11 Midden-Oosten Vredesproces

Aan de orde is het VAO Midden-Oosten Vredesproces (AO d.d. 19/04).

De voorzitter:

Ik geef de heer De Roon namens de PVV het woord.

De heer De Roon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het algemeen overleg naar aanleiding waarvan wij hier spreken, is al weer zo'n zes weken geleden gevoerd met de minister. Ik heb moties die voor zich spreken, dus ik denk dat het niet nodig is om de hele geschiedenis van wat wij toen bespraken opnieuw op te halen.

De eerste motie luidt als volgt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het streven naar de zogenaamde "tweestatenoplossing" door de regering zinloos is;

overwegende dat er naast Israël immers al een Palestijnse staat bestaat, genaamd Jordanië;

verzoekt de regering geen geld en moeite meer te besteden aan het streven naar de "tweestatenoplossing",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Roon en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 450 (23432).

De heer De Roon (PVV):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zo nodig met gepast geweld optreden door Israëlische troepen tegen terroristen en hun volgers, die de grens met Israël schenden of dreigen te schenden, volstrekt legitiem is;

overwegende dat de strijd van een democratische rechtsstaat tegen terroristen steun verdient;

verzoekt de regering steun uit te spreken voor de Israëlische strijd tegen terroristen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 451 (23432).

De heer De Roon (PVV):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderzoeken die zich eenzijdig richten op geweldgebruik door Israëlische troepen tegen terroristen en hun volgers, die de soevereine grenzen van Israël bedreigen, overbodig zijn;

verzoekt de regering geen steun uit te spreken voor een dergelijk onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 452 (23432).

De heer De Roon (PVV):

Wij konden de afgelopen weken constateren dat er een diplomatieke trek richting Jeruzalem was. Allerlei landen hebben hun ambassade daarnaartoe verplaatst of zijn vergevorderd bij het voorbereiden van zo'n overplaatsing. U zult dus begrijpen dat ook de PVV dat wil bepleiten met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Jeruzalem de hoofdstad van de staat Israël is;

verzoekt de regering het voorbeeld van andere landen te volgen door ook de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Roon en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 453 (23432).

Een korte vraag, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dit is een beetje een groundhog day, een terugkerende motie. Mijn vraag aan de heer De Roon is: wat is de dekking?

De heer De Roon (PVV):

De dekking van wat?

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer De Roon stelt nogal wat voor. In politiek opzicht weten we allemaal dat dit een uitermate onhandige zet is, maar als je een ambassade wilt verplaatsen, kost dat geld. Er moet een nieuw gebouw komen en de spullen moeten worden overgebracht. Waar haalt de heer De Roon het geld vandaan?

De heer De Roon (PVV):

De dekking kan bijvoorbeeld komen uit mijn voorstel om geen geld en moeite meer te besteden aan het streven naar de tweestatenoplossing. De ambassadegebouwen in Tel Aviv kunnen worden afgestoten. Dat levert ook weer geld op. Voor de restpost die er dan misschien nog overblijft, gaan wij ongetwijfeld een oplossing vinden. Dat mag niet het probleem zijn, want het is ontzettend belangrijk dat wij die ambassade wel degelijk naar Jeruzalem verplaatsen. Ik weet zeker dat zelfs de heer Sjoerdsma daarvoor een oplossing kan aandragen als het eenmaal zover is.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Een groot deel van het algemeen overleg ging over de verschrikkelijke toestand in Gaza en de beschietingen daar. Ik zou meteen willen zeggen: terecht dat Nederland de beschietingen door Hamas vanuit Gaza op Israël heeft veroordeeld, want het zijn ongerichte beschietingen van burgerdoelen. Die zijn onacceptabel. Ik wil tegelijkertijd zeggen dat, als je dan kijkt wat er vervolgens de afgelopen weken vanuit de andere kant gebeurt, het gerichte beschietingen waren van burgerdoelen, van journalisten en kinderen. Ik verwacht ook eigenlijk daarvan een veroordeling van deze minister. Dat is de huidige stand van zaken.

Meer structureel — en daar ben ik nog steeds blij om — hebben de ChristenUnie en ik zelf een voorstel gedaan om te kijken of we door middel van een fysieke corridor echt een perspectief voor de Gazanen zouden kunnen creëren. Ik ben heel blij dat de minister dat positief heeft opgepakt. Het greep terug op de Oslo-akkoorden. We hebben hier in de Tweede Kamer al de Palestijnse minister gehad, die zich daar positief over heeft uitgesproken. Ik hoop dat de minister hier vandaag misschien nog iets kan zeggen over het werk dat hij al heeft verricht met beide partijen. Misschien dat daar nog iets over te zeggen valt, en anders op een later moment.

Tot slot. In het algemeen overleg heb ik ook gevraagd naar de containerscanners bij de Gazaanse grens, die nu natuurlijk gerepareerd zullen moeten worden. "Helaas", zou ik willen zeggen. De minister gaf aan dat Israël niet toelaat dat er containers door deze scanner gaan. Hij zou nog terugkomen op de vraag waarom Israël dat niet toestaat. Ik wil die toelichting graag alsnog hebben, omdat die scanners natuurlijk bij uitstek zijn geleverd om containers veilig erdoorheen te halen. Dus ik vraag me af welke overwegingen er dan nog zijn om dat vervolgens niet te doen.

Voorzitter. Daar wil ik het bij laten vandaag.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet raketbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël, waarbij geen doden vielen, heeft veroordeeld;

constaterende dat de regering het recente geweld van Israël tegen Gaza, waarbij meer dan 120 doden vielen en 12.000 gewonden, waaronder burgers, niet heeft veroordeeld;

van mening dat raketbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël terecht veroordeeld worden, maar dat geweld tegen burgers in Gaza evengoed veroordeeld dient te worden;

verzoekt de regering ook het geweld van Israël tegen Gaza te veroordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 454 (23432).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering er in het verleden herhaaldelijk bij de Israëlische autoriteiten op heeft aangedrongen dat de rechten van Palestijnse minderjarige gevangenen in Israëlische detentie niet geschonden dienen te worden;

constaterende dat ondanks deze inzet de rechten van Palestijnse minderjarige gevangenen nog altijd op grote, zelfs toenemende schaal geschonden worden;

verzoekt de regering er nogmaals bij Israël op aan te dringen dat er een einde wordt gemaakt aan deze schendingen;

verzoekt de regering tevens, als resultaten op dit vlak uitblijven, in internationaal verband steun te zoeken voor het opvoeren van de druk opdat maatregelen ten behoeve van de rechten van Palestijnse minderjarige gevangenen in Israëlische detentie worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 455 (23432).

Mevrouw Karabulut (SP):

En tot slot een motie om een einde te maken aan openluchtgevangenis Gaza.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al jaren een ernstige humanitaire crisis in Gaza woedt, waartegen Israël een blokkade heeft ingesteld;

constaterende dat recent door het Israëlische leger grof geweld is ingezet tegen demonstranten in Gaza, waarbij meer dan 120 mensen zijn omgekomen en raketten vanuit Gaza op Israël zijn afgeschoten;

verzoekt de regering er bij Israël op aan te dringen dat de blokkade direct, op duurzame wijze en zonder voorwaarden wordt opgeheven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 456 (23432).

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Na het algemeen overleg waar dit de voortzetting van is, hebben we nog een keer uitgebreid met de minister over het Midden-Oosten gesproken en de situatie in Gaza, en wel bij het debat over de RBZ. Toen hebben we veel discussie gehad over de vraag naar een onderzoek naar hoe het kan dat er zo veel doden zijn gevallen en zo verschrikkelijk veel gewonden, meer dan 12.000. Ik ben benieuwd of de minister inmiddels wat meer over dat onderzoek te weten is gekomen, een onderzoek dat niet onafhankelijk is, maar door het Israëlische leger wordt gedaan.

Ik heb een motie die aansluit op een debatje dat ik tijdens het AO met de minister had over de etikettering. Daar zijn strikte regels voor. Het is op grond van een Europese richtlijn verplicht om producten die uit de nederzettingen komen als zodanig herkenbaar te laten zijn. Ik vroeg de minister of die richtlijn inderdaad ook in Nederland geëffectueerd is. Hij zei toen eigenlijk, vrij vertaald: "dat weet ik niet, daarvoor moet u bij de Voedsel- en Warenautoriteit zijn", als ik het mij goed herinner. Ik vind dat een onbevredigend antwoord en daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland conform de mededeling van de Europese Commissie inzake de vermelding van de oorsprong van goederen, voorschrijft dat op etiketten van producten afkomstig uit de door Israël bezette gebieden dient te worden vermeld dat ze uit bezet gebied afkomstig zijn;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren of producten uit de nederzettingen in de bezette gebieden in de praktijk als zodanig gelabeld worden en hoe dit etiketteringsvoorschrift wordt gehandhaafd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 457 (23432).

Dank u wel.

De heer Ten Broeke namens de VVD.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Goed dat de Nederlandse regering de rechtstreekse raketbeschietingen vanuit Gaza door Hamas — of in ieder geval mogelijk gemaakt door Hamas — heeft veroordeeld. Dat is ook de enige plek waar een veroordeling nu al op haar plaats is. Inderdaad, gelukkig zijn daar geen slachtoffers bij gevallen. Israël heeft zijn burgers verdedigd terwijl Hamas zijn burgers het liefst inzet in de filosofie van de dood die hen nu eenmaal eigen is.

Er komt een onderzoek naar het optreden van de IDF, het Israëlische leger bij het veiligheidshek, naar aanleiding van de verschrikkelijke beelden die we de afgelopen weken hebben gezien. De VN-Mensenrechtenraad heeft daartoe aangezet. Die hebben een onvoorstelbaar slecht trackrecord: Goldstone, kijk naar de onevenwichtige resoluties, de agendering. Dan heb ik het nog niet eens over een aantal van de lidstaten. Wat mijn fractie betreft moet elk onderzoek niet alleen beoordeeld worden op basis van de rol die de IDF heeft gespeeld, maar ook op de rol die het Hamasleiderschap naar eigen zeggen — u hoeft mij niet te geloven — heeft vervuld door aan te zetten tot acties die helaas zo veel slachtoffers hebben geëist.

Ik roep de regering op om daarbij ook te kijken, zorgvuldig te kijken zelfs, naar de positie die de Israëlische Hoge Raad daarop heeft ingenomen, ik meen afgelopen maandag. Er is een positie ingenomen door drie rechters. Een zeer interessante uitspraak, mag ik wel zeggen. Een Hoge Raad kennen we hier in een beschaafd land en die kennen ze in het Midden-Oosten maar in één beschaafd land en dat is Israël.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut heeft nog een vraag voor u, meneer Ten Broeke.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat maakt dat volgens de heer Ten Broeke het Israëlische leger onschuldige Palestijnse burgers mag doden wanneer zij demonstreren? Is dat omdat Hamas — ook geen politiek waar ik achter sta — nu eenmaal daar in Gaza ook bestuurt? Is dat een reden voor de heer Ten Broeke om te zeggen: het Israëlische leger staat in zijn recht?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zit twaalf jaar in de Kamer en dat is op de dag af net zo lang als mevrouw Karabulut. Ik weet niet hoelang we hier allebei nog zullen blijven. Maar al zou ik er nog twaalf jaar zijn, in die twaalf jaar heb ik nooit gezegd en zal ik ook nooit zeggen dat onschuldige burgers gedood mogen worden. Dat is volstrekt logisch, want ik ken helemaal niemand in deze Kamer die die positie ook maar zou durven bekleden. Laten we dan ook elke suggestie daartoe wegnemen.

Hamas zelf heeft gezegd dat van de doden die zijn gevallen 50 Hamasstrijders waren. Dat zeg ik niet, maar dat zegt Hamas. U kent het humanitair recht — anders is u dat tijdens die debatten ondertussen uitgelegd — en weet dat daar rechtvaardigingsgrond zou kunnen liggen. Dat is niet mijn opvatting, maar dat zou kunnen. Daarom wijs ik erop dat gekeken moet worden naar de uitspraak van de Hoge Raad. Die heb je in Israël, daar moet je in Gaza eens om komen.

Ik wijs er ook op dat er nog een onderzoek door IDF zelf zal plaatsvinden. In het verleden hebben we gezien dat daar serieus naar gekeken kan worden. Om het geheel goed te kunnen beoordelen moet je ook kijken naar degenen die naar eigen zeggen mensen willens en wetens naar dat veiligheidshek hebben gestuurd. Het zou te gek voor woorden zijn geweest om dat aspect daar niet in te betrekken. Sterker nog, ik heb uit het laatste debat begrepen dat ook mevrouw Karabulut van mening is dat gekeken moet worden naar Hamas met de uitspraken die het gedaan heeft bij monde van verschillende leiders. Ik vond dat winst. Ik zag dat ook een paar andere collega's zich op dit punt meldden. U kunt daar nu afstand van nemen.

De voorzitter:

Ik wil één vraag toestaan — nee, niet aan u, mevrouw Karabulut — want dit is uitgebreid besproken in het AO.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter!

De voorzitter:

Rustig, rustig, mevrouw Karabulut. Ik was nog niet klaar. Dit is een tweede termijn, dus ik wil niet dat hier een herhaling van het algemeen overleg plaatsvindt. U mag een laatste opmerking maken, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wanneer de heer Ten Broeke het internationaal recht kent — hij geeft hier te kennen dat hij daar eigenlijk weinig vanaf weet — zou hij moeten weten dat een leger, en zeker een leger dat bezetter is, geen onschuldige burgers, geen kinderen, geen mensen in de rug mag schieten. Er zijn legio mensenrechtenrapporten. Net zoals Hamas inderdaad ook niet zomaar raketten mag afschieten. En of je nu lid bent van de VVD of een Hamasstempel op je achterhoofd hebt staan, je mag geen disproportioneel geweld gebruiken. Dan word ik er onpasselijk van wanneer je het ene wel veroordeelt en het andere niet. Dat zijn de twee maten. Dat ben ik inderdaad niet gewend van de heer Ten Broeke, maar op de een of andere manier als het op Israël aankomt wel en dat betreur ik.

De voorzitter:

Korte reactie, meneer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De raketten die Hamas heeft afgevuurd of die zijn afgevuurd vanuit de Gaza met medeweten van Hamas of de Palestijnse Islamitische Jihad zijn zonder aanleiding. Daar is geen enkele grond voor. Die zijn afgevuurd op burgerdoelen. We kunnen elkaar de maat proberen te nemen over wie het meest weet van internationaal recht en proportionaliteit, maar het zat al in de bijdrage van mevrouw Karabulut. Ze zei: ja, maar daar zijn helemaal geen slachtoffers gevallen en daar zijn er zo veel.

De voorzitter:

Ook hiervoor geldt, meneer Ten Broeke …

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja, hoe komt dat? Dat is niet proportionaliteit in het internationaal recht, mevrouw Karabulut. Daar moet u de boeken maar eens op naslaan of iemand over raadplegen.

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Mevrouw Karabulut, u heeft uw punt gemaakt. Ik ga naar de heer Kuzu.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik kan alleen maar zeggen dat ik de heer Ten Broeke zou adviseren om eens een keer naar de feiten te kijken als het gaat om de opstelling van Israël en het Israëlische leger.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat doe ik. Daarom is het goed dat er een onderzoek naar gebeurt. Ik heb aangegeven op welke criteria ik dat onderzoek zal beoordelen.

De voorzitter:

Dan de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Toch blijft dat hypocriet. De heer Ten Broeke sloot zijn bijdrage af met de conclusie dat Israël het enige beschaafde land is in het Midden-Oosten. Hoe kan de heer Ten Broeke van de VVD een land, een regering, dat schiet op onschuldige burgers, journalisten neerschiet, kinderen neerschiet — een kind van 8 jaar oud — talloze internationale resoluties schendt en illegaal nederzettingen annexeert, bestempelen als een beschaafd land?

De heer Ten Broeke (VVD):

Anders dan zojuist werd beweerd door uw collega Karabulut, heeft Israël Gaza gewoon verlaten. Het is dus niet geannexeerd. Het wordt niet bezet, het is verlaten. Anders dan in de bijdrage van deze collega's naar voren is gebracht, probeerde Israël ook de grens met Gaza open te houden. Dat is een grens waarvoor wij als Nederland zelf — ik heb me daar zelf gelukkig ook nog tegenaan mogen bemoeien — enorm veel inspanningen hebben gedaan om e humanitaire goederen over naar binnen te kruien. Humanitaire goederen die vervolgens weer werden verbrand, onmogelijk gemaakt. De energietoevoer is zelf afgesneden door de Autoriteit die zo klaagt over de achterstand van van haar eigen bevolking.

De voorzitter:

Ook dit is uitgebreid aan de orde geweest.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Die discussie zal ook nog wel heel vaak voorbij komen.

De voorzitter:

Nee, dit is echt een VAO.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vind inderdaad dat een land met een Hoge Raad die gewoon onderzoek doet naar het eigen leger, een vorm van beschaving heeft. Ja, ik daag ieder ander uit om mij een ander Arabisch land te noemen in de omgeving dat dat ook doet. Die zijn er niet. Zelfs Turkije niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik nu naar de heer Bisschop. Ik ben benieuwd hoe het er in het algemeen overleg aan toe ging.

Mevrouw Karabulut (SP):

Niet zo. De heer Ten Broeke was daar niet bij.

De voorzitter:

Oh. Oké. Dan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Het spreken over het Midden-Oosten Vredesproces brengt niet de meest vreedzame gevoelens in ieder naar boven.

De voorzitter:

Inderdaad.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik heb twee punten: Gaza en Iran. Allereerst Gaza. Tijdens het AO wees ik erop dat er in Gaza sprake is van een felle, door Hamas georkestreerde campagne tegen Israël en dat de burgerbevolking het gevaar loopt zelf het belangrijkste slachtoffer te worden van haar opruiende leiders. Die vrees is bewaarheid.

De meest recente aanvallen vanuit Gaza op Israël — tientallen raketten en mortieren zonder dat daartoe een directe aanleiding was — onderstrepen de noodzaak van harde maatregelen tegen Hamas, een terreurbewind, en gelijkgezinden. Ik waardeer de duidelijke en open veroordeling van deze beschietingen door de minister. Mijn vraag aan de minister is dan ook of Nederland zich binnen de VN-Veiligheidsraad en binnen de EU op dezelfde wijze solidair toont met Israël en het geweld van terroristisch Hamas en aanverwante terreurorganisaties onomwonden veroordeelt.

Dat over Gaza. Dan over de Irandeal een motie. De ontwikkelingen daar zijn buitengewoon zorgelijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Staten zich terugtrekken uit het nucleaire akkoord (JCPOA) met Iran;

constaterende dat de Europese Unie zich inspant om de afspraken binnen het JCPOA te handhaven en de handel tussen Europa en Iran te beschermen;

overwegende dat de EU er goed aan zou doen te erkennen dat, onder meer gezien het Iraanse ballistische raketprogramma en de financiering van terreurorganisaties, een constructieve houding van Iran in het Midden-Oosten wenselijk is;

verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor heldere afspraken met Iran over het niet uitbreiden van het ballistische raketprogramma, over het niet langer financieren van terroristische organisaties, en over nucleaire non-proliferatie ook nadat het JCPOA-akkoord afloopt, en deze afspraken waar mogelijk te betrekken bij het JCPOA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 458 (23432).

Voor uw informatie, meneer Bisschop: volgende week staat het debat over het terugtrekken van de VS uit het nucleair akkoord met Iran op de agenda. Dat geef ik u even mee.

De heer Bisschop (SGP):

Ja, het zou kunnen zijn dat dat aanleiding is om de motie nog even aan te houden. Dank.

De voorzitter:

Is goed. De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dit VAO is naar aanleiding van het overleg van 19 april dat met de minister is gevoerd. Sindsdien zijn er helaas — helaas, zeg ik — heel veel slachtoffers gevallen door de massale aanvallen op de grensovergang met Israël en de reactie van Israël hierop. Inmiddels is duidelijk dat Hamas de gewelddadige demonstraties en de vlucht naar het hek heeft aangejaagd en zelfs geregisseerd. Hierdoor hebben ze hun eigen bevolking als mensenoffer ingezet, als wapen in de mediaoorlog tegen Israël. Uit de afkomst van de slachtoffers blijkt dat de meerderheid Hamaslid was of was verbonden aan Hamas en dat zegt veel over de gerichte actie van Hamas. Eenzijdige veroordelingen van Israël zijn dus totaal ongepast en onterecht. De ChristenUnie steunt dan ook de lijn van de minister om eerst het onderzoek van IDF, het Israëlische onderzoek, af te wachten en geen resoluties te steunen die de schuld neerleggen bij Israël. Kan de minister daadwerkelijk toezeggen dat Nederland geen resoluties zal steunen in de VN-Veiligheidsraad die tot een veroordeling van Israël komen?

Voorzitter. Veroordeelt de minister zoals hij elders deed nu ook hier in de Kamer de nieuwe oorlogsverklaring van Hamas door meer dan 100 raketten op Israël af te vuren?

Voorzitter. Ik hoop, soms tegen beter weten in, dat de spiraal van geweld toch doorbroken kan worden. Nederland kan daartoe kleine stappen zetten via het tripartiete overleg tussen beide partijen hier in Nederland. Ik hoop dat het idee van een corridor zoals geopperd door collega Sjoerdsma en mijzelf tijdens het vorige algemeen overleg, daar snel onderdeel van kan zijn, van het tripartiete overleg dus. Kan de minister zich daarvoor inspannen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Op 14 mei 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. Dat is 70 jaar geleden. Israël is toen een veilige staat beloofd en Nederland wil een betrouwbare partner zijn. Dezelfde datum, 14 mei 1948, is ook de dag waarop vele Palestijnen vluchteling werden. Vele Palestijnen lijden daar tot op de dag van vandaag onder. De dubbele beleving van deze dag dreunt door tot op de dag van vandaag. De recente rakettenregen vanuit Gaza is daarvan een volgend dieptepunt. Terwijl in Nederland code oranje gold voor hagelstenen, gold in Israël code rood voor raketten.

Doordat Hamas en Israël elkaar in een wurggreep hebben, lijdt de bevolking in de strook van Gaza. Het CDA heeft de minister opgeroepen om in de VN-Veiligheidsraad te pleiten voor een geweldstop. Dank ook voor die oproep. Helaas is die zonder resultaat gebleven. Het is goed dat wordt onderzocht wat er is gebeurd. Wij zullen dat onderzoek ook zeer zeker bestuderen.

Het CDA blijft de minister steunen in het zoeken naar momenten waarop Nederland of de Europese Unie een rol kan spelen om menselijk lijden te verkleinen en de menselijke waardigheid een plek te laten houden én om een nieuw proces van vrede te kunnen starten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft de minister heel duidelijk aangegeven te wachten op het onderzoek van het Israëlische leger. Een aantal politieke partijen heeft het hier ook over. Mevrouw Karabulut heeft een motie ingediend om de regering te verzoeken het Israëlische optreden te veroordelen. Ik acht de kans daarop klein, maar ik zou toch ook een Kameruitspraak daarover willen. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

veroordeelt met klem de Israëlische beschietingen met scherpe munitie van burgers in Gaza, die sinds 30 maart 2018 hebben plaatsgevonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 459 (23432).

De heer Kuzu (DENK):

Er wordt ook vaak gesproken over de tweestatenoplossing. Het was de heer Bisschop volgens mij, die tijdens het algemeen overleg bijna van zijn stoel viel toen hij constateerde dat DENK voor die tweestatenoplossing is. Nou, ik ben benieuwd hoe de heer Bisschop hierover gaat stemmen. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet het behoud van de tweestatenoplossing heeft aangemerkt als een beleidsprioriteit;

constaterende dat de Israëlische regering niet alleen de nederzettingen blijft uitbreiden, maar ook steeds meer stappen zet die voorsorteren op annexatie van grote delen van de bezette Westelijke Jordaanoever;

constaterende dat de tweestatenoplossing daardoor in steeds groter gevaar komt te verkeren;

verzoekt de regering in VN-verband en op EU-niveau draagvlak te verwerven voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 460 (23432).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. De volgende motie gaat over kinderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Israëlische leger sinds 30 maart 2018 in Gaza meer dan 100 Palestijnen heeft gedood, merendeels burgers, waaronder kinderen;

constaterende dat de burgers in Gaza volgens het oorlogsrecht een beschermde status hebben, maar in de praktijk geen enkele bescherming genieten tegen Israëlisch geweld;

verzoekt de regering om in VN-verband en op EU-niveau overleg te agenderen over maatregelen die een structurele verbetering in de veiligheidssituatie van de Palestijnen in Gaza zouden bewerkstelligen, zoals de stationering van een VN-macht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 461 (23432).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Deze motie gaat echt over de kinderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël partij is bij het Verdrag inzake de rechten van het kind;

overwegende dat de Israëlische regering diverse verplichtingen onder dit verdrag schendt, onder meer door Palestijnse kinderen 's nachts te arresteren, hen intimiderend te ondervragen en adequate rechtsbijstand te onthouden;

verzoekt de regering in EU-verband draagvlak te verwerven voor opschorting van het associatieverdrag met Israël, tot Israël de rechten van Palestijnse kinderen respecteert en bevordert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 462 (23432).

Dank u wel. Tot slot mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Israël honderden kinderen in detentie zijn opgenomen;

overwegende dat de rechtsgang van deze minderjarigen niet altijd lijkt te voldoen aan de regels zoals die zijn vastgelegd in het VN-kinderrechtenverdrag;

verzoekt de regering de kinderrechtensituatie van iedere minderjarige die is opgesloten in Israëlische gevangenissen apart aan de orde te stellen bij de autoriteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 463 (23432).

Ik kijk even of de minister gelijk kan antwoorden. Nee, ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 18.18 uur tot 18.52 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef de minister het woord.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Het Israëlisch-Palestijnse conflict vraagt ook vandaag weer veel aandacht van de Kamer. Inderdaad is er sinds we overleg voerden helaas weer sprake geweest van nieuw geweld. Ik heb eerder gezegd — dit is door Nederland in de VN-Veiligheidsraad ingebracht — dat beide partijen, in plaats van escalerend op te treden, juist zouden moeten oproepen tot bezinning, de onderhandelingstafel weer zouden moeten opzoeken en onderzoek zouden moeten doen naar het eigen optreden. Tegen deze achtergrond zal ik de ingediende moties en een aantal aanvullende vragen van een oordeel voorzien.

De motie van de heer De Roon op stuk nr. 450 verzoekt de regering geen geld en moeite te besteden aan de tweestatenoplossing. Dat ontraad ik ten zeerste. Het is de enige reële oplossing, waar gelukkig in internationaal verband steun voor bestaat. Het zou juist heel veel helpen wanneer daar, zowel vanuit Israëlische als Palestijnse zijde, serieus naar toegewerkt zou worden.

De motie-De Roon op stuk nr. 451 verzoekt de regering steun uit te spreken voor de Israëlische strijd tegen terroristen. Ik heb eerder aangegeven dat het op zich gerechtvaardigd kan zijn dat een staat geweld gebruikt bij het verdedigen van zijn grenzen. Het grote aantal doden en gewonden dat is gevallen aan de grens tussen Israël en de Gazastrook, legt een zware verplichting op aan Israël om in een goed onderzoek te laten zien of daar terecht gehandeld is. Ik vind dat onderzoek van groot belang en zal dat kritisch gaan lezen. Zonder dat onderzoek ga ik een motie als deze niet steunen. Ik ontraad dus deze motie.

De derde motie van de heer De Roon, op stuk nr. 452, verzoekt de regering juist om geen steun uit te spreken voor een onderzoek. Ik ben voor een onderzoek aan beide kanten: een onderzoek aan Israëlische kant dat kritisch de rol van Israël onderzoekt, en een onderzoek aan Palestijnse kant dat de rol van de Palestijnen onderzoekt. De oproep om geen onderzoek aan Israëlische kant te doen, vind ik niet juist. Deze motie moet ik ontraden.

De vierde motie van de heer De Roon, op stuk nr. 453, verzoekt de regering de ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen. Die moet ik ook ontraden.

De voorzitter:

De heer Bisschop? Het gaat over de motie van de heer De Roon.

De heer Bisschop (SGP):

Dat klopt, dat had ik ook gezien. De heer De Roon is er niet en het gaat om de interpretatie van de motie op stuk nr. 452. Er wordt niet gevraagd om geen onderzoek te verrichten, maar om ervoor te waken dat er een eenzijdig onderzoek wordt verricht. Dat maakt de appreciatie van de motie misschien net even iets anders.

De voorzitter:

Hoe weet u dat? Uw naam staat er niet onder.

Minister Blok:

Als ik deze motie lees, zal daar ook het onderzoek onder vallen wat ik juist wil: dat Israël onderzoek doet naar het eigen optreden. Ik kan niet helpen dat dat een eenzijdig onderzoek is, want het is een rechtsstaat die onderzoek doet naar het optreden van het eigen leger of andere troepen. Ik vind dat de taak van een rechtsstaat; dat doen we in Nederland ook. Ik kan deze motie niet ondersteunen en moet haar ontraden.

De motie op stuk nr. 453 moet ik ook ontraden. Het zou heel onverstandig zijn om voordat er sprake is van een definitieve oplossing, de ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen.

De heer Sjoerdsma stelde allereerst de vraag of mij bekend is waarom Israël nog geen containers wil doorlaten, terwijl Nederland juist scanners heeft geleverd om de export uit Gaza te bevorderen. Israël geeft als argumentatie dat het nog steeds veiligheidszorgen heeft en ook monsters wil kunnen nemen. De inzet van Nederland blijft erop gericht om wel degelijk verruiming te bereiken en containers na controle door de scanner toe te laten, zoals dat wel gebeurt op de Allenby Bridge.

De heer Sjoerdsma (D66):

Staat er in de overeenkomst tussen Nederland en Israël dat Israël zich verplicht tot het doorlaten van de containerscanners, als deze volledig operationeel zijn?

Minister Blok:

Dat weet ik niet uit het hoofd. Daar moet ik schriftelijk op terugkomen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mooi.

Minister Blok:

Ja.

Dan vroeg de heer Sjoerdsma hoe het staat met de gesprekken die mijn mensen voeren op basis van de motie van de heer Sjoerdsma en de heer Voordewind om de mogelijkheid van een corridor tussen de Gazastrook en de Westbank te verkennen. Daarover zijn een aantal gesprekken gevoerd. Het beeld is, helaas, dat een fysieke corridor niet mogelijk is op dit moment, maar we zijn wel nauwgezet aan het verkennen of het dan ten minste mogelijk is om vervoer van goederen en personen van Gaza naar de Westbank en vice versa verder mogelijk te maken. Ik hoop met een positief antwoord te kunnen komen en ik vraag nog even geduld van de Kamer om mijn mensen de kans te geven om hier verder beweging in te krijgen.

Dan constateerde de heer Sjoerdsma, net als ik in mijn reactie, dat ongerichte beschietingen vanuit de Gazastrook op Israëlische burgers onacceptabel zijn. Hij vroeg waarom ik dan geen veroordeling uitspreek over het geweldgebruik aan de grens. Ik wil verre van mij werpen dat Nederland niet bereid zou zijn, als daar aanleiding toe is, om ook een kritisch oordeel over Israël uit te spreken. Als het gaat om het bouwen van nieuwe nederzettingen doen we dat wel degelijk. Als het gaat om het geweldgebruik heb ik in verschillende debatten vandaag aangegeven dat ik echt eerst het onderzoek wil hebben en dat zeer kritisch zal volgen, maar dat ik pas op dat moment een oordeel kan vellen. Daarin verschilt de situatie echt van het feitelijk kunnen constateren dat er burgerdoelen beschoten zijn, zonder dat er druk was op de grens.

Mevrouw Karabulut heeft een aantal moties ingediend, waarvan de eerste, op stuk nr. 454, precies deze zelfde vraag van de heer Sjoerdsma aan de orde stelt. Die moet ik om dezelfde reden ontraden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Waarom wordt wanneer het gaat om de aanvallen vanuit Israël op burgers of vreedzame demonstranten gezegd "wij kunnen niet veroordelen, wij moeten het onderzoek van het Israëlische leger afwachten", en komt de minister aan de andere kant zelf, proactief, met een verklaring om de raketbeschietingen te veroordelen? Op z'n minst zou de minister dan toch ook aan de Palestijnse Autoriteit kunnen verzoeken om daar ook onderzoek te verrichten, alvorens met een verklaring te komen? Waarom dit meten met twee maten?

Minister Blok:

Dat heb ik net gezegd, maar ik ben graag bereid om dat te herhalen. Wanneer de grens van een land belaagd wordt, dan heeft een land uiteindelijk het recht om als dat echt nodig is, geweld te gebruiken. Of dat hier terecht is, daarvoor heb ik dat onderzoek nodig. Als het gaat om de beschietingen kunnen we feitelijk constateren dat er burgerdoelen zijn beschoten. Het was niet zo dat er duizenden mensen op een grens afliepen, maar er woonden mensen in huizen en er gingen kinderen naar school, en toch werd er beschoten. Dat is gewoon een heel feitelijk verschil.

Ik merk enorm dat in dit debat voortdurend wordt gekeken: bent u wel gebalanceerd, en dat begrijp ik ook, maar daarbij moet je wel steeds naar de feiten kijken. Je kan niet zeggen: als je een oordeel uitspreekt over de een dan moet je sowieso ook een oordeel uitspreken over de ander. Dat hangt echt van ieder feit af. Ik heb iedere keer in dit debat gezegd dat beide kanten sowieso veel te verwijten valt, door de toon waarop er omgegaan wordt met de onlusten, van beide kanten. Als onderzoeken uitblijven, valt er om die reden ook veel te verwijten. Maar zo tegen elkaar afstrepen: u zegt iets over de ene, dan moet u ook hetzelfde zeggen over de andere, dat draagt niets bij.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, tot slot. De minister illustreert hier waarom Israël iedere keer weer wegkomt met een blokkade, wegkomt met het uitbreiden van de nederzettingen en wegkomt met het beschieten van burgerdoelen. Want als de minister echt een gebalanceerd beeld zou willen hebben en daadwerkelijk de partijen gelijk zou willen behandelen — die partijen zijn overigens niet gelijk — dan zou de minister ook kijken wat daar precies aan voorafgegaan is.

Minister Blok:

Zeker, wij onderzoeken dat ook.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb allerlei berichten gelezen. Ik veroordeel het geweld vanuit Israëlische zijde, evenals de raketbeschietingen, maar ik las ook dat die weer een reactie waren op eerdere beschietingen, bombardementen, vanuit Israël op Gaza. Waarom weigert de minister dan daar ook een onderzoek voor te vragen? Dit is gewoon meten met twee maten, en Israël iedere keer laten wegkomen met het geweld en het schenden van internationaal recht.

Minister Blok:

Dit wordt een herhaling van zetten.

De volgende motie van mevrouw Karabulut, die op stuk nr. 455, gaat over de positie van minderjarige gevangenen in Israëlische detentie. De motie verzoekt de regering er nogmaals bij Israël op aan te dringen dat er een eind wordt gemaakt aan schendingen van de rechten van minderjarige gevangen, en verzoekt de regering, als resultaten op dit vlak uitblijven, in internationaal verband steun te zoeken voor het opvoeren van de druk opdat maatregelen ten behoeve van de rechten van de Palestijnse minderjarige gevangenen in Israëlische detentie worden genomen. Ik heb in het debat aangegeven dat ook ik zorgen heb over de manier waarop er wordt omgegaan met minderjarige gevangenen. Ook daarvoor geldt: het is in z'n algemeenheid niet verboden, maar vraagt op grond van internationale verdragen inderdaad veel extra aandacht. Deze motie kan ik dan ook aan het oordeel van de Kamer laten.

Dan de volgende motie van mevrouw Karabulut, die op stuk nr. 456, die de regering verzoekt om er bij Israël op aan te dringen dat de blokkade direct, op duurzame wijze en zonder voorwaarden wordt opgeheven. De Nederlandse regering zou heel graag zien dat de blokkade wordt opgeheven, maar de toevoeging "direct en zonder voorwaarden" gaat voorbij aan het feit dat er van de kant van Israël ook veiligheidszorgen zijn — terecht, want er heeft net nog een beschieting plaatsgevonden. Dus het zonder voorwaarden direct beëindigen van die blokkade, is helaas weer een ongebalanceerde oproep en daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb gemeend hier aan te sluiten bij de tekst die door de EU wordt gebruikt, maar ik ben best bereid om het dictum aan te passen, namelijk naar "verzoekt de regering er bij Israël op aan te dringen dat de blokkade op duurzame wijze wordt opgeheven". Want natuurlijk moet er ook aan de veiligheidsvoorwaarden worden voldaan. Dat is evident, maar dit is wel de formulering zoals gebruikt door de EU.

Minister Blok:

De EU-formulering heb ik niet voor mij, maar als er een nieuwe formulering komt, zal ik die naast de EU-formulering leggen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan zal ik even via de ambtenaren het een en ander overleggen, alsmede de EU-formulering, want als het goed is, staat Nederland daar ook gewoon onder.

Minister Blok:

Dan doen we dat op basis van een eventuele nieuwe motie en dan zal ik daar alsnog een oordeel over geven.

Dan de motie op stuk nr. 457 van de heer Van Ojik over de etikettering van producten. Die motie verzoekt de regering om de Kamer te informeren of producten uit de nederzettingen in de bezette gebieden in de praktijk als zodanig gelabeld worden, en hoe dit etiketteringsvoorschrift wordt gehandhaafd. Dit punt heeft de heer Van Ojik inderdaad ook in het AO aan de orde gesteld. Het aangeven van de oorsprong van producten is een verantwoordelijkheid van bedrijven, waarop de NVWA toezicht houdt. Ik voel er eerlijk gezegd niet voor om boven op dat bestaande toezicht nog een extra toezicht te gaan stapelen. Als wie dan ook — de heer Van Ojik of iemand anders — zich zorgen maakt over het toezicht van de NVWA, kan er een klacht worden ingediend. Maar ik voel niet voor het stapelen van toezicht op toezicht, dus vandaar dat ik deze motie moet ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat erom dat er een Europese richtlijn is die iets voorschrijft. In het debat heb ik gezegd dat ik nooit heb waargenomen dat die richtlijn wordt uitgevoerd. Ik kan in Nederlandse supermarkten dus geen producten vinden die een etiket dragen waarop staat dat het product afkomstig is uit een nederzetting in bezet gebied. Maar ik kan me vergissen, dus ik vraag aan de minister of die richtlijn door Nederland wordt nageleefd en hoe. Ik pleit niet voor een nieuw toezichtsmechanisme. Als het een andere overheidsinstantie is die daarop toeziet, dan ga ik er in het kader van de eenheid van kabinetsbeleid van uit dat de minister mij kan informeren over hoe dat toezicht plaatsvindt. Dat is alles. Ik pleit niet voor een nieuw toezichtsmechanisme.

De voorzitter:

Helder. De minister.

Minister Blok:

De motie zegt: verzoekt de regering om de Kamer te informeren of producten uit de nederzettingen in de bezette gebieden in de praktijk als zodanig gelabeld worden en hoe dit wordt gehandhaafd. Nou, ik geef aan dat de handhaving geschiedt door de NVWA. Dus dat deel kan ik beantwoorden. Maar het eerste deel van het dictum vraagt wel degelijk om een extra onderzoek en ik voel er echt niet voor om boven op het toezicht dat de NVWA gewoon al houdt en de klachtmogelijkheid de er is, zo'n extra onderzoek te gaan doen. Dus daarom ontraad ik deze motie.

De heer Voordewind stelde de vraag of ik categorisch uit wil sluiten dat resoluties die Israël veroordelen, worden gesteund. Ik kan dat niet categorisch uitsluiten, want ik weet niet op welke gronden in de toekomst resoluties tegen Israël of een ander land worden ingediend. Ik moet dus echt op basis van de feiten beoordelen of Israël of een ander land zich houdt aan het internationaal recht en om die reden wel of niet terecht veroordeeld wordt. Mijn inzet is altijd: op basis van de feiten gebalanceerd een oordeel vellen.

De tweede vraag van de heer Voordewind is of de regering zich nog steeds inzet voor de tripartiete bijeenkomsten. Daar kan ik een volmondig "ja" op antwoorden.

Dan kom ik op de motie …

De voorzitter:

… van de heer Bisschop.

Minister Blok:

… van de heer Bisschop. Ik zou er een heel betoog bij kunnen houden, maar …

De voorzitter:

Nou, liever niet.

Minister Blok:

… zoals de voorzitter aangaf, zou ik hem eigenlijk willen vragen om deze motie aan te houden tot het debat van volgende week over dit onderwerp.

De voorzitter:

Dat gaat meneer Bisschop, denk ik, doen.

De heer Bisschop (SGP):

Als volgende week dinsdag over deze motie wordt gestemd, dan is al een van de angels uit het debat gehaald. Dat zou natuurlijk jammer zijn. Dus om die reden houd ik deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (23432, nr. 458) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Zo ken ik u. Dank u wel, meneer Bisschop. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 459 van de heer Kuzu.

Minister Blok:

Deze motie van de heer Kuzu veroordeelt met klem de Israëlische beschietingen met scherpe munitie van burgers in Gaza, die sinds 30 maart 2018 hebben plaatsgevonden. Daarover heb ik aangegeven dat ik echt het onderzoek nodig heb om hier een precies oordeel over te kunnen vellen. Deze motie moet ik dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 460 van de heer Kuzu. Deze verzoekt de regering om in VN-verband en op EU-niveau draagvlak te verwerven voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken. De regering is overtuigd van de tweestatenoplossing als enige logische uiteindelijke oplossing. Dus onze inzet in EU en VN-verband is inderdaad om, waar we ook maar een kans zien, stappen die kant op te zetten. Dus over deze motie kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 461 verzoekt de regering om in VN-verband en op EU-niveau overleg te agenderen over maatregelen die een structurele verbetering in de veiligheidssituatie van de Palestijnen in Gaza zouden bewerkstelligen, zoals de stationering van een VN-macht. De stationering van een VN-macht: dat deel is een invulling die op dit moment echt niet reëel is. Daar heb je van beide kanten echt eerst stappen in een vredesproces voor nodig. Dus deze motie moet ik ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 462: verzoekt de regering, in EU-verband draagvlak te verwerven voor het opschorten van het associatieverdrag met Israël, tot Israël de rechten van Palestijnse kinderen respecteert en bevordert. Ik heb in reactie op de motie van mevrouw Karabulut aangegeven dat de positie van minderjarigen in detentie mij zorgen baart en dat ik om die reden ook haar motie kon ondersteunen. Nu meteen doorschakelen naar het opschorten van het associatieverdrag gaat mij echt te hard. Deze motie moet ik dus ontraden.

De motie op stuk nr. 463 van mevrouw Ploumen gaat ook in op de positie van minderjarigen en verzoekt de regering de kinderrechtensituatie van iedere minderjarige die is opgesloten in Israëlische gevangenissen apart aan de orde te stellen bij de autoriteiten. Ik deel het belang van de aandacht voor de positie van minderjarigen in detentie, maar "ieder apart"? Ik kan echt niet garanderen dat we daar het vermogen voor hebben, dus die motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

De heer Kuzu heeft, denk ik, nog een vraag over de vorige motie, op stuk nr. 462.

De heer Kuzu (DENK):

Correct, voorzitter. De minister gaf in zijn beantwoording aan dat het op dit moment te snel, te hard gaat. Mijn logische vraag aan de minister zou dan zijn wat er zou moeten gebeuren om over te gaan tot het opschorten van het associatieverdrag. Wat moet er gebeuren?

Minister Blok:

Daar ga ik niet over speculeren.

De voorzitter:

Het staat u vrij om de motie in stemming te brengen, meneer Kuzu.

Mevrouw Ploumen heeft nog een vraag over haar motie op stuk nr. 463.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ja, een heel korte vraag over mijn motie. Ik heb natuurlijk wel enig begrip voor wat de minister zegt, hoewel ik het wel heel jammer vind. Zou het een suggestie zijn om dat in EU-verband te doen?

Minister Blok:

Dat kan ik zo niet beoordelen. Ik kan niet beoordelen hoeveel extra capaciteit dat oplevert en of ik EU-landen daarvoor kan mobiliseren, dus ik kan hier niet zomaar ja tegen zeggen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dat begrijp ik. Ik ben bereid om de motie aan te houden om de minister de gelegenheid te geven om zich daarop te beraden. Zou dat mogelijk zijn?

Minister Blok:

Ja, dan kom ik daar schriftelijk op terug, maar dat vraagt enige tijd, want dan moeten we toch ook echt kunnen overleggen met de EU-landen over de haalbaarheid van deze vraag. Maar dat wil ik graag doen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Alle begrip daarvoor. Als het niet haalbaar is, kan de minister misschien aangeven wat er binnen EU-verband wel mogelijk zou zijn. Dat zou buitengewoon behulpzaam zijn. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ploumen stel ik voor haar motie (23432, nr. 463) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en de Kamerleden.

De vergadering wordt van 18.45 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: Rog

Naar boven