7 Toename van de Nederlandse invoer van palmolie

Aan de orde is het dertigledendebat over de toename van de Nederlandse invoer van palmolie.

De voorzitter:

Aan de orde is een dertigledendebat over de toename van de Nederlandse invoer van palmolie. Een heel hartelijk welkom aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. We gaan beginnen. Ieder van u heeft drie minuten spreektijd. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Ontbossing, landconflicten, mensenrechtenschendingen: er is in deze Kamer al vaak herhaald wat er misgaat bij de productie van palmolie. De Nederlandse import van palmolie neemt ook weer toe. We importeren jaarlijks voor ruim 2 miljard euro aan palmolieproducten. Helaas is biobrandstof een groeiende toepassing van palmolie. Gelukkig zijn er nieuwe Europese regels op komst om het gebruik van palmolie voor biobrandstoffen terug te dringen. Palmolie wordt niet langer gezien als grondstof voor duurzame energie. Maar er zijn twee risicovolle uitzonderingen: de extra opbrengst van palmolie die van een kleine plantage komt of afkomstig is van zogenaamde ongebruikte grond mag wel nog gebruikt worden. Wie gaat dit echt controleren? Wordt er gekeken naar het aantal plantages voor en na? Wordt er gecontroleerd of land wel echt ongebruikt is? Kan Nederland binnen Europa proactief een rol gaan spelen in het onderzoek naar die plantages en bij de ontwikkeling van de high-ILUC-criteria en de efficiënte, effectieve en controleerbare certificering? Maar mijn vraag is ook hoe je in Rotterdam, waar toch de meeste palmolie Europa binnenkomt, echt gaat controleren dat die palmolie aan al die harde eisen voldoet. En gaan we voor andere voedselgewassen, zoals soja, dan vergelijkbare regels maken?

Ik ben blij dat de staatssecretaris schrijft dat de Nederlandse consumptie van palm- en sojaolie voor biobrandstoffen niet zal stijgen. Hoe gaat dat worden geborgd? Een andere zorg is het toenemend gebruik van palmolie als biokerosine. Dat dreigt een groeimarkt te worden. Hoe zorgen we ervoor dat de biokerosine die in Nederland getankt wordt 100% zeker niet gelinkt is aan ontbossing, mensenrechtenschendingen en landconflicten? Kan de staatssecretaris garanderen dat het bijmengen van biokerosine niet tot een additionele vraag naar conventionele biobrandstoffen gaat leiden, waar we juist een cap op hebben en waar we vanaf willen?

Wat gebeurt er met de plantages die eerst voor de biobrandstoffenmarkt produceerden? En hoe voorkom je dat die palmolie dan niet naar de voedselmarkt stroomt en daar goedkoop op gedumpt wordt? Voor de levensmiddelen zet dit kabinet in op certificering via de RSPO. Helaas is deze certificering zowel qua criteria als qua handhaving echt te slap. Dat heb ik in Indonesië te vaak met eigen ogen kunnen zien. Binnen de RSPO zijn er op dit moment additionele eisen gevormd in de vorm van RSPO Next. Gaat Nederland in gesprek met producenten om hieraan te voldoen, en gaat Nederland in gesprek met bedrijven over het uitfaseren van palmolie voor toepassingen die niet nodig zijn? Wat zijn de mogelijkheden om nog verdere eisen te stellen, bijvoorbeeld door een deel van de strengere eisen uit de Renewable Energy Directive ook toe te passen op palmolie voor andere doeleinden? Welke eisen kunnen we stellen aan bedrijven die palmolie-expansie nog steeds financieren?

De expansie van palmolieplantages gaat te vaak ten koste van kwetsbare natuur, beschermde diersoorten en de rechten van de lokale bevolking. Nederland verdient veel geld aan palmolie, en daar horen ook grote verantwoordelijkheden bij.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Palmolie is een van de voorbeelden van wat er grootschalig mis kan gaan als je je voedselsysteem alleen maar laat draaien op het goedkoopste, het makkelijkste en het meest efficiënte: overal monoculturen, grootschalige ontbossing en mensenrechtenschendingen. De Partij voor de Dieren waarschuwt al heel lang voor de gevolgen van die enorme productie en invoer van palmolie, onder andere voor biobrandstof. En eindelijk, eindelijk, eindelijk lijkt ook Europa daar inmiddels een beetje van overtuigd.

Maar we hebben een déjà vu. De Kamer heeft jaren geleden, ook na veel pijn en moeite, gezegd: die teerzandolie uit Canada is eigenlijk zo vervuilend dat we die moeten weren van de Europese markt. Na veel en lang en hard vechten was daar politieke overeenstemming over. Dat leek een succes. Maar twee deurtjes verder in Brussel werd keihard gelobbyd voor het vrijhandelsverdrag met Canada, wat dat politieke succes weer rechtstreeks van tafel veegde. De inzet om de invoer van palmolie voor biobrandstof in elk geval te verminderen lijkt teniet te worden gedaan door het vrijhandelsverdrag met Indonesië en Maleisië dat op poten staat en waar ook weer hard voor wordt gelobbyd. Mijn vraag aan de staatssecretaris van IenW is: gaat haar inzet niet volledig overboord met dat vrijhandelsverdrag?

Voorzitter. Er is niet alleen een probleem met het bijmengen van palmolie in biobrandstoffen, maar ook met het bijmengen van palmoliepit in veevoer, het bijmengen in voedsel en het bijmengen in cosmetica. Dat zijn zo ongelooflijk veel toepassingen van palmolie die niet nodig zijn. Maar omdat het een goedkope en efficiënte grondstof is, wordt het gewoon overal in gestopt. Kan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uitleggen hoe dat zich verhoudt tot de notities van bijvoorbeeld de mensenrechtenrapporteur voor het recht op voedsel, Olivier De Schutter, die ons waarschuwt voor dat hoogbewerkte voedsel, dat we eigenlijk niet nodig hebben maar waarvoor wel de hele wereld wordt leeggeroofd? Moeten we niet toe naar een voedselbeleid dat uitgaat van het recht op gezond en duurzaam voedsel voor iedereen? Dan kun je er dus niet op blijven inzetten, dan kun je in ieder geval niet faciliteren dat grote multinationals bakken met geld verdienen aan ontbossing, het creëren van monoculturen en arbeidsuitbuiting in een land als Indonesië. Waar blijft die systeemkritiek?

De Partij voor de Dieren vraagt beide bewindslieden in te zetten op een forse vermindering van de import van palmolie in Europa. De een gaat over biobrandstoffen, maar de ander gaat wat ons betreft echt over de toepassingen van palmolie in voedsel die we niet nodig hebben, omdat het allemaal vulling en rotzooi is, en heeft een verantwoordelijkheid voor de mensenrechten in deze gebieden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Laçin van de SP.

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Biobrandstof moet duurzame brandstof zijn. Palmolie is wat de SP betreft op geen enkele manier duurzaam te noemen. Hoewel dit debat ruim een jaar geleden is aangevraagd, is het toch weer heel actueel: de Europese Commissie heeft een paar weken geleden besloten om het gebruik van palmolie als grondstof voor biobrandstoffen als "niet-duurzaam" te bestempelen en aan banden te leggen. Dat is een goed besluit, vindt de SP. Maar, zoals mevrouw Ouwehand net ook al heeft geschetst, er ligt gevaar op de loer: vrijhandelsverdragen en de lobby in Brussel. Wat kan de staatssecretaris van IenW daarover zeggen?

Dit besluit was ook hard nodig om de ontwikkeling van echt duurzame mobiliteit niet te frustreren en niet meer de schijn op te houden dat we goed bezig zijn door het gebruik van palmolie. Ik hoor graag van de staatssecretaris de bevestiging dat ook in 2018 geen palmolie is gebruikt voor de Nederlandse vervoersmarkt. Dat was in 2016 en 2017 al niet het geval, dus ik ga er eigenlijk van uit dat dat het afgelopen jaar ook niet is gebeurd. Maar ik zou graag een bevestiging daarvan willen.

De Europese Commissie maakt wel een uitzondering op de regel: palmolie afkomstig van plantages met een omvang van maximaal 2 hectare blijft toegestaan. Dat is toch teleurstellend. Want hoe houden we hier toezicht op en gaan we voorkomen dat er alsnog palmolie van grotere plantages geïmporteerd wordt naar Europa? Wat kunnen de staatssecretaris en de minister hierover zeggen?

Het Europees Parlement moet zich ook nog over dit voorstel buigen. Zien deze bewindspersonen nog kans om tot een algeheel verbod te komen en kleine bedrijven die daardoor in de problemen kunnen komen, bijvoorbeeld via ontwikkelingssamenwerking te ondersteunen en faciliteren om een doorstart te maken?

Voorzitter. Palmolie komt in veel meer producten voor: brood, beleg, shampoo, zeep, cosmetica en noem maar op. In vrijwel elk product van bijvoorbeeld Unilever zit palmolie. We zien dat de invoer van palmolie in 2017 fors is gestegen in Nederland en dat Nederland de grootste palmolie-importeur van de Europese Unie is. Een koploperpositie waar ik niet trots op ben.

Kennen wij hier de gevolgen van die positie voor landen waar palmolie vandaan komt? Wat brengen wij daar teweeg? Valt er nu al iets te zeggen over de invoer van palmolie in 2018?

Voorzitter. Ik kom op het ABP, het pensioenfonds van de overheid. Het ABP zegt enerzijds te willen bijdragen aan een duurzame wereld, maar investeert anderzijds miljoenen in bedrijven die aan ontbossen doen. Wat kan dit kabinet daaraan doen? Welke invloed kunnen wij daarop uitoefenen als deelnemer aan het pensioenfonds?

Voorzitter, tot slot. We kunnen en mogen niet wegkijken. Het gevolg van ons gebruik van palmolie is ontbossing van tropisch regenwoud, het verjagen van bewoners en dorpen en andere schendingen van mensenrechten. En de lokale landbouw komt in de knel omdat er aan palmolie meer wordt verdiend.

Dit is weer een schrijnend voorbeeld van bedrijven die geen oog hebben voor mens en milieu zodra het om winsten gaat. Producenten hebben een verantwoordelijkheid, maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid. Hoe gaat dit kabinet ervoor zorgen dat palmolie als grondstof drastisch wordt teruggedrongen? Want dat hier een einde aan moet komen, dat is wat de SP betreft wel duidelijk.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. In 1997 werd 97.000 km2 oerwoud platgebrand voor de winning van palmolie. Dit legde een deken van zwarte rook over heel Zuidoost-Azië. Op dat moment een grote schok, maar het kappen en verbranden van bos is vandaag de dag nog eerder praktijk dan uitzondering. Overgebleven bossen worden vandaag de dag nog steeds bedreigd door de productie van hout, papier, palmolie en soja en door mijnbouw. Voor de productie van palmolie wordt grootschalig bos gekapt in Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en Afrika.

De zet van de Europese Unie om palmolie niet meer te bestempelen als duurzame brandstof, zie ik dan ook als een stap in de goede richting. Maar ik vraag me af of dit voorstel voldoende is. In de brief van de staatssecretaris lees ik dat Nederland kritische vragen heeft gesteld over de berekening van het risico van ontbossen en heeft geadviseerd om meer grondstoffen te kwalificeren als mogelijk niet duurzaam.

Dat heeft helaas niet mogen baten. Maar hoe groot was de steun voor dit in de ogen van D66 zeer gerechtvaardigde standpunt? Ziet de staatssecretaris kansen om in de toekomst wel meer landen ervan te overtuigen dat we sluiproutes voor niet-duurzame palmolie moeten afsluiten en dat we ook andere grondstoffen die ontbossing veroorzaken, moeten uitsluiten? Hoe proberen we, als Nederland, om alle biobrandstoffen zo duurzaam mogelijk te maken?

Uiteindelijk moeten we stoppen met alle grondstoffen die tot ontbossing leiden en alleen nog maar 100% duurzaam geproduceerde grondstoffen importeren. Daar moeten we naartoe werken. Dat kunnen we niet alleen: niet alleen als Nederland, maar ook niet alleen als overheid. Samen met andere landen, de Europese Unie, en samen met ngo's, bedrijven en financiers moeten we dit vraagstuk aanpakken.

Graag horen we van de minister welk beleid zij voert in het kader van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om ontbossing tegen te gaan. Hoe kunnen we lokale boeren helpen om echt duurzaam te produceren? Hoe maken we productieketens transparant?

Gelukkig zien we ook bedrijven verantwoordelijkheid nemen. Er bestaan initiatieven, zoals de Roundtable on Sustainable Palm Oil, maar dit initiatief is alweer zo'n vijftien jaar oud, en niet alle partijen die het afsloten zijn hier nog aan verbonden. Ziet de minister een mogelijkheid voor een update van dit initiatief? Ziet zij mogelijkheden voor nieuwe afspraken, waarbij meer bedrijven — of nieuwe bedrijven — zich kunnen aansluiten?

Helaas lijken te veel banken en bedrijven nog steeds te investeren in projecten en grondstoffen die ontbossing veroorzaken. Afgelopen maandag ontving de premier samen met de minister van Financiën de Nederlandse bankiers. Is daar ook gesproken over het dubieus investeren van deze banken? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we geld in ontbossing steken terwijl we juist de boeren zouden moeten helpen om in duurzame productie te investeren? Als er niet over gesproken is, is de minister dan bereid om haar collega's in het kabinet aan te sporen om over dit onderwerp met de banken in gesprek te gaan?

Voorzitter. Wat D66 betreft streven we naar enkel import van 100% duurzame palmolie, met oog voor de belangen van kleine boeren in de derde wereld en voor de negatieve effecten op de leefomgeving, in zowel de Amazone als het Indonesisch regenwoud. Aan de andere kant is juist internationale, eerlijke handel hier en daar ver weg, terwijl die belangrijk voor de ontwikkeling van burgers. De sector moet geholpen en aangemoedigd worden om de keten duurzaam en eerlijk te maken.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Ouwehand heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De kritiek op het keurmerk dat zogenaamd de duurzaamheid van palmolie zou moeten garanderen, is inderdaad niet nieuw. Mevrouw Van Eijs wijst daar terecht op. Mede daardoor heeft de Partij voor de Dieren, toen we die discussie onder het vorige kabinet voerden, een motie ingediend om de regering te vragen om in elk geval de import te verminderen. Verminder de vraag iets, zodat er meer ruimte komt voor duurzaamheid. Daar was D66 toen voor. Ik vraag me af of de D66-fractie er opnieuw voor zou voelen om een plan van aanpak te ontwikkelen om te kijken hoe we de vraag en dus de import kunnen verminderen.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Als we de vraag die vooral wordt ingevuld met niet-duurzame palmolie, verminderen, zou dat natuurlijk helpen om de import van niet-duurzame palmolie te verminderen. Ik denk dat het dus heel interessant is om te kijken naar alternatieven. We kunnen ook denken aan zaken als voedselverspilling om te zorgen dat de vraag wordt verminderd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is een positief antwoord. Ik had de motie al ingediend, dus als we die na dit debat in stemming brengen als een van de oplossingen waarmee we dit probleem kunnen aanpakken, zou ik de steun van D66 heel fijn vinden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs, u was aan het einde van uw bijdrage gekomen. Dan is nu het woord aan de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Het CDA is voor de handel in palmolie. De aanleiding voor dit dertigledendebat is de toename van palmolie-import. In 2018 is de import van palmolie afgenomen. Europees gezien zitten we in 2018 zelfs op het niveau van 2014, maar dat terzijde. Handel fluctueert, zoals u weet.

Voor mijn fractie is het van groot belang dat duurzaamheidsprincipes worden nageleefd. De RSPO doet daarin zeer goed werk. Nederland importeert voor 90% duurzame palmolie. In Europa is de import voor 74% duurzaam. Dat is lang niet genoeg. Het moet naar 100%. Maar om te zeggen dat het nu niet goed gaat, gaat het CDA veel te ver. Nederland streeft naar 100% duurzame palmolie. Dit kan onder andere gerealiseerd worden doordat de Nederlandse overheid duurzame palmolie opneemt in haar inkoopvoorwaarden. Ons land telt bijvoorbeeld nog een flink aantal bedrijven in de palmolieketen die nog geen lid zijn van de RSPO. Kan de minister een lijst opstellen van deze bedrijven en hen er vervolgens op aanspreken?

Dan de producerende landen. Indonesië en Maleisië zijn de grote palmolieproducerende landen. Ik richt mij op dit moment even op Indonesië, omdat de palmolieproductie daar een zeer belangrijke sector is. Maar liefst 16 miljoen mensen — ik herhaal het: 16 miljoen mensen, bijna net zo veel als in heel Nederland — verdienen daar hun brood in de palmolie-industrie. Je beseft het belang van deze sector als je je realiseert dit bijna evenveel mensen zijn als in Nederland.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben altijd zo verbaasd dat het CDA, bij uitstek de partij die het opneemt voor de boeren, zo makkelijk over de uitbuiting van lokale boeren heenstapt als het gaat om palmolie. Amnesty International wijst ons er nadrukkelijk op dat die mensen als het ware in de situatie van horige terechtkomen. Ze moeten zelfs hun kinderen laten meewerken en worden in een aantal gevallen nog heftiger uitgebuit dan zzp'ers.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag me af of die situatie er bij het CDA niet toe leidt dat het wat kritischer is op het gebruik van palmolie. Waar het niet nodig is, hoeven we dat misschien niet te doen. Dan kunnen we inzetten op een lokale economie waar de lokale boeren wel iets aan hebben.

De heer Amhaouch (CDA):

Ten eerste ligt de verantwoordelijkheid over en de visie op wat een land produceert, bij de producerende landen zelf. In dit geval ligt die bijvoorbeeld bij Indonesië of Maleisië. Laten we ook naar hen luisteren. Ik kom daar ook op terug in mijn inbreng. Wat voor eigen beleid zetten zij uit om de palmolieproductie in hun land te verbeteren? Het gaat ook om de aandachtspunten. Ik heb hier natuurlijk ook mensen langs gehad die aangeven dat de landrechten nog niet geborgd zijn en dat er allerlei andere zaken niet geborgd zijn. Nu wordt gezegd dat Nederland de plank totaal misslaat, terwijl Nederland 90% van de palmolie duurzaam importeert. Ik weet dat het CDA en mevrouw Ouwehand van mening verschillen over RSPO. Is die RSPO wel of niet goed genoeg? Een aantal ngo's vinden dat wel goed genoeg. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Daar concentreren we ons op. We vinden elkaar in de wens om voor 100% duurzame palmolie-import in Nederland gaan. Maar om nu met het vingertje te wijzen naar Indonesië, Maleisië of andere landen en te zeggen dat zij daar per direct mee moeten stoppen, gaat ons veel te ver.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als iemand op straat vraagt of je een fiets wil kopen voor een tientje, doe je het ook niet. Je hebt ook als afnemend land een eigen verantwoordelijkheid. Nederland verdient er veel geld aan. Nee, we zeggen niet dat het goed gaat omdat 90% een duurzaamheidslabeltje heeft. De kritiek is juist dat het duurzaamheidslabel enorme ellende verhult. Dat zegt de Partij voor de Dieren niet alleen. Ook CNV, FNV en Amnesty International zeggen dat. Mijn vraag is dus opnieuw: als je ziet dat Nederland veel geld verdient aan gebruik van palmolie dat niet nodig is, dat we nergens voor nodig hebben, zou het dan niet gewoon een goed idee zijn om daar wat kritischer op te zijn en in elk geval onze bijdrage aan dit probleem iets te verminderen?

De heer Amhaouch (CDA):

Mevrouw Ouwehand is er best wel goed in om elke keer het speelveld te verschuiven. Wij hebben hetzelfde speelveld als we praten over duurzame palmolie. Dan is dat voor mij het voetbalveld, het speelveld, waar ik met haar het spel wil spelen. Als het gaat over niet-duurzame palmolie, zonder RSPO-keurmerk, dan vindt u mij aan uw zijde. We moeten stappen ondernemen om dat percentage, dat voor Nederland nog 10% is, te verbeteren. Op dat stuk vinden we elkaar. U heeft het over die 90%. Wij gaan ervan uit dat dat duurzame palmolie is. Daar zit een aantal partijen aan tafel, ook ngo's. Dan gaan wij niet zeggen: dat is niet nodig. Waarom is dat niet nodig? Het is een zinvol product dat toegepast wordt. Wij maken ook zinvolle producten in dit land die wij de hele wereld in exporteren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het lastig. Aan de ene kant snap ik wel dat de heer Amhaouch heel graag de illusie wil ophouden dat wij het allemaal afgedekt hebben met een certificeringsysteem waar zoveel mis mee is en waar zoveel problemen rond spelen. Wij profiteren in Nederland toch van die gigantische miljardenhandel. De realiteit is gewoon anders. Ik zal best zeggen dat de RSPO een stap in de goede richting is. Zeker. Maar het is nog niet goed genoeg, omdat de problemen gewoon heel groot zijn in Indonesië, Maleisië en de landen die nu opkomend zijn in de palmolieproductie. Dat gaat over governance. Dat gaat over landrechtenschendingen. Dat gaat over kinderarbeid. Dat gaat over ontbossing. Dat gaat over bedreigde diersoorten.

De voorzitter:

Uw vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Het is groot en schrijnend, dus wil de heer Amhaouch, erkennend dat 90% nu RSPO heeft, erkennend dat ook de RSPO zelf nu een extra label heeft geïntroduceerd om er een hogere stap van te maken, toch met mij meegaan dat wij moeten streven naar hogere standaarden voor palmolie? Die 90% RSPO is gewoon niet goed genoeg.

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij hebben we iets afgesproken wat we wel vonden. Mevrouw Kröger zegt het zelf: die 90% is een stap in de goede richting. Dat is stap één. Wij willen eerst van die 90% naar 100%. We willen dat Europa van 74% naar 100% gaat. Dan staan we best wel open voor andere certificeringseisen als wij daar als Nederland en de sector samen met Indonesië afspraken over kunnen maken. Indonesië is een land van 200 miljoen inwoners, waar 16 miljoen mensen afhankelijk zijn van die sector. Als u dat land even aan de kant wil schuiven en zelf wel even wil bepalen wat RSPO is en wat goed genoeg is, dan doen wij daar niet aan mee. Ik kijk even naar cijfers. Europa, dus niet alleen Nederland, importeert in totaal 7 miljoen ton palmolie. Op nummer 1 staat India met 9,5 miljoen ton. China staat op nummer 3 met 5,5 miljoen. Europa in z'n geheel importeert 7 miljoen. Daarin nemen wij een zware verantwoordelijkheid om vandaag 90% te doen. We hopen dat we morgen in staat zijn om 100% te doen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

We draaien nu al jaren in een cirkeltje rond een certificeringssysteem waarvan keer op keer duidelijk wordt dat het in de praktijk gewoon nog niet de problemen oplost die er liggen. Dan moeten we nu toch gewoon verder gaan kijken wat er echt nodig is om de problemen in die industrie aan te pakken? Dat kan toch parallel gaan aan het streven om van die 90% naar 100% te gaan? Dat hoeft elkaar toch helemaal niet uit te sluiten? Daar kunnen we toch samen de minister toe uitnodigen?

De heer Amhaouch (CDA):

We dreigen in herhaling te vallen. Ik heb er nog een stukje over in mijn inbreng; misschien dat dit mevrouw Kröger geruststelt en dat we nog iets dichter bij elkaar kunnen komen. Nogmaals, ook wij willen naar 100% duurzame palmolie. Daar zijn we nog niet op basis van de RSPO. Als er nog vragen zijn, mag ze de vraag dadelijk nog een keer stellen, want volgens mij kom ik er nog op terug. Het is ook niet zo dat wij niets willen.

Ik moet even kijken waar ik gebleven was. Vooral Indonesië en Maleisië zijn grote palmolieproducerende landen. Ik richt mij op Indonesië, waar 16 miljoen mensen er hun brood mee verdienen. Er zijn grote problemen met landrechten. Dat is in het debatje net ook al aan de orde geweest. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de Indonesische overheid. Maar wat kunnen wij doen? Kan de minister hierop ingaan?

De Indonesische overheid heeft een driejaarsstop ingesteld van de uitbreiding van palmolieplantages. Dat is een soort freezing time. Dat geeft een probleem voor de inkomsten van werknemers en hun gezinnen. Het is duurzaam voor het klimaat maar sociaal-economisch zeker niet duurzaam. Hoe kunnen we helpen met overbruggingsjaren, wanneer de productie in bepaalde regio's wordt stilgelegd om de natuur op adem te laten komen? Kan de minister aangeven welke beleidsmaatregelen Indonesië nog meer neemt? Is er bijvoorbeeld een roadmap? Wat kunnen we doen ter ondersteuning daarvan?

Dan de gedelegeerde regeling van de Europese Commissie die palmolie als gevaar voor de duurzaamheid betitelt. Hier hebben Indonesië en Maleisië grote problemen mee. Dat begrijp ik ook wel. Ik heb begrepen dat Indonesië heeft gedreigd om de onderhandelingen over een handelsakkoord te stoppen en zelfs dreigt het klimaatakkoord van Parijs op te zeggen. De misstanden in de sector kunnen we juist aanpakken door samen met Indonesië voorwaarden aan handel te stellen. Graag een reactie van de minister of dit het gewenste effect is van deze gedelegeerde maatregelen. Maleisië zou Nederland een brief hebben gestuurd. Wat heeft Nederland daarop geantwoord?

Voorzitter. Ten slotte kom ik op de motie van collega Von Martels. De Nederlandse systematiek blijft vooralsnog geënt op het aandeel hernieuwbare energie en niet op CO2-prestaties. Wij zouden graag overgaan naar een systematiek gebaseerd op de bijdrage van biobrandstoffen aan de CO2-reductie.

De voorzitter:

Dank. De heer Van Aalst van de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse invoer van palmolie zit sinds 2017 weer in de lift. We zijn zelfs met afstand de grootste importeur van palmolie van Europa. Dat is goed nieuws, want deze grondstof wordt in Nederland verder verwerkt tot exportproduct. Ook daarin blinkt Nederland uit, want we zijn ook de grootste exporteur van palmolie in Europa.

Voorzitter. Het is prachtig om te zien dat de Nederlandse handelsgeest wereldwijd nog altijd floreert. De PVV ziet daarom niets in extra betuttelende regelgeving over hoe de wereldhandel eruit zou moeten zien, wat zal leiden tot het bemoeilijken van die handel. Als de staatssecretaris zich hiermee bezighoudt, heeft ze blijkbaar echt niets anders meer te doen.

Voorzitter. Palmolie is een effectief product, dat per hectare veel productie oplevert. Het is daarom voor de markt een interessante grondstof. Zolang deze productie niet ten koste gaat van waardevolle landbouwgrond, om maar aan bijvoorbeeld biodiesel te kunnen gaan, is gebruik ervan prima.

Voorzitter. Ja, er zijn zeker problemen met de productie van palmolie. U kent de PVV als een partij die dier en natuur een warm hart toedraagt. Daarom staan wij ook niet te juichen als er sprake is van grootschalige boskap om palmolie te kunnen produceren. Maar is dit probleem te relateren aan onze handel? De Nederlandse invoer van palmolie was in 2015 namelijk al voor 84% duurzaam en voldeed aan het RSPO-keurmerk. Het bedrijfsleven ligt al goed op koers om palmolie in 2020 helemaal duurzaam in te kopen.

Voorzitter. Wat gaat Nederland dus doen als we zelf de zaken goed op orde hebben? Juist, met het belerende vingertje naar de rest van de wereld wijzen. Het kabinet richt zich nu op andere landen die palmolie gebruiken. Die moeten namelijk dringend worden opgevoed met een lesje duurzaamheid. De PVV heeft helemaal niets met deze houding! Wij dragen als Nederlandse politiek niet de verantwoordelijkheid voor hoe landen als Indonesië en China gebruikmaken van palmolie. Laat dat belerende vingertje eens achterwege en wees trots op hoe goed ons eigen Nederlandse bedrijfsleven zich inzet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Tot slot het woord aan de heer Van Haga van de PVV ... Van de VVD, excuus!

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen voornemen om over te stappen, hoor. Dus maakt u zich geen zorgen.

Voorzitter. Palmolie heeft twee kanten. Technisch gezien is palmolie een prima product. Van alle plantaardige oliën, heeft palmolie de hoogste opbrengst per hectare, mits goed verbouwd. En palmolie wordt gebruikt in allerlei producten, zoals babyvoeding, etenswaren en shampoo. En bovendien heeft het een positief effect op de voedselzekerheid en het inkomen van heel veel mensen in diverse landen, zoals Maleisië en Indonesië.

Palmolie heeft echter ook een donkere kant. De vraag naar palmolie is de laatste jaren wereldwijd enorm toegenomen, zelfs tot 70 miljoen ton in 2017, met als gevolg een catastrofale ontbossing, een grote aanslag op de leefomgeving van verschillende diersoorten en een enorme toename van de CO2-uitstoot in de wereld. Het is dan ook van belang dat de productie van palmolie zo efficiënt en zo duurzaam mogelijk gebeurt. Wel palmolie produceren dus en ook gebruiken, maar dan wel zonder ontbossing.

Gelukkig gebruiken we in Nederland bijna alleen maar duurzaam geproduceerde palmolie. Helaas in de rest van de wereld nog niet en daar zouden we iets aan moeten doen. Ik lees in de brief van de staatssecretaris van 2 april dat het kabinet recentelijk een nieuw programma is gestart, gericht op het bereiken van overeenkomsten met Indonesië, Maleisië, Ghana en Nigeria om met kleine boeren te werken aan duurzame en ontbossingsvrije palmolie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe staat het met dit programma, op welke termijn verwacht zij resultaten en kan zij aangeven wat de gestelde doelen van dit programma zijn? Vervolgens zou ik van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking willen weten of Nederland hier ook OS-geld voor gaat inzetten. En wordt er ook Nederlandse kennis ingezet om tot optimalisatie van bestaande plantages te komen, zodat verdere ontbossing kan worden voorkomen?

Voorzitter. In maart 2019 heeft de EU gelukkig aangegeven dat biobrandstoffen gemaakt van palmolie niet meer zullen worden bestempeld als duurzaam. Gelukkig heeft men zich ook gerealiseerd dat het een goede bedoeling was, maar dat de netto-effectiviteit van palmolie in biobrandstoffen negatief is. En daarom wordt vanaf 2023 palmolie in biobrandstoffen afgebouwd en in 2030 mag geen enkele biobrandstof in de EU meer palmolie bevatten. Gelukkig doet Nederland het op dit gebied uitstekend, mede dankzij positieve initiatieven vanuit de sector, en wordt er bijna geen palmolie meer toegevoegd aan biobrandstoffen. En de palmolie die nog wel wordt toegevoegd, is duurzaam geproduceerd.

De vraag is nu wat wij in Nederland in overleg met de sector nog meer kunnen doen om duurzame palmolie te bevorderen. MVO, de ketenorganisatie voor olie en vetten, doet hiervoor een paar suggesties, bijvoorbeeld het ondersteunen van kleine boeren bij het verhogen van de efficiency van hun palmolieplantages, het opnemen van duurzame palmolie in de inkoopvoorwaarden van de overheden — het is al eerder genoemd — en overleg met de Europese collega's over het stimuleren van duurzame palmolie. Ik hoor graag van de minister en de staatssecretaris hoe ze tegen deze voorstellen van MVO aankijken en of ze bereid zijn om de suggesties over te nemen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors tot 20.35 uur.

De vergadering wordt van 20.23 uur tot 20.38 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Kaag:

Dank, mevrouw de voorzitter. We spreken hier vandaag over palmolie. We hebben alle belangrijke vragen gehoord. Ik wilde ter introductie nog even de twee beleidsdimensies benoemen: het bredere kabinetsbeleid wat betreft de verduurzaming, vooral vanuit het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en het gebruik wat betreft de biobrandstoffen, dat zo benoemd zal worden door mijn collega.

Allereerst de verduurzamingsoptiek. De benadering vanuit het brede kabinetsbeleid voor palmolieproductie en -handel zet in op drie uitdagingen en drie aspecten. Palmolieproductie kent natuurlijk de uitdagingen van ontbossing, arbeidsomstandigheden en landrechten. Palmolie zorgt daarbij echter ook voor belangrijke werkgelegenheid voor miljoenen kleine boeren en werknemers in Azië, West-Afrika en Latijns-Amerika. Wij nemen zeer zeker de extra verantwoordelijkheid die wij als Nederland hebben in de hele sector zeer serieus, omdat inderdaad, zoals is benoemd, een groot deel van alle palmolie juist via Nederland de EU binnenkomt en in Rotterdam wordt geraffineerd. Zoals al veelvuldig is benoemd, zit palmolie in heel veel producten, meer dan waarvan wij ons als consument vaak rekenschap geven, denk ik. Het is een grondstof in voedingsmiddelen, cosmetica en de farmacie, en het heeft een zes maal zo hoog rendement per hectare als alternatieve gewassen. Dit alles dus in het kader van de brede weging.

Onze inzet is langs drie lijnen. We werken met het bedrijfsleven en overheden in Nederland en Europa. We werken juist aan het gebruik van gecertificeerde, duurzame palmolie, en we werken in onder andere het bankenconvenant en het pensioenconvenant samen om via investeringen te verduurzamen. We helpen vanuit Buitenlandse Handel en OS in landen als Ghana, Indonesië en Maleisië boeren en plantages met ontbossingsvrije landbouwpraktijken en hoge productiviteit om ontbossing terug te dringen en arbeidsomstandigheden te verbeteren. Wij kijken op internationaal terrein überhaupt via alle afspraken die wij hebben, zoals de Amsterdam Verklaring, en via rondetafels, hoe wij steeds meer landen, bedrijven en maatschappelijke organisaties mee kunnen krijgen in het gesprek over verduurzaming en de aanpak daarin.

Ik wilde doorgaan met de vragen, mevrouw de voorzitter, want via alle vragen die gesteld zijn, kom ik op de specifieke details terug. Er was de vraag van mevrouw Van Eijs van D66 hoe we lokale boeren kunnen helpen om echt duurzaam te produceren. Ik heb net al genoemd dat we in een aantal landen programma's hebben waarin we werken aan het tegengaan van ontbossing. We werken ook middels maatschappelijke organisaties aan het trainen van boeren in efficiëntere productiemethodes en aan de overdracht van kennis over het gewas en landbouwgebruik. We mobiliseren samen met hen innovatieve vormen van financiering. In rondetafels maken we afspraken met lokale bedrijven over hoe een aantal van de negatieve effecten van palmolieproductie kunnen worden bestreden en tegengegaan. In een recent nieuw overheid-tot-overheidpalmolieprogramma bespreken we in samenwerking met productielanden hoe we de kleine palmolieboeren buiten de traditionele productieketens kunnen helpen om duurzaam en ontbossingsvrij te produceren.

Hoe maken we dan die ketens transparant? Dat was ook een vraag van D66. Nederland is via de voedingsmiddelensector en het convenant gecommitteerd om in 2020 100% duurzame palmolie te gebruiken, of in ieder geval binnen de sector te zien. In 2019 is 100% van de palmolie die Europa binnenkomt, traceerbaar tot de palmoliemolen. Individuele bedrijven zoals Wilmar en Sinar Mas, u wellicht beter bekend, werken nu ook samen aan de traceerbaarheid tot aan de plantage. Bij de internationale standaardiseringsorganisatie ISO is Nederland voorzitter van de groep die werkt aan de Chain of Custody-afspraken, waarbij traceerbaarheid wordt verbeterd. Er is dus ontzettend veel werk aan de winkel, op een productieve en heel constructieve manier. Nederland speelt daarin een voortrekkersrol.

Wat betreft het beleid dat ik namens het kabinet aanga om ontbossing tegen te gaan: wij werken juist aan inclusieve, ontbossingsvrije handelsketens. We werken toe naar het behoud en het herstel — dat laatste is natuurlijk ook heel belangrijk — van waardevolle bosgebieden. Wij stimuleren, om een voorbeeld te geven, bedrijven om ontbossingsvrij te produceren en in te kopen. We doen dit met heel bekende organisaties zoals IDH en Solidaridad. Vooral in de BuHa-OS-commissie passeren die veelvuldig de revue.

Wij ondersteunen via onze programma's ook overheden in de betreffende landen om te komen tot beter bestuur en wetgeving. Ik heb vandaag nog de Landdialoog geopend met een aantal maatschappelijke organisaties, waar ook de kwestie van landrechten en verbetering van landgebruik aan de orde zijn gekomen. Als huidige voorzitter van het Amsterdam Verklaringen Partnerschap maakt Nederland zich samen met Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Italië, Noorwegen, het VK en de Europese Commissie sterk voor een ambitieus EU-actieplan tegen ontbossing. In juni organiseren we een grote internationale bijeenkomst over innovaties en de inzet en het gebruik van nieuwe technologie bij de verduurzaming en het ontbossingsvrij maken van ketens van soja, cacao en palmolie. Er is dus heel veel werk dat stilletjesweg toch echt wel plaatsvindt.

Dan een vraag van de heer Van Haga. Hoe staat het met de nieuwe palmolieprogramma's met Indonesië, Maleisië, Ghana en Nigeria? Wanneer verwachten we resultaten? Zoals de heer Van Haga weet uit andere gesprekken, zijn resultaten vooral op het gebied van verduurzaming en ontwikkelingssamenwerking niet van de ene op de andere dag behaald. Maar we zijn dit jaar net gestart met het programma NI-SCOPS. Dat heeft een looptijd van vijf jaar. Ik denk dat we in het midden van die periode, over twee, tweeënhalf jaar, al de eerste resultaten moeten kunnen zien, maar vijf jaar is, eerlijk gezegd, een realistisch tijdpad voor een transformatieprogramma. Het gaat over duurzaamheid en juist de goede samenwerking met de productielanden, waar de overheden hun eigen verantwoordelijkheid willen, kunnen en moeten nemen. Het gaat hierbij ook om klimaatadaptatie en -mitigatie, maar uiteindelijk kijken we ook naar de betere levensstandaard, juist voor de kleinere boeren. Want dat is de zorg van veel landen waar palmolie wordt geproduceerd.

Zetten wij er OS-gelden voor in? Ja. Het wordt door mijn ministerie gefinancierd gedurende vijf jaar. Wij betalen aan het totaalbedrag van 57 miljoen euro, 23 miljoen euro mee. Verder financieren wij een aantal andere programma's op het gebied van verduurzaming en productie van palmolie voor kleine boeren via andere programma's, die al lopen.

Dan heb ik de vraag van de heer Van Haga hoe we Nederlandse kennis kunnen inzetten voor optimalisatie van bestaande plantages om verdere ontbossing te voorkomen. Inzet van kennis, ik heb net al de elementen benoemd, training, kennisdeling, financiering, mobilisering en de rondetafelafspraken met bedrijven. We rekenen heel erg op de kennis, de kunde en de aanwezigheid van de vele programma's van de universiteit van Wageningen om juist ook de kennis over circulair gebruik van reststromen van palmolie over te dragen. Wageningen speelt hier natuurlijk een internationale rol in.

Voorzitter. De heer Van Haga had ook een vraag over MVO. MVO, de ketenorganisatie voor olie en vetten, heeft een paar suggesties gedaan om duurzame palmolie te bevorderen: het ondersteunen van kleine boeren, het opnemen van duurzame palmolie in de inkoopwaarde van de overheid en overleg met Europese collega's. Ik onderschrijf de voorstellen van MVO. We zetten ons in om deze te realiseren. Zoals ik al meldde, werken we met IDH en Solidaridad, en ook met SNV.

In de nieuwe inkoopcriteria voor horeca en catering wordt om duurzame palmolie gevraagd. Dat is dus een inzet van het kabinet. Ook overleg ik regelmatig met mijn Europese collega's, via de Amsterdam Verklaringen, maar ook over de inzet die we plegen met de landen die ik zojuist al noemde. Ik zou zeggen: het antwoord op de vraag van de heer Van Haga is een eenduidig en luid "ja".

Dan de vraag van D66 bij monde van mevrouw Van Eijs of ik een mogelijkheid zie voor een update van de RSPO, de rondetafel over duurzame palmolie. Kunnen we nieuwe afspraken maken waarbij meer bedrijven of nieuwe bedrijven zich kunnen aansluiten? Het is goed te benoemen dat RSPO een van de hoogste duurzaamheidsstandaarden heeft voor palmolie. De rondetafel is altijd bezig met betere monitoring en verbetering waar dit relevant is. Overheden zijn geen lid van deze rondetafel, zoals u weet. We hebben dus beperkte invloed op de standaard. Maar we spreken er regelmatig over. Wij vragen ook bedrijven en ngo's om lid te worden van RSPO. De standaard zelf wordt elke vijf jaar herzien en is recentelijk, eind 2018, nog aangescherpt op het terrein van ontbossing en mensenrechten.

Er is een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks of wij het gesprek willen aangaan over het gebruik van RSPO Next. Zoals ik net al meldde, is dit al een van de hoogste standaarden met het grootste draagvlak. Meer dan 3.000 bedrijven en ngo's zijn erbij aangesloten. Wel moeten we erkennen dat veel boeren in de landen — uiteindelijk de zwakste schakel in de keten en ook de meest kwetsbare schakel, als je kijkt naar mensenrechten en levensstandaard — het heel lastig vinden om die standaard te behalen. Er is altijd ruimte om te spreken over een verbetering, maar we moeten ook reëel zijn in wat we verwachten. Wij willen met name inzetten op het grootst mogelijke aantal boeren dat nu kan gaan voldoen aan de standaard die reeds gesteld is. Dat wil niet zeggen dat we tegen een continue verbetering zijn, maar we moeten wel een tijdpad in kunnen bouwen en mensen ook daadwerkelijk de gelegenheid geven om die standaard te halen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat tijdpad loopt nog wel een tijdje. Ik heb vier jaar in Indonesië gewoond en in die tijd vaak gezien hoe er op plantages geworsteld werd om te voldoen aan RSPO, maar ook hoe de handhaving eigenlijk structureel tekortschiet. Het is een vrijwillig certificeringssysteem dat vaak opereert in een context waarin alleen al legal compliance moeilijk ligt. Daar ligt dan misschien ook mijn vraag. Het CDA gaf net aan dat 90% van het gebruik van palmolie in Nederland op dit moment RSPO-gecertificeerd is, maar dat gaat niet over alle importen. Kunnen we niet kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat in ieder geval de importen die Nederland heeft, gegarandeerd legaal zijn en dat traceerbaar is waar het gemaakt is, zodat je überhaupt zicht krijgt op die ketens?

Minister Kaag:

Ik denk dat u eigenlijk bevestigt wat ik bij een eerdere vraag heb gesteld: wij kijken bij de certificering naar traceerbaarheid en verbeteringen in de traceerbaarheid. Dat is een continue ophoging van het niveau. Ik zeg niet dat we dat van vandaag op morgen meteen kunnen regelen, maar traceerbaarheid tot het laagste niveau van de keten is ontzettend belangrijk. Dat heb ik eerder in mijn beantwoording, misschien te snel, genoemd.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zeker, dat heeft de minister genoemd, maar in de context van een vrijwillig certificeringssysteem. In die context van wat in Nederland gebruikt wordt, is er kennelijk 90% dekking van een vrijwillig certificeringssysteem met grote handhavingsissues. Het gaat er natuurlijk om dat Nederland ongelofelijk veel palmolie importeert. Hoe zorgen we voor iets wat misschien vergelijkbaar is met de wetgeving voor illegaal hout in Europa, waarbij echt due diligence en legal compliance worden gevraagd? Hoe zorgen we dat de palmolie die in Rotterdam binnenkomt, gegarandeerd legaal is en dat de bewijslast ligt bij degene die wil importeren?

Minister Kaag:

Wat mij betreft worden hier verschillende thema's benoemd die nog aan de orde zijn. Op dit moment zet het kabinet in op dertien convenanten. Acht of negen daarvan zijn ondertekend. Die convenanten zijn allemaal gebaseerd op een vrijwillige deelname. Allerlei sectoren hebben aparte convenanten, of het nou gaat om proteïne, voedsel, pensioenfondsen of noem het allemaal maar op. Aan het eind van dit jaar zullen we gaan evalueren hoe goed de convenanten en de sectorbrede aanpak hebben gewerkt en of op termijn wetgeving aan de orde is. Als kabinet zijn we nog niet in de fase waarin we zeggen: we nemen er nu één uit en gaan daar al veel verder mee dan bij alle andere afspraken. Ten tweede zetten wij in op het gesprek van overheid tot overheid. Wij investeren in capaciteitsopbouw. We kijken naar regulering en naar het bredere kader. Wij doen dus al heel veel. Het is daarom te vroeg om die sprong te maken. Bovendien is Nederland niet de enige speler in dit geheel. Daarom zijn ook de Amsterdam Verklaringen ontzettend belangrijk, evenals een inzet binnen de EU. Ik hoop dat ik geschetst heb hoeveel er al gedaan wordt om het net juist zo breed mogelijk uit te gooien.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, kort.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik erken zeker dat er veel gedaan wordt, ik denk alleen dat een deel van het probleem is dat er heel veel gedaan wordt op basis van een vrijwillig certificeringssysteem met een ongelofelijk handhavingsprobleem. Dus nogmaals, erkent de minister dan dat Nederland wel verantwoordelijkheid draagt voor al die palmolie die wij hier importeren, dus niet alleen het stukje dat hier verwerkt en geconsumeerd wordt, maar de import?

Minister Kaag:

Ik heb vanaf het begin gezegd dat ons beleid aantoont hoe wij onze verantwoordelijkheid ervaren, hoe wij die uitdragen en hoe wij proberen anderen daarin mee te nemen. Of ik dan meteen daarna de sprong moet maken van verantwoordelijk zijn en zoveel mogelijk doen naar wetgeving of compliance in Indonesië of in Maleisië? Dat is niet uitvoerbaar, ook voor de Nederlandse regering niet. Daar heb je internationale afspraken voor nodig. Op dit moment zetten wij nog steeds in op vrijwillige basis en een zo goed mogelijke kwaliteit. Het gaat ook om boeren, om inkomens, om heel kwetsbare gezinnen en mensen. We willen dit — dat is de optiek van ontwikkelingssamenwerking — juist samen doen, omdat de vrijwillige basis uiteindelijk waarschijnlijk veel betere resultaten zal boeken. Een aantal landen heeft ingezet op totale verduurzaming. Daar zijn afspraken over. De reden waarom landen als Indonesië en Maleisië reageren op sommige stellingen die worden ingenomen, bijvoorbeeld vanuit het Nederlandse publieke debat, is dat ze voelen dat er onjuiste, onnodige en onproductieve druk wordt geplaatst en dat ze voor verplichtingen worden gesteld die ze gewoon niet kunnen nakomen. Dat kan ook een ontsnappingsroute gaan betekenen, waardoor je juist meer zogenaamd illegale palmolie — om het zo maar te noemen — kunt krijgen. We willen dit samen doen vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid, niet vanuit een soloverantwoordelijkheid van Nederland alleen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Kaag:

Ja. Dan is de vraag van de heer Amhaouch van het CDA wat we kunnen doen als de boeren bijvoorbeeld de productie een paar jaar stil zouden moeten leggen en geen inkomsten hebben. Dit is ook weer in het kader van Wageningen, onze kennisinstellingen. Er wordt geëxperimenteerd door kennisinstellingen en bedrijven met andere vormen van verbouwen van tijdelijke gewassen om toch te zorgen voor inkomens door de vorm van intercropping — in het Nederlands denk ik intergewasgroei. We werken met een overbruggingsfinanciering waar dit aan de orde is, ook voor organisaties die daarin kunnen steunen. Dat kan ook een heel mooie rol zijn, juist voor maatschappelijke organisaties vanuit Nederland of die daar lokaal werken.

De heer Amhaouch vraagt ook of er een lijst is van Nederlandse bedrijven die geen lid zijn van de RSPO en of ik de bedrijven daarop kan aanspreken. Wij gaan, zoals de heer Amhaouch weet, uit van een positieve benadering. Ik geloof dat hij deze benadering ook deelt. We wijzen alle bedrijven waar mogelijk op de kans, de verantwoordelijkheid en de rol die ze moeten pakken. Het RSPO-lidmaatschap zien wij daar als een integraal onderdeel van. Op de website van de RSPO zelf is de lijst te vinden van de bedrijven die wel lid zijn. Ik geef helaas geen werelddekking af door te zeggen wie dan nog niet lid is. Dat is lastig, maar ik denk dat we een goed beeld kunnen krijgen door naar de lijst te kijken.

Ik weet even niet wie de vraag heeft gesteld — excuus aan het lid — maar er is gevraagd of ik een importverbod op palmolie wil instellen. Het was mevrouw Ouwehand. In het kader van de partijverwarring stond u bij een andere partij. Daarom wist ik niet of de partij of de vraagsteller goed was, mevrouw de voorzitter. Het was mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Nee, wij achten een importverbod op palmolie juridisch niet haalbaar. Wij denken ook, zoals mevrouw Ouwehand uit andere debatten weet, dat dat het vraagstuk van de verduurzaming niet oplost. Wij denken dat een verbod op palmolie de inzet op duurzame, gecertificeerde palmolie ondermijnt. Ik heb ook gesproken over de boeren die getroffen dreigen te worden. De efficiency van palmolie is per hectare zes maal zo veel, dus als we aansturen op vervanging gaat er mogelijk heel veel extra landgebruik richting de ontbossing in plaats van dat we ontbossing juist voorkomen. Wij werken aan de aanpak die ik heb beschreven en kijken juist naar de verduurzaming en de duurzame gecertificeerde palmolie en dus ook naar de samenwerking van ngo's in dezen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voor de duidelijkheid, ik heb niet gesproken over een verbod maar over een vermindering van het gebruik en dus van de import van palmolie. Ik wil de minister voorleggen wat ik ook al in mijn termijn heb gezegd. Ja, ik erken dat de problemen rond palmolie een symptoom zijn van een diepere systeemfout. Ik vind het nogal mager om te zeggen: het is het meest efficiënte oliegewas, dus als we dit gaan vervangen, komen er elders problemen. Waar blijft de verantwoordelijkheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voor de SDG's en voor een voedselsysteem dat voedsel op de lange termijn voor iedereen beschikbaar maakt? Ik heb haar expliciet gevraagd naar de voedselrapporteur van de Verenigde Naties, Olivier De Schutter, die daarop wijst. De palmolie die wij eten, met alle respect, is een luxeproduct in het rijke Westen. Daar moeten wel heel veel andere mensen en doelen voor bloeden.

Minister Kaag:

Wij voeren het debat over de rapporteur en over andere productie- en consumptiemethoden regelmatig, en ook over de Britse economen. Ik waardeer zeer de alternatieve benadering van het ecosysteem en de rechten zoals beschreven door mevrouw Ouwehand. Ik ben het er echter niet mee eens. Ik denk dat het kabinet juist de SDG's nastreeft door het budget, de allocatie en de thema's zoals beschreven in de nota van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Onze benadering, keuzes en prioriteiten verschillen, maar wij zetten heel hard in op duurzaamheid en de zeventien ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Wij denken gewoon dat de aanpak verschillend is. Wij geloven in een constructieve, consultatieve benadering en afspraken. Een verplaatsing van het probleem is nog steeds niet het probleem oplossen. Armoede moet uitgebannen worden, maar armoede is, vrees ik, een veel breder thema dan alleen consumptie of het gebruik of de export van duurzame of niet-duurzame palmolie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nogmaals, wij kunnen het niet alleen over palmolie hebben en alleen maar in dit kadertje een oplossing zoeken, maar ik vind dat de minister haar portefeuille Ontwikkelingssamenwerking en haar verantwoordelijkheid voor de duurzameontwikkelingsdoelen echt tekortdoet als zij niet wil erkennen dat er grotere systeemveranderingen nodig zijn. Als wij in het rijke Westen minder vlees en zuivel gaan eten, komt er ontzettend veel land vrij. Dan kunnen wij in Europa oliehoudende gewassen gaan telen. Inderdaad, die vragen iets meer land dan die hoogefficiënte plantages, maar dat kunnen we gewoon hebben. De minister schermt hier met kleine boeren en zegt dat die de dragers moeten zijn van een duurzaam voedselsysteem — dat erken ik — maar niet van zulke monoculturen waarin ze hun kinderen mee moeten laten werken om een fatsoenlijke boterham te kunnen verdienen. Ik vind dat de minister niet voorbij mag gaan aan die effecten. Dit debat gaat alleen maar over palmolie, maar ik kom hier zeker op terug bij de minister. Ik vind dat zij moet erkennen dat het veroorzaken van dit grootschalige monoculturen voor consumptie in het rijke Westen niet past bij de ontwikkelingsdoelen die zij als minister voor OS zegt na te streven.

Minister Kaag:

Ik vind het altijd interessant dat wij werkwoorden als "erkennen" gebruiken. Het lijkt alsof er een misdaad is begaan. Onderschrijven of waarderen dat de SDG's belangrijk zijn, dat duurzame voedselproductie relevant is, ja. Daar ben ik het helemaal mee eens. Om mensen uit de armoede te tillen investeert het kabinet in onderwijs, onderwijs voor vrouwen, meisjes. We werken aan opvang, gezondheidszorg, toegang tot innovatieve financiering en het creëren van werkgelegenheid. Dat erken ik zeker. Dat duurzame palmolieproductie daar een onderdeel van vormt in een transformatieproces, waardeer ik ook. Maar onze politieke benadering in hoe een systeem veranderd moet worden, is wat mij betreft een evolutie in een gedeelde opgave en verantwoordelijkheid van de SDG's. Ik kom daar graag op terug in het gebruikelijke debat over Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Dat lijkt me een goed idee.

Minister Kaag:

Dan is er een vraag over het ABP, dat belegt in bedrijven die palmolie gebruiken of produceren. Wat kunnen wij doen om het ABP te bewegen de beleggingen te verduurzamen? Wij verwachten dat het ABP, net als elk ander pensioenfonds, de OESO-richtlijnen voor verantwoord ondernemen volgt, de risico's in kaart brengt rondom palmolie, en zijn invloed gebruikt om risico's te voorkomen en aan te pakken. Wij hebben afspraken hierover, ook middels het imvo-convenant van de pensioensector.

Is er in de Catshuissessie gesproken over dubieuze investeringen van banken? Ik wil verder geen uitspraken doen over de Catshuissessie. Ik weet even niet welke hier specifiek bedoeld is, maar als het gaat om duurzaamheid en herstel van vertrouwen in de bankensector, wordt er altijd gekeken dat duurzaamheid daar een onderdeel van is. Criteria zijn belangrijk en in bredere zin maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor wat betreft mijn eigen gesprekken met banken en de pensioensector zijn er verwachtingen over de afspraken ten aanzien van het bankenconvenant en het pensioenconvenant. Ik spreek de individuele bedrijven of pensioenfondsen daar ook op aan.

Dan heb ik het merendeel van mijn vragen beantwoord. Ik kijk even naar mijn collega, mevrouw Van Veldhoven. Als er nog vragen zijn, kom ik er graag in tweede termijn op terug.

De voorzitter:

Goed. Dan is nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Kröger heeft nog gevraagd naar prikkels: hoe voorkomen we dat onduurzame palmolie toch wordt bijgemengd in biobrandstoffen? Met de gedelegeerde handeling die nu voorligt, wordt na 2020 het bijmengen van palmolie uitgefaseerd, tenzij die gecertificeerd is. Niet-gecertificeerd bijmengen — daar doelt mevrouw Kröger eigenlijk op — is zelfs duurder dan fossiel, dus er is geen prikkel om dat te doen. Als je het wel wilt gebruiken, moet je onder de criteria van de RED II kunnen aantonen dat er duurzame palmolie in zit. Hoe zit dat dan met die criteria? Die zijn onderdeel van de gedelegeerde handeling. Dat zijn eisen over hoe getoetst wordt aan die criteria. Dat wordt uiteindelijk natuurlijk ook weer in uitvoeringsbepalingen vastgelegd. Daar zullen we als Nederland uiteraard heel kritisch naar kijken, om ervoor te zorgen dat dat goed geborgd wordt.

In antwoord op een vraag van D66 kan ik zeggen dat het in Europa in ieder geval zo werkt dat via onafhankelijke certificeringsinstellingen gecontroleerd moet worden of biobrandstoffen aan de duurzaamheidseisen van de Richtlijn hernieuwbare energie voldoen. Ook de certificeringsinstellingen moeten weer voldoen aan Europese regels, zoals opgenomen in de Richtlijn hernieuwbare energie. Die certificeringsinstellingen worden weer getoetst door de Europese Commissie. Lidstaten kunnen zelf geen extra eisen aan die certificeringsinstellingen stellen, maar we zullen uiteraard met de Europese Commissie scherp hierop blijven toezien.

D66 heeft gevraagd hoe we als Nederland proberen om alle biobrandstoffen zo duurzaam mogelijk te maken. Biobrandstoffen die bijdragen aan de Europese doelstelling voor hernieuwbare energie moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria van RED II, anders tellen ze gewoon niet mee. Maar in de context van het klimaatakkoord hebben we ook nadere afspraken gemaakt. Zo hebben we besloten dat het niveau van conventionele brandstoffen gelijk blijft aan het niveau van 2020. In die Europese richtlijn zat nog een mogelijkheid om 1% daarboven door te groeien, maar de partijen bij het klimaatakkoord hebben gezegd: dat gaan we niet doen. Ook is afgesproken om de huidige praktijk door te zetten, waarin de marktpartijen geen palmolie en soja inzetten voor biobrandstoffen voor de Nederlandse vervoermarkt. Op een vraag van de heer Laçin kan ik zeggen dat ik geen veranderingen verwacht, maar ik stuur u in juni de rapportage over 2018.

GroenLinks heeft een vraag gesteld over biokerosine. Voor biokerosine geldt, zoals dat voor alle brandstoffen geldt: als het wordt ingezet om de doelen van RED II te halen, moet het gewoon voldoen aan de eisen van RED II. De duurzaamheidseisen van RED II gelden dus ook voor duurzame biokerosine die wordt ingezet onder het EU ETS. Op deze wijze zit er dus ook een duidelijke prikkel richting luchtvaart om te voldoen aan de eisen die RED II aan biobrandstoffen stelt. Wat betreft het nog buiten de RED II inzetten: het inzetten van niet-duurzame palmolie is duurder dan gewoon fossiel. Dan is er dus geen enkele prikkel om die extra kosten te maken maar het verder nergens voor te laten meetellen. Die prikkel is dus niet economisch.

Mevrouw Kröger vroeg hoe we de productie van duurzame biomassa borgen. In het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie en het ontwerpakkoord hebben we afgesproken dat er een duurzaamheidskader komt. Dat is ook integraal onderdeel van het hele ontwerpklimaatakkoord geweest. PBL is nu gevraagd om daarvoor een analyse te maken van beschikbaarheid en fair share. Vervolgens komt de SER met een advies. Daarna neemt het kabinet een besluit; ik verwacht dat dat in het eerste kwartaal van 2020 komt. Ook hebben we het volgende afgesproken. Voor grootschalige nieuwe investeringen, die gesteund worden door de overheid, is het belangrijk dat dat kader er is, zodat je ook weet of je toekomstbestending investeert. Dat is voor het milieu belangrijk, maar net zozeer voor de ondernemers, die dan ook weten waar ze aan toe zijn.

Dan vroeg de heer Amhaouch van het CDA of Nederland in dat nieuwe systeem gaat overstappen naar CO2-sturing. Op dit moment zijn we bezig met de implementatie van de herziene Richtlijn hernieuwbare energie. Inderdaad is in moties uit de Kamer, maar ook in het klimaatakkoord, opgenomen dat CO2-emissies in de keten zullen worden meegenomen. In de wetgeving komt dat terug. Ik verwacht de Kamer hierover begin volgend jaar te kunnen informeren.

Voorzitter, als het goed is, heb ik daarmee de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

De staatssecretaris geeft aan dat de moties met CO2 worden meegenomen, maar is er een verschil of die worden meegenomen of dat ze leidend zijn. Als we kijken naar de klimaatdiscussie die we hebben, dan hebben we gezegd dat CO2-reductie leidend is. Dus ook hier de vraag, zoals in de motie van de heer Van Martel ...

De voorzitter:

Von Martels, uw collega.

De heer Amhaouch (CDA):

Von Martels: is de CO2 dadelijk in de nieuwe regelingen leidend?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Wat ik heb gezegd, is dat we de CO2-emissies in de keten meenemen. Het verzoek was namelijk om dat op te nemen in de wetgeving. Ik ken de details van de wetgeving niet uit mijn hoofd, maar moties van de Kamer worden altijd zorgvuldig uitgevoerd. Ik ga er dus zomaar vanuit dat dat ook op dit punt netjes wordt gevolgd. We komen daar bij u op terug.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Beide bewindspersonen praten zeer snel, dus misschien heb ik het gemist. Ik heb ook nog gevraagd of er meer steun was voor de inzet van Nederland bij vragen naar strengere criteria en het sluiten van achterdeuren als het gaat om palmolie en het meetellen daarvan als hernieuwbare grondstof in de biobrandstoffen. Verwacht zij, ook in de toekomst, meer steun voor dit standpunt en zijn er wellicht kansen om in de toekomst nog aanscherpingen te doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat was inderdaad een vraag, alsook of het Europees Parlement misschien nog iets kon doen. Ik realiseer me dat ook die vraag er nog was. Deze gedelegeerde handeling is niet amendeerbaar, dus je kunt alleen maar "ja" of "nee" zeggen. Dat betekent dat er op dit moment geen mogelijkheid is om te zeggen: ik wil bepaalde eisen of bepaalde aspecten van die gedelegeerde handeling nog weer verder preciseren of aanscherpen. Ik denk — ik hoor dat eigenlijk ook breed in de Kamer — dat deze gedelegeerde handeling wel echt een stap vooruit betekent. In de toekomst zullen we opnieuw op allerlei manieren spreken over hernieuwbare energie. Ook dan zal Nederland zich weer inzetten voor stevige duurzaamheidscriteria en ook zeker andere landen opzoeken om verbonden mee te sluiten. Maar in zijn algemeenheid zeggen dat we iets kunnen aanscherpen, kan ik niet beoordelen, want ik weet niet precies waar mevrouw Van Eijs op doelt.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Eigenlijk doelde ik op het feit dat ik heel blij was met de inzet van de staatssecretaris, zoals ze die beschrijft in haar brief. Ik probeer er een beetje gevoel bij te krijgen of wij nu de enige in Europa zijn die dit willen. Of is er een grote kans dat er uiteindelijk een meerderheid zal ontstaan? Volgens mij is 2021 de volgende kans om eventueel aan te scherpen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik verwacht in ieder geval dat deze gedelegeerde handeling zal worden aangenomen. Dat wil zeggen dat een meerderheid van de lidstaten van mening is dat dit een stap in de goede richting is en dat zij die verdere aanscherping dus graag willen. Dat betekent dus ook dat je een basis van lidstaten hebt die hier scherp en kritisch op is en die bij een volgende herziening natuurlijk weer vanuit dat perspectief zo'n voorstel zal beoordelen. Dus mijn korte antwoord is dat ik verwacht dat we ook in de toekomst weer met andere landen zullen kunnen optrekken.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb een vraag met betrekking tot biokerosine, want dat ging erg snel. Op het moment dat Nederland meer gaat inzetten op biokerosine, is er natuurlijk het grote risico dat, waar op dit moment in Nederland palmolie en soja niet worden ingezet bij de biobrandstoffen en we ook die cap hebben, er toch een verschuiving komt en het wel gebruikt gaat worden voor biokerosine. Erkent de staatssecretaris dit risico, is ze het met me eens dat dit onwenselijk zou zijn en wat kunnen we eraan doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Er zitten een aantal lagen in die vraag. Als biokerosine ingezet wordt voor het behalen van de RED II-doelstellingen — dat wil zeggen dat de sector die dat doet daarvoor ook erkenning krijgt en het meetelt — moet het ook gewoon voldoen aan de criteria van RED II. Anders telt het bijvoorbeeld ook niet mee voor ons aandeel duurzame energie. Dan tellen dezelfde eisen. De duurzaamheidseisen van RED II gelden ook voor de duurzame biokerosine die wordt ingezet onder het EU ETS. Dus als we er onder EU ETS iets voor "terug willen krijgen", gelden ook die doelstellingen. Er zijn dus duidelijke prikkels om gewoon te voldoen aan die doelstelling van de RED II. Daarnaast kunnen er nog andere duurzaamheidsafspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld in internationaal verband. Maar het blijft te allen tijde zo dat het inzetten op biobrandstoffen voor een luchtvaartmaatschappij duurder is dan het niet inzetten op biobrandstoffen. En als je inzet op biobrandstoffen en je dat dan ook graag wil terugzien in een waardering in het ETS of onder de RED II, dan gelden daarvoor de duurzaamheidseisen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat was een antwoord op een stukje van mijn vraag, maar niet op waar het mij om ging. Er is nu namelijk een sluiproutetje om palmolie toch te mogen blijven gebruiken voor biobrandstoffen. De staatssecretaris schetst dat zij blij is dat er in het klimaatakkoord is gezegd: palmolie en soja gaan we niet doen, en dat blijft ook zo. Maar gaan we dan nu opeens per ongeluk, onwillekeurig, wel palmolie en soja krijgen in de biokerosine die in Nederland getankt wordt? En wat kunnen we eraan doen om dat te voorkomen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Het klimaatakkoord heeft het sowieso over wegtransport. Ik denk dat het belangrijk is dat we die afspraak hebben gemaakt. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat biokerosine afkomstig van voedselgewassen allemaal valt onder de cap van 5% die in de regelgeving vastligt. Dat is dus gecapt. We hebben ook afgesproken dat we een verhoging van die cap niet zullen inzetten. Daarmee denk ik dat het risico dat mevrouw Kröger schetst beperkt is. Maar ik begrijp dat u binnenkort ook nog een debat hebt over duurzame luchtvaart. Als u het verder nog specifiek wilt hebben over de luchtvaart — die heeft op de wereldwijde markt soms natuurlijk net een iets andere situatie dan het wegtransport binnen Europa — dan kunt u daar natuurlijk altijd nog aanvullende vragen stellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Die suggestie neem ik uiteraard mee. Maar deze staatssecretaris is verantwoordelijk voor het biobrandstofbeleid en heeft namens Nederland ook heel duidelijk uitgesproken dat het niet wenselijk is dat we soja en palmolie inzetten als biobrandstof. Ik denk dat het wel belangrijk is dat dat natuurlijk net zo hard geldt voor biokerosine of voor vervoer per schip. We moeten eigenlijk gewoon zeggen: we gaan die voedselgewassen niet verbranden; dat is niet wenselijk.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar daarom valt biokerosine dus ook onder die cap van 5%. Nederland heeft die cap ook lager vastgesteld dan wat Europees is toegestaan, precies in lijn hiermee.

De voorzitter:

Was u aan het einde gekomen van uw betoog?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, voorzitter.

De voorzitter:

Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de regering. Ik kijk naar de leden om te zien of zij behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik zie enthousiast ja-geknik. Ik geef het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties, dus ik ga snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gedelegeerde handeling van de EU rondom palmolie (C(2019) 2055 final) het risico van sluiproutes met zich meebrengt, waardoor palmolie gelinkt aan ontbossing en landroof nog steeds gebruikt kan worden als biobrandstof;

verzoekt de regering een proactieve rol te spelen bij de monitoring van dit beleid en de Nederlandse kennis hierover aan te bieden aan de EU;

verzoekt de regering tevens hierbij in ieder geval te rapporteren over het aantal en areaal van palmolieplantages,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 638 (30196).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse producenten van voedsel en andere levensmiddelen op grote schaal palmolie in producten gebruiken terwijl hiervoor duurzamere alternatieven beschikbaar zijn;

verzoekt de regering in overleg te treden met de producenten van levensmiddelen over het reduceren van het gebruik van palmolie in producten waarin dit niet essentieel is, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 639 (30196).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de productie van palmolie nog steeds gelinkt is aan de aantasting van kwetsbare natuur, beschermde diersoorten en de rechten van lokale bevolking;

overwegende dat er op dit moment slechts een vrijwillig certificeringssysteem bestaat rondom de productie van palmolie;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke stappen gezet kunnen worden om te voorkomen dat palmolie waarvan de productie is gelinkt aan ontbossing of landroof, door Nederland wordt geïmporteerd, en hierbij te onderzoeken of de bewijslast om aan te tonen dat palmolie op legale en duurzame wijze is geproduceerd bij de importerende bedrijven kan komen te liggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 640 (30196).

Dank u wel. Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik snap niet zo goed dat je kan blijven hangen in een methode niet gewoon niet werkt. De inzet van het kabinet is al vijftien jaar dezelfde: we zetten in op verduurzaming. En nog steeds worden we gewaarschuwd dat het helemaal niet goed gaat: door de vakbonden, door Amnesty International, door milieuorganisaties.

Hoelang willen we dit blijven volhouden? We werken met een vrijwillig certificeringssysteem waar ook nog geld van de belastingbetaler heengaat dat eigenlijk bedoeld is voor ontwikkelingssamenwerking, maar waar de grote bedrijven van profiteren, want die zitten aan die ronde tafels de dienst uit te maken.

Ik snap niet dat je dan na vijftien jaar niet een keertje toegeeft dat we het misschien anders moeten gaan proberen, en dat we nu inzetten op roofbouw op de aarde. Want dat is het.

Waarom geven we niet toe dat we monoculturen creëren omdat de grote multinationals het handig vinden dat er een goedkope grondstof is voor de producten die zij hier in het rijke Westen willen verkopen? Ik spreek de minister voor Ontwikkelingssamenwerking echt aan op de systeemfouten die eruit moeten. Willen we duurzaam voedsel voor alle mensen bereikbaar maken in de toekomst, dan moet je afstappen van dit systeem.

Voorzitter, dit wordt vervolgd.

De voorzitter:

De heer Laçin, namens de SP.

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Als we zo naar de bewindspersonen luisteren, lijkt het alsof we supergoed bezig zijn en dat er geen enkel probleem is. Maar ik wil nogmaals benadrukken dat het gebruik en de invoer van palmolie, wat massaal door Nederland gedaan wordt, grote gevolgen heeft voor de lokale boeren en andere mensen daar. Nederland is de grootste importeur en exporteur in de EU, maar over ontbossing en schending van mensenrechten hoor ik eigenlijk heel weinig van de bewindspersonen. Dat is teleurstellend omdat dat gewoon een groot probleem is.

Ik ben ook wel heel benieuwd of wij zicht hebben op de wijze waarop de handhaving van de afspraken die wij maken — al die convenanten die de minister noemde — en het toezicht daarop in die landen plaatsvinden. Daar maak ik me grote zorgen om. Daar moeten we op inzetten zodat het importeren, als we dat blijven doen, zo duurzaam mogelijk gebeurt. Als dat niet gebeurt, moeten we er gewoon mee kappen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties, dus ik ga snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie op 8 februari een voorstel voor een gedelegeerde handeling heeft gepresenteerd waarmee de criteria voor biobrandstoffen met een hoge indirecte CO2-uitstoot (ILUC) vastgelegd zijn;

overwegende dat deze criteria tot een substantiële vermindering van biobrandstoffen op basis van palmolie zullen leiden, maar niet voor biobrandstoffen op basis van andere grondstoffen die ook kunnen leiden tot grote ontbossing en daarmee een vergelijkbare CO2-uitstoot;

overwegende dat de Kamer zich eerder uitgesproken heeft om een betere sturing op CO2 en ILUC;

verzoekt de regering om zich ervoor in te zetten dat de Commissie ook biobrandstoffen van grondstoffen anders dan palmolie met een hoog ontbossingsrisico, als biobrandstoffen met een hoog ILUC-risico aanmerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 641 (30196).

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik maak te lange moties. Hier komt de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de import van palmolie en andere plantaardige oliën stijgt in Nederland;

constaterende dat banken blijven investeren in productie hiervan en dat het niet duidelijk is welke stappen het bedrijfsleven neemt om alleen duurzame palm- en andere soorten olie te gebruiken;

overwegende dat onder andere banken en voedselindustrie imvo-convenanten hebben afgesloten;

verzoekt de regering om samen met de banken en de voedselindustrie stappen te zetten om palm- en andere plantaardige olie te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 642 (30196).

De heer Amhaouch heeft het woord.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik heb geen moties, helaas, maar wel twee vragen aan de minister. De eerste gaat over de term "ontbossing". Het begint ernaar te neigen dat ontbossing per definitie slecht is. Ik zag afgelopen zondagavond nog een programma op de Nederlandse televisie waarin werd aangegeven dat in Nederland ontbossing een trend is, dus dat we meer bomen weghalen dan aanplanten. Is ontbossing per definitie slecht, of zijn er ook bepaalde situaties waarbij ontbossing een doel dient, zo vraag ik de minister. Dat is één.

Twee is dat ik nog een aantal antwoorden mis op mijn vragen aan de minister over eigenlijk een compleet blokje. In mijn eerste inbreng had ik het over de brief van Maleisië en over het feit dat Indonesië heeft gedreigd om het handelsakkoord op te zeggen waarover we nu aan het onderhandelen zijn en zelfs om het klimaatakkoord op te zeggen. Hoe moet ik dat plaatsen? Ik weet niet of het emoties zijn, maar ik ga ervan uit dat Nederland en Europa samen met Indonesië optrekken. Ik moet zeggen dat het beleid van de minister zeer gebalanceerd is: kijken of wat niet goed gaat, beter kan en niet alleen met het vingertje wijzen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Uw vragen over ontbossing deden vragen rijzen bij mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat roept inderdaad een vraag op. Begrijp ik nou goed dat het CDA zich ook zorgen maakt over de ontbossing in Nederland? Hoe moet ik duiden wat de heer Amhaouch zojuist zei: daar is ontbossing, maar het lijkt erop alsof Nederland het misschien nog wel erger doet?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik zeg niet dat Nederland het erger doet. Op zondagavond — dan heb je niet zo veel te doen en ga je eens kijken — kijk ik graag naar de programma's Tegenlicht en Monitor. Ik ben geen woordvoerder ontbossen, maar het triggerde mij dat er soms ook wel een doel achter zit. In Nederland zijn we blijkbaar een stukje aan het ontbossen omdat er een Europese instandhoudingsdoelstelling is. Ik zou de minister willen vragen: hebben we ook in Zuidoost Azië en in Oceanië zo'n beleid dat we een stuk bos weghalen voor een stukje stuifzand of heide? Daar kan dus een doel achter zitten. Ik wil voorkomen dat we in deze zaal, in dit huis van de democratie, alleen maar over ontbossing praten in zwarte termen. Daarom vraag ik de minister: moeten we het per definitie heel zwart-wit zien — "ontbossen is altijd slecht" — of is het toch iets genuanceerder?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik kan merken dat de heer Amhaouch inderdaad geen woordvoerder biodiversiteit is. Maar ik hoop dat hij goed heeft onthouden wat hij op televisie heeft gezien, namelijk dat er wel erg veel bomen verdwijnen in Nederland, en ik hoop dat het CDA voortaan voorstellen steunt, ook in gemeenteraden en provincies, om die bomen te laten staan.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik ben geen woordvoerder ontbossing. Ik heb het ter kennisgeving aangenomen. Ik denk dat velen met mij dit ook zo beluisteren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Is de heer Amhaouch op de hoogte van de mondiale impact die ontbossing, met name in de veenbossen in Indonesië en Maleisië, heeft op de CO2-uitstoot?

De heer Amhaouch (CDA):

Daar ging dat programma afgelopen zondag hier in Nederland ook over. Ik kan het niet goed plaatsen. Ik weet dat we in Nederland bepaald Europees beleid hebben om te ontbossen om andere natuur een kans te geven. Nogmaals, mijn vraag is, niks meer en niks minder: is ontbossen per definitie slecht? Of kun je ook bomen weghalen en dan weer bomen bijplanten? Dan is het niet zo zwart-wit, maar genuanceerder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik raad de heer Amhaouch echt aan om zich te verdiepen in hoe de ontbossing in Zuidoost Azië, met name in de veenbossen, zorgt voor een gigantisch aandeel in de mondiale CO2-uitstoot. Dat is de reden waarom Nederland en een heleboel andere landen wereldwijd zeggen: we moeten de ontbossing in Indonesië, in Zuidoost Azië stoppen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Aalst ziet af van zijn spreektijd. Tot slot de heer Van Haga.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor het beantwoorden van de vragen. Het is goed om te horen dat we boeren helpen in allerlei landen. We trainen ze. We geven kennis door. Zelfs Wageningen werd genoemd. En er gaat zelfs OS-geld naartoe. Dat is mooi. Het is goed dat de minister ook nog even heeft genoemd dat het rendement zes keer zo hoog is als bij andere gewassen. Er wordt dus heel veel gedaan. Complimenten daarvoor. Miljoenen mensen zijn er tenslotte van afhankelijk. Het is goed om te horen dat de minister de suggesties van MVO overneemt. Dank daarvoor. Nederland doet het dus gewoon goed, zowel in Nederland als in de internationale keten, en gelukkig ook met OS-geld.

Ik had twee moties voorbereid, maar de minister heeft mij volledig overtuigd. Ik zal ze dus niet indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk, dat zien we graag. Mevrouw Kröger heeft een vraag aan u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Toch een vraag aan de VVD over deze goednieuwsshow. Erkent de VVD dat er wellicht ondanks de certificering, ondanks de inzet, ondanks het feit dat 90% in Nederland nu dat vrijwillige certificeringssysteem gebruikt, toch nog gigantische problemen in de palmolieproductie zitten en dat er additionele stappen nodig zijn?

De heer Van Haga (VVD):

Volgens mij heb ik in mijn bijdrage gezegd dat ontbossing heel erg slecht is. Als ontbossing het gevolg is van het gebruik van palmolie, moeten we daar wat aan doen. We hebben gehoord dat 90% van de palmolie in Nederland al duurzaam is. Ik ben het helemaal met de heer Amhaouch eens dat we moeten zorgen dat dit naar de 100% gaat. Maar ik heb ook gehoord van de minister dat we het al heel erg goed doen, dat we allerlei stappen ondernemen en dat Nederland in de keten en in het buitenland alles op alles zet om daartoe te komen. Ik ben het helemaal met u eens dat we alles op alles moeten zetten om tot 100% te komen, zeker. Als we het huidige areaal fatsoenlijk gebruiken en een hoog rendement op de palmolieproductie hebben, dan kunnen we met het huidige areaal in de hele wereldproductie voorzien. En dan is palmolie verder een goed product waarin prima gehandeld mag worden en waar we allerlei mooie producten van kunnen maken.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Maar zijn er naast het 100% inkopen via een vrijwillig certificeringssysteem waar steeds handhavingsissues mee zijn, toch niet additionele stappen nodig? We moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat alle import van palmolie in Nederland — het gaat dus niet alleen om wat er hier gebruikt wordt, maar vooral om wat we in Rotterdam binnenkrijgen — gegarandeerd legaal is en niet gelinkt is aan ontbossing, mensenrechtenschendingen of landroof.

De heer Van Haga (VVD):

Nogmaals, alles wat we daaraan kunnen doen, moeten we doen. Ik ben ook heel blij dat Nederland de grootste importeur en exporteur is, want ik heb er groot vertrouwen in dat Nederland bij uitstek een land is dat hier goede acties op onderneemt.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer gekomen. Ik kijk naar de beide bewindspersonen. Kunt u direct overgaan tot beantwoording? Nee. Dan schors ik voor een paar minuutjes.

De vergadering wordt van 21.27 uur tot 21.34 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Kröger en de heer Laçin vragen mij twee dingen. Zij vragen om een proactieve rol te spelen bij de monitoring en Nederlandse kennis aan te bieden aan de EU, maar ook om zelf te monitoren en te rapporteren. Tot dat eerste ben ik graag bereid, maar tot het tweede niet. Dat hoeven we als Nederland ook niet te doen, omdat de Europese Commissie regelmatig de ontbossingsdata zal actualiseren. De eerste keer zal dat gebeuren in het voorjaar van 2021. Voor die data worden wetenschappelijke gegevens gebruikt. Ik ben natuurlijk graag bereid om onze kennis aan te bieden aan de Commissie, maar ik laat de rapportage aan de Commissie. Ik zou de leden dus eigenlijk willen voorstellen dat zij het tweede verzoek schrappen. Als ze dat doen, dan kan ik het oordeel aan de Kamer overlaten.

De voorzitter:

Een handreiking. Mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, een handreiking. Ik bedoelde in de motie te verzoeken dat het rapporteren over het areaal palmolieplantages onderdeel wordt van wat de EU gaat doen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar dat doet de EU al.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat gaat gebeuren?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voor zover ik weet: ja. Ik ga sowieso niet iets apart nationaal rapporteren wat de EU rapporteert. Mochten er na die EU-rapportage nog specifieke vragen zijn, dan kan mevrouw Kröger natuurlijk ook altijd via het Europees Parlement ervoor zorgen dat de EU in haar rapportage de juiste dingen meeneemt. Ze heeft daar collega's zitten die daar direct invloed op kunnen uitoefenen. Dan kunt u natuurlijk altijd nog vragen stellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zeker. Ik hoop dat we er, als Nederland die proactieve rol gaat spelen, inderdaad op inzetten dat het areaal van palmolieplantages wordt gemonitord. Dan amendeer ik m'n eigen motie. Dat is het verkeerde woord. Excuus.

De voorzitter:

U wijzigt uw motie. Dan krijgt ze gewijzigd het oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, we zullen proactief goed kijken hoe de Commissie die monitoring inricht en we zijn bereid om Nederlandse kennis aan te bieden aan de EU. Het oordeel over die strekking kan ik aan de Kamer laten als het tweede dus vervallen is.

Dan de motie van mevrouw Van Eijs. Nederland kon op die gedelegeerde handeling in eerste instantie de Commissie adviseren. Nederland heeft toen gestuurd op klimaatimpact, want daarom doen we het allemaal, en kritische vragen gesteld over de berekeningen van de grens voor de hoge ILUC. Nederland heeft daarom ook geadviseerd om ook andere grondstoffen die een hoog risico op ontbossing hebben — soja kwam daar in ieder geval langs — als hoog ILUC-risico te kwalificeren. De Commissie heeft dat advies niet overgenomen en op 13 maart werd de gedelegeerde handeling vastgesteld. Ik blijf in de toekomst uiteraard ook de ontwikkelingen volgen. Ik zie de motie als ondersteunend aan het bestaande beleid, dus ik zou deze motie over kunnen nemen.

De voorzitter:

Zijn er mensen op tegen dat deze motie wordt overgenomen? Dat is het geval.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dan krijgt ze oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 641 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dan ben ik daarmee aan het eind van mijn beantwoording.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de minister.

Minister Kaag:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De motie op stuk nr. 639, het verzoek aan de regering om in overleg te treden met de producenten van levensmiddelen over het reduceren van het gebruik van palmolie in producten waarin dit niet essentieel is en de Kamer over de uitkomsten te informeren. Ik wilde zeggen dat wij al inzetten op de verduurzaming. Dat zal duidelijk zijn. Samen verantwoordelijkheid nemen vindt het kabinet relevant. Ik zal niet meer herhalen hoe ik aankijk tegen het gebruik van het land. Wij treden in overleg met de producenten. Ik weet niet of het effectief is om met producenten in het bijzonder in overleg te gaan om aan te sturen op een productie. We zullen in alle overleggen gewoon gesprekken voeren over de verduurzaming. Dan kunnen producenten op een gegeven moment tot de conclusie komen dat ze ook willen verbreden, een andere tak willen investeren. Maar ik vind het niet aan het kabinet om specifiek in overleg of onderhandeling te gaan met producenten om aan te dringen op productie. Op basis daarvan ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 639 wordt ontraden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

In het gehele beleid gaat het continu over afspraken met de sector. Het gaat hier over de levensmiddelenproducenten, die palmolie en andere plantaardige olie inkopen. Continu gaat het over afspraken met de sector. Waarom is dan niet onderdeel van die afspraken om minder palmolie te gebruiken op gebieden waar het niet essentieel is? Dat is toch juist onderdeel van mvo?

Minister Kaag:

Nee, niet per se. Daar gaat het om duurzaamheid, dierenwelzijn, mensenrechten, internationale afspraken nakomen, het klimaatakkoord en andere zaken. Aandringen op reductie van een ingrediënt binnen een product is niet een specifiek onderdeel van het imvo. Dat hoort ook niet bij de convenanten. Je kunt het meenemen, maar het is eerder aan de sector zelf om te zeggen: wij hebben dit niet meer zo nodig, want we hebben middels technologie een nieuw product gevonden dat tot vervanging kan dienen. Dat is aan de sector zelf. De overheid gaat niet in die taak van de sector of de producenten treden. Dit is ook niet een kwestie van duurzaamheid of een principiële mensenrechtenkwestie, waarvoor imvo bedoeld is.

Dan de motie op stuk nr. 640 van mevrouw Kröger met het verzoek aan de regering om in kaart te brengen welke stappen gezet kunnen worden om te voorkomen dat palmolie waarvan de productie is gelinkt aan ontbossing of landroof door Nederland wordt geïmporteerd en de bewijslast bij de bedrijven te leggen om aan te tonen dat palmolie op legale, duurzame wijze is geproduceerd. Het bedrijfsleven in Nederland heeft zich al verbonden aan 100% duurzame palmolie. Alles wat voor Nederlandse consumptie wordt gebruikt, is al 100% duurzaam. Doorvoer via Nederland is voor 88% duurzaam. Ik vrees dat de inschatting van het kabinet is dat deze motie daaraan niets verandert. Er is ook geen toegevoegde waarde. De handhavingskosten zijn wel hoog. Bovendien zou het indruisen tegen de regels van de EU-interne markt en die van de Wereldhandelsorganisatie. Aan dat laatste hechten wij zeer. Op basis daarvan ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 640 wordt ontraden.

Minister Kaag:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 642. Die motie is in lijn met staand beleid. Ik wil de verdere details niet meer noemen. Wij praten met banken en de voedselindustrie via de verschillende convenanten waaraan zij deelnemen. Een werkgroep richt zich op een aanpak voor palmolie en mensenrechtenrisico's. Op basis daarvan neem ik deze motie over.

De voorzitter:

Het voorstel is om de motie op stuk nr. 642 over te nemen. Is daar bezwaar tegen? Dat is het geval. Welk oordeel krijgt de motie dan?

Minister Kaag:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 642 krijgt oordeel Kamer.

Minister Kaag:

De heer Amhaouch stelde nog twee vragen, waarop ik heel kort zal ingaan. Hij vroeg mijn reactie op de vraag of de dreiging met het stopzetten van de CEPA-onderhandelingen effect heeft, ook voor wat betreft Maleisië. Wij denken dat een dreiging, laat staan het stopzetten van de onderhandelingen tussen de EU en Indonesië, in eerste instantie niet in het belang van Indonesië is, ook niet als het gaat om het bredere kader van onze afspraken en doelstellingen. Wij denken dat het toekomstige handelsakkoord juist dialoogmomenten geeft om te spreken over duurzame en inclusieve handel. Ook kan het arbeidsgelegenheid creëren als onderdeel van een brede ontwikkelingssamenwerkingsinzet. Wij denken wel dat het akkoord een bijdrage moet leveren aan de verduurzaming van de palmolieproductie. De onderhandelingen met Maleisië liggen al stil sinds 2012.

Dan de bredere vraag die de heer Amhaouch stelde op basis van informatieve televisieprogramma's op de zondagavond. Ik ben absoluut geen ontbossingsexpert, maar het kabinet werkt er in brede zin aan om de doelstellingen van Parijs internationaal te halen, via het NDC-partnerschap en klimaatfinanciering. Het probeert ook het risico van ontbossing tegen te gaan waar dit relevant is en die gebaseerd is op verkeerd beleid. Het gaat bijvoorbeeld ook om het herwinnen van landbouwgronden op het Afrikaanse continent. Maar daar zijn verschillende kleurschakeringen in. Ik wil me niet wagen op een heel breed terrein; we zijn hier gekomen via de palmoliediscussie. Maar ik ben zeer dankbaar voor de bredere vraag en de curieusheid die daarachter schuilt. Wij kunnen daar allen van leren.

Dank.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank beide bewindspersonen voor hun komst naar de Kamer. Over de moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

Naar boven