8 Raad voor Concurrentievermogen

Aan de orde is het VAO Raad voor Concurrentievermogen op 28 en 29 mei 2018 (AO d.d. 23/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Raad voor Concurrentievermogen op 28 en 29 mei 2018. Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom.

Ik geef mevrouw Van den Berg namens het CDA het woord.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat zowel consumenten als ondernemers in heel Europa weten waar ze aan toe zijn met betrekking tot garantietermijnen. Consumenten kopen steeds vaker ook in andere landen en ondernemers willen graag exporteren. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie streeft naar een Europese interne (digitale) markt met een gelijk speelveld tussen ondernemers;

overwegende dat de huidige situatie met verschillende garantietermijnen in Europa een rem zet op grensoverschrijdende handel door ondernemers in Nederland, wat ten koste kan gaan van de Nederlandse economie en de Nederlandse werkgelegenheid;

overwegende dat Europese harmonisatie van garantietermijnen duidelijkere rechten en rechtsvoorspelbaarheid biedt voor consumenten in de gehele EU en daarnaast een stap zet naar een Europese interne (digitale) markt;

overwegende dat hierbij wordt gekeken naar best practices;

verzoekt de regering om in Europa te pleiten voor gelijke regels op het gebied van garantietermijnen in Europa met een voldoende niveau van consumentenbescherming, zodat zowel ondernemers als consumenten profiteren van de Europese interne (digitale) markt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 430 (21501-30).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. De heer Paternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Bij de Raad voor Concurrentievermogen zal een beleidsdebat gevoerd gaan worden over een voorgestelde verordening van de Europese Commissie aangaande de relatie tussen digitale platforms en ondernemers. Het BNC-fiche ontvangen wij later deze maand, maar omdat er volgende week al over gesproken wordt, geven wij graag alvast een standpunt of een deel van het standpunt mee aangaande de wenselijkheid van een gelijk speelveld en tegelijkertijd blijvende innovatie op markten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op de Europese Raad voor Concurrentievermogen een beleidsdebat zal plaatsvinden over de voorgestelde verordening over de relatie tussen digitale platforms en ondernemers;

overwegende dat zowel ondernemers als digitale platforms met dit voorstel makkelijker en eerlijker zaken kunnen doen met elkaar;

overwegende dat het creëren van een gelijk speelveld daarbij van belang is;

overwegende dat digitale platforms hebben geleid tot product- en procesinnovatie in de economie en een enorme positieve bijdrage hebben geleverd aan consumentenbelangen;

verzoekt de regering tijdens de Raad het standpunt uit te dragen dat het voorstel vooral gericht moet zijn op transparante wederzijdse voorwaarden en een effectief arbitragemechanisme, en dat het voorstel niet mag leiden tot onnodige negatieve neveneffecten, bijvoorbeeld het afremmen van innovaties of een keuzebeperking voor consumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 431 (21501-30).

Dank u wel, meneer Paternotte. De heer Alkaya namens de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. In het AO hebben we niet alleen gesproken over de Raad voor Concurrentievermogen, maar ook over een brief van de staatssecretaris over de interne markt. We hebben het uitvoerig met haar gehad over een nieuwe procedure waarover nu in Brussel onderhandeld wordt. De drie EU-instellingen proberen een akkoord te bereiken over een notificatieprocedure waarin alle overheden binnen de EU, waaronder Nederlandse gemeenten en provincies, eerst toestemming moeten vragen aan de Europese Commissie voordat zij allerlei maatregelen kunnen nemen. Het risico bestaat dus dat Amsterdam bijvoorbeeld straks toestemming moet vragen aan de Commissie voordat ze Airbnb kunnen reguleren, of dat wij eerst toestemming zouden moeten vragen aan de Commissie voordat wij bijvoorbeeld verplicht zouden kunnen stellen dat er op de bouwplaats gewoon Nederlands gesproken wordt om onveilige situaties te voorkomen.

De staatssecretaris lijkt zonder de definitieve procedure gezien te hebben al positief te zijn over deze maatregel met mogelijk vergaande consequenties. Dat vind ik zorgelijk. Daarom heb ik een vraag en een motie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: heeft zij al onderzocht wat dit precies kan betekenen voor Nederland en voor de Nederlandse gemeenten en provincies qua administratiedruk, voordat zij straks akkoord gaat? Of is zij van plan, als ze dat nog niet heeft gedaan, dat nog te gaan doen? Daarnaast heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Brussel wordt gewerkt aan een nieuwe notificatieprocedure waarbij alle maatregelen die mogelijk het dienstenverkeer kunnen beïnvloeden van tevoren gemeld moeten worden bij de Europese Commissie;

van mening dat er een groot risico bestaat op een enorme toename van administratiedruk voor onder andere Nederlandse gemeenten en provincies;

van mening dat democratisch tot stand gekomen maatregelen niet eerst voorgelegd moeten worden aan de Europese Commissie voordat die in werking kunnen treden;

verzoekt de regering niet akkoord te gaan met deze nieuwe Europese notificatieprocedure voordat het definitieve voorstel is besproken in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 432 (21501-30).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. In de motie-Van der Berg/Van der Lee wordt de regering verzocht om in Europa te pleiten voor gelijke regels op het gebied van garantietermijnen in de consumentenbescherming. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Zij is sympathiek. Bij gelijke regels in Europa weten zowel consumenten als ondernemers beter waar ze aan toe zijn. Dit kan de handel ten goede komen. De motie ligt in het verlengde van de eerder door de Kamer aangenomen motie-Vos/Jacobi waarin de regering is opgeroepen om te zorgen voor een gelijk niveau van consumentbescherming. Het aannemen van deze motie heeft als gevolg dat ik een standpunt ga innemen dat zorgt voor een minimaal gelijk niveau van consumentenbescherming zoals dat nu van toepassing is in Nederland en tegelijkertijd zorgt voor een gelijk niveau van bescherming in Europa. Ik denk dat het goed is om hier aan te geven, net zoals ik dat in het AO heb gedaan, dat zoals het er nu voor staat de meeste Europese lidstaten lijken te pleiten voor minimumharmonisatie.

De tweede motie is de motie-Paternotte/Wörsdörfer waarin de regering wordt verzocht tijdens de Raad het standpunt uit te dragen dat de conceptverordening voor de relatie tussen digitale platforms en ondernemers niet onnodige negatieve effecten mag hebben. Ook deze motie is sympathiek. Het is belangrijk dat we bij nieuwe regelgeving oog houden voor mogelijke negatieve neveneffecten. Deze conceptverordening over eerlijke handel tussen platforms en ondernemers staat op de Raadsagenda. Deze verordening regelt transparantie en geschilbeslechting. Het doel van de motie is om te voorkomen dat regelgeving onnodig ingrijpt in innovatie en de keuzevrijheid van consumenten, voor zover die balans in de relatie tussen deze twee typen ondernemers niet nodig is voor de eerlijke handel. Er komt nog een BNC-fiche, maar deze motie ondersteunt het beleid en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer.

Vervolgens heb ik nog een vraag en een motie van de heer Alkaya over hetzelfde onderwerp. De vraag en de motie gaan over de notificatieprocedure op basis van de Dienstenrichtlijn als overheden besluiten nemen die daarop van invloed zijn. In mei 2017 is dit al in de Raad aan de orde geweest. Er is toen al een algemene oriëntatie aangenomen waaruit blijkt dat de Nederlandse regering daarmee heeft ingestemd. De Tweede Kamer is toen geïnformeerd. Deze notificatieprocedure zit nu in de laatste fase van de triloog. Er is één inhoudelijke wijziging: van notificeren achteraf naar notificeren vooraf. Dit wil niet zeggen dat er toestemming wordt gevraagd. Lokale overheden gaan aan de Europese Commissie melden dat ze voorstellen doen die van invloed kunnen zijn op het vrij verkeer van diensten. Het wordt proportioneel geacht om het op deze manier te doen. De verwachting is dat het Europese Parlement ermee gaat instemmen. Met dit betoog geef ik gelijk aan dat ik de motie daarom ontraad.

De heer Alkaya (SP):

Ik snap de argumentatie van de staatssecretaris als zij zegt dat het al een keer in de Raad is geweest. Maar het resultaat van de triloog moet ook nog door de Raad worden goedgekeurd. Daarmee moeten wij akkoord gaan. Het is vaak een hamerstuk. Ik verzoek de staatssecretaris juist om het niet als hamerstuk te behandelen, omdat ik het graag over dit definitieve voorstel, waarvan zij nu aangeeft dat het een hele verbetering zal zijn, wil hebben. Is de staatssecretaris zelf niet benieuwd wat er in het definitieve voorstel staat voordat ze er zo positief op reageert?

Staatssecretaris Keijzer:

Nu al geldt er een notificatieprocedure. Nu al moet een overheid die regels vaststelt die van invloed zijn op het vrij verkeer van diensten, deze bekendmaken bij de Commissie, alleen achteraf. Het enige dat nu wijzigt, is dat dit nu vooraf moet. Het is een verandering, maar niet zo groot dat ik me zorgen maak over grote administratieve lasten voor die overheden. Dat is ook de reden dat in mei 2017 door Nederland al in de Raad is ingestemd met dit voorstel. Ik zie geen reden om nu een ander standpunt in te nemen, want, zoals we al met elkaar gewisseld hebben, het vrij verkeer van diensten is vooral ook van groot belang voor Nederlandse ondernemers, zodat die in andere Europese landen hun diensten kunnen aanbieden en geld kunnen verdienen. Het is ook in ons belang dat andere landen zich eraan houden en geen onnodige barrières oproepen. Dat is waarom wij hebben ingestemd en ik zie geen reden om dat nu anders te doen.

De voorzitter:

Tot slot, heel kort.

De heer Alkaya (SP):

Het inhoudelijke debat hebben wij inderdaad uitvoerig gevoerd.

De voorzitter:

Precies.

De heer Alkaya (SP):

Dat hoeven we niet opnieuw te voeren. Maar ik blijf toch wel van mening dat het belangrijk is hoe het definitieve voorstel eruitziet. Daarvan hangen heel veel zaken af. De staatssecretaris heeft ook geen antwoord gegeven op mijn vraag of zij heeft onderzocht wat het kan betekenen voor Nederlandse gemeenten en provincies en of zij van plan is dat te doen voordat zij definitief akkoord gaat.

Staatssecretaris Keijzer:

Toen vorig jaar in mei door de Nederlandse regering het standpunt in de Europese Raad is ingenomen, is daaraan voorafgaand uiteraard ook een BNC-fiche naar de Kamer gestuurd. Daarin stond wat ik u zojuist vertelde. De verwachting is niet dat dit heel veel anders zal zijn. Gezien de grote verwachte positieve effecten op het vrije verkeer van diensten, die juist ook voor Nederlandse ondernemers van groot belang zijn, zie ik geen reden om een ander standpunt in te nemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen over tien minuten over de drie moties gaan stemmen.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.56 uur geschorst.

Naar boven