Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 36, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 36, item 5 |
Vragen van het lid Groothuizen aan de minister voor Rechtsbescherming over het bericht "Gerechtshof kampt met grote achterstand".
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar de heer Groothuizen namens D66. Hij heeft vragen over het bericht dat het gerechtshof kampt met een grote achterstand. De vraag is gericht aan de minister voor Rechtsbescherming.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Onafhankelijke rechtspraak neemt een cruciale plaats in in onze rechtsstaat. Daarbij zijn heel veel elementen in een proces van belang, waaronder zorgvuldigheid en onpartijdigheid. Een ander belangrijk element is het recht op een behandeling en een beslissing binnen een redelijke termijn. En daar gaat mijn vraag vandaag over. Bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Justitie en Veiligheid, een aantal weken geleden, heb ik het al aangekaart: duren de procedures in Nederland niet te lang?
Voorzitter. Gisteren stelde de president van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat zijn hof kampt met grote achterstanden. In totaal liggen er 5.000 strafzaken bij het gerechtshof te wachten op behandeling in hoger beroep. Normaal worden zaken binnen negen maanden behandeld, maar nu duur het langer dan een jaar. En lang wachten is vervelend voor alle betrokkenen, niet alleen voor het slachtoffer en eventuele nabestaanden maar ook voor de verdachte. Mijn eerste vraag aan de minister is hoe de minister de grote achterstand bij het gerechtshof beoordeelt. Is de minister het met D66 eens dat deze achterstand uiterst onwenselijk is voor het adequaat functioneren van onze rechtsstaat?
Voorzitter. Verder vraag ik mij af hoe zo'n achterstand kan ontstaan. De president van het gerechtshof spreekt over 14 vacatures bij zijn hof. Is de minister het met mij eens dat dat erg veel is? Mij bereiken ook geluiden uit de praktijk dat gerechtshoven, omdat zij een tekort hebben aan rechters, actief gaan werven bij de rechtbanken. Ik begrijp dat ze dat doen, maar zo wordt het probleem van die tekorten aan rechters potentieel wel verschoven van de hoven naar de rechtbanken. Hoe gaat de minister voorkomen dat dat gaat gebeuren? En hoe gaat hij zich er in het algemeen voor inzetten dat het tekort aan rechters wordt opgelost? Graag een reactie.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Dekker:
Voorzitter. Ik ben het met de heer Groothuizen eens dat het onwenselijk is als de behandeling van strafzaken vertraging oploopt. Dat is niet alleen slecht voor het rechtsgevoel van mensen, maar ook slecht voor de effectiviteit van de rechtspraak. Het klopt inderdaad dat er bij het hof Arnhem-Leeuwarden sprake is van achterstanden. De vraag van de heer Groothuizen is hoe die zijn ontstaan. Dat heeft onder andere te maken met een tekort aan raadsheren, maar er spelen ook een aantal andere zaken mee. Complexere rechtszaken kosten meer tijd, het inplannen van rechtszaken is met name hier ingewikkeld in verband met verschillende zittingslocaties en zo zijn er nog een paar redenen. De vraag is wat eraan gedaan wordt om de achterstand in te lopen. Vorig jaar zijn in ieder geval 21 nieuwe raadsheren aangesteld. Er is ook een afspraak gemaakt dat er in 2018 aan de zittingsplaats Utrecht bijstand wordt verleend vanuit het Amsterdamse hof, om de achterstand aan zaken in te lopen.
Wat het actief van elkaar werven betreft, begrijp ik het punt van de heer Groothuizen dat dit misschien het ene probleem oplost, maar dat het ergens anders juist weer gaten trekt. Dat is in ieder geval voor mij nieuw. Ik zal dat in het periodieke gesprek dat ik heb met de Raad voor de rechtspraak aan de orde stellen. Het is natuurlijk aan hen om daar goede afspraken over te maken, maar het lijkt mij goed als wij elkaar een beetje helpen om deze tekorten in te lopen.
De heer Groothuizen (D66):
Dank aan de minister voor de beantwoording. Goed dat hij het punt van de concurrentie, want dat is het eigenlijk, aan de orde wil stellen. Ik hoor toch echt veelvuldig geluiden dat er vooral getrokken wordt aan de meer ervaren rechters bij de rechtbanken door de hoven. Ik denk inderdaad dat dat een onwenselijke situatie is.
Ik wil graag nog twee andere zaken aan de minister voorleggen. Ruim 10% van alle strafzaken wordt nu, zo begrijp ik, vlak voor de zitting ingetrokken door een van de procespartijen. Dat mag conform de huidige wetgeving tot één dag voor de zitting. Gerechtshoven geven aan dat die termijn eigenlijk niet praktisch is. Als een veroordeelde of een officier van justitie een dag voor de behandeling zijn zaak intrekt, dan hebben een hoop mensen hun werk voor niks gedaan en kan er ook geen andere zaak meer worden gepland. De gerechtshoven pleiten er dan ook voor, zo begrip ik, dat die termijn wordt aangepast. Mijn vraag aan de minister is wat hij vindt van dat voorstel en of hij bereid is om daaraan uitvoering te geven.
Het tweede punt: ik kan het toch niet laten om ook het rapport dat we gisteren kregen over de herziening van de gerechtelijke kaart vandaag te behandelen. In 2013 is het aantal gerechten en parketten teruggebracht, en een aantal rechtbanken en het gerechtshof Arnhem en Leeuwarden zijn toen gaan fuseren. We hebben daarvan de evaluatie gezien en het oordeel is niet mis. Uit die evaluatie blijkt namelijk dat het gemiddelde rapportcijfer dat werknemers van gerechten en het Openbaar Ministerie aan die herziening geven, een magere 5,3 is. En de doelen van de wet, zoals het bevorderen van specialistische kennis bij gerechten of het verbeteren van de bestuurlijke slagkracht, worden door veel mensen in de praktijk niet gezien. Kan de minister ook op dat rapport reageren en is hij het met mij eens dat hier werk aan de winkel is?
Minister Dekker:
Het eerste is een suggestie die gedaan is door de president van het hof, maar die ook in de herziening van de Wetboek van Strafvordering al aan de orde is geweest. Er heeft informele consultatie plaatsgevonden en op dit moment ligt de tekst formeel ter consultatie voor. Toen is er vanuit de rechtspraak breed gezegd dat dat intrekkingsverbod voor twee weken uiteindelijk misschien toch minder effect gaat hebben dan je zou denken. Als zaken dan namelijk toch zouden voorkomen en iemand komt tot de conclusie dat die alsnog zijn zaak wil intrekken, zou de rechter zo'n zaak uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaren. Er zijn toen vraagtekens geplaatst bij de effectiviteit van die maatregel. Uiteindelijk is in het wetsvoorstel dat nu ter consultatie voorligt wel een andere maatregel voorgesteld, namelijk om het proces meer te faseren. Daarbij is er eerst de kennisgeving van het vonnis. Vervolgens ontstaat de mogelijkheid voor bezwaren, waardoor een verdachte wat meer tijd heeft om te kijken of hij daar bezwaar tegen wil maken. Als er andere suggesties komen in deze consultatiefase, wellicht ook vanuit de rechtspraak zelf, dan nemen wij die uiteraard mee.
Het tweede is de evaluatie die gisteren is gelanceerd door de commissie die de wetsevaluatie heeft gedaan. Ik kom daar in het voorjaar op terug. Ik wil wel meegeven aan de heer Groothuizen dat een van de kernconclusies in dat rapport was dat deze wet ook de tijd moet hebben om uiteindelijk het beoogde effect in de praktijk te kunnen sorteren. Dat heeft wellicht nog niet overal gebracht wat we hadden gehoopt, maar we moeten misschien ook kiezen voor rust en tijd voor de uitvoering.
De heer Groothuizen (D66):
Wederom dank aan de minister voor de beantwoording. Ik moet zeggen dat ik het antwoord over de intrekkingstermijn niet helemaal kon volgen. Ik begreep namelijk de president van het hof wel. Als je een zaak hebt voorbereid en een dag of een paar dagen van tevoren hoort dat de zitting niet doorgaat, kan ik mij voorstellen dat je heel moeilijk nog een andere zaak kunt plannen. Hij spreekt over 10% ruimte. Als de minister toch gaat spreken met de rechtspraak, kan hij dan dit punt nog eens meenemen om te kijken of er niet meer in zit dan je op het eerste gezicht zou zeggen? Ik ben wel benieuwd wat de rechtspraak daar in bredere zin van vindt.
Voorzitter. Nogmaals dank aan de minister voor de beantwoording. Wat mij betreft is en blijft het een zorgelijke situatie voor slachtoffers, voor verdachten en voor nabestaanden, als zaken niet op tijd kunnen worden afgehandeld. Volgens mij is tijdige afdoening van een zaak belangrijk voor het adequaat functioneren van onze rechtsstaat. Ik zal de minister dan ook blijven volgen op dit dossier.
De heer Van Dam (CDA):
Ik wil even terug naar het originele punt van collega Groothuizen, de capaciteitsproblematiek bij de gerechtshoven. Ook bij de rechtbanken speelt dit probleem. Ik hoorde de minister zeggen dat hij in gesprek gaat met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Zou de minister ook bereid zijn om in dat gesprek de problematiek bij de rechtbank in Breda aan de orde te stellen, die vanwege een groot aantal ondermijningszaken een behoorlijke achterstand heeft? Ondermijning is een zeer belangrijk onderwerp. Als dat zich ophoopt bij de rechtbank, zou hij dan bereid zijn ook dat onderwerp daar bespreekbaar te maken?
Minister Dekker:
Zeker, dat doe ik graag. Het hangt een beetje van hof tot hof af. In het specifieke geval waar de heer Groothuizen aandacht voor vroeg, gaat het om strafzaken. U doelt op ondermijningszaken, maar er zijn ook hoven waar bijvoorbeeld achterstanden in civiele zaken zijn. Ik vind het ook voor het gevoel van rechtvaardigheid belangrijk dat doorlooptijden zo kort mogelijk zijn, dus ik neem dat zeker mee in de gesprekken die ik voer met de rechtspraak. Sterker nog, wij zijn nu ook bezig, specifiek voor het strafrecht, om te kijken wat wij door de hele keten kunnen doen om doorlooptijden te verkorten. In het voorjaar komen collega Grapperhaus en ik daarop terug in een brief. Het is ook een specifieke ambitie geweest in het regeerakkoord.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Er liggen verschillende problemen aan ten grondslag. Een probleem is inderdaad de wijze van organiseren door de rechtbank zelf. Een ander probleem is het grote aantal vacatures, zoals al eerder door een aantal collega's werd genoemd. Ik begreep dat er in de komende twee jaar een tekort aan 227 rechters zou zijn. Is de minister bereid om een brief te schrijven over de problemen? Vorig jaar had uw voorganger het nog over een tekort van slechts negentien rechters. Volgens mij is het van belang om het probleem goed op tafel te hebben en daarna aanzetten te geven tot een oplossing. Kan de minister daarbij bijvoorbeeld meenemen of de leeftijdsgrens van rechters soms kan worden verhoogd? Als er een brief komt over al deze onderwerpen, dan kunnen we die integraal bespreken.
Minister Dekker:
Ik twijfel een beetje over een aparte brief. Dat heeft ook te maken met de specifieke positie van de rechtspraak. Bij dit soort zaken gaat het ook om personeelsbeleid. Dat vraagt natuurlijk enorme terughoudendheid van onze kant om ons daar direct in te mengen. Als wij in het voorjaar komen met mogelijke maatregelen om doorlooptijden te verbeteren, is dat wellicht ook het moment om te kijken wat er specifiek speelt bij de rechtspraak en in hoeverre dat te maken heeft met tekorten of andersoortige vraagstukken. Dan kom ik daarop terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en dan gaan we stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-36-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.