaat het ons om. Met dit amendement geven wij het Commissariaat voor de Media eigenlijk expliciet de opdracht om dat te kunnen handhaven. Het gaat ons er niet om dat bepaalde programma's, ook van commerciële partijen, weg moeten. Het gaat ons echt om het handhaven van het eigen redactiestatuut dat binnen de redactie zelf van kracht is.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Aartsen.

De heer Aartsen (VVD):

Ik heb eigenlijk nog een verzoek aan de minister. Ik zie zelf het probleem niet. De voorbeelden zijn wat mij betreft weinig overtuigend, dus wellicht kan de minister daar nog iets aan toevoegen. Ik ben uiteraard bereid om te kijken welk probleem het eventueel zou oplossen.

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zei net dat we een amendement hebben ingediend en ik ben benieuwd hoe de minister daarop reageert.

Dan ben ik eigenlijk al bij mijn laatste punt. Vorig jaar diende ik een motie in die met algemene stemmen door de Kamer is aangenomen. Daarin vroegen wij om een stappenplan om de publieke omroep toegankelijk te maken voor mensen die minder goed of niet goed kunnen horen of zien. Want de publieke omroep is voor ons allemaal en moet dus ook voor iedereen toegankelijk zijn. Onlangs ontstond onrust omdat er bij de berichtgeving over de schietpartij in Utrecht te weinig rekening was gehouden met mensen die audiovisueel beperkt zijn. Bij een ramp speelt onze publieke omroep een heel belangrijke rol in het informeren van mensen en juist dan is informatie voor dove en blinde mensen essentieel. Ik wil de minister vragen of hij dat met ons eens is. Wat gaat hij doen om ervoor te zorgen dat informatie voor iedereen toegankelijk is bij de volgende keer dat er zich iets onverwachts voordoet?

Voorzitter. Ik wil afsluiten met een compliment. In al het mediageweld vanwege de opkomst van streamingdiensten, sociale media en nieuwe platforms weet de publieke omroep zich heel erg goed staande te houden. Vijf miljoen mensen volgen het wel en wee van de luizenmoeder. NOS.nl is een van de meest bezochte nieuwswebsites van Nederland. En miljoenen mensen luisteren dagelijks naar Radio 1 en 2. Iedere dag werken duizenden mensen op het Mediapark aan het maken van al deze producties. Daarom hoop ik dat de minister binnenkort ook met een goed doordachte visie komt over media in de brede zin van het woord, zodat de publieke omroep ook in de toekomst zijn belangrijke functie kan vervullen. Ik hoor graag van de minister wanneer zijn brief naar ons wordt gestuurd. Heeft hij daarin ook aandacht voor het meten van draagvlak, ook voor de positie van de lokale omroepen en de streekomroepen en de positie van reclame? Wij hebben al eerder aangegeven dat we graag zouden zien dat kinderprogramma's vrij zijn van reclame. Wij zouden ook graag zien dat de minister terugkomt op de heffing voor streamingdiensten, zodat we de toekomst goed tegemoetzien en zodat we kunnen garanderen dat onze journalisten hun werk in het land ook in de toekomst goed kunnen doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de meer Bosma namens de PVV. De heer Bosma heeft 30 minuten spreektijd!

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik hoor het plezier in uw stem, voorzitter. Ik zal proberen het wat korter te houden. Ik zie dat er hier en daar nog wat nuance staat in mijn tekst. Dat laat ik dan wel allemaal achterwege.

De voorzitter:

Ja, dat zijn we gewend van u. Gaat uw gang.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. De eerste taak van een minister is het handhaven van de wet. De eerste taak van een volksvertegenwoordiger is erop toezien dat de wet wordt nageleefd. Immers, waarom slepen we ons anders naar dit gebouw om wetten te beoordelen als die wetten niet worden nageleefd? Als wetten niet worden uitgevoerd, kunnen we net zo goed hier de hele dag gaan kleien.

We praten vandaag over een aantal aanpassingen van de Mediawet. De Mediawet is precies tien jaar oud. Ik heb met veel plezier de Handelingen van het debat uit 2008 nog eens even teruggelezen, met alle briljante dingen die ik toen inbracht. Iemand moet het zeggen. Alle mediawoordvoerders van toen hebben carrière gemaakt: Johan Remkes, Joop Atsma, Martijn van Dam, Boris van der Ham. Alleen ik sta hier nog.

De voorzitter:

Ik ook.

De heer Martin Bosma (PVV):

We kunnen elkaar een hand geven. En met plezier en met liefde, voorzitter. Maar laten we eerst kijken of de basis wel goed is, voordat we met nieuwe aanvullingen op deze wet komen. Het is meer iets voor populisten om te kijken naar kleine technische wijzigingen en het grote plaatje te vergeten.

Mevrouw Van den Hul zei net dat een publieke omroep het fundament is van de rechtsstaat. Dat is de grootst mogelijke apekool. Het fundament van de rechtsstaat is de wet. Joop den Uyl schreef zeer terecht: "Wie de wet verzet al naar het uitkomt, baant de weg voor het recht van de sterkste. De wet is de moeder van de vrijheid." Joop den Uyl schreef dit naar aanleiding van de Maagdenhuisbezetting en de bezetting in Tilburg. Zeer terecht. Hij gruwde daarvan. Net zoals hij ongetwijfeld gegruwd zou hebben van de demonstratie waar mevrouw Van den Hul in meeliep vorige week zaterdag. Een demonstratie gericht tegen mijn partij en tegen een andere democratische partij, namelijk Forum voor Democratie. Een demonstratie waarin ook werd opgeroepen tot het vermoorden van een democratisch gekozen volksvertegenwoordiger.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter, een persoonlijk feit. Er wordt mij van alles in de schoenen geschoven. Daar neem ik ten zeerste afstand van. De demonstratie waarin ik meeliep, was een demonstratie tegen uitsluiting, racisme en discriminatie. Waar de heer Bosma mij nu van beschuldigt, vind ik alle perken te buiten gaan. Dit zijn groezelige beschuldigingen, die ik verre van mij werp.

De heer Martin Bosma (PVV):

De Partij van de Arbeid demonstreert tegenwoordig tegen de verkiezingsuitslag. Daarom vond die demonstratie meteen de zaterdag na de verkiezingsuitslag plaats. Het was een demonstratie gericht tegen twee democratische partijen. En er werd opgeroepen tot moord op Thierry Baudet. "Wie de wet verzet al naar het uitkomt, baant de weg voor het recht van de sterkste." Joop den Uyl zei het.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nogmaals. Allereerst, we hebben hier een debat over een variawet media en niet over waar gedemonstreerd werd door welk Kamerlid. Dat staat ons vrij, net zoals het omroepen vrijstaat om te programmeren wat ze willen. Ik wil nogmaals de heer Bosma uitdrukkelijk verzoeken om mij of andere deelnemers aan de demonstratie niet te beschuldigen van dingen die verre van de waarheid zijn. Dat werp ik, nogmaals, uitdrukkelijk naast mij. Ik verzoek de heer Bosma dit soort beschuldigingen voor zich te houden.

De voorzitter:

De heer Bosma. Wilt u zich houden aan het onderwerp van vandaag en geen persoonlijke beschuldigingen tegen wie dan ook uiten?

De heer Martin Bosma (PVV):

Geen beschuldigingen. Ik stel gewoon vast dat mevrouw Van den Hul er was. Er loopt een lange weg van Joop den Uyl naar mevrouw Van den Hul en die weg loopt steil naar beneden.

Voorzitter. Het fundament van de rechtsstaat is de wet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Persoonlijk feit. Dit gaat echt alle perken te buiten. Ik vraag de heer Bosma dit terug te nemen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, een democraat moet de verkiezingsuitslag respecteren. Daar moet je ook niet tegen demonstreren. Joop den Uyl zou nooit hebben meegelopen in die demonstratie. Joop den Uyl zou nooit hebben meegelopen in een demonstratie waarin wordt opgeroepen om een volksvertegenwoordiger te vermoorden.

De voorzitter:

Meneer Bosma, we hebben het vandaag over de Mediawet.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja. Met alle soorten van plezier, voorzitter. Zal ik doorgaan?

De voorzitter:

Maar u haalt de demonstratie erbij. Ik begrijp wel dat mevrouw Van den Hul daartegen ageert. Ik verzoek u om u te houden aan het onderwerp van vandaag.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik doe dat met alle plezier, maar ik moest even reageren op iets wat mevrouw Van den Hul net zei. Nogmaals, het fundament van de rechtsstaat is de wet. Hier gaat het dan over de Mediawet. Dat is niet zomaar een wet. Het gaat over de subsidievoorwaarden. Op basis daarvan geven wij miljarden aan Hilversum. Die subsidieverlening is gebonden aan voorwaarden. Een cruciaal element in de Mediawet is artikel 2.1.2. Daarin staat dat de NPO een media-aanbod verzorgt dat a. evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand is, b. op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft — pluriformiteit — e. voldoet aan hoge journalistieke kwaliteitseisen en f. voor iedereen toegankelijk is.

Voorzitter. Helaas is mijn conclusie dat de wet niet wordt nageleefd. Laten we bijvoorbeeld eens terugkijken op de recente verkiezingen. Helaas moet ik vaststellen dat de staatsomroep blijkbaar deelnemer is geworden aan de verkiezingen en geen toeschouwer meer is. De avond voor de verkiezingen organiseert de NPO op al haar zenders een soort showprocessen, waarbij de jury rechter en beul tegelijkertijd is. Voorbeeld: bij De Wereld Draait Door zagen we een opgewonden kwartet, dat schuimbekkend aan Nederland meedeelde hoe het de volgende dag moest gaan stemmen, in ieder geval geen PVV en ook geen Forum. Hoe pluriform is men daar? We zien daar een schreeuwende en tierende meneer, een voormalig kandidaat voor het leiderschap van de SP. We zien een presentator, een miljonair, die werkt voor PvdA-omroep VARA. We zien iemand van het D66-krantje NRC Handelsblad. En er is een mevrouw van de Rabobank, die wordt gepresenteerd als hoogleraar. Verzwegen wordt dat zij lid is van de verkiezingsprogrammacommissie van D66. We kijken naar een afrekening in het linkse circuit. We zien pure haat. Van ons allemaal, voor ons allemaal. Een vraag aan de minister: houdt de NPO ook dergelijke showprocessen tegen linkse politici? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat dan tot de Mediawet?

Als het volk niet stemt zoals de NPO wil, schrikt men zich een hoedje. Het programma Jinek moet via sociale media op zoek gaan naar Forumstemmers. Die kennen ze namelijk niet. Natuurlijk niet, want die zijn onbekend in hun bubbel. De NPO kan de verkiezingsuitslag niet verkroppen. Meneer Boonman schermt met de jaren dertig. Mevrouw Luyten vergelijkt Thierry Baudet met Josef Mengele, de nazi-arts uit Auschwitz. Op de NPO-site Joop.nl wordt collega Baudet vergeleken met Ceauşescu. Daar wordt fijntjes aan toegevoegd: die hebben we gewoon doodgeschoten. Zoals bekend staat de NPO voor verbinding en kwaliteit.

De heer Kwint (SP):

Gewoon een verhelderende vraag. Ik was even snel aan het googelen en ik kijk niet zo heel vaak De Wereld Draait Door ...

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik ook niet.

De heer Kwint (SP):

Nou, het lijkt erop alsof de heer Bosma er een soort studie van gemaakt heeft. Dat staat hem natuurlijk vrij. Maar met het risico dat ik anders de hele uitzending moet gaan terugkijken: wie was die SP'er die voormalig kandidaat was voor het leiderschap?

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat was meneer Prem Radhakishun. Die heeft zich ooit gekandideerd als lijsttrekker voor de SP.

De heer Kwint (SP):

Wanneer was dat dan?

De heer Martin Bosma (PVV):

In 2010.

De heer Kwint (SP):

Daar was ik bij. Ik zou de heer Bosma toch willen adviseren om zich iets meer te verdiepen in de op zich fascinerende geschiedenis van mijn partij, want ik kan mij niet herinneren dat de heer Prem Radhakishun zich ooit kandidaat heeft gesteld.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik ben zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van de SP, zeker ook de ontstaansgeschiedenis. Die mag ik graag bestuderen. Daan Monjé vind ik bijvoorbeeld een zeer interessante figuur. Maar de meneer waarover ik het had, heeft zichzelf opgeworpen als kandidaat-lijsttrekker van de partij van kameraad Kwint. Wellicht is dat nooit op een ledencongres of wat dan ook ter sprake gekomen, maar hij heeft gezegd dat hij dat graag zou doen.

De heer Kwint (SP):

Het is niet gebeurd, is eigenlijk de conclusie die de heer Bosma hier in een iets langere formulering trekt. Toch?

De heer Martin Bosma (PVV):

Hij heeft zichzelf opgeworpen als lijsttrekker van de SP.

De heer Kwint (SP):

Het is goed dat alleen in de Mediawet de vereiste staat om fair en balanced informatie te delen en dat dit niet voor gekozen volksvertegenwoordigers geldt.

De heer Martin Bosma (PVV):

Als de heer Kwint nog vragen heeft over de geschiedenis van de SP, wil ik die graag beantwoorden.

Als vlak voor de verkiezingen mijn fractieleider geïnterviewd wordt door EenVandaag, zien we de presentatiemevrouw met opgezwollen aderen en rood aangelopen gezicht Geert Wilders interviewen. Hij mag geen zin afmaken, een beetje zoals je een misdadiger behandelt, wat logisch is, want andersdenkenden zien ze op het Mediapark al snel als misdadiger. Op YouTube zien we de filmpjes waarin deze mevrouw andere politici interviewt, en ja hoor: deze mevrouw laat Jesse Klaver ongestoord al zijn klimaatapekool afdraaien, geen kritische vraag, niets, geen opgezwollen aderen maar onderhoudend gekeuvel van linkse mensen onder elkaar. WNL schijnt een rechtse omroep te zijn, maar die nodigt de PVV niet eens uit voor zijn verkiezingsdebat. We zien wel Paul Rosenmöller.

Ook onze kinderen moeten eraan geloven. Als de jihadistische Hamas met molotovcocktails, raketten en wapens Gaza wil binnendringen om zo veel mogelijk Joden te vermoorden, legt de verslaggever van het Jeugdjournaal uit dat het hier gaat om ouders met kinderen die last hebben van armoede. Ze lijkt te willen zeggen: "Ze komen gewoon even op de koffie, hoor." Het is alsof mevrouw Karabulut van de SP de verslaggever is. Het zou weinig verschil maken. Sterker nog, die zou het een stuk beter doen.

Ook overzee weigert men te stemmen zoals de NPO dat wil. De NPO heeft een ziekelijke haat ontwikkeld tegen de president van de Verenigde Staten. Een pathologische, volslagen irrationele, allesverzengende haat. Noem de naam "Trump" en het Mediapark krijgt een rode waas voor de ogen en begint te gillen. De NPO kan maar niet verkroppen dat de eigen kandidaat, de bizar corrupte Hillary Clinton, heeft verloren en dat Sint Obama weg is.

En de NPO is wellicht betrokken bij het grootste journalistieke schandaal van de afgelopen 50 jaar, de zogenaamde "collusion". President Trump zou intensief samenwerken met Rusland. Hoeveel uren Nieuwsuur, Jinek, De Wereld Draait Door, EenVandaag en het Journaal werden hieraan gewijd? Hoeveel belastingmiljoenen werden hieraan verbrand? Toppunt was het Journaal dat opende met twaalf minuten over dat Trump zich in een hotelkamer te Moskou had laten onderplassen door Russische prostituees. Er zouden videobeelden van zijn en hij kon elk moment aftreden. Het Journaal verkeerde in totale euforie. Een blind paard kon zien dat het onzin was. De bron deugde namelijk niet. Die werkte voor Hillary, en vroeger was dat nog wel eens een journalistiek criterium, bijvoorbeeld in de tijd dat ik zelf nog bij het NOS Journaal werkte. Uiteindelijk werd niet Trump ondergezeken, maar de kijker van het Journaal.

Maar goed, de linkse leugen is leuker dan de waarheid. Zoals Roderick Veelo van het RTL Nieuws schrijft: "De journalisten en mediamensen die de grootste hoax uit de geschiedenis op hun naam hebben, zijn nog niet toe aan berouw óf zijn de schaamte al lang voorbij."

Hetzelfde geldt voor het meest recente schandaal bij de NPO waarbij de heer Van Liempt betrokken is. Zaterdag lazen wij een glashelder artikel van de hand van Frits Barend over plagiaat, pronken met andermans veren, schokkend. Hij kan gewoon blijven zitten, maar als Hans Kraay senior, voetbalcommentator bij Studio Sport, aangeeft de LPF te steunen, kan hij meteen zijn biezen pakken, onmiddellijk en dan wél.

Voorzitter. We kennen in Nederland de grootste woningnood sinds de Tweede Wereldoorlog. Hoe komt dat? Nou, op de eerste plaats door de Syrische exodus naar ons land. Hoe zijn ze hier gekomen? Nou, door een campagne van de NPO. De NPO kwam met een speciale, avondvullende actie-uitzending. D66-mevrouw en NPO-baas mevrouw Rijxman sprak over "barmhartigheid".

De voorzitter:

Ik zoek een verband met het wetsvoorstel, maar het kan aan mij liggen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, daar ben ik, denk ik, mijn pagina's mee begonnen, maar ik eindig er ook op, dus dan wordt het allemaal weer duidelijk, voorzitter. Dan vallen alle puzzelstukjes in elkaar.

De NPO kwam dus met een speciale, avondvullende actie-uitzending. D66-mevrouw en NPO-baas Shula Rijxman sprak over "barmhartigheid" en we zagen Jeroen Pauw een stand-upje doen voor de foto van een dood jongetje op het strand. De NPO organiseerde een karrenvracht BN'ers die de exodus eisten onder de kop "Voelt u zich geroepen?". Gevolg: 80.000 Syriërs naar Nederland die nooit meer weggaan, die niet hun eigen land gaan opbouwen. Nederlanders betalen de rekeningen voor hún woningen, hún uitkeringen, hún Miele wasmachines. Bedankt, mevrouw Rijxman, wij betalen jullie barmhartigheid wel!

De NPO misbruikt wel vaker kinderen. Bijvoorbeeld de Mauro's, of de kinderen van het kinderpardon, het Iraakse jongetje Nemr of Lili en Howick, die van studio naar studio worden gereden om de sentimentaliteit maximaal uit te melken. Lili en Howick werden bijvoorbeeld in het Journaal — ik citeer — "de gezichten van de jarenlange asielprocedure" genoemd. Maar een asielprocedure duurt nóóit jarenlang, het gezin had zeven of acht verschillende, totaal kansloze verblijfsprocedures doorlopen. Het is dus niet het slachtoffer van de bureaucratie, maar het heeft zelf de boel eindeloos getraineerd.

Zie ook het prachtprogramma 27.000 gezichten, over 27.000 zielige vluchtelingen waarvan sommigen bij nader inzien oorlogsmisdadiger bleek te zijn. Bijvoorbeeld George Sid Ahmed. In het betreffende 27.000 gezichten-filmpje had hij een heel leven bij elkaar gelogen: naam, leeftijd, familie, opleiding, geboorteland, et cetera, et cetera. Kinderen die als koevoet worden gebruikt om de grenzen open te zetten. En nooit een kritische vraag, nooit: "Maar waarom heb je je niets aangetrokken van al die uitspraken van de rechter?" Emo-journalistiek of liever gezegd: emo-activisme. De NPO is de pr-afdeling van de asielindustrie. Het kiest liever voor de linkse leugen dan voor de waarheid. Hun barmhartigheid kost ons miljarden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik zit met toenemende verbijstering te luisteren naar de inbreng van de PVV-fractie in dit debat. Ik zie werkelijk geen enkel, maar dan ook geen enkel verband met de wetgeving die vandaag voorligt. Dus ik zou de heer Bosma toch het volgende willen vragen. Gaat dit nog ergens naartoe of kunnen we de rest van de inbreng verder uittekenen en is het dezelfde riedel die we de afgelopen twintig minuten hebben gehoord?

De heer Martin Bosma (PVV):

Sterker nog, het is dezelfde riedel die ik de afgelopen twaalf jaar heb afgedraaid. Ik zal het nog één keer proberen uit te leggen. Als je besef van de rechtsstaat is dat de publieke omroep het fundament is van de rechtsstaat, zoals de Partij van de Arbeid dat tegenwoordig heeft, dan zit je er flink naast. De wet is het fundament van de rechtsstaat, mevrouw Van den Hul. Het is onze bittere taak als volksvertegenwoordigers om te kijken of de wet wordt uitgevoerd. Mijn stelling, die ik onderbouw, is dat de wet niet wordt uitgevoerd. Het is onze bittere plicht om dat hier te doen als leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De heer Aartsen (VVD):

De heer Bosma geeft zelf aan dat hij al twaalf jaar ditzelfde verhaal afdraait. Dat zou dan een grijze plaat kunnen worden genoemd, maar toch verheug ik me altijd op de bijdrages van de heer Bosma omdat ze altijd wel vermakelijk zijn.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat waardeer ik.

De heer Aartsen (VVD):

Hij heeft leuke grappen en grollen en leuke voorbeelden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik regelmatig ook mijn lachen in moet houden. Maar als ik wil lachen, ga ik naar het theater en koop ik een kaartje voor het cabaret. Volgens mij zijn we hier in de Kamer om daadwerkelijk dingen te veranderen voor ons land. Mijn vraag aan de heer Bosma is dus eigenlijk de volgende. De vorige keer toen we een mediadebat hadden, liep hij de zaal uit toen er moties werden ingediend. Krijgen wij vandaag nog fatsoenlijke voorstellen om al die problemen die de heer Bosma zojuist aanstipt, die al dan niet waar zijn, daadwerkelijk aan te pakken? Dat is toch onze taak hier in de Kamer?

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik geloof dat we vandaag het morele faillissement van de VVD moeten vaststellen. De heer Aartsen moet lachen om hetgeen ik zeg, maar het is bittere ernst. Ik vertel hier over al die dingen die misgaan met ons belastinggeld, hoe de meningen worden beïnvloed en hoe de wet niet wordt uitgevoerd. Dat zou meneer Aartsen serieus moeten nemen. Ik noemde net nog even de behandeling van de Mediawet in 2008. Toen werd de VVD vertegenwoordigd door meneer Remkes. Met meneer Remkes kon ik nog weleens samen optrekken. Meneer Remkes had oog voor het feit dat de wet niet werd uitgevoerd in casu het zeer linkse karakter van de NPO. Meneer Remkes begreep dat. Het is zo jammer dat de VVD nu niet meer iemand heeft die dat ziet. Vroeger wilden rechtse mensen dat nog weleens zien. Maar ja, de VVD is in links vaarwater terechtgekomen, net als bij Marrakesh en net als bij het klimaatgedreutel. Dat spijt me enorm.

De heer Aartsen (VVD):

Het grote verschil tussen de VVD en in dit geval de PVV is dat de heer Bosma alleen in dit gebouw rondloopt om fantastisch grappige en grollige verhalen rond te doen, maar aan het einde van de streep drie keer niets nada noppes voor elkaar krijgt. De VVD zal hier altijd voorstellen doen om ervoor te zorgen dat problemen die wij constateren, ook worden opgelost. Mijn vraag aan de heer Bosma is dus of hij nu nog met voorstellen komt. Komt hij vandaag met voorstellen om bijvoorbeeld met de Ombudsman de uitwassen die de heer Bosma schetst, aan te pakken? Dan gaat de VVD daarin mee. Dan gaan we daar samen aan werken. Of krijgen we dadelijk gewoon deel twee van dit politieke cabaret, waarin meneer Bosma de hoofdrol speelt?

De heer Martin Bosma (PVV):

De VVD zegt dat ze dingen heeft aangepakt. Wat heeft de VVD dan de afgelopen 20, 30 jaar op mediagebied aangepakt? Helemaal niks. Het medialandschap en zeker de NPO zijn nog exact hetzelfde. De VVD heeft helemaal niets aangepakt. Ik ga terug naar de fundamenten. Ik ga terug naar het verhaal: wordt de wet uitgevoerd of niet? Dat is de meest fundamentele vraag die een Kamerlid kan stellen. Het is onze plicht om dat te doen. Waarom doet de VVD dat niet meer? Waarom vlucht de VVD in allemaal detaildingetjes over ombudsmannen, die helemaal niets gaan veranderen? Het fundament deugt niet. Dat moet worden aangepakt.

De heer Aartsen (VVD):

Ik zie graag de voorstellen van de PVV tegemoet. We hebben nog een uur te gaan of zo, denk ik. Ik ben benieuwd waar de heer Bosma mee komt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Bosma noemt een selectief rijtje mensen die worden uitgenodigd, want ook zijn eigen partijleider zat bij het NPO-debat. De heer Baudet zat een aantal keren in Buitenhof. Bij WNL schuiven bijna alleen maar rechtse politici aan. Zijn eigen collega zat vorige week nog bij Jinek om te vertellen over het meldpunt. Als de heer Bosma dan een rijtje wil noemen, vraag ik hem om volledig te zijn en ook aan te geven hoe vaak politici van rechtse partijen aanschuiven bij de NPO.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het is schrikbarend weinig. Bij alles wat er gebeurt zie je dat het fundament van de berichtgeving, van de vragen, van de uitgangspunten, altijd het linkse verhaal is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. De NOS probeerde ons wijs te maken dat het bij het kinderpardon slechts ging om 700 kinderen. Nu zien we dat het gaat om minstens 2.500 mensen. Opnieuw een ramp voor de Nederlandse belastingbetaler. De NPO voerde een campagne voor de Arabische Lente. Onzin. Nu voert de NPO campagne voor vliegschaamte, en dat is weer de huidige moderne linkse kerk. Ik heb vooral last van NPO-schaamte, zeker als ik kijk naar al die BN'ers die de wereld rondvliegen, meestal met als dekmantel dat ze ons bewust willen maken het klimaat en van het milieu. Reisbureau NPO. Weermannen die niet eens kunnen voorspellen of ik zaterdag een paraplu moet meenemen, vertellen ons wat het klimaat is over een eeuw als we niet snel de trein nemen.

De NPO is ook erg van de diversiteit, oftewel antiblank racisme. Daarom krijgen allerlei zwart-raciale activisten een open doekje bij de NPO. Nooit een kritische vraag. Nooit tegengesproken worden, ook niet als blanken als groep van alles wordt verweten, iets wat we aanduiden als racisme. Jarenlang mogen de etnodwepers leeglopen over hun haat tegen onze dierbare Zwarte Piet, bijvoorbeeld bij meneer Pauw. Nooit maar dan ook nooit wordt een voorstander van Zwarte Piet aan het woord gelaten die gewoon de waarheid vertelt over de sympathieke kindervriend. We kunnen via Twitter volgen hoe activisten bepalen wat Nederland te horen krijgt. De ene activist presenteert het NOS-Journaal en de andere activist voert actie op straat tegen Zwarte Piet, en de een zegt de ander toe om de berichtgeving aan te passen.

Omdat de NPO ook van de diversiteit is, hebben ze op het Media Park iemand aan het werk gezet die de hele dag allochtonen zit te tellen, want te veel blanken bij de staatsomroep, dat moeten we met z'n allen niet willen. Daar zitten ze iemands huidskleur te vinken, want volgens de diversiteitspushers zijn allochtonen — tegenwoordig worden zij vroom aangeduid als "mensen met een migratieachtergrond" — blijkbaar herkenbaar aan hun uiterlijk. We leren bijvoorbeeld van de rapportage van de NPO Ombudsman dat van de gasten van het programma Pauw 91,2% van etniciteit Nederlander is, wat dat ook moge zijn. 1,5% van de gasten heeft als etniciteit "westers". De sibbenkundigen van de NPO hebben waargenomen dat 4,4% van de gasten een niet-westerse etniciteit heeft. Minister, hoe herkent de NPO nou dat iemand allochtoon is? Wat zijn precies de uiterlijke kenmerken? Kunt u dat toelichten? Waarom moet het aantal mensen met de Nederlandse etniciteit, wat dat ook moge zijn, worden teruggedrongen? Wat hebben zij misdaan? Waarom wil de NPO minder blanken? Graag antwoord.

We zien hoe de NPO als een blind teckeltje aanloopt achter diversiteitspushers en de social justice warriors. Illegalen, mensen die hier helemaal niet thuishoren, noemt de NPO tegenwoordig "ongedocumenteerden". En slaven heten er "tot slaaf gemaakte personen". Alle Amerikaanse identity politics wordt een-op-een gekopieerd door de NPO. Zij zijn de tot slaaf gemaakte personen. De NPO spreekt tegenwoordig niet meer van blanken maar van witten. Volgens de hoofdredacteur van het journaal doen ze dat omdat "blank" in tegenstelling tot "zwart" een positieve connotatie heeft. Geen enkel onderzoek ondersteunt dat en volgens de Dikke Van Dale is het gewoon onzin.

Er bestaat bij de NPO een diepe hunkering naar racisme, dat wil zeggen: racisme door blanken. Daar maakt men graag een bericht van en daar opent men het journaal mee. Anders is het als we kunnen kennismaken met de negatieve resultaten van het opengrenzenbeleid. Dan ligt de mantel der liefde altijd klaar. "Jongeren geven overlast in zwembad te Dordrecht." "Jongeren gooien met vuurwerk naar de politie in Kanaleneiland." Vreemd, dan blijft de etniciteit ineens achterwege. We zien het ook bij islamitische aanslagen. Als in Londen een mohammedaan acht mensen vermoordt, wordt zorgvuldig de kreet "dit is voor Allah" weggelaten. Ons volk wordt willens en wetens in het ongewisse gelaten. We mogen niet aan de weet komen hoe de grootste verandering in onze samenleving sinds de middeleeuwen, namelijk de islamitische massa-immigratie, uitpakt voor onze mensen. We dienen die lijdzaam te ondergaan. Sterker nog, we moeten ervoor juichen, want eindelijk, eindelijk hebben we diversiteit. Gelukkig hebben we Opsporing Verzocht nog.

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Ollongren, heeft een nieuwe definitie van nepnieuws gelanceerd. Ik citeer: "het gaat over een afzender die bewust of onbewust onjuiste of misleidende informatie creëert en verspreidt met het doel de publieke opinie te beïnvloeden".

Voorzitter. Ik wil het niet erger maken dan het is, maar regelmatig gaat de NPO over tot het produceren van nepnieuws. Zie Trump, zie Zwarte Piet, zie zielige illegale kinderen, zie Arabische lente, zie vliegschaamte, zie Prem Radhakishun. Steeds weer die linkse leugen. Ik heb een aantal vragen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat ...

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik heb een aantal vragen.

De voorzitter:

De heer Kwint ook.

De heer Kwint (SP):

Zo'n open, vragende houding juich ik natuurlijk erg toe. Ik ben een beetje in de war. De eerste helft van het betoog van de heer Bosma, ach, we zullen het niet eens worden, maar ik probeer het in ieder geval wel op consistentie te beoordelen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat siert u.

De heer Kwint (SP):

Dank u. Het gaat over een gebrek aan diversiteit. Het is alleen maar hetzelfde linkse politiek correcte verhaal, blablabla, enzovoorts. U gaf er 74 voorbeelden bij. Het tweede verhaal is: de NPO houdt zich alleen maar bezig met diversiteit. Mijn centrale vraag is de volgende. Is uw bezwaar vooral gelegen in het streven naar diversiteit of is uw bezwaar vooral dat de diversiteit waarnaar gestreefd wordt iets te nauw wordt opgevat, om het even positief te formuleren?

De heer Martin Bosma (PVV):

Helaas is het zo dat de NPO het begrip "diversiteit" uitlegt als een raciaal iets. Er zit daar iemand huidskleur te tellen, iets anders kan het niet zijn. Ik vind het niet relevant wat de kleur is van de presentator of van de verslaggever. Ik ben vernoemd naar dominee Martin Luther King jr., die droomde van de dag dat kinderen beoordeeld zouden worden "not on the color of their skin, but on the content of their character". Het is vandaag 4 april. Die dag werd hij vermoord. Bij de NPO kiezen ze overduidelijk voor raciale overwegingen bij de vraag of mensen op het scherm moeten verschijnen. Volgens mij heet dat racisme.

De heer Kwint (SP):

Dat is een heel lang antwood op een vraag die ik niet stelde. Is het probleem diversiteit an sich of is het probleem ... Laat ik het anders formuleren: vindt u dat de NPO te veel aandacht besteedt aan diversiteit of vindt u dat de NPO eigenlijk te weinig aandacht besteedt aan diversiteit en dat de NPO dat gewoon wat breder zou moeten definiëren?

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou ja, de heer Kwint stelt een heldere vraag. Hij gebruikt twee keer het woord "diversiteit", maar het heeft twee verschillende betekenissen. Zoals de NPO het gebruikt, is zoals de linkse kerk het gebruikt, namelijk: hoe minder blanken, hoe meer diversiteit. Zo wordt het gebruikt door de linkse kerk. Nogmaals, ik vind huidskleur niet belangrijk, volslagen oninteressant, volslagen irrelevant. Het zou goed zijn en conform de Mediawet als de omroep artikel 2.1.2 van de Mediawet zou naleven. Daar gaat het om "evenwichtig", "een beeld van de samenleving", "pluriformiteit", "voor iedereen toegankelijk". Het zou goed zijn als de NPO vooral oog zou hebben voor één diversiteit, namelijk de diversiteit van meningen. En die zie ik niet. Ik zie in Hilversum alleen maar dezelfde politiek correcte streep. Ik hoop dat dat een antwoord is.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik denk dat de heer Bosma nog even van het bos moet met het profiel na de teleurstellende verkiezingsuitslag voor de PVV. Dat begrijp ik wel, maar het komt wellicht wat te laat. Het was op een gegeven moment zo veel met zo veel negativisme, dat ik het gevoel had dat ik na het debat zou moeten douchen. Ik voelde me een beetje vies na die optelsom van dingen. Maar net als anderen moet ik er af en toe ook best om lachen. Laat mij ook eens een poging doen om te vragen wat er dan wel zou moeten gebeuren. Ik kijk even naar RTL. Dat zou een alternatief voor de NPO moeten zijn. Daar programmeert men het programma Jensen, waar u hoogstwaarschijnlijk wat meer positieve woorden voor over heeft, gezien de mensen die daarvoor uitgenodigd worden. Aan de nadere kant programmeren ze programma's van de Postcodeloterij, die miljoenen overmaakt naar The Clinton Foundation. Wat moet er nou met de NPO gebeuren, wat zouden we vandaag moeten afspreken, dat u zou kunnen afdwingen dat er bijvoorbeeld meer programma's als Jensen worden uitgezonden, er even van uitgaand dat u dat een prima programma vindt? Ik zoek gewoon even naar wat u vandaag zou willen regelen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat de heer Van der Molen wil douchen, moet hij zelf weten. Daar heb ik geen mening over. Hij stelt mij vragen over RTL, maar de Mediawet gaat in de eerste plaats over de NPO. Die geven wij als overheid, nee, die geeft de overheid geld en dat is aan beperkingen onderhevig. Dat noemen wij de Mediawet. RTL is gewoon een commerciële omroep. Daar heeft de wetgever nauwelijks een relatie mee. Er worden wel dingen genoemd, maar het gaat op de eerste plaats over de NPO, want die krijgt geld van de overheid. Uitspraken over hoe RTL het doet, vind ik dus niet interessant. Ik wil best met de heer Van der Molen praten over het redactiebeleid van RTL of over De Groene Amsterdammer of over De Gooi en Eemlander, maar het is gewoon volslagen irrelevant voor dit debat. Dan over de derde opmerking: wat zouden we moeten afdwingen? Ik stel gewoon vast dat de wet niet wordt uitgevoerd. Ik vind niet dat het de taak van volksvertegenwoordigers is om de omroep te micromanagen en te zeggen: dit programma wel en dit programma niet. Wij moeten als Kamerleden gewoon kijken naar het eindresultaat en ons de hele simpele, principiële vraag stellen: wordt de wet uitgevoerd? Naar mijn bescheiden mening — maar ik heb nog voor drie kwartier voorbeelden — gebeurt dat niet.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik ben het helemaal met de heer Bosma eens dat wij de publieke omroep niet moeten micromanagen. Ik had alleen aan de litanie van hele kleine, specifieke voorbeelden van de afgelopen minuten wel het idee overgehouden dat u in ieder geval minutieus aan het bekijken bent waar het allemaal fout gaat. Dat is uw goed recht. Ik heb daar zelf ook mijn ideeën bij. Alleen, ik spuw ze niet altijd, omdat ik vind dat de publieke omroep daarin nog redelijk zijn eigen weg zou mogen vinden, zonder dat ik daar een mening over heb. Daar zit bij ons een groot verschil. Mijn vraag is: wat zou er dan moeten gebeuren om die wet beter te laten uitvoeren? Is dat meer toezicht? Moet er vaker ingegrepen worden? Moeten we er hier vaker debatten over hebben? Moet de minister een aanwijzingsbevoegdheid hebben op presentatoren? Wat is nou het feitelijke dat u zou kunnen voorstellen om de NPO aan zijn publieke taak te houden? Want volgens mij loopt u daar continu omheen. Dan sluit ik me bij de heer Aartsen aan: uiteindelijk bent u dan twaalf jaar bezig om uw eigen tv-patroon te etaleren, maar bent u uiteindelijk niks aan het doen wat enigszins een leuk programma voor u dichterbij brengt.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het is niet mijn taak om leuke programma's voor mij dichterbij te brengen. Nogmaals, het is de taak van ons, Tweede Kamerleden, om te beoordelen of de wet wordt uitgevoerd. Ja, ik heb weleens fantasieën hoe mijn favoriete omroep eruit zou zien. Maar dat is totaal irrelevant, het is totaal onbelangrijk. Ik heb maar één principiële taak, en die is gewoon het eindresultaat beoordelen. Het is eigenlijk onmogelijk om vanuit Hilversum, zoals de heer Van der Molen zegt, af te dwingen dat er een andere koers gevaren wordt. Dat moeten we ook helemaal niet willen. Dat is niet aan ons. Ons is slechts één taak: wordt de wet uitgevoerd? In het verleden hadden allerlei Kamerleden kritiek op allerlei programma's et cetera. Dat is allemaal apekool. Het gaat om het grotere verhaal: wordt de wet uitgevoerd of wordt die niet uitgevoerd? Mijn stelling is: de wet wordt niet uitgevoerd. Dat onderbouw ik met een aantal voorbeelden, waarvan ik er net een aantal heb gegeven en nog een aantal zal geven.

De heer Van der Molen (CDA):

Dan begrijp ik inderdaad hoe het kan zijn dat allerlei Kamerleden die hier feitelijk wat voor elkaar gekregen hebben rond de publieke omroep inmiddels vertrokken zijn, als de lijn van de heer Bosma is: ik kan hier twaalf jaar lang staan, alles zeggen wat eraan mankeert, wetende dat het toch nooit anders zal worden en dat er geen enkele mogelijkheid is om dat op te lossen. Ja, dan kun je inderdaad eindeloos met een grijze plaat door blijven gaan. Maar dan zou ik zeggen: belast niet elk debat daarmee. Neem een filmpje op en zend dat zelf uit. Want uiteindelijk krijgt u dus niks voor elkaar. Dat is toch uiteindelijk ook in de kern de kritiek op de PVV: heel goed weten waar het fout zit, maar geen idee hebben van hoe het dan aangepakt zou moeten worden. Daar ben ik wél geïnteresseerd in.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar wat heeft het CDA dan voor elkaar gekregen al die jaren? Vroeger was het CDA een rechtse partij; toen begreep men dat nog wel een beetje. Maar wat heeft het CDA dan voor elkaar gekregen? Dat heeft toch nooit de grote Titanic die de NPO is kunnen beïnvloeden om te zorgen dat die een pluriform beeld tentoonspreidt? De NPO heeft een eigen koers. Ik vind niet dat het de taak is om op microniveau de NPO, de omroep, te micromanagen. Dat is onze taak niet. Dat moeten we ook niet willen. Dat is meer iets voor Noord-Korea. We moeten gewoon het eindresultaat beoordelen.

De heer Sneller (D66):

Ik geloof dat de heer Van der Molen een gevoelig puntje te pakken had als het gaat om de PVV, want de heer Bosma begint te stotteren, zoals ik hem helemaal niet ken. Maar mijn vraag gaat even over die ene taak die wij hier hebben om te kijken of de wet wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd wil de heer Bosma de wet volgens mij juist ook verregaand wijzigen. Ik kan dat niet helemaal met elkaar rijmen. Dan is het dus belangrijk dat de wet zoals die daar voor hem ligt, wordt uitgevoerd. Maar dan stelt de PVV in haar verkiezingsprogramma voor: geen geld naar de omroep. Hoe moeten ze dan die taak nog uitvoeren?

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou, dat is heel logisch; de collega beantwoordt het eigenlijk al. Als de wet niet wordt uitgevoerd, moet je stoppen met subsidiëren. Dat geldt voor elke speeltuinvereniging. Als een speeltuinvereniging geld krijgt voor schommels en daar iets heel anders mee doet, dan zegt de gemeente: sorry, je geeft het niet uit aan waar het voor bedoeld is, je overtreedt de subsidievoorwaarden. Dat geldt ook voor het ministerie van Defensie, het geldt voor hele grote projecten en hele kleine projecten en het geldt dus ook voor de omroep. Als je je niet aan de wet houdt, moet gewoon het geld niet meer naar je toe.

De heer Sneller (D66):

Dat is dan gewoon zwaar plichtsverzuim van de PVV, want ...

De heer Martin Bosma (PVV):

Waarom?

De heer Sneller (D66):

... onze taak is om te zorgen dat de wet wordt uitgevoerd. Dat maken we onmogelijk als we het PVV-programma invoeren.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, de wet wordt niet uitgevoerd. Het is de taak van de omroep om te zorgen dat de wet wordt uitgevoerd en het is de taak van de minister om daarop toe te zien. Ik stel heel simpel vast dat de wet niet wordt uitgevoerd. Ik geef daar tal van voorbeelden van. Ik ben bereid er nog heel veel andere bij te leggen. De wet wordt niet uitgevoerd en dan moet je dus heel simpel redeneren zoals een proper openbaar bestuur doet: de wet wordt niet uitgevoerd, aan de subsidievoorwaarden wordt niet voldaan, dus geen geld meer.

De heer Sneller (D66):

Dan had de heer Van der Molen helemaal gelijk dat er geen enkele concrete oplossing komt. Het wordt alleen door de PVV definitief onmogelijk gemaakt om de wet daadwerkelijk uit te voeren.

De heer Martin Bosma (PVV):

De NPO heeft al sinds 1925 — toen heette hij nog geen NPO — de mogelijkheid om de wet niet uit te voeren. Dat is bijna 100 jaar.

Voorzitter. Ik heb een aantal vragen. Hoeveel klimaatrealisten laat de NPO bijvoorbeeld aan het woord? Hoeveel voorstanders van Zwarte Piet? Hoeveel tegenstanders van de Syrische exodus naar Nederland? Hoeveel voorstanders van Trump? Hoeveel islamcritici? Hoeveel tegenstanders van de EU? Let wel, op al deze onderwerpen kiest Nederland massaal voor het rechtse standpunt. Maar bij de NPO hoor je vooral het politiek correcte geluid. De NPO is de stem van politiek correct Nederland, de kerk van diversiteit en duurzaamheid. Waarom wringt de NPO zich in allerlei bochten teneinde niet-blanken voor de camera te trekken en telt het etnische niet-westerlingen, whatever that may be? Maar waarom hoor je ze bij de NPO nooit over de echte diversiteit, namelijk de aanwezigheid van niet-linkse meningen? Waarom die obsessie voor huidskleur en niet voor inhoud? De Mediawet wijst eerder op diversiteit van meningen dan diversiteit van ras. Ik voorspel dat de minister mij geen antwoord gaat geven. Want als hij dat wel doet, dan zou hij moeten toegeven dat de wet niet wordt uitgevoerd, en dat is zeer ernstig.

Voorzitter. Er is een kritische consument die het NOS Journaal op de voet volgt. Dat is oorlogsverslaggever Arnold Karskens, die zich over de hele wereld heeft laten beschieten. Hij heeft empirisch onderzoek gedaan naar het Journaal en dat reikt veel verder dan de anekdotiek waarmee ik u hedenochtend — het is inmiddels bijna middag — heb mogen vervelen. Zijn conclusie luidt: Nederlandse politieke partijen en presidenten die niet de goedkeuring wegdragen van de NOS-redactie worden unfair behandeld. Karskens doet zelfs aangifte tegen het Journaal.

Voorzitter. Mag ik de minister een recent rapport van de heer Karskens overhandigen?

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dank voor uw aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosman.

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het voelt als laatste spreker, zeker na de heer Bosma, altijd een beetje als zo iemand die dan nog moet komen waar niemand na het diner nog enige trek in heeft. Maar ik zal proberen nog iets te doen en ik zal proberen nog iets te regelen vandaag, want dat leek mij ook nog wel aardig. Maar goed, we zien uiteindelijk bij de stemmingen wel of dat gelukt is.

Voorzitter. De minister heeft ons als Kamer verteld dat hij druk bezig is met een visiebrief over de toekomst van de media. Dat zijn echt grote dingen, dus daar wachten we met elkaar op. Ik wens de minister nog succes met de laatste loodjes, want volgens mij zit het er behoorlijk snel aan te komen. Ik hoop het in ieder geval wel, want wij kijken daar als CDA erg naar uit. Vandaag hebben we een wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet waarin we een paar kleine dingen proberen te regelen, maar het zijn wel heel belangrijke dingen. Dat is een mooie gelegenheid om een paar punten, die feitelijk een probleem veroorzaken of zouden kunnen veroorzaken, vandaag met elkaar in deze Kamer nog wat te fiksen. Dat is ook de reden dat ik samen met de VVD twee amendementen wil indienen. Het eerste amendement is het amendement waarover de heer Aartsen heeft gesproken. Ik zal zijn naam ook maar gewoon een paar keer noemen, dat heeft hij met mijn naam ook gedaan. De heer Aartsen, nogmaals de heer Aartsen, heeft een amendement ingediend dat erop ziet dat politieke partijen geen oneigenlijke invloed kunnen hebben in raden van bestuur van omroepen, iets waarvan de heer Bosma natuurlijk terecht zegt dat je zoveel mogelijk moet proberen de politieke kleur erbuiten te houden. Maar vooral ook om oproepen die andere partijen in dit huis hebben gedaan om zelf een omroep op te richten, de pas af te snijden. Dat lijkt mij een hele verstandige. Ik ben heel benieuwd naar de mening van de minister op dat punt.

Voorzitter. Ik heb daarnaast met de heer Aartsen nog een ander amendement ingediend over een heel praktische zaak. Dat is op zich een klein ding, maar iets wat heel veel vrijwilligers in Nederland die werkzaam zijn bij een lokale omroep vaak met een uitermate beperkt budget, wel parten speelt. Het zou heel mooi zijn als wij daaraan vandaag iets kunnen doen.

De heer Kwint (SP):

Dat tweede amendement, dat u samen met de heer Aartsen hebt ingediend, is volgens mij een uitstekend amendement. Complimenten daarvoor. Maar ik heb een vraag over het eerste amendement. Want in een bijzin zegt de heer Van der Molen: we moeten de politieke kleur zoveel mogelijk buiten de publieke omroep houden. Is dit een voorschot van het CDA op het verschijnen van de Mediabrief? Want volgens mij is de neutraliteit van ons publieke bestel tot nu toe altijd gedefinieerd door de pluriformiteit, namelijk de mogelijkheid om toe te kunnen treden en verschillende meningen aan het woord te laten. Neemt het CDA daar nu afscheid van?

De heer Van der Molen (CDA):

Nee, omdat dat twee verschillende dingen zijn. Er zijn publieke omroepen die een maatschappelijke stroming vertegenwoordigen. Laat me zeggen: de NCRV vertegenwoordigt de protestantse stroming, met al haar opvattingen en maatschappelijke verschijningen. De VARA vertegenwoordigde in het verleden de sociaaldemocratische stroming. Maar dat maakt hen nog niet tot een partij, en het maakt een partij nog niet tot een omroep. Maar het klopt: er is een sociaaldemocratische partij en een christendemocratische partij. De AVRO, die vrij neutraal wilde programmeren en heel vaak feeling had met liberale partijen, doet dat ook. Maar zij staan voor een maatschappelijke stroming, wat we hier in dit huis terugzien. Dat vind ik wel het hele fijne van de publieke omroep, dat dat in een land als Nederland gewoon kan.

De heer Kwint (SP):

Maar waar komt dan die wens vandaan om die maatschappelijke stroming, of die zich nou materialiseerde in een publieke omroep of in een politieke partij, van een stevig schot te voorzien?

De heer Van der Molen (CDA):

Heel simpel: omdat op het moment dat de grens tussen omroep en partij gaat vervagen, we ons op een glijdende schaal bevinden en dat willen we niet. Dat een maatschappelijke stroming via een omroep in het publieke bestel kan uitzenden en dat er tegelijkertijd ook nog een partij is die dezelfde ideeën aanhangt, omdat dat zich in Nederland zo heeft ontwikkeld, vinden wij prima, maar op het moment dat een politieke partij in dit huis een soort spreekbuis voor zichzelf wil organiseren bij de publieke omroep, gaan partij en omroep met elkaar samenvallen en dat is onwenselijk. Daarom zouden we nadere bepalingen in de wet willen stellen.

De heer Kwint (SP):

Dan nog een vraag over de nadere bepalingen. Ik heb daarover al een vraag gesteld aan de heer Aartsen. Wanneer het gaat om het lidmaatschap van beide Kamers, kan ik sowieso dit amendement steunen. Het lijkt mij extreem onwenselijk dat de wetgever zichzelf kaders stelt voor de eigen nevenfuncties. Maar zijn de bestuursfunctie en de dienstbetrekking bij een politieke partij doorslaggevende argumenten waarom men geen bestuursfunctie bij een publieke omroep mag hebben als iemand gewoon bij een partijkantoor werkt en er daar voor zorgt dat iedere dag alle post netjes in de vakjes terechtkomt?

De heer Van der Molen (CDA):

Er werken meer mensen met verschillende functies bij een politieke partij, niet alleen maar mensen die iets essentieels doen als de postbezorging, het ontvangen van mensen of allerlei andere zaken. Dat kan veel breder gaan. Het kan ook gaan om mensen die invloed hebben op het beleid van een bepaalde partij. Ik denk dat u dit onderdeel van het voorstel vooral zo moet zien dat op het moment dat je het niet benoemt er allerlei omwegen te creëren zijn waarbij de facto geen sprake meer is van een vertegenwoordiger van een partij, maar wel van iemand die door een partij wordt betaald die een omroep opricht. Dan moet je even kijken welke mazen je nog zou kunnen wegnemen. Dat is ook de reden waarom deze groep met deze specifieke categorie wordt uitgebreid.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Het CDA vindt het van belang dat lokale omroepen goed kunnen functioneren en dat zij daar ook een toereikend budget voor hebben, zodat er een toereikend media-aanbod is. Maar zoals de minister weet, en zoals we in deze Kamer veel hebben besproken, staan heel veel lokale omroepen onder druk, omdat hun budgetten heel klein zijn en omdat bijvoorbeeld gemeenten geen budgetten overmaken. Eerder heb ik samen met de woordvoerder van de ChristenUnie voorgesteld om gemeenten de verplichting op te leggen om de bijdrage aan lokale omroepen over te maken. Ik zou graag van de minister willen weten wat daarvan de stand van zaken is.

Het amendement dat wij indienen, ziet er met name op dat we proberen om dubbele kosten van signaaldoorgifte tegen te gaan, met name de dubbele kosten die kabelgigant Ziggo in rekening brengt bij lokale omroepen. Die rekent voor één keer doorgifte, via een aantal tussenstappen, elke keer dubbele kosten. Wij vinden het niet acceptabel dat een lokale omroep met een heel beperkt budget dubbel zoveel moet uitgeven voor het simpele feit om een programma bij iemand op het beeldscherm te tonen. We hebben daar in de Kamer ook een motie over aangenomen. Wij hebben echt de stellige indruk dat er geen beweging zit in de discussie tussen de enorme Goliath en de kleine David, de lokale omroepen, om hen tegemoet te komen. Dan is het onze taak als wetgever om het in de wet zo te regelen dat we die dubbele kosten wegnemen. Dat proberen we op een technische manier in de wet neer te zetten, maar wel zo dat iedereen begrijpt wat we ermee willen, namelijk het tegengaan van dubbele kosten voor lokale omroepen, die draaien op vrijwilligers en die een klein budget hebben. Ik ben heel benieuwd of de minister dat specifieke voorstel kan steunen.

Voorzitter. Dan kom ik bij de wijzigingen van de kant van de regering. Het CDA begrijpt de keuze voor de aanscherping van de procedure voor de instemming van de minister met een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal. Via bijvoorbeeld een markteffectenanalyse door de ACM kunnen mogelijke effecten op de markt beter worden beoordeeld. Als de nieuwe dienst eenmaal is geïntroduceerd en zich ontwikkelt, kan de minister dan aangeven welke mogelijkheden er bestaan om nogmaals te bezien of het niet alsnog leidt tot ongewenste verstoring van de marktordening? Het CDA vraagt zich bij de aanscherping verder af of belanghebbenden een extra moment krijgen voor het naar voren brengen van zienswijzen. Kan de minister aangeven op welke wijze het voorstel ruimte laat voor wederhoor, bijvoorbeeld wanneer de NPO of de omroepen iets zouden willen inbrengen? En kan de minister nog eens toelichten waarom hij ervoor kiest om de aanscherping met ingang van dit wetsvoorstel in te laten gaan en niet pas vanaf de nieuwe concessieperiode?

Het CDA kan zich ook vinden in het voorstel voor modernisering van de procedures voor de benoemingen voor raden van toezicht en besturen. Het CDA wil hierbij nogmaals het grote belang benadrukken van de onafhankelijkheid van het Commissariaat ten opzichte van de politiek bij het benoemen, herbenoemen en ontslaan van leden van het Commissariaat. De minister stelt voor om de onafhankelijkheid van het Commissariaat ten opzichte van de minister extra te benadrukken. Hij schetst in de memorie van toelichting hoe hij dat voor zich ziet. Kan de minister bevestigen dat deze invulling ervoor zorgt dat zich geen ongewenste bemoeienis kan voordoen bij het benoemen, herbenoemen en ontslaan van leden van het Commissariaat?

Voorzitter. Dan kom ik bij de ontheffing van het ondertitelingsvereiste. Dat is belangrijk voor mensen die niet kunnen horen en het via ondertiteling toch mee willen krijgen. Het Commissariaat kan voor een publieke mediadienst in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het percentage van het ondertitelingsvereiste. Dit kan het Commissariaat echter niet doen voor commerciële mediadiensten. De regering stelt in het wetsvoorstel voor om dat gelijk te trekken, zodat het Commissariaat ook een ontheffing kan verlenen voor commerciële mediadiensten. Het CDA vindt pluriformiteit van het media-aanbod en oog voor ondernemingen die zelf ook produceren van belang, maar hetzelfde geldt voor zo veel mogelijk toegankelijkheid creëren van het media-aanbod. Het CDA kan zich daarom alleen in enkele bijzondere gevallen een gehele of gedeeltelijke ontheffing voorstellen, bijvoorbeeld in de opstartfase van een mediadienst, maar niet voor eeuwig. Is de minister het met het CDA eens dat er kritisch met deze mogelijkheid moet worden omgegaan en dat slechts in enkele gevallen een ontheffing te rechtvaardigen is? De minister geeft verder aan dat het Commissariaat voorwaarden kan verbinden aan en criteria kan opstellen voor de gegeven ontheffing. Is de minister bereid om het Commissariaat mee te geven dat het belang van toegankelijkheid zeer goed moet worden meegewogen bij het opstellen van deze voorwaarden en criteria? De Kamer heeft vorig jaar een motie aangenomen die de regering verzoekt om samen met de doelgroep en de NPO een stappenplan te maken om relevante programma's, zoals wat ons betreft nationale evenementen, met de dodenherdenking op 4 mei voorop, ook voor mensen met een audiovisuele beperking toegankelijk te maken. GroenLinks sprak daar ook al over. Daarbij heb ik de concrete vraag of de dodenherdenking op 4 mei op die manier al toegankelijk zal zijn voor mensen die de dodenherdenking via de tv willen volgen.

Voorzitter, dan het laatste punt. In de huidige Mediawet is opgenomen dat op een televisieprogrammakanaal het programma-aanbod voor ten minste 50% van de duur bestaat uit Europese producties in de zin van artikel 1 van de Europese richtlijn. In bijzondere gevallen kan het Commissariaat een commerciële media-instelling tijdelijk gedeeltelijke ontheffing van dat vereiste verlenen. Dat heeft impact op de Europese en ook de Nederlandse markten van aanbod van Nederlandse media. De regering geeft hierbij aan dat er in de huidige praktijk commerciële televisiekanalen zijn die structureel het percentage van 50% niet halen. Om de Nederlandse markt ook voor commerciële aanbieders van nichekanalen toegankelijk te houden, stelt de regering daarom voor om het ook mogelijk te maken om in bijzondere gevallen een structurele ontheffing van die regel van 50% Europese producties te verlenen. Kan de minister aangeven in welke mate dit de pluriformiteit van het media-aanbod en het vestigingsklimaat van ons land ten goede kan komen? Kan de minister aangeven welke voorwaarden en criteria hierbij gaan gelden? En wordt hierbij ook goed meegewogen of het nichekanaal echt toegevoegde waarde meebrengt om een structurele ontheffing te rechtvaardigen? Zal er geen structurele ontheffing worden verleend indien er geen toegevoegde waarde is aangetoond?

Voorzitter, dat waren onze vragen. We zijn erg benieuwd naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Molen. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een halfuur, tot ongeveer 12.40 uur. Dan gaan we eerst de regeling doen en daarna krijgt de minister de gelegenheid om op de vragen en de amendementen te reageren.

De vergadering wordt van 12.07 uur tot 12.40 uur geschorst.

Naar boven