13 Leven Lang Leren

Aan de orde is het VAO Leven Lang Leren (AO d.d. 09/10).

De voorzitter:

We gaan vrolijk verder. Aan de orde is het VAO Leven Lang Leren. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs en de minister van Sociale Zaken. Wij beginnen met Leven Lang Leren. Wij hebben negen sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar. Zij heeft, zoals alle andere sprekers, twee minuten spreektijd.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Een leven lang leren is belangrijk voor iedereen, ook voor of misschien juist voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarom dien ik samen met collega Diertens deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt vaak obstakels tegenkomen die de nodige bij- of omscholingsmogelijkheden in de weg staan;

van mening dat het principe van een leven lang ontwikkelen voor iedereen toegankelijk moet zijn;

overwegende dat een leven lang ontwikkelen van essentieel belang is voor de emancipatie van niet-uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering om de obstakels voor deelname aan leven lang ontwikkelen bij niet-uitkeringsgerechtigden in kaart te brengen en hierover de Kamer in het voorjaar te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (30012).

Dank u wel. Dan de heer Van Raan van de fractie van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank. Dank voor de beantwoording. Ik heb enige bemoedigende en ondersteunende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een leven lang ontwikkelen wordt ingezet als instrument om in te spelen op bewegingen op de arbeidsmarkt;

van mening dat een leven lang ontwikkelen minstens zo sterk gericht zou moeten zijn op persoonlijke ontwikkeling;

constaterende dat de energietransitie de behoefte aan duurzaam geschoold personeel vergroot;

verzoekt de regering te borgen dat leven lang ontwikkelen ten dienste zal staan aan de mens als onderdeel van een houdbaar ecosysteem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Van den Hul en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (30012).

De heer Van Raan (PvdD):

Dan nummer twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van EZK het klimaatakkoord ziet als het afbouwscenario voor de fossiele industrie;

constaterende dat de minister van SZW betrokkenheid van Shell en NAM heeft uitgesloten bij het leven lang ontwikkelen;

verzoekt de regering ook alle andere fossiele bedrijven uit te sluiten van leven lang ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (30012).

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank. De laatste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat leven lang ontwikkelen ten dienste kan staan aan het realiseren van brede welvaart;

constaterende dat de regering in kaart gaat brengen hoe de Monitor Brede Welvaart kan worden geïntegreerd in de algehele besluitvorming alsook op departementaal niveau;

verzoekt de regering het meerjarig actieprogramma leven lang ontwikkelen te betrekken bij dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (30012).

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Van Brenk van de fractie van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Een leven lang ontwikkelen is een voorwaarde voor blijvende economische groei en participatie van iedereen. 50PLUS is er nog niet voldoende van overtuigd dat dit geborgd wordt met de huidige plannen van het kabinet. Daarom de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een nagenoeg landelijke structuur is voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo);

overwegende dat voldoende aanbod voor vavo in de provincie Flevoland nog ontbreekt;

nodigt de regering uit samen met roc's te streven naar realisatie van dekkend volwaardig vavo-aanbod in Flevoland en de Kamer daarover vóór de zomer van 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (30012).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een leven lang ontwikkelen voorwaarde is voor duurzame economische groei, volwaardige maatschappelijke participatie en sociale cohesie;

roept de regering op in samenspraak met alle betrokkenen een leven lang ontwikkelen toegankelijk te maken voor iedere Nederlander tot de AOW-gerechtigde leeftijd, ongeacht het onderwijsniveau, het hebben van een startkwalificatie, flex-, deeltijd- of zelfstandig werk, het hebben van een uitkering, of het niet-uitkeringsgerechtigd zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (30012).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Beertema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Wij pleiten ervoor om het onderwijs in het kader van een Leven Lang Leren en Ontwikkelen niet alleen te laten plaatsvinden bij het bekostigde onderwijs maar ook het niet-bekostigde onderwijs daarbij te betrekken. Dat geldt wat mij betreft voor de trekkingsrechten, maar ook voor de samenwerkingsverbanden van het RIF, het Regionaal investeringsfonds van het mbo. Vandaar de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bekostigde onderwijs onvoldoende in staat is om flexibiliteit te tonen ten aanzien van e-learning en de balans tussen werk en privé;

constaterende dat ongebruikte trekkingsrechten alleen te besteden zijn bij publiek bekostigde instellingen;

constaterende dat het private onderwijs hetzelfde aanbod heeft als publiek bekostigde instellingen, maar tegen een lager tarief;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat ongebruikte trekkingsrechten, die nu alleen te besteden zijn bij publiek bekostigde instellingen, ook te besteden zijn bij private instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (30012).

De heer Beertema (PVV):

Dan de laatste motie, voorzitter. De heer Wiersma heeft de schoonheid van deze motie herkend en heeft meegetekend.

De voorzitter:

We zullen kijken of er nog meer mensen zijn in de Kamer die de ondertekening daarvan willen ondersteunen.

De heer Beertema (PVV):

De motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet-bekostigde onderwijs zijn rol in het domein van een leven lang leren zeer goed heeft waargemaakt;

constaterende dat het niet-bekostigde onderwijs niet betrokken is bij het Regionaal investeringsfonds mbo, dat tot doel heeft om mbo-studenten beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering het niet-bekostigde onderwijs nog dit jaar de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan de samenwerkingsverbanden binnen het Regionaal investeringsfonds mbo en hiervoor zelf een aanvraag te kunnen laten indienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beertema en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (30012).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Wiersma van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. De vorige spreker had het niet mooier kunnen zeggen. Ik ga er nog twee moties bij leggen. Er gebeurt op dit moment een heleboel op het gebied van een leven lang leven. Ik heb ook de behoefte om daar nog wat accenten in aan te brengen. Ik dien twee moties in. Ik moet eerlijk toegeven dat het wat lange moties zijn. Het is even doorbijten, maar ik ga snel beginnen.

De voorzitter:

Nou, we gaan er eens goed voor zitten!

De heer Wiersma (VVD):

De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer bedrijven graag zelf, of in samenwerking met een onderwijsinstelling, hun personeel opleiden;

overwegende dat dit soort bedrijfsscholen niet alleen voor jongeren, maar voor iedereen die nog aan de zijlijn staat en ook het al werkzame personeel een directe kans op werk biedt en bijdraagt aan een leercultuur;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de verschillende mogelijkheden en belemmeringen rond bedrijfsscholen en op basis daarvan op korte termijn een aantal regionale bijeenkomsten te organiseren waar bedrijven, scholen en sociale partners mogelijkheden kunnen verkennen en belemmeringen kunnen aankaarten;

verzoekt de regering tevens op basis van dit onderzoek in brede zin te verkennen of en hoe we deze beweging naar meer bedrijfsscholen beter kunnen ondersteunen, binnen de budgettaire kaders, en hierbij aan te geven wat dit betekent voor zowel wet- en regelgeving, de bekostigingssystematiek als de rol van het leer- en ontwikkelbudget en de individuele leerrekening;

verzoekt de regering voorts de Kamer hier in het voorjaar van 2019 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (30012).

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het erkennen van werkervaring het leven lang ontwikkelen stimuleert en sneller tot nieuwe kansen op werk leidt;

overwegende dat het kabinet werkenden hierbij de juiste randvoorwaarden wil bieden en dat het omzetten van werkervaring in een deelcertificaat of diploma een prominente plek moet krijgen;

overwegende dat dit in de praktijk nog beperkt vorm krijgt;

verzoekt de regering het valideren van werkervaring te vereenvoudigen, de bekendheid en de waarde ervan te bevorderen, het gebruik te monitoren en, in het kader van flexibel onderwijs voor volwassenen, de samenwerking tussen erkende evc-aanbieders en onderwijsinstellingen te verbeteren om het verzilveren van een evc-rapportage beter mogelijk te maken;

verzoekt de regering tevens met onderwijskoepels in overleg te gaan om examencommissies van scholen, die verantwoordelijk zijn voor het omzetten van werkervaring voor de doelgroep van volwassenen, herkenbaar te positioneren;

verzoekt de regering voorts de Kamer in het voorjaar 2019 over de uitkomsten te informeren en hierbij ook de uitkomsten van het lopende onderzoek naar evc te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (30012).

Kort en puntig, daar houden we van. Een leven lang moties indienen.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, ik had het al aangekondigd. Ik ben ook nog vergeten te zeggen dat de eerste motie mede is ondertekend door mevrouw Van den Hul van de PvdA en de tweede motie door de heer Van der Molen. Dat heeft overigens niks met de lengte te maken, zeg ik er maar bij.

De voorzitter:

Dat scheelt dan weer. De laatste spreker is mevrouw Diertens van D66. Klopt dat? O, de heer Van der Molen van het CDA. Gaat mevrouw Diertens nog spreken? Dat is niet het geval. Dan is de heer Van der Molen de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna gaan we luisteren naar de bewindspersonen.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Ik zag aan de gezichten van de bewindspersonen dat ze toch wel wat meer moties hadden verwacht vandaag. Ik voeg daar als laatste spreker daarom nog drie moties aan toe, die allemaal over het onderwijs gaan. De eerste motie gaat over het flexstuderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het experiment flexstuderen een klein experiment is met een beperkte deelname;

constaterende dat momenteel het wijzigingsbesluit voorligt en hierin alleen het opnieuw openstellen voor instellingen om aan het experiment deel te nemen is opgenomen;

constaterende dat het daarnaast wenselijk zou zijn als het experiment ook opengesteld zou worden voor eerstejaars;

verzoekt de regering om instellingen die deelnemen aan het experiment en instellingen die zich nog gaan aanmelden voor het experiment, de mogelijkheid te bieden om ook eerstejaars tot het experiment toe te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (30012).

De heer Van der Molen (CDA):

Dan een tweede motie over het flexstuderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het experiment flexstuderen een klein experiment is met een beperkte deelname;

constaterende dat momenteel het wijzigingsbesluit voorligt en hierin alleen het opnieuw openstellen voor instellingen om aan het experiment deel te nemen is opgenomen;

constaterende dat het daarnaast wenselijk zou zijn als de kostenverhoging van het collegegeld per studiepunt gemaximeerd wordt op 15%;

verzoekt de regering om in het nu voorliggende wijzigingsbesluit op te nemen dat de 15% kostenverhoging van het collegegeld per studiepunt niet als standaard, maar als maximum wordt gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (30012).

Nou, nog eentje dan.

De heer Van der Molen (CDA):

Nou, omdat u zo aandringt, voorzitter. Een motie over het alumnibeleid en de mbo-apk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een beter alumnibeleid kan bijdragen aan leven lang ontwikkelen indien daarbij een mbo-apk ontwikkeld wordt, waarbij afgestudeerden desgewenst terug naar de onderwijsinstelling kunnen gaan voor advies over loopbaan en om- en bijscholing;

constaterende dat in de brief over leven lang leren alumnibeleid beperkter wordt gezien, als relatief makkelijk toegankelijke bron van informatie voor de instellingen over de wensen van werkenden;

constaterende dat in de brief over leven lang leren de vormgeving van het alumnibeleid en een mbo-apk niet concreet zijn uitgewerkt;

verzoekt de regering om beide verder uit te werken en de Kamer hierover voor de zomer van 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Kuik en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (30012).

Ik schors drie minuutjes en dan gaan we luisteren naar de recensies door de ministers.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Sociale Zaken.

Minister Koolmees:

Dank u, meneer de voorzitter. Dank ook aan de leden van de Kamer voor het indienen van dertien moties. Op 9 oktober 2018 hebben we een uitgebreid debat gehad tijdens een algemeen overleg over de uitwerking van de verschillende sporen van Leven Lang Ontwikkelen. Voor het kabinet is de prioriteit om te stimuleren dat mensen de eigen regie gaan nemen in hun ontwikkeling. Daarom zijn we gefocust op het invullen van de randvoorwaarden, omdat daarmee die cultuuromslag dichterbij kan worden gebracht. Daarin werken we samen met sociale partners, de Stichting van de Arbeid, de SER, O&O-organisaties, publieke en private onderwijsinstellingen, uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen, zoals de gemeenten. Belangrijk is dat we het samen doen en dat het ook snel moet. Er moet tempo op zitten. We moeten ook realistisch zijn. Een echte cultuuromslag duurt even.

Er zijn dertien moties ingediend. Ik doe de moties op stukken nrs. 94, 95, 96, 97 en 99 en de andere moties doet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Ik begin met de motie op stuk nr. 94 van mevrouw Van den Hul en mevrouw Diertens over de obstakels voor de deelname aan een leven lang ontwikkelen bij niet-uitkeringsgerechtigden. Ik wil deze motie graag aan het oordeel van de Kamer overlaten. Ik heb overleg met de staatssecretaris, die hier primair verantwoordelijk voor is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de arbeidstoeleiding van niet-uitkeringsgerechtigden. Die verantwoordelijkheid ligt dus niet bij het Rijk, maar ligt echt bij de gemeenten. Daarbij moet individueel maatwerk mogelijk zijn. De gemeente legt conform artikel 8, tweede lid in een verordening vast onder welke voorwaarden welke personen in aanmerking komen voor voorzieningen die zijn gericht op inschakeling op de arbeidsmarkt. We hebben de evaluatie van de Participatiewet lopen. Die evaluatie wordt eind 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin wordt onder meer ingegaan op de positie van nuggers, de niet-uitkeringsgerechtigden. Daarnaast is in de Kamerbrief aangekondigd dat het kabinet de Sociaal-Economische Raad vraagt om knelpunten en mogelijkheden voor verbetering in kaart te brengen en te delen met het kabinet. Het kabinet zal er bij de SER op aandringen om dit zo snel mogelijk te doen, namelijk in het voorjaar van 2019. Tegen die achtergrond laat ik het oordeel over deze motie dus over aan de Kamer.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 95.

Minister Koolmees:

Eigenlijk wil ik, als de heer Van Raan het goedvindt, het oordeel over de moties op de stukken nrs. 95, 96 en 97 samenvatten, omdat ik wel wat vragen heb bij die moties.

De voorzitter:

U mag ook de moties tot en met de motie op stuk nr. 106 samenvatten, als u dat kunt.

Minister Koolmees:

Ik ken de voorliefde van de voorzitter voor snelheid, maar vanwege de zorgvuldigheid ga ik er netjes op in.

Op het punt van de motie op stuk nr. 96 is in het debat de vraag van de heer Van Raan gerezen of Shell en NAM betrokken zijn bij dit beleid. Mijn antwoord was: nee, we hebben niet met Shell en NAM gesproken over de contouren van het levenlangontwikkelenbeleid. Eerlijk gezegd was het ook een beetje een schertsende opmerking van mijn kant, omdat wij natuurlijk hebben gesproken met de Sociaal-Economische Raad, werkgevers, werknemers, O&O en alle partijen die ik net heb genoemd. Dat laat onverlet dat er heel veel fossiele bedrijven zijn die wel degelijk te maken hebben met de energietransitie en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid. Denk bijvoorbeeld aan de kolenbedrijven en de kolencentrales, die de komende jaren gesloten gaan worden en waar mensen werken die moeten worden omgeschoold naar een andere sector. Daar heeft u morgenavond een debat over met de minister van Economische Zaken en Klimaat over de hoofdlijnen van het klimaatakkoord. Eerlijk gezegd vind ik de moties op de stukken nrs. 96 en 95 veel meer passen in dat debat in plaats van in het levenlangontwikkelendebat. Daarmee wil ik de moties op de stukken nrs. 95 en 96 nu dus ontraden, maar met de suggestie om ze morgenavond te bespreken met collega Wiebes, want die heeft een hele mooie bijlage gestuurd bij de hoofdlijnenbrief die ik samen met hem heb opgesteld over ontwikkelen, omscholen en de arbeidsmarktaspecten van de energietransitie. Als ik dat als overweging mee kan geven, wil ik die moties dus niet in dit debat een plaats laten vinden.

De voorzitter:

De heer Van Raan zal daar ongetwijfeld zijn voordeel mee doen. Wat mij betreft kunnen we door naar de motie op stuk nr. 97, tenzij de heer Van Raan nog iets wil zeggen, kort, puntig.

De heer Van Raan (PvdD):

Kort, puntig. Ik mis nog het oordeel over de motie op stuk nr. 95.

Minister Koolmees:

Eerlijk gezegd ...

De voorzitter:

Ontraden.

Minister Koolmees:

Ja, die heb ik ontraden. Ik deel de constatering dat de energietransitie de behoefte aan duurzaam geschoold personeel vergroot, zoals ik net ook heb gezegd. In de hoofdlijnenbrief van de minister van EZK over de energietransitie voor het klimaatakkoord is bijlage 2 opgenomen. Daarin zit het belang van de arbeidsmarkt bij het zorgen voor omscholing, bijscholing en herscholing van de mensen die uit de fossiele industrie komen en die naar de nieuwe — zeg maar: de schone — energiesectoren komen. Daarom heb ik gezegd dat de moties op de stukken nrs. 95 en 96 eigenlijk bij dat debat thuishoren en niet alleen in het kader van een leven lang ontwikkelen, want een leven lang ontwikkelen geldt natuurlijk voor alle bedrijven en sectoren in Nederland en is niet alleen toegespitst op deze sector. Daarom heb ik de suggestie gedaan om dit naar morgenavond mee te nemen en niet bij dit debat te betrekken. Anders moet ik deze moties ontraden.

De voorzitter:

Helder. Afrondend.

De heer Van Raan (PvdD):

Dan zijn ze ontraden. Ik zal ze in stemming laten brengen.

Minister Koolmees:

Oké.

De motie op stuk nr. 97 van de heer Van Raan gaat over de Monitor Brede Welvaart. In een vorige periode ben ik toevallig lid geweest van de commissie Brede Welvaart. In dat kader wordt inderdaad aan de planbureaus gevraagd om één keer per jaar een overzicht te geven van de stand van de brede welvaart, waar ook het menselijke, sociale kapitaal onderdeel van is. Eerlijk gezegd is dat gewoon een opdracht die we als kabinet aan de planbureaus geven. Daar wordt de Kamer over geïnformeerd en daar kunnen we jaarlijks een debat over hebben, dat input kan zijn voor het kabinetsbeleid. Maar om daarin nu een aparte lijn leven lang ontwikkelen op te nemen, vind ik eerlijk gezegd een beetje raar, omdat we met de planbureaus al een werkwijze hebben ontwikkeld voor de monitoring daarvan. Dus ook deze wil ik ontraden.

De heer Van Raan (PvdD):

De minister gaat er misschien nog steeds van uit dat de Monitor Brede Welvaart een terugkijkinstrument is. Maar inmiddels zijn we verder. Er is een motie aangenomen waardoor we gaan kijken hoe we de Monitor Brede Welvaart vooruitkijkend kunnen inzetten, als beleidsinstrument. Gezien het grote belang van een leven lang ontwikkelen, waar de minister verantwoordelijk voor is, en omdat we er nog helemaal niet uit zijn hoe dat nou precies moet gebeuren, zou het zonde zijn om die kans te laten liggen en de kennis van beide gebieden, een leven lang ontwikkelen en brede welvaart, niet bij elkaar te gebruiken. En daar dient deze motie voor.

Minister Koolmees:

De commissie die de Kamer advies heeft gegeven over brede welvaart heeft juist het advies gegeven om de informatie van de planbureaus over een breed scala aan onderwerpen rond de brede welvaart bij elkaar te vatten en al op een vroeg moment in het jaar bij de Kamer neer te leggen om er een debat over te kunnen voeren, en om het mee te nemen in de beleidsvoorbereiding voor Prinsjesdag, voor de begroting van volgend jaar. Dat was ook het advies van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip en dat vind ik nog steeds een belangrijk advies van deze commissie waar ik zelf in zat. Een leven lang ontwikkelen is een belangrijke beleidslijn, maar het hoort eigenlijk niet in de Monitor Brede Welvaart, want die monitor is eigenlijk de output: hoe scoren we op de ontwikkeling van human capital, de menselijkkapitaalontwikkeling? Het is dus geen aparte beleidslijn in deze Monitor Brede Welvaart.

De voorzitter:

Afrondend, kort.

De heer Van Raan (PvdD):

Dit is een typisch geval van: ben je nou bereid om te luisteren en hoe bereid ben je om de motie uit te leggen? Deze motie vraagt niks meer dan het volgende. We zijn bezig met een heel groot project Monitor Brede Welvaart en we weten nog helemaal niet hoe we dat moeten doen met z'n allen. Het is een hele spannende reis en een heel ingewikkeld verhaal. Nu zijn we wel bezig met het heel belangrijke onderwerp van een leven lang ontwikkelen, en die twee zaken gaan hoe dan ook met elkaar te maken hebben.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Van Raan (PvdD):

De vraag is: betrek nou het een bij het ander.

Minister Koolmees:

Ik vind de vraag sympathiek, maar de consequentie van het aannemen van deze motie is dat er weer een aparte beleidslijn, een aparte verantwoordingslijn, moet worden toegevoegd aan die bredere discussie over de Monitor Brede Welvaart. We zijn nu inderdaad aan het oefenen — dat ben ik met de heer Van Raan eens — met wat we daarmee kunnen, terwijl de consequenties, het in kaart brengen van het menselijk kapitaal in de Nederlandse samenleving, ook onderdeel is van de Monitor Brede Welvaart. Dus vanwege al deze bureaucratische beslommeringen zie ik deze motie als overbodig. Laten we nou eerst maar eens gewoon aan het werk gaan met die Monitor Brede Welvaart en niet allerlei kerstballen erbij hangen, om het huiselijk te zeggen.

De motie op stuk nr. 99 van mevrouw Van Brenk is ook nog voor mij. Ik moet even mijn papieren bij elkaar zoeken. In de motie staat: roept de regering op om in samenspraak met alle betrokken een leven lang ontwikkelen toegankelijk te maken voor iedere Nederlander tot de AOW-leeftijd, ongeacht het onderwijsniveau, het hebben van een startkwalificatie, flex-, deeltijd- of zelfstandig werk, het hebben van een uitkering of het niet-uitkeringsgerechtigd zijn. Ook deze motie kan ik oordeel Kamer geven, want we streven er als kabinet naar om te bevorderen dat iedereen kan deelnemen aan een leven lang ontwikkelen. Daarbij wil ik de opmerking maken dat er verschillende instrumenten zijn. We hebben natuurlijk een debat gehad over onze eigen potjes. Dat is de regiekant, waarin echt gefocust is op werken en mensen met een startkwalificatie. Daarom heb ik zonet bij de motie van mevrouw Van den Hul ook iets gezegd over de nuggers. We hebben ook het scholingsgeld bij het UWV voor mensen met een WW-uitkering. Er is dus niet één regeling, maar dat alle mensen toegang moeten hebben tot deze regelingen, steunt het kabinet van harte. Daarbij is nog wel een aanvullend aandachtspunt relevant. Er zijn namelijk meerdere oorzaken waarom sommige mensen niet of in mindere mate deelnemen aan een leven lang ontwikkelen. Dat is voor de ene groep anders dan voor de andere en daarom is maatwerk heel erg belangrijk. Dat zien we bijvoorbeeld ook bij de discussie over het UWV: hoe gaan we om met scholing voor mensen met een uitkering? Tegen de achtergrond van deze nuancerende opmerking wil ik de motie oordeel Kamer geven, maar het zijn dus verschillende beleidsinstrumenten die we in de praktijk toepassen om dit doel te bereiken.

De voorzitter:

Helder. Dank aan de minister van Sociale Zaken voor zijn bijdrage aan dit debat. We gaan luisteren naar de minister van Onderwijs.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal beginnen bij de motie op stuk nr. 98. Alle moties op het gebied van onderwijs stralen de wens van de Kamer uit om te komen tot meer flexibilisering in het onderwijsaanbod. Dat hebben we inderdaad heel hard nodig. Ik ben blij dat die notie zo'n breed draagvlak heeft in uw Kamer. Eerst de motie van mevrouw Van Brenk dus, die op stuk nr. 98. Zij vraagt om te bekijken of er een dekkend aanbod voor het vavo kan komen. U hebt natuurlijk volstrekt gelijk dat er eigenlijk een goed dekkend landelijk aanbod zou moeten zijn. Dat vind ik met u heel wenselijk. Ik ga dat bekijken en zal u daarover voor de zomer van 2019 informeren. De motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 100 van de heer Beertema over de trekkingsrechten voor private instellingen. Daar hebben we het in het AO ook over gehad, dus het zal de heer Beertema niet verbazen dat ik de motie ontraad. Dit zou een nogal ingrijpende stelselwijziging betekenen die nogal wat financiële consequenties zou hebben en waardoor we private middelen die nu worden gebruikt, zouden laten verdringen door publieke middelen. Sinds 2016 loopt het experiment vraagfinanciering in het hbo. Dat moet tot inzichten leiden in de effecten van de besteding van overheidsvouchers bij publieke en private instellingen. Die regeling zijn we nu aan het evalueren. Eind dit jaar krijgt u de eerste tussenevaluatie. De volledige evaluatie volgt later. Ik zal u daar in het voorjaar van 2019 over informeren. Ik ontraad nu de motie. U zou de motie kunnen aanhouden tot de tussenevaluatie er is en we weten wat dit betekent.

Dan de motie op stuk nr. 101 van de heren Beertema en Wiersma over de mogelijkheden voor private instellingen om ook gebruik te maken van het RIF. Daar kunnen zij natuurlijk gebruik van maken, maar de bekostigde mbo-instelling moet de aanvraag doen. Dat heeft ook een reden, want het gaat om aanvullende bekostiging op de reguliere bekostiging. Wij stimuleren de samenwerking in de regio natuurlijk zeer. Er wordt ook heel vaak door publieke en private instellingen samengewerkt. Dit kan dus al, maar het moet via de route van de publieke instelling worden aangevraagd. Ik versta de motie zo dat zij eigenlijk mogelijk willen maken dat de private instelling dit rechtstreeks kan aanvragen. Dat is mij echt een stap te ver, dus ik ontraad deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 102 van de heer Wiersma over de bedrijfsscholen. De motie vraagt mij te onderzoeken welke mogelijkheden en belemmeringen er nu zijn voor bedrijfsscholen en die in kaart te brengen, en om te kijken of we die beweging kunnen verbreden en die samenwerking tussen het onderwijsaanbod en de bedrijfsscholen kunnen verbreden. Volgens mij straalt het hele mbo-akkoord dat uit. We zijn zeer vóór die samenwerking. Ik geef deze motie dus oordeel Kamer, want het is heel goed om te bekijken of we die samenwerking nog verder kunnen versterken.

Dan de motie op stuk nr. 103 over de EVC's. Ik ben het met de heer Wiersma eens dat we moeten zoeken naar mogelijkheden om werkervaring veel sneller te laten leiden tot maatwerk in opleidingen voor volwassenen. We hebben daar eerder al het nodige over gewisseld. Tijdens het AO was er ook een beetje een misverstand over wat we beiden bedoelen. Wat u nu in de motie vraagt lijkt mij een goede route om te verkennen. Het lijkt me een heel goede route om te kijken of we tot maatwerk en snellere erkenning kunnen komen. Ook deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 104 van de heer Van der Molen over het flexstuderen openstellen voor eerstejaars. Er loopt natuurlijk een experiment. Maar nu het experiment wordt uitgebreid, hebben we de kans om te kijken of flexstuderen ook voor eerstejaars mogelijk gemaakt kan worden. Ik vind dat een goede gedachte, met de kanttekening dat flexstuderen natuurlijk niet bedoeld is om alleen wat losse vakken te volgen. De inzet blijft om een volledige studie af te ronden. Maar het lijkt me goed als we hiermee studenten en eerstejaars de mogelijkheid geven om in te kopen wat ze op dat moment al denken te gaan doen. We gaan dit dus mogelijk maken. Deze motie krijgt dus ook oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 105 van de heer Van der Molen over het maximeren van de collegegeldverhoging in het kader van flexstuderen. De opslag van 15% is om ervoor te zorgen dat de administratieve lasten die instellingen bij flexstuderen hebben, in de prijs verdisconteerd worden. Als ze dat voor minder kunnen, mag het dan voor minder? Dat is eigenlijk wat de heer Van der Molen vraagt. Ja, dat is een heel goede gedachte, dus ook deze motie krijgt oordeel Kamer. Laten we hopen dat die 15% dan ook omlaag kan en dat dit een incentive is om dit met zo min mogelijk administratieve lasten te doen.

Dan tot slot de motie op stuk nr. 106 van de heer Van der Molen en mevrouw Kuik over het alumnibeleid. Met de indieners ben ik het eens dat goed alumnibeleid van onderwijsinstellingen bij kan dragen aan een leven lang ontwikkelen. Want mensen keren terug bij hun onderwijsinstelling en kunnen daar bekijken of hun vaardigheden nog up-to-date zijn en of zij echt fit zijn voor de toekomstige arbeidsmarkt. Dus ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over deze dertien moties. U heeft het vrij snel gedaan, meneer Koolmees. U mag voor de rest van de week met rood schrijven. Ik schors een enkel ogenblikje voor een kleine scènewisseling. Daarna gaan we door met het volgende VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven