8 Omgaan met gevolgen van aanhoudende droogte

Aan de orde is het debat over omgaan met de gevolgen van aanhoudende droogte.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over het omgaan met de gevolgen van de aanhoudende droogte.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Ik heet de Kamerleden welkom, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis. Er hebben zich acht sprekers gemeld. Iedere spreker heeft vier minuten.

Ik geef allereerst het woord aan de heer De Groot van D66. Misschien wel leuk om te weten: het debat is aangevraagd op 4 september vorig jaar. We kunnen ons dat, denk ik, nog wel herinneren. Toen was het een droge periode. Aan u het woord.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik had eigenlijk gedacht, gezien het belang van het onderwerp — zonder gekheid — dat de fractievoorzitters zich nu hier zouden verdringen voor de interruptiemicrofoon dat zij eigenlijk zelf dit debat wilden voeren. Maar dat is niet het geval, dus ik zal dit zelf doen. Inderdaad, mijn collega Sienot vroeg dit aan met de woorden: "Voorzitter. Als wij niets doen, dan verdrogen de gewassen, dan verbrandt de natuur en lopen de schepen vast." Op dat moment — volgens mij was het nog in de zomer, voor het reces — keek iedereen een beetje meewarig: nou ja, dat gaat toch niet gebeuren. Maar helaas, mijn collega heeft wel gelijk gehad. Ik zeg erachteraan: dit wordt het nieuwe normaal, en wen er maar aan.

Voorzitter. De zeespiegel stijgt en Nederland zakt. Met de desastreus droge zomer in het achterhoofd doen D66 en GroenLinks 62 voorstellen om de gevolgen van klimaatverandering in Nederland op te vangen, zodat we in de toekomst ook nog droge voeten kunnen houden. We hebben daar gisteren samen met GroenLinks een initiatiefnota over aangeboden aan de beide bewindspersonen.

De voorzitter:

Dat leidt meteen al tot een interruptie. Meneer Geurts, gaat uw gang.

De heer Geurts (CDA):

Ja, ik denk: de eerste die vanavond het woord "klimaatverandering" in zijn mond neemt, die krijgt een interruptie en wel de volgende. De D66-fractie bij monde van de heer De Groot legt een verband tussen de droogte en klimaatverandering; daar ligt een verband tussen volgens de D66-fractie. Het KNMI heeft recent gezegd: "Een gebied met hoge luchtdruk boven zuidelijk Scandinavië veroorzaakte record-hoge temperaturen en deze droogte. De afgelopen eeuw is er geen toename te zien in het voorkomen van dit luchtdrukpatroon, sinds 1979 lijkt er zelfs eerder een afname te zijn. Ook is er over de afgelopen 112 jaar geen trend te zien in minder regen. Daarom kan niet gezegd worden dat de droogte in 2018 komt door klimaatverandering." Einde citaat van het KNMI. Wat is de reactie van de D66-fractie hierop?

De heer De Groot (D66):

Hetzelfde KNMI heeft gezegd dat de zeespiegelstijging toch nog sneller gaat dan we hadden voorzien. Het noemde daarbij 292 centimeter — laat ik het maar drie meter noemen — in het jaar 2100. Dat betekent dat onze kinderen dat gaan meemaken. Dat betekent ook, is ook door het KNMI gezegd, dat de extremen zullen toenemen: het zal hier natter worden en soms ook droger. Dat deze zomer misschien net niet in deze trend past, doet daar niets aan af.

De heer Geurts (CDA):

De heer De Groot heeft gewoon de pech dat hij de eerste keer het woord "klimaatverandering" gebruikte. Je ziet gewoon heel duidelijk dat het KNMI zegt dat je tussen deze droogte en de klimaatverandering geen parallel mag trekken. Dus ik hoop dat D66 dat nog niet doet.

De heer De Groot (D66):

Eén zwaluw maakt nog geen lente en één droge zomer misschien nog geen klimaatverandering. Maar dat er hier iets aan de hand is en dat de zeespiegel stijgt en het land daalt, is absoluut het geval en dat zal niemand betwisten. Daarom hebben we die voorstellen gedaan, maar vandaag slechts drie voorstellen, alle drie vanuit de gedachte dat we met de natuur tot slimme oplossingen moeten komen.

De eerste. Waterschappen in veenweidegebieden hebben jarenlang te veel water weggepompt, waardoor de bodemdaling veel te snel is gegaan: met de droogte deze zomer tot zeven centimeter. In dorpen en steden rondom bijvoorbeeld het Groene Hart, rondom veenweidegebieden, gaat daardoor schade ontstaan tot 22 miljard euro in 2050 bij ongewijzigd beleid, als we niets doen. Die schade ontstaat aan funderingen en aan huizen van mensen die daar wonen, door paalrot. Dat heeft te maken met dat beleid van de waterschappen. Door de te droge veenweidegebieden gaat er jaarlijks voor 2 miljoen auto's aan uitstoot de lucht in.

Waterschappen hebben een belangrijke rol in het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering — meneer Geurts, daar is hij weer — maar ze zijn daarbij ook een belangrijke veroorzaker ervan. Daarom wil D66 een onderzoek naar de toekomstbestendigheid van waterschappen. Is er voldoende expertise over klimaatadaptatie en, niet te vergeten, ligt in de besluitvorming met de geborgde zetels de nadruk niet te sterk op agrarische belangen, terwijl de omwonenden uiteindelijk de rekening betalen?

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Van Brenk. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Met het laatste deel was ik het helemaal eens, maar over het eerste heb ik mijn twijfels. Wij hebben ook moeite met die geborgde zetels, omdat we inderdaad ook onze twijfels erover hebben of de burgers democratisch goed vertegenwoordigd zijn. In het eerste stuk trekt u de kwaliteit van de mensen die werken bij de waterschappen in twijfel. Dan hoop ik dat D66 dat even wil toelichten, want volgens mij zijn ze ontzettend kundig op het terrein van water.

De heer De Groot (D66):

Zeer veel dank voor deze vraag. De waterschappen hebben al 700 jaar uitstekende mensen en doen hun werk. Dat doen ze door onze voeten droog te houden en ook, de laatste jaren, ervoor te zorgen dat we landbouw kunnen hebben. Het was dus eigenlijk functioneel bestuur. Daarbij paste ook de expertise die je daarvoor nodig hebt. Er zijn de laatste tijd verschillende moties, onder andere van de heer Geurts, aangenomen om toch te kijken of we die waterschappen niet meer taken kunnen gaan geven, ook in het kader van klimaatadaptatie. Dan moet je wel de vraag stellen of ze daarvoor de juiste expertise hebben, afgezien van projecten en hartstikke goede mensen. Hebben ze die in huis of moeten we meer doen? Ik vind dat een gerechtvaardigde vraag gezien de omvang van de problematiek. Er is nog een andere vraag die je moet stellen. Het wordt nu gezien als een functioneel bestuur en de achtergrond daarvan is eigenlijk "wie betaalt, bepaalt". Maar als de rekening toch wordt neergelegd bij de maatschappij en de omwonenden en de taak breder wordt, namelijk die hele klimaatadapatie, word je eigenlijk een algemeen bestuur. Daarom vindt D66 het belangrijk dat je dan de manier waarop je besluiten neemt aanpast en de geborgde zetel past daar dan minder bij.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als ik het goed begrijp, zegt de heer ... Sorry.

De voorzitter:

De Groot.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

De heer De Groot van D66 zegt dus dat hij niet twijfelt aan de kwaliteit van de mensen bij de waterschappen. Daar zit heel veel deskundigheid en ze lenen elkaar ook deskundigen uit, veel ingenieurs. Daar twijfelen we dus allemaal niet aan. Hij zegt dus: ons punt is de geborgde zetels en dat we daar eigenlijk vanaf zouden moeten. Als dat de conclusie is, deel ik die volkomen.

De heer De Groot (D66):

Die vraag moet je inderdaad stellen, die over de geborgde zetels. Om het van vandaag op morgen te doen, daar heb ik wel een vraagteken bij. Daar kom ik in tweede termijn nog op terug, met een voorstel om daar nog eens goed naar te kijken. Want we gaan in Nederland ook zorgvuldig met elkaar en ook met het bestuur om. Maar D66 — dat is geen geheim, het staat ook in ons verkiezingsprogramma — is geen voorstander van de geborgde zetel.

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Nummer twee is dat de waterschappen in de veenweidegebieden eigenlijk jarenlang een te laag grondwaterpeil hebben aangehouden. Ik zei het al. Ze hebben steeds elk jaar het grondwaterpeil aangepast aan de daling van de grond, aan het inklinken. D66 wil eigenlijk dat de minister van IenW vanuit haar bredere verantwoordelijkheid met de waterschappen in gesprek gaat over dat beleid. Zijn er geen alternatieven? Kunnen we niet bijvoorbeeld met peilfixatie toch kijken of we die gebieden kunnen redden? Want als we dat goed doen, kunnen we veenweidegebieden zelfs weer laten groeien. Dat betekent dat er geen klimaatgassen omhoog gaan, maar dat ze die opnemen. Natuurlijk moeten we dat samen doen met de boeren.

Voorzitter. Nummer drie, wij hebben de rivieren sterk gekanaliseerd een eeuw geleden. Dat heeft ertoe geleid dat de bodem van die rivieren ontzettend is gedaald, tot wel 2 meter. We kunnen geulen of andere slimme oplossingen met de natuur inzetten. Dan voorkomen we erosie en kunnen schepen blijven varen. Dank aan de minister dat ze nu aan de slag gaat met mijn motie die vraagt om naast waterveiligheid nu ook de ruimtelijke inpassing — zeg maar: "Ruimte voor de Rivier 2.0", dat integraal riviermanagement — in te passen in het hoogwaterprogramma. Maar D66 vindt het van belang dat daar ook voldoende expertise voor beschikbaar is. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, ik rond af. Willen we de strijd tegen het water winnen, dan is de natuur onze vriend. Het alternatief is dat onze kinderen Duits leren en dat we oostwaarts trekken, maar dat heeft niet de voorkeur van D66. Wat wij wel willen, is dat we ons klaarmaken voor de toekomst. Daarin heeft de natuur een centrale plaats.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Op 20 december jongstleden schreef de regering aan de Kamer dat de droogte in Nederland officieel voorbij was. Er was geen sprake meer van een dreigend watertekort. Er was in de weken en maanden daarvoor zowel in Nederland als in Duitsland en Frankrijk veel regen gevallen. Daardoor zijn de waterstanden in de Rijn en de Maas weer op niveau. Dit debat heeft dus ook kenmerken van de spreekwoordelijke mosterd na de maaltijd, maar wij beseffen de waarde van het water pas als de bron is opgedroogd. Zo ver is het gelukkig nog niet gekomen, maar de gevolgen van de droogteperiode zijn nog steeds zichtbaar. De grondwaterstand is nog te laag. Daar wordt aan gewerkt, maar om het peil weer normaal te krijgen moet het vooral nog een tijdje gaan regenen.

2018 was een extreem droog jaar. We zullen daarvan moeten leren. De ervaringen van deze droogteperiode worden geëvalueerd. De waterbeheerders zijn bezig scenario's op te stellen voor het geval zich in het voorjaar opnieuw een droogteperiode aandient. De vraag die ik heb aan de minister van IenW is: hoe staat het daarmee? Komen die scenario's ook in deze Kamer aan de orde? Welke aspecten worden bij die evaluatie en scenario's betrokken? Komt de positie van de landbouw en binnenvaart voldoende aan de orde? En komt de afhankelijkheid van het buitenland aan de orde? Veel rivierwater komt immers uit buurlanden.

De heer De Groot (D66):

Ik vind het begin van het betoog van de heer Geurts fantastisch, want hij vraagt eigenlijk of die droogtes vaker gaan voorkomen. Datzelfde KNMI, dat u net citeerde, is inderdaad met scenario's aan de slag gegaan. Dat zegt dat het zeer waarschijnlijk is dat het soort droogtes zoals we die afgelopen zomer hebben gezien, vaker gaat voorkomen. Zou dat niet toch komen door klimaatverandering?

De heer Geurts (CDA):

Allereerst dank voor de complimenten voor het begin van mijn betoog. U heeft het eind nog niet eens gehoord. Ik ben benieuwd wat u daar dan weer van zegt om over dat "fantastisch" heen te komen. Wat u zegt over het KNMI klopt, maar het volledige antwoord is: in twee van de vier klimaatscenario's uit 2014 komt naar voren dat Nederland droger wordt. De andere twee scenario's geven aan dat er geen extreme droogtes komen, dus fiftyfifty. Er wordt ook gezegd dat er meer onderzoek naar moet komen. In ieder geval is zeker dat Zuid-Europa droger wordt en Noord-Europa natter. Nederland zit daar precies tussenin. Het kan dus nog beide kanten op gaan.

De heer De Groot (D66):

Het is niet helemaal fiftyfifty, want het KNMI denkt toch dat dat droogtescenario zich vaker gaat voordoen. Ik herhaal de vraag aan de heer Geurts: zou dat niet toch komen door klimaatverandering?

De heer Geurts (CDA):

Daar heb ik het in mijn interruptie met u al over gehad. Je mag de droogte van de afgelopen periode niet aan de klimaatverandering hangen. Althans, dat was de uitkomst van het KNMI; ik zal het citaat niet herhalen. Het verhaal dat daarbij hoort, is ook dat het fiftyfifty is: van de vier scenario's twee wel en twee niet. Dat gaf ik net aan, dus ik kan wat u zegt bevestigen noch ontkennen. Laten we kijken wat de toekomst gaat brengen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik werd ook wel enthousiast van de eerste zinnen van de heer Geurts. Mijn vraag gaat over de komende zomer. Hij zegt dat de waterschappen bezig zijn met het weer op peil brengen van het grondwater. Vindt de heer Geurts het misschien ook een goed idee om voorbereid te zijn op de komende zomer, in het geval dat het weer droog wordt? Hoort daar volgens de heer Geurts ook bij dat je een buffer moet opbouwen om die droogte de baas te kunnen blijven?

De heer Geurts (CDA):

Hier zitten meerdere vragen in. Ik haal er even twee uit. De waterschappen werken samen met de grondeigenaren. Ik zie bij mij in de omgeving ook dat het waterschap ballen uitdeelt die je kunt opblazen in de duikers zodat je als grondeigenaar het water naast je perceel kunt vasthouden in plaats van dat het wegstroomt. Dus ja, er wordt door de waterschappen aan gewerkt om zo veel mogelijk water de grond in te laten dringen op de plekken waar dat nodig is.

De andere vraag is of we dat niet verder moeten opbouwen. We kunnen heel ver gaan en heel Nederland onder water zetten. Dan hebben we genoeg voorraad, maar dat lijkt me niet helemaal de bedoeling. Je moet ook kijken naar het grondgebruik. Ik ben benieuwd wat de Kamerleden aan het eind van mijn betoog zeggen over mijn betoog. Ik kom daar nog even op terug en geef nog een paar dingen aan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ga met belangstelling luisteren naar de rest van het betoog. Ik ben heel benieuwd hoe de belangenafweging en de doorslag uitvalt, richting waterberging of richting agrarisch gebruik.

De heer Geurts (CDA):

U spreekt tegen een echte middenpartij, dus het zal precies in het midden zijn.

Ik heb net een aantal vragen genoemd waarop de CDA-fractie de minister vraagt te reflecteren. Verschillende waterschappen in het oosten van het land denken dat er komend voorjaar opnieuw droogteproblemen zijn. De nieuwe droogte zal het gevolg zijn van een extreem lage grondwaterstand van het afgelopen jaar en waarschijnlijk dit jaar, aldus de waterschappen. Delen de ministers die gedachte en zo ja, wat is hun antwoord daarop?

Verschillende waterschappen zoeken met provincies, gemeenten, natuurorganisaties, agrariërs en drinkwaterbedrijven naar tijdelijke maatregelen om de grondwaterstand te verhogen. Ze proberen het grondwaterpeil op te krikken. Men zet bijvoorbeeld de stuw omhoog om water vast te houden en te verspreiden, zodat het in de nu gortdroge bodem kan zakken. Heeft de minister van IenW in dit geval een overall beeld van de problematiek? Kan de minister inzicht geven in de jongste berekeningen van het Nederlands Hydrologisch Instrumentarium, het zogenaamde NHI? Dat is een nieuw rekenprogramma van de gezamenlijke Nederlandse waterbeheerders. Klopt het dat boeren en natuurgebieden dit voorjaar opnieuw een periode krijgen waarin de waterachterstand van 2018 nog niet is weggewerkt? Het NHI voorspelt dat. Het NHI voorspelt ook dat, hoe nat deze winter ook wordt, tekorten waarschijnlijk niet aangevuld worden in delen van Limburg, Brabant, Gelderland en Drenthe.

Voorzitter, nog een belangrijk aspect bij droogte: de gevolgen voor de CO2-uitstoot. Bij extreme droogte wordt de veenbodemdaling versneld en dat zorgt voor extra CO2-uitstoot. Ik zie D66 en GroenLinks nog steeds instemmend knikken. Dan moet ik toch wel gaan nadenken. Veen oxideert sneller en daar komt CO2 bij vrij. Aan de klimaattafels is voorgesteld dat de veenweidegebieden voor 2030 CO2 moeten reduceren. De provincies moeten nu samen met de boeren en waterschappen om de tafel. Wat het CDA betreft, is de zogenaamde peilgestuurde drainage de route. Boeren kunnen dan heel precies de grondwaterstand per perceel bepalen omdat er een drainage wordt aangelegd in het weiland. Delen de ministers van LNV en IenW deze visie van het CDA?

Afrondend. Het CDA heeft veel respect voor de boeren en hun gezinnen die dag en nacht bezig zijn om voedsel voor ons te verbouwen. De Kamer heeft in grote meerderheid de motie van Van der Staaij en Buma gesteund inzake de brede weersverzekering. Hoe ver is het met de notificatie in Brussel?

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer De Groot. Laten we met elkaar afspreken twee interrupties in totaal.

De heer De Groot (D66):

Ik ben nog steeds enthousiast over het betoog van de heer Geurts. Het is goed om hier de problematiek van de veenweidegebieden nog eens neer te zetten. De heer Geurts noemt één oplossing en dat is die peildrainage. Het is bekend dat dat een vrij dure oplossing is en het effect is ook nog niet helemaal bekend. Zouden wij er niet goed aan doen om nu in den brede te verkennen welke alternatieven er zijn, alternatieve landbouwmethodes in veenweidegebieden, waarbij je met een hogere grondwaterstand toch een functie kunt geven aan die gebieden, hetzij voor natuur hetzij voor extensieve melkveehouderij, soms met onderwaterdrainage? Dan vliegen we het wat breder aan dan meteen vanuit één oplossing, die overigens ook nog vrij duur is.

De heer Geurts (CDA):

Daar zijn heel wat antwoorden op mogelijk, want in deze interruptie worden heel wat dingen genoemd. Is dit de enige oplossing? Nee. De klimaattafels hebben ook al aangegeven dat er nog best wel wat innovaties nodig zijn. Maar met uw welnemen, voorzitter, denk ik dat ik deze vraag ook even doorstuur naar het kabinet. Ik ben benieuwd hoe het daartegen aankijkt. Peilgestuurde drainage is toch echt een mooie innovatie. Ik hoop dat die wel gesteund wordt door de D66-fractie. Maar goed, daar hebben we het straks misschien wel over onder het genot van een gevulde koek.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Er gebeuren mooie dingen vanavond. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Het was een hele mooie zomer. Ik denk dat ik nog nooit zo vaak buiten gegeten heb. Maar het werd wel steeds droger. Ik wil vandaag twee aspecten van deze droogte aanroeren: de drinkwatervoorziening en waterberging.

Drinkwater winnen we uit grondwater of uit oppervlaktewater, en beide kwamen we afgelopen zomer en najaar tekort. Extra grondwateronttrekking zorgde voor verdroging van het land en het oppervlaktewater raakte lokaal steeds meer vermengd met zout water uit zee. De enige manier om het zout tegen te houden is voldoende aanvoer van rivierwater, maar te veel water afvoeren via de rivieren zorgt weer voor verdroging van het land. Een duivels dilemma. De oude manieren van waterbeheer lijken onvoldoende bij de uitdagingen bij droogte. Ik vraag aan de minister van IenW: denkt zij dat nieuwe manieren van waterbeheer noodzakelijk zijn om de drinkwatervoorziening veilig te stellen? En zo ja, aan welke manieren denkt zij dan?

Ons drinkwatergebruik groeit nog elk jaar. Minder verbruik zorgt ook voor minder schaarste. Weet de minister wat de oorzaken zijn van de steeds stijgende vraag naar drinkwater? En heeft zij ideeën over hoe je kunt bevorderen dat er minder drinkwater nodig is? Nederland heeft een aantal strategische drinkwaterreserves. Daarop moeten we kunnen terugvallen als de nood hoog is, maar dit kabinet weigert de nationale drinkwaterreserves te beschermen met een vrijwaringszone waarin geen vervuilende industrie of mijnbouw plaatsvindt. Moet deze droogte niet ook een wake-upcall zijn om in ieder geval onze reserves beter te beschermen? Graag een reactie van de minister.

GroenLinks denkt dat er veel meer moet gebeuren om water te bergen in tijden van overvloed, zodat we het kunnen gebruiken in tijden van schaarste. Nederland was ooit een moeras, een natuurlijke spons die het water het beste kon bergen. Meer spons en minder pompen is nodig. Dat brengt mij bij het onderwerp waterberging. Mijn collega De Groot heeft net al gesproken over onze initiatiefnota's, die we gisteren hebben aangeboden. Het doet mij heel veel deugd dat de eerste twee sprekers in dit debat allebei spreken over veen. Ik ben dit najaar met de minister op bezoek geweest naar het veenweidelandschap. Daar hebben we kennisgemaakt met de problematiek. Ik hoop dat het onderwerp veen dit voorjaar met mijn collega's besproken wordt in een notaoverleg, maar ik wil alvast de conclusies uit mijn nota benoemen. Want het Nederlandse landschap, met weides en sloten — we zijn erom beroemd over de hele wereld — stoot CO2 uit. Door het telkens verlagen van het waterpeil ten behoeve van de landbouw verdroogt het veen, en de plantenresten die eeuwenlang opgeslagen zaten in veen verbranden. Hier komt heel veel CO2 bij vrij. Je kunt het vergelijken met 2 miljoen auto's, maar je kunt ook zeggen dat het net zo veel is als twee kolencentrales, en dan elk jaar weer.

De oplossing lijkt simpel: verhoog het waterpeil, zodat er veel en veel minder CO2 vrijkomt. De drie hoofdconclusies uit mijn veennota zijn de volgende. Eén: het Rijk is veel te lang afwezig geweest in de discussie over bodemdaling in veenweidegebieden, en dat moet veranderen. Twee: we weten nog een heleboel niet over bodemdaling, en er is veel meer en langjarig onderzoek nodig naar bodemdaling in het veen en de manier om dit tegen te gaan. Dat is niet alleen maar onderwaterdrainage, zeg ik tegen de heer Geurts, want dat is business as usual voor de boeren. Er zullen ook andere oplossingen moeten komen. Drie: voor de grondgebruikers in het veenweidelandschap, de boeren, moeten er echt alternatieve verdienmodellen komen, want je kunt moeilijk tegen een boer zeggen: jammer, we gaan het waterpeil verhogen; gaat u maar weer weg hier.

Voorzitter. Het is heel verleidelijk om vandaag al met moties te komen ter uitvoering van onze hele stapel voorstellen over veen. Ik ga die verleiding weerstaan, want het onderwerp verdient aandacht in een dieper debat in plaats van aan de zijlijn van het droogtedebat van vandaag. Maar dat wij hier in het licht van de klimaatopgave, het behoud van het landschap, de weidevogels en de drinkwatervoorziening verder over komen te spreken, staat wel vast.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Dijkstra van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Nederland. Neder-land: laag land. We wonen sinds mensenheugenis in deze prachtige delta. Die delta heeft ons veel gebracht: vervoer via rivieren, handel, grondstoffen, makkelijke verbindingen met andere steden en bescherming tegen de vijand, maar ook overlast en overstromingen. De Batavieren wisten het al. En later maakten de Nederlanders ons land veilig en zorgden voor dijken en voor droge voeten. We pasten ons altijd aan om hier te mogen leven. Veel van onze voorouders streden dus al tegen dat water of profiteerden ervan. Tot voorbeeld strekken ook de achternamen in deze Kamer. Heel veel mensen hebben net als ik "dijk" in hun achternaam. Als we hier hoofdelijk stemmen hoor je altijd: Van Dijk, Dijksma, Dijkhoff et cetera. Waterbeheer zit in onze genen, wil ik zeggen. We beschermen wat we samen hebben opgebouwd, soms polderend, maar ons altijd realiserend wat de kracht en de kwetsbaarheid van het water is. Die relatie met het water, dat is er eentje die heel spannend is. Daar moeten we ons ook tegen verdedigen. We zijn daar de afgelopen eeuwen dus echt goed in geworden. Inmiddels is het een van onze mooiste exportproducten. Polders, dijken, meren, kunstmatige eilanden: we leggen ze overal ter wereld aan en verdienen er een goede boterham aan. Ik ben daar trots op.

De afgelopen zomer hebben we gezien dat te weinig water echt een groot probleem kan zijn. Deze zomer kenmerkte zich door hoge temperaturen en een lange periode van droogte. Gebrek aan neerslag leverde dus ook een watertekort op. Het droogte-crisisteam kwam in actie. Welk land heeft überhaupt een droogte-crisisteam, zou je denken. De overheid kan het natuurlijk niet laten regenen, maar we kunnen ons wel wapenen tegen de gevolgen van die droogte. Droogte kan namelijk bijzonder vervelend zijn. Aan de ene kant had je wel een prachtzomer, maar als je tuinplanten na je vakantie helemaal verschroeid zijn, dan is er niet veel aan. Als je je auto niet meer mag wassen op straat, dan merk je dat. Maar, erger nog, als je als boer getroffen wordt en je oogst mislukt, is dat niet fijn. De landbouw leed zichtbaar schade vanwege de droogte: droge velden met mais, mislukte oogsten, een financiële strop. Ik vraag aan de minister die er nu ook bij is: wanneer komen de maatregelen om te voorkomen dat in de nasleep van afgelopen jaar die droogteproblemen zich in het nieuwe jaar misschien weer sneller opstapelen? Welke lessen trekt u als minister daaruit?

De rivieren waren minder breed. Bij de sluizen ontstonden ook problemen, zeker voor binnenvaartschippers die vastlagen door de lage waterstanden. De droogte raakte hen direct in hun portemonnee. De binnenvaartschippers hadden het lastig en konden niet optimaal beladen worden. Het volume daalde aanzienlijk en de bevoorrading stokte. De vaargeulen werden smaller en smaller. Volgens mij kon je over de IJssel, die ik deze zomer heb gezien, met een polsstok heen springen. Ook de filevorming in de haven hielp de binnenvaart niet. Zijn al die problemen nu opgelost, vraag ik aan de andere minister.

Er trad ook verzilting op doordat rivieren gewoon minder water afvoerden, waardoor het zoute zeewater zijn intrede kon doen en de overhand kreeg. Kortom, er was wat aan de hand en er moest ingegrepen worden. De waterschappen, Rijkswaterstaat en anderen die erbij betrokken waren, verdienen een pluim in dezen. Ik heb wel zorgen op de lange termijn. Eerder stelde ik vragen over de financiële positie van de waterschappen, toch bij uitstek de instanties die ons moeten beschermen tegen de grillen van de natuur, in dit geval een tekort aan water. Hoe ziet de minister de rol van de waterschappen in dezen? Hoe kijkt zij daarop terug? Ik vraag de minister ook in hoeverre er controle was en in hoeverre er bijgestuurd kon worden of had moeten worden. Wat hebben we geleerd van de recente ervaringen? Wat is er in de toekomst nog te verwachten? Waren alle uitgevoerde maatregelen wel de juiste? Als je namelijk iets wil aanpakken, betekent het niet dat alles lukt. Wel is het belangrijk dat we te allen tijde alert blijven op het waterpeil en ingrijpen wanneer het nodig is. Welke leerpunten zijn er dus?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer De Groot, u was eigenlijk al door uw interrupties heen, maar u had net een hele korte halve, dus vooruit, één vraag.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter, voor uw coulance. Ik weet goed dat de heer Dijkstra zich ook zorgen maakt over de toekomst. Ik weet dat hij zelfs een dakraam heeft laten aanleggen. Misschien kan hij dat even toelichten. Een van zijn vragen was of de waterschappen wel klaar zijn voor de toekomst. Zou u zelf uw visie daarop kunnen toelichten? Zij krijgen nu een meer algemeen bestuur. Is de manier waarop besluiten worden genomen nog van deze tijd?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik denk het wel. Ik denk dat de waterschappen bij uitstek in staat zullen of moeten zijn om alle uitdagingen aan te gaan. Dat hebben ze in het verleden in ieder geval laten zien. Dat zullen ze ook in de toekomst moeten laten zien. Als er nieuwe uitdagingen op hen afkomen, dan wil ik weten of ze voldoende zijn uitgerust om die aan te gaan. Ik heb nog wel zorgen. We hebben enorme ambities wat betreft waterveiligheid. We zien dat de markt is aangetrokken en dat aanbestedingen duurder uitvallen. En de middelen zijn beperkt. Binnenkort zijn er waterschapsverkiezingen. Ik wil niet dat we projecten gaan uitstellen of dat we de lasten voor de burger enorm omhoog laten gaan. We zullen altijd een balans daarin moeten vinden. Ik ben heel benieuwd hoe de minister aankijkt tegen de waterschappen en welke lessen zijn geleerd uit het dossier van afgelopen jaar.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb nog één punt, een punt waarvan ik weet dat de heer Dijkstra zich er zorgen over heeft gemaakt en daar vragen over heeft gesteld: de financiële positie van de waterschappen. Wij begrijpen dat niet ieder waterschap een algemene rekenkamer heeft, een kritische club die even meekijkt naar de financiën. Hebben wij de VVD aan onze kant als wij eigenlijk vinden dat elk waterschap zo'n mooie controlerende club moet hebben, die kijkt of netjes met de centen wordt omgegaan?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het lijkt me wel erg zinvol dat een waterschap, dat heel veel geld besteedt — het gaat over miljoenen — kritisch laat kijken en beoordelen of wat het doet rechtmatig en doelmatig is. Als een rekenkamer daarbij kan helpen, dan graag. Het verbaast me dat ze dat niet allemaal al zouden doen.

De voorzitter:

Er is nog een nabrander van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat dakraam. Daar was ik nog heel nieuwsgierig naar.

De voorzitter:

Wij allemaal, denk ik. Maar u durft het te vragen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben twintig jaar geleden in de Betuwe gaan wonen, in Rivierenland, tussen de rivieren, precies tussen de Waal en de Rijn. Ik liet een huis bouwen en dacht: als het ooit hoogwater wordt, hoe hoog komt het dan hier? In mijn geval bleek dat zes meter te zijn. Ik zei: dan moet je wel weg kunnen. Ik heb dus toen op zolder een dakraam, een Veluxraam, laten plaatsen om te kunnen ontsnappen als er ooit hoogwater zou komen. Sterker nog, ik heb een vlaggenmast geplaatst en daar een bootje aan vastgelegd. Gelukkig heeft dit zich nog nooit voorgedaan. Mijn huis zal bij hoogwater overigens gewoon wegspoelen, want het is houtskeletbouw. Dus achteraf gezien was het allemaal overbodig.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, afrondend.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vind dit extra leuk, omdat ik vijftien jaar geleden met mijn vader een film heb gemaakt die "Het water komt" heet. In die film suggereert mijn moeder om een bootje op zolder te leggen. Ik dacht dus: leuk dat andere mensen ook die gedachte hebben.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dit is een grappig verhaal, maar er zit natuurlijk wel een serieuze gedachte achter. Bij mij op de Betuwe, in Rivierenland, wonen 200.000 mensen. We hebben in 1995 en 1996 bij Ochten — dat is vlak bij mij, zo'n tien kilometer verderop — gezien hoe kritisch het was. We hebben sindsdien ook heel veel daarvan geleerd en heel veel dingen aangepakt. We hebben allerlei projecten gedaan voor dijkversterking en in het kader van Ruimte voor de Rivier. We kunnen risico's nooit uitsluiten. We moeten ons echt bewust zijn van de kracht van het water en ook, zoals in de afgelopen zomer, van de manco's op het moment dat je te weinig water hebt. Zo moeten we voortgaan. Daarin heeft iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid. Wij pakken hier in de Tweede Kamer ook de verantwoordelijkheid die wij voelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Futselaar van de SP voor zijn bijdrage.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Voor iemand die in het afgelopen nogal natte februariweekend meerdere keren doorweekt is geraakt, was het even slikken om weer terug te denken aan de zeer droge zomer, waarover het gaat. Maar de aanhoudend hoge temperaturen en de afwezigheid van de in Nederland toch vaak vanzelfsprekende regen hebben het land wel doen opschrikken. Dat roept de vraag op: hoe droogteproof zijn wij? Wij zijn erg goed in het omgaan met te veel water, maar een tekort is van nature misschien soms wat lastiger voor ons.

Er zijn twee sectoren die heel duidelijk veel overlast hebben ondervonden van de droogte: de scheepvaart en de landbouw. Los daarvan lijkt op het eerste gezicht de droogte grotendeels behapbaar. Nederland zat wat meer in de schaduw of at wat meer buiten, zoals mevrouw Bromet, en dat ging door. Maar we moeten ons wel de volgende vragen stellen. Is dit een eenmalige uitzondering? Wordt dit het nieuwe normaal? En vooral: hoe goed zijn wij voorbereid op dit soort zaken en op misschien nog wel langere periodes van droogte? Hoe moeten wij ons daarop voorbereiden?

De scheepvaart had moeite met de lage waterstand. Daar is al eerder aan gerefereerd. Volledig laden was lange tijd niet mogelijk. Wat is het moment waarop wij moeten constateren dat er bevoorradingsproblemen zijn die de Nederlandse economie en misschien zelfs zaken als brandstof- en voedselaanvoer echt in gevaar brengen? Hoe dicht zijn we bij die kritische grens gekomen en in hoeverre moeten wij ons daar nu verder op voorbereiden? We zien dat de landbouw het behoorlijk zwaar had. Op welk moment zeggen we dat het niet meer acceptabel is voor onze voedselproductie en dat we extra maatregelen moeten nemen? We zagen dat het grondwaterpeil te laag lag en dat verzilting een probleem werd. Gelukkig kunnen we stellen dat we geen tekort hebben gehad aan drinkwater, maar we zagen wel hier en daar dat de druk begon weg te vallen. Dat laat wel zien dat we langs de rand hebben gescheerd. Hoeveel langer had de droogte moeten voortduren voordat we hadden gezegd: nu moeten we ook het drinkwater voor huishoudens gaan beperken?

De kernvraag is dus eigenlijk: hebben wij onze infrastructuur op orde om in dit soort gevallen, of ergere gevallen, in de toekomst ook in extreme situaties de klappen te kunnen opvangen? Is bijvoorbeeld in kaart gebracht bij welke periodes van droogte welke gevolgen gaan optreden en ligt er bij verschillende scenario's een plan om te handelen? Hoe zit dat in de verschillende regio's in Nederland, die ook nog eens heel erg verschillen?

Dan de specifieke vragen. Kunnen wij stellen dat onze nationale grondwaterreserve nog voldoet? Hebben wij meer aanvullende strategische voorraden nodig? Als je merkt dat het onrustig in de wereld is met olie en je denkt dat het misschien goed is om wat oliereserves aan te leggen, dan moet je dat vooral doen. Als je merkt dat het misschien wat onrustig begint te worden met water, dan moet je misschien grondwaterreserves aanleggen. In hoeverre is er sprake van permanente schade door de droogte van deze zomer? Dan denk ik vooral aan de natuur en kijk ik naar de betreffende minister. En in hoeverre moet die hersteld worden? Zijn er bepaalde soorten geraakt? Welk effect heeft de zomer gehad op verzakking en het probleem van bodemdaling? Meerdere mensen hebben al gerefereerd aan de veengebieden.

Er zijn een aantal maatregelen genomen specifiek voor de landbouw, onder andere het langer uitrijden van mest. Dat vind ik redelijk in tijden van extreem weer, maar hoe vaak moet je een droge zomer hebben voordat je kunt zeggen: dit is geen extreem weer meer? Wij zullen daar wel over moeten nadenken. Vanaf welk moment kun je niet meer volhouden dat het een uitzonderingssituatie is? Want dan is het niet meer te rechtvaardigen om extra maatregelen te nemen.

Voorzitter. Er was hier wat discussie over de vraag of je klimaatverandering wel of niet de schuld kunt geven. Ik wil eerlijk zijn. Als dit de meest gemiddelde zomer ooit was geweest en bijvoorbeeld meneer Geurts had gezegd "waar ben je nou met je klimaatverandering?", dan had ik gezegd: ja, maar je kunt niet één zomer gebruiken als ijkpunt. Maar kijk je naar de trend, dan zie je wel dat er dingen op ons afkomen in Nederland. Weerspatronen zijn moeilijk te voorspellen, maar we weten dat het waarschijnlijk extremer wordt. Dat betekent dat we én op droogte én op nattigheid zullen moeten zijn voorbereid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van Brenk van 50PLUS. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. Afgelopen zomer kregen we een voorproefje van wat ons kán overkomen bij langdurige droogte. We hebben hier al op geanticipeerd door klimaatadaptatie op te nemen in het Deltaprogramma en hierin te investeren. De hittestress in steden mag niet onderschat worden. We hebben het plan van de gemeente Den Haag ingezien, en het is goed dat alle gemeenten stresstesten gaan doen. Dan hebben we duidelijk wat er moet gebeuren. Kan de minister aangeven of alles nog steeds volgens plan verloopt?

Voorzitter. Mogelijk heeft de hitte van afgelopen zomer mensen ook wat meer bewust gemaakt van het leven in die hitte gedurende 365 dagen per jaar. Wat doet dat met je en welke gevolgen heeft dat voor natuur en landbouw? Daarom ben ik als ambassadeur van SDG 6 trots op de Blue Deal: veilig en voldoende water in 40 stroomgebieden in de wereld, dat gaan wij als Nederland realiseren. Kan de minister vertellen wat de stand van zaken is van de Blue Deal?

Het was een mooie zomer; de collega's zeiden het ook al. Mensen genoten aan het strand en namen een frisse duik, fijn. Maar de keerzijde werd ook al genoemd. Opeens mochten we geen tuintjes meer sproeien en hadden de schippers ernstige hinder van de lage waterstanden in het Rijnstroomgebied. De droogte kan waterkeringen aantasten door verlaging van de grondwaterstand. Ook de verzilting in het IJsselmeer werd zonet al genoemd. Dat zijn allemaal effecten waar we veel te weinig aandacht aan besteedden, tot afgelopen zomer opeens alles urgent werd. De urgentie van klimaatadaptatie is hiermee onmiskenbaar. Kunnen we met onverminderde inzet extra inspanningen leveren om water op te slaan en steden minder hittegevoelig te maken? Meer groen helpt. Denk aan Operatie Steenbreek: steen eruit, plantje erin. Meer bomen planten en het opslaan van water na een hevige regenbui zijn van steeds groter belang. Ik heb mooie voorbeelden gezien in Rotterdam, waar onder de vloer van het plein van het centraal station een vernuftig systeem is om water op te slaan en geleidelijk af te voeren. Deze aanpak verdient dan ook breed navolging.

Voorzitter. Ik heb vragen voor de minister. Wat waren de leerpunten van afgelopen zomer? Zijn er kritische momenten geweest? Kunnen we ons nog beter prepareren op een volgende aanhoudende droogte? Waar liggen kansen? Wat is de schade aan de natuur? In de brief van 23 november van minister Schouten wordt gesteld dat pas in het voorjaar de omvang van de blijvende schade is vast te stellen. Kunt u daar nu al iets over zeggen? Welke schade heeft de scheepvaart ondervonden? Welke schade heeft de land- en tuinbouw opgelopen door de droogte? Wat gaan we hier concreet allemaal aan doen?

We zijn blij dat de drinkwatervoorziening op peil is gebleven, met hier en daar wat verlaagde waterdruk. Dat werd al genoemd. Voor een volgende keer is een aantal zaken van belang. Eén daarvan is nog niet genoemd: de rol van drinkwaterbedrijven bij crisisoverleggen. Die is nog niet geborgd en dat zou wel moeten, gezien het belang van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater. Daarnaast is het van belang dat er overleg plaatsvindt met buurlanden, met name Duitsland en België, vanwege de aanvoer via Maas en Rijn. Ook valt te overwegen lozingsvergunningen debietsafhankelijk te maken om de waterkwaliteit te borgen. 50PLUS heeft dit al eerder aangekaart. Graag een reactie van de minister op deze punten.

Voorzitter. Als laatste: ik ben trots op onze waterschappen, die alles goed hebben kunnen managen. Ondanks droogte kwam er iedere dag toch weer schoon, helder drinkwater uit de kraan. Er is geen waterkering gescheurd of ingestort, ondanks het lage grondwaterpeil. Op 20 maart kiezen we onze mensen in de waterschappen. Dat gaat ergens over. Ik hoop dat de opkomst hoog is, in het belang van de waterschappen, en ook dat ze dat belang weerspiegelt.

De heer Geurts (CDA):

Met die laatste opmerking over een hoge opkomst ben ik het zeker eens. Ik wil even op het volgende ingaan. Bij interruptie ging mevrouw Van Brenk namens 50PLUS net in op de rekenkamercommissies. Ik dacht dat ze daar in haar bijdrage wel op terug zou komen, maar dat miste ik. Is mevrouw Van Brenk ervan op de hoogte dat meer dan de helft van de waterschappen — ik denk dat we er 21 hebben — een rekenkamercommissie heeft?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Zeker. Ik weet ook dat een aantal er geen heeft en dat 50PLUS-leden er ernstig voor lobbyen dat die er bij alle waterschappen wel gaan komen.

De heer Geurts (CDA):

Gezien de interruptie dacht ik dat mevrouw Van Brenk daar in haar bijdrage op terug zou komen, of met een motie zou komen. Is het niet verstandig om dit gewoon aan de waterschappen over te laten en het niet vanuit Den Haag te dicteren?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik weet dat de heer Dijkstra een probleem had met de financiële situatie van waterschappen en dat hij daar vragen over gesteld heeft. Daarom dacht ik: ik stel het hier aan de orde. Dit is zeker een punt van al onze mensen in de waterschappen. Ik dicteer niks vanuit Den Haag, maar vanuit 50PLUS-leden overal in het land zullen we dat zeker gaan bepleiten.

De voorzitter:

De heer Geurts voor een korte vraag.

De heer Geurts (CDA):

Nog één klein puntje. Het waterschap waar de heer Dijkstra vragen over gesteld heeft, heeft een rekenkamer.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dat is in ieder geval goed, maar ze komen veel geld tekort.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Aalst van de PVV voor zijn bijdrage.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het debat dat we hier vandaag voeren, wordt gekenmerkt door één grote leugen. Dat is namelijk dat de klimaatverandering tot een droge zomer heeft geleid. Voordat de heilprofeten van de groene religie zich nu weer naar de interruptiemicrofoon haasten om een voor een hun politiek correcte dogma's te komen verkondigen, wijs ik ze eerst graag op de feiten.

Voorzitter. 2018 was niet het droogste jaar in Nederland. Sterker nog: 2018 staat niet eens in de top vijf. De vijf droogste zomers van ons land vonden plaats tussen het jaar 1911 en het jaar 1976, op basis van het door de KNMI gemeten neerslagtekort over de maanden april tot en met september. Het KNMI stelt daarbij zelf vast dat de droogte die wij in 2018 hebben meegemaakt, geen gevolg is van klimaatverandering. Deze droogte is het gevolg van een hogeluchtdrukgebied boven zuidelijk Scandinavië, zoals net al even voorbijkwam. De afgelopen eeuw is er geen toename te zien in het voorkomen van dit luchtdrukpatroon. Sterker nog, het KNMI spreekt juist van een afname. Er is ook geen trend waar te nemen dat er in de afgelopen 112 jaar minder regen is gevallen.

Dus, voorzitter, wat de linkse kerk doet, met de hypocriete deugdliberalen van D66 voorop, is het creëren van doemscenario's voor het legitimeren van hun eigen politieke agenda. De terechte zorg over de impact van droge zomers voor onze bevolking en onze economie wordt valselijk gekaapt door de klimaatfetisjisten. De PVV pleit daarom voor een debat over deze droogte zonder het als argument voor de waanzinnige klimaatplannen van dit kabinet te gebruiken.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik denk: wanneer komt hij nou met het echte probleem? Waren er afgelopen zomer problemen met de drinkwatervoorziening? Waren er problemen met de bevoorrading? Hebben landbouwers, agrariërs, er last van gehad? Heeft de binnenvaart er last van gehad? Werden er adviezen gegeven om vooral je tuin niet te besproeien? Je kunt toch niet ontkennen dat er afgelopen zomer problemen zijn geweest als gevolg van de droogte, of dat nou komt door het klimaat of niet? Je moet die problemen adresseren en oplossingen daarvoor bedenken.

De heer Van Aalst (PVV):

Mijn collega van de VVD is net iets te vroeg, want mijn volgende kopje is juist: problemen rondom de droogte. Ik gaf in het eerste deel aan dat het bizar is dat ze dat koppelen aan klimaatverandering, terwijl daar dus helemaal geen sprake van is. Dat we problemen hebben gehad met droogte en dat we daar wat aan moeten gaan doen, zeer zeker! Daar zijn we het over eens. Daar kom ik in het vervolg op terug.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik zal dan met veel aandacht even naar u luisteren.

De heer Van Aalst (PVV):

Heel goed naar de PVV luisteren lijkt me heel verstandig, ook in andere debatten. Misschien steekt de VVD daar nog iets van op.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Aalst (PVV):

Impact heeft de droogte zeker. Onze landbouw, onze veehouders, onze industrie en onze binnenvaart merken de gevolgen daarvan allemaal in hun dagelijkse werk en in hun portemonnee. De PVV staat vierkant achter deze ondernemers en neemt deze problemen serieus. Daarom is het belangrijk dat de Beleidstafel Droogte die nu is opgezet, met aanbevelingen komt die concreet uit te voeren zijn.

De PVV wil voor een komende droge zomer graag maatregelen kunnen treffen die ingaan op de onvoorziene problemen uit 2018, zoals het feit dat er meer grondwater werd onttrokken dan was voorzien. Die maatregelen kunnen ervoor zorgen dat we in de toekomst effectiever de verzilting van het IJsselmeer of het Amsterdam-Rijnkanaal tegen kunnen gaan, dat we in de aanloop naar de zomermaanden zorgen voor de opslag van extra zoet water, dat we de risicogebieden voor droge periodes nog beter in kaart brengen en zorgen voor een goede aanvoer van zoet water naar deze gebieden. De PVV roept op om in het komende proces scherp te zijn op deze factoren en hierbij de kennis en expertise van de betrokken partijen te gebruiken. We zullen in de komende periode de vinger aan de pols houden als het gaat om de uitwerking van de aanbeveling van de Beleidstafel Droogte.

Ook ziet de PVV graag dat het ministerie gevolg geeft aan de oproep van de Vereniging voor Energie, Milieu en Water om de sector meer duidelijkheid te verschaffen over de verdringingsreeks. Bedrijven die zoet water gebruiken, moeten weten waar ze staan op de prioriteitenlijst van het gebruik hiervan.

Voorzitter, tot slot. In de droge zomer van 2018 is de drinkwatervoorziening gelukkig niet in gevaar geweest. De verzilting van water in het westen is tegengegaan door de aanvoer van zoet water uit het Amsterdam-Rijnkanaal. Ook zijn er geen dijken bezweken door de droogte. Ik wil dan ook eindigen met een groot compliment voor Rijkswaterstaat, de waterschappen, onze waterbedrijven en het gehele watermanagement dat dit voor elkaar heeft gebokst. Zij kunnen ook in de toekomst op de steun van de PVV rekenen om ervoor te zorgen dat ons land zich nog beter kan weren tegen de negatieve gevolgen van droogte.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Het was inderdaad een jaar van uitersten: een heel nat begin en een hele droge zomer. Nu kom ik uit een omgeving waar je niet mag klagen over het weer. Bij ons is de uitspraak: wie moppert op het weer, moppert op de Heer. Dat doen we dus ook niet, maar desondanks is het wel van belang om ons voor te bereiden op perioden waarin het nat is en op perioden waarin het droog is.

Ik wil vanavond drie punten bij de kop pakken. Dat is ten eerste de landbouw. Toen ik hier kwam heb ik landbouw ingewisseld voor I&W. Ik dacht: dan hoef ik daar nooit over te spreken, maar vanavond gebeurt het dan toch. Ik wil het hebben over het crisisoverleg en ook even over de Beleidstafel Droogte, waar zojuist ook de heer Van Aalst over sprak. Dat komt misschien omdat wij vanavond samen gegeten hebben. Het was niet de beleidstafel, maar wel een goede tafel.

Voorzitter. De landbouw. Ik denk dat het wel heel duidelijk is dat veel akkerbouwers en melkveehouders enorm geraakt zijn door de droogte. De extreme droogte maakt het ook wel heel lastig om als landbouwer aan allerlei regels en voorwaarden te voldoen, bijvoorbeeld voor de teelt van vanggewassen. Als dat in de komende jaren weer het geval is, willen wij er in ieder geval voor pleiten dat er voldoende flexibiliteit wordt geboden aan boeren en ook dat die boeren snel helderheid krijgen over eventuele aanpassingen van regels. Het is heel goed om daar gewoon helderheid over te scheppen.

Dan een ander punt dat bij ons boven tafel kwam en dat de minister vast wel kent, maar toch pijnlijk is. In Vlaanderen werd de droogte tot een landbouwramp verklaard waar boeren compensatie voor kunnen krijgen. Wij hoorden voorbeelden van boeren aan de Belgische kant van de grens die een paar ton aan schadevergoeding kregen, terwijl de boeren in Nederland nul euro kregen. Dat vinden wij toch wel een ongewenste situatie en een ongelijk speelveld. Ik ben benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt. Wat ons betreft moeten we de brede weersverzekering, waar de heer Geurts zojuist ook over sprak, oppakken en verbeteren voor dit soort situaties. We moeten ook werken aan een verbreding van het risico-instrumentarium.

Wij pleiten ervoor om te investeren in praktijkonderzoek. Boeren hebben natuurlijk best wel veel ervaring met hoe je met nattigheid omgaat, maar ze moeten meer ervaring opdoen met hoe je met droogte omgaat en hoe je in die periode water vasthoudt in de grond.

Voorzitter. Het crisisoverleg is heel goed verlopen. Alle complimenten die zojuist gegeven zijn voor de overleggen en voor hoe gehandeld is, willen wij nadrukkelijk ook geven aan Rijkswaterstaat, de waterschappen en aan alle anderen die hierbij betrokken zijn geweest. Het is heel mooi dat ook de drinkwaterbedrijven zich daarbij aan hebben gesloten, maar we hebben begrepen dat dat eigenlijk geen standaardsituatie was en dat het is gebeurd omdat de situatie daar praktisch om vroeg. Onze vraag is of in het vervolg als dit soort situaties weer optreden een standaardprotocol wordt vastgelegd, waarbij drinkwaterbedrijven direct worden uitgenodigd.

Dan de problematiek. Er werd natuurlijk heel erg gekeken naar het hoofdwatersysteem, maar het echte probleem begon eigenlijk op de hoge zandgronden. Daar begon het veel eerder dan in de rest van Nederland. Mijn vraag is om een volgende keer, als het daar begint, bij het opschalen misschien al tot iets nationaals te komen in plaats van tot iets regionaals. Ik hoor graag wat de minister daarvan vindt.

Tot slot de Beleidstafel Droogte, waar zojuist al over werd gesproken. Wij zijn heel blij dat de minister die beleidstafel heeft ingesteld. Wij hopen dat daar bijvoorbeeld ook een heroverweging gemaakt wordt voor de verziltingsplannen en dat gekeken wordt of de verdringingsreeks goed gefunctioneerd heeft, met name als het gaat om de positie van de landbouw daarin, want die komt nu wel heel erg achteraan. Is dat in alle gevallen, ook in de toekomst, nog wel wenselijk?

Ook de scheepvaart wil ik toch even noemen. Die is mij mijn hele leven aan het hart gegaan. De scheepvaart heeft heel veel met de droogte te maken gehad. Mijn vraag is of met primaat gekeken kan worden naar obstakels bij sluizen en naar de harde laag in de Waal bij Nijmegen om te voorkomen dat de scheepvaart in de toekomst tegen dit soort hobbels aan blijft lopen.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze ongeveer tien minuten nodig hebben om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.53 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik wil aan de leden vragen om hun plaats weer in te nemen en ik geef graag het woord aan de minister. Gaat uw gang.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad al enige tijd geleden dat we vol het gevoel hadden dat we midden in de droogte zaten. Het is ook een heel bijzondere periode geweest. Ik denk dat velen met mij de verbazing deelden dat we zo'n ontzettend lange periode van droogte konden meemaken. Toen ik aantrad als minister en water in mijn portefeuille kreeg, was ik vooral bezig met waar we in Nederland ontzettend veel ervaring mee hebben: waterveiligheid. Ik was bezig met de waterstandsdalingen, die ik bij de rivieren probeerde te bereiken als er een hoge aanvoer vanuit de rivieren was. En we hebben natuurlijk ook veel ervaring met water dat niet meer helemaal schoon is: we hebben met elkaar gediscussieerd over medicijnresten in het water en over allerlei problemen rondom te smerig water. Te veel en te smerig, daar zaten we al bovenop. Maar nu kregen we te maken met te weinig. En niet zo'n klein beetje. Het was echt een enorm lange periode, waardoor we het crisisoverleg hebben moeten opstarten. En elke keer kwamen we weer in een opschaling terecht, wat we van tevoren eigenlijk niet voor mogelijk hadden gehouden.

Velen van u memoreerden het al: gelukkig hebben we in Nederland in de watersector heel kundige mensen, van bij ons op het eigen ministerie tot bij Rijkswaterstaat tot overal bij de waterschappen, de drinkwaterbedrijven en de provincies. Overal zitten mensen met verstand van zaken. Dat heeft er ook voor gezorgd dat dit voor de gemiddelde Nederlander geen crisiservaring is geweest, ondanks dat we heel lang een crisisorganisatie in de benen hadden die echt nodig was. Daarvoor wil ik nog de complimenten overbrengen aan al die mensen die daar zo hard aan gewerkt hebben. Ik ben van de zomer ook al een keer met een groot aantal muffins bij ze langsgegaan om ze een hart onder de riem te steken, toen ze weer eens bij elkaar zaten te vergaderen. Die mensen hebben echt ontzettend goed werk gedaan.

We hebben ook kunnen constateren dat een heleboel maatregelen goed bleken te werken. Die maatregelen waren in de afgelopen jaren al wel bedacht, maar ze waren nooit eerder nodig. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de kleinschalige wateraanvoer naar West-Nederland. Vanmiddag ben ik weer in Friesland geweest om bij het IJsselmeer mooie afspraken te maken. Vorig jaar hadden we bij de brede agenda natuurlijk al de afspraak kunnen maken voor het flexibele peilbeheer op het IJsselmeer. Dat hebben de mensen die daar al met een vooruitziende blik aan werkten, goed opgepakt. Het slimme watermanagement van gezamenlijke waterbeheerders heeft ook z'n vruchten afgeworpen. Dat zijn lessen die we over hebben gehouden aan de vorige droge periode. De laatste extreem droge zomer was in 1976. Een aantal van u heeft dat al gememoreerd.

Maar wat waren nou de bijzondere situaties waar we tegenaan zijn gelopen? Mevrouw Van Brenk vroeg daar ook naar. Waren er nou toch nog onverwachte dingen? Die waren er inderdaad ook, doordat het zo lang duurde en zo extreem was. Ik had me van tevoren nooit kunnen voorstellen wat we deze zomer hebben moeten doen ten aanzien van de verzilting in het IJsselmeer. Er zijn natuurlijk allerlei innovatieve dingen gedaan. Los daarvan spuiden we vaak, zoutbellen zijn doorgespoeld en er is een bellenscherm geplaatst. Maar het ultieme dat we in hebben moeten zetten, waren de tankschepen. Die hebben we moeten charteren, omdat bij Andijk het innamepunt voor het drinkwater gevaarlijk dicht bij een chloridegehalte en zoutgehalte kwam dat we niet plezierig zouden vinden. We zijn nooit in die extreme situatie terechtgekomen, maar we waren er wel dichtbij dat we zoet water per schip hadden moeten aanvoeren om het op dezelfde manier te borgen. We hebben op tijd maatregelen kunnen treffen, maar we moesten die maatregelen dus wel nemen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Was dat te voorzien geweest, had daar eerder actie tegen ondernomen kunnen worden of kunnen we het eerder zien aankomen op het moment dat het weer zover is? Het was echt ad hoc. Ik denk dat het beter is als we het zien aankomen. Hoe zou dat dan kunnen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is een van de punten waar we aan de Beleidstafel Droogte breed naar gaan kijken: waar zijn de kritieke punten ontstaan? Die zie je bijvoorbeeld ook ten aanzien van het grondwater, waarover u ook nog een aantal opmerkingen heeft gemaakt. We gaan aan die tafel met elkaar proberen te adresseren wat je eraan kunt doen om de verzilting van het IJsselmeer eerder in de hand te krijgen. We hebben het nu kunnen beheersen; we hebben in Noord-Holland geen duinwatervoorraden hoeven aanspreken. Maar het zijn wel zaken waarnaar je vooral met deskundigen nog eens breed wil kijken om te zien hoe het in de toekomst nog beter kan.

Verzilting hebben we op meerdere plekken gezien. Aan de ene kant werd de watertoevoer steeds minder, met alle gevolgen van dien. Aan de andere kant versterkte het probleem doordat de tegendruk van het zoete water tegen het zoute zeewater minder werd, waardoor het zoute water met zouttongen veel meer landinwaarts dreigde te komen. Dat zijn nieuwe situaties. We moeten er goed naar kijken hoe we daar in de toekomst mee willen omgaan.

Een aantal van u heeft vragen gesteld over de verdringingsreeks: moet je niet op bepaalde punten nog meer duidelijkheid verschaffen? Zo kan ik een heleboel onderwerpen noemen waarvan we zeggen: die moeten aan de Beleidstafel Droogte met alle experts nog een keer goed tegen het licht gehouden worden. Samen met de evaluatie die we van het hele proces maken, zal ik die uw Kamer doen toekomen. Uiteraard zullen we dan ook ingaan op de aanbevelingen en de maatregelen die uit de Beleidstafel Droogte naar voren komen, zodat we daarover met elkaar kunnen discussiëren.

Het is inderdaad ook een belangrijk onderdeel van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, waarover een groot aantal Kamerleden opmerkingen heeft gemaakt. Er is een wetswijziging in de maak — ik kijk niet geheel toevallig in de richting van de heer Geurts — die het mogelijk maakt dat voor de ruimtelijke adaptatie middelen beschikbaar komen als we de Waterwet straks aangepast hebben. We hebben voor de eerste twee jaar ook middelen beschikbaar gesteld om pilotprojecten van de kant te krijgen en de kennis die nodig is meer te verspreiden. Daarna hopen we de wetswijziging voor elkaar te hebben, zodat hieruit meerdere projecten gefinancierd kunnen worden.

Dit was een algemene inleiding, waarin ik al een paar punten heb aangeraakt. Ik wil nu op volgorde van spreker de specifieke vragen langsgaan. Ik begin bij de eerste spreker, de heer De Groot. Hij heeft specifiek genoemd dat we uitdrukkelijk naar het integraal riviermanagement zouden moeten kijken. Dat is een van de lessen die we deze zomer hebben geleerd. Bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma — de naam zegt het al — waren we heel erg gericht op de maximale waterstand die je wilt hebben. Een van de dingen die in het integraal riviermanagement aan bod zal moeten komen, is een minimum dat je wilt houden, om verzilting tegen te gaan, maar zeker ook om de rivieren bevaarbaar te houden, zeg ik tegen alle Kamerleden die de binnenvaart een warm hart toedragen. Dat is dus een andere manier van kijken, niet alleen naar te veel water, hoogwater, maar ook naar laagwater, de bevaarbaarheid en alles wat daarbij komt kijken.

Het gaat overigens niet alleen om de bevaarbaarheid. Een aantal van u heeft ook vragen gesteld over wat het doet met de kwaliteit van het water. Nou, we hebben deze zomer bijvoorbeeld ook gezien dat het om het hele stroomgebied gaat. Als je een kleinere hoeveelheid water vanuit Duitsland binnenkrijgt, is dioxaan, een stof die door de Duitse industrie in het water zit, in hogere concentraties aanwezig dan normaal het geval is. Dat hebben we goed gemonitord en het is niet in de gevarenzone gekomen, maar het zijn wel zaken waar je op moet letten. Mevrouw Van Brenk vroeg of we niet moeten kijken naar de lozingen, omdat die debietsafhankelijk zijn. Dat is ook een onderwerp dat we natuurlijk met alle experts aan die Beleidstafel Droogte heel goed bestuderen om te zien of daar iets nodig is en in welke gevallen het verbeterd zou kunnen worden. Dus lessen uit Ruimte voor de Rivier nemen we heel goed mee, maar we kijken ook of diezelfde natuur ook te lijden heeft onder droogte. Maar goed, collega Schouten zal uiteraard meer zeggen over de natuur.

De heer De Groot heeft ook specifieke vragen gesteld over de waterschappen. Ik heb ze net al meegenomen in mijn complimenten voor al het extra werk dat deze zomer is gedaan. Ik merk ook dat de waterschappen nu al serieus aan de slag zijn met het voorbereiden en voorkomen van "stel dat". Niemand heeft die garantie en niemand weet of we nu wel of niet weer een droge zomer krijgen. Ik ben het zeer eens met de spreker — ik geloof dat het de heer Futselaar was — die zei: of het nou droog of nat is, in beide gevallen moet je erop voorbereid zijn. Dat is zeker wat we gaan doen. Je ziet dat de waterschappen ... De heer Geurts gaf daar voorbeelden van: een ballon in een duiker of een plan in slootje. Iedereen wordt gestimuleerd om zo veel mogelijk water vast te houden, zeker in die gebieden waar het grondwater nog bij lange na niet op peil is. De waterschappen zijn daar dus heel goed mee bezig.

De waterschappen hebben ook een belangrijke taak bij de klimaatadaptie. De heer De Groot haalde dat terecht aan. De stresstesten die door gemeenten worden gedaan, zullen ze natuurlijk ook goed moeten afstemmen met de waterschappen. Collega Schouten zal straks ingaan op de veenweidegebieden, omdat dat meer gekoppeld is aan het agrarische gebruik. Overigens is het — laten we dat niet vergeten — ook aan de natuur gekoppeld, maar dat valt onder dezelfde collega! Maar we moeten ook niet vergeten dat de bodemdalingsproblematiek zich natuurlijk ook in stedelijk gebied afspeelt, want daar heb je net zo goed problemen met paalrot, verzakkingen et cetera.

Bodemdaling is in heel Nederland aan de hand. U keek misschien ook wel allemaal naar het programma Heel Holland Bakt. Nou "Heel Holland Zakt" is ook wel een oneliner die bij iedereen tussen de oren mag zitten, want we zien dat op alle mogelijke plekken terug. We moeten daar dus ook breed naar kijken, niet alleen naar de agrarische sector, want ook in het stedelijk gebied zullen we daar echt mee aan de slag moeten.

Terug naar de vragen van de heer De Groot over de waterschappen. U heeft, meneer De Groot, ook nog vragen gesteld over de samenstelling van de besturen van de waterschappen. Specifiek had u het over de geborgde zetels. Ik zou daar eigenlijk op willen terugkomen in aanloop naar de verkiezingen van de waterschappen in 2023. Nu zijn ze al heel binnenkort, namelijk op 20 maart aanstaande. De pleidooien van uw collega's in de Kamer om toch vooral te gaan stemmen, onderschrijf ik, want het gaat echt ergens over. Het gaat niet alleen over die droge voeten, het gaat over veel meer. Het gaat ook over wateroverlast. En nogmaals, de rol die waterschappen bij de klimaatadaptatie spelen, is ook een hele belangrijke. De afvalwaterzuivering is nog zo'n belangrijk punt, waar iedereen toch ook iets van moet vinden.

Als we ons dan dus goed voorbereiden op die volgende verkiezingen, kan ik ook gebruikmaken van het advies hierover van de Adviescommissie Water. Die commissie maakt een evaluatie van het waterschapsbestel en daar is ook de systematiek van de geborgen zetels een onderdeel van.

Dan de initiatiefnota. Daarin stelt de heer De Groot de vraag, gezamenlijk met mevrouw Bromet, wat niet geheel verrassend is, gezien uw gezamenlijke activiteiten, waarom de waterschappen niet besluiten tot het instellen van hogere peilen. Wil ik ze daarop aanspreken? Primair is natuurlijk de provincie verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening en de functietoekenning, dus ook voor het onderscheid tussen woningbouw, landbouw en natuur. Vervolgens is het de taak van het waterschap om de maatschappelijk gewenste functies zo goed mogelijk met peilbesluiten te faciliteren. Waterschappen doen dat met alle middelen die hun ter beschikking staan. Ze moeten dat doen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten en bij tegenstrijdige belangen moeten ze zoeken naar een optimum. Daar zijn natuurlijk politieke keuzes in te maken. Daarmee is maar weer eens gezegd hoe belangrijk de democratie is in die waterschappen en hoe belangrijk het is om daarvoor te gaan stemmen.

U vraagt of ik daarover in gesprek wil gaan. Uiteraard ben ik bereid om daarover in gesprek te gaan; het is een onderdeel van de voortdurende overleggen die we hebben in de Stuurgroep Water. Wij zijn voortdurend met alle betrokken partners hierover in overleg en overigens ook met onderzoeksinstituten die daar heel nadrukkelijk naar kijken. Dan hebben we het over Deltares, dan hebben we het over landbouwuniversiteit Wageningen; alle partijen die er verstand van hebben, denken met ons mee.

De voorzitter:

Heeft u alle vragen van de heer De Groot beantwoord?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat denk ik wel.

De voorzitter:

Dan heeft mevrouw Bromet een vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dit raakt aan een onderwerp dat ik aansneed in mijn bijdrage, namelijk het ontbreken van het Rijk als het gaat over de bodemdalingsproblematiek. Ik hoor de minister nu ook weer zeggen dat het aan de provincies en aan de waterschappen is. Maar als we bijvoorbeeld kijken naar het conceptklimaatakkoord, waarin een grote opgave voor het veenweidegebied ligt, lijkt het mij dat er ook een regierol voor de Rijksoverheid is. Wat is daar de gedachte van de minister over?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat wij het daarmee eens zijn. Er lag ook een motie-Geurts waarin wij verzocht werden om een coördinerend bewindspersoon voor bodemdaling aan te wijzen. Dat gaan wij als kabinet dus ook doen. Op dit moment vindt er ook interdepartementaal overleg over plaats. Dit is overigens niet alleen tussen ons tweeën; het ministerie van EZK is er ook bij aangesloten, evenals het minister van BZK, dat er vanuit de woningbouw en de problematiek rondom funderingen bij betrokken is. We hebben er dus overleg over en we zullen de Kamer nog voor het zomerreces berichten hoe we daar uitkomen.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de minister voor de beantwoording. Geheel eens met het fantastische crisismanagement. Ik kom daar nog op terug. Mijn vraag gaat over het volgende. U zegt dat we de lessen uit Ruimte voor de Rivier gaan meenemen. Dat is heel goed. Het gaat om meer dan alleen bevaarbaarheid; u legde daar terecht de nadruk op. Maar u verwijst tevens de natuurvraag eigenlijk door naar uw collega van LNV. Maar het leuke van uw functie is dat die de natuur kan helpen, ook om de schepen te laten blijven varen. Dit bleek al uit Ruimte voor de Rivier. Dus u heeft ook een heel belangrijk natuuraandeel in uw portefeuille. Dus graag toch nog een reactie daarop.

Mijn tweede vraag gaat over de veenweidegebieden. Eigenlijk heb ik daar dezelfde vraag. De natuur is daar niet van anderen; u zit aan het hoofd van het systeem van de waterschappen. Er is een beleid gekomen dat behoorlijke nadelen heeft. U zegt dat u het kunt meenemen in de gesprekken die toch al lopen. Maar die peilfixatie is toch echt wel een thema.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb zeker niet, omdat het woord "natuur" erin voorkwam, de vraag naar de collega willen doorschuiven. Dat is absoluut niet aan de hand. Als u het hebt over integraal riviermanagement, dan zit daar natuurlijk ook het natuurbelang in. Dan zitten daar ook toerisme en recreatie in. Dan zit daar ook de landbouw in. Ik heb het alleen maar willen benoemen. Als het gaat over de peilgedreven drainage, dan is dat meer de expertise van collega Schouten, dus die verdeling laten we toch maar in stand. Nou ja, in ieder geval het vakgebied. Laten we het dan voorzichtig zo formuleren.

Dan heb ik vragen van de heer Geurts. Een hele brede vraag die later door meer Kamerleden in een andere vorm is gesteld, is hoe het eigenlijk staat met de voorbereidingen richting de komende zomer. Rijkswaterstaat, de waterschappen, alle partijen zijn er uiteraard alweer druk mee aan de slag. Er is ook alweer een eerste vergadering voorzien om de crisisstructuur indien nodig weer op te schakelen. Daarbij worden de maatregelen uit 2018 die goed gewerkt hebben, allemaal weer opnieuw van stal gehaald, maar er wordt natuurlijk ook uitdrukkelijk gewerkt aan scenario's.

U hebt nog een specifieke vraag gesteld over het NHI, het hydrologisch instrumentarium dat we hebben. Ook daarover kan ik u geruststellen. Op basis van de meetgegevens en modelberekeningen met het NHI en de kennis van de experts hebben we inmiddels een goed beeld van de landelijke situatie van het grondwater, wat we eigenlijk aan het begin van deze crisis nog niet hadden. Dat was niet zo eenvoudig overal naar boven te halen. Dat was een van de eerste dingen waar we tijdens de crisis al achter kwamen. Met name de grondwaterstanden in het oosten in de hoge zandgronden zijn nog erg laag. Dat is ook al eerder gedeeld. Die zijn gewoon nog niet zoals we ze graag weer hadden willen zien. Ondanks dat het de laatste tijd best wel flink geregend heeft, misschien tot verdriet van sommigen, is de verwachting toch dat het rond 1 april nog niet allemaal zal zijn hersteld. Dat is natuurlijk vooral afhankelijk van de hoeveelheid neerslag die in de komende tijd nog komt. Sommige mensen zeggen: "Goh, het heeft toch zo veel gesneeuwd in de Alpen. Is dat de oplossing niet?" Nee, dat is niet de oplossing, want dat is het water dat bij ons in de rivieren terechtkomt en waar we zo op ingesteld zijn om dat mooi en snel af te voeren. Ondanks alle goede projecten rondom Ruimte voor de Rivier zullen we, denk ik, in heel ons land ook moeten gaan nadenken over ruimte voor het kanaal, ruimte voor de sloot en noemt u het allemaal maar op. We zijn er niet met alleen die rivieren.

Gaat Nederland samenwerken met de buurlanden? Dat was ook een vraag van de heer Geurts en van een aantal anderen. Ik geloof ook van mevrouw Van Brenk. Dat is zeker belangrijk. We hebben een regeringsdialoog gehad met Noordrijn-Westfalen. Daar heb ik met collega Hendrik Wüst ... Vanuit zijn kantoor in Düsseldorf kijk je op de Rijn. Daar was de lage waterstand op dat moment nog te zien. Natuurlijk hebben we daar overleg over, niet alleen in dat stroomgebied van de Rijn, maar ook breder. Ook daar hebben ze natuurlijk met hetzelfde probleem geworsteld. Er waren zelfs filmpjes op YouTube te zien dat mensen op bepaalde stukken in de Rijn gewoon te voet naar de overkant konden, wat natuurlijk echt niet de bedoeling was. Ze hebben grote problemen gehad met bevoorrading van de benzinestations. We hebben dat op een aantal plekken in het oosten van Nederland ook gezien. Dat wordt bij uitstek over het water aangevoerd. U hebt gezien dat de binnenvaart steeds minder lading kon vervoeren. Op een gegeven moment werd dat nijpend, want je hebt maar een beperkt aantal binnenvaartschepen. Je kunt dan niet zeggen "o, dat doen we dan maar even over de weg", want zo veel tankwagens hebben we ook niet. Dat is ook weer zo'n voorbeeld waarin we toch hebben gezien — niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen — dat je tegen de grens aanloopt.

Ik weet dat velen van u enorm begaan zijn met de binnenvaart. Ik denk dat we hier ook weer een les uit kunnen trekken. We hebben nog een enorme bouwopgave te doen in Nederland. Daar is heel veel bulkvervoer voor nodig, gewoon van zand, grind en allerlei bouwmaterialen. 80% van het bulkvervoer in Nederland gaat gelukkig over water. Daar zeg ik echt "gelukkig" bij, want als we dat niet meer voor elkaar krijgen en al dat bulktransport over de weg zou moeten, hebben we een gigantisch probleem met elkaar. Dus naast de ambities die we denk ik bijna of misschien wel helemaal Kamerbreed met elkaar delen om zo veel mogelijk transport van de weg naar het water en naar het spoor te brengen, moeten we het echt om die reden blijven faciliteren. Voldoende bevaarbaarheid en een voldoende hoge waterstand zijn ook daarvoor ontzettend belangrijk. Ik ben het dus zeer eens met de oproep van uw Kamer om dat ook met de buurlanden samen te doen.

Dan de peildrainage. De heer Geurts zegt dat dat in ieder geval een belangrijk hulpmiddel is. Ik denk dat collega Schouten daar nog wel iets meer over zal zeggen, maar wij vinden het ook belangrijk dat daar verder kennis mee wordt opgedaan. Het is natuurlijk een belangrijk instrument.

Deelt de minister de gedachte dat de grondwaterstand volgend jaar nog lager wordt? Dat zou kunnen, als we niet toevallig een heel natte zomer krijgen. We beginnen natuurlijk nu in Oost-Nederland en in bepaalde delen van Brabant en Limburg waarschijnlijk meteen met een achterstand. Dus als we weer zo'n droge zomer zouden krijgen, wordt de achterstand groter als we niet ons beleid aanpassen. We gaan natuurlijk proberen — dat zijn de waterschappen nu al aan het doen — om meer water vast te houden om het tekort niet verder op te laten lopen. Niemand kan in die glazen bol kijken, dus het is gewoon het verstandigst om ons maximaal in te zetten en om alles wat we kunnen doen in te zetten om te proberen dat water zo veel mogelijk vast te houden.

De heer Dijkstra heeft eigenlijk ook een beetje vragen in die lijn gesteld.

De voorzitter:

Er is nog even een interruptie van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik had, misschien wat omfloerst, ook gevraagd wanneer de evaluaties die de waterschappen aan het doen zijn over de droogteperiode 2018 beschikbaar komen. De concrete vraag is eigenlijk of de minister denkt dat wij in het komende AO Water — dat is in mei of juni — daarover kunnen spreken met haar.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat durf ik de heer Geurts wel te beloven.

De voorzitter:

Dank u wel. Het AO Water is op 20 juni, hoor ik.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat moet lukken. Eerlijk gezegd wil ik ze zelf gewoon al veel eerder hebben, want dan zitten we alweer veel te ver in het seizoen. Ik vind dus echt dat we ze nog veel eerder moeten hebben. Dus voor dat AO Water, gegarandeerd. Anders dan ... We gaan het gewoon doen.

De heer Dijkstra en anderen vroegen wat er nou voor acties zijn en aan wat voor soort maatregelen gedacht moet worden die van die Beleidstafel Droogte zullen komen. Daar zitten een heleboel afspraken in die we echt gaan aanscherpen. Dat zijn afspraken die op zich niet nieuw zijn, maar waarbij je kijkt wat je kunt doen om het net een tandje verder te helpen. De verdringingsreeks heeft goed gewerkt, maar we kunnen misschien een nog iets duidelijkere afbakening maken. Bijvoorbeeld bij de industrie: zit je met proceswater nou in categorie 4 of 3 en wat is nou precies proceswater? Dat soort scherpere afbakeningen zullen we ook nog verder gaan uitwerken.

De besluitvorming over de landelijke waterverdeling ligt bij Rijkwaterstaat, op regionaal niveau bij de waterschappen. Dat is nog een antwoord op een vraag van de heer Dijkstra. Er is goed samengewerkt. Ik denk dat daar alles eigenlijk wel prima is verlopen, maar de crisisstructuur an sich wordt ook geëvalueerd. Ook daar zullen we op terugkomen, want ook dat laten we extern beoordelen, ook in communicatieve zin, om te kijken of daar misschien nog dingen beter kunnen in een komende periode.

Om daar één voorbeeld van te noemen: de oproepen die gedaan zijn aan mensen om zuinig met water om te gaan. Ik weet niet of we helemaal tevreden kunnen zijn over de resultaten. Aanvankelijk leek het dat mensen wat minder water gebruikten, maar als we dan gingen corrigeren voor het aantal Nederlanders die op vakantie waren, dan denk ik dat we best nog eens met elkaar kunnen kijken of we dat misschien nog wat indringender naar voren moeten brengen in het vervolg. We gaan allemaal met elkaar serieus bekijken of dat eventueel beter kan.

Zijn waterschappen ervoor geëquipeerd om dat aan te gaan? Ik denk van wel. Het zijn niet alleen de waterschappen; we zullen het net als afgelopen zomer weer met z'n allen moeten doen. Als er ergens in een land voldoende expertise is om het goed te gaan doen, dan is het wel in Nederland.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat laatste ben ik met de minister eens. Ik sla even aan op dat verzoek aan de mensen om minder water te gebruiken: was je auto niet meer, besproei je tuin niet meer, zodat het beschikbare water ten goede kan komen aan de mensen die het keihard nodig hebben, de agrariërs bijvoorbeeld. Nu weet ik dat waterschappen dat ook gingen handhaven. Er stonden enorme boetes op, heb ik gelezen, als je overdag je tuin ging besproeien, terwijl dat eigenlijk niet de bedoeling was. Hoe denkt de minister daarover? Heeft dat ook gewerkt? Kunt u eens reflecteren op die boetes? Zijn die ook daadwerkelijk uitgedeeld? Is er gehandhaafd? Ik geloof dat het ging om €1.500. Dat schrikt behoorlijk af, maar als ze niet worden uitgedeeld, dan is het nog niks. Hoe zitten we daarin als regering?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat sloeg niet op de particuliere huishoudens, want die sproeien hun tuintjes over het algemeen gewoon met drinkwater. We hebben afgeraden om dat te doen, maar daar stonden niet die boetes op. Het gaat veel meer om de algemene bewustwording en dingen die je weleens uit kunt delen, zoals de douchemetertjes. Ik weet niet wie van jullie weleens langdurig pubers in huis heeft gehad. Dan kun je best weleens een keer iets roepen als: moet dat nou zo lang? Dat soort dingen zullen we misschien ook gewoon vaker met elkaar moeten doen. Mijn kinderen zijn inmiddels de deur uit, dus ik krijg hier geen gedoe meer mee thuis.

Wat de maatregelen betreft gaf ik straks al aan dat we nog steeds bezig zijn met het doorspoelen van het IJsselmeer. We moeten kijken of we dat op andere manieren nog beter kunnen doen. Kieren bij spui- en schutsluizen in de Afsluitdijk zijn we aan het dichten. Er wordt veel beter gemonitord. We vragen aan de waterschappen ook om zo min mogelijk zout te lozen. Er worden balken geplaatst in stuwen. Het is te veel om op te noemen.

Mevrouw Van Brenk kwam met een geheel ander onderwerp: de stand van zaken rondom de Blue Deal. U gaf terecht aan dat u daar trots op was. Wat merken we daar dit jaar concreet van? Op Wereld Water Dag 2018 is die inderdaad getekend. Op 7 november heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken mede namens mijn ministerie de subsidiebeschikking kunnen afgeven aan de Unie van Waterschappen. Met de waterschappen in Nederland en het buitenland wordt een groot aantal projecten uitgevoerd. In 40 stroomgebieden wordt daaraan gewerkt. U noemde dat ook al. Momenteel zijn de waterschappen aan de slag met concrete projectvoorstellen. Op 1 februari zijn er reeds elf voorstellen ingediend. Op 1 maart volgt de tweede lichting. Ik merk dat er een groot enthousiasme voor is onder de waterschappen. Er is veel ambitie met focus op klimaatverandering en resultaatgericht werken. In maart, na die tweede ronde, zullen we over de voorstellen een besluit nemen. De bedoeling is om op Wereld Water Dag in maart formeel van start te kunnen gaan met de uitvoering. We zullen u daarover nader informeren.

De debietafhankelijke lozingsvergunningen is een van de punten die in de Beleidstafel Droogte worden meegenomen voor onderzoek.

Dan de rekenkamerfunctie bij de waterschappen. Ik heb vandaag — dat hebt u misschien nog niet gezien — een antwoord gestuurd naar de Kamer op vragen van de heer Dijkstra over de financiële positie van het Waterschap Rivierenland. Daarin heb ik aangegeven dat de meeste waterschappen een rekenkamerfunctie hebben of een soortgelijk orgaan dat het algemeen bestuur adviseert. Ik denk dat het aan de democratische vertegenwoordigers in de waterschappen is om daarvoor de nodige maatregelen te nemen in die waterschappen waar dat mogelijk nog niet goed geregeld is. Of het nu specifiek een rekenkamer is of een andere functie, het moet op een bepaalde manier geborgd zijn.

Mevrouw Van Brenk heeft specifiek gevraagd naar de positie van de drinkwaterbedrijven tijdens de droogte. Zij heeft gelijk. Wij hebben die er de afgelopen zomer bij aan tafel gehad, gewoon uit heel praktische overwegingen, omdat drinkwater een heel belangrijke basisvoorwaarde is. We nemen dat ook mee in de evaluatie. We hebben dat als aandachtspunt meegegeven. Eerlijk gezegd kan ik me niet voorstellen dat we zeggen: dat doen we maar niet meer. Het heeft goed gewerkt. We nemen dat netjes officieel mee in de hele evaluatie.

Mevrouw Van Brenk heeft gevraagd of het met de stresstesten allemaal volgens plan loopt. Ik kan niet helemaal bij alle gemeenten naar binnen kijken, maar als ze mij tegenkomen, zeggen ze allemaal dat ze er heel hard mee aan de slag zijn. Ik heb dus goede hoop dat dat echt zo is. Met Prinsjesdag zullen we in het Deltaprogramma rapporteren over de stand van zaken. Ik merk in ieder geval dat het echt wel tussen de oren zit, overigens niet alleen wateroverlast maar ook het onderwerp hittestress, dat terecht is genoemd. Daar is ook aandacht voor.

Welke schade er precies is ontstaan, is iets wat de Beleidstafel Droogte in kaart gaat brengen, zowel voor landbouw, natuur, drinkwater, waterbeheerders, industrie, energievoorziening en stedelijk gebied als voor recreatie. We proberen daar een goed totaaloverzicht van te krijgen. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen de directe effecten van de droogte door bijvoorbeeld productieverlies of schade en de indirecte economische gevolgschade. Ook daarover zullen wij de Kamer informeren als wij het totaalplaatje met het resultaat van de Beleidstafel Droogte doen toekomen.

Dan kom ik bij de heer Futselaar.

De voorzitter:

Eerst nog een interruptie van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Even zodat ik het goed begrijp. Bij de beleidstafel zit iedereen aan tafel: de waterschappen, Rijkswaterstaat, het ministerie, de drinkwatersector. Zo ongeveer iedereen die ermee te maken heeft, zit daar aan tafel. Wij krijgen ruim voor het AO Water die hele evaluatie en dan zien wij alles wat daaruit komt. Klopt dat?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zeker. Ik kan daar nog aan toevoegen dat we door wetenschappelijke experts laten valideren dat wat er aan die Beleidstafel Droogte wordt besproken ook degelijk academisch onderbouwd is en dat het klopt.

De heer Futselaar heeft vragen gesteld over de toekomst van de drinkwatervoorziening. Hij vroeg of drinkwaterbedrijven geen strategische grondwatervoorraden moeten aanwijzen. Dat is ook weer onderwerp van studie, het is helaas niet anders. Wij zijn daarmee bezig. Het is overigens ook een actiepunt uit de Structuurvisie Ondergrond. Daar is het ook al aan de orde geweest. Het doel is natuurlijk om toekomstrobuust te zijn, om voorbereid te zijn, ook op een toenemende watervraag door economische groei en eventueel door de klimaatverandering. Het aanwijzen van strategische grondwatervoorraden is daarbij een overweging waarop ingegaan zal worden.

Hebben we de drinkwaterinfrastructuur op orde? Dat was nog een vraag die u stelde. In algemene zin is dat zo, maar er zijn natuurlijk wel een aantal aandachtspunten. Ik noem u het innamepunt bij Andijk in het IJsselmeer. Daar moeten we echt kijken of we nog nadere maatregelen zullen moeten nemen. Ik heb een mooi scherm op mijn kamer hangen waar behalve de files ook voortdurend beelden voorbijkomen van de instroom in rivieren en van het zoutgehalte. Daarop zag ik steeds nog één klein rood puntje, dat pas de laatste weken af en toe in het groen stond. Dat is nog steeds het innamepunt bij Andijk, waar we zorgen over hebben. Dat wordt dus niet alleen door mij, maar vooral ook door de experts heel goed in de gaten gehouden.

Hoeveel langer hadden we het nog kunnen volhouden met de droogte? Waarschijnlijk nog wel heel lang, want we hebben gewoon hele grote voorraden, maar dat wisselt natuurlijk wel per regio. Het hangt ook af van het drinkwatergebruik. Dat was door de warmte natuurlijk extreem hoog. Je verdampt ook meer, dus dat is op zich niet zo gek. Normaal gebruiken we 120 liter per persoon per dag. Dat is toch wel een indrukwekkend getal als je dat zo hoort. In de zomer was dat soms wel 160 liter. Er is dus ook echt heel veel meer water verbruikt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik had daar ook een vraag over gesteld. Ik vroeg hoe de minister denkt het drinkwaterverbruik te verminderen. Ik werd ook een beetje getriggerd door een opmerking die ze net even en passant maakte over het besproeien van particuliere tuintjes. Eigenlijk is het natuurlijk helemaal niet de bedoeling dat je dat met drinkwater doet. Ik heb zelf een pompje in de sloot liggen. Ik zou zeggen: draag dat ook uit, want als we met drinkwater de plantjes water gaan geven, gaan we er heel snel doorheen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nou woont niet iedereen aan een sloot, dus dat is wel weer een probleem. En je wilt ook niet dat mensen zomaar grondwater gaan oppompen. Maar ik denk dat de brede bewustwording wel een terecht punt is. Maak gebruik van regenwater. Mensen kunnen natuurlijk ontzettend veel doen. Dat is ook iets waar we in de hele klimaatadaptatieagenda en de stresstest ontzettend veel aan kunnen doen. Zorg voor meer groen in de steden. Haal die tegels uit je tuin en zorg dat het water kan inzijgen. Zet die regenton neer. Maak dat groene dak. Mensen kunnen ontzettend veel doen. Ik denk dat het ook gewoon hartstikke leuk is om daar in de komende jaren meer aandacht op te richten.

Hoe goed zijn we voorbereid op nog langere droge periodes? Met het Deltaprogramma Zoetwater zijn we daar natuurlijk al langer mee bezig. En nogmaals, de Beleidstafel Droogte gaat ook weer van de nieuwe inzichten gebruikmaken. Wordt dit nou het nieuwe normaal, vraagt de heer Futselaar. Als ik dat wist, dan zou ik het u melden, maar we weten het gewoon niet. Het neerslagtekort is onzeker. Ook het KNMI werkt met scenario's met flinke bandbreedtes. We zien wel dat de gletsjers kleiner worden en dat onze rivieren dus steeds meer regenrivieren worden, waardoor ze ook een grilliger verloop kennen. Dat alleen al maakt dat we ons er beter op moeten gaan voorbereiden.

Dat brengt mij bij de heer Van Aalst. Hij heeft een wat andere opvatting over de vraag of er nou menselijke invloed en klimaatverandering aan ten grondslag ligt, maar ik ben erg blij dat u wel zegt: we moeten gewoon zorgen dat we voorbereid zijn als er weer zo'n droge zomer is — en als we een hele natte zomer hebben overigens ook, want dan moeten we het ook kunnen afvoeren. Dat delen we dus met elkaar. Ik denk dat we samen ook goed het gesprek kunnen aangaan als we de resultaten hebben van de Beleidstafel Droogte. U had het ook over de verdringingsreeks. Daarover zijn er bij Vewin ook nog wat onduidelijkheden. Ook dat is een punt van aandacht bij die beleidstafel; daarover kan ik u geruststellen.

Ik ben bij de heer Stoffer. Naarmate je bij latere sprekers komt, zijn dingen vaak al bij anderen aan bod gekomen. Ook de heer Stoffer heeft namelijk gevraagd naar de betrokkenheid van de drinkwaterbedrijven. Dat wordt dus ook meegenomen. Ik ben het zeer met de heer Stoffer eens dat het probleem natuurlijk veelal is begonnen op de hoge zandgronden. Daar zitten we nu ook nog met de grootste problemen. Over de vraag wat het daar voor de natuur heeft gedaan zal de collega nog wel iets zeggen. Dat is natuurlijk ook zorgwekkend. Of de opschaling anders en beter kan moeten we ook meenemen in de evaluatie. De afgelopen keer hebben we het op een bepaalde manier gedaan. Dat was een beetje zoeken. De DG RWS belde mij bijvoorbeeld op met "we denken dat dit het moment is om", om het maar naar het nationale ... Maar het is heel goed dat ook met vreemde ogen gekeken wordt naar de vraag of we iets op het goede moment hebben gedaan of dat het anders of beter had gekund.

Ik ben al ingegaan op het functioneren van de verdringingsreeks.

De heer Stoffer legt nog even de vinger op de zere plek als het gaat over kabels en leidingen die in de weg kunnen liggen. U hebt het over de harde laag bij Nijmegen. Ook dat zijn punten waarop nog heel veel ingenieurs voor harde en zachte oplossingen moeten zorgen. U als RWS-man weet dan wel wat ik bedoel. Er zijn verschillende technische varianten mogelijk. Verder vragen we aan de Deltares-en van deze wereld om met ons mee te denken en te zoeken naar een oplossing. Die moeten we namelijk wel met elkaar gaan vinden. En dat heeft overigens ook weer een belangrijke functie in het Programma Integraal Rivier Management.

Dan ben ik erdoorheen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de andere bewindspersoon, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Collega Van Nieuwenhuizen begon er al over, maar ook ik heb van mijn kant heel veel waardering voor de mensen die vorig jaar zomer ongelooflijk veel werk hebben verzet. Dat zijn vooral de mensen geweest die inderdaad bezig waren rondom water, maar het geldt ook heel specifiek voor de mensen die in de natuur en met landbouw bezig zijn geweest. De droogte raakte juist die zaken heel erg hard, hebben we helaas moeten constateren.

We hebben hier in verschillende debatten op het gebied van landbouw al over gesproken, maar het is denk ik goed dat we iets breder kijken en even wat meer vanuit de blik: wat is er gebeurd, wat zijn de lessen die we hieruit kunnen trekken en hoe zijn we daar nu mee bezig als kabinet? Ik heb in een aantal Kamerbrieven aangegeven wat we op de korte en op de langere termijn op het gebied van landbouw en natuur hebben gedaan om ondernemers in sectoren in de landbouw en in de natuur te helpen om de gevolgen van de droogte op te vangen. We hebben een aantal regels ten aanzien van het mestbeleid aangepast en GLB-vergroeningsmaatregelen versoepeld. Ook hebben we een aantal maatregelen in de fiscale sfeer genomen. Ik heb gemeld dat er ondersteunend onderzoek is om in toekomstige droogtesituaties de waterhuishouding van natuurgebieden nog beter geregeld te hebben. De Kamer heb ik geïnformeerd over actieprogramma's klimaatadaptatie voor de sectoren landbouw en natuur en over de verbetering van de mogelijkheden tot het toepassen van risicomanagement. Dan heb ik het met name over de brede weersverzekering. Dat zijn allemaal zaken die we in gang hebben gezet, waar we nog steeds mee bezig zijn en waar we aan werken. Zij lopen voor een deel ook nog door in deze periode.

Er zijn mij specifieke vragen op het terrein van de landbouw en de natuur gesteld. Zo vraagt de heer Geurts of de achterstanden bij boeren en natuur al zijn weggewerkt. Het antwoord is: dat verschilt; het is niet overal zo. Er zijn gebieden waar het normale waterpeil of de normale waterhuishouding nog niet helemaal hersteld is. Of dat daadwerkelijk gaat plaatsvinden hangt natuurlijk ook af van de regen die in de komende periode nog gaat vallen. Dus daar kunnen we niet bepaald op sturen. Maar het is niet zo dat het overal alweer helemaal glad is getrokken, dat het weer is zoals we er een jaar geleden voorstonden.

Heel specifiek heeft de heer Geurts gevraagd naar het waterpeil: is peildrainage in veenweidegebieden ook een oplossing voor de boeren? Peildrainage is een van de oplossingen. De klimaattafel heeft zelf natuurlijk ook al nagedacht over een aantal mogelijkheden in het veenweidegebied en zet in op een gevarieerde mix van maatregelen: onderwaterdrainage, transitie naar natte teelten, transitie naar de natuur, aangroei van veenmos en dus ook peildrainage. Het is dus een set van factoren die kunnen worden ingezet. Er worden ook pilots gedaan. De uitkomsten daarvan zullen moeten uitwijzen wat het meest effectief en het best toepasbaar is op bepaalde gebieden, ook voor de uitrol op grotere schaal. Die pilots worden uitgevoerd samen met provincies, waterschappen, gemeenten, boeren en een aantal betrokken deskundige organisaties.

Dit is dus een heel actueel vraagstuk. Mevrouw Bromet en de heer De Groot weten daar alles van. Zij hebben de Kamer gisteren hun visie op de veenweiden doen toekomen. De initiatiefnota van de heer De Groot en mevrouw Bromet over klimaatadaptatie ging daar een beetje mee samen. Ik vermoed zomaar dat we daar nog breder over gaan spreken, maar dat is uiteraard aan de Kamer. Maar het is een belangwekkend onderwerp, dat op meerdere tafels wordt besproken. Ik vermoed dat vanavond niet de laatste keer is dat we het daarover hebben.

De heer Geurts en nog wat andere leden hebben gevraagd hoe het precies staat met de notificatie van de brede weersverzekering in Brussel. Ik ben de Kamer dankbaar voor de motie die hierover is ingediend. Het gebeurt niet vaak dat je als kabinet zegt dat je dankbaar bent voor een ingediende motie, maar ik denk dat deze motie van het CDA en de SGP belangwekkend is. Zij zeiden: kijk nou ook eens naar afschaffing van de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering, omdat die verzekering een middel voor risicomanagement is. Zij gaven aan dat het heel belangrijk is dat die ingezet kan worden, maar dan moet die ook toegankelijk zijn voor landbouwers. Samen met de staatssecretaris van Financiën ben ik daarmee bezig. Het overleg met de Europese Commissie over vrijstelling van assurantiebelasting loopt op dit moment. We hebben de Commissie geïnformeerd over de achtergronden van het Nederlandse besluit in de Europese context. Op verschillende niveaus zijn er ook al gesprekken over gaande. De eerste indruk daarvan is — het is dus een indruk — dat de Commissie wel geïnteresseerd is in hoe wij daarmee bezig zijn. Ze stelt daarbij ook vragen over hoe wij dat dan doen. Ik zal, samen met de staatssecretaris van Financiën, de Kamer uiteraard informeren wanneer wij uitsluitsel hebben gekregen van de Europese Commissie. Ik verwacht dat dat voor de zomer is.

De heer De Groot (D66):

Er is al tot twee keer toe Europees geld gegaan naar de brede weersverzekering. De assurantiebelasting is afgeschaft. We kunnen er nog meer geld naartoe gooien. Maar één factor is van belang om het te laten slagen, en dat is dat boeren zich gewoon verzekeren. Hoe gaat de minister er nou voor zorgen dat veel boeren en tuinders zich verzekeren, zodat de premies omlaaggaan?

Minister Schouten:

Dit is precies wat we aan het doen zijn. De boeren zeggen: er gaat wel geld naartoe, maar vervolgens betalen wij wel assurantiebelasting daaroverheen, waardoor die verzekering niet aantrekkelijk genoeg is. Het is een soort berekening. Dat snap ik. Als je een berekening gaat afsluiten, dan ga je een calculatie maken: wat is het risico dat ik denk te lopen, wat is de premie die ik moet betalen en verwacht ik dat die verzekering dan rendeert als ik die nodig heb? In de gesprekken zei men vaak ook: "Er gaat al geld naartoe. Dat is waar. Alleen, die assurantiebelasting is echt een beperkende factor." Als je die eraf haalt, dan kan dat al een drempel wegnemen, waardoor die calculatie positiever uitvalt en de boeren zich eerder met die verzekering willen verzekeren.

De heer De Groot (D66):

Ik vrees dat dat gewoon tot dezelfde calculatie zal leiden, wellicht op een lager niveau, ja. Maar uiteindelijk gaat het erom dat alle boeren zich verzekeren. Dat gaat ook over solidariteit. Ik wil toch de oproep doen aan de minister om om de tafel te gaan zitten met de LTO, die zo heftig de trom roerde deze zomer en niet altijd op een aangename manier. Als die assurantiebelasting eraf is, moeten zij ook hun leden gaan stimuleren om dan massaal mee te gaan doen.

Minister Schouten:

Ik heb die gesprekken ook met LTO. Uiteraard vragen wij ook of er bekendheid over is. Weten boeren en tuinders wat de verzekering precies inhoudt? Dat gebeurt dus. Alleen zou ik niet naar een soort verzekeringsplicht toe willen, als dat het idee is. Daarvoor zijn boeren en tuinders toch echt te verschillend. Ik vind ook dat ze daarin een eigen afweging moeten en kunnen maken. Maar waar er drempels zijn voor de verzekering, nemen wij die zo veel mogelijk weg, zodat de keuze aantrekkelijker wordt en daarmee ook de groep van deelnemers groter, wat weer effect kan hebben op de premie.

De voorzitter:

Een hele korte vraag nog.

De heer De Groot (D66):

Ik heb het ook niet over een verzekeringsplicht. Ik heb het over "verzekeringsverleiden". Ik hoop dat de minister dat zou kunnen doen.

Minister Schouten:

Verleiden? Ja, daar zijn we goed in.

De heer De Groot (D66):

Maar ik wil hier ook één ding vaststellen. Als we straks onverhoopt weer schade hebben door hagel, droogte of weet ik veel wat, dan had men zich kunnen verzekeren. We hebben niets nagelaten om dat te stimuleren. En dan is er ook geen plek meer voor schadevergoeding vanuit de overheid.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Schouten:

Ja. Volgens mij heb ik het antwoord al gegeven. We zijn juist bezig om die aantrekkelijkheid te vergroten. Die verleiding, zoals de heer De Groot het noemt.

De heer Dijkstra heeft een vrij fundamentele vraag gesteld. Welke lessen hebben we nu geleerd uit de droogte? Dat is een terechte vraag, want dat is natuurlijk precies wat wij nu zelf ook in kaart brengen en waar we mee bezig zijn. Zoals de collega al aangaf, zijn we natuurlijk heel lang bezig geweest om ons te wapenen tegen te véél water. Daar zijn we ook wel wat beter in geworden in de loop van de tijd. Alleen vraagt een situatie van droogte echt weer nieuwe inzichten en ideeën. Naast het afvoeren van water moeten we in de toekomst ook aandacht geven aan het vasthouden van water en aan zuinig watergebruik. Dat zijn precies de vragen die we nu ook meenemen in de actieprogramma's voor landbouw en natuur en in de aanpak van de klimaatadaptatie voor Nederland in brede zin. Want het omgaan met te veel water zal ook nog wel een issue zijn. Ik was zelf op bezoek bij een aardappelteler, die mij de gevolgen liet zien van de droogte in de zomer op zijn land. Maar hij zei ook: drie maanden daarvoor had ik hier een ander probleem, namelijk veel te veel water. In drie maanden tijd ging het van extreme natheid naar extreme droogte. We moeten dus flexibel kunnen zijn in het ons aanpassen aan die situaties. Dat vraagt om het fundamenteler doordenken van de situatie, maar dat zijn precies de vragen die we aan het beantwoorden zijn in de programma's die nu zowel voor landbouw als voor natuur zijn opgezet.

De heer Futselaar en mevrouw Van Brenk vroegen of er ook sprake is van permanente schade aan de natuur. Is dat nu al inzichtelijk? Mevrouw Van Brenk heeft zelf ook al aangegeven dat we dat nog in kaart aan het brengen zijn. In het voorjaar kunnen we er beter zicht op hebben of er ook onherstelbare natuurschade is opgetreden. Om te weten of er sprake is van de term "onherstelbare schade", heb je ook tijd nodig. Dat kun je niet zomaar in één seizoen beoordelen; dat vergt toch een langere tijd. Het wordt duidelijk in een nieuw groeiseizoen. We moeten dus echt nog zien wat de gevolgen zijn. We hebben de provincies aangeboden om onderzoek daarnaar te ondersteunen. Dat doet de Wageningen Universiteit. De provincies kijken er dus naar en wij hebben het aanbod gedaan om daarbij ook de kennis en kunde van de WUR in te zetten. Daar wordt ook gebruik van gemaakt.

De heer Futselaar had een vraag over het langer uitrijden van mest. Hij vroeg wanneer we nou eigenlijk niet meer kunnen spreken van extreem weer, maar van een reguliere situatie, of "het nieuwe normaal". Ik heb al aangegeven dat we in Europa hebben aangegeven dat we ruimte voor de mestregels willen, omdat we een langere uitrijperiode nodig hebben. Als je mest gaat uitrijden op extreem droog land is dat niet goed voor de bodem, maar de boeren moeten wel hun mest kwijt. Die verlenging hebben we vanuit Europa ook gekregen. Die moeten we daar aanvragen, omdat de regels hierover daar gesteld worden.

Dit zijn natuurlijk de vragen die we zelf ook in Europa stellen: als je ziet dat dit echt langdurig gaat plaatsvinden, hoe ga je dan met dit soort regels om? Dat is ook zo bij de vanggewassen. Dat werd net aangeroerd door de heer Stoffer. We hebben daar in Europa de uitzonderingsclausule voor aangevraagd. Die hebben we ook gekregen.

Een discussie is ook wanneer iets langdurig is. Als daar sprake van is, krijg je andere discussies. Dat is waar. Dit zijn onderwerpen die ook in Brussel op de agenda staan. Voor de Commissie is één seizoen nog geen permanente situatie. Wij dringen er wel op aan dat, als dit vaker gebeurt, we daar anders over gaan nadenken. Ik zie geloof ik dat ik de heer Futselaar overtuigd heb.

Mevrouw Van Brenk vroeg wat de schade is voor de land- en tuinbouw. Ik heb de Kamer daarover geïnformeerd. Ik heb een rapport van de Wageningen Universiteit toegestuurd. Daarin is per regio en per sector inzichtelijk gemaakt hoe de inkomenspositie in het afgelopen jaar is geweest. Natuurlijk is de inkomenspositie niet direct aan de droogte te relateren, maar je ziet wel een wisselend beeld. Voor een deel kun je dat relateren aan de droogteproblematiek. In Zeeland en in de veenkoloniën zijn bijvoorbeeld grotere inkomenseffecten opgetreden. Je kunt wel vermoeden dat dat een relatie heeft met de droogteproblematiek. Die rapporten zijn naar de Kamer gestuurd en daarin staat dit veel specifieker opgeschreven dan ik het nu noem.

De heer Stoffer heeft een aantal vragen gesteld over de flexibiliteit in de regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van de vanggewassen. Ik ging daar net ook al op in in relatie tot de vraag van de heer Futselaar. In 2018 is flexibiliteit met betrekking tot de vanggewassen verleend. Overigens is die maar door enkele tientallen ondernemers gebruikt. Dat zeg ik om het eventjes in perspectief te plaatsen. De flexibiliteit van de overmachtsbepaling is er altijd. Daar moeten we wel op een verantwoorde wijze gebruik van maken. Dat doen we dus door het zelf bij de Commissie te melden wanneer wij vinden dat dat het geval is.

De heer Stoffer heeft ook een wat bredere vraag gesteld over wanneer iets nou een landbouwramp is, wanneer je gaat uitkeren en de relatie met de brede weersverzekering. Ik heb bij een interruptie van de heer De Groot al aangegeven dat wij erop inzetten dat de vrijstelling van assurantiebelasting gerealiseerd wordt in de brede weersverzekering. De Omnibusverordening van de Europese Unie die sinds begin vorig jaar van kracht is, geeft daar ook enkele handvatten bij, zoals het verlagen van de schadedrempel van 30% naar 20%. Dat is bijvoorbeeld ook een van de opmerkingen die we vaak over de verzekering krijgen: voordat je uitgekeerd krijgt, moet er al een heel groot eigen risico worden genomen. Een handvat is bijvoorbeeld ook om de premiesubsidie die wij geven te verhogen.

We zijn in de werkgroep Brede Weersverzekering ook met het bedrijfsleven en de verzekeraars bezig om te bezien wat de opties zijn om de regeling daarop aan te passen. Dat doe ik ook in het licht van het nieuwe GLB. Ik denk dat ik halverwege dit jaar een advies daarover krijg vanuit de werkgroep. Ik zal de Kamer over de conclusies informeren. In het algemeen gesteld heeft Nederland de lijn dat de verzekering geldt voor schade door weersomstandigheden. Daarop moeten we maximaal inzetten. De drempels daar moeten zo veel mogelijk worden weggenomen. Investeren in praktijkonderzoek doen we. Die oproep neem ik ter harte, maar dat zijn we al aan het doen.

Mijn collega is zojuist al eventjes ingegaan op de verdringingsreeks. Voorzitter, ik denk dat ik alle vragen beantwoord heb.

De voorzitter:

Er is nog één vraag van de heer Dijkstra, denk ik. Hij heeft in ieder geval een interruptie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoorde de minister praten over het uitrijden van mest. Dat hebben we toen verlengd gekregen. Vanggewassen heeft de minister zelf genoemd. Ik lees ook nog: het scheuren van grasland en gewasbescherming. Al die dingen komen wel over als ad-hoczaken, waarbij we iedere keer naar Brussel moeten gaan om toestemming te vragen. Is dat het geval of kunnen we hier ook gewoon slim en snel mee omgaan op het moment dat zoiets weer voorkomt? We willen die schade natuurlijk voorkomen. Dan moet je tijdig kunnen ingrijpen. In heel veel landen is het veel droger dan in Nederland, veel en veel droger! Die hebben blijkbaar wel uitzonderingen. Hoe kunnen we hier een modus in vinden, zodat we gewoon snel kunnen ingrijpen als het nodig is om de schade aan de landbouw zo klein mogelijk te houden?

Minister Schouten:

Om die uitzonderingen moeten we wel in Brussel vragen. Het is niet zo dat ik gewoon even een carte blanche krijg van de Commissie. Sterker nog, de Commissie is altijd vrij strikt in de regels voor bijvoorbeeld de uitrijperiode voor dierlijke mest, de periode dat grasland kan worden vernieuwd en de periode waarin een vanggewas na mais ingezaaid moet worden. Dat zijn allemaal zaken die daar wel aan de orde moeten worden gesteld voordat we die kunnen realiseren. Ik krijg daar niet zomaar even een vrij ticket voor van de Commissie. Tegelijkertijd doen we alles wat we kunnen om daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te krijgen.

Dat hebben we afgelopen zomer ook gedaan. Ik weet dat dan elke dag telt. Daar ben ik me zeer van bewust. Ik denk dat we in de afgelopen periode goede ervaringen hebben opgedaan met de snelheid waarmee dat soort zaken door moeten lopen. Maar ik kan niet altijd om bepaalde looptijden heen. Als ik een advies nodig heb van bijvoorbeeld de CDM, moet ik daar eerst wel even op wachten. Als de Commissie een akkoord moet geven, zit ik daar achteraan te duwen. Dat hebben we letterlijk gedaan. Maar ik ben dan wel afhankelijk van hoe zij daarmee omgaan. We hebben nu de ervaring van afgelopen zomer, van hoe het toen is gegaan. Die kunnen we meenemen bij eventuele toekomstige situaties.

Ik kom nu op de meer fundamentele vraag van de heer Futselaar wanneer een situatie permanent is. Dat is niet op basis van een zomer, kan ik u melden. Maar als je ziet dat dit echt gaat toenemen, gaan we die discussie ongetwijfeld natuurlijk ook in Europa krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik even naar de Kamerleden. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Dan geef ik allereerst het woord aan de heer De Groot van D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording van de vragen. Vanaf deze plek ook nog de complimenten voor het crisismanagement en via deze ministers ook voor alle mensen die daarbij betrokken waren. Misschien moesten ze daar zelfs hun zomervakantie voor aanwenden. Groot respect daarvoor!

Tegelijkertijd heeft de minister gezegd dat ze situaties is tegengekomen die je je van tevoren zo niet had kunnen voorstellen, tot tankers met drinkwater richting Andijk aan toe. Dat was gelukkig niet nodig, maar dat wil toch zeggen dat we nu een crisis hebben gehad. Als je kijkt naar de scenario's van het KNMI — zeg ik nog maar eens tegen de heer Geurts — bestaat de kans dat dit toch het nieuwe normaal wordt. Dan zou je eigenlijk niet meer van een crisis moeten spreken, maar moet je echt voorbereid zijn op dit nieuwe normaal. Dat is, nogmaals, ook de achtergrond van de nota die D66 samen met GroenLinks heeft ingediend.

Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste motie gaat over de waterschappen en het beleid ten aanzien van de veenweiden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de jarenlange daling van het grondwaterpeil geleid heeft tot sterke bodemdaling in veengebieden;

overwegende dat het lage grondwaterpeil in veenweidegebieden gepaard gaat met een uitstoot aan CO2 vergelijkbaar met 2 miljoen auto's;

overwegende dat dit bij ongewijzigd beleid leidt tot een schade aan huizen en wegen van 22 miljard euro in 2050;

overwegende dat deze situatie kan worden gekeerd met peilfixatie;

verzoekt de regering met provincies en waterschappen in gesprek te gaan om te bezien welk alternatief beleid er mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 460 (27625).

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Dan de toekomstbestendigheid van waterschappen. De minister gaf al iets aan over een onderzoek dat daarnaar komt.

De voorzitter:

U moet iets sneller gaan.

De heer De Groot (D66):

Ik wil graag de volgende probleemstelling meegeven, voorzitter. Ik ga meteen beginnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat waterschappen in toenemende mate geconfronteerd worden met het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering;

overwegende dat het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering alle Nederlanders aangaat;

overwegende dat hiermee de rol van waterschappen verandert van een functioneel bestuur naar een algemeen bestuur;

overwegende dat daarmee het algemeen belang centraal komt te staan in de besluitvorming;

overwegende dat dit op gespannen voet staat met de systematiek van de geborgde zetels;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de besluitvorming in waterschappen toekomstbestendig kan worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 461 (27625).

De heer De Groot (D66):

Dan ga ik heel snel door, voorzitter. Een motie over de expertise, de ruimtelijke inpassing.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ruimtelijke inpassing naast waterveiligheid specifieke expertise vergt;

overwegende dat een van de succesfactoren van Ruimte voor de Rivier is geweest dat er gebundelde expertise over ruimtelijke inpassing beschikbaar was;

overwegende dat deze expertise helpt om projecten zonder kostenoverschrijdingen en met draagvlak te realiseren, zoals blijkt uit de genoemde evaluatie;

overwegende dat verdere erosie van rivieren tot blokkades voor de scheepvaart leidt in droge periodes;

verzoekt de regering voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en voor het Integraal Riviermanagement expertise over ruimtelijke inpassing te bundelen en flexibel in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 462 (27625).

Ik kijk even naar mevrouw Bromet of zij gebruik wil maken van haar tweede termijn. Dat is het geval. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verzilting van oppervlaktewater bij innamepunten voor de drinkwatervoorziening moet worden voorkomen;

overwegende dat afgelopen zomer een plotselinge omvangrijke verzilting van het IJsselmeer plaatsvond;

overwegende dat het niveau en de onvoorspelbaarheid van de verzilting leidde tot meerdere innamestops bij het innamepunt voor drinkwater in Andijk;

verzoekt de regering het meet- en modelleringsnet van het IJsselmeer te verbeteren, met als doel early warning, monitoring, betere voorspelbaarheid en het tijdig nemen van maatregelen om verzilting van oppervlaktewater bij innamepunten voor de drinkwaterproductie te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 463 (27625).

Een vraag over de motie van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Nou, het is de motie van mevrouw Bromet waar de heer Geurts een vraag over heeft. Even voor de verslaglegging.

De voorzitter:

Sorry, correct.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een poos geleden eenzelfde soort motie hier in de Kamer in stemming gebracht om de innamepunten te verleggen waar dat mogelijk is en waar dat moet. Wat voegt deze motie daar nog aan toe?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Deze motie gaat niet over het verleggen, maar die gaat over de monitoring en het eerder op de hoogte zijn van calamiteiten als het gaat over de verzilting.

De voorzitter:

De heer Geurts, afrondend.

De heer Geurts (CDA):

Als ik goed geluisterd heb, hoorde ik in de motie toch echt het woord "innamepunten".

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ja, het woord "innamepunten" staat in de motie. Maar leest u zo nog even het dictum, als u de motie op uw tafel heeft.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bromet, u gaat verder.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de droogte heeft aangetoond dat Nederland onvoldoende voorbereid is op de grillen van de weersextremen die klimaatverandering ons gaat brengen;

overwegende dat de waterschappen een belangrijke rol spelen bij het beheer van ons water en daarom een verantwoordelijkheid dragen om klimaatverandering in acht te nemen;

overwegende dat er in veel gebieden structureel beleid nodig is voor de afvoer en berging van water, bijvoorbeeld door meer natuurlijke buffers te creëren;

verzoekt de regering om in overleg te gaan met de waterschappen om een doel te formuleren over hun bijdrage aan de weerbaarheid van het Nederlandse waterbeleid, waaronder een betere afvoer en berging van het water, en de Kamer binnen twee maanden over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 464 (27625).

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Dijkstra of hij behoefte heeft aan een tweede termijn. Dat is het geval.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. De beschikbaarheid van voldoende drinkwater is essentieel. Daar zijn we de afgelopen zomer op gewezen. Ik hoorde van de minister dat de tankschepen klaarlagen om het water van de ene kant naar de andere kant te brengen. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de beschikbaarheid van drinkwater door droogte in het geding kan komen;

constaterende dat de Maas en de Rijn essentiële bronnen vormen voor onze nationale drinkwatervoorziening;

verzoekt de regering er in afstemming met onze buurlanden voor te zorgen dat problemen daar niet leiden tot een tekort aan drinkwater in Nederland;

verzoekt de regering tevens te bezien of aanvullende strategische (grondwater)voorraden nuttig kunnen zijn om de hoeveelheid en kwaliteit van de Nederlandse drinkwatervoorziening op peil te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 465 (27625).

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Futselaar. Hij maakt ook gebruik van zijn tweede termijn, maar hij heeft geen motie, geeft hij aan. Gaat uw gang.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Bij de SP leven wel degelijk zorgen over de scheepvaart, de drinkwatervoorziening et cetera. Maar als we luisteren naar de bewindspersonen, dan zeggen zij feitelijk dat er nog evaluaties, rapporten en plannen aankomen. Wij vinden het dus wat vroeg om moties in te dienen. Ik zou bijna zeggen dat het grote aantal moties dat vraagt om "overleggen" al een beetje in die richting wijst. Je kunt je afvragen of dit debat wel helemaal tijdig is.

Dat gezegd hebbende was er voor mij één hoogtepunt. We hebben namelijk kunnen vaststellen dat het KNMI wordt gezien als een autoriteit op het gebied van klimaatverandering door de PVV. Dat is, wat de SP betreft, winst.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Brenk voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Tja, of dit tijdig is ... Maar wij houden altijd wel van een beetje duwen. Daarom een duwtje richting de minister met twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Landelijk Draaiboek Waterverdeling de drinkwatersector niet genoemd wordt als deelnemer aan crisisoverleggen bij extreme droogte;

overwegende het vitale en nationale belang van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater;

overwegende dat een goede afstemming en coördinatie tussen alle betrokken partijen van groot belang is;

verzoekt de regering de betrokkenheid van de drinkwatersector in crisisoverleggen bij droogte te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 466 (27625).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

En de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het feit dat bij droogte de waterstand lager kan zijn dan gebruikelijk;

overwegende het feit dat de negatieve gevolgen van industriële lozingen voor de waterkwaliteit in dat geval groter zijn;

verzoekt de regering het initiatief te nemen tot het debietafhankelijk maken van industriële lozingsvergunningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 467 (27625).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil de beide bewindslieden danken voor de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de heer Stoffer of hij gebruik wil maken van zijn tweede termijn. Dat is niet het geval. Ik kijk naar de bewindspersonen. Hoeveel tijd hebben zij ongeveer nodig? Ze hebben maximaal tien minuutjes nodig, geven ze aan. We starten weer om kwart over tien. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt van 22.09 uur tot 22.25 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef allereerst het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Minister Schouten:

Voorzitter, ik mag wel beginnen, maar om even de verwachtingen te managen: ik doe alleen de motie op stuk nr. 460. Die motie, van de heer De Groot en mevrouw Bromet, vraagt om met provincies en waterschappen in gesprek te gaan om te bezien welk alternatief beleid er rondom het grondwaterpeil mogelijk is. Zij noemen specifiek de mogelijkheid van peilfixatie. Ik heb het net nog gecheckt bij collega Van Nieuwenhuizen: zij zit ongeveer in een permanente staat van overleg met de waterschappen. Ik heb dat met de provincies. Over het onderwerp waarover het hier specifiek gaat, heb ik aangegeven dat we meerdere wegen kunnen bewandelen in de veenweidegebieden. Dat gaat niet om één methode. Dat is ook precies hetgeen bij de klimaattafel is besproken. Oproepen tot overleg met deze partijen hoeft sowieso niet, want dat doen we al. Over de specifieke vraag naar beleid hieromtrent zou ik willen zeggen: er is niet één methode en we voeren precies deze discussie ook in het kader van het klimaatakkoord. Ik vind deze motie daarom ook echt overbodig en daarom ontraad ik die.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 460 wordt ontraden. Er is een vraag van mevrouw Bromet over de motie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

In ieder geval een uiting van blijdschap dat de minister er zo naar kijkt dat er niet één methode geschikt is voor het veenweidegebied. Daar ben ik al heel blij mee. Het tweede is dat wij de motie graag willen aanhouden, omdat we ook nog een notaoverleg krijgen over de initiatiefnota.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Groot en mevrouw Bromet stel ik voor hun motie (27625, nr. 460) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:

Prima. Mag ik dan wel een opmerking maken over de methode? Ik zie dat in deze motie wél op één methode wordt gericht, namelijk op peilfixatie. Dat is dus maar één methode, zeg ik even tegen mevrouw Bromet. Ik zou haar daarom willen adviseren om de motie wat breder te formuleren, maar dat is een gratis tip.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor haar appreciatie.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin bij de motie op stuk nr. 461, van de hand van de heer De Groot. Die verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze besluitvorming in de waterschappen toekomstbestendig kan worden gemaakt. Als het niet nog zo lang zou duren, zou ik normaal gesproken tegen de heer De Groot hebben gezegd: houd u de motie aan tot we een en ander in aanloop naar de volgende verkiezingen gaan beoordelen, zoals ik ook heb toegezegd, en met de adviezen van de commissie aan de slag gaan. Maar de motie nog een paar jaar aanhouden is een beetje overdreven. U hebt mijn inbreng in eerste termijn gehoord en we gaan hier op termijn mee aan de slag, maar voor nu is de motie echt ontijdig. Ik zou die dus willen ontraden.

De motie op stuk nr. 462, ook van de hand van de heer De Groot, verzoekt de regering voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en voor integraal riviermanagement expertise over ruimtelijke inpassing te bundelen en flexibel in te zetten. Deze motie kan ik van harte oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 463 van mevrouw Bromet en mevrouw Kröger, die we nog steeds heel veel beterschap wensen. Deze motie gaat over het verbeteren van de meting en monitoring op het IJsselmeer, met als doel een early warning voor verzilting. De motie kan ik overnemen, maar die is eigenlijk overbodig. Ik laat mevrouw Bromet dus de keuze of zij bereid is te accepteren dat ik de motie overneem of dat ik die anders ontraad, want we doen het eigenlijk al.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden of daar bezwaar tegen is. Ja, er is bezwaar tegen van de heer Dijkstra. Dat betekent dat de motie in stemming wordt gebracht.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan ontraad ik de motie, omdat we het gewoon doen.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 464, waarin wordt verzocht in overleg te gaan met de waterschappen om een doel te formuleren over hun bijdrage aan de weerbaarheid. Dat is gewoon staand beleid, dus ontraden.

Dan kom ik bij de motie van de heer Dijkstra op stuk nr. 465.

De voorzitter:

Ik kijk nog heel even naar de motie op stuk nr. 464. Doet u daar net als bij de motie daarvoor het verzoek om de motie over te nemen of ontraadt u de motie?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee. Er wordt namelijk ook nog gezegd dat er binnen twee maanden gerapporteerd moet worden, terwijl het de gangbare systematiek is dat we dat doen bij het Deltaprogramma. En dat is gewoon in september.

De voorzitter:

U ontraadt de motie op stuk nr. 464.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dus ik ontraad 'm.

De motie van de heer Dijkstra op stuk nr. 465 heeft eigenlijk twee verzoeken. De eerste is dat de regering met de buurlanden in overleg moet treden om zo afstemming te bereiken. Dat doen we in principe al. Het tweede is: verzoekt de regering te bezien of aanvullende strategische grondwatervoorraden nuttig kunnen zijn. Op grond van dat tweede verzoek zou ik eigenlijk aan de heer Dijkstra willen voorstellen om deze motie aan te houden, omdat dit natuurlijk een onderdeel is van de Beleidstafel Droogte en de aanbevelingen die daarvandaan zullen komen. U kunt, meneer Dijkstra als u dat krijgt, beoordelen of deze motie nog nodig is.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Dijkstra of hij zijn motie wil aanhouden.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Wanneer komt dat dan ongeveer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb daarstraks toegezegd dat u dat in ieder geval voor het volgende algemeen overleg Water gaat krijgen. Ik hoop zelf dat nog veel eerder te kunnen doen.

De voorzitter:

Ik krijg een knik van de heer Dijkstra.

Op verzoek van de heer Remco Dijkstra stel ik voor zijn motie (27625, nr. 465) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van de heer De Groot. Gaat uw gang.

De heer De Groot (D66):

Ik heb nog een vraag over de tweede motie. De minister heeft het over een onderzoek dat sowieso in aanloop naar de volgende waterschapsverkiezingen in 2023 gaat plaatsvinden. Wanneer zou dat onderzoek starten?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat kan ik nu nog niet helemaal inschatten, maar de Adviescommissie Water heeft er al dingen over gezegd. Dat willen we daar voor die tijd bij gaan betrekken. Ik denk dat we dat in 2021 of zo gaan doen. We gaan dat in ieder geval ruim van tevoren opstarten, maar niet op korte termijn.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 466 van de hand van mevrouw Van Brenk. Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor als wat ik in de richting van de heer Dijkstra heb aangegeven, want deze verzoekt de regering de betrokkenheid van de drinkwatersector in crisisoverleggen bij droogte te borgen. Ook dat is onderdeel van wat er bij de droogtebeleidstafel op tafel ligt. Ik zou u, mevrouw Van Brenk, willen verzoeken om die motie aan te houden en om straks, als u de aanbevelingen en de lessen die we daaruit leren heeft gekregen, te kijken of het nog nodig is.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van Brenk. Ze schudt ja en zij houdt dus haar motie aan.

Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor haar motie (27625, nr. 466) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het zal haar dan niet verbazen dat dat ook geldt voor de achtste motie op stuk nr. 467, want dat is precies hetzelfde. Zij verzoekt daarin de regering het initiatief te nemen tot het debietafhankelijk maken van de industriële lozingsvergunningen. Ik zie dat die vraag heel duidelijk op tafel ligt en ook bij de Beleidstafel Droogte is dat uitdrukkelijk aan de orde. Dus we zullen zeker stellen dat u daar een reactie op krijgt. Het zal, denk ik, afhankelijk zijn van welke dat is of u de motie t.z.t. nog in stemming wilt brengen of niet.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dit is eigenlijk precies wat ik graag wilde bereiken. Het ligt op tafel en de minister geeft straks een antwoord. Als ik ontevreden ben, dan komen ze alsnog weer op tafel.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor haar motie (27625, nr. 467) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Prima. Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. Ik dank de bewindspersonen, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis.

Naar boven