20 Begroting Koning en Algemene Zaken 2018

Aan de orde is de behandeling van:

  • - Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2018 ( 34775-I );

  • - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2018 ( 34775-III ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de begroting van de Koning (I) en de begroting van Algemene Zaken (III A tot en met C). Ik heet de minister-president in vak-K van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef de heer Martin Bosma namens de PVV-fractie als eerste spreker het woord.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. De monarchie heeft opnieuw haar kracht bewezen. Zij heeft opnieuw duidelijk gemaakt een vitaal instituut te zijn. De monarchie is in staat om zichzelf te vernieuwen nu de kroon terecht is gekomen op het hoofd van de erfopvolger. Dit is eigenlijk alles wat ik te zeggen heb over de SP. De rest van mijn tekst is gewijd aan een andere monarchie in Nederland, het huis van Oranje. Niet het huis van Rood, maar het huis van Oranje. Sorry, Ronald.

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid is en blijft een warm voorstander van de monarchie in Nederland. Niet alleen de SP, maar ook Nederland heeft veel te danken aan erfopvolging. Het huis van Oranje verbindt ons met het geboorte-uur van onze natie, toen ons volk opstond tegen de Europese superstaat van dat moment, het Habsburgse Rijk. Willem van Oranje streed voor de onafhankelijkheid van Nederland. Hij zette zich in voor de eenheid van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Zijn ideaal was de Pacificatie van Gent, waarin de eenheid van Vlaanderen en Nederland is vastgelegd, een gezamenlijke toekomst en een gedeeld vaderland. Ook de Acte van Verlatinghe is een document van groot historisch belang, aangenomen door onze eigen Staten-Generaal en geschreven door een Vlaming, Jan van Asseliers. De Staten-Generaal waren toen al op de vlucht, niet meer in Brugge, waar we geboren zijn, en ook niet in Brussel, waar we tot volle wasdom kwamen aan de zijde van Willem van Oranje, maar alhier in Den Haag.

Onze monarchie wijst ons op die geschiedenis en op onze onafhankelijkheid, onze soevereiniteit en onze strijd tegen de Europese superstaat, oftewel de Tachtigjarige Oorlog. Daarom zwoer koning Willem-Alexander een heilige eed. Ik citeer: "Ik zweer dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al mijn vermogen zal verdedigen". We mogen de koning niet in een onmogelijke staat brengen door macht over te dragen aan Brussel. Immers, dan dwingen we de koning zijn eed te schenden en zo wreed mogen we niet zijn. Een echte monarchist is daarom tegen de EU. Meneer Schulz heeft weer eens duidelijk gemaakt wat het grote plan is: de Verenigde Staten van Europa. Dat moeten we niet met elkaar willen.

Voorzitter. De koning doet het geweldig en is, als ik het mag zeggen, een verdomd aardige kerel. Soms mag ik dit mooie parlement vertegenwoordigen bij een kranslegging of iets anders officieels en dan heb ik het voorrecht om de koning af en toe tegen te komen. Je kunt enorm met hem lachen. Ik zou hier graag een aantal grappen van hem willen herhalen, maar het geheim van Huis ten Bosch verbiedt mij dat ongetwijfeld. De koning wordt gekenmerkt door een groot gevoel voor humor en daar mogen we blij mee zijn met z'n allen.

Ik hoop dat er in het nieuwe Kamergebouw — we gaan eerst verhuizen en daarna komen we weer terug — meer aandacht zal komen voor onze geschiedenis, voor onze erfenis en voor waar we vandaan komen. Alle bezoekers zouden moeten kunnen kennisnemen van onze geboortepapieren, de Acte van Verlatinghe, de Pacificatie van Gent en de Unie van Utrecht. Het zou prachtig zijn als dat soort documenten en nog heel veel meer documenten, bijvoorbeeld de stichtingsakte van de VOC uit 1602, straks allemaal te zien zijn als we over een kleine acht jaar terugkomen in ons nederige stulpje.

Voorzitter. Vandaag kwam het nieuws dat Nederland versneld doorgroeit naar 18,4 miljoen inwoners. Dat is volledig te wijten aan de massa-immigratie en de opengrenzenidiotie. Terwijl president Trump gisteren nog zeer terecht zei "a nation without borders is no nation", een land zonder grenzen is geen land, zetten onze Brusselse bovenbazen vol in op de omvolkingsagenda. We zullen hoe dan ook een minderheid in ons eigen land worden. Dat noemen ze ook wel "diversiteit". Het grappige is dat het staatshoofd fel stelling heeft genomen tegen overbevolking, bijvoorbeeld koningin Juliana in 1948. Nederland kende toen 10 miljoen inwoners. In de troonrede zei de Majesteit toen: "De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven krachtige bevordering der emigratie eisen". 1949: 10 miljoen inwoners. Oftewel, Juliana zei: willen jullie meer of minder Nederlanders? Zij maakte toen duidelijk wat zij wilde, namelijk minder, minder. Vanwege die overbevolking werden honderdduizenden Nederlanders aangemoedigd het land te verlaten, met een oprotpremie. In 1952, in Canada, sprak Juliana over de noodzaak van emigratie als "middel om het hoofd te bieden aan de overbevolking". In 1979 sprak koningin Juliana in de troonrede de historische woorden: "Ons land is vol, ten dele overvol. In de Nederlandse samenleving neemt het aantal mensen van vreemde taal en cultuur snel toe. Vooral in de grote steden schept dat problemen". Kortom, ons staatshoofd kende toen de logica: open grenzen betekent meer mensen en meer problemen. Het staatshoofd wist toen dus goed wat er aan de hand was in Nederland, en dat weet het huidige staatshoofd, koning Willem Alexander, ook heel goed. Hij heeft zich meerdere malen uitgesproken over de problemen in de oude wijken waar mensen te maken hebben met de massa-immigratie. En in de kersttoespraak sprak hij de zeer mooie woorden: "We horen woorden van haat die van generatie op generatie worden doorgegeven, waardoor verzoenende geluiden van goedwillenden geen kans lijken te hebben". Ik kan me vergissen, maar volgens mij gaat het over de islam.

Helaas laat koning Willem Alexander het ook weleens afweten op dit terrein, bijvoorbeeld als hij naar Italië gaat en daar zijn bewondering uitspreekt voor mensen die voor de veerdiensten, de taxidiensten, werken om mensen uit Afrika naar het vasteland van Europa te brengen. Die worden dan geframed als redders, terwijl ze ettelijke honderden meters voor de kust van Afrika Afrikanen oppikken en hier aan land zetten. In Moltivolti, een centrum voor cultureel ondernemerschap en ontmoeting, spreken koning Willen Alexander en koningin Máxima met bestuurders, hulpverleners en vrijwilligers die in hun werk te maken hebben met de opvang van migranten, en met migranten zelf. Vroeger stuurden we de marine erop af om de invasie te keren, nu bewondert de koning de hulptroepen van die invasie. In een toespraak roemde de koning de zogenaamde redders; grazie mille, zei hij.

Koning Willem Alexander is trots op de manier waarop Nederland vluchtelingen heeft opgevangen in 2015. Dat zegt hij in een gesprek met een Italiaanse krant. Volgens de koning is Nederland een schoolvoorbeeld van een multiculturele samenleving, en hij benadrukt nog eens dat Nederland al eeuwenlang onderdak biedt aan mensen uit alle windstreken. Tja, dat heeft de heersende klasse nu al 40 jaar gedaan: de massa-immigratie en de islamisering goedpraten met een beroep op de eeuwenoude tolerantie. Het staat in schril contrast met wat koningin Juliana zei: "ons land is vol, ten dele overvol". Waarom stond het staatshoofd in 1950 met 10 miljoen inwoners te juichen bij de Nederlanders die weggingen? En waarom staat het staatshoofd nu te juichen bij een toestroom, terwijl we op 18 miljoen mensen zitten?

De regering moet opkomen voor de waardigheid van het ambt van ons staatshoofd en hem geen speelbal laten zijn van de politiek correcte waan van de dag, zeg ik dan. Traditioneel, en dan ga ik terug naar de achttiende eeuw, staan de Oranjes altijd aan de kant van het volk en tegenover de elites. Het zou mooi zijn als die tijd terugkwam. De Soros-/Merkelagenda van omvolking en islamisering wordt met volle kracht de samenleving ingepompt, en de koning weet best hoe de vork in de steel zit. Het zou mooi zijn als de koning de kant van het volk kiest. Dat is ten slotte het bestaansrecht en de legitimatie van de monarchie.

In oktober 2016 bezocht de koning Amsterdam. Samen met de burgemeester was hij toen in de Bijlmer. Hoe en wat er precies gezegd is, weten we niet, maar de burgemeester vertelde dat Zwarte Piet afgeschaft gaat worden. Het zou mooi geweest zijn als de koning op dat moment Zwarte Piet had verdedigd, maar dat heeft hij helaas niet gedaan. Hij liet een mooie kans liggen om ons tradities te verdedigen, en de strijd tegen Zwarte Piet maakt onderdeel uit van een oorlog tegen onze cultuur en tegen onze tradities. Als Zwarte Piet valt, zullen de politiek correcte hyena's alleen maar meer gemotiveerd raken om alle symbolen van onze cultuur aan te vallen: onze vlag, onze standbeelden, onze straatnamen, ons kerstfeest, ons volkslied, onze viermeiviering, onze Nederlandse taal: alles zullen ze bestempelen als niet-inclusief en niet van de diversiteit. Reken maar dat op een dag dan ook het koningshuis aan de beurt is, en het zou mooi zijn als we dan kunnen zeggen: het koningshuis heeft altijd voor onze tradities gestaan.

Voorzitter. In de afgelopen jaren hebben we veel gesproken over zaken als de verbouwing van Huis Ten Bosch en de Groene Draeck. Dat is soms een beetje uitgelopen op gehakketak. Ik stel heel simpel voor dat het de verantwoordelijkheid van de minister-president is om al deze zaken tot een goed einde te brengen. Ik ben benieuwd of er op dat punt nog vorderingen zijn gemaakt.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Oosten namens de VVD.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter, dank u wel. U kent de VVD als een partij die altijd bewaakt dat er zorgvuldig met belastinggeld wordt omgesprongen. Dat geldt dus ook bij beide begrotingen die nu voorliggen, de begrotingen van Algemene Zaken en de begroting van de Koning. In het geval van de financiering van het Koninklijk Huis hebben we precies om die reden een paar jaar geleden met algemene stemmen de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangenomen. Wat mij betreft, wat mijn fractie betreft hebben we dat gedaan om de discussie te beslechten en om te voorkomen dat we zo ongeveer elk jaar weer — dat is toch een beetje mijn indruk als ik de Handelingen erop nasla — een soort rituele dans rond het inkomen en de financiering uitvoeren. Wij zouden als partij toch eigenlijk wel gewoon weer eens trots willen zijn op die bijzondere familie die ons vertegenwoordigt en die ons ook verbindt. Wij zouden die trots ook willen uitspreken.

Voorzitter. Want dat is immers precies wat deze familie doet: het verbinden van onze samenleving. Ik ben ervan overtuigd dat een bezoek van de koning en de koningin een diepe indruk maakt op degene die het overkomt. Een feest als Koningsdag verbindt. Het zorgt dat de ouderwetse Nederlandse gezelligheid weer een dag de boventoon voert. Het maakt dat wij ons trotse Nederlanders kunnen voelen. We halen onze oranje spullen uit de kast. We halen onze zolder leeg en we verkopen de inhoud daarvan vervolgens op straat. We drinken met onze vrienden en familie gezellig een biertje in de stad. Ondernemers die met de koning op stap gaan, die op handelsmissie gaan, om het maar chic te formuleren, zien dat de koning ook daar weer mensen verbindt. Het opent deuren, en dat is letterlijk genomen waardevol.

En ja, dan ben ik ook reëel: een koning woont in een paleis en de koningin heeft flink wat representatieve taken te vervullen, en daar hoort ook een mooie jurk bij, want ze wordt de hele dag gefotografeerd en gefilmd. Kortom, bij het koningschap horen nou eenmaal andere omstandigheden en andere vergoedingen dan die u en ik krijgen. Laten we daarbij ook niet vergeten dat we van deze familie een levenslang commitment verlangen.

Voorzitter. De VVD zou daarom ook willen dat we ons Koninklijk Huis niet elk jaar langs een Excelsheet leggen. Ik hoop ook dat het dit jaar anders is, maar het zou me verbazen. Ik wacht het in ieder geval af. Want als ik één ding opmaak uit het gedegen rapport van professor Van Baalen, dan is het wel dat de discussie over de financiën van de Koning al net zo oud is als het Koninkrijk zelf. Ik wacht wat dat betreft af hoe het debat nu verder verloopt.

Voorzitter. Ik zou nog wel graag een aantal vragen over diverse onderwerpen aan de minister-president willen stellen.

De voorzitter:

Voordat u dat gaat doen, heeft de heer Van Raak een interruptie voor u.

De heer Van Raak (SP):

Er is elk jaar gedoe. Hoe komt dat nou? Vindt de heer Van Oosten bijvoorbeeld dat de regering moties, uitspraken van de Tweede Kamer, moet uitvoeren? Kan de heer Van Oosten begrijpen dat het tot gedoe leidt als de minister-president weigert om uitspraken, besluiten van de Tweede Kamer uit te voeren?

De heer Van Oosten (VVD):

Het woord "gedoe" heb ik overigens niet gebruikt. Ik zou liever het woord "discussie" willen gebruiken als het gaat om de discussie die we hier in deze zaal voeren, zeker als je het relateert aan de familie waarover we het hebben. Maar los daarvan doelt u — zo zeg ik via de voorzitter — ongetwijfeld op een motie van uw eigen hand. U zult dat in uw spreektekst wel verwerken. Laten we horen wat de minister-president daarop te zeggen heeft. Voor mij is relevant dat we een paar jaar geleden met elkaar, met u daarbij, een wet hebben aangenomen waarin het inkomen van de betreffende personen, het staatshoofd staat. Wat mij betreft zouden we daar dan ook naar moeten handelen.

De heer Van Raak (SP):

Alle Nederlanders moeten belasting betalen, wij ook allemaal, maar de leden van het Koninklijk Huis zijn van heel veel belastingen vrijgesteld. Het klopt: in oktober 2015 heeft de Tweede Kamer een motie van mij, de heer Recourt en de heer Pechtold aangenomen waarin de regering gevraagd wordt om met voorstellen te komen voor de wijze waarop die belastingvrijstellingen ongedaan kunnen worden gemaakt. Aan wie ligt het dan? Als er een motie is aangenomen, ligt het dan aan ons dat er discussie is, of ligt het aan de minister-president, die al twee jaar lang weigert om die motie uit te voeren? Het is dan logisch dat je discussie krijgt.

De heer Van Oosten (VVD):

Het is niet aan mij om te bepalen wie er schuld heeft aan de discussie. Ik zou zo graag hebben dat we daar geen discussie over voeren, want ik vind de discussie niet nuttig. Die wet waarop het inkomen van de Koning, het staatshoofd wordt gebaseerd, hebben we namelijk heel bewust met elkaar aangenomen. We hebben die allemaal gesteund. Wat mij betreft zullen we daar nu dan ook naar handelen en zou het veel nuttiger en waardevoller zijn als we zeggen: laten we een keer trots zijn, en dat hier ook durven uitspreken, op die familie die ons verbindt.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Raak (SP):

Trots zijn betekent ook dat het parlement gewoon zijn werk kan doen. Als dit parlement een uitspraak doet, geldt die voor alle Nederlanders. Als dit parlement een uitspraak doet, geldt die dan ook voor de Koning?

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Van Raak verwijst naar zijn motie uit 2015 over het ongedaan maken van de belastingvrijstelling van de Koning. Ik heb opgemerkt wat ik daarover heb opgemerkt. Het is aan de minister-president om daar een reactie op te geven. U vraagt mij of ik het raar vind dat daar jaarlijks discussie over is. Ik heb het niet gehad over de schuldvraag. Ik heb alleen de hoop uitgesproken dat ik liever zou hebben dat die discussie er eens niet zou zijn.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

U verwijst naar het financieel statuut. U heeft ook iets over belasting gezegd, maar u weet toch dat er in het financieel statuut helemaal geen belasting geregeld is?

De heer Van Oosten (VVD):

Ik verwijs naar de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, waarin het inkomen van de Koning is geregeld. We weten ook dat het inkomen van de Koning volgens de belastingsystematiek wordt uitgekeerd zoals dat wordt uitgekeerd.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

U gaat niet in op mijn vraag. Daarin is het inkomen geregeld, maar niet de belasting.

De heer Van Oosten (VVD):

Ja.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Dan zou ik graag nog een drietal vragen aan de minister-president willen stellen. Die vragen zijn qua onderwerpen nogal divers, zoals ik al aangaf.

Mijn eerste vraag heeft betrekking op de keuze voor buitenlandse staatsbezoeken. Hoe komen deze eigenlijk tot stand? Wie bepaalt dat? Welke belangen spelen daarbij een rol? Kan de minister-president mij daar het een en ander over uitleggen?

De tweede vraag betreft de tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad. In de toelichting van de begroting van Algemene Zaken staat dat hiermee een bijdrage geleverd wordt aan de internationale vrede en veiligheid. Welke rol ziet de minister-president op dit punt voor zichzelf weggelegd? Hoe is de Nederlandse agenda bepaald? Hoe wordt de Nederlandse agenda bepaald?

Ten slotte mijn derde vraag. Met de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die in 2018 in werking treedt, wordt ook de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden opgericht. De minister-president is verantwoordelijk voor het beheer van de Toetsingscommissie. Kan de minister-president mij toezeggen dat deze commissie voldoende middelen tot haar beschikking krijgt om haar taken naar behoren te vervullen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Oosten. Dan geef ik nu mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil u eerst kort meenemen in mijn eerste ervaring met het koningshuis. Mijn vader had een geldbedrag aan mijn opa in Turkije overgemaakt voor dokters- en medicijnkosten. Het geldbedrag bereikte mijn opa echter niet. Na een zoektocht van vijf maanden bleek het geld ergens tussen Nederland en Turkije te blijven hangen. Mijn moeder had op tv koningin Juliana verschillende keren horen zeggen dat zij een koningin van alle Nederlanders was. Ik moest dus maar een brief schrijven aan de koningin. Met de gezonde tegenzin van een puber heb ik een brief geschreven — een heel zielig briefje, moet ik zeggen — over het verdwenen geld voor mijn zieke opa, die 4.000 kilometer verderop woonde. Binnen twee weken viel er een heel chique envelop op de mat. Zo mooi had ik die nog nooit gezien. De koningin schreef dat ze het belangrijk vond om het te laten onderzoeken. Een week later kwam het geld alsnog bij mijn opa aan. U zult begrijpen dat dit toendertijd grote indruk heeft gemaakt op mij als jong meisje.

Voorzitter. Juist voor de gedragenheid in de samenleving moet ook het koningschap moderniseren. Dat betekent dat de ruime belastingvrijdom niet meer van deze tijd is, dat er meer openbaarheid over de financiën van het koningshuis nodig is en dat bijvoorbeeld een groter deel van het Koninklijk Huisarchief openbaar wordt gemaakt. Onlangs hebben we het rapport van de commissie-Van Baalen mogen ontvangen. Via deze weg wil ik de commissie danken voor het uitgebreide en interessante werk dat ze heeft verricht. Uit het rapport komt naar voren dat er geen geheime belastingdeals zijn gesloten. Dat is op zichzelf natuurlijk goed nieuws. Wel kwam naar voren dat er op het gebied van de transparantie van de financiering van het staatshoofd nog het een en ander te verbeteren valt. Graag hoor ik of de minister-president dit met mij eens is.

Er is ook al lange tijd veel discussie over de vraag of de Koning en zijn directe familieleden niet gewoon, net als alle andere Nederlanders, belasting moeten gaan betalen. De minister-president stelt keer op keer dat hij dit geen goed idee vindt. Twee jaar geleden is een motie hierover in de Kamer aangenomen, maar de premier wil deze motie nog steeds niet uitvoeren. Laten we, zoals deze premier dat zelf ook graag doet, stapje voor stapje te werk gaan en ons focussen op de erf- en schenkingsbelasting. Vindt de premier het nu echt niet gek dat op het moment dat de Koning bijvoorbeeld een zak geld of een huis aan een neef of goede vriend wil geven, daar op geen enkele manier belasting over betaald wordt? Uit een onderzoek eerder dit jaar bleek dat bijna twee derde van de Nederlanders vindt dat de Koning gewoon belasting moet betalen. Graag een reactie van de premier hierop. Ik overweeg in tweede termijn een motie hierover in te dienen.

Er kwamen ook berichten in het nieuws over schenkingen in de koninklijke familie. Ook was er ophef over het feit dat prins Bernhard jr. enorm veel vastgoed in Amsterdam bezit. Wat voor invloed hebben deze berichten op de positie van de Koning als staatshoofd? Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter. Dan de openstelling van de koninklijke paleizen. In de afgelopen jaren is Paleis Noordeinde korte tijd opengesteld geweest voor publiek. Dat was een groot succes; de toegangsbewijzen waren in no-time op. GroenLinks zou het goed vinden als paleizen die in publiek bezit zijn, zo veel mogelijk toegankelijk zijn. In veel andere landen gebeurt dit ook al. Ook bijvoorbeeld het Paleis op de Dam is te bezoeken. Graag zou ik van de premier willen horen dat hij bereid is om te laten bekijken of bijvoorbeeld Paleis Noordeinde vaker opengesteld kan worden.

Voorzitter. Dan de relatie tussen de regering en de Kamer. Sinds 1998 kennen we de zogenaamde "oekaze-Kok". De premier heeft aan het begin van zijn premierschap gezegd op een relaxte manier met de Kamer om te willen gaan. Zou het dan ook niet goed zijn om het mogelijk te maken dat Kamerleden en ambtenaren rechtstreeks contact hebben over feitelijke vragen? Dat gebeurt in de gemeenten bijvoorbeeld. Het toestaan van feitelijke vragen van de Kamer aan ambtenaren betekent dat er minder schriftelijke vragen ingediend hoeven te worden. Dit scheelt weer in de kosten. Uiteraard begrijpt mijn fractie dat vragen over beleidsopvattingen altijd via de bewindspersonen gaan. Graag een reactie van de minister-president hierop.

Dan de Kamervragen. Hoe gaat het nieuwe kabinet ervoor zorgen dat de informatie die de Kamer vraagt, tijdig en volledig bij de Kamer belandt?

Tot slot nog een vraag over de agenda van de bewindspersonen. Eerder is afgesproken dat publieke agenda's via de websites van de ministeries tijdig bekend zouden worden gemaakt. Hoe staat het daarmee? Hoe wil dit nieuwe kabinet deze belofte waarmaken?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter, dank u wel. De begroting gaat over de kosten van het Koninklijk Huis en niet over de waarde van het Koninklijk Huis voor Nederland. De CDA-fractie heeft grote waardering voor koning Willem-Alexander en koningin Máxima en voor hoe zij hun functie invullen. De manier waarop zij invulling geven aan het koningschap dwingt respect af. De koning vat zijn taak zelf samen in drie woorden: samenbinden, vertegenwoordigen en aanmoedigen. Dat kwam dit jaar bijvoorbeeld tot uiting in het koninklijk bezoek aan Sint-Maarten na de verwoestende orkaan Irma. In zulke situaties is aanwezig zijn van het grootste belang. Mede daarom vindt het CDA het nog altijd onvoorstelbaar dat er in deze Kamer nog mensen zijn die de opzettelijke belediging van de Koning en de koninklijke familie niet meer strafbaar zouden willen stellen. Ik vraag even aan de premier of hij dat nog steeds met de CDA-fractie eens is.

De nieuwswaarde van de begroting van de Koning wordt meestal bepaald door wat er niet in staat. Dankzij het nieuws van vorig jaar hebben wij nu een lijvig rapport van de commissie-Van Baalen over de totstandkoming van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit jaar staat er in de begroting niets over de restauratie van Paleis Huis ten Bosch. Ook in de extracomptabele bijlage worden de oplopende kosten van de restauratie niet vermeld. In november berichtte staatssecretaris Knops aan de Kamer dat de restauratie 4,1 miljoen meer gaat kosten dan de geraamde 59 miljoen, en dat was al een bijstelling. Dan heb ik net nog niet over de oorspronkelijke begroting van 35 miljoen. Bij andere projecten in het verleden waren er ook meer kosten, bijvoorbeeld bij het Rijksmuseum, bij Boerhaave in Leiden en bij het Jachthuis Sint Hubertus op de Hoge Veluwe. Als we dan nog even aan de restauratie van het Binnenhof zelf denken, houden wij ons hart wel een beetje vast.

Het grootste deel van de begroting van Algemene Zaken betreft de Dienst Publiek en Communicatie. De evaluaties van de voorlichtingscampagnes zijn niet schokkend, goed zelfs. Ik heb er wel twee vragen over aan de minister-president. Uit de evaluaties blijkt dat jongeren steeds lastiger te bereiken zijn. Hoe wordt dat probleem aangepakt? Ik mis in de begroting een vooruitblik naar komend jaar. Dat zou je wel verwachten. Waar worden de middelen voor publiek en communicatie komend jaar voor ingezet als het om campagnes gaat?

In het regeerakkoord is vastgelegd dat we investeren in het beter zichtbaar maken en zo veel mogelijk toegankelijk maken van historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen. Nu is Leeuwarden volgend jaar de culturele hoofdstad van Europa. In Leeuwarden kan het verhaal verteld worden van de Friese Nassaus, de stadhouderlijke familie waarvan onze koning afstamt. Ik heb mijn licht opgestoken bij de vader van onze fractievoorzitter, die een boekje heeft geschreven over de Grote Kerk of Jacobijnerkerk en de Friese Nassaus. Het grafmonument van de Friese Nassaus is in 1795 vernield. Het verhaal van onze geschiedenis kent ook enkele zwarte bladzijden, zoals we weten. Maar in 1948 is het koor van de Jacobijnerkerk opnieuw ingericht als herdenkingsruimte voor de Friese Nassaus, als huldeblijk van de Friese bevolking aan koningin Wilhelmina. Daarnaast getuigen het Stadhouderlijk Hof, het Princessehof en het standbeeld van Us Heit van de historische band van de Oranjes met Friesland.

Historische plaatsen spreken tot de verbeelding. Paleizen spreken tot de verbeelding. Ik herinner maar even aan de grote belangstelling voor de openstelling van Paleis Soestdijk en voor de openstelling van de Oranjezaal van Paleis Huis ten Bosch. Deze zomer kon het publiek ook weer terecht in Paleis Noordeinde en in de Koninklijke Stallen. Kan de minister-president toezeggen dat de openstelling van Paleis Noordeinde wordt voortgezet, zo mogelijk op een iets royalere schaal?

Voorzitter. Volgend jaar zal de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in werking treden. De wet voorziet in modernisering van de bevoegdheden en ook in een versterking van het toezicht op de uitvoering van die bevoegdheden. De instelling van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden heeft vertraging opgelopen. De Kamer is op dit moment aan de slag met de benoemingen. Ook de ondersteuning van de commissie moet straks gereed zijn. Hoever is Algemene Zaken met het secretariaat? Dat moet up and running zijn en Binnenlandse Zaken en Algemene Zaken moeten een spoedige evaluatie voorbereiden, zoals afgesproken in het regeerakkoord. Graag krijg ik de stand van zaken van de kant van de minister-president.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

De JOVD nodigde mij eens uit voor een debat over socialisme. Daar vertelde ik dat de SP een volkspartij is voor vrijheid en democratie. Een oplettende jonge liberaal stak toen zijn vinger op en zei: maar dat is de VVD toch al? Dat leidde tot een interessante discussie. Onze vrijheid en democratie zijn bij de VVD niet in goede handen, in ieder geval niet bij deze minister-president. Vrijheid is de afwezigheid van angst om te denken, om te geloven, om te spreken. Maar vrijheid begint bij de zekerheid dat je een goede opleiding, een fatsoenlijke baan en een toereikend inkomen hebt en dat je kunt rekenen op steun als je werkloos, ziek of oud wordt. Het gaat om het vertrouwen dat de politici hier niet zitten voor de miljonairs en de multinationals. Het gaat erom dat gewone mensen zien dat wij hun zorgen en hun problemen onderkennen. Is de minister-president het met mij eens dat de vrije markt niet als vanzelf leidt tot een vrije samenleving? Ziet de minister-president hoe door zijn beleid van eigen verantwoordelijkheid de tweedeling is toegenomen? Ziet de premier ook dat democratie veel meer is dan een telefoontje van Shell of een cadeautje aan Unilever?

Een land kan alleen vrij zijn als mensen elkaar kunnen vertrouwen, als burgers kunnen vertrouwen op de bankiers die ons geld beheren, als bestuurders niet alleen aan zichzelf denken maar aan het algemene belang en als de minister-president niet alsnog zijn eigen ja doordrijft als mensen nee zeggen. Bij de JOVD had ik hier een heel interessant debat over. Dat zou met deze minister-president, toch oud-JOVD'er, vandaag ook moeten kunnen. Wat is de visie van deze premier op het volk, de vrijheid en de democratie? Welke rol speelt het volk in die democratie? Van wie is eigenlijk onze democratie?

Die vraag is ook actueel nu de minister-president hopeloos worstelt met het referendum. Je kunt de bevolking een recht geven, zoals ik wil, of je kunt mensen een democratisch recht onthouden, zoals de minister-president wil. Maar wat niet kan, is dat je kiezers een stem geeft om vervolgens de uitkomst straal te negeren. Dat leidt tot woede en frustratie bij mensen en bevestigt het idee dat je kunt stemmen wat je wilt, maar dat ze in Den Haag toch precies doen wat ze zelf willen. Daarmee ondermijnt deze premier een fundament onder onze democratie.

Wat helemaal niet kan, is een democratisch recht afschaffen zonder de bevolking daar een stem in te geven. Een premier die de wet zo naar zijn hand zet om zijn eigen wil door te drijven, is niet democratisch maar gedraagt zich dictatoriaal. Ik vraag de minister-president om hier vandaag precies uit te leggen welke juridische truc hij heeft bedacht om de bevolking buitenspel te zetten. Hij zit een beetje gapend naar mij te kijken, maar ik ben heel benieuwd naar zijn antwoord.

De minister-president noemde het eerder logisch dat mensen zich niet meer kunnen uitspreken over afschaffing van het referendum, omdat de regering tegen het referendum is. Ik vond dat een interessante gedachte: de kiezer hoeft ergens geen mening meer over te hebben, omdat het kabinet al een mening heeft. Ik zie niet in hoe dat logisch is, in ieder geval niet in een democratie, maar de minister-president mag nog eens proberen om dit vanavond uit te leggen. Ook hoor ik weleens dat het referendum niet goed is omdat zaken te ingewikkeld zijn, omdat mensen het niet snappen. Ik loop nu al bijna vijftien jaar rond op het Binnenhof en één ding heb ik wel geleerd: mensen op hoge posities zitten daar lang niet altijd omdat ze het allemaal zo goed snappen. Hadden we maar een referendum gehad over de euro, over de uitbreiding van de Europese Unie, of over het afschaffen van het toezicht op de financiële sector, dan hadden we helemaal geen economische crisis gehad. Had de premier maar beter geluisterd naar de burgers, in plaats van naar de bankiers, dan had ons land er nu een stuk beter voorgestaan.

Onze democratie is niet van Shell en ook niet van Unilever, niet van ambtenaren in Brussel of van ambtenaren in Frankfurt. Onze democratie is ook niet van het kabinet of van deze Kamer. Onze democratie is van de kiezers. Zij moeten altijd het laatste woord hebben.

We hebben nu een kabinet met oud-medewerkers van Shell en Unilever, met consultants en topambtenaren. En we hebben een premier die aan de band ligt van de internationale bedrijvenlobby en bereid is om voor hen onze nationale democratie aan banden te leggen. Juist daarom is het belangrijk om in ons land een referendum te hebben, als democratisch tegenwicht tegen de onzichtbare en oncontroleerbare macht van consultants en lobbyisten. Dit land heeft een referendum nodig, ook om onze democratie te beschermen tegen deze minister-president.

Dat land is ook een gemeenschap, waaraan iedereen naar eigen kracht moet bijdragen. In ons belastingparadijs hoeven multinationals dat niet. Die kunnen gewoon naar de Belastingdienst bellen en aangeven hoeveel zij wel of niet bereid zijn om te betalen. Leden van het Koninklijk Huis betalen over hun vergoedingen helemaal geen belasting. De Tweede Kamer heeft een motie van de SP aangenomen, mede ondertekend door de heer Pechtold, om dat te veranderen. Maar de premier weigert de uitspraak van de Kamer uit te voeren. Daarom zal ik de Kamer vandaag opnieuw vragen om een uitspraak om de belastingvoordelen van het Koninklijk Huis ongedaan te maken. Ik zie dat mijn oude strijdmakker Pechtold hier helaas vandaag niet aanwezig is, maar we hebben een goede vervanger en ik ga ervan uit dat hij ons ook zal blijven steunen in onze gemeenschappelijke strijd.

Ik heb ook nog een vraag over de hoogte van de vergoedingen van de leden van het Koninklijk Huis. De Koning krijgt €902.000 schoon aan loon zonder daarover belasting te hoeven betalen. Prinses Máxima krijgt nog eens €358.000. Prinses Beatrix krijgt ook nog €510.000, allemaal belastingvrij. En naast deze 1,77 miljoen aan inkomen krijgen zij ook nog eens 6,38 miljoen aan vergoedingen voor personeel en andere uitgaven van de familie, ook allemaal belastingvrij.

Op het moment dat prinses Amalia 18 jaar wordt, krijgt zij €268.000 aan inkomen en €125.000 voor haar huishouding. Dat is 170 keer zo veel als een leeftijdgenootje dat werkt voor het minimumloon.

De minister-president krijgt zelf €181.000 en moet hier wel netjes belasting over betalen. Deelt de minister-president mijn opvatting dat dit gat tussen de premier en de Koning wel erg groot is? Ik vraag hem ook: waarom is het ministerssalaris geen goede norm voor de leden van het Koninklijk Huis?

Dank je wel, voorzitter.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Nadat de premier zelf de aftrap verzorgde met de regeringsverklaring, mag hij in deze laatste week ook zijn eigen begrotingen verdedigen, die van Algemene Zaken en die van de Koning.

Nu hoef je geen monarchist te zijn om met tevredenheid te kijken naar de wijze waarop Koning Willem-Alexander en koningin Máxima invulling geven aan hun rol. Zo zorgde het beeld van de koning die ondersteuning bood aan de zieke burgermeester van Amsterdam in het hele land voor ontroering. Momenten als deze benadrukken de bindende kracht van het koningschap. Ondertussen zet de koningin zich al jarenlang in als speciaal gezant van de Verenigde Naties voor microkrediet, en en passant zet zij daarbij ook het merk Nederland stevig op de kaart.

Voorzitter. De veelzijdigheid van de premier hebben we de afgelopen jaren ook al kunnen bewonderen. In deze kabinetsperiode is zijn missie om conservatief en progressief te verbinden, premier te zijn voor alle Nederlanders, gewoon en ongewoon. En dat is nodig ook, gezien de maatschappelijke tegenstellingen.

In Brussel is hij inmiddels een van de langstzittende Europese regeringsleiders. Daar wordt zelfs gesproken over het "Trio Macro, Merkel en Mark". Voorlopig gebeurt dat alleen nog op de Nederlandse ambassade, maar dat zal volgens mij niet lang meer duren, want ook in Europees verband zal hij al zijn communicatieve vaardigheden hard nodig hebben om de ambitieuze agenda van dit kabinet uit te voeren. Zoals de premier vorige week in deze zaal immers al zei: dit kabinet pleit voor verdere integratie op het gebied van de interne markt, migratie, buitengrenzen, veiligheid, defensie, energie en natuurlijk het klimaat. Want met dit regeerakkoord kan ook de auteur van het groen-rechtse manifest van een optimist zijn hart eindelijk weer ophalen.

Voorzitter. Laat ik ook iets noemen waarin ik vind dat Nederland nog tekortschiet. Ik vraag de premier om dit op te pakken, het is immers 2017, bijna 2018. Dankzij social media is weinig nog geheim. Zo zijn we hier, in deze zaal, gewoon tijdens een debat live getuige als collega Baudet hardloopt in Amsterdam. En tijdens het reces krijgen we kiekjes van de premier op Instagram als hij met Antoinette uit Rotterdam rood fruit eet, om een voorbeeld te noemen. Die openbaarheid zou ik ook graag zien bij de wekelijkse praktijk van ons bestuur. Helaas blijft de agenda van de ministerraad in principe 25 jaar lang geheim. Kiezers, Kamers en journalisten zijn daardoor afhankelijk van de persconferentie en losse persberichten om te achterhalen wat er tijdens die belangrijke vergadering elke week besproken wordt. Dat moet toch beter kunnen? In België, bijvoorbeeld. In dit geval, zeg ik in de richting van de premier, zou ik België wél graag achternagaan. Want daar publiceert men elke vrijdagochtend die agenda en volgt er na afloop een lijst met besluiten. En België is niet het enige land, ook in Albanië, Oostenrijk en Zweden wordt een agenda of besluitenlijst gepubliceerd. Wij vragen die transparantie ook, terecht, van de Europese Unie. Ik stel voor dat wij in Nederland de ministerraadagenda ook openbaar maken, althans, dat dat de norm wordt, want iedereen begrijpt dat sommige punten dan nog steeds besloten moeten blijven. Is de minister-president bereid dit te regelen?

Voorzitter. Die openbaarheid brengt mij bij de koninklijke financiën; ze werden al genoemd. Het is een terugkerend thema dat de gemoederen bezig blijft houden. Zo ontvingen wij recent het historisch onderzoek naar de vermeende belastingdeal van het Koninklijk Huis. Dank ook van mij aan de onderzoekers voor hun verhelderende werk, een lezenswaardig rapport dat ook voor de nieuwe woordvoerders volgens mij als prima inwerkdossier diende. Ik zie geknik ... Het is goed dat die achtergronden nog eens uiteen zijn gezet, zeker omdat de vergoedingen zoals die in de huidige wet staan, direct zijn afgeleid van, of, zo u wilt, erfopvolgers zijn van de bedragen uit 1972.

Het zal desondanks nooit een normale begroting worden. De premier zei dat ook terecht tijdens zijn persconferentie. Zo bleek ook al in de jaren zestig dat het lastig was om "cijfermatige houvast", zoals de commissie het noemt, te vinden en werd er destijds naar historische uitgaven gekeken, werd er gerekend vanuit een bepaalds standsniveau en werden naar beste weten schattingen gemaakt. Verder kon men eigenlijk niet komen.

Ik heb daarover slechts een tweetal vragen. Ten eerste. De commissie-Van Baalen beschrijft dat de leden van het Koninklijk Huis 10% van de niet declarabele kosten — dat was toen 200.000 gulden — toch zouden maken, ook als zij geen monarchale taken hadden. De commissie kon helaas niet achterhalen waar in de begroting dat geland is. Weet de premier dit wellicht wel? Ten tweede een kleiner verzoek, als deze zoektocht toch wat te groot is. In de archiefstukken die vorig jaar openbaar werden gemaakt, las ik dat drie kwart van de uitgaven aan rookartikelen door het Koninklijk Huis gedeclareerd kan worden als "functioneel". Nou is niet helemaal duidelijk uit die stukken of dat slechts een voorstel was of ook de uiteindelijke afspraak is geworden. Maar omdat het koningschap topsport is, moeten wij volgens mij geen staatssubsidie voor sigaretten verstrekken. Ik krijg graag een bevestiging van de premier.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb ook wel een vraag aan de heer Sneller. In 2015 heeft de Kamer een motie van mij aangenomen die luidt: verzoekt de regering een voorstel te doen hoe de belastingvrijstellingen van de Koning, de Koningin en de voormalige Koningin ongedaan kunnen worden gemaakt (34300-I, nr. 5). Deze motie is mede ondertekend door mijn jarenlange strijdmakker Pechtold. Die is hier vandaag helaas niet, maar we hebben wel meneer Sneller. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de premier deze motie nou toch eindelijk eens een keer gaat uitvoeren? U zit nu op een positie; u zit niet aan de kant. U zit achter het stuur. Dus hoe gaan we dit aanpakken vanavond?

De heer Sneller (D66):

Hoe de heer Van Raak het gaat aanpakken laat ik geheel aan de heer Van Raak. Ik heb gekeken naar de uitslag van die motie en zie dat een aantal partijen — CDA, VVD, ChristenUnie, SGP, 50PLUS, samen meer dan een derde van de Kamer — tegen die motie hebben gestemd. Wat mij betreft steken we er dus geen energie meer in.

De heer Van Raak (SP):

Dat vind ik een beetje een rare actie. Ik heb in 2015 een motie ingediend, die luidt: verzoekt de regering een voorstel te doen — dus de regering moet met een voorstel komen — om de belastingvrijstellingen voor het Koninklijk Huis ongedaan te maken. Dat deed ik samen met mijn jarenlange strijdmakker Alexander Pechtold. Het enige wat we hier vandaag hoeven te doen, is volgens mij ervoor zorgen dat die meneer daar, onze minister-president, met een voorstel komt hoe we die belastingvrijstellingen ongedaan kunnen maken. Als dat voorstel vervolgens naar de Kamer komt, gaan we het er nog uitgebreid over hebben, maar ik vraag vandaag wel aan D66 hoe we deze motie, deze gezamenlijke strijdmotie, tot uitdrukking kunnen brengen.

De heer Sneller (D66):

De heer Van Raak weet ook als dat wetsvoorstel hier dan uiteindelijk komt, het met een tweederdemeerderheid moet worden aangenomen om tot wet te worden verheven.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb zo'n bol niet. De heer Sneller heeft een rare politieke bol die ik niet heb. Ik weet niet hoe de verhoudingen de komende jaren zijn. Ik weet al helemaal niet wat de verhoudingen in de Tweede Kamer zijn na de volgende verkiezingen. D66 heeft blijkbaar een flink doorkijkje, maar ik weet niet wat de uitslag is van de volgende verkiezingen. Ik vraag D66 dus heel gewoon of we er vanavond samen voor gaan zorgen dat onze motie door de minister-president wordt uitgevoerd.

De heer Sneller (D66):

Het antwoord blijft dat als dat voor de bühne is, omdat hier geen tweederdemeerderheid is, ik daar niet aan meewerk.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik neem dit debat waar voor een collega, maar ik zit hier wel met verbazing naar te kijken. De heer Pechtold heeft hier jarenlang, samen met collega Recourt van de PvdA en de heer Van Raak van de SP, een heel groot punt van gemaakt. In het regeerakkoord staat volgens mij niet dat hierover een andere afspraak is gemaakt. Of heb ik het regeerakkoord niet goed gelezen?

De heer Sneller (D66):

De heer Recourt heeft zich wat laat bij dat initiatief aangesloten, maar dat klopt. Er staat niets in het regeerakkoord, maar u kent de Grondwet en ik ken de Grondwet. Daarin staat dat er een tweederdemeerderheid nodig is voor die wetten. Die is er niet. Laten we er dan geen energie in steken als dat alleen maar voor de bühne is.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja. Ik ben gewend dat politici een standpunt innemen over iets wat ze vinden en vervolgens gaan kijken hoe ze het gaan waarmaken. D66, met uw fractieleider de heer Pechtold voorop, heeft bij de begrotingen Algemene Zaken en de Koning altijd een groot punt hiervan gemaakt. Hij ging meerderheden zoeken. Er was toen ook geen tweederdemeerderheid. Nu, op basis van een procedureel argument, neemt de D66-fractie een totaal tegenovergesteld standpunt in. Dat is toch heel merkwaardig? Wat is de echte inhoudelijke reden?

De heer Sneller (D66):

Die heb ik de heer Nijboer zojuist gegeven. Er is volgens mij een duidelijke uitslag. Als er meer dan twee derde steun is, ben ik van harte bereid om er weer naar te kijken. Op dit moment zie ik die niet en steek ik er geen energie in, omdat we weten dat het een doodlopend spoor is.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Tot slot, de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Die uitslag is helemaal nergens. Er is nog geen motie ingediend, er is nog niet over gestemd. De heer Sneller neemt maar wat aan. Een paar partijen doen niet eens mee en hij legt de vlag er al bij neer! De eigen moties en het eigen hoofdpunt van D66 bij de begrotingsbehandeling worden al bij het grofvuil gezet voordat het debat is begonnen. Uiterst merkwaardig en zeer onverstandig.

De heer Sneller (D66):

De heer Nijboer kan heel verontwaardigd doen, maar volgens mij hebben we zojuist al een aantal woordvoerders gehoord die geen aanstalten maken om een ander standpunt in te nemen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb de inbreng van de heer Pechtold van de laatste paar jaar bij elkaar gepakt. De kern van zijn inbreng is altijd geweest: transparantie, maar ook het aanpakken van de belastingvrijstelling van de Koning. Hij heeft verschillende keren gevraagd waarom dat nou zo is, ook over de onkostenvergoedingen. U rept er met geen woord over. Is die lijn nu helemaal losgelaten?

De heer Sneller (D66):

Nee, ik heb daar volgens mij zojuist richting de heer Van Raak en de heer Nijboer het een en ander over gezegd.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Nou, dat "een en ander" is dat u op meerderheden gaat zitten. Ik vraag om een heel duidelijk antwoord op mijn vraag of die lijn losgelaten is of niet.

De heer Sneller (D66):

Het antwoord is nee.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

"Nee" betekent dus dat D66 nog steeds staat voor transparantie en voor het betalen van belasting over het inkomen van de Koning.

De heer Sneller (D66):

Ik begrijp het principe achter die motie nog steeds. Wat u daarvoor zei over transparantie hangt af van wat u precies bedoelt, want ook daar is de heer Pechtold redelijk genuanceerd in geweest.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

U staat dus nog steeds wel achter de gedachtegang van de motie?

De heer Sneller (D66):

Het principe dat de belastingvrijdom logischerwijs ook zou kunnen worden opgeheven, begrijp ik. Ik begrijp waarom die motie is ingediend. Ik kan alleen ook tellen en ik heb verder ook gehoord — dat is misschien iets voor een andere keer — dat er procedurele bezwaren zijn en er administratieve lasten uit voortkomen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Dan kom ik op de verbouwing van Huis ten Bosch. Ook die werd al eerder genoemd. Vrijwel elk weekend kom ik er zelf langs tijdens mijn hardlooprondje door het Haagse Bos en het ziet er ook vanaf de andere kant van het hek uit als een hele operatie met al die busjes en steigertjes. Het wordt ook ongetwijfeld heel mooi, maar de heer Van der Molen zei het al: het is verder geen fraai verhaal. In 2014 werd gemeld dat het 35 miljoen zou kosten of in ieder geval niet meer. Een jaar later werd dit beeld bijgesteld naar 59 miljoen en vorige week meldde staatssecretaris Knops dat ook dat niet genoeg blijkt. De teller staat voorlopig stil op 63,1 miljoen. Hoe kan dit nou, zo vraag ik de premier.

Ik begrijp heel goed dat dit geen alledaagse verbouwing is, maar deze gang van zaken is niet goed voor het vertrouwen, zeker ook omdat — en ook dat begrijp ik — er geen volledige openheid kan worden gegeven over de details. Daarom hoor ik graag de inschatting van de premier. Gaat het hier om een incident? Wreekt zich hier de vertrouwelijkheid, waardoor openbare aanbestedingen lastig zijn? Of heeft het Rijksvastgoedbedrijf onvoldoende expertise om dit soort projecten gedegen voor te bereiden en te begeleiden? En wat betekent dit dan voor andere projecten, zoals bijvoorbeeld dat van het Binnenhof straks? Mijn fractie maakt zich hier zorgen om en het is daarom goed dat de staatssecretaris een extern onderzoek laat doen. Ik kijk uit naar de conclusies daarvan. Tot die tijd ga ik ervan uit dat het kabinet actief met de Kamer communiceert, zoals ook deze keer het geval was, en het met de ramingen ruim neemt.

Voorzitter. De kabinetsformatie zonder Koning. Het begint te wennen, want zelfs met deze complexe uitslag bleek de Kamer zelf die taak aan te kunnen. En D66 vindt het mooi dat de beëdiging van de bewindslieden tegenwoordig in het openbaar gebeurt en echt van dichtbij te volgen is. Dit is vooruitgang. Vorige keer was het nog wat wennen, maar dit maal ging het in één keer helemaal goed, althans: dat dacht ik tot vanmorgen. Maar ... Voor mij ging het in ieder geval helemaal goed! Dankzij die beëdiging mocht ik hier een week later zelf trouw beloven aan de Grondwet en het Statuut. Ik was daarbij echter enigszins verrast dat ik daarbovenop ook trouw moest beloven aan de Koning om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd. Ik snap dat het moet omdat het zo staat in de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal uit 1992, maar ik zoek nog naar het argument waarom het daar staat. Wat is de staatsrechtelijke toegevoegde waarde daarvan? Ik hoop dat de premier mij bij die zoektocht kan helpen.

Voorzitter. Tot slot. We hopen uiteraard allemaal dat het nooit nodig zal zijn en die kans is ook uiterst gering. Nederland is tot nu toe gelukkig gevrijwaard gebleven van grootschalige aanslagen en toch wordt de terroristische dreiging door de NCTV al geruime tijd als substantieel gekenmerkt. En we hebben in de landen om ons heen gezien dat dit risico niet geheel denkbeeldig is. Begin dit jaar vroegen journalisten dan ook aan de Rijksvoorlichtingsdienst wat er gebeurt met het landsbestuur bij een aanslag op de Ridderzaal tijdens de troonrede, waar de Koning en zijn opvolgers, alle bewindspersonen, het hele parlement en de Raad van State op dat moment aanwezig zijn. Wie bestuurt dan het land? Het antwoord van de RVD daarop was: Defensie, ambtenaren van de NCTV en andere ministeries. Ik heb altijd geleerd: hoop op het beste, maar bereid je voor op het slechtste. Daarom vond ik het antwoord van de RVD een te wankele basis om er de continuïteit van het landsbestuur op te bouwen. Daarom denk ik dat het beter zou zijn om dit zorgvuldiger te regelen, zodat de belangrijke besluiten die in dat geval genomen moeten worden democratisch gelegitimeerd zijn. In de Verenigde Staten is bijvoorbeeld in 1947 de Presidential Succession Act aangenomen en is bij de State of the Union altijd één lid van het kabinet op een geheime locatie. D66 wil graag dat de premier ook zo'n regeling uitwerkt die past binnen de Nederlandse bestuurstraditie. Dank u wel.

De heer Van Oosten (VVD):

Het is interessant om vast te stellen, alhoewel het een zeer serieus thema is, dat het kijken van een Netflixserie ook nog tot politieke inspiratie kan leiden. Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke selectie van de kandidaten waar we het dan over hebben. Zou daar dan niet ook nog een ander format bij kunnen passen?

De heer Sneller (D66):

Een ander format dan ...

De heer Van Oosten (VVD):

Een ander tv-format waarbij we eventuele kandidaten nomineren en wegstemmen. Even serieus, hoe gaan we de mensen selecteren? Hoe ziet u dat voor u?

De heer Sneller (D66):

Ik vraag expliciet aan de premier om een regeling uit te werken, samen met zijn staatsrechtdeskundigen. In de Amerikaanse context wordt er pas een aantal dagen van tevoren geselecteerd. In Amerika heb je eenhoofdig gezag en in Nederland hebben we een traditie van collegiaal bestuur. Ik vraag de minister ook om te kijken naar een regeling die past bij die achtergrond en daarbij ook in acht te nemen hoe die mensen vervolgens worden gekozen. Uw suggestie zou mij niet aanspreken, maar dat laat ik graag aan de premier.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik ben blij met dat laatste, maar het gaat om een serieus onderwerp. Ik zou ook van de heer Sneller willen horen wat er precies ontbreekt in het huidige staatsnoodrecht waardoor de minister-president hierop inzet zou moeten plegen. Dan weet ik ook of ik dat namens mijn fractie zou moeten steunen of niet.

De heer Sneller (D66):

Dat snap ik. Het antwoord van de Rijksvoorlichtingsdienst was dat ongekozen ambtenaren dan bij elkaar komen en dat niet geheel duidelijk is hoe daar de besluitvorming is. Dat lijkt mij niet wenselijk. Als je naar de Grondwet kijkt, artikel 37, artikel 38 en artikel 58, dan zie je dat de erfopvolging daarin niet helemaal goed geregeld is en dat bijvoorbeeld voor het installeren van een nieuwe Tweede Kamer een commissie voor de geloofsbrieven nodig is, die er dan niet meer zou zijn.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van Oosten.

De heer Van Oosten (VVD):

Ja, heel kort. Is het niet zo dat die ambtenaren, wie dat dan ook zijn, bij elkaar komen met de bedoeling om nieuwe verkiezingen te organiseren, waar ook zo'n commissie voor de geloofsbrieven uit voortkomt en wat tot gevolg zou moeten hebben dat er een parlement kan worden gekozen, waaruit dan weer een regering kan voortkomen?

De heer Sneller (D66):

Twee dingen daarover, het laatste eerst. Het is lastig om een nieuw parlement te installeren als er geen parlement is, omdat de Kamer in de oude samenstelling een commissie voor de geloofsbrieven moet hebben die de geloofsbrieven van de nieuwgekozen leden onderzoekt. Daar zit volgens mij een democratisch gaatje.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp niet welk probleem meneer Sneller wil oplossen. We hebben staatsnoodrecht. Partijen hebben lijsten waarop mensen staan. In zo'n soort scenario heb je met een noodsituatie te maken. Inspiratie uit een film is wel op de VS gericht. Ik snap het dus niet helemaal. Wat wilt u hiermee oplossen?

De heer Sneller (D66):

De kans is uiterst klein, maar het is wel een heel ernstige situatie. Ik vind het problematisch dat in zo'n geval ambtenaren, die geen democratische legitimatie hebben, daarover zouden besluiten. Ik denk dat het beter is om een regeling te maken waarin er democratische legitimatie is voor de mensen die op dat moment de besluiten moeten nemen.

De voorzitter:

Mevrouw Özütok? Het hoeft niet.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp het nog steeds niet. We hebben staatsnoodrecht en volgens mijn fractie voldoet dat uitermate goed in deze situaties. In zo'n noodscenario moet snel gezorgd worden dat mensen weer aan de slag kunnen. Daar hebben we ook loyale ambtenaren voor die er op dat moment op toezien dat dat proces vorm en inhoud wordt gegeven.

De heer Sneller (D66):

Het gaat mij niet om de loyaliteit; die staat buiten kijf. Het gaat mij om de democratische legitimatie van de mensen die uiteindelijk dan moeten zorgen dat er inderdaad zo snel mogelijk weer continuïteit van het landsbestuur is. Zij moeten ook de besluiten nemen die in zo'n noodsituatie moeten worden genomen, los van de continuïteit en van het weer doen opleven van de democratische rechtsstaat.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik heb even geprobeerd om me een voorstelling te maken van de situatie. U hangt die in uw toelichting op aan Prinsjesdag. In Nederland zijn we gewend om voorzorgsmaatregelen te treffen op het moment dat er een concrete dreiging is. Als wij in Nederland directe aanleiding zouden hebben om te verwachten dat er iets grootschaligs zou gaan gebeuren terwijl de hele Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het kabinet daar binnen zitten, zou u dan echt verwachten dat we dan Prinsjesdag gewoon door zouden laten gaan zoals het is?

De heer Sneller (D66):

Als er een concrete aanleiding zou zijn, zal dat, denk ik, niet gebeuren. Maar kijk eens naar de achtergrond. Het dreingingsniveau is volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid al geruime tijd substantieel. Ik denk dat dit ook aanleiding kan zijn om eens na te denken over de democratische legitimiteit in zo'n noodscenario.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik vraag ernaar omdat dit een soort theoretische discussie is, die je wel moet doordenken voor het geval dit zo zou kunnen zijn. In tegenstelling tot in de Verenigde Staten hebben wij in Nederland echter niet de traditie om allerlei waarborgen in te richten om het simpele feit dat mensen met een bepaalde functie bij elkaar zijn. Wij laten dat hier afhangen van de vraag of er een risico is. Is wat u nu opbrengt dan dus niet echt geheel theoretisch? We hebben immers het systeem waarin, als echt de nood aan de man is, we gewoon ingrijpen in de situatie. Dan proberen we het effect te voorkomen in plaats van dat we proberen te beredeneren wat we allemaal moeten realiseren áls het zou gebeuren.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat de kans uiterst klein is, maar dat je je juist dan moet voorbereiden op het ergste. Dat is niet theoretisch, maar dat is gewoon doorredeneren wat er mogelijk zou zijn. Als je dan naar ons huidige staatsrecht kijkt, zie je volgens mij dat er een democratisch gat is. Dat probeer ik hier te dichten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is op zichzelf prima en goed om over dit soort dingen na te denken: wat, als? Maar in de Grondwet hebben we een uitvoerige regeling voor de opvolging van het staatshoofd. Er is daarnaast staatsnoodrecht. Je hebt ook nog ongeschreven staatsnoodrecht. Dus vertrouwt de D66-fractie er niet op dat er in heel bizarre en rampzalige omstandigheden altijd zo snel mogelijk gestreefd zal worden naar het weer voor elkaar krijgen van de normale rechtsorde zoals die in de Grondwet vervat is?

De heer Sneller (D66):

Daar vertrouw ik op, maar volgens mij was ook de conclusie van de Rijksvoorlichtingsdienst dat dat staatsnoodrecht ertoe leidt dat die besluiten worden genomen door ambtenaren. Dat lijkt mij onwenselijk vanuit het perspectief van de democratische legitimatie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het gaat hier om totale noodmaatregelen, die in een dramatische situatie genomen moeten worden. Het doel is dan om het zo snel mogelijk weer volgens de grondwettelijke orde te laten verlopen. Wie interesseert het dan wat precies de legitimatie of de achtergrond is van de mensen die op dat moment de zaak weer op de rails moeten krijgen?

De heer Sneller (D66):

Mijn redenering is tegenovergesteld. Ik denk dat het juist in zo'n situatie belangrijk is dat er een democratische legitimatie is.

De heer Van Raak (SP):

D66 ligt onder vuur. De partij heeft het referendum de nek omgedraaid. De minister moet nepnieuws gaan zoeken, maar kan geen voorbeelden noemen. En de fractievoorzitter heeft problemen met zijn appartement. Dus ik dacht vanochtend: met welk nieuws zal D66 komen? Wat zouden ze bedacht hebben? En ik moet zeggen: dit vind ik toch wel stuitend. Want de heer Sneller is nu door heel veel Kamerleden ondervraagd, er zijn allerlei vragen gesteld, maar hij heeft nog niet een begin, nog niet een begin van een antwoord of van een uitwerking. Hij heeft helemaal niks. Dus ik zou zeggen: D66 heeft zijn nieuwtje gehad en dat is hartstikke mooi. We hebben er allemaal over getwitterd en gesproken. Voorzitter, ik wil als punt van orde voorstellen om gewoon door te gaan met het debat en gewoon serieuze zaken met elkaar te bespreken. Laten we in ieder geval komen met serieuze voorstellen en niet met dit soort Netflixluchtballonnetjes.

De heer Sneller (D66):

Ik neem afstand van deze kwalificaties en ik hoop dat de premier mijn voorstel serieuzer wil behandelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik proefde nog niet helemaal een meerderheid voor het voorstel van de heer Sneller, dus ik weet niet of de redenering van D66 het haalt in tweede termijn, zo proevende ten aanzien van moties.

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Kuiken, die in de Eerste Kamer staat en de wet tegen kinderarbeid verdedigt. Een belangrijke wet, waarvan wij hopen dat hij het haalt, maar dat is nog spannend. Ik zou graag drie zaken namens de PvdA-fractie naar voren willen brengen bij deze begroting. Allereerst is dat waardering voor de werkzaamheden van het Koninklijk Huis, het tweede punt is fiscale constructies en het derde punt is de samenstelling van de ministers van staat.

Voorzitter. Waardering — ik denk dat dat voor vrijwel iedereen in de Kamer geldt en in ieder geval voor een groot deel van de bevolking — dat in tijden van crisis het koningshuis altijd als een van de eerste ter plaatse is. Ik denk aan de orkaan Irma, maar ook aan de aardbevingen in Groningen, waar het koninklijk paar regelmatig op bezoek is geweest. Dat steekt echt een hart onder de riem. De PvdA-fractie heeft grote waardering voor de inzet van het koninklijk paar, of het nou gaat om sport, culturele voorzieningen, het samenbindend vermogen of de strijd tegen analfabetisme en financieel analfabetisme. Dat is ook belangrijk in tijden van polarisering, die in heel de wereld plaatsvindt. Die samenbindende factor die het Koninklijk Huis is en biedt, is zeer belangrijk, ook voor ons land, ook in deze tijden.

Voorzitter, ik kom op mijn tweede punt: de fiscale constructies. Helaas duiken er ook namen van de koninklijke familie op in verband met belastingontwijking, belastingconstructies en allerhande zaken die we eigenlijk de wereld uit willen hebben. Ik wil graag van de minister-president weten of hij ervoor instaat dat elk lid van het Koninklijk Huis dat onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt, sowieso geen gebruikmaakt van belastingontduiking maar ook niet van belastingontwijkingsconstructies, van belastingparadijzen of het zo weinig mogelijk belasting betalen. Dat past echt niet bij het Koninklijk Huis. Kan hij die bevestiging geven?

De heer Van Raak heeft al het een en ander gezegd over die motie, die ongetwijfeld weer wordt ingediend. De naam van mijn voormalige collega Recourt stond daar ook onder, dus die motie zullen wij zeker weer steunen, maar ik heb nog één specifieke vraag over de erfbelasting. In de Grondwet is geregeld dat geërfde vermogensbestanddelen die ten dienste staan van het uitoefenen van het koningschap worden uitgezonderd. Ik zou graag een heel heldere, scherpe definitie hebben van welke vermogensbestanddelen van de koninklijke familie ten dienste staan van de uitoefening van het ambt en welke niet, waarover dan mogelijk erfbelasting zou kunnen worden geheven.

Voorzitter, ik kom tot het derde en laatste punt. De premier heeft wel enige aanmoediging nodig om diversiteit in het bestuur van het land, op topposities van het land te verwezenlijken. Dat geldt binnen zijn eigen partij: er is slechts één vrouwelijke minister van de VVD. Ik hoef niet eens mijn eigen partijgenoten aan te halen, want ook bijvoorbeeld mevrouw Kroes zit daar al jaren op te drukken; de premier kijkt er ook instemmend bij. Het is wel zorgelijk dat er zo weinig progressie wordt geboekt, ook in het bestuur van Nederlandse bedrijven; daar spreken we vaker over. De zin "quota zijn voor vissen, niet voor vrouwen" hoor ik de VVD'ers gelukkig steeds minder zeggen, maar er gebeurt echt te weinig. Er wordt echt te weinig voortgang geboekt. De PvdA-fractie denkt dat het goed is het kabinet aan te moedigen om in ieder geval een vrouw te nomineren als komende minister van staat. Dat is nu ook echt een mannenclub. Dat is ook wel logisch: het zijn ervaren mannen, die ook wat meer op leeftijd zijn. Maar er worden ongetwijfeld weer nieuwe ministers van staat benoemd. Daarbij moet ook echt actief gezocht worden naar een vrouwelijke kandidaat. Er zijn goede kandidaten te over. Diversiteit maakt echt een verschil. Ook in de keuze bij formaties en informatiebesprekingen is nu weer rijk geput uit die ervaring en kennis. Het kan naar de overtuiging van de PvdA-fractie echt behulpzaam en goed zijn, ook kwalitatief goed, om een vrouwelijke minister van staat te benoemen. Ik vraag de premier of hij daartoe bereid is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Nu geef ik mevrouw Arissen het woord.

Doorlopen, meneer Nijboer, niet bij de minister-president blijven staan. De minister-president mag ook niet uitlokken. U wilt de heer Nijboer een compliment maken? Dat mag ook straks publiekelijk!

Mevrouw Arissen.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter. We spreken vandaag over het Koninklijk Huis en daarmee ook over Kroondomein Het Loo. Op de website van het Kroondomein kom je al snel terecht bij informatie over het grootste onderdeel van dit gebied: de Koninklijke Houtvesterij. Ik citeer de website: "De Koninklijke Houtvesterij is een uitgestrekt bos- en heidegebied dat gekenmerkt wordt door natuurschoon, stilte en rust. (...) De Koninklijke Houtvesterij (...) beslaat een gebied van ongeveer twaalf bij zestien kilometer. (...) De voornaamste bestemming van de Koninklijke Houtvesterij was in het verleden jacht en bosbouw. Van oudsher is het gebied bekend om zijn wild. Hier heeft u de kans om edelherten, reeën of wilde zwijnen in een bijna natuurlijke omgeving waar te nemen."

Voorzitter. Het Kroondomein is in 1959 door koningin Wilhelmina geschonken aan het Nederlandse volk. Het is een drukbezocht natuurgebied, waar mensen graag komen om te wandelen. Maar elk jaar tussen 14 september en 25 december wordt het gebied gesloten voor het publiek. Dat is precies tijdens het jachtseizoen. En gejaagd wordt er zeker, onder andere op edelherten, reeën en zwijnen. Deze dieren worden geschoten, maar dan wel buiten het zicht van het publiek. Natuurschoon, stilte en rust maken deze maanden plaats voor knallen, angst en veel dierenleed.

Voorzitter. Burgers worden dus uit hun eigen natuurgebied geweerd, zodat de koninklijke familie voor haar plezier dieren kan doden. Hoewel een overgrote meerderheid van de Nederlanders tegen de jacht is, financieren zij via Vadertje Staat ook nog eens de koninklijke jacht. Voor 2018 is ruim €711.000 begroot voor terreinauto's, materieel, opleiding en het loon van faunabeheerders. Dat is maar liefst 30% meer dan in 2016. Daarom zal de Partij voor de Dieren een amendement indienen om het begrote bedrag voor de koninklijke jacht ten gunste te laten komen van de natuur in het Kroondomein. Ook zou het koninklijk jachtdepartement moeten worden opgeheven.

Voorzitter. Afgelopen november werd Wildpark het Aardhuis in Uddel onderdeel van het Kroondomein. Er leven zo'n tien wilde zwijnen die niet meer welkom zijn en daarom dreigen te worden afgeschoten. Is de minister-president bereid ervoor zorg te dragen dat deze dieren worden losgelaten op de Veluwe? Ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. De hobbyjacht is niet van deze tijd. Hij dient geen nut of noodzaak. Dieren verdienen beter dan gebruikt te worden als schietschijf, dus laat jagers hun wapens neerleggen zodat de Nederlandse bevolking weer kan genieten van het natuurschoon, de stilte en de rust.

Voorts is de Partij voor de Dieren voorstander van modernisering van het koningschap. Het budget zal aanzienlijk moeten worden verlaagd. Staatstoelages moeten worden beperkt tot de koning en de troonopvolger, ten behoeve van een ceremonieel koningschap. De leden van het koningshuis moeten net als iedere Nederlander gewoon belasting betalen zoals de Grondwet voorschrijft.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Arissen. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Een tijdje geleden kwam nogal uitbundig het nieuws naar buiten dat er een geheime belastingdeal zou zijn tussen hof en Binnenhof. Nu is er uitvoerig historisch staatsrechtelijk onderzoek geweest van het onderzoeksteam van professor Van Baalen en anderen. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een geheime deal. In de hedendaagse taal moet je zeggen dat die geheime belastingdeal dus kennelijk nepnieuws is geweest. Dat nepnieuws duikt rond deze begroting regelmatig op. Dat kan heel lastig zijn. Want er zijn verhalen, zo blijkt ook uit de studie van professor Van Baalen, rond de veronderstelde rijkdom van het Koninklijk Huis en al dat soort zaken meer, die weer allemaal hun eigen leven gaan leiden. Daarom is het heel waardevol om elke keer te toetsen wat er klopt van alle beweringen.

Graag wil ik het onderzoeksteam dat onder leiding stond van professor Van Baalen complimenteren voor het uiterst gedegen en tegelijkertijd buitengewoon boeiende rapport. Het leest als een op tijd rijdende trein. Tegelijkertijd is het buitengewoon interessante lectuur voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van onze monarchie en met name in de financiële aspecten ervan. Het laat ook zien hoe lastig de materie is en hoe zorgvuldig achtereenvolgende kabinetten hebben moeten handelen in een politiek-staatsrechtelijk mijnenveld. Ik vind het mooi dat er ook uit blijkt dat er altijd is gestreefd naar een brede consensus in politiek en samenleving. Dat lukte bijna altijd, gezien de grote meerderheden die achtereenvolgende plannen in de Staten-Generaal kregen. Dat is de moeite waard om bij stil te staan. Ondanks de disputen die hier af en toe oplaaien, is er in deze Kamer in feite steeds brede overeenstemming geweest als het erom gaat het netjes te regelen. Ondanks het bij tijd en wijle opspelende chagrijn, is het toch goed dat die consensus er is en dat de waardering voor de rol die het Koninklijk Huis in onze samenleving vervult, ook vandaag weer breed wordt geuit.

Voorzitter. We hebben ook een brief gehad met de reactie van het kabinet op het onderzoeksrapport. Daar heb ik slechts één vraag over, namelijk over het intrigerende slotzinnetje. Daarin wordt gezegd: "Het kabinet zal in overleg treden met het Nationaal Archief om, behoudens eventuele beperkingen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de departementale bronnen die de basis vormen van het verrichte onderzoek beschikbaar te stellen voor inzage en raadpleging." Kan de minister-president nog een toelichting geven op deze zin? Wat gaat er precies wel en niet gebeuren?

Voorzitter. Dan kom ik op het terrein van Algemene Zaken. Drie weken geleden is in de Oude Zaal van de Tweede Kamer een boek gepresenteerd over naoorlogse staatkundige geschiedenis, geschreven door Bert van den Braak en Joop van den Berg. Het kreeg als titel mee: Zeventig jaar zoeken naar het compromis. Die titel spreekt voor zich. In dit land van minderheden kom je alleen verder als je samen naar oplossingen zoekt en meningsverschillen probeert te overbruggen. Het compromis regeert; dat is eigenlijk de rode draad van het boek. Ook binnen het kabinet is de bewaking van de bevordering van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid belangrijk. Dat is een taak van de minister-president. Als de minister-president in de Trêveszaal naar het plafond kijkt, heb ik begrepen dat hij het beeld ziet van eendracht maakt macht. Dat herinnert hem aan het belang van eenheid van regeringsbeleid. Waar het mij nu om gaat, is dat we ontspannen omgaan met die eenheid van regeringsbeleid als het gaat om de vrijheid van bewindslieden om eigen gevoelens naar voren te brengen. Daar hebben we in het verleden ook al over gesproken. Het ziet ernaar uit dat er in de toekomst misschien vaker gewerkt zal moeten worden met inhoudelijk soms wat onlogische coalities. Dat is al het geval met het kabinet dat er nu zit. Feitelijk gold dat ook voor het vorige kabinet van VVD en PvdA. Ik kan mij voorstellen dat het goed zou zijn om niet te krampachtig om te gaan met het homogeniteitsbeginsel, zoals dat heet. Concreet betekent dat: laat bewindslieden de vrijheid om duidelijk te maken als zij aarzelingen of bezwaren hebben bij besluiten. Als zij daarbij in één adem zeggen zich bij het meerderheidsbesluit neer te leggen, dan hoeft daar niets mis mee te zijn. Het biedt ook meer partijen mogelijkheden om medeverantwoordelijkheid te dragen voor het landsbestuur.

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Van der Staaij werpt op zichzelf een interessant thema op. Ik ken hem als een groot staatsrechtkenner. Bij mijn weten spreekt het kabinet altijd met één mond. Hoe verhoudt dat uitgangspunt zich ten opzichte van datgene wat ik de heer Van der Staaij nu hoor uitspreken, namelijk dat je als minister wel de ruimte moet hebben om je eigen gevoelens bij een bepaald beleidsstuk of onderwerp neer te leggen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Grondwettelijk gaat het om de eenheid van het regeringsbeleid. Dat is ingevuld met: de regering spreekt met één mond. Het is goed als dat het uitgangspunt is. Maar de hoofdregel, ook grondwettelijk, is dat er niets aan in de weg staat om daar met een zekere ontspannenheid mee om te gaan. Dat is hier in het verleden ook vastgesteld in een debat hierover. Zolang de eenheid niet ondergraven wordt en er geen twijfel over het standpunt van het kabinet naar voren wordt gebracht, bijvoorbeeld in de aanloop van de besluitvorming van het kabinet, is er ook enige ruimte voor het uiten van persoonlijk gevoelens zonder dat onmiddellijk wordt gezegd: dit is een drama, dit kan niet en dit mag niet.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik zoek even naar wat de heer Van der Staaij nu precies aan de minister-president vraagt. Als iets zo is, dan is dat zo. Maar als iets niet zo is omdat dat het uitgangspunt is, dan is dat niet zo. Dan zou u hooguit de volgende vraag bij de minister-president kunnen neerleggen: bent u bereid om het uitgangspunt te wijzigen? Hoe dat moet, weet ik op dit ogenblik eigenlijk ook niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is geen pleidooi voor enigerlei verandering in de Grondwet of in andere regels, want nogmaals: ik vind dat de Grondwet daarvoor al ruimte biedt, zolang de eenheid van regeringsbeleid geen gevaar loopt of zolang daar geen onduidelijkheid over bestaat. Dus het enige wat ik nu aan de minister-president vraag, is of hij zich daarin herkent. En wil hij daar, als dat eens aan de orde is, vanuit zijn rol als minister-president ter bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid niet krampachtig mee omgaan? Ik vraag niet meer en niet minder.

De heer Martin Bosma (PVV):

We hebben ooit een minister van LPF-huize gehad die zich bezighield met emigratie en die zich voor de doodstraf uitsprak, en daarvan zei: dat is mijn persoonlijke mening. En nu zegt de heer Van der Staaij dat ministers ook persoonlijke dingen moeten kunnen zeggen. Is het uitspreken voor of tegen de doodstraf ook persoonlijk? Of is dat alweer politiek?

De heer Van der Staaij (SGP):

Daar was toen wel kritiek op, omdat er een soort splitsing werd gemaakt tussen wat je als minister naar voren brengt en wat de persoonlijke opinie is. Dat kan heel verwarrend werken als je daar nog allerlei subtiele onderscheidingen in gaat aanmerken. Maar in het verleden zijn er bewindspersonen geweest die aangaven het niet eens te zijn met een bepaald kabinetsbesluit en die daarbij een minderheidsstandpunt hebben ingenomen. Dat is later ook naar buiten gebracht. Dat zijn weer voorbeelden waarvan je kunt zeggen: dat is niet mijn standpunt, maar ik leg me daar wel bij neer.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het klinkt heel charmant: een soort pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting voor leden van het kabinet. Maar dat levert toch een onwerkbare situatie op. Want dan kan een minister toch op elk moment zeggen: ik vind iets heel anders dan het kabinet vindt? Dat staat uiteindelijk haaks op de Grondwet. En het enige wat de minister dan moet doen, is zeggen dat het zijn persoonlijke mening is. Dat klinkt prachtig, maar dat is toch onwerkbaar?

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is de vraag of dat onwerkbaar is. Ik ken de PVV-fractie als een groot bewonderaar van het Israëlische staatsbestel, dat zo ongeveer in het andere uiterste zit. Daar kunnen ministers heel makkelijk zeggen dat ze het niet eens zijn met wat in het kabinet naar voren wordt gebracht. Dat zou ik niet bepleiten, maar de andere kant is dat door alle bewindspersonen exact dezelfde teksten moeten worden uitgesproken. Mijn stelling is dat enige ontspannenheid in de omgang daarmee geen kwaad kan, zeker als er wat meer verschil zit in de samenstelling of de kleur van coalities.

De heer Van Raak (SP):

Ik vraag me wel af waar we de regering op moeten afrekenen, als verschillende ministers over hetzelfde onderwerp op verschillende toon, in verschillende kleur, op een andere manier spreken. Hoe kunnen we de regering dan controleren? Zeggen we dan: die ene minister zegt het zo, dus we gaan het zo controleren, en de andere minister zegt het zus, dus we gaan het zus controleren?

De heer Van der Staaij (SGP):

Nee, in mijn visie is de voorwaarde altijd dat er geen enkel misverstand is over wat het regeringsbeleid inhoudt en dat dat ook gevolgd wordt. Het is zonder meer de veronderstelling dat er geen enkele ruimte is om daar onduidelijkheid over te laten bestaan.

De heer Van Raak (SP):

Maar de ervaring leert dat er juist wél misverstand ontstaat als je het regeringsbeleid op een andere manier, op verschillende manieren uitlegt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is iets anders. Ik zou er geen pleidooi voor willen houden dat het beleid op heel verschillende manieren wordt uitgelegd. Want dat geeft onduidelijkheid.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van der Staaij (SGP):

Tot slot. Zoals ieder jaar wordt er in de begrotingsstukken een aantal volzinnen gewijd aan de WRR, de nationale denktank. Wie de website van de WRR bekijkt, zal zien dat er een veelheid aan onderwerpen is of wordt bestudeerd. Ik vraag aandacht voor één studie, namelijk het in april gepresenteerde rapport Weten is nog geen doen. Dit rapport gaat over de redzaamheid van burgers, die door de overheid en andere instanties soms te hoog wordt ingeschat. Mijn vraag is hoe de rijksoverheid maar bijvoorbeeld ook gemeenten en provincies, de wetenschap van dit rapport ook zelf kunnen omzetten in doen. Het is natuurlijk goed om te constateren dat het doenvermogen van veel Nederlanders lager is dan soms gemakshalve wordt aangenomen, maar de vraag is hoe we dat verhogen. Dus hoe wordt er werk gemaakt van de belangrijke bevindingen in dit rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid?

Dat was mijn slotvraag.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van der Staaij. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 17.54 uur tot 18.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister-president.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij alle vriendelijke woorden die over de rol en de ambtsuitoefening van onze koning en koningin zijn uitgesproken. Tegen die achtergrond zijn er natuurlijk ook veel vragen gesteld, ook over de begroting van Algemene Zaken. Ik dacht ze maar gewoon allemaal ongeveer op volgorde van binnenkomst te behandelen, omdat er heel veel thema's zijn behandeld die zich lastig lieten clusteren.

De heer Bosma had een heel betoog, waar eigenlijk maar één reactie van mijn kant, denk ik, op gevraagd was. Als er al überhaupt een reactie gevraagd werd, want het was vooral een betoog. Ik vond dat de voorbeelden die hij uit teksten en bezoeken koos wat selectief waren. Tijdens het bezoek aan Italië heeft de koning bijvoorbeeld ook een bezoek gebracht aan de samenwerkende Italiaanse en Nederlandse magistraten die strijden tegen de mensensmokkel over de Middellandse Zee. Ik denk dat dit bezoek dus wel degelijk meer in balans was dan de heer Bosma het deed voorkomen.

De heer Van Oosten heeft een paar vragen gesteld, te beginnen over de staatsbezoeken. De keuze voor het afleggen en het ontvangen van staatsbezoeken is echt afhankelijk van een scala van factoren, zoals binnenkomende uitnodigingen, een zekere regionale spreiding, overwegingen van timing — denk aan het bezoek aan Canada en Verenigde Staten in het kader van 70 jaar Tweede Wereldoorlog — de tijd die is verstreken sinds het vorige inkomende of uitgaande bezoek, een specifieke mate van buitenlandse politieke opportuniteit van het moment, en uiteraard het intrinsieke belang dat wordt gehecht aan de betrekkingen met een land.

Verschillende soortige factoren worden gewogen in een hoogambtelijk interdepartementaal overleg onder leiding van de sg van Buitenlandse Zaken, waaraan ook Algemene Zaken, de Dienst Koninklijk Huis en de directeur van het Kabinet van de Koning deelnemen. Daarin wordt dit uiteindelijk allemaal voorbereid. De koning legt de bezoeken af of ontvangt de andere staatshoofden, uiteraard onder ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken. De koning en de minister overleggen periodiek over de bezoeken, maar het afwegingskader heb ik hiermee geschetst. Dat is dus heel breed en dat komt uiteindelijk samen in een door de sg van Buitenlandse Zaken geleid overleg, waarin dus ook de diensten en Algemene Zaken zitten. Ik maak dat nu zeven jaar mee en dat gaat heel zorgvuldig.

De tweede vraag van de heer Van Oosten ging over het VN-Veiligheidsraadlidmaatschap. Dat punt is natuurlijk zeer relevant. Wij zijn volgend jaar één jaar lang lid na een deal met Italië waarin we het gesplitst hebben. Zij doen het eerste jaar en wij het tweede jaar. In oktober hebben wij de inzet daarvoor nog eens met de Kamer gedeeld. We hebben een aantal prioriteiten. Eén daarvan is het hele functioneren van buitenlandse missies vanuit de VN bekeken. Hoe kunnen we dat verbeteren? Hoe komen we tot een benadering waarbij je niet alleen stabiliteit brengt, maar ook de ontwikkeling in een regio verder op gang helpt? Hoe zorg je ervoor dat die twee manieren om de grondoorzaken van migratie weg te nemen meer bij elkaar passen? Los van onze prioriteiten is er natuurlijk gewoon het werk dat zich voordoet. In de maand maart zullen wij ook voorzitter zijn van de Veiligheidsraad. Veel bewindslieden, onder wie ikzelf, zullen dan naar New York gaan om hun eigen niveau onze prioriteiten onder de aandacht te brengen.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik begrijp heel goed dat Buitenlandse Zaken in het bijzonder een heel belangrijke en voorname rol speelt bij het bekleden en het invullen van de zetel in de VN-Veiligheidsraad, maar ik vroeg me gewoon af wat de rol van Algemene Zaken daarbij is. Welke rol ziet de minister-president voor zichzelf met name bij het verdedigen en het naar buiten brengen van het belang van de internationale vrede en veiligheid, waar die zetel volgens mij ook voor bedoeld is?

Minister Rutte:

Zeker. Nee hoor, absoluut. Ik ben daarom in maart ook zelf in New York, als het lukt om zelf ook een stukje voor te zitten van de vergadering van de Veiligheidsraad. Ik heb daar veel gesprekken. De secretaris-generaal van de VN is deze week in Den Haag. Ik heb donderdag een lunch met Guterres. We zullen dan ook samen uitvoerig praten over het Veiligheidsraadlidmaatschap. Ik heb volgend jaar ook weer een heel reisschema. Nu de formatie voorbij is, gaat dat ook weer wat verder dan België en Ierland. Ik kan nu dus ook weer naar andere delen van de wereld toe. Ook dat zal in een heel belangrijke mate in de context en in het teken van het Veiligheidsraadlidmaatschap staan.

De heer Van Oosten (VVD):

Afrondend. Wellicht is dit uitvoerig besproken bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken — dat kan ik niet helemaal overzien — maar wordt er dan ook een bepaald doel beoogd? Dan heb ik het in het bijzonder over het doel vanuit Algemene Zaken bij het bekleden van die zetel. Of gaat het toch om het werk dat langskomt? Dat is natuurlijk al voornaam genoeg, gegeven de belangen die daar in New York spelen.

Minister Rutte:

Algemene Zaken heeft natuurlijk geen eigen doel met die zetel. Wij hebben natuurlijk een gezamenlijk doel als Koninkrijk. In belangrijke mate zijn dat het ondersteunen van de secretaris-generaal en de hervorming van de VN. Die hervorming is dringend noodzakelijk. De VN kunnen namelijk — laat ik het vriendelijk zeggen — nog veel beter functioneren. Ik denk dat de hervormingsagenda van de huidige secretaris-generaal zeer instrumenteel is om dat ook te bereiken. Wij steunen hem daarin.

Sinds de oprichting van de VN behoren wij bij de top tien van landen als het gaat om actief zijn, donor zijn en bijdragen. Wij worden dus ook echt gezien als een van de tien belangrijkste spelers in de VN. Dat is ook zo door onze historische positie als een van de oprichters van de Europese Unie. We zijn voorts de zeventiende economie van de wereld. Vanuit dat perspectief zullen we dus ons stempel drukken. Dat doen we dus niet met een eigen AZ-agenda, maar wel met een gezamenlijke agenda van het Koninkrijk.

Wat mij betreft is het daarbij belangrijk om met onze ervaring in Mali en ook met andere VN-missies te kijken hoe we dat kunnen verbeteren. Ik noem een heel simpel punt. Je doet bijvoorbeeld mee aan een VN-missie, maar er is op een gegeven moment behoefte aan rotatie met andere landen. Dat komt niet altijd makkelijk op gang. Kijk bijvoorbeeld naar de discussie over de helikopters in Mali die moesten worden afgelost en hoe ingewikkeld dat was. Dat is uiteindelijk gelukt. Dat moet uiteindelijk veel soepeler gaan lopen, zodat landen ook meer bereid zijn om aan die taak en ook aan VN-Veiligheidsraadtaken deel te nemen.

Voorzitter. Dan het punt van de toetsingscommissie. Daarvoor is structureel geld vrijgemaakt en dat is volgens ons voldoende om aan de wettelijke taken te kunnen voldoen. De commissie zal uiteindelijk uiteraard zelf het secretariaat gaan benoemen, maar omdat daar ook weer veiligheidsonderzoeken bij horen, heeft Algemene Zaken een procedure in gang gezet voor de secretaris en de plaatsvervangend secretaris. Die worden dus op dit moment al geworven. Als we die mensen pas zouden werven nadat de toetsingscommissie is samengesteld, zou het te lang duren om die mensen uiteindelijk ook operationeel te krijgen. Uiteindelijk is het zo dat er een secretariaat moet komen van 5 fte. Daar is ook geld voor en ook geld voor gereserveerd in de begroting. De voorzitter van de toetsingscommissie gaat zelf dat secretariaat samenstellen. We lopen dus eigenlijk al op de zaken vooruit. Die secretaris en plaatsvervangend secretaris proberen we eigenlijk al geworven te hebben, voordat de voorzitter begint.

Ten aanzien van de benoemingscommissie zelf, voert de Tweede Kamer op dit moment gesprekken met kandidaten. Wij wachten de voordracht van de Kamer af. Samen met Binnenlandse Zaken, Defensie en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, de CTIVD, wordt een uitgebreid inwerkprogramma opgesteld. Er wordt ook gezorgd voor kantoorruimte op het Binnenhof. Daarvoor worden nu de laatste beveiligingsmaatregelen getroffen. Zodra de Tweede Kamer zover is om een voordracht te doen, staat eigenlijk niets in de weg om ook heel snel up and running te zijn.

Dan de vraag over de transparantie. Daar zijn een paar opmerkingen over gemaakt. Ik kan daar nu een heel betoog over houden, daarbij refererend aan het rapport van de commissie-Van Baalen. Kortheidshalve zou ik willen zeggen dat als je naar de geschiedenis kijkt, de transparantie echt in belangrijke mate is verbeterd. Kijk naar de jaren voor 1973, laten we zeggen voor het midden van de jaren zestig. Kijk vervolgens naar de periode die Van Baalen heeft onderzocht met haar voortreffelijke onderzoek en haar commissie. Je ziet dan de transparantie zoals die ontstaat na De Jong/Biesheuvel. Kijk ook naar de aanpassingen die daarna hebben plaatsgevonden, in begin jaren tachtig, in 2008, in 2009 en in 2015. Dat alles in ogenschouw nemend is die transparantie dus naar mijn opvatting in belangrijke mate verbeterd. Je ziet nu ook dat we in de begroting zoals die er nu ligt, met een extracomptabele bijlage, echt maximaal inzicht geven in uitgaven et cetera.

Er was nog een vraag uit de hoek van mevrouw Özütok van GroenLinks, over ... Ik zie haar nu overigens naar de interruptiemicrofoon lopen.

De voorzitter:

Maak uw zin eerst af, zou ik zeggen.

Minister Rutte:

Ik wilde het hebben over een andere vraag, namelijk de vraag over de schenk- en erfbelasting. Het zit zo: als de Koning iets schenkt aan een KH-lid is het gewoon belast. Alleen in het geval dat de Koning iets overerft aan zijn opvolger is het onbelast. Dus van de Koning naar de opvolger wordt geen belasting betaald, van een KH-lid naar de Koning wordt geen belasting betaald, maar in alle andere gevallen wordt wel belasting betaald. In het voorbeeld van iets naar een neef doorerven wordt gewoon belasting betaald.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb nog even een vraag over het eerste stuk, maar ik heb keurig afgewacht tot de minister-president klaar was met zijn betoog. Nog even over de commissie-Van Baalen. In het rapport over transparantie van de financiering van het staatshoofd worden verbeterpunten aangegeven. De minister-president is daar heel erg makkelijk overheen gegaan. Op welke transparantie en welke financiering van het staatshoofd doelt hij dan, die er nu wel zijn geregeld ten opzichte van wat in het rapport van de commissie staat?

Minister Rutte:

De commissie constateert dat na de periode die onderzocht is, bijvoorbeeld in 2016 nog naar aanleiding van een uitgebreide evaluatie van de begroting van de Koning, besloten is tot de extacomptabele bijlage. Daar beginnen we ervaring mee te krijgen. Die bijlage bevat de uitgaven en de daarbij horende toelichtingen die worden verantwoord op andere begrotingen. Het gaat dan om de ministeries van Buitenlandse Zaken voor de staatsbezoeken, BZK voor wonen, de Rijksdienst voor de paleizen, Justitie en Veiligheid voor de beveiliging en Defensie voor de beveiliging en De Groene Draeck. Dat is een recente aanpassing, waarvan Van Baalen, dacht ik, zegt dat het helpt in de transparantie.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dan een vraag over het tweede onderdeel, de schenkingsbelasting. Ik doelde op artikel 33. De minister-president zegt dat de Koning geen belasting betaalt als het gaat om schenking naar u, naar mij of naar een neefje. Volgens hem is dat niet het geval. Maar waar staat dat? Waar doelt hij op?

Minister Rutte:

Zoals ik de vraag begreep, had u het over schenking en vererving van privévermogen, bijvoorbeeld van de Koning naar de neef. Dan moet er gewoon belasting worden betaald. Als u artikel 33 van de Successiewet bedoelt — ik begreep offline dat u daarop doelde; ik heb het er daarom even bijgehaald — dan gaat dat om schenkingen door de Koning, de vermoedelijke opvolger en de afgetreden Koning en een echtgenote uit hoofde van hun functie en hoedanigheid. Die schenkingen zijn onbelast. Dan gaat het om schenkingen ten gunste van burgers of organisaties die de schenking ontvangen. Bijvoorbeeld: de Koning schenkt een prijs aan een burger, dan is dat onbelast. De Koning bezoekt een kinderboerderij en schenkt een dier, dan is die schenking onbelast. Dat zijn dus schenkingen die de Koning doet aan anderen, maar dan is dat altijd uit hoofde van de functie en hoedanigheid en niet in functie van een deel van de erfenis doorgeven aan een familielid. Dan wordt er gewoon belasting betaald, tenzij dat familielid de troonopvolger is.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik wil niet technisch worden, maar kan de minister-president ook aangeven waar dit dan precies te vinden is?

Minister Rutte:

Artikel 33 heeft het over de successiewet. Ik kijk nog heel eventjes, want ik heb ergens in mijn stapeltje zitten waar dat andere zit. Artikel 40, lid 2 van de Grondwet heeft het over de inkomstenbelasting. De vrijstelling van successie- en schenkingsrechten staat in de Grondwet artikel 40, lid 2, tweede zin. De eerste zin gaat over de vrijstelling van de inkomstenbelasting. Dan heb je nog artikel 33 van de successiewet. Dat gaat erover dat dit soort prijzen, zoals een prijs aan een burger of een dier aan een kinderboerderij, onbelast is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Ja.

Dan kom ik bij het soepele omgaan met de contacten tussen ambtenaren en Kamerleden. Daar pleitte mevrouw Özütok voor. Zij refereerde aan de oekaze-Kok. Op zich ben ik dit met haar eens. Laten we dat een beetje ontspannen doen. Ik denk ook dat die aanwijzing dit type contacten niet in de weg staat. Die verzekert alleen dat de politiek verantwoordelijke minister ermee moet instemmen. Hij moet weten wat er gebeurt. Als ik in de praktijk kijk, wordt daar functioneel mee omgegaan. Departementsambtenaren houden met regelmaat technische briefings. Volgens mij zit daar nu geen spanning op de lijn.

Mevrouw Özütok vroeg ook om Kamervragen tijdig te beantwoorden. Ik ben het daarmee eens. Dat moet binnen drie weken gebeuren. Als er uitstel nodig is, moeten wij dat tijdig vragen. Het is terecht dat de Kamer daar een vinger aan de pols houdt.

Het openbaar maken van de agenda's van bewindslieden gebeurt tegenwoordig. Met de start van dit kabinet worden belangrijke delen uit de agenda's openbaar gemaakt op de website rijksoverheid.nl. Dat zijn niet alle afspraken, want dat gaat niet altijd. Ik krijg elke week een voorstel van wat er van mijn agenda voor komende week openbaar wordt gemaakt. Bijvoorbeeld om redenen van veiligheid of privacy wordt niet alles openbaar, maar wel heel veel.

Dan over prins Bernhard en de panden in Amsterdam. Hij is geen lid van het Koninklijk Huis. Soms bestaat het beeld dat de andere leden van de koninklijke familie of het Koninklijk Huis, anders dan de uitkeringsgerechtigde leden, ook allemaal geld krijgen. Ik wil ook wel een keer vermelden dat dit niet het geval is. Zij moeten gewoon hun eigen geld verdienen. Ze moeten uiteraard binnen de regels van de wet functioneren. Dat geldt ook als ze een onderneming hebben. Maar dat strekt verder niet tot mijn verantwoordelijkheid.

Dan Paleis Noordeinde. Het plan is om Paleis Noordeinde ook volgend jaar weer voor het publiek open te stellen. Dat was inderdaad een groot succes, denk ik.

Dan heeft de heer Van der Molen gevraagd hoe je ervoor zorgt dat je als rijksoverheid ook jonge doelgroepen bereikt als het gaat om voorlichting en wat er gebeurt vanuit de dienst communicatie. Ik moet het met hem eens zijn dat inderdaad blijkt dat jongeren een doelgroep zijn die heel lastig bereikt wordt. Ze kijken minder televisie. Je ziet natuurlijk ook hoe bedrijven bezig zijn om hun reclames in te richten. Nou zijn alle campagnes van de overheid maatwerk. Dat betekent dat we van geval tot geval beoordelen wat de optimale mediamix is. Als jongeren deel uitmaken van de doelgroep, vereist dat dus bijna per definitie aanvullende communicatiemiddelen. Dat betekent dat we inmiddels ook bezig zijn met vloggen, social media en online media, zoals YouTube en noem maar op: de volle breedte. De tijd van de oude Postbus 51-spot, die we 30 keer uitzonden en dan wist iedereen waar hij zijn formulier moest halen, is wel voorbij. De campagnes voor het komend jaar zullen wij voor 1 januari op rijksoverheid.nl publiceren. De departementen blijven daarbij zelf verantwoordelijk voor de inhoud van die campagnes. Nogmaals, voor 1 januari wordt op rijksoverheid.nl de hele lijst voor het volgend jaar gepubliceerd. Ik heb die hier bij mij. Als iemand wil dat ik die lijst voorlees, ga ik dat doen. Maar die komt dus op de website.

Toen vroeg de heer Van Raak wat ik vind van de hoogte van de uitkering. Daar vind ik niet heel veel van, anders dan dat er in 1972 een ijkpunt is gekozen. Dat heeft Van Baalen weer heel mooi gereconstrueerd. Dat bedrag is in de loop van de tijd geïndexeerd. Daar is ook een aantal keren nader over gesproken, onder andere in 2008 bij de herziening van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Toen is er uiteindelijk Kamerbreed vastgesteld dat wat er op dat moment gebeurde, ook verstandig was. Dat is overigens inclusief de belastingvrijdom. We hebben die discussie vaak gehad. Ik heb toen ook tegen de Kamer gezegd dat ik geen zin had om er een wetsvoorstel over te maken, maar dat het de Kamer zelf vrij stond om dat wel te doen. Dan krijgt ze ook technische bijstand. Maar ik heb om heel veel redenen, die we ook vorig jaar hebben bediscussieerd, gezegd dat de belastingvrijdom zoals die er nu is, in mijn ogen verstandig is. Daarbij is overigens de hoofdregel dat de leden van het Koninklijk Huis belasting betalen en dat er ook een paar uitzonderingen gelden, die we net hebben besproken.

Er zijn heel goede redenen waarom er onder andere over die uitkering geen belasting wordt geheven. Dat heeft niks te maken met een principiële keuze, maar veel meer met een praktische, namelijk dat het een enorme hoop gedoe is, een administratieve hassle, als je er belasting over gaat heffen, gegeven de ingewikkelde en bijzondere positie van het Koninklijk Huis, in het bijzonder van de uitkeringsgerechtigde leden.

De heer Van Raak (SP):

De minister-president heeft geen zin om de motie uit te voeren. Ik had vroeger ook weleens geen zin en dan zijn mijn moeder altijd: dan maak je maar zin. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen van mij en mijn vriend Pechtold. Deze roept niet de Kamer of de heer Van Raak op om met voorstellen te komen, nee, er staat: verzoekt de regering — die staat daar — een voorstel te doen hoe de belastingvrijstellingen van de Koning, de Koningin en de voormalige Koningin ongedaan kunnen worden gemaakt. Dat is toch een heel heldere motie, lijkt me.

Minister Rutte:

Nee, die is staatsrechtelijk heel kwestieus. De Kamer is controleur van de regering. In dat opzicht, in het controleren van de regering, kun je moties indienen. Daarbij staat de Kamer ook hiërarchisch boven de regering, boven het kabinet. Maar als medewetgever staan wij op ooghoogte. Het is raar dat een deel van de wetgevende macht zijn bevoegdheden dwingend oplegt aan een ander deel van de wetgevende macht en zegt: maak een wet. U kunt zelf die wet maken en dan geven wij technische bijstand. Waarom zou de regering dat moeten doen als zij het niet ziet zitten? Ik heb dat nooit begrepen.

De heer Van Raak (SP):

Dat is toch wel opmerkelijk. De Tweede Kamer wil een wet, maar de minister-president zegt: dat doen we alleen maar als we er zelf zin in hebben. Ik denk dat de minister-president dat toch niet helemaal goed begrepen heeft. Ik snap het wel. Hij heeft die redenering ook bij het referendum. Hij zegt het niet alleen tegen de Kamer maar ook tegen de bevolking: als wij als kabinet iets willen, hoeft de kiezer zich er niet meer over uit te spreken. Ik denk dat de minister-president straks onder de kerstboom nog maar een handboekje staatsrecht moet gaan lezen.

Minister Rutte:

Dat wordt interessant. Laten we dan samen dat boekje gaan lezen. Ik vrees dat ik dan toch gelijk heb. Wat de controlerende functie betreft zijn moties er om vanuit die controlerende rol opdrachten te geven, opvattingen mede te delen en suggesties te doen. Het is toch gek om een regering die het niet eens is met een beweging naar het opheffen van de belastingvrijdom, te dwingen om daarvoor een voorstel te doen, terwijl de Kamer dat prima zelf kan? U heeft gewoon wetgevende bevoegdheden, dus de Kamer kan een initiatiefwet maken. Dan krijgt u alle technische bijstand.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Volgens mij geeft de Kamer heel veel opdrachten tot wetgeving. Ik noem maar het regeerakkoord, om een voorbeeld te noemen.

Minister Rutte:

Dan zijn we het eens.

De heer Van Raak (SP):

Maar goed, prima, dan zal ik in de tweede termijn aan de Kamer vragen om de premier een wat dwingender opdracht te geven. Nogmaals, ik ga ervan uit dat ook mijn vriend Pechtold, mijn strijdmakker door weer en wind en sinds jaar en dag, mij zal blijven steunen. Dan heb ik er alle vertrouwen in dat het allemaal goed komt.

Minister Rutte:

Ik begrijp werkelijk niet dat de Socialistische Partij, die waarde hecht aan een machtig parlement, haar eigen bevoegdheden zo uitholt, het initiatiefrecht van de Kamer zo uitholt door te zeggen: nee, we ontkennen eigenlijk dat we dat hebben; we dwingen de regering om een wet te maken die zij niet wil, want wij hebben er geen zin in. Ik vind dat echt onbegrijpelijk.

Voorzitter. Dan is er gevraagd of we in het verlengde hiervan de uitkering in lijn kunnen brengen met de Wet normering topinkomens. Om alle redenen die hier vandaag aan de orde zijn — ik wijs op de wijziging van de WFSKH 2008, het rapport van de commissie-Van Baalen en het feit dat we niet te maken hebben met mensen die in alle opzichten onder de WNT vallen — hoef ik niet verder te betogen dat dit een vreemde redenering is.

Dan kom ik bij het referendum. Daar gaat dit debat natuurlijk niet over, maar goed, het gaat natuurlijk over alles. Dat is altijd het risico. Over het referendum kan ik alleen maar zeggen dat het kabinet voornemens is om een intrekkingswet naar de Tweede Kamer te sturen over het raadplegend referendum, conform het regeerakkoord. Zodra dat wetsvoorstel klaar is, gaat het naar de Kamer. Dan kunt u kennisnemen van de inhoud. Ik ga nu verder niet op de inhoud vooruitlopen. Ik neem kennis van de verschillende opmerkingen die in de eerste termijn erover zijn gemaakt.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb ook kennisgenomen van de opmerkingen van de minister-president in de media. Daar wil ik toch wel verder op ingaan. Hij zegt dat het logisch is dat de intrekkingswet voor het referendum zelf niet referendabel is. Het argument is: als de Tweede Kamer die intrekkingswet heeft aangenomen, is er geen referendum meer en kun je daar dus geen referendum over houden. Ik heb dat een bijzonder vreemde redenering gevonden, omdat het referendum niet gaat over die wet, want die wet is er dan niet meer, nooit meer. Het referendum gaat over het besluit van de Tweede Kamer. Dat wordt ermee gecorrigeerd. Het is een correctie van een besluit van de Tweede Kamer.

Minister Rutte:

Ja, dat klopt.

De heer Van Raak (SP):

En als de Tweede Kamer besluit om het referendum af te schaffen, dan kan de bevolking toch een referendum houden over dat besluit en de Tweede Kamer in dit geval adviseren over dat besluit?

Minister Rutte:

Ja, zo is het. Dat kan.

De heer Van Raak (SP):

Maar waarom vertelt de minister-president dan op de televisie dat het logisch is dat er geen referendum over kan worden gehouden?

Minister Rutte:

Ik heb mijn opvatting daarover gegeven, net zoals de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Ollengren, dat heeft gedaan. Wat uiteindelijk in het wetsvoorstel staat, zal moeten blijken als het wetsvoorstel naar buiten komt, maar wij vinden het inherent logisch dat een intrekkingswet over een raadplegend referendum in zichzelf niet referendabel is. Dat vinden we gek, want je krijgt een soort Drosteblik, waarbij je dat vrouwtje met dat blik op dat blaadje keer op keer ziet terugkomen. Je kunt dan uiteindelijk ook een referendum houden over de vraag of je een referendum moet houden over het intrekken van de Wet raadgevend referendum. Uiteindelijk loopt dat in zichzelf helemaal vast. Dat moet je volgens mij niet doen.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt.

De heer Van Raak (SP):

Dus de minister van Binnenlandse Zaken en de minister-president hebben een ingenieuze juridische constructie voorgelegd aan de Raad van State. Die ingenieuze juridische constructie bestaat eruit dat de minister-president zegt dat hij het raar vindt. Nou, mijn moeder zei vroeger: ik vind ook weleens dingen raar.

De voorzitter:

Ik wil die moeder van u wel een keer ontmoeten!

Minister Rutte:

Bijvoorbeeld haar zoon!

De heer Van Raak (SP):

En dat zeg ik ook even tegen de minister-president: wij vinden het ook weleens een beetje raar. Maar het gaat er niet om wat de minister-president wel of niet raar vindt. Het gaat erom dat wij een democratisch recht van de bevolking wel of niet respecteren. Ik zie hier een minister-president staan die bang is voor de bevolking, bang is om gecorrigeerd te worden en, sterker nog, zelfs bang is om geadviseerd te worden.

Minister Rutte:

Als ik bang was om gecorrigeerd te worden, zou ik niet al vier keer lijsttrekker van mijn partij zijn geweest. Dat is ook een keertje helemaal misgegaan, in 2006, dus daar heb ik wel ervaring mee. De vraag is vervolgens wat je vindt van het instrument van het referendum. Daar hield de heer Van Raak ook een heel betoog over in zijn eerste termijn. Ik vind het ingewikkeld om dat vanuit de coalitie te beantwoorden, omdat daar in de coalitie verschillend over gedacht wordt. Laat ik in algemene zin vaststellen dat er partijen kunnen zijn die hechten aan de representatieve democratie. Die zullen echt niet zeggen dat kwesties te ingewikkeld zijn om aan de bevolking voor te leggen. Sommige kwesties zijn echter wel zodanig complex dat ze pas na discussie tot besluitvorming kunnen leiden. Je kunt niet met 17 miljoen mensen collectief een discussie voeren, inclusief mogelijke amendering zoals die hier plaatsvindt. Zij die voorstander zijn van een representatieve democratie zullen vaak ook dat argument gebruiken. Daarnaast zijn er partijen, ook in deze coalitie, die wel voorstander zijn van het referendum, dus van de directe democratie. Daarover wordt in de coalitie verschillend gedacht. Waar we het uiteindelijk over eens zijn geworden in het regeerakkoord, is dat de Wet raadplegend referendum op zichzelf een onverstandige wet is. Dat vinden alle vier de coalitiepartijen. Ik wil maar even weerleggen dat zaken te ingewikkeld zouden zijn om aan de bevolking voor te leggen, zoals de heer Van Raak suggereert, want dat is het argument niet. Het argument is dat je hier met 150 vertegenwoordigers van het volk die discussie kunt voeren en een afweging kunt maken. Dat wilde ik toch nog eventjes rechtzetten.

Daarnaast had de heer Van Raak het over "een VVD". Dat klopt; dat is hij, de SP. Je hebt ook "de VVD". Dat is mijn partij.

Dan was er een verzoek tot openbaarmaking van de agenda van de ministerraad. Die agenda is niet openbaar omdat bewindspersonen zich volledig vrij moeten voelen om over een agendapunt te beraadslagen en besluiten, maar dus ook kunnen besluiten om geen besluit te nemen. Het komt met een zekere regelmaat voor — uiteraard niet onder mijn leiding; nee, ook onder mijn leiding — dat er geen besluit wordt genomen, omdat we er gewoon nog niet uit zijn, omdat het nog een week langer moet rijpen of omdat we besluiten het helemaal anders te doen. Als die agenda naar buiten komt, wordt dus zichtbaar waar blijkbaar zodanige discussie over is dat dat vrije debat in de ministerraad niet kan plaatsvinden.

Daar komt bij dat artikel 45, derde lid, van de Grondwet voorschrijft dat de ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemene regeringsbeleid én de eenheid van dat beleid bevordert. Het openbaar maken van die agenda's zou dus ook kunnen bijdragen aan het niet kunnen bevorderen van die eenheid van het regeringsbeleid, omdat zichtbaar zou kunnen worden waar dan blijkbaar verschillen van mening over zijn. En de vergaderingen zijn dus ook niet openbaar. Dat heeft ook een reden en wel dat in alle rust in de ministerraad moet kunnen worden gedebatteerd en vervolgens ook gedecideerd.

Daar komt ook bij dat het voor kan komen dat wij een agendapunt hebben dat leidt tot een besluit dat niet openbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld omdat een stuk eerst naar de Raad van State moet. Het wordt dan pas openbaar gemaakt na terugkeer van de Raad van State. Maar ook dan kan het voorkomen dat een wetsvoorstel niet wordt ingediend, omdat de Raad van State met zware overwegingen komt waarom het een onverstandig wetsvoorstel is en waarmee de Raad van State soms ook de regering, het kabinet, overtuigt. Wat natuurlijk wel gebeurt, is dat over alle besluiten die openbaar kunnen, na afloop persberichten naar buiten komen.

De heer Sneller (D66):

Ik geloof dat de Raad van State op zijn website zelf openbaar maakt welke adviezen aanhangig zijn, zodat de mensen en wij dat gewoon kunnen volgen. Ik begrijp op zich het argument over de vrije meningsvorming. Dat lijkt me ook een belangrijk argument, hoewel voor mij persoonlijk transparantie zwaarder weegt. In andere landen zie je dat het wel openbaar wordt gemaakt. De premier heeft ook contacten met die andere bewindspersonen, bijvoorbeeld met de premier van België. Krijgt hij nou de indruk dat daar inderdaad minder vrije meningsvorming is? Heeft hij daar signalen over?

Minister Rutte:

België met zijn zes regeringen heeft natuurlijk een heel ander staatkundig bestel. Dat is een federatief staatsbestel met ook nog eens horizontaal geschakelde regeringen. De regering van Vlaanderen staat hiërarchisch niet onder de federale regering, maar staat hiërarchisch op hetzelfde niveau, net als de regeringen van Wallonië, het Franstalige gewest, Eupen-Malmedy en het Brusselse gewest. Het zijn zes regeringen die alle zes horizontaal staan en waar heel veel gezamenlijk overleg plaatsvindt tussen de ministers van al die regeringen. Dat leidt tot een zodanig andere situatie dat je heel moeilijk een vergelijking kunt maken tussen onze eenheidsstaat en het federatieve staatsbestel van België.

De heer Sneller (D66):

Volgens mij is de vrijheid waarin ministers zich uiten tijdens zo'n vergadering vergelijkbaar, omdat de staatkundige verhouding daar weinig aan afdoet. Ik noemde in mijn inbreng ook Albanië, Oostenrijk en Zweden. Die landen zijn wat dat betreft transparanter over de vergadering van de ministerraad dan wij. De minister-president gaat zelf ook naar de Europese Raad en die maakt zijn agenda van tevoren openbaar. Ik heb nou niet de indruk dat hij zich daar heel erg belemmerd voelt om zijn mening vrij te uiten of heb ik dat verkeerd begrepen?

Minister Rutte:

Dat is echt een andere situatie, want naar de Europese Raad ga ik natuurlijk misschien niet in formele zin met een lastgeving, maar na ruggespraak en dus ten minste met impliciete lastgeving vanuit de Tweede Kamer. Die heb ik na het uitvoerige debat hier over de voorbereiding van de Europese Raad en dat is een andere situatie dan een minister die benoemd is en geacht wordt om vanuit zijn eigen overtuiging uiteindelijk een fatsoenlijk besluit te nemen. Hij neemt dat besluit niet als een vertegenwoordiger van een ander orgaan en ik zit daar natuurlijk als een regeringsleider namens Nederland. Dat is toch anders dan een minister in de Nederlandse regering die is benoemd langs de benoemingswijze die we in Nederland kennen.

De voorzitter:

Tot slot de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ik snap alle verschillen, maar volgens mij is de gemene deler de vraag hoe vrij mensen zich voelen om zich tijdens een vergadering te uiten als de agenda van tevoren openbaar is gemaakt. Ik hoor toch weinig argumenten waarom dat in andere landen minder zou zijn.

Minister Rutte:

Het gaat er niet zozeer om of je je vrij voelt om je te uiten, want daar moeten ze maar tegen kunnen. Het gaat om de complexiteit van de besluitvorming in een land als Nederland met een inmiddels zeer versplinterd politiek landschap. Inmiddels zijn alle vier de partijen nodig en in zo'n situatie heb je er volgens mij baat bij dat er niet ook nog eens een keer vooraf of achteraf mediadruk ontstaat, doordat maatschappelijk organisaties of Kamerfracties zich gaan uiten. Deze situatie is overigens nieuw, want we hadden wel kabinetten van vier of vijf partijen, maar dan waren niet al die partijen nodig voor een meerderheid. Je wilt geen druk doordat er wordt gezegd: "O, dat agendapunt komt aan de orde. Nou, dan hoop ik toch wel dat ze dit gaan doen." Je wilt niet dat je 's morgens op de radio en de televisie en in de kranten eindeloze voorbesprekingen ziet, die allemaal ook weer die discussie in de ministerraad onder extra druk gaan zetten. Het is al heel complex om dit land te besturen, kan ik u zeggen uit inmiddels ruime ervaring na zeven jaar.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Ik geloof niet dat dit die complexiteit vermindert.

Dan de vraag waar die 200.000 gulden zijn gebleven, pagina 87. Het rapport maakt dat ook niet geheel duidelijk, dus niet alles is helemaal terug te vinden. Het wijst erop dat deze 200.000 gulden is uitgesmeerd over verschillende kostenposten binnen de grondwettelijke uitkering. Dan gaat het om de B-component voor de personele en materiële kosten. Dat staat inmiddels in artikel 1 van de begroting van de Koning. Ik kan melden dat rookwaren niet — ik onderstreep "niet" — functioneel gedeclareerd worden. Dat was vroeger gebruikelijk, maar is dat al jarenlang niet meer.

Dan de kosten van Huis ten Bosch. Strikt genomen is dat iets wat mijn bevoegdheid wat overstijgt, want dit gaat over het Rijksvastgoedbedrijf en dus over staatssecretaris Knops. Ik kan u melden dat het niet heeft gelegen aan dat deel van het budget waar de Koning of toekomstige gebruikers iets van kunnen vinden. Er zit geen overschrijding op die 11 miljoen, integendeel zelfs geloof ik, maar in ieder geval geen overschrijding. Ik heb nog even op een rijtje gezet waar die overschrijding dan wel precies in zit. Het gaat onder andere om een volledig in plaats van partieel herstel van dak en gevel, een volledige vervanging in plaats van een renovatie van de bordestrap — die trap is af en toe heel essentieel als er een nieuw kabinet aantreedt — en extra noodzakelijke asbestsanering en houtrot- en ongediertebestrijding. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een overschrijding.

Staatssecretaris Knops heeft inderdaad gezegd dat omdat er ook zo veel andere grote projecten spelen, hij meer ten fundamentele via een extern onderzoek wil laten bezien hoe het staat met de sturing en beheersing van dit type specialistische en bijzondere projecten. Tegen degenen die daarnaar vroegen, in ieder geval de heer Van der Molen en ik dacht ook de heer Sneller, kan ik zeggen dat dat ook plaatsvindt in de context van de renovatie van het Binnenhof. Feit is dat er in het verleden ook andere bijzondere projecten zijn geweest, ook qua specialisatie, en waarbij sprake is geweest van dreigende overschrijdingen of overschrijdingen die hebben plaatsgevonden. Daarom wordt dit expertiseonderzoek uitgevoerd.

Dan het zweren van trouw door Kamerleden. U weet als geen ander dat de Kamerleden volgens artikel 60 van de Grondwet bij hun aantreden verschillende eden afleggen, waaronder de eed van trouw aan de Koning. Artikel 60 van de Grondwet vereist van de Kamerleden drie eden: zuivering, trouw aan de Grondwet en een getrouwe ambtsvervulling. De formules van deze drie eden zijn opgenomen in de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal. In die wet is ook de eed van trouw aan de Koning opgenomen. Deze volgt niet dwingend uit artikel 60 van de Grondwet, maar uit artikel 47 van het Statuut van het Koninkrijk: "De ministers en de leden van het vertegenwoordigende lichaam in de landen leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, een eed of belofte van trouw aan de Koning en het Statuut af." Waarom is dat dan? Eerlijk gezegd vind ik dat logisch. Toen het Statuut in 1954 werd ingevoerd, werd die eed als vanzelfsprekend gezien en werd die niet van een andere toelichting voorzien. Die vloeit volgens mij voort uit het feit dat de Koning als staatshoofd de belichaming is van de eenheid van ons Koninkrijk en doet niets af aan de vrijheid van leden van de volksvertegenwoordiging om opvattingen te hebben voor of tegen de monarchie, vanzelfsprekend niet, of de begroting van dezelfde monarchie. Daar kunnen zij zich gewoon over uiten. Met andere woorden, ik zie dan ook geen reden om daar nu verandering in aan te brengen. Dat is eigenlijk de achtergrond daarvan. Het staat in de wet en ik denk met een reden.

Dan de opmerkingen over de designated survivor. Een directe aanleiding of grond voor een of meer aangewezen overlevers is er nu op zichzelf niet. Het is niet zo dat we nu een onhoudbaar probleem hebben. De RVD reageerde op vragen, gesteld naar aanleiding van vragen over die Netflixserie. Zo zie je maar dat die Netflixseries voor meer handig zijn dan het doorkomen van lange debatten als je als Kamerlid niet hier hoeft te zitten. Er zijn uiteraard bestaande mogelijkheden in onze regelgeving. Er kunnen nieuwe Kamerleden van de lijsten van de verkiezingen komen. Als de hele Kamer om zou komen, wat God verhoede, kunnen van de lijsten van de verkiezingen nieuwe Kamerleden worden aangezocht. In een noodsituatie lijkt het ook mogelijk dat die nieuwe Kamerleden een oplossing vinden voor de geloofsbrieven. Dat zal dan ad hoc moeten worden gedaan. Maar goed, ik neem aan dat dat dan niet het grote probleem is. Wat het bestuur betreft, heeft de RVD geantwoord dat ambtenaren, militairen en burgers dan tijdelijk een rol kunnen vervullen zoals zij dat in andere omstandigheden zouden doen.

Dat alles gezegd hebbend, is het dus geen acuut probleem. Maar op zichzelf weet je, zoals de heer Sneller ook zei, niet zeker dat het niet gebeurt. Wat ik eigenlijk zou willen toezeggen, is dat ik nog eens even kijk hoe het nou geregeld is, waar mogelijk in extreme situaties — dan praat je over zeer extreme situaties, daar zijn we het allemaal over eens — nog gaten zitten en wat routes zouden zijn om die gaten te dichten. Ik zal dat praktisch even op een rij zetten, nog maar even zonder daar een opvatting over te hebben, en technisch in beeld brengen wat de verschillende varianten zijn.

Dan over belastingontwijking en belastingontduiking. De leden van het Koninklijk Huis moeten zich houden aan alle regels, alle wet- en regelgeving, en de Belastingdienst houdt daar, zoals hij dat bij iedereen doet, toezicht op. Dat is gewoon zijn normale werk.

Er was een vraag, van de heer Nijboer, over de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn de uitoefening van de koninklijke functie. Dat komt voort uit artikel 40 van de Grondwet, dat bepaalt dat er een belastingvrijstelling geldt voor delen van het vermogen die van belang zijn voor de uitvoering van het koningschap, bijvoorbeeld de Gouden Koets. Die vermogensbestanddelen die de uitvoering van de koninklijke functie betreffen, zijn inmiddels allemaal ondergebracht in diverse stichtingen, voor de Gouden Koets, voor juwelen, et cetera. Dat betekent dat dit artikel eigenlijk niet meer relevant is voor de belasting die leden van het Koninklijk Huis verschuldigd zijn en betalen. Door onderbrenging in stichtingen wordt voorkomen dat bij vererving het vermogen dat functioneel wordt gebruikt voor het koningschap, zoals die Gouden Koets, versnipperd raakt. Daarmee wordt gegarandeerd dat de kroondrager kan blijven beschikken over dergelijke vermogensbestanddelen. Dat geldt dus niet voor het privévermogen. Daarover is de Koning gewoon inkomstenbelasting en vermogensrendementsheffing verschuldigd. Het is inmiddels eigenlijk een beetje een dood artikel, omdat het allemaal is ondergebracht in stichtingen. Dit is lid 2 van artikel 40 van de Grondwet en, nogmaals, dat is een beetje achterhaald.

Dan vrouwelijke ministers van staat. Er zijn twee vrouwelijke ministers van staat geweest sinds 1815. Dus wauw, dat loopt storm. Dat zijn Marga Klompé en Els Borst. Het is een eretitel, zoals bekend, op voordracht van de minister-president. Het gaat uiteindelijk om de verdiensten van iemand in zijn of haar eerdere loopbaan. Wat je moet vaststellen, is dat vrouwen in de laatste 20 tot 30 jaar in dit land een veel prominentere rol zijn gaan spelen in het publieke leven. Ze maken inmiddels ook een derde en soms 40% van het kabinet uit. Dat zie je ook hier in de Kamer en breed in de samenleving. Dus ligt het voor de hand dat dit ook in de benoeming van ministers van staat tot uitdrukking zal komen. Zonder dat ik hier nu kan toezeggen dat de eerstvolgende per se een vrouw is, ligt dat zeer voor de hand. Dat ben ik geheel met de heer Nijboer eens. Ik ben het met de geest van zijn opmerking eens dat het voor de hand ligt dat dit in de toekomst vaker voor zal komen.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben wel al blij met die beweging, maar het is een beetje een objectieve beschrijving. Er zijn steeds meer vrouwen actief dus er komt vanzelf een keer een vrouw aan de beurt, zo hoor ik het bijna. Ik zou toch wel wat meer inspanning, een soort waardeoordeel daarover en ook een inzet van de premier willen horen. Ik hoor graag dat hij ook bereid is om daar actief naar te zoeken, dus dat hij niet alleen maar een soort "het overkomt ons vanzelf een keer dat er een vrouw aan de beurt is"-redenering houdt.

Minister Rutte:

Zolang het geen resultaatverplichting is dat de eerstvolgende minister van staat per se een vrouw moet zijn — daar zou ik tegen zijn — kan ik leven met de geest van de interruptie.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel. Ik kom nog even terug op het eerste punt, want daar liep ik ook voor naar de interruptiemicrofoon, en dat is belastingontwijking en -ontduiking. Ja, ze moeten zich aan de wet houden. Dat is nogal wiedes. Als we een Koning zouden hebben die de belasting zou ontduiken, zou het land te klein zijn. Dan had de premier een zwaar probleem. Maar bij belastingontwijking is de discussie natuurlijk wat nog net wel kan binnen de randen van de wet. Ik ben voorzitter van een ondervragingscommissie geweest. Er zijn soms zaken die iedereen moreel verwerpelijk vindt, maar die toch nog net te verdedigen zijn omdat de wet niet scherp genoeg is. Dat is toch eigenlijk ook gedrag dat het Koninklijk Huis niet zou moeten vertonen? Deelt de premier dat met mij? En zet hij zich daar ook voor in? Garandeert hij dat ze dat niet doen?

Minister Rutte:

Dat laatste kan ik niet doen, want het is natuurlijk de Belastingdienst die dat controleert. Maar ik kan wel zeggen dat er geen enkele aanleiding is om aan te nemen dat dat gebeurt. Daarvoor is geen enkele aanleiding. De Koning en degenen die ministerieel verantwoordelijk zijn voor het Koninklijk Huis, dus het kabinet en in het bijzonder de minister-president, hebben grondwettelijk ook verkeer en informeren elkaar daarbij als er dingen zouden zijn die kwetsbaar kunnen zijn. En belastingontduiking is tegen de wet en belastingontwijking is minimaal maatschappelijk kwetsbaar. Ik heb geen enkele aanleiding om aan te nemen dat het gebeurt. Maar ik ga niet over de individuele belastingaanslag. Dat doet de Belastingdienst.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, maar u gaat er natuurlijk wel over of iets inderdaad kwetsbaar is. Dit betekent dus dat er geen trusts of andere zaken zijn op de Bahama's of in Panama, of anderszins zaken met beheer of ook maar iets wat daarop lijkt?

Minister Rutte:

Niet dat mij bekend is, op geen enkele manier. Maar ik kan niet als minister-president inzage gaan vragen in een specifieke belastingaangifte. Dat gaat niet. Om geen misverstand te laten ontstaan zeg ik echter nog even: er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat daar ook maar iets vreemds aan de hand zou zijn.

Ik kom op de kwestie van het Kroondomein. Er wordt gekeken naar oplossingen voor de wilde zwijnen. Mevrouw Arissen had het hierover. Deze dieren zijn gedurende langere tijd gevoerd en zijn daaraan gewend. Zij hebben een beperkte leefruimte. Momenteel wordt onderzocht of vrijlating in de natuur na de wintermaanden een optie zou kunnen zijn. Er is daarvoor ontheffing of instemming nodig via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Een aanvraag daartoe wordt ingediend.

De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld over de stukken van de commissie-Van Baalen. Het kabinet zal in overleg treden met het Nationaal Archief om, behoudens eventuele beperkingen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de departementale bronnen die de basis vormen ter beschikking te stellen. Uitgangspunt daarbij is dat het kabinet in overleg treedt met dat Nationaal Archief en dat bij dergelijke departementale stukken het belang van die persoonlijke levenssfeer moet worden meegewogen. Over de particuliere archieven gaan de betrokkenen natuurlijk zelf. Dat onderzoek is nu gaande. Dat vraagt om overleg tussen ministeries, het Nationaal Archief en particulieren. Kort na de jaarwisseling zal het onderzoek worden afgerond en kan besluitvorming daarover plaatsvinden.

Er is gesproken over de vrijheid van meningsuiting van ministers versus de eenheid van het regeringsbeleid. In het uiterste geval kunnen ministers aantekening vragen. Wat in bijzondere omstandigheden ook al kan, is dat die aantekening bekend wordt gemaakt. Dus op zichzelf kan dat al. Ik zeg maar eerlijk dat ik het in coalitieland Nederland toch kwetsbaar zou vinden als een minister zou zeggen: ik vind het niets, maar het staat nou eenmaal in het regeerakkoord dus ik verdedig het hier. Dat maakt de minister vaak ook niet veel sterker. Ik hoor bij de heer Van der Staaij tegelijkertijd ook een zekere ontspannenheid; pff, het hoeft niet allemaal helemaal op haren en snaren. Dat ben ik overigens met hem eens. Maar ik ben hier toch ook wel heel voorzichtig in, ook gelet op het interne belang van de coalitie. Een minister neemt standpunten voor zijn rekening. Dit heeft ook te maken met collegialiteit, want het betekent dat anderen dat ook doen. Het gaat ook ten koste van de cohesie van het kabinet als ministers allemaal standpunten uitdragen waarbij ze zeggen: ik vind het eigenlijk helemaal niks, maar het mot nou eenmaal want het staat in het regeerakkoord. Dus ik ben er eerlijk gezegd in de afgelopen jaren ontspannen mee omgegaan; ik gebruik dat woord nog maar een keertje. Maar ik probeer wel de balans te zoeken tussen collegialiteit, bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid en ook niet het onmogelijke vragen. Maar er is dus al voorzien in die mogelijkheid van het openbaar maken van die aantekening, voor uitzonderlijke gevallen.

Er is nog de vraag gesteld over het WRR-rapport Weten is nog geen doen. Het kabinet werkt op dit moment aan een uitgebreide kabinetsreactie. Die is voorzien voor begin 2018. Daarna zal er ook alle ruimte zijn om over dat rapport te spreken. Ik ben het eens met de heer Van der Staaij dat dat rapport belangrijk is en ook aanknopingspunten biedt waar het het functioneren van de rijksoverheid en ook de doorwerking naar provincies en gemeenten betreft, zoals de heer Van der Staaij suggereerde. Dus op die hele toepassing komen we terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik neem aan dat daar behoefte aan is?

De heer Martin Bosma (PVV):

Niet bij mij.

De voorzitter:

Oké, dan kijk ik even rond. Dan ga ik naar de heer Van Oosten namens de VVD.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik houd het kort. In de eerste plaats bedank ik de minister-president voor de antwoorden die hij heeft gegeven op de vragen die ik heb gesteld, in het bijzonder ook voor het feit dat hij opnieuw in deze Kamer heeft benadrukt dat de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden ook kan rekenen op voldoende ondersteuning vanaf het moment dat die commissie aan de slag moet.

Ik rond af met het volgende, en dat zeg ik ook in de richting van de heer Sneller, omdat hij het punt van de aangewezen overlevende — zo vertaal ik het dan maar even in het Nederlands — heeft opgeworpen. Ik heb hem daar natuurlijk wat kritische vragen over gesteld. Maar goed, wat dat betreft ben ik gewoon benieuwd naar de uitwerking van de toezegging van de minister-president en erken ik dat het natuurlijk geen kwaad kan om het staatsnoodrecht en de techniek daarvan nog eens kritisch tegen het licht te houden. Ik ben daar dus benieuwd naar en wacht de uitkomsten daarvan af.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Oosten. Dan ga ik naar mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister-president hartelijk danken voor zijn beantwoording.

Ten aanzien van mijn vragen over artikel 33 van de Successiewet over de erf- en schenkingsbelasting voor de Koning heb ik de minister-president duidelijk horen zeggen dat het eigenlijk al geregeld is in verschillende artikelen. Maar is hij ook bereid om ons daar een schriftelijk overzicht van te geven? Want ik geloof hem op zijn woorden, maar het is wel handig om dat dan ook in een overzicht te krijgen. Mijn vraag is: graag een schriftelijk overzicht daarvan.

Ten aanzien van de openstelling van paleizen heb ik een motie. Het is me niet helemaal duidelijk of de minister-president echt een toezegging heeft gedaan; vandaar een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Paleis Noordeinde en Paleis Huis ten Bosch gebouwen in staatseigendom zijn, met bijzondere cultuurhistorische waarde;

overwegende dat eerdere openstellingen van deze paleizen bijzonder populair waren en de beschikbare kaarten snel uitverkocht waren;

overwegende dat het van belang is om de cultuurhistorische waarden van in publiek bezit zijnde gebouwen zo veel mogelijk voor het publiek toegankelijk te maken;

verzoekt de regering om de eerder opengestelde ruimten in Paleis Noordeinde jaarlijks een beperkte periode, bijvoorbeeld een aantal data in de zomervakantie, open te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34775-I).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter, hartelijk dank. Dank aan de minister-president voor de toezeggingen die hij aan de Kamer en ook aan de CDA-fractie heeft gedaan. Wat het CDA betreft zijn er nog twee punten om even aan te stippen.

Ik maakte aan het begin, na het uitspreken van mijn waardering voor het optreden van de koning en de koningin, tussen neus en lippen nog een terloopse opmerking, namelijk dat ik me niet kan voorstellen dat je het opzettelijk beledigen van in ieder geval de Koning zou toejuichen. Ik vroeg de minister-president nog of hij kon aangeven hoe hij dat zag. Ik heb in ieder geval gemerkt dat de minister-president daar geen antwoord op heeft gegeven, dus ik stel hem dan nog maar even een keer.

Het tweede betreft Noordeinde. Verschillende fracties en ikzelf ook hebben in de eerste termijn aangegeven een wat royalere openstelling van Noordeinde wel te zien zitten. Huis ten Bosch wordt ook genoemd, maar daar kan ik me nog iets bij voorstellen, want dat wordt op een gegeven moment ook een plek waar mensen gaan wonen. Dus om daar nou met z'n allen doorheen te blijven lopen, is misschien niet het meest geschikt. Maar Noordeinde zou toch iets meer dan de vier keer die we nu hebben meegemaakt opengesteld kunnen worden, ook gezien de publieke belangstelling en dat we mensen steeds moeten teleurstellen? Dus, misschien ook in de richting van de motie die is ingediend, wat de CDA-fractie betreft: een wat royaler gebaar van de minister-president.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind deze minister-president een van de meest ideologisch gedreven politici van deze tijd.

Minister Rutte:

Met visie!

De heer Van Raak (SP):

Daarom had ik graag met hem vandaag een wat meer ideologisch debat gehad over zijn opvattingen over het individu ten koste van de gemeenschap, over bedrijven ten koste van burgers, over de markt ten koste van de democratie. Dat heeft de minister-president niet gedaan. Die handschoen heeft hij niet opgepakt. Dat vind ik jammer, maar ik hoop daar snel een andere keer met hem een debat over te kunnen voeren.

Wij hebben wel even gediscussieerd over het referendum. Dat viel me ook niet mee. De antwoorden van de minister-president vielen mij ook niet mee. Ik moet maar heel voorzichtig concluderen dat de regering haar huiswerk bepaald nog niet op orde heeft. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de intrekkingswet voor het referendum niet onreferendabel te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34775-III).

De heer Van Raak (SP):

Ook de opvattingen van de minister-president over de verhouding tussen kabinet en Kamer vond ik wat opmerkelijk. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de motie van Van Raak, Recourt en Pechtold (34300-I, nr. 5) over de belastingvrijstellingen van de leden van het Koninklijk Huis alsnog uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34775-I).

De heer Van Raak (SP):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak. Dan ga ik naar de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u, voorzitter. Het was duidelijk dat het niet de eerste keer was dat de premier deze begroting mocht verdedigen. Ik heb nog een aantal punten.

Dank voor de opheldering over Van Baalen en de rookwaren. Het is goed dat er duidelijkheid komt over het Rijksvastgoedbedrijf; ik denk dat de woorden van de premier terecht waren. We zullen dat verder met staatssecretaris Knops opnemen.

Dank ook voor de toezegging om in een technische notitie de eventuele lacunes in de democratische legitimatie in kaart te brengen bij zo'n noodscenario waar ik het in eerste termijn over had. Het lijkt mij goed om het inhoudelijke debat verder te voeren op basis van die notitie.

Waar wij elkaar niet vonden was op de agenda van de ministerraad. Daarom heb ik een motie, die uiteraard moet worden gelezen tegen de achtergrond en binnen de kaders van artikel 45, lid 3 van de Grondwet, zoals de premier terecht zei in zijn termijn. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in meerdere landen de agenda en/of de besluitenlijst van de ministerraad openbaar gemaakt wordt;

overwegende dat deze vormen van openbaarheid de betrokkenheid van burgers bij de politiek evenals de controleerbaarheid van het bestuur kunnen vergroten;

verzoekt de regering meer transparantie te betrachten omtrent hetgeen in de ministerraad besproken wordt, idealiter door de agenda van tevoren openbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34775-III).

De heer Sneller (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dan ga ik naar de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister-president voor de antwoorden, die mij bevielen, zowel over belastingontduiking als -ontwijking. Daar heeft hij geen weet van. Daar is geen sprake van. Als het wel zo was, dan neemt hij daar stellig afstand van.

Ook de antwoorden over de benoeming van een vrouwelijke minister van staat bevielen. Ik had een motie, maar ik dacht: de motie kan ook overgenomen worden door het kabinet. Dus ik kan haar wel indienen, maar als je in een debat een royale toezegging krijgt, kan je die ook gewoon incasseren. Dat wou ik hier maar doen. Ik heb de minister-president niet alleen horen beschrijven dat er steeds meer capabele vrouwen zijn die minister van staat zouden kunnen zijn. Ik heb hem ook een inspanningsverplichting horen uitspreken om dat belang te onderkennen, in die zin dat er in de toekomst uit die capaciteiten kan worden geput. Die toezegging neem ik graag in ontvangst. Daar stuur ik geen motie achteraan. Maar dat betekent natuurlijk wel dat we gaan kijken of dat ook in de toekomst gaat gebeuren en we de minister-president aan die toezegging gaan houden. Als wij dat niet zullen doen, als Kamer of als PvdA, dan weet ik zeker dat er nog een aantal partijgenoten zijn die de premier aan deze toezegging zullen herinneren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan ga ik nu naar mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ook de Partij voor de Dieren wil de minister-president bedanken voor zijn beantwoording. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat koningin Wilhelmina in 1959 het eigenlijke kroondomein Het Loo heeft geschonken aan de Nederlandse bevolking;

constaterende dat de Nederlandse Staat jaarlijks honderdduizenden euro's betaalt voor onderhoud van het kroondomein;

van mening dat de Nederlandse bevolking daarom jaarrond toegang moet krijgen tot dit natuurgebied;

verzoekt de regering met ingang van 2018 het eigenlijke kroondomein Het Loo jaarrond geheel open te stellen voor het publiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34775-I).

Mevrouw Arissen (PvdD):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Koninklijk Faunabeheer (voorheen Koninklijk Jachtdepartement), dat verantwoordelijk is voor de exploitatie van het eigenlijke kroondomein, met belastinggeld wordt gefinancierd;

verzoekt de regering om het Koninklijk Faunabeheer c.q. Jachtdepartement niet langer te financieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34775-I).

Mevrouw Arissen (PvdD):

Tot slot zijn wij blij om te horen dat er wordt ingezet op een diervriendelijke oplossing voor de zwijnen in het voormalig Wildpark het Aardhuis. We zouden dan ook graag een brief ontvangen met daarin de door het kabinet bedachte diervriendelijke oplossingen en mogelijkheden en de voorwaarden die daar eventueel aan verbonden zijn.

Dat was het, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Arissen. We wachten op de laatste moties. Die komen er nu aan. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Zal ik voor drie of vijf minuten schorsen?

Minister Rutte:

Maximaal vijf minuten.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 19.46 uur tot 19.51 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik begin met de belastingvrijdom. Ik ga proberen te voorkomen dat ik een brief moet sturen door het hier heel precies uit te leggen, zodat het heel precies in de Handelingen komt. Er zijn vier uitzonderingen op de hoofdregel dat de leden van het Koninklijk Huis belasting betalen. De eerste uitzondering, conform grondwetsartikel 40, lid 2, eerste zin, betreft een vrijstelling van de inkomstenbelasting voor de uitkeringen. De tweede uitzondering betreft, conform grondwetsartikel 40, lid 2, opnieuw de eerste zin: een vrijstelling van de inkomstenbelasting voor de "vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie". Ik heb de heer Nijboer net uitgelegd dat dat artikel in de praktijk een leeg artikel is geworden, omdat al die zaken zijn ondergebracht in stichtingen. De derde uitzondering betreft een vrijstelling van de successie- en schenkingsrechten voor uitsluitend de Koning en de vermoedelijke opvolger indien verkregen van een lid van het Koninklijk Huis ten behoeve van het in stand houden van het familievermogen. Dat staat in grondwetsartikel 40, lid 2, tweede zin. En de laatste uitzondering betreft artikel 33 van de Successiewet: de vrijstelling van successie- en schenkingsrechten van schenkingen aan burgers en instellingen door leden van het Koninklijk Huis, die een grondwettelijke uitkering ontvangen, uit hoofde van hun functie en hoedanigheid. Ik heb voorbeelden genoemd van zaken die onbelast zijn: een dier aan een kinderboerderij of een prijs aan een burger.

Ook is mij een vraag gesteld door de heer Van der Molen over opzettelijk beledigen. Hij refereert aan een initiatiefwetsontwerp van D66. Naar ik heb begrepen komt dat initiatief in januari aan de orde in de Kamer. Dan moet het kabinet ook adviseren, zoals gebruikelijk is bij een initiatiefwet. Dat betekent dat deze wet zal worden besproken in de ministerraad geruime tijd voordat die wet hier aan de orde komt, zodat de minister van Justitie en Veiligheid, die bij de behandeling hier adviserend aanwezig zal zijn, het advies namens het kabinet kan geven. Ik kan daar nu dus niets over zeggen; dat moet eerst worden besproken in de ministerraad. Het is immers een initiatief dat uit de Kamer komt en dus is procedureel goed vastgelegd wanneer wij aan zet zijn om daar iets van te vinden. Dat zal zijn bij de behandeling van het initiatiefwetsontwerp.

Dan kom ik bij de moties. De eerste motie, die op stuk nr. 7 (34775-I), raakt ook aan een opmerking die de heer Van der Molen heeft gemaakt. In strikte zin moet ik haar ontraden, omdat niet de regering maar de Koning over het openstellen gaat. De Koning krijgt ex Grondwet de paleizen ter beschikking gesteld, één in de hoofdstad en op dit moment twee in Den Haag. Het is dan ook de Koning die besluit over de vraag of die paleizen worden opengesteld. Dat doet dus niet de Kamer en ook niet het kabinet. Grondwettelijk heeft de Koning drie paleizen. Hij kan besluiten om paleizen gedeeltelijk of niet open te stellen. Zoals het geformuleerd is in de motie van Özütok en Van Raak, is precies wat er gebeurt, namelijk dat het gedurende een beperkte periode, bijvoorbeeld een aantal dagen in de zomervakantie, wordt opengesteld. Dat heeft hij al besloten. Dus in die zin is de motie overbodig. Maar ook in formele zin kan ik niet anders dan de motie ontraden, want zij vraagt mij iets te doen waar ik niet over ga. Dat zou ongrondwettelijk zijn. Maar het mooie is — in die zin kunnen we vrienden blijven — dat het in de praktijk precies zo gaat als de heer Van Raak het wil en mevrouw Özütok het wil; en dat is natuurlijk ook altijd mijn streven.

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 6 (34775-III) over de intrekkingswet verwijs ik naar het debat. Daarom ontraad ik haar. Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 8 (34775-I) over de belastingvrijdom. Daarover hebben we uitvoerig gedebatteerd. Ik denk niet dat mijn opmerking dat ik die moties ontraad, hier nog verdere toelichting behoeft.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 7 (34775-III) van de heer Sneller, die verzoekt om meer transparantie te betrachten, idealiter door de agenda van tevoren openbaar te maken. Ik ga de motie toch ontraden, maar ik zeg tegen de heer Sneller dat ik me er steeds zelf op zal bevragen of we het maximale doen om openbaarheid te betrachten. Dat doen we natuurlijk door iedere week een persconferentie te houden, persberichten uit te doen en noem maar op. Ik zal blijven zoeken naar wegen, maar als de motie wordt aangenomen ben ik toch bang dat ik sluipenderwijs vastzit aan het verzoek om eventueel de agenda openbaar te maken. Maar ik zou kunnen handelen in de geest van de motie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 9 (34775-I). Alleen als het faunabeheer speelt, is het Kroondomein dicht. Verder is het altijd open. Ik ontraad de motie dus omdat zij feitelijk niet klopt.

Dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 10 (34775-I) van mevrouw Arissen. Het gaat daarin om artikel 2 van de begroting van de Koning. De Koning is vrij deze middelen te besteden zoals hij wil, uiteraard met inachtneming van artikel 41 van de Grondwet. Ik ontraad deze motie daarom.

De voorzitter:

U mag een vraag stellen over de ingediende motie, mevrouw Arissen.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik hoorde de minister-president zeggen dat er een feitelijke onjuistheid in de motie op stuk nr. 9 (34775-I) staat. Het Kroondomein, of een groot gedeelte daarvan, wordt voor het publiek gesloten van 14 september tot en met 25 december. Het Kroondomein is dus niet jaarrond geopend.

Minister Rutte:

Nee, dat klopt. Het is een heel groot deel van het jaar open, behalve tijdens het faunabeheer. Als het faunabeheer plaatsvindt, kunnen we het niet opendoen, want dan wordt het gevaarlijk. Maar in die zin heeft u dus gelijk. Ik ga te kort door de bocht als ik zeg: de motie klopt niet. Daar heeft u gelijk in. Dat klopt. Ik handhaaf echter wel het advies "ontraden", simpelweg omdat anders dat faunabeheer niet mogelijk is. Maar mevrouw Arissen heeft gelijk: op dat punt ging ik te kort door de bocht.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind van de behandeling van de begroting gekomen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande donderdag stemmen we over de moties en over de begroting.

De vergadering wordt van 19.57 uur tot 20.33 uur geschorst.

Naar boven