10 Georganiseerde criminaliteit/ondermijning

Aan de orde is het VAO Georganiseerde criminaliteit/ondermijning (AO d.d. 14/03).

De voorzitter:

We gaan verder met de vergadering. We gaan vanavond vrij laat beginnen met een belangrijk debat over het stelsel van bewaken en beveiligen. Ik wil dat we daar de tijd voor kunnen nemen. Daarvoor hebben we een korter debat, een debat over het verslag van een algemeen overleg over georganiseerde criminaliteit en ondermijning, dat gehouden is 14 maart. Dat debat is inhoudelijk al in grote mate gevoerd. Omdat zich zo veel sprekers hebben aangemeld, wil ik voorstellen dat we de interrupties beperken tot een toelichting op de moties. Kunt u daarmee instemmen? Dan hebben we vanavond de tijd en dan lopen we niet te veel uit.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Kerstens namens de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Ik heb vanavond piketdienst, dus ik mag mevrouw Kuiken vervangen bij het aanpakken van de georganiseerde criminaliteit en ondermijning.

De voorzitter:

Dat is een eer.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb een motie waar mijn naam onder staat, omdat ik hier vandaag sta, en uiteraard ook die van mevrouw Kuiken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de schade ten gevolge van het storten van illegaal drugsafval substantieel en groeiende is;

van mening dat particuliere grondeigenaren niet verantwoordelijk zijn voor deze schade;

van mening dat de kosten voor het opruimen van dit drugsafval voor rekening van de rijksoverheid zouden moeten komen;

verzoekt de regering om tot een structurele en door het Rijk betaalde voorziening te komen ten behoeve van het vergoeden van de opruimingskosten van drugsafval aan particulieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (29911).

Het woord is aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

In het commissiedebat over de georganiseerde criminaliteit zijn heel veel verschillende dingen aan de orde gekomen, zoals vangnetbepalingen in de Opiumwet en de kosten van het drugsafval, waar ik zo samen met GroenLinks een motie over zal indienen. Maar wat de SP betreft, zijn er twee zaken echt van wezenlijk belang die nu de aanpak van georganiseerde criminaliteit belemmeren. Dat betreft de aanpak van het misdaadgeld en de capaciteit bij de diensten. Op beide punten zal ik een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie, de FIOD, de douane, de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut alle tegen financiële beperkingen aanlopen waardoor de strafrechtketen georganiseerde criminaliteit niet optimaal kan aanpakken;

van mening dat er fors geïnvesteerd moet worden in de strafrechtketen voor een krachtige aanpak van georganiseerde criminaliteit;

verzoekt de regering bij voornoemde instellingen te inventariseren welke investeringen in capaciteit zij nodig hebben om de strijd tegen georganiseerde criminaliteit te intensiveren, en bij voorjaarsnota met voorstellen te komen om dit te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (29911).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat iedereen het erover eens is dat misdaad niet zou mogen lonen, maar crimineel gedrag toch nog steeds bijzonder lucratief is;

overwegende dat vrijwel alle misdaad draait om geld, maar dat we er vooralsnog onvoldoende in slagen om criminelen in hun portemonnee te raken ondanks alle aandacht en inspanningen om effectiever crimineel vermogen af te pakken;

overwegende dat nader onderzoek onder andere in zou kunnen gaan op capaciteit, expertise en werkwijze van de opsporing, de samenwerking tussen publieke en private partijen in de opsporing en de rol en verantwoordelijkheid van banken en andere spelers in het financiële stelsel;

spreekt uit dat er een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden om meer crimineel geld af te pakken dient plaats te vinden, en verzoekt het Presidium voorstellen te doen over de opzet en de vorm van het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (29911).

De heer Van Nispen (SP):

Maar nu ga ik iets heel opmerkelijks doen, want ik ga deze motie meteen aanhouden, voorzitter. Dat doe ik omdat wij een verkennende werkgroep hebben opgericht nadat dit commissiedebat over georganiseerde criminaliteit heeft plaatsgevonden. Ik heb daarbij dus het standpunt ingenomen dat er een parlementair onderzoek naar misdaadgeld zou moeten komen. Maar om dat gedegen voor te bereiden, is er eerst een verkennende werkgroep opgericht. Die gaat aan de slag. Daarom zal een eventuele motie — deze motie dus — pas later, als we het daarover eens zijn geworden, in stemming kunnen worden gebracht.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (29911, nr. 226) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Krol van 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik heb twee moties, een lange en een korte. De minister zei tijdens het AO dat de inzet van het leger in de strijd tegen de drugsmaffia niet aan de orde is, maar daarop volgde meteen de opmerking dat het leger af en toe toch al wordt ingezet. Ik denk dus dat we helemaal niet zo ver bij elkaar vandaan zitten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland wereldwijd een naam heeft opgebouwd in de productie van en handel in drugs;

overwegende dat de illegale drugseconomie ondanks alle maatregelen groeit en verder binnendringt in onze reguliere economie;

overwegende dat de politie uitstekend werk verricht, maar onderbemand is en een tekort heeft aan materieel;

overwegende dat de krijgsmacht beschikt over militairen met expertise op het terrein van zoeken, observatie en analyse, maar ook over materieel zoals geavanceerde systemen;

overwegende dat civiele autoriteiten op basis van de Politiewet een beroep kunnen doen op de krijgsmacht voor bijstand en steunverlening bij strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde;

overwegende dat specialistische militaire bijstand al ingezet wordt in de strijd tegen de drugsmaffia, zoals onder meer beschreven wordt in de Justitiële verkenningen;

verzoekt de regering de inzet van specialistische militaire bijstand te bevorderen om zo de politie in voorkomende gevallen bij te staan in de strijd tegen de drugsmaffia,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (29911).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sprake is van een ongekend hoog niveau van drugscriminaliteit op met name het breukvlak van de arrondissementen Breda en Den Bosch;

overwegende dat een effectieve bestrijding van de drugscriminaliteit vraagt om een samenwerking tussen meerdere overheidslagen en overheidsinstanties;

overwegende dat bestuurlijke, organisatorische en culturele grenzen overbrugd moeten worden;

verzoekt de regering een pilot te starten, in samenwerking met de provincie Noord-Brabant, Noord-Brabantse gemeenten, het Openbaar Ministerie en de militaire basis Oirschot, om ervaring op te doen met een multidisciplinaire aanpak van de drugscriminaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 228 (29911).

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Helder, namens de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Om de georganiseerde criminaliteit terug te dringen, maakte de toenmalige minister in 2012 een afspraak met de politie en het Openbaar Ministerie. Er zouden twee keer zo veel criminele samenwerkingsverbanden worden aangepakt. Die doelstelling werd ruimschoots gehaald. Maar wat blijkt? Dezelfde onderzoeken worden in meerdere jaren meegeteld en er is geen eenduidige registratie. Dat heeft tot gevolg dat de minister onterecht kan zeggen dat de doelstelling ruimschoots gehaald is.

Wat betekent "aangepakt"? In het algemeen overleg zei de minister dat dit betekent dat er een opsporingsonderzoek is gestart. Wat mijn fractie betreft is dat de burger een rad voor ogen draaien, want ieder weldenkend mens denkt dat met "aangepakt" wordt bedoeld dat er een veroordelend vonnis ligt. Mijn fractie stoort zich al jaren aan die verhullende woorden en wil al jaren dat het inzicht van de burger in de omvang van de feitelijke criminaliteit zo duidelijk mogelijk is. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toenmalige minister in 2012 een afspraak met de politie en het Openbaar Ministerie heeft gemaakt met als doel dat er meer criminele samenwerkingsverbanden worden aangepakt;

constaterende dat uit het WODC-onderzoek Criminele samenwerkingsverbanden blijkt dat er geen eenduidige registratie is van zogenoemde criminele samenwerkingsverbandenonderzoeken en er tevens sprake is van dubbeltellingen, omdat dezelfde onderzoeken in meerdere jaren kunnen worden meegeteld, met als gevolg dat niet duidelijk is of de doelstelling wordt gehaald;

constaterende dat daarnaast als definitie van "aangepakt" en "aanpakken" wordt gehanteerd dat sprake moet zijn van een lopend opsporingsonderzoek;

van mening dat deze definitie de lading niet dekt en burgers een rad voor ogen wordt gedraaid, omdat ieder weldenkend mens denkt dat met "aangepakt"/"aanpakken" wordt bedoeld dat een crimineel samenwerkingsverband na een strafrechtelijke veroordeling is opgedoekt;

verzoekt de regering om een deugdelijke definitie te formuleren en te hanteren en tevens ervoor te zorgen dat een eenduidige registratie van zogenoemde criminele samenwerkingsverbandenonderzoeken wordt gehanteerd, zodat de Kamer kan controleren of de minister de hemzelf opgelegde doelstelling heeft gehaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 229 (29911).

Dan is het woord aan mevrouw Van Toorenburg, staat hier, maar dat moet de heer Van Dam zijn, namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Mag ik u complimenteren met uw opmerkingsgave? Dan zal ik nu de motie voorlezen die het CDA hier wil inbrengen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor de dekking van de kosten voor het opruimen van drugsafval er de afgelopen jaren sprake was van een tijdelijke cofinancieringsregeling vanuit het Rijk;

constaterende dat het ministerie van Justitie en Veiligheid en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aangeven dat een structurele subsidieregeling in de toekomst niet aan de orde is;

constaterende dat de Raad van State onlangs heeft besloten dat particulieren niet voor dergelijke kosten hoeven op te draaien;

spreekt uit dat een structurele cofinancieringsregeling wel aan de orde dient te zijn;

verzoekt de regering voor het zomerreces 2019 met voorstellen te komen om voor particulieren een structurele cofinancieringsregeling voor de opruimkosten van drugsdumpingen te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 230 (29911).

Het woord is aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik vroeg me nog wel even af wat nou het verschil is tussen de moties van het CDA en de PvdA, maar daar zullen we misschien op een later tijdstip op terugkomen. Maar het gaat in ieder geval over de vergoedingen voor particulier afval.

Ik heb ook een motie over drugsafval, maar meer over de gemeenten, de provincies en de waterschappen. Die dien ik in samen met de heer Van Nispen. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hoeveelheid afval dat vrijkomt bij de productie van synthetische drugs is toegenomen met de harde aanpak van de handel in precursoren;

overwegende dat de financiële gevolgen voor gemeenten, waterschappen en provincies van dit nationale beleid fors is en toeneemt;

verzoekt de regering om in goed overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten te komen tot een effectieve aanpak van het groeiende probleem van drugsafvaldumpingen, voorstellen te doen voor een landelijk fonds waaruit de opruimkosten kunnen worden betaald en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 231 (29911).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Er zijn heel veel verschillende zaken aan de orde gekomen. Mevrouw Helder heeft al veel gezegd over de cijfers van de politie. Daar ben ik haar dankbaar voor. Dat is een heel belangrijk onderwerp.

Over een ander onderwerp hebben we een toezegging gekregen tijdens het algemeen overleg. Daarom dien ik daarover geen motie in, maar ik vind het toch belangrijk om het hier te noemen. Dat gaat over het contant geld. Bedrijven hoeven pas bij een bedrag boven €10.000 dat cash wordt afgerekend vraagtekens te zetten bij waar het geld vandaan komt. Ik ben dus blij met de toezegging van de minister dat hij gaat kijken naar het verlagen van die grens. Het enige wat ik vandaag eigenlijk nog hoop, is dat wij iets meer zicht kunnen krijgen op zijn tijdpad daarvoor.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Laan-Geselschap van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. Criminaliteit mag niet lonen, is het motto. Het lijkt de laatste tijd echter wel het geval te zijn, omdat het de Staat onvoldoende lukt om onrechtmatig verkregen geld van criminelen af te pakken. Zoals wij weten, kopen de bandieten met het criminele geld dure auto's, snelle motoren en zelfs woonhuizen. We moeten meer inzetten op het afpakken van deze goederen, zodat we deze aan de maatschappij kunnen teruggeven. Een inbeslaggenomen woning als buurthuis, een busje als dierenambulance en een auto voor het interventieteam van de politie, bijvoorbeeld. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat criminelen het vergaren van financiële middelen en goederen als belangrijkste drijfveer hebben om tot uitvoering van verboden activiteiten te komen;

constaterende dat het niet eenvoudig is om in het kader van de pluk-ze-wetgeving onrechtmatig verkregen financiële middelen af te pakken van criminelen;

constaterende dat de focus naast het afpakken van onrechtmatig verkregen financiële middelen ook op het afpakken van goederen zoals woonhuizen en vervoersmiddelen moet liggen;

overwegende dat in beslag genomen goederen geschonken kunnen worden aan maatschappelijke instellingen en organisaties die nuttig gebruik kunnen maken van deze goederen;

van mening dat criminaliteit niet mag lonen en dat schenken van in beslag genomen goederen aan de maatschappij bijdraagt aan rechtvaardigheidsgevoel;

verzoekt de regering vóór het zomerreces 2019 te starten met een pilot waarbij in beslag genomen goederen ten goede van de samenleving kunnen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 232 (29911).

Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Groothuizen ... Maar hij heeft geen behoefte aan een bijdrage.

Dan kijk ik naar de minister, die nog niet alle moties heeft. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 19.39 uur tot 19.44 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Laat ik beginnen met het beantwoorden van een vraag van mevrouw Buitenweg, namelijk wat mijn tijdpad zal zijn. Welnu, ik ga het aan de orde stellen in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en ik zal daarover ook overleg hebben. Ik heb hier — dat mag ik wel zeggen — vandaag verder ook over gesproken met de minister van Financiën. Ik zeg toe dat ik voor het zomerreces bij u terug ga komen met een concrete uitwerking van de voorstellen en gedachten. Dat is in ieder geval het tijdpad.

Dan wou ik eigenlijk niet helemaal de volgorde aanhouden. Ik hoop dat u mij dat niet euvel duidt, voorzitter, want er zijn een aantal moties die ik als laatste wil behandelen. Dat zijn de moties rond dat drugsafval. Laat ik eerst alle andere doen.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 225 van de heer Van Nispen. De heer Van Nispen verzoekt te inventariseren. Ik meen overigens dat mevrouw Buitenweg mij dat ook vraagt, maar zij staat er bij mij niet onder. Ik begreep dat die motie van u beiden was, maar ... Daarin wordt gevraagd om te inventariseren welke investeringen in capaciteit nodig zijn om de strijd tegen georganiseerde criminaliteit te intensiveren. Welnu, ik ontraad die motie. Dit kabinet heeft 290 miljoen structureel vrijgemaakt voor investeringen in de politie. 100 miljoen daarvan gaat naar het ondermijningsfonds. 10 miljoen gaat structureel naar de ondermijning en 90 miljoen naar cyber. Verder is er vorig jaar door mij nog 30 miljoen extra losgepeuterd voor cyber. Er zijn dus enorm veel extra middelen vrijgemaakt, zowel incidenteel als structureel, voor de diensten die in de overwegingen worden genoemd. Daarmee gaan die diensten aan de slag. Daarmee zijn zij al aan de slag! Dat betekent dus niet dat we nog een keer zouden moeten gaan inventariseren en nóg eens een keer met voorstellen zouden moeten komen. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 225.

De voorzitter:

De heer Van Nispen, kort.

De heer Van Nispen (SP):

Het antwoord van de minister komt niet helemaal onverwacht, want ik weet dat de minister erg onder de indruk is van zijn eigen bedragen en de investeringen. Dat mag, maar volgens mij moet het denken bij dit soort dingen niet stilstaan. Dat moeten we zeker niet doen bij de georganiseerde criminaliteit, want we zien elke dag hoe dramatisch het daarmee is gesteld. Het wordt ook steeds erger. Dat zien we allemaal en dat blijkt ook uit de onderzoeken. Over wat er in de motie wordt gevraagd, kloppen de organisaties zelf bij ons aan. Ik verzin dat niet zelf, want wij horen zelf van politieagenten en van al die andere genoemde instanties dat het onvoldoende is wat zij kunnen doen en wat wij van hen vragen.

Als ik de minister nou alleen zou vragen om te inventariseren welke investeringen in capaciteit nodig zouden zijn om die strijd, die we allemaal willen voeren tegen de georganiseerde criminaliteit, op te voeren en ik zou het laatste deel weghalen, zou de minister dan met een iets positievere blik naar deze motie willen kijken? Volgens mij moet hier voortschrijdend inzicht mogelijk zijn en ik vraag de minister om daarmee naar de motie te kijken. In dat laatste deel staat inderdaad de concrete opdracht om bij voorjaarsnota te investeren en ik beperk het nu dus tot een inventarisatie, een rondje langs die instellingen. Wat mist u nog om die strijd tegen de georganiseerde criminaliteit goed te voeren?

Minister Grapperhaus:

De heer Van Nispen weet dat ik hem regelmatig positieve blikken gun; daar zal het niet aan liggen. Maar ik moet hierover echt heel serieus zijn, niet omdat ik van mijzelf onder de indruk ben, maar vanwege wat mij als minister in het regeerakkoord aan mogelijkheden is geboden om te investeren in die diensten. Ik ben daarmee vanaf 27 oktober 2017 ook echt aan de slag gegaan.

Laat ik even een voorbeeld noemen. Ik zal dat snel doen. In het voorjaar van 2018 heb ik voor de uitbreiding van de politie, zoals de heer Van Nispen ook weet, juist met de deelnemers in het Landelijke Overleg Veiligheid en Politie samen gezeten. Ik heb toen een aantal keer met hen gesproken en tegen hen gezegd: ú moet mij vertellen wat de beste verdeling is van die extra gelden qua aantallen. Waarin en in welke onderdelen moeten die gelden worden gestoken? Dat is alleen maar een voorbeeld. Het is dus op dit moment niet aan de orde om weer naar die instanties terug te gaan om tegen hen te zeggen: wat vindt u ervan?

Ik vind het wel, maar dat is niet de vraag van de motie, volkomen terecht om met elkaar periodiek, hetzij in de plenaire zaal hetzij in de algemene overleggen, kritisch te spreken over hoe het gaat met de inzet van die middelen. Dat wil zeggen, u als Kamer kritisch en ik verantwoordend. Levert het inderdaad datgene op wat we wilden? Maar we moeten nu eerst de extra investeringen die zijn gedaan hun werk laten doen, dus ik blijf bij mijn ontrading.

Voorzitter. Van de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 226 heb ik met belangstelling kennisgenomen. Die gaat over de wens van een parlementair onderzoek. Voor zover dat uiteraard aan mij is, zal ik er graag mijn gedachten over uitspreken wanneer die verkenning er te zijner tijd is. Het lijkt me immers veel nuttiger om het op een inhoudelijke wijze te doen.

Dan is er nog een motie van de heer Krol op stuk nr. 227, over de inzet van specialistische militaire bijstand om zo de politie in voorkomende gevallen bij te staan in de strijd tegen de drugsmaffia. Zo algemeen als de motie geformuleerd is, moet ik haar ontraden. Maar de heer Krol weet, dat heb ik ook gezegd in het AO, dat er af en toe gebruik wordt gemaakt — ik heb zelfs een voorbeeld genoemd — van specifieke expertise van het leger. Ik wil hierbij nog eens nadrukkelijk uitspreken dat het gebruikmaken daarvan ook zal worden voortgezet. De gedachte van de heer Krol is mij zeker sympathiek, maar zo algemeen geformuleerd kan ik de motie slechts ontraden. Maar nogmaals, af en toe wordt er natuurlijk gebruikgemaakt van bepaalde expertise.

De heer Krol (50PLUS):

Maar dan hebben we het, als ik het goed begrijp, over het woordje "bevorderen". Ik heb, dacht ik, juist gekozen voor het woordje "bevorderen" om u de mogelijkheid te geven het zo te interpreteren dat het alleen in die gevallen gebeurt waarin het echt nodig is.

Minister Grapperhaus:

Als hier wordt bedoeld "verzoekt de regering de inzet van specialistische militaire bijstand te verwezenlijken in die gevallen waarin het echt nodig is om zo de politie" enzovoorts, dan is het wat mij betreft ondersteuning van beleid.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u zeer.

Minister Grapperhaus:

Maar dan staat er iets heel anders, niet "bevorderen".

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik wil het zuiver houden. Ook als de motie ondersteuning van beleid is, wordt ze volgens mij ontraden. Ik wil het wel begrijpen. Anders leest mijn fractie een andere motie en moet ik zeggen "nee, de minister heeft een heel ander verhaal erbij opgehangen". Dat vind ik ingewikkeld worden. De tekst is de tekst. Er kan een klein beetje interpretatie zijn. Maar als het wezenlijk anders is, is het "ondersteuning beleid" en wordt de motie ook ontraden. Klopt dat?

Minister Grapperhaus:

"Ondersteuning beleid" betekent: deze motie hebben we niet nodig. Maar, zeg ik, dan moet je inderdaad iets in de motie lezen wat er nu niet staat.

De voorzitter:

Dan is de vraag of de heer Krol zijn tekst wil aanpassen of de motie in deze vorm in stemming wil brengen.

De heer Krol (50PLUS):

Ik praat dadelijk graag met uw medewerkers om te kijken of ik de tekst zo kan aanpassen dat u de motie óf kunt overnemen, óf "oordeel Kamer" kunt geven.

De voorzitter:

Dank je wel.

Minister Grapperhaus:

Dan was er nog een motie van de heer Krol.

De voorzitter:

Waarschijnlijk dinsdag komt er dus een nieuwe versie. Over deze versie constateer ik dat ze ontraden wordt. De nieuwe versie zal, als daar overeenstemming over is, niet ontraden worden, neem ik aan. Dat zal de minister dan nog moeten laten weten voor de stemmingen.

De heer Van Nispen (SP):

Maar het is toch zo dat een motie die overbodig is omdat de minister zegt "dit doen we al", ook ontraden wordt? Of zie ik het nou helemaal verkeerd?

Minister Grapperhaus:

Dat heb ik net bevestigd in antwoord op de vraag van mevrouw Buitenweg.

De voorzitter:

Ik constateer dat de huidige tekst door de minister ontraden wordt. Wat de toekomst ons brengt, weten we niet.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 228, waarin wordt gevraagd om een pilot te starten in samenwerking met een aantal instanties en de militaire basis Oirschot om ervaring op te doen met een multidisciplinaire aanpak van de drugscriminaliteit. Deze motie ontraad ik. Het is echt aan de instanties zelf om te bepalen of en op welke wijze zij samenwerkingsverbanden willen aangaan om een pilot op deze terreinen te starten.

Ik kom op de motie van mevrouw Helder over het formuleren van een deugdelijke definitie en deze te hanteren op het punt van de criminele samenwerkingsverbanden. Die motie ontraad ik ook. Die definitie is er al jaren en die wordt ook echt consequent gehanteerd. Daar is ook echt al het onderzoek op gestoeld. Er is geen aanleiding om daar nu van af te wijken.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 232 van mevrouw Laan-Geselschap. Die motie gaat over een pilot ten aanzien van in beslag genomen goederen die ten goede van de samenleving kunnen komen. Ik zou mevrouw Laan willen vragen of zij bereid is om de motie aan te houden tot voor het zomerreces. Er vindt op dit moment namelijk op mijn ministerie een verkenning plaats die mogelijk aanleiding zou kunnen zijn tot een dergelijke pilot. Ik zal uw Kamer daar uiteraard in een brief verslag van doen. Misschien is die verkenning zelfs wel zodanig dat uw Kamer en ik gezamenlijk zeggen: we moeten nu een pilot gaan doen. Die verkenning is ongeveer in juni, juno, gereed. Ik zou even het resultaat daarvan willen afwachten.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik leer elke dag weer iets in deze Kamer. Mijn voorstel is om voor het zomerreces met een pilot te komen en ik begrijp nu van de minister dat hij zegt dat er op ministerie verkenningen worden gedaan om te kijken of er voor het zomerreces met een pilot gekomen kan worden. Ik denk dat ik dan een briljante motie heb geschreven, waar de minister het gewoon mee eens kan zijn en waar hij wellicht tegen de zomer ... Ik hoor mijn collega's nu reageren. "Briljant" is misschien inderdaad wat overmoedig op de donderdagavond. Daar heeft u helemaal gelijk in. Laat ik het anders zeggen: ik denk dan dat ik een mooie, toepasselijke motie heb geschreven, waarbij we zouden kunnen concluderen dat de minister misschien voor het zomerreces tot de conclusie komt dat er geen pilot komt. Dan moet hij zeggen "ik kan deze motie niet uitvoeren", maar hij zou de inzet om tot een pilot te komen, nu kunnen omarmen.

Minister Grapperhaus:

Laat ik het even heel concreet zeggen. Er is op dit moment vanuit het OM en het Rijksvastgoedbedrijf een verkenning naar de mogelijkheden om een pilot uit te voeren in een aantal gemeenten, waarbij afgepakte panden maatschappelijk worden herbestemd. Vanwege het buitengewone karakter van zo'n afdoening kan die pilot alleen worden gerealiseerd nadat niet alleen ik, maar ook de minister van Financiën en de staatssecretaris van BZK daarmee hebben ingestemd. Voor de zomer ontvang ik bericht over die verkenning. Ik beloof dat ik uw Kamer daar dan echt zo snel mogelijk over zal inlichten. En dan zou hier inderdaad de discussie moeten worden gevoerd over de vraag of we daar dan een pilot over gaan doen.

De voorzitter:

De vraag is of mevrouw Laan-Geselschap de motie wil aanhouden of niet.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nee, ik houd de motie niet aan. Als je woorden van de minister naast de tekst van de motie legt, dan zie je volgens mij namelijk dat die bijna een-op-een hetzelfde zijn. Ik vraag in de motie wat de minister blijkbaar al aan het doen is. Dan kan hij of de motie overnemen, of ... Maar goed, dat zullen we dan dinsdag bij de stemmingen wel zien.

De voorzitter:

Wat is dan het oordeel van de minister?

Minister Grapperhaus:

Laat ik eens gek doen. Ik houd het dan op oordeel Kamer, want ik begrijp op zichzelf het punt wel van mevrouw Laan. Ik houd het op oordeel Kamer.

Dan is er nog het drugsafval. Daar zijn drie moties over ingediend. Die moties hebben alle drie in hun huidige vorm een component die maakt dat ik ze alle drie zou moeten ontraden, maar ik wil graag kijken of we er langs een andere weg toch kunnen komen. Ik heb uw Kamer vorige week, op 26 maart, een brief geschreven waarin ik nog even de geschiedenis op een rij heb gezet. Er is destijds in de begroting van het Rijk voor de jaren 2015, 2016 en 2017, 3 miljoen euro ter beschikking gesteld voor cofinanciering van de opruimkosten. Dat was op basis van een amendement op de begroting van Infrastructuur en Waterstaat, althans zoals het ministerie toen heette. Het doel van het amendement was om een duurzame financieringsoplossing voor provincies en gemeenten te vinden en om daar drie jaar de tijd voor te geven en om zo de tussentijd te overbruggen. Aldus geschiedde, behalve dat de provincies en de gemeenten na drie jaar nog niet zo'n structurele oplossing hebben bedacht. Van die cofinancieringsregeling, zo heb ik in het AO uiteengezet, is nog altijd 1,2 miljoen euro over. Daar heb ik nog eens een bedrag extra bij gezet, net als de staatssecretaris van IenW, in wiens begroting het uiteindelijk zou vallen: allebei een bedrag van €100.000. Zo heb ik het aan de Kamer geschreven. De meeste provincies hebben inmiddels provinciale subsidieregelingen ingesteld, maar die worden op dit moment gevoed door die 1,2 miljoen euro die nog op de lat staat.

Ik zeg toe dat ik voor de zomer met een voortgangsrapportage kom en ik doe dat samen met de staatssecretaris van IenW, want we moeten praktisch zijn en het valt daar in de begroting. En als ik zeg "voor de zomer", bedoel ik dat zodanig dat u en ik er nog over kunnen debatteren voor de zomer. Laat ik zeggen uiterlijk 15 juni 2019. In die voortgangsrapportage zeg ik hoe het inmiddels zit met het geld dat er nu nog in zit, wat daarvan op dit moment de stand is. Dat is 1,4 miljoen euro, 1,2 miljoen euro plus tweemaal €100.000. Dat is één. Ten tweede zeg ik of de provincies en gemeenten inmiddels hun ei hebben gelegd. In de motie van mevrouw Buitenweg staat ook "overleg met de VNG". Ik zeg dat zonder meer aan uw Kamer toe. Ik zou willen suggereren om de moties op de stukken nrs. 224, 230 en 231 aan te houden tot die voortgangsrapportage en onze bespreking daarvan, ook gezien het feit dat er op dit moment nog voldoende geld lijkt te zijn om het zeker tot het eind van misschien zelfs wel volgend jaar uit te zingen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik wil het even goed begrijpen. De minister zegt dat hij al overlegt met de VNG, maar volgens mij is er juist geen overeenstemming tussen de minister en de VNG, provincies en waterschappen. Daarom hebben we daar allemaal een brief over gekregen. Misschien is het goed dat er een overleg is tussen de minister en die geledingen en dat wij over de uitkomst daarvan geïnformeerd worden.

Minister Grapperhaus:

Maar dat wil ik dus. Ik heb gezegd dat ik op 15 juni 2019 kom met een voortgangsrapportage. Ik noem dat zo, maar ik moet natuurlijk netjes zeggen "een brief aan uw Kamer". Daarin zeg ik dat de staatssecretaris en ik de afgelopen tweeënhalve maand gesproken hebben met diverse instanties en dat men nu hierop is uitgekomen. Als "hierop" gelijk is aan "niets", kan ik me voorstellen dat u alsnog aan die moties toekomt. Ondertussen benadruk ik dat er op dit moment nog een bedrag uitstaat van 1,4 miljoen euro dat, gezien de ervaring van de afgelopen paar jaren, ruim voldoende moet zijn om eventuele kosten voor het komende kalenderjaar en misschien zelfs wel het volgende kalenderjaar te dekken.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, ten slotte.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik begreep dat wij geïnformeerd gaan worden, maar ik had even de indruk dat wij geïnformeerd zouden worden over de conclusies van de minister. Mij gaat het erom dat hij in overleg treedt om te proberen om tot een akkoord te komen. Dan kunnen we kijken of er nog licht is tussen wat de minister wil en wat die anderen willen. Dan is het daarmee nog iets helderder.

Minister Grapperhaus:

Ik ga natuurlijk overleggen. Het zou wat vruchteloos zijn om in mijn eentje te roepen: wil er nog iemand meedoen? Ik ben echt van plan om die overleggen te gaan voeren. Als ik zeg "ik" moet ik steeds zeggen "wij": de staatssecretaris van IenW en ik zullen die overleggen voeren. Ik vind dat wel zo netjes om dat te zeggen, want dit is een begroting waar ik niet over ga.

De voorzitter:

Als de moties niet worden aangehouden, worden ze dus ontraden.

Minister Grapperhaus:

Dan is het oordeel nu ontraden, maar ik hoop dat ze worden aangehouden.

De voorzitter:

Ik wil de minister hartelijk danken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we komende dinsdag stemmen over de moties.

Naar boven