10 Raad Buitenlandse Zaken

Aan de orde is het VAO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 19 maart (AO d.d. 15/03).

De voorzitter:

Volgens mij zijn de woordvoerders er en wachten we nog heel even op de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Karabulut namens de SP het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie en die gaat over het schenden van het internationaal recht en het schenden van een VN-resolutie tot een staakt-het-vuren van alle kanten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Turkse leger en jihadistische strijders sinds 20 januari het overwegend Koerdische Afrin in het noorden van Syrië zijn binnengevallen waarbij honderden onschuldige burgers zijn omgekomen en vele duizenden zijn gevlucht;

constaterende dat de Turkse claim van zelfverdediging als rechtvaardiging voor deze interventie nog altijd onvoldoende is onderbouwd;

constaterende dat onder andere Turkije de recente resolutie van de VN-Veiligheidsraad over een staakt-het-vuren voor Syrië schendt;

overwegende dat de Turkse inval in het noorden van Syrië van de strijd tegen Islamitische Staat ondermijnt;

verzoekt de regering internationaal steun te verwerven voor het nemen van maatregelen tegen verantwoordelijken voor het schenden van het door de VN bevolen staakt-het-vuren voor Syrië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1842 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zou tot slot de minister willen zeggen dat Nederland verontrust is, terecht, en allerlei acties heeft ondernomen. Maar wanneer we zien dat de internationale gemeenschap een strijd voert tegen IS-fascisten en dat diezelfde groepen nu met een bondgenoot degenen die op de grond de strijd hebben geleverd aan het bestrijden zijn, waarvoor geen enkele onderbouwing is, en daarbij ook een VN-resolutie schenden, dan moet gewoon ook ingegrepen worden. Dan moet je het niet alleen bij woorden laten. Er moet nu ook een vervolg gegeven worden aan deze schendingen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ik zal het met het oog op de tijd kort houden en één motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Turkse inval in Afrin tot veel slachtoffers heeft geleid en tevens heeft bijgedragen aan verdere instabiliteit in Syrië;

constaterende dat de Turkse regering ondanks herhaaldelijke verzoeken geen overtuigend bewijs heeft geleverd van de rechtmatigheid van diens beroep op artikel 51 van het VN-Handvest;

constaterende dat de Turkse interventie de strijd tegen ISIS heeft bemoeilijkt;

overwegende dat het bemoeilijken van de strijd tegen ISIS door een lid van de anti-ISIS-coalitie onbondgenootschappelijk is;

verzoekt de regering de gevolgen van de aanval door Turkije op Afrin, zoals het bemoeilijken van de strijd tegen ISIS, te veroordelen en de Turken hierop aan te spreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Becker, Voordewind, Van Helvert, Sjoerdsma, Van Ojik, Ploumen, Van Rooijen en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1843 (21501-02).

Dank u wel. Dan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik probeer altijd om in het debat het indienen van moties overbodig te maken door toezeggingen van de minister te krijgen, maar dat is nu niet helemaal gelukt vanwege de tijd. Vandaar dat ik drie moties ga indienen, geheel tegen mijn gewoonte in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat president Trump en minister van Buitenlandse Zaken Pompeo zich meermalen negatief hebben uitgelaten over het nucleair akkoord met Iran;

overwegende dat het opzeggen van het nucleair akkoord zeer negatieve consequenties zal hebben en het niet reëel is dat dit kan worden vervangen voor een beter akkoord;

verzoekt de regering om bij de Raad Buitenlandse Zaken te bespreken hoe de ministers en de Hoge Vertegenwoordiger op hoog niveau en met hernieuwde inzet het Europese standpunt bij de Verenigde Staten onder de aandacht kunnen brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1844 (21501-02).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn tweede motie gaat over Syrië en de resolutie die daarover in de Veiligheidsraad is aangenomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de VN-Veiligheidsraad op 24 februari 2018 unaniem resolutie 2401 heeft aangenomen, waarin wordt oproepen tot een staakt-het-vuren voor heel Syrië van ten minste 30 dagen om humanitaire toegang mogelijk te maken;

overwegende dat het vechten onverminderd doorgaat en humanitaire toegang nog steeds onvoldoende is;

verzoekt de regering om in haar rol van voorzitter een spoedzitting bijeen te roepen in de VN-Veiligheidsraad over de schending van resolutie 2401, en zich in te zetten voor onmiddellijke implementatie van de resolutie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1845 (21501-02).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dan heb ik nog een laatste motie, mevrouw de voorzitter, over Venezuela.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de UNHCR verwacht dat de zware economische en humanitaire crisis in Venezuela kan leiden tot nog grotere aantallen vluchtelingen die de grens oversteken, ook naar de ABC-eilanden;

verzoekt de regering om, mede in het kader van het delen van Nederlandse kennis en expertise, in overleg met de desbetreffende autoriteiten op de eilanden een actieplan op te stellen dat voorbereidt op een dergelijk scenario,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1846 (21501-02).

Het woord is aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe afgrijselijk de situatie in Syrië is en hoe belangrijk het is dat resolutie 2401 wordt nageleefd: staakt-het-vuren en toegang voor humanitaire hulp. We zien dat het gewoon simpelweg niet gebeurt. De gevolgen van de Turkse inval in Afrin zijn simpelweg te groot. Er zijn burgerslachtoffers, maar daarnaast leidt de inval af van de strijd tegen IS. Ik zou dat "onbondgenootschappelijk" willen noemen. We zien gewoon Koerdische strijders uit het oosten wegtrekken van de strijd tegen IS om Afrin te verdedigen. Ik vind dat zeer gevaarlijk, niet alleen voor de veiligheid in de regio, maar ook voor de veiligheid in Nederland. Ik vind het ook veroordelingswaardig. Dat is ook de reden waarom mijn naam onder de motie van collega Becker staat en het is ook de reden waarom mijn naam onder de motie van collega Voordewind staat. Daarin worden deze minister en dit kabinet opgeroepen om in de Veiligheidsraad ook heel duidelijk te maken wat wij vinden van die schendingen van resolutie 2401.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Collega Sjoerdsma verwees al naar de motie. Daarom lees ik haar kortheidshalve maar direct voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in de afgelopen weken alleen al zo'n 700 doden zijn gevallen in Oost-Ghouta als gevolg van de bombardementen;

overwegende dat als gevolg van het Turkse offensief nu ook 2.000 slachtoffers zijn gevallen en vele burgers op de vlucht slaan in de regio Afrin;

verzoekt de regering in de VN Veiligheidsraad alle strijdende partijen in het Syrische conflict, te weten Syrië, Rusland, de milities die tegen het Syrische regime strijden, maar ook Turkije, op te roepen zich te houden aan het staakt-het-vuren (met uitzondering van de strijd tegen ISIS), toegang voor humanitaire hulp te garanderen en zich ook in alle overige opzichten te houden aan resolutie 2401 van de Veiligheidsraad;

verzoekt de regering tevens zich ervoor in te spannen dat de EU tijdens de EU-Turkije-top van 26 maart Turkije stevig zal aanspreken over schending van het staakt-het-vuren zoals neergelegd in resolutie 2401,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Becker, Van Helvert, Sjoerdsma, Van Ojik, Van der Staaij, Ploumen en Van Rooijen.

Zij krijgt nr. 1847 (21501-02).

Dank u wel. Ik kijk naar de minister. Kan hij direct antwoorden?

O sorry, mevrouw Ploumen wil nog spreken. Hoe kan ik u over het hoofd zien? Schande! Het woord is aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in om dezelfde reden die de heer Van Ojik noemde, namelijk omdat wij in het debat door tijdgebrek niet om een toezegging hebben kunnen vragen terwijl de minister die misschien wel had willen geven. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vrije woord in steeds meer landen onder druk staat;

constaterende dat recent binnen en buiten de Europese Unie journalisten bedreigd en vermoord zijn;

verzoekt de regering deze misstanden te agenderen bij de komende RBZ en zo vaak als nodig is om tot een veroordeling te komen en zo pal te staan voor onze waarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1848 (21501-02).

De voorzitter:

Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 1842 van mevrouw Karabulut gaat in op de situatie in Afrin en verzoekt de regering "internationaal steun te verwerven voor het nemen van maatregelen tegen de verantwoordelijken voor het schenden van het door de VN bevolen staakt-het-vuren voor Syrië". Ik heb in het debat aangegeven dat ook ik constateer dat de acties in Afrin niet in lijn zijn met VN-resolutie 2401. Ik zal zo ook in reactie op de motie van mevrouw Becker met anderen aangeven welke mogelijkheden ik zie boven op de formuleringen die wij al gebruikt hebben naar Turkije in de NAVO en de Verenigde Naties. Ik heb in het debat ook aangegeven dat de formulering "het nemen van maatregelen tegen" echt op geen enkele steun zou kunnen rekenen van bondgenoten en dat ik het alleen staan van Nederland op zo'n belangrijk onderwerp veel schadelijker vind dan het met anderen kunnen ontplooien van effectieve maatregelen. Dus deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

Korte vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

De vraag is: zou de minister zelf zijn voor het nemen van maatregelen nu de resolutie wordt geschonden?

Minister Blok:

Ik heb toch aangegeven dat ik ben voor effectief Nederlands handelen? En effectief Nederlands handelen is nooit alleen handelen. Dat is handelen met bondgenoten. We hebben uitgebreid die steun gezocht. Daar heb ik ook uitgebreid over gerapporteerd. Ik ben niet voor handelen dat niet effectief is en daardoor per saldo schadelijk is. Dus mijn antwoord is: nee.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat zegt deze motie ook helemaal niet. Ik constateer dat het handelen tot op heden ook niet effectief is. Er is net een waterreservoir gebombardeerd. Er stromen steeds meer mensen de ziekenhuizen binnen. Dus dat is ook niet effectief. Het enige wat deze motie vraagt is: ga in gesprek met andere mensen om te kijken welke maatregelen getroffen zouden kunnen worden om te voorkomen dat straks helemaal niks hoeft, omdat dan de hele regio al gezuiverd is.

Minister Blok:

Deze motie is onvoldoende zorgvuldig geformuleerd, want ze vraagt wel degelijk om in gesprek te gaan over het nemen van maatregelen. Van dat punt heb ik gezegd dat ik daar geen steun voor verwacht. Ik kom zo meteen op een motie waarvan ik de formulering zorgvuldiger vind en die ook leidt in de richting waar mevrouw Karabulut heen wil. Deze motie kan ik gewoon niet steunen en moet ik ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder. Nee, ook u niet, mevrouw Ploumen. Gaat u verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1843 van mevrouw Becker en een groot aantal anderen, ook over de situatie in Afrin. Die verzoekt de regering "de gevolgen van de aanval door Turkije op Afrin, zoals het bemoeilijken van de strijd tegen ISIS, te veroordelen en de Turken hierop aan te spreken". Dat sluit aan bij de woorden die ik ook gebruikt heb in het AO. Nederlandse mannen en vrouwen doen gevaarlijk werk met bondgenoten om IS uiteindelijk helemaal op de knieën te krijgen. We constateren dat Koerdische troepen verplaatst zijn van de strijd tegen IS naar Afrin, dus dat schaadt ook direct de Nederlandse inzet. De heer Sjoerdsma ging daar ook uitgebreid op in. Deze motie kan ik dus oordeel Kamer laten.

Dan kom ik bij de moties van de heer Van Ojik.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: over de vorige motie, mevrouw Karabulut?

Mevrouw Karabulut (SP):

Over deze motie, voorzitter. Omdat die de gevolgen wel weer wil veroordelen, is de minister dan ook bereid de Turken aan te spreken en te veroordelen dat op dit moment IS-achtige milities worden ingezet in de strijd tegen de Koerden in Afrin?

Minister Blok:

Ik begrijp dat mevrouw Karabulut nu probeert aan andermans moties onderwerpen toe te voegen. Ik heb heel precies aangegeven waarom ik welke onderdelen wel of niet kon veroordelen. Dat vind ik terug in deze motie en die ga ik niet uitbreiden met een verlanglijst.

De voorzitter:

Kunt u ingaan op de vraag van mevrouw Karabulut?

Minister Blok:

Ja, haar vraag is: wilt u daar nog een verlanglijstje aan toevoegen? Mijn antwoord daarop is: nee, ik vind dit een zorgvuldig geformuleerde motie.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is beslist geen verlanglijstje. Ik moet concluderen dat deze minister het dus prima vindt dat Turkije nu met IS-achtige milities diegenen aan het bestrijden is, die de strijd voerden tegen IS, en daarmee dus feitelijk IS weer aan het versterken is. Dat wil de minister niet veroordelen.

Minister Blok:

Mevrouw Karabulut kijkt mij met grote ogen aan, terwijl ze zegt: dat deze minister het dus prima vindt dat. Mevrouw Karabulut weet dat dat onzin is.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen, maar alleen als het van belang is voor uw stemgedrag. U mag niet de discussie opnieuw doen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter, u kunt er ook niks aan doen, maar we hebben de discussie in het algemeen overleg niet echt kunnen voeren. Dat maakt het nu een beetje onbevredigend — ik denk overigens ook voor de minister, maar die kan voor zichzelf spreken. Ik denk dat dat de reden is dat een aantal van de leden misschien nog even wil doorvragen op een motie.

Ik heb een korte vraag. De minister heeft aangegeven het niet zinvol te vinden om unilateraal maatregelen te nemen of tot veroordeling over te gaan, omdat dat, als daar geen steun voor is, ook niet effectief is. Volgens mij vat ik zijn woorden zo goed samen. Tegelijkertijd lijkt hij zich, door de wijze waarop hij nu deze moties van advies voorziet, wel heel erg neer te leggen bij het feit dat Nederland alleen staat. Mijn vraag is: is de minister dan toch ten minste bereid om voortdurend op zoek te gaan naar steun voor een veroordeling? Want ik hoor eigenlijk van de hele Kamer dat we dat wel belangrijk zouden vinden.

Minister Blok:

Ik ben voortdurend op zoek naar steun voor de Nederlandse positie. Dat heb ik ook in het algemeen overleg aangegeven. Ik zal het Nederlandse standpunt uit blijven dragen naar de Turkse autoriteiten en naar onze bondgenoten, maar niet als een donquichot, want als het gaat om onderwerpen waarop een heel duidelijk signaal is gekomen, namelijk dat de bondgenoten die route niet haalbaar vinden, dan blijf ik dat niet eindeloos doen. Daarom kan ik de motie zoals die nu voorligt, met daarin een gerichte veroordeling van de effecten op de coalitie tegen ISIS, omarmen — natuurlijk gaan we dan ook kijken of daar meer landen aan mee willen doen — maar ik kan niet in zijn algemeenheid donquichotterig steun blijven zoeken voor onderwerpen die al eerder ter sprake zijn gebracht.

De voorzitter:

Tot slot en kort.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De Operatie Olijftak duurt nog helemaal niet zo lang, maar heeft wel verschrikkelijke schade en menselijk leed aangericht. Ik zou de minister willen meegeven dat diplomatie ook een zaak van geduld is. Om na zes weken te zeggen dat aandringen op steun donquichotterig is, is echt te snel. Daar moet de minister zich echt rekenschap van gaan geven. Zo gaat-ie niks bereiken. Een beetje doorzetten is echt de kern van de diplomatie en ik gun de minister dat inzicht.

Minister Blok:

Dit was een beetje een debat van mevrouw Ploumen met haar eigen woorden, want ze suggereerde dat ik alle activiteiten donquichotterig vond, terwijl ze heel goed heeft gehoord dat ik zei: in blijven zetten op onderdelen waarover je heel duidelijk hebt gehoord dat die niet gaan vliegen, is donquichotterig, maar we blijven wel inzetten op de onderdelen waar we wel kansen zien. Dat lijkt mij nou verstandige diplomatie.

De voorzitter:

Ga verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de drie moties van de heer Van Ojik. Ik moet 'm allereerst toch een beetje teleurstellen: het is niet altijd zo dat iets wat vanwege tijdnood niet gezegd heeft kunnen worden, dan toch door de minister wordt omarmd. Het is wel mijn insteek om daar waar het vanwege de goede argumentatie kan, natuurlijk te proberen om richting de heer Van Ojik of wie dan ook de moties en de wensen wel te ondersteunen.

Dat kan ik ook doen bij de eerste motie van de heer Van Ojik, want die verzoekt de regering om in de Raad Buitenlandse Zaken te bespreken hoe de ministers en de Hoge Vertegenwoordiger op hoog niveau en met hernieuwde inzet het Europese standpunt bij de Verenigde Staten onder de aandacht kunnen brengen. Dat gaat over het nucleair akkoord met Iran. In het overleg heb ik aangegeven dat ik het van groot belang vind dat dat akkoord voortgezet wordt en dat de Verenigde Staten opnieuw een waiver geeft. Deze motie laat ik dus aan het oordeel van de Kamer.

De volgende motie, op stuk nr. 1845, gaat over de situatie in Syrië en resolutie 2401, die oproept tot een staakt-het-vuren. Daarin wordt de regering verzocht om in haar rol van voorzitter een spoedzitting bijeen te roepen in de VN-Veiligheidsraad over de schending van de resolutie en zich in te zetten voor onmiddellijke implementatie van de resolutie. Ook ik heb mijn zorg en afschuw uitgesproken over het feit dat resolutie 2401 niet gehandhaafd wordt, maar het bijeenroepen van een spoedzitting van de Veiligheidsraad is weer een overschatting van de effectiviteit van zulk optreden in de Veiligheidsraad. Een spoedzitting is een zeer zwaar instrument. De heer Van Ojik en de andere leden van de Kamer hebben mijn garantie dat het onderwerp Syrië en de schending van deze resolutie onze voortdurende aandacht hebben. Ik heb de Kamer ook aangegeven dat we achter de schermen kijken of een andere resolutie zou helpen. Maar het bijeenroepen van een spoedzitting acht ik op dit moment niet kansrijk. Om die reden moet ik deze motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 1846, de derde motie van de heer Van Ojik. Die gaat in op de situatie in Venezuela en de gevolgen die dat kan hebben voor Caribisch Nederland en andere landen binnen het Koninkrijk. De motie verzoekt de regering om "mede in het kader van het delen van Nederlandse kennis en expertise, in overleg met de desbetreffende autoriteiten op de eilanden een actieplan op te stellen dat voorbereidt op een dergelijk scenario". Nu heb ik de Kamer aangegeven dat we in goed overleg zijn met de regeringen ter plekke en ook ondersteuning aanbieden. Als ik de motie zo mag lezen dat we dat blijven doen, dan kan ik de motie aan het oordeel van de Kamer laten. Als ik de motie zo moet lezen dat we boven op die ondersteuning nu al een heel groot apparaat moeten opbouwen, dan moet ik haar ontraden, want dan past ze niet in de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling in het Koninkrijk.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Misschien even kort op dat laatste punt: het gaat mij absoluut niet om het opbouwen van een groot apparaat. Het gaat mij om het voorbereid zijn op een eventualiteit die zich hopelijk niet voordoet, maar zich misschien wel voor kan doen. Dan moeten we er zijn om de ABC-eilanden bij te staan op een manier zoals in de motie verwoord. Ik hoop dat dit voor de minister een geruststelling is. Hij kijkt nog een beetje zorgelijk.

De voorzitter:

Ja, zo kijkt de minister vaak.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Oh, zo kijkt hij altijd? Dat wist ik niet.

Minister Blok:

Nee, dat hangt echt af van de motie, want bij de vorige motie keek ik niet bezorgd. De verantwoordelijkheidsverdeling vind ik hier namelijk echt van belang. Het gaat om onafhankelijke landen binnen het Koninkrijk. Dat geldt in ieder geval voor Aruba en Curaçao, die primair zelf verantwoordelijk zijn voor het vreemdelingenverkeer. Natuurlijk zijn wij bereid om hen daarbij te adviseren, maar in feite doen we dat al. Dan zou ik ook kunnen zeggen dat de motie eigenlijk overbodig is. Het zou echt onjuist zijn om die hele verantwoordelijkheid naar ons toe te trekken. Eerlijk gezegd heeft de toelichting van de heer Van Ojik mij wat ongeruster gemaakt, dus ik neig toch naar ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

In de motie staat: "in overleg met de desbetreffende autoriteiten op de eilanden een actieplan op te stellen". Het is niet de bedoeling om de verantwoordelijk over te nemen.

Minister Blok:

We doen daar wat binnen onze verantwoordelijkheid past, maar per saldo is het oordeel "ontraden".

De voorzitter:

Over de vorige motie, mijnheer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil de minister toch nog even wat vragen over het zware middel van het bijeenroepen van een spoedzitting van de Veiligheidsraad. Ja, dat is een zwaar middel. Dat is ook geëigend, zou ik zeggen in deze situatie. Ik snap wel dat je dat als voorzitter wel kunt roepen, maar dat je toch een beetje alleen staat als alle anderen zeggen dat zij geen behoefte hebben aan een spoedzitting. Dus als de minister nou zou zeggen: ik ga me inzetten om zo'n spoedzitting — dat is inderdaad een zwaar middel, maar dat is hard nodig gezien de situatie van dit moment — voor elkaar te krijgen?

Minister Blok:

Ik constateer dat we in het uitgebreide debat dat we gehad hebben vaak in de situatie zijn geweest dat de Kamer wensen heeft. Als die mogelijk en reëel realiseerbaar zijn, ga ik daarin mee met de Kamer. Maar ik vind ook dat het mijn taak is om het aan te geven wanneer iets in internationaal verband gewoon niet reëel is. Dat leidt er al heel snel toe dat het ook schadelijk is voor het effect dat je wilt bereiken, want je bent dan aan het overvragen. De andere partners in internationaal verband zullen je dan steeds minder serieus gaan nemen.

De voorzitter:

Duidelijk.

Minister Blok:

Dus als er sprake is van overvragen — ik vind dat dat hier zo is — dan moet ik dat ook zeggen. Ik ontraad de motie dus niet omdat ik niet net als de heer Van Ojik heel graag zou zien dat die resolutie wordt geïmplementeerd.

De voorzitter:

Goed. Volgens mij ...

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Je moet het toch eerst vragen om te weten of je overvraagt?

De voorzitter:

Ja, maar er is een verschil.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Als je het niet vraagt, dan weet je toch niet welk antwoord je krijgt? Ik zou de minister dat dus nogmaals willen vragen. We hebben zeer kundige diplomaten in New York, die zeer wel in staat zijn om te sonderen of er door lidstaten van de Veiligheidsraad op dit moment misschien ook urgentie wordt gevoeld om in een spoedzitting bijeen te komen. Is dat niet zo, dan ga ik mee met de minister. Dan doe je het niet.

De voorzitter:

Het is dezelfde vraag als u eerder heeft gesteld. De minister.

Minister Blok:

We hebben inderdaad zeer kundige diplomaten. Ik laat mij dus ook voortdurend voeden over wat we kunnen bereiken en wat een reële route daartoe is. Op grond daarvan is mijn politieke oordeel dat we het doel, het uitvoeren van de resolutie, zeer delen, maar dat het bij elkaar roepen van een spoedzitting op dit moment geen reële optie is. Daarom ontraad ik de motie.

De heer De Roon (PVV):

Nog even over de motie die gaat over het geval dat er een tsunami van economische gelukzoekers uit Venezuela naar de ABC-eilanden komt. Wij hebben van bewindslieden in de afgelopen jaren altijd te horen gekregen dat er van alles werd voorbereid voor het geval dat soort dingen zich zou gaan voordoen. Maar de woorden die ik de minister hier nu over hoor uitspreken roepen bij mij het beeld op dat dat niet is gebeurd en dat er gewoon helemaal geen actieplan is. Klopt dat, vraag ik aan de minister. Is er helemaal niks voorbereid?

Minister Blok:

De heer De Roon weet dat ik dat uitgebreid heb toegelicht tijdens het AO en hier.

De voorzitter:

Dan gaan we het niet herhalen.

Minister Blok:

Het is de eigen verantwoordelijkheid van de landen, waar we redelijkerwijs ondersteuning bij bieden.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. Dan de volgende motie. Volgens mij is dat de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 1847.

Minister Blok:

Ook deze motie gaat in op de situatie in Syrië, specifiek op die in Oost-Ghouta en Afrin. Het dictum van die motie luidt: "verzoekt de regering in de VN-Veiligheidsraad alle strijdende partijen in het Syrische conflict, te weten Syrië, Rusland, de milities die tegen het Syrische regime strijden, maar ook Turkije, op te roepen zich te houden aan het staakt het vuren (met uitzondering van de strijd tegen ISIS), toegang voor humanitaire hulp te garanderen en zich ook in alle overige opzichten te houden aan Resolutie 2401 van de Veiligheidsraad. Verzoekt de regering tevens zich ervoor in te spannen dat de EU tijdens de top van 26 maart Turkije stevig zal aanspreken over de schending van het staakt-het-vuren (...)".

Ook hier gaat het weer om de precieze formulering. Ik ben ook te blij te zien dat de heer Van Ojik hieronder staat, omdat hiervan mijn inschatting is dat dit wel effectief en reëel is. Dus ik hoop ook de heer Van Ojik tegemoet te komen, en overigens ook de andere ondertekenaars, door het oordeel hierover aan de Kamer te laten omdat ik hier graag mee aan de slag ga.

De voorzitter:

De laatste motie.

Minister Blok:

Dan de motie van mevrouw Ploumen op stuk nr. 1848, in keurig handschrift.

De voorzitter:

Ouderwets, ja.

Minister Blok:

Zeg ik "keurig", zegt de voorzitter "ouderwets". Nou! In de motie wordt de regering verzocht deze misstanden rondom de positie van journalisten te agenderen bij de komende RBZ, zo vaak als nodig binnen de EU tot veroordeling daarvan te komen en zo pal te staan voor onze waarden. Ik heb in het AO aangegeven dat ik de zorgen van mevrouw Ploumen over de positie van journalisten deel, dus ik ga mij hiervoor inzetten. Het staat niet zo op de agenda voor aanstaande maandag dat ik kan beloven dat ik dit maandag kan doen, maar er komen ongetwijfeld momenten aan. Het helpt natuurlijk ook hier wanneer we daar wat diplomatiek voorwerk voor kunnen doen. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik tijdens de komende Raad Buitenlandse Zaken naar de geschikte momenten ga zoeken, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Zo mag de minister de motie lezen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we over tien minuten stemmen.

De vergadering wordt van 18.42 uur tot 18.53 uur geschorst.

Naar boven