Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 74, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 74, item 3 |
Vragen van het lid Kuik aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij afwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het bericht "Advies aan minister: zet creatieve mbo-opleidingen stop".
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vragen van mevrouw Kuik, namens het CDA, aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die ik ook van harte welkom heet. De minister vervangt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vraag gaat over het advies aan de minister om creatieve mbo-opleidingen op te heffen. Het woord is aan mevrouw Kuik, namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank u, voorzitter. De Commissie macrodoelmatigheid mbo heeft een rapport uitgebracht over het arbeidsmarktperspectief van creatieve mbo-opleidingen. Uit dat rapport blijkt dat er een wildgroei is aan creatieve studies die onvoldoende kansen op werk bieden en een veel slechter arbeidsmarktperspectief hebben dan andere mbo-opleidingen. Desondanks is het aantal studenten hiervoor flink gestegen, bijvoorbeeld de opleiding artiesten van 400 tot 3.000 studenten. Artiesten in opleiding dromen natuurlijk van grote podia, terwijl dit voor een enkeling is weggelegd. Het aantal instellingen dat de uitgelichte opleiding aanbiedt, is van acht naar twintig gegaan, terwijl de arbeidsmarkt deze stijging niet rechtvaardigt. Mijn vraag aan de minister is: hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? We willen toch geen jongeren opleiden voor banen die er niet zijn?
In het FD-artikel zegt minister Van Engelshoven dat de instellingen nu eerst zelf aan zet zijn. Maar hoe reëel is het dat instellingen zelf hun opleiding gaan opheffen? Bij wie ligt de verantwoordelijkheid om het aantal opleidingen te beperken en te innoveren? Wat moeten de instellingen nu gaan doen? Welke rol ziet de minister voor zichzelf? Binnen welke termijn verwacht hij actie van de instellingen, voordat hij zelf gaat ingrijpen? Is de minister het ook eens met het CDA dat er snel duidelijkheid voor de huidige en de nieuwe lichting studenten moet komen en dat er veel duidelijker voorlichting moet worden gegeven aan studenten over het arbeidsmarktperspectief van de studie?
Tot slot. Uiteraard is het van belang dat jongeren zich met passie kunnen ontwikkelen, maar een opleiding is niet een leuke hobby. Het gaat om opleiden voor een beroep. En dan ligt er ook heel duidelijk een zorgplicht voor instellingen om te waken voor een te sterke groei. Voor de instelling mag arbeidsmarktperspectief geen ondergeschikte rol zijn. Is de minister het eens met de commissie en het CDA dat het aantal stageplekken niet een voldoende indicator is voor de arbeidsmarkt en dat de instellingen zelf meer moeten doen om hun alumni te volgen op de arbeidsmarkt?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Slob:
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang inderdaad mijn collega Van Engelshoven, die in Milaan is op dit moment. Het rapport waar mevrouw Kuik aan refereert, is op verzoek van onze ambtsvoorganger, de minister van OCW van het vorige kabinet, destijds aangevraagd. Er waren namelijk inderdaad signalen dat het aantal studenten in de creatieve sector uit de pas begon te lopen met het reële arbeidsmarktperspectief dat er voor deze studenten is. U weet dat er in 2008 in de wet, in de WEB, zorgplicht —u noemde het woord ook — is gekomen voor de instellingen als het gaat om arbeidsmarktperspectief. Dat betekent ook dat er bij instellingen een duidelijke verplichting ligt om alleen opleidingen aan te bieden waarbij een gediplomeerd schoolverlater voldoende perspectief heeft om binnen een redelijke termijn werk te kunnen vinden op het niveau van de gevolgde opleiding.
Die wet is in 2015 nog een keer aangescherpt. De inzet van de Commissie macrodoelmatigheid is een voorbeeld hiervan, want dat is de aanscherping geweest. Je zou dus kunnen zeggen dat de aanscherping werkt. We hebben nu een rapport waarin duidelijk wordt aangegeven dat er iets aan de hand is. Dat rapport is nog ontzettend vers, want het is gisteren uitgekomen. Ik kan u nu het volgende toezeggen. Mijn collega Van Engelshoven heeft het voornemen om uiterlijk 1 juni, maar hoe eerder hoe beter, een uitgebreide beleidsreactie op dit rapport naar de Kamer te sturen, zodat alle ins en outs van het rapport, die het vragenuur natuurlijk wat overstijgen, behandeld kunnen worden.
Wat moet er in ieder geval gebeuren? Dit rapport is allereerst een duidelijke opdracht aan de mbo-scholen, via de MBO Raad, om er een eerste reactie op te geven. Die reactie moet wat ons betreft ook snel gaan komen. Dat geldt met name voor de opleidingen Mediavormgeving en Mode/maattechniek. Het blijkt dat daar een te grote instroom is. Die studentenaantallen zullen omlaag moeten. De mbo-instellingen hebben de opdracht om uiterlijk 31 oktober met een kwaliteitsagenda te komen. We denken ook dat dat een heel natuurlijke plek is om hun reactie te geven op dit rapport en om dit erbij te betrekken. Dan zullen we zien of ze de lessen die in dit rapport staan, de opdracht die nu naar hen toe komt, namelijk dat er iets moet gebeuren, zich ook eigen hebben gemaakt.
Daar hoort uiteraard voor dit moment ook bij dat er nadrukkelijk goed voorlichting wordt gegeven. Want u heeft gelijk: dit is het moment waarop de aanmeldingen gaan plaatsvinden. Ouders en studenten gaan nu kijken wat ze kunnen doen. Daarom is het goed dat u dit bij de mondelinge vragen heeft aangemeld. Dan is het ook bekend. Het gaat erom dat dit rapport niet ergens snel in een la wordt geschoven, met de gedachte dat we een keer een beleidsreactie gaan geven, ook vanuit de instellingen. Nee, dit rapport moet ook gaan rondzingen onder de groep die nu bezig is om een keuze te maken.
Het tweede wat we gaan doen, is de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven vragen om ook kritisch te kijken naar het continueren van de opleidingen Artiest en DTP. Daarbij is nadrukkelijk de vraag aan de orde of dit soort opleidingen echt bestaansrecht hebben. We zullen zo snel als mogelijk een reactie van hen hierop vragen. Dan zijn er nog een paar vragen blijven liggen, maar ik zie dat …
De voorzitter:
U heeft dezelfde spreektijd als het Kamerlid. Daar bent u ook al lang overheen gegaan.
Minister Slob:
Antwoorden geven duurt iets langer dan een korte vraag stellen …
De voorzitter:
Nee hoor.
Minister Slob:
… als je recht wilt doen aan dit onderwerp. Maar dan laat ik het even hierbij in mijn eerste termijn, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Gewoon antwoord geven op de vragen kan ook. Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank dat de minister met een brief komt. Ik ben wel benieuwd wat de termijn is waarbinnen instellingen echt actie moeten ondernemen. Kan de minister nog ingaan op mijn vraag hoe reëel het is dat instellingen zelf de opleiding gaan beperken?
Minister Slob:
Dat zal moeten blijken, maar dit rapport is natuurlijk niet vrijblijvend. Er is nadrukkelijk een zorgplicht. De instellingen zijn op basis van dit rapport dus ook verplicht om in beweging te komen. Het is een ordentelijke gang van zaken, denk ik, om hun eerst te vragen om zo snel als mogelijk met een reactie te komen. Uiterlijk zal dit kunnen worden meegenomen bij de kwaliteitsagenda.
U had nog een vraag over de stages. U zei dat stages geen maatstaf of graadmeter zijn voor het arbeidsmarktperspectief. Daarin heeft u volkomen gelijk. Dat is inderdaad onvoldoende. Er zijn meer indicatoren die je daarbij zal moeten betrekken. Als je het alleen daarop baseert, sla je de plank mis.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. De heer El Yassini, namens de VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Ik ben heel blij dat het CDA hier mondelinge vragen over heeft gesteld — anders hadden we dat zelf wel gedaan. We hoorden de minister al wat antwoorden geven, maar er valt mij wat op. De minister zegt namelijk dat er een beleidsreactie voor 1 juni komt. Het vreemde is dat die beleidsreactie gister al is gegeven, want ik heb in de media kunnen lezen dat de minister heeft gezegd: ik laat dit aan scholen over en als het uit de klauwen loopt, dan grijp ik in. Daarnaast zegt de minister dat ze vervolgens de SBB op het gebied van het kwalificatiedossier gaat laten onderzoeken of die opleidingen gestopt kunnen worden. Volgens mij is het nu juist exact de taak van de Commissie Macrodoelmatigheid om daarover een goed, degelijk advies te geven. Dan hoeven we de SBB dat onderzoek niet nog een keer te laten doen. Ik wil de minister dus het volgende vragen. Het advies geeft aan dat het uit de klauwen loopt. Wat moet er gebeuren voordat de minister uiteindelijk zegt: ik neem het advies over en ga aan de slag?
Minister Slob:
Ik heb net aangegeven dat er nu via een aantal lijnen gewerkt zal worden. Allereerst zullen de mbo-instellingen via de MBO Raad in de gelegenheid worden gesteld om ook hun reflectie te geven op het rapport. We zien inderdaad dat hier een zaak aan de orde is waarbij ook echt gehandeld zal moeten worden. We gaan ervan uit dat we ook op die manier een reactie zullen krijgen. Daarnaast zullen we via de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wat breder gaan kijken naar die opleidingen waarvan we denken: zijn die op deze manier nog wel op de lange termijn houdbaar? Op het moment dat we met elkaar vinden dat er onvoldoende beweging komt vanuit het onderwijsveld zelf, heeft de verantwoordelijke minister uiteindelijk de mogelijkheid om via financiële instrumenten de instroom te beperken of misschien zelfs opleidingen stil te zetten. De commissie adviseert dat ook, uiterlijk met ingang van cursusjaar 2019-2020. Dus er zijn verschillende mogelijkheden, die we allemaal in de juiste volgordelijkheid bekijken, want we horen dit natuurlijk ook op een ordentelijke manier te doen in de richting van het onderwijsveld.
De heer Özdil (GroenLinks):
De afgelopen tien jaar zijn er ongekende bezuinigingen geweest op onze kunst en cultuur: musea, theaters, opera's, noem het maar op. Met andere woorden, we hebben de werkgelegenheid in de creatieve sector kapot bezuinigd. Dan vindt GroenLinks het eigenlijk wel opmerkelijk en vreemd, en misschien wel een beetje hypocriet, om hier nu te praten over het bestaansrecht van die opleidingen. Is de minister het met GroenLinks eens dat het heel zorgwekkend en hypocriet is om eerst de werkgelegenheid weg te bezuinigen en vervolgens tegen jonge mensen, studenten die hun eigen creatieve interesses in kunst en cultuur willen najagen, te zeggen dat hun studie, hun opleiding geen bestaansrecht meer heeft? Dat is toch krom?
Minister Slob:
Als ik kijk naar de investeringen die dit kabinet in de cultuursector doet, dan geloof ik niet dat er sprake is van bezuinigingen. Sterker nog, er zijn zelfs investeringen in het regeerakkoord opgenomen. In de wetgeving hebben we vastgelegd dat er een "zorgplicht arbeidsmarktperspectief" is. Dan moet je ook de inhoud serieus nemen van dit soort scherpe rapporten, zoals het rapport dat de Commissie macrodoelmatigheid gister heeft uitgebracht. We moeten met het onderwijs kijken hoe we ervoor zorgen dat studenten die hun hart volgen niet op een plek terechtkomen waar ze jaren later tot de conclusie komen: als we dit hadden geweten, dan hadden we misschien wel een andere keuze gemaakt. Ook dat moeten we met elkaar op een zorgvuldige manier doen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-74-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.