3 Vragenuur: Vragen Agema

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Agema aan de minister voor Medische Zorg en Sport over het faillissement van de IJsselmeerziekenhuizen en het Slotervaartziekenhuis.

De voorzitter:

We gaan nu naar het mondelinge vragenuur. Ik heet de minister voor Medische Zorg van harte welkom. Ik ben op zoek naar mevrouw Agema, want zij is nu aan de beurt voor haar vraag. We wachten heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agema namens de PVV voor haar vraag over het faillissement van de IJsselmeerziekenhuizen en het Slotervaartziekenhuis.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Vrijdag gebeurde het ondenkbare: een ziekenhuis werd acuut gesloten. Doodzieke mensen zijn in ambulances naar andere ziekenhuizen gebracht. Mensen stonden huilend en ontredderd op de stoep van het ziekenhuis. Het laat een verval zien, een armoe die zijn weerga niet kent. En de minister noemt het ziekenhuis een stapel stenen. Hoe groot kan de kloof tussen burger en politiek zijn? Hoe groot is de kloof tussen de mensen die ontredderd voor het ziekenhuis stonden en de bestuurders, de verzekeraars, de NZa? Hoe groot is die kloof? En valt die nog te dichten?

Mijn vraag aan de minister is wat de reden is van het faillissement van het Slotervaartziekenhuis en de IJsselmeerziekenhuizen. Ligt het aan de bestuurders en de eigenaren, Loek Winter en Willem de Boer? Ligt het aan verzekeraar Zilveren Kruis? Was het de NZa, de Nederlandse Zorgautoriteit, die de minister niet informeerde? Lag het aan de inspectie? Was er wél iets mis met de kwaliteit bij het Slotervaartziekenhuis, zonder dat het ziekenhuis onder verscherpt toezicht stond? Lag het aan zijn hoofdlijnenakkoorden? Was er te veel bespaard op de ziekenhuiszorg? Wat is de reden van de faillissementen van de ziekenhuizen? Hoe heeft deze armoede, dit dieptepunt in de zorg, kunnen ontstaan? Waarom richtte de minister een crisisstaf in om het faillissement te begeleiden, in plaats van een crisisstaf om een ziekenhuis open te houden?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Bruins:

Voorzitter, dank u wel. Ik heb met de verzekeraar contact gehad over de aanleiding tot het faillissement, maar laat ik eerst dit zeggen: zowel mevrouw Agema als vele anderen zijn geschrokken en verrast door het faillissement van beide ziekenhuizen. Je zal er maar patiënt zijn en het bericht krijgen dat je moet worden overgedragen aan een ander ziekenhuis. Je zal er maar medewerker zijn en horen dat het faillissement is uitgesproken. Wat doe je dan?

Voorzitter. Ik wil allereerst mijn grote dank uitspreken aan alle mensen in de zorg die de afgelopen dagen zo hard hebben gewerkt om patiënten over te dragen uit de twee ziekenhuizen naar andere locaties en die zich daarvoor tot op de kraag hebben ingespannen. Ik vind het verschrikkelijk voor de patiënten en ik vind het fantastisch van de zorgmedewerkers dat zij paraat stonden en staan om dit te doen.

Dan over de aanleiding voor het faillissement. De zorgverzekeraar heeft mij laten weten dat men al jaren met de directie van beide ziekenhuizen in gesprek was en dat de acute reden voor het faillissement was dat de verbeterplannen niet overtuigend waren, dat de kwaliteit van zorg onder druk stond, dat er achterstallig onderhoud was, dat medewerkers stopten met werk en dat leveranciers hun medicijnen en hulpmiddelen terughaalden. Om al die redenen wilde de verzekeraar geen noodkrediet verstrekken. Als ik het goed begrepen heb van de zorgverzekeraar stond de kwaliteit van zorg zodanig onder druk dat er niet een andere mogelijkheid werd gezien dan geen contract meer sluiten met de ziekenhuizen. En daarmee is het faillissement uitgesproken. Daar is natuurlijk het laatste woord niet over gezegd, omdat de curator de reden van het faillissement onderzoekt en daarover een rapport zal maken. Er zijn twee teams van curatoren aan het werk, voor elk ziekenhuis een team. Die rapportages heb ik niet, maar aanvullend zal die informatie beschikbaar komen, waarover ik uw Kamer dan ook nader zal informeren.

Dan de vraag of het ligt aan de eigenaren, de verzekeraars, de IGJ, de NZa of de hoofdlijnakkoorden. Ik denk niet dat het ligt aan een van die partijen. Het ligt aan de redenen die ik u zojuist heb genoemd.

Waarom een crisisstaf inrichten? Vorige week dinsdag hoorde ik van de surseancesituatie van beide ziekenhuizen. Als ik mijn brief van vorige week dinsdag aan uw Kamer teruglees, is dat een brief waarin wordt aangekondigd dat er een afbouwplan wordt gemaakt. Dat er zo snel, namelijk twee dagen later, al een faillissement voor beide ziekenhuizen werd uitgesproken, had ik niet verwacht. Dat is het alle hens aan dek om te zorgen dat de zorg voor de mensen gecontinueerd kan worden. Dat is waar het om gaat. Dat is waar het mij om ging, namelijk dat de zorg gecontinueerd kon worden. Daarop heb ik een crisisstaf ingericht met VWS, NZa en de inspectie aan boord. Daarnaast zijn er allerlei contacten met andere partijen.

Mevrouw Agema (PVV):

Het is goed dat de minister degenen die doodzieke mensen hebben verplaatst naar andere ziekenhuizen complimenteert, maar dat is niet wat er had moeten gebeuren. De minister had met zijn auto met chauffeur naar Amsterdam moeten rijden en op de stoep bij het ziekenhuis moeten gaan staan en hij had daar moeten zeggen: deze sluiting gaat niet gebeuren, ik ben de minister en ik ben eindverantwoordelijk. Als ik de minister hier hoor zeggen dat het Zilveren Kruis het faillissement van het Slotervaartziekenhuis en de sluiting heeft afgeroepen op basis van kwaliteit, waarom hebben wij daar dan de inspectie niet over gehoord? Het is toch niet de verzekeraar die bepaalt wat kwaliteit is in dit land? Daar hebben we toch de inspectie voor? Het Slotervaartziekenhuis stond niet onder verscherpt toezicht. Bij hoeveel ziekenhuizen gaan verzekeraars volgend jaar bepalen dat ze de kwaliteit onvoldoende vinden, terwijl de inspectie daar geen rapporten voor heeft gemaakt en ze niet onder verscherpt toezicht heeft staan? Bij de IJsselmeerziekenhuizen is het een ander verhaal, want zij stonden onder verscherpt toezicht, maar dat geldt niet voor het Slotervaartziekenhuis.

Voorzitter. Ik kan er werkelijk waar met mijn pet niet bij dat de minister die eindverantwoordelijk is, dit niet heeft zien aankomen, hij de NZa niet heeft geïnformeerd en hij zich gewoonweg neerlegt bij het binnen twee dagen sluiten van de deuren van een ziekenhuis. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd. Ik hoop dat de minister met een beter verhaal komt dan wat hij tot nu toe heeft gezegd, want anders zijn we hier echt morgen tot diep in de nacht nog niet over uitgesproken in dit huis.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Bruins:

Voorzitter. Met name het Slotervaartziekenhuis heeft de afgelopen tien jaar al vaker in zwaar weer gezeten. Het is de afgelopen tien jaar, hetzij door tussenkomst van een bank, hetzij door tussenkomst van een verzekeraar, steeds weer gelukt om een contract te sluiten tussen de zorgverzekeraar aan de ene kant en het ziekenhuis aan de andere kant. Dat is deze keer niet gelukt, en daar is inderdaad het laatste woord nog niet over gezegd. Maar als door de zorgverzekeraar over de kwaliteit van zorg wordt uitgesproken dat die niet kan worden gegarandeerd, dan moeten we pal staan voor de zorg voor mensen en pal staan voor de zorg voor patiënten. Dáár moet onze aandacht naar uitgaan. Dat vind ik het allerbelangrijkste.

Ik heb in de afgelopen dagen ook bezoeken gebracht aan patiënten die zijn overgedragen van het Slotervaartziekenhuis naar een ander ziekenhuis. Die mensen ongelofelijk geschrokken. En aan de andere kant zijn ze ook opgelucht dat ze zo goed worden verzorgd, in dit geval in het OLVG.

De heer Arno Rutte (VVD):

Het failliet gaan van twee ziekenhuizen is gewoon een enorme schok voor iedereen die daarmee wordt geconfronteerd: de medewerkers van zo'n ziekenhuis, de patiënten die daar liggen en de mensen die erop hadden gerekend daar zorg te krijgen. Het is heel goed dat de minister die schok nu ook verwoordt en uitdraagt, want dit is wel iets om zorgen over te hebben.

Richting de toekomst, en ook de nabije toekomst, zijn er met name in Flevoland heel veel zorgen over de nabijheid van zorg. De minister had het over een crisisteam dat nu kijkt naar de continuering van zorg. Dat leek vooral te gaan over het uitplaatsen van zorg. Op welke wijze spant het ministerie zich in om zo veel mogelijk de zorg op de locatie in Lelystad te continueren, zodat er zo veel mogelijk ruimte wordt geboden voor een warme landing en een warme doorstart van de zorg aldaar?

De voorzitter:

De minister. Korte reactie.

Minister Bruins:

De spoedeisende hulp is op dit moment gelukkig nog beschikbaar in Lelystad. Ik had hier ook heel graag gestaan met een antwoord op de vragen over een opvolgende partij, een nieuwe zorgpartij, die een actieve rol zou kunnen gaan spelen in Lelystad. Maar ik kan dat niet geven. Ik heb nog vlak voor deze vergadering overleg gehad met de curator. Er zijn verschillende kandidaten die zorg willen overnemen. Dat gaat dan ook over de acute zorg. Op het moment dat ik u daar helderheid over kan bieden ... Nogmaals, die spoedeisende hulp is verzekerd en moet dat ook blijven. Ik zoek daarvoor naar praktische mogelijkheden. En die laten we niet los voordat er een nieuwe partij is gevonden. Dat is maar een stukje van het antwoord, maar er wordt door mij en de crisisstaf, samen met de curatoren, actief gezocht, om ervoor te zorgen dat de zorg gecontinueerd kan worden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is goed dat we er nog over doorspreken hoe dit zo rauwelijks heeft kunnen gebeuren, maar er is nu terecht focus op de vraag hoe dit nu verdergaat. In het gebied van de Noordoostpolder en Urk zijn er grote zorgen als het gaat om de acute verloskunde en de spoedeisende hulp. Is de minister het met ons eens dat het niet zo kan zijn dat men daar over of tegen de rand van de normtijden terechtkomt, en dat ook de mensen in dat gebied op fatsoenlijke afstand acute verloskunde en spoedeisende hulp moeten kunnen krijgen?

Minister Bruins:

Ja, daar ben ik het mee eens. Op dit moment kijken we bijvoorbeeld al naar het beschikbaar stellen van extra ambulancecapaciteit, opdat in dit geval zwangere vrouwen snel in een ziekenhuis kunnen zijn. Dat is een van de maatregelen die ons gelukkig wél worden geboden op basis van de afspraken die we hebben in de huidige werkwijze. Dus ik ben het eens met de heer Van der Staaij. En ik zou heel graag willen dat ik al concreter kon zijn dan dit, maar dat kan ik niet zijn. Maar weest u verzekerd van mijn intense aandacht, ook op dit punt.

Mevrouw Marijnissen (SP):

De zorg is geen markt. En de afgelopen week hebben we gezien dat in slechts enkele uren meerdere ziekenhuizen in Nederland failliet zijn gegaan. Ziekenhuizen gaan failliet, en we hebben te maken met zorgondernemers — echt, wie bedenkt het?! — die menen winst te kunnen maken, waardoor ziekenhuizen failliet gaan. Mijn vraag is: erkent deze minister dat de doorgeslagen marktwerking in de zorg gefaald heeft?

Minister Bruins:

Ik ben een groot voorstander van heel veel innovatieve kracht. En ik ken ongelooflijk veel innovatieve kracht, niet alleen aan de publieke kant maar ook aan de private kant, die ons helpt om het zorgstelsel in Nederland goed en sterk te maken en te houden. Ik ben dus een andere mening toegedaan dan mevrouw Marijnissen.

De voorzitter:

Mevrouw Marijnissen, een tweede vraag?

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ja, een tweede vraag. Ongelooflijk toch, dit antwoord van de minister. Ik zou bijna willen zeggen dat ik hem kan feliciteren, want dit is dus kennelijk waar hij in gelooft. Dit is het stelsel waar hij in gelooft: een land waarin ziekenhuizen failliet kunnen gaan. Gefeliciteerd! Ik vind het ongehoord. De minister gaat daarmee compleet voorbij aan alle betrokkenen bij die ziekenhuizen, aan de mensen die er werken, aan de mensen die er onder behandeling staan. Daar gaat hij compleet aan voorbij. Mijn vraag is dan ook als volgt. Hij zegt: ik ben actief bezig. Maar hij doet natuurlijk helemaal niks. Laten we het heel klein en heel concreet maken.

De voorzitter:

En heel kort!

Mevrouw Marijnissen (SP):

Terwijl we hier vandaag staan, lopen die ziekenhuizen leeg. Is de minister bereid om nu, direct na het vragenuur, om de tafel te gaan met de betrokkenen — de ziekenhuizen in de regio, de zorgverzekeraars en de gemeenten — om een oplossing te zoeken om tot een doorstart van deze ziekenhuizen te komen?

Minister Bruins:

Zoals ik ook bij de begrotingsbehandeling heb betoogd, gaat het mij om de zorg. In de kern gaat het mij om de zorg. Ik heb dat uitgebreid aangegeven in reactie op een notitie die is geschreven door de fractie van mevrouw Marijnissen. Het gaat mij om de goede zorg. Als het ziekenhuis in Lelystad niet kan doorfunctioneren, moeten we als een haas op zoek. We moeten niet op zoek naar het nieuwe ziekenhuis in Lelystad, maar ik wil de goede zorg voor de patiënten continueren. Daar is en blijft mijn inzet op gericht.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ongelooflijk dit antwoord ...

De voorzitter:

Nee, nee, nee, mevrouw Marijnissen. Het woord is aan mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Op dinsdag werd surseance van betaling aangevraagd, op donderdag gingen de ziekenhuizen failliet en pas op vrijdagavond hoorden we iets van de minister. Waar was de minister in de tussentijd? En wanneer hoorde hij voor het eerst van de problemen? Hoe kan het dat hij verrast werd, net zo verrast als al die patiënten die ontredderd op straat stonden? Waar was de minister?

Minister Bruins:

Vooral hier in uw Kamer, voorzitter. Het was de dag na de begrotingsbehandeling dat ik voor het eerst hoorde dat er mogelijk een surseancesituatie in aantocht was voor beide ziekenhuizen. Daarover heb ik uw Kamer ook bij brief van 23 oktober in het herfstreces geïnformeerd. Zo gauw als mogelijk, namelijk op het moment dat het faillissement was uitgesproken, op donderdag, heb ik opnieuw een brief aan uw Kamer gezonden. Ik was dus eigenlijk hier in Den Haag aldoor bezig met dit onderwerp.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Betekent dit dat de minister ook op 23 oktober voor het eerst een signaal ontving dat die ziekenhuizen in de problemen waren, dat mensen mogelijk niet de zorg zouden krijgen waar ze recht op hebben?

Minister Bruins:

Dat die surceance van betaling in aantocht was, heb ik gehoord op de vrijdag na de begrotingsbehandeling.

De heer Raemakers (D66):

Het is een menselijk drama. Het is verschrikkelijk voor medewerkers en voor patiënten die zo snel naar een ander ziekenhuis moeten worden vervoerd. Ik zeg ook tegen de minister: een ziekenhuis is meer dan alleen maar een stapel stenen. Ik zou ook graag van de minister willen horen wat hij vindt van dat in één dag overplaatsen van die patiënten, zoals is gebeurd. Dat kunnen we met z'n allen toch niet menselijk vinden? En ik zou de minister ook willen vragen: hoe kunnen we in de toekomst nou voorkomen dat zo veel patiënten in één dag op zo'n onmenselijke manier van plek A naar plek B moeten worden vervoerd? Wat kan de minister daartegen doen?

Minister Bruins:

Ik ben met de heer Raemakers eens dat een ziekenhuis een maatschappelijke functie heeft. Die wil je ook graag in je nabijheid hebben. Het is heel rauw om te horen dat het faillissement wordt uitgesproken over twee ziekenhuizen. Het zijn onvergelijkbare situaties, maar het is in beide situaties verschrikkelijk dat de ziekenhuizen failliet zijn gegaan. Het was al bij de begrotingsbehandeling en bij een eerder AO dat ik heb uitgesproken dat ik vind dat die verbinding tussen ziekenhuis en regio sterker moet zijn. Daarom heb ik bij de hoofdlijnenakkoorden afgesproken dat er per regio iets van — wat ik heb genoemd — een zorgbeeld moet worden gemaakt, een beeld van de regio waarin staat wat het aanbod en de vraag van zorg zijn. Dat is breder dan alleen ziekenhuiszorg, ook huisartsenzorg, ook ambulancezorg, ook andere vormen van zorg. Dat niet alleen; ik vind dat er dan ook een doorkijkje moet worden geboden naar de toekomst. Zoals ik ook bij de begroting heb uitgesproken, heb ik het RIVM gevraagd de regio's hulp te bieden als zij dat wensen, zodat de contacten, dat onderlinge beeld van zorgpartijen in een regio, duidelijk zijn en dat daar ook het gesprek over kan worden gevoerd. Ik wil daar ook graag een actieve rol bij hebben. Dat is het ene punt.

Aan de andere kant hebben we in een eerder debat, ik dacht in het voorjaar, met elkaar het volgende gedeeld. Als spoedeisende zorg, spoedeisende hulp of acute verloskunde ergens in het gedrang komen wegens schorsing, beëindiging van taken of overname, moet er een meldplicht zijn van de aanbieder in kwestie aan de kerngemeente in de regio, alsmede aan de inspectie en de NZa, opdat wij het goed op tijd weten. Ik wou dat we die wettelijke regeling al hadden. Dan hadden we er nu gebruik van kunnen maken. Maar ik ben het dus eens met de spreker dat de verbinding tussen regio en ziekenhuis sterker moet zijn. Misschien zit daar — ik moet nu heel voorzichtig zijn — ook een beginnetje van "hoe kunnen we herhaling voorkomen?" Maar daar moeten we zeer voorzichtig mee zijn.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Fijn dat de minister ook zelf het belang van goed overleg naar voren brengt. Daar hebben wij op 13 juni hard voor gepleit. Wij horen de minister nu zeggen dat hij heel veel energie inzet om de huidige patiënten goed onderdak te geven, maar in Lelystad zijn er veel mensen met chronische ziektes die gewoon veel behoefte hebben aan en ook ondersteuning nodig hebben voor zorg. Urk heeft het hoogste geboortecijfer van Nederland. Ik zou van de minister willen weten wat hij gaat doen om te zorgen dat de nabijheid van zorg daar geborgd blijft.

Minister Bruins:

In de richting van mevrouw Van den Berg moet ik eerst het volgende zeggen. Mevrouw Van den Berg heeft mij schriftelijke vragen gesteld. Ik haast mij om die vragen te beantwoorden. Die antwoorden krijgt u nog hedenmiddag, maar het is mij net niet gelukt om ze voor 14.00 uur bij u te bezorgen. Ze zitten nu wel in mijn mailbox; ik moet ze nog goed lezen voordat ik ze aan u kan toesturen.

De vraag die mevrouw Van den Berg stelt is precies de mijne. Ik had hier graag willen staan met een uitspraak van een curator, die zou zeggen "ik maak melding van die en die zorgvoorziening die zich aanbiedt om in Lelystad zorg te continueren" om dan hoera te kunnen roepen. Dat kan ik niet. Er zijn meerdere gegadigden voor vormen van overname van zorg in Lelystad. De curator is met die partijen in gesprek. De curator heeft mij laten weten dat die gesprekken goed verlopen. Ook zegt de curator rust nodig te hebben. Dat laatste kan ik niet beloven. Nogmaals, ik denk dat we allemaal, ook ik, aan zijn lippen hangen om te horen wat de uitslag is. Tot die tijd moet de spoedeisende hulp in Lelystad gegarandeerd blijven. Daar heb ik stevig het oog op.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Deze minister zegt pal te staan voor de continuïteit van de zorg. Hij schrok heel erg van het faillissement, terwijl de ziekenhuizen al onder toezicht stonden. Een van de voorgangers van deze minister, minister Ab Klink, zei dat het IJsselmeerziekenhuis een belangrijk ziekenhuis was in het systeem, een zogenaamd systeemziekenhuis. Dat heeft alles te maken met het belang van de regio. Daarom heeft Ab Klink toen ook een ondersteuningspakket goedgekeurd. Is deze minister het eens met Ab Klink dat het ziekenhuis in Lelystad een belangrijk systeemziekenhuis is dat van groot belang is voor de regio?

Minister Bruins:

Het begrip "systeemziekenhuis" is niet van recente datum. Ik ken dat begrip niet. Ik werk er niet mee. Wat ik belangrijk vind, is goede zorg voor iedereen in Lelystad en omgeving. Daar werk ik aan: om die zorg voor iedereen in de regio bereikbaar te houden. Dit kan verkeerd worden uitgelegd, maar het gaat wat mij betreft niet om het intact houden van dat gebouw. Het gaat mij om het intact houden van goede zorg. Daar is de kern op gericht.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

De minister zegt: het gaat mij om continuïteit van zorg en het gaat mij om goede zorg. Maar hij weet toch ook dat goede zorg ook gaat over de relatie tussen de arts en de patiënt? Wat wij de afgelopen dagen bij deze twee ziekenhuizen hebben zien gebeuren, is dat die relatie bruusk verstoord is. Ik heb artsen gesproken, ik heb huisartsen gesproken die radeloos zijn, die niet weten waar hun patiënten terechtkomen. Zij zeggen: mijn patiënten lopen risico's, omdat ik die continuïteit niet kan bieden. Ik wil van deze minister horen dat hij garandeert dat het nooit meer op deze manier gebeurt dat een ziekenhuis failliet gaat, dat het binnen twee dagen afgebouwd wordt en dat patiënten en artsen aangeven dat hun goede zorg in het geding is.

Minister Bruins:

Ik heb geen garanties. Ik heb ook geen aanwijzingen dat andere ziekenhuizen op omvallen staan. Wat ik wel wil toezeggen is dat ik, op het moment dat ik daar wetenschap van heb, dat zo gauw mogelijk aan deze Kamer meld. Want ook ik heb gesproken met artsen, ook ik heb gesproken met patiënten en ook mij is er alles aan gelegen om de continuering van kwalitatief goede zorg te borgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

In 2008, tien jaar geleden, was de toekomst van de IJsselmeerziekenhuizen onzeker. Voor de politiek is tien jaar misschien een ver verleden, maar de mensen die in Lelystad en omgeving wonen, weten dat nog heel erg goed. We zijn nu allemaal geschokt door wat er gebeurd is, zeker de patiënten, de zorgmedewerkers en de mensen in het gebied. Hoe kunnen we voorkomen dat we over tien jaar hier weer staan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we de zorg in dit gebied dicht bij mensen zo organiseren dat er echt continuïteit is? Ik hoor de minister zeggen "continuïteit van zorg vind ik belangrijk", maar dat vonden we in 2008 ook en toch staan we hier nu weer. Hoe kunnen we de zorg structureel voor de lange termijn goed inbedden in dat gebied, zodat mensen er een beroep op kunnen doen als ze dat nodig hebben?

Minister Bruins:

Als de situatie in Slotervaart en rond de IJsselmeerziekenhuizen weer meer tot rust is gekomen, wil ik met deze vragen van mevrouw Dik-Faber aan de slag. Ik zou dolgraag willen voorkomen dat we hier over enige tijd weer staan met een soortgelijke vraag. Ik wil die veilige zorg voor iedereen in Nederland beschikbaar hebben en houden. Dat vind ik belangrijk. Aan de hand van datgene wat we nog ontvangen van de curator, aan de hand van de lessons learned van de inspectie en de NZa, wil ik nadenken over welke lessen ik kan leren en ten genoege van uw Kamer hier kan voorleggen. Ik vind dat gesprek van groot belang, maar ik heb op dit moment nog niet alle ingrediënten voor een oplossing op een presenteerblaadje.

Mevrouw Agema (PVV):

De minister begon zijn beantwoording met een aantal empathische zinnen richting patiënten en personeel. Maar als ik de antwoorden op de vragen die door mijn collega's zijn gesteld hoor, merk ik dat iedere keer geantwoord wordt vanuit een koelkast, vanuit een ijscel. "De minister is er niet om een gebouw open te houden." "De minister gaat voor continuïteit van zorg." Wat mag dat wezen? En ik hoor meer van dat soort ambtelijke standaardzinnen die helemaal niet gaan over de kern van de zaak, namelijk dat er op stel en sprong een ziekenhuis is gesloten. En dat mag nooit meer gebeuren. De minister zegt hier: ik weet niet wat de situatie nu is. Mijn vraag aan de minister is: als hij niet weet hoe dit heeft kunnen gebeuren, hoe weet hij dan dat dit niet weer gebeurt?

Minister Bruins:

In antwoord op de eerste vraag van mevrouw Agema heb ik u een aantal punten aangegeven die de zorgverzekeraar mij heeft gemeld als aanleiding voor het faillissement. Eigenlijk vind ik het verschrikkelijk om als koelkast betiteld te worden. Ik was gisteravond bij patiënten in het ziekenhuis. Ik heb patiënten ontmoet en artsen en familieleden gesproken. Er was een vorm van opluchting dat het achter de rug was. De schrikreactie, de overdracht, niet precies wetend wanneer en hoe laat. Inderdaad, gaan mijn papieren mee, weet mijn familie waar ik blijf? Hier staat allerminst iemand die als koelkast wil functioneren. Het gaat mij om de warmte van de zorg. Het gaat mij om de veilige zorg. Het gaat mij om de kwalitatief goede zorg. Ik wil borg blijven staan voor goede zorg.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, de laatste vraag.

Mevrouw Agema (PVV):

De minister spreekt over een stapel stenen. De minister zegt dat hij geen bank is. De minister neemt dat soort dingen in de mond en dan mag ik hem geen koelkast noemen. De minister zit stuurloos achter het stuur. Vrijdag is hij gecrasht op een boom. Hij is uitgestapt en hij zegt: nou, ik weet niet hoe dat is gebeurd. Maar vooral weet hij niet hoe hij kan voorkomen dat het nog een keer gebeurt. Mijn vraag aan de minister is: is hij dan wel de juiste man op de juiste plaats?

Minister Bruins:

Ik vind het verschrikkelijk dat twee ziekenhuizen failliet gaan. Ik denk dat het beste wat de Kamer van mij mag vragen, is dat ik pal voor de kwaliteit van de zorg in Nederland sta. Met alles wat in me is, wil ik er het beste aan doen om die zeker te stellen voor nu en voor de toekomst, voor de bestaande en voor nieuwe patiënten.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven