2 Vragenuur: Vragen Asscher

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Asscher aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de oproep van schoolleiders om zieke docenten niet meer te vervangen.

De voorzitter:

Aan de orde is, zoals elke dinsdag, het mondelinge vragenuur. We beginnen vandaag met de vraag van de heer Asscher aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die ik van harte welkom heet. De vraag gaat over de oproep van schoolleiders om zieke docenten niet meer te vervangen. Het woord is aan de heer Asscher namens de PvdA.

De heer Asscher (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Dit is wel een nieuw dieptepunt: een oproep om leraren niet te vervangen bij ziekte, in een tijd dat er — ook vandaag — 500 kinderen thuiszitten, omdat er geen leraar voor de klas staat. We weten dat zo'n 700 scholen overwegen om gehoor te geven aan dit verzoek. Het heeft dramatische gevolgen voor de kinderen die naar huis gestuurd worden. Het heeft dramatische gevolgen voor de ouders die plotseling geconfronteerd worden met kinderen thuis, maar ook voor de leraren, die al met zo'n hoge werkdruk te maken hebben en die het straks met verdeelde klassen, met nog grotere groepen moeten doen. We zagen op televisie een lerares die zei: ik ga naar mijn werk; ik heb 39°C koorts, maar ik wil de kinderen niet in de steek laten. Dat zou je in geen enkel ander vak goedvinden.

Voorzitter. Denk ook aan de ouders in Zaandam die met de handen in het haar zitten vanwege de vierdaagse schoolweek die daar geïntroduceerd is. Alle kinderen moeten zeker kunnen zijn van een goede leraar voor de klas. Dat is essentieel voor onze toekomst. En die toekomst staat nu op het spel.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Eén: wat zegt u tegen die kinderen die niet een middagje mogen demonstreren voor goed klimaatbeleid, maar die wel dagen aan school gaan missen? Twee: wat zegt u tegen de ouders die het maar moeten opvangen en die zien dat hun kinderen in dit rijke land niet het onderwijs krijgen dat ze verdienen? En wat zegt u tegen de leraren die niet voor niets gaan staken op 15 maart? Zij doen dat voor hun vak, voor onze kinderen en voor onze toekomst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de heer Asscher voor zijn vragen en ook voor zijn betrokkenheid bij dit onderwerp, dat inderdaad veel van ons vraagt. Uw vragen zijn heel direct: wat zegt u nu tegen kinderen, ouders en leerkrachten als het gaat om de situatie waarin we nu zitten? We zeggen dan twee dingen. Allereerst zeggen we dan dat we heel veel begrip hebben voor de zware taak waar schoolleiders voor staan om in deze tijd, ook nog eens een tijd waarin de griep rondgaat, de vervanging te regelen. Waarom? Omdat we in de afgelopen anderhalf jaar, twee jaar zien dat de vervangingspool langzaam maar zeker leeggeraakt is, omdat degenen die daarin zaten nu vaste betrekkingen krijgen aangeboden. Dat is voor hen natuurlijk heel fijn, maar er komt geen aanvulling in de vervangingspool. Dat levert dus heel veel werkdruk en heel veel problemen voor schoolleiders op. Dat is een ongelofelijk zware taak.

Ten tweede zeg ik dat we er met elkaar — daarmee bedoel ik: iedereen die betrokken is bij het onderwijs — heel hard aan werken om in de tekorten die er zijn, ook op de lange termijn, te voorzien, om daar ook wat tegenover te stellen, ook in menskracht. Er wordt heel hard gewerkt. Zoals u weet, investeert dit kabinet structureel 700 miljoen in de salarissen en in de vermindering van de werkdruk. Dat heeft in het afgelopen jaar ook al zijn weg gevonden naar de docenten en ook naar de scholen, en dat heeft zijn eerste vruchten ook al afgeworpen in de sfeer van vakleerkrachten, onderwijsassistenten en andere voorzieningen om de werkdruk van de docenten te verlagen.

We zijn keihard aan het werk om te kijken of we ook vanuit de zijinstroom nog meer mensen richting het onderwijs kunnen verleiden, want dat is soms nodig. Ik heb de Kamer veertien dagen geleden al meegedeeld dat er van het geld dat het kabinet voor die begeleiding beschikbaar heeft gesteld, 918 zijinstromers beschikbaar zijn gekomen. Er zijn ook mensen die een benoeming hebben of ooit een bevoegdheid hebben gehaald, die thuiszitten. Er wordt hard aan gewerkt om die mensen weer naar het onderwijs te begeleiden. Het Participatiefonds doet daarin veel werk. Ik heb de Kamer veertien dagen geleden gemeld dat het een plan heeft om 1.000 mensen naar de scholen te begeleiden en dat daar al zo'n 340 mensen voor worden begeleid. Dat aantal is in veertien dagen tijd zelfs naar ruim over de 400 gegaan. We doen dus wat we kunnen, maar dat laat onverlet dat er nu echt wel grote problemen zijn en dat er soms dus ook situaties zijn waarin er voor de vervanging bij ziekte niet in tijdelijke vervangers kan worden voorzien. De school moet daar dan z'n weg in vinden, met als uiterste optie dat men soms klassen één dag naar huis stuurt.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter. We hebben gezien dat er veel gebeurt, en daar is waardering voor. We hebben gezien dat vorige week bij een politieke crisis het regeerakkoord kon worden opengebroken. Dit is een crisis bij mensen thuis, in de schoolklas, bij de leraar voor zijn of haar neus. Mijn vraag is: is de minister bereid om, naast wat er allemaal gebeurt, een crisisberaad te voeren, daar nog deze week alle partijen voor uit te nodigen, ze aan tafel te halen zonder mitsen en maren vooraf, om samen met alle betrokkenen in het onderwijs — en daar hoort deze minister in het kabinet ook bij — oplossingen te verzinnen, en om te voorkomen dat er gebeurt wat nu dreigt te gebeuren, namelijk dat vele honderden, vele duizenden kinderen niet het onderwijs krijgen dat ze verdienen? Is de minister daartoe bereid?

Minister Slob:

Ik heb deze oproep niet nodig, want wij zitten echt met grote regelmaat met alle betrokkenen aan tafel. Vorige week nog zat ik daar met alle betrokkenen in het onderwijs, maar ook met het Participatiefonds, met het UWV — en dan hebben we gelijk de hoogste vertegenwoordigers — ook met vertegenwoordigers van de G4, die we heel nauw ondersteunen, zelfs in financiële zin, want daar komen de problemen soms ook echt in grote vorm voor. Wij hebben dus zeer intensieve contacten, ook met de schoolleiders. Dat zijn de momenten waarop we de stand van zaken opnemen rond alle acties die lopen, en ook kijken naar nieuwe activiteiten. En ik kan u melden dat er in de komende weken nieuwe activiteiten naar buiten zullen komen, omdat het denken nooit stilstaat en we ook echt vinden dat we alle kansen die er eventueel zijn, zullen moeten benutten, en dat we, waar dat kan, ook nieuwe kansen zullen moeten creëren. Dus de urgentie en het gevoel dat we hiervoor onze schouders tegen elkaar aan zullen moeten zetten en er met elkaar hard voor zullen moeten knokken, is ongelofelijk groot aanwezig. Maar dat laat onverlet dat, nogmaals, de vervangingspool leeg is. Ik denk dat u dat herkent. We zijn blij dat mensen in de vervangingspool, die altijd in een heel onzekere situatie verkeren, nu wat meer vastigheid krijgen, omdat ze soms ook wat grotere benoemingen en vaste benoemingen krijgen. Maar als er op de korte termijn geen aanvulling komt, is dat bij een griepgolf inderdaad een groot probleem. En ik snap ook dat schoolleiders hun docenten dan ook weleens willen ontlasten, omdat zij dit niet iedere keer kunnen blijven opvangen. Het is dus geen ideale situatie, maar er wordt kei- en keihard gewerkt.

De heer Asscher (PvdA):

Dank voor dit antwoord. Er is veel overleg. Daar twijfel ik ook niet aan; natuurlijk, en terecht. Ik twijfel ook niet aan de goede intentie. Maar mijn vraag was een andere. Wat er nu aan het gebeuren is, is het uur U. Dit is ongezien. Het dreigt heel veel mensen en heel veel leraren te raken. Mijn vraag aan de minister is: gebruikt u dit moment om ook buiten de afgesproken kaders te treden, omdat daar aanleiding voor is, omdat je als regering moet reageren op wat er nu in de praktijk gebeurt? Haal ze bij elkaar en neem de ruimte om te doen wat nodig is om dit af te wenden. En dat doet niets af aan alle inspanningen die er zijn, waar ik waardering en begrip voor heb. Maar er is meer nodig, in het belang van de ouders, van de leraren en van de kinderen. Dát is mijn verzoek.

Minister Slob:

Nogmaals, die overleggen zijn behoorlijk frequent. En als het nodig is, kan iedere partij op een bepaald moment zeggen: wij willen weer bij elkaar komen, omdat wij een idee hebben waarvan wij denken dat we dat met elkaar moeten oppakken. Als de heer Asscher aangeeft dat we soms ook buiten de kaders moeten treden, dan zeg ik dat dat op dit moment al gaande is; kijk naar de handreiking die via de inspectie en ons ministerie naar de scholen is gegaan. En we hebben er begrip voor dat het soms niet helemaal gaat volgens de regels die we nu stellen, omdat het soms voor scholen een hele noodsituatie is, waarin zij moeten handelen. En dan kun je wel met de regels gaan zwaaien, maar daar help je ze natuurlijk ook niet mee. Waar we met elkaar natuurlijk wel zorg voor moeten dragen — en daar word ik vanuit de vaste Kamercommissie met regelmaat op gewezen, en ik denk terecht — is dat we de kwaliteit blijven bewaken. Dat is, denk ik, ook een vast gegeven in alles wat we afwegen. Ook als we mensen van buiten naar het onderwijs geleiden, moet die kwaliteit bewaakt worden. We zullen ook daarin handelen. Maar weest u ervan overtuigd dat wij, als wij iets kunnen doen en er ook — zeg maar — substantie van wordt verwacht met betrekking tot de problemen die er nu zijn, die kansen zullen benutten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Asscher. Mevrouw Westerveld, namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik hoor de minister zeggen dat de vervangingspools leeg zijn. Maar er zijn in dit land wel minstens 83.000 mensen met een onderwijsbevoegdheid die niet voor de klas staan. Die mensen geven aan dat zij dat vooral niet doen omdat de werkdruk te hoog is. Dat blijkt uit onderzoek van het ministerie zelf. Het ministerie, of een onderzoeksbureau namens het ministerie, heeft ook weleens gevraagd of zij bereid zouden zijn om weer in het onderwijs te gaan werken. Twee derde van de mensen zegt dan dat ze dat best zouden willen doen, maar dat er dan wel eerst wat moet gebeuren aan de werkdruk. We zitten in een vicieuze cirkel. Mijn vraag aan de minister is: wat kunt u doen om die vicieuze cirkel te doorbreken, waardoor we een deel van die 83.000 mensen met een onderwijsdiploma weer het onderwijs in krijgen?

Minister Slob:

Ik heb net al aangegeven dat de initiatieven die dit kabinet in het afgelopen jaar heeft genomen om de zijinstroom te bevorderen, echt forse aantallen beginnen op te leveren voor het p.o. en voor het vo. Daarnaast zien we dat er nu ook een grotere groep herintreders beschikbaar is. Dat zijn ook aantallen die er niet om liegen. Daar gaan we natuurlijk gewoon mee door. Ik gaf u al aan dat we vorige week met het UWV om de tafel hebben gezeten. Dat heeft aangegeven dat het ons, waar mogelijk, zal ondersteunen om die mensen te bereiken die een bevoegdheid hebben, maar waarvan we nu vaak niet weten waar ze precies zitten, om te proberen hen ook weer in het hart te treffen, met: kom op, dit is een prachtige baan; stel je beschikbaar. Het kabinet heeft — dat weet u — 430 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van de werkdruk. De eerste tranche is ook versneld uitgekeerd. Ik zie met mijn eigen ogen, maar u zult het op uw werkbezoeken ook zien, dat scholen hiervan maatregelen kunnen nemen die anders niet tot de mogelijkheden behoren. Dat ontlast ook weer de docenten, zodat zij ook weer meer tijd hebben voor hun primaire taken. Dat die ontlasting er komt, gunnen we hun ook van harte. Als bijvoorbeeld een vakleerkracht gymnastiek gymnastiekuren overneemt, hoeven zij die niet meer voor te bereiden. Zij hoeven dan ook niet meer met de kinderen naar het gymnastieklokaal. Die tijd valt vrij. Die kunnen ze op een hele goede manier besteden, denk ik. Ik geef dit even als voorbeeld, maar er zijn meer voorbeelden te geven.

De heer Rog (CDA):

Het is altijd mooi om te zien dat de PvdA als ze niet meer in de regering zit ook maatregelen wil nemen om het lerarentekort tegen te gaan. Mijn vraag aan de minister van dit kabinet is: wat zou er gebeuren als het buiten werking stellen van de ketenbepaling in het primair onderwijs niet meer automatisch zou plaatsvinden? Dat is namelijk een voorstel waar wij vanmiddag over gaan stemmen, een voorstel van de Partij van de Arbeid. Kan de minister hierop ingaan? Welke effecten zou dat hebben voor het mogelijk vervangen van ziek personeel?

Minister Slob:

Ik ben altijd blij als de coalitie en de oppositie creatief met elkaar kunnen nadenken over wat er kan gebeuren om het lerarentekort tegen te gaan. We kunnen alle denkkracht gebruiken. Het is waar: die ketenbepaling is inderdaad een hele belemmerende factor geweest in het verleden, vanuit de wetgeving die er toen lag. In het afgelopen jaar hebben we al de coulance betuigd aan scholen, met name voor het onderwijs, om daarvan af te wijken. Ik ben ervan overtuigd dat dit echt ruimte biedt om invalkrachten langer vast te houden. Dat is een welkome aanvulling op het brede pakket aan maatregelen dat we met elkaar nemen in deze moeilijke tijd.

De heer Kwint (SP):

Het onderwijs is in crisis. Een school als de Tamarinde in Zaandam is gewoon niet langer in staat om aan de minimum wettelijke taak te voldoen, namelijk vijf dagen per week onderwijs bieden. Ze kunnen simpelweg geen mensen vinden. Nu heeft de minister een groep waarmee hij praat over het lerarentekort, maar daar zijn de leraren zelf ondertussen uit opgestapt. Waarom? Omdat zij zeggen: het enige wat helpt, is meer geld voor salarissen en meer geld voor het tegengaan van werkdruk, meer dan wat er nu al gebeurt. Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen als de coalitie een hard "njet" blijft uitspreken tegen meer geld voor de docent?

Minister Slob:

Aan de tafel zitten nog steeds vertegenwoordigers van leraren, maar inderdaad niet meer in de volle breedte, zoals dat in het begin het geval was. Het bedrag dat dit kabinet beschikbaar stelt voor de werkdrukvermindering is nooit bediscussieerd. Dat vond men een goed bedrag, ook in het kader van wat er allemaal mee kan gebeuren. We hebben natuurlijk wel discussie gehad over wanneer het beschikbaar komt. Daar zijn we ook in tegemoetgekomen.

Dan de specifieke situatie waarbij scholen er in uiterste gevallen voor moeten kiezen om een groep naar huis te sturen. U weet dat in de handreiking is aangegeven dat dit ook gewoon zeven keer mag. Natuurlijk is het geen ideale situatie, maar ik kan me soms voorstellen dat een school zegt: we hebben alles geprobeerd, maar als we nu nog langer doorgaan, gaat dit onze andere docenten extreem belasten. Hoewel dit niet een hele fijne oplossing is, kan dit wel helpen om in deze periode van griep de situatie beheersbaar te houden. Daar is dus in zekere mate ruimte voor, ook vanuit onze wet- en regelgeving. Het is niet ideaal, maar soms is het niet te vermijden.

De heer Van Meenen (D66):

Op werkbezoeken hoor ik ook — maar die berichten krijg ik ook vooral via de mail binnen — dat er allerlei mensen beschikbaar zijn voor het onderwijs, maar dat die niet aangenomen worden door besturen, of in zulke aanstellingen dat ze die helemaal niet willen, voortdurend in tijdelijke en vernieuwd tijdelijke aanstellingen. Is dat een geluid dat de minister ook herkent en is dit onderwerp van gesprek met bijvoorbeeld de werkgevers in het onderwijs? Want ik denk dat daar toch ook nog een belangrijke taak ligt.

Minister Slob:

De werkgevers zijn zelfs primair verantwoordelijk voor deze taak, maar wij snappen dat zij ondersteuning nodig hebben, dus proberen we die ook maximaal te geven.

Met betrekking tot de vervangingspool en het leegraken daarvan, moet ik altijd voorzichtig zijn in wat ik zeg, omdat iedere situatie weer verschillend is, maar we weten dat er met vervangers soms wel heel erg heen en weer geschoven werd, dat men soms ook niet goed heeft doorgehad dat er een probleem zat aan te komen en dat die vervangers toen opeens weg waren. Had men ze toen een vaste baan aangeboden, dan hadden ze ze misschien voor hun school kunnen vasthouden. Maar nogmaals, er zijn ook situaties waarin het allemaal heel anders is gegaan. Goed personeelsbeleid, waar de werkgevers verantwoordelijk voor zijn en dat in het onderwijs niet altijd overal even goed ontwikkeld is, is cruciaal, ook als we zien hoe de tekorten in de toekomst kunnen gaan oplopen. Dan moet men echt handelen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven