5 Vragenuur: Vragen Den Boer

Vragen van het lid Den Boer aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president over druk belaste raadsleden.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Nederland kent ongeveer 9.000 raadsleden, mensen die zich met hart en ziel inzetten voor de lokale democratie. Ze doen dit dicht bij de mensen, voor het belang van hun gemeente en om die vooruit te helpen. Zij doen dat vaak naast hun reguliere baan. Maar tegen welke prijs? Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau onder gemeentelijke griffiers toont aan dat raadsleden onder grote druk werken. Ze hebben een tekort aan tijd en daardoor soms ook een tekort aan kennis. In 40% van de onderzochte gemeenten is het volgens griffiers voor gemeenteraadsleden moeilijk om over voldoende tijd te beschikken voor de taken die zij moeten uitvoeren. Met name in kleinere gemeenten lijken griffiers vaker aan te geven dat gemeenteraadsleden niet over voldoende kennis en vaardigheden beschikken.

Door de decentralisaties in de zorg en het groeiend aantal samenwerkingsverbanden zijn de taken van gemeenteraadsleden toegenomen, maar de tijd en de vergoeding die zij daarvoor hebben niet, terwijl de rol van gemeenteraadsleden in een goed functionerende democratie onmisbaar is. We hebben hier in de Kamer al eerder over gesproken. Graag vraag ik aan de minister hoe zij het SCP-rapport duidt. Ik wil ook aan haar vragen of zij het met mij eens is dat het signaal dat het SCP afgeeft, verontrustend is. Vooral de griffiers in kleine en middelgrote gemeenten geven aan dat de druk op raadsleden hoog is. Ik vraag de minister wat zij van plan is te doen om deze kleinere gemeenten beter te ondersteunen.

In 2016 heeft uw voorganger, minister Plasterk, een actieplan gepresenteerd om raadsleden beter te ondersteunen en de druk te verminderen. Hoe beoordeelt de minister het SCP-rapport in samenhang met dat actieplan? Zijn we daarmee op de juiste weg of is een koerswijziging nodig? Gaat de minister nog verdere stappen ondernemen om de gemeenteraden te ondersteunen in kennis en deskundigheid?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Ollongren:

Voorzitter, dank u wel. Allereerst zou ik mevrouw Den Boer willen bedanken voor haar vraag. Ik heb het rapport van het SCP gezien. Het is een breder rapport over het sociaal domein en een onderdeel van het rapport is een enquête onder griffiers. Die enquête bevestigt wat al eerder is geconstateerd door andere commissies, onder andere van de VNG, namelijk dat er inderdaad een kwestie is voor veel raadsleden in Nederland. Nederland kent nog altijd veel gemeenten, ook veel kleinere en middelgrote gemeenten, waar raadsleden worden gezocht, en gelukkig ook gevonden, die naast hun andere werkzaamheden en hun leven veel tijd besteden aan hun raadslidmaatschap. Ik denk dat wij heel dankbaar moeten zijn dat zij dat doen. Ik denk dat we heel veel aandacht moeten hebben voor de toerusting van deze raadsleden. En daar zit dus een knelpunt.

Ik duid het SCP-rapport dus eigenlijk hetzelfde als eerdere rapporten. Ik wijs op de commissie-Van de Donk en de denktank van de VNG. Ook de Rob heeft hier eerder iets over gezegd. Mevrouw Den Boer wees al op de begrotingsbehandeling van BZK. Toen hebben we dit thema ook aan de orde gehad. Toen hebben we gezegd dat er al een aantal trajecten loopt. Een daarvan kwam voort uit de motie-Wolbert en daar is mijn voorganger al mee aan de slag gegaan. Daarbij is een eenmalige impuls gegeven om te zorgen dat de raadsleden straks goed aan de slag kunnen na de gemeenteraadsverkiezingen. Er zijn dus al wat dingen in gang gezet. Het gaat ook over opleidingen, bijeenkomsten waarop mensen van elkaar dingen kunnen leren, competentieprofielen en competentiescans. Ik denk dat het heel belangrijk is dat dit gebeurt en dit moet ook worden afgemaakt.

Tegelijkertijd heb ik zowel vanuit het regeerakkoord een opdracht om hier meer aan te doen, als ook vanuit de Kamer als resultante van het debat. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling geproefd dat er veel behoefte is om nog meer te doen. Zo is de motie-Van der Graaf aangenomen waarin gewezen wordt op de noodzaak van meer opleiding en maatwerk in de opleiding voor raadsleden. Met andere woorden: ik ben blij met het SCP-rapport. Ik denk dat de enquête bevestigt wat we al wisten, namelijk: heb nou aandacht voor die raadsleden en voor het feit dat zij met relatief weinig tijd en soms ook gebrekkige ondersteuning — ook vanwege weinig tijd, kleine gemeenten en relatief weinig ondersteuning — heel belangrijk werk doen voor Nederland en hun gemeenten. Daar moeten we aan werken.

De voorzitter:

En de minister heeft ook twee minuten spreektijd. Mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik sprak hiervoor al even over de vergoeding die raadsleden ontvangen voor hun werk. Het is natuurlijk heel erg belangrijk dat raadsleden eerlijk beloond worden voor hun werk. De vergoeding die een raadslid krijgt, hangt momenteel af van de grootte van de gemeente. De vergoeding voor raadsleden in een kleine gemeente is tot wel negen keer lager dan de vergoeding in een van de grootste gemeenten, en vanzelfsprekend is ook daar heel veel werk te verrichten. Is het werk in grote gemeenten ook negen keer zwaarder dan dat van raadsleden in een kleine gemeente, waar toch ook de jeugdzorg geregeld moet worden? Ik vraag de minister hoe zij aankijkt tegen deze scheve verhouding. Is zij bereid te onderzoeken of raadsleden in een kleine gemeente een hogere vergoeding zouden moeten krijgen?

Aanvullend vraagt D66 zich af of de minister bereid is te kijken naar alternatieve oplossingen voor de werkdruk onder raadsleden; u gaf dat al een beetje aan toen u sprak over maatwerk. Een voorbeeld is het rechtstreeks verkiezen van leden van het algemene bestuur van grote samenwerkingsverbanden. Nu doen raadsleden dat vooral naast hun gewone raadswerkzaamheden en is dat een van de oorzaken van een hogere werkdruk. Als hiervoor aparte leden gekozen worden, zou dat kunnen bijdragen aan een verlichting van de werkdruk voor raadsleden. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Daarnaast kan er gekeken worden naar digitaal vergaderen of online overleggen, ter vermindering van het aantal fysieke contactmomenten of bijeenkomsten, zodat er meer tijd is voor raadsleden om met de inwoners van gemeenten in gesprek te gaan. Graag een reactie.

Minister Ollongren:

Mevrouw Den Boer heeft in haar ene minuut drie vragen aan mij gesteld. Ik ga proberen die in één minuut te beantwoorden. Allereerst de vraag van de vergoeding voor vooral raadsleden in kleine gemeenten. Dat is inderdaad ook een punt dat eerder is gesignaleerd. De hoeveelheid werk in kleine gemeenten is niet per definitie minder dan in een wat grotere gemeente, en toch krijgen de raadsleden een lagere vergoeding daarvoor. Dat vind ik een punt om naar te kijken. Tegelijkertijd heb ik hier al eerder gezegd dat raadsleden dat werk niet doen om de vergoeding, maar ik vind wel dat je mag vragen dat de vergoeding in verhouding staat tot de hoeveelheid werk die je als raadslid verricht, dus dat heeft mijn aandacht.

Het tweede punt gaat over de samenwerkingsverbanden. Ook daarvan heb ik gezegd dat we er goed naar moeten kijken. Ik ben zeker bereid om het aspect dat mevrouw Den Boer naar voren brengt, daarbij mee te nemen.

Op de opmerking over online en digitaal ga ik kort in, omwille van de tijd. Ik weet zelf ook uit mijn tijd in het college van Amsterdam hoe ontzettend veel papierwerk wij over de raadsleden daar uitstorten. Ik denk dat dit in iedere gemeente het geval is. Raadsleden zitten er niet alleen maar om papier te verwerken, maar zij zitten er om hun gemeente en de inwoners van hun gemeente goed te verstaan en te vertegenwoordigen. Daar moeten ze tijd voor hebben.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik vind het fijn om te horen dat zij mijn zorgen deelt en dat zij aan de slag wil gaan met de werkdruk van raadsleden. Zeker met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018 is dit van groot belang. Het is zorgelijk dat het verloop van raadsleden groot is en dat zij het niet langer volhouden dan één ambtstermijn, waardoor er heel veel kennis en kunde verloren gaat. Het is van groot belang dat gemeenteraadsleden met de nodige tijd, kennis en kunde hun werk kunnen uitvoeren. Dat hebben we nodig voor een functionerende democratie. Daarom zie ik de acties van de minister graag tegemoet. Ik zal haar blijven volgen op dit dossier.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Boer. De heer Krol, namens 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Door de decentralisatie hebben wij hier in Den Haag steeds meer naar gemeenten toegeschoven. Dat klinkt heel sympathiek: dichter bij de burger, maar dat heeft ook tot gevolg dat de mensen het daar steeds drukker hebben gekregen. Vroeger was raadslid een bijbaan, maar tegenwoordig zie je dat je zoveel werkzaamheden krijgt dat je je steeds vaker gaat afvragen of het nog wel een bijbaan kan zijn. Dat klinkt heel sympathiek, maar ik merk dat steeds meer mensen in de knel komen. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Ollongren:

Ik denk dat het een terechte constatering is dat de raadsleden er extra werk bij hebben gekregen vanwege de decentralisaties. Tegelijkertijd kan het ook in de transitie zitten. We moeten misschien niet meteen conclusies willen trekken, maar het ook even goed bekijken. Ik vind het wel heel belangrijk om, als je nieuwe taken geeft aan gemeenten, dan ook rekening te houden met het feit dat daarop democratische controle in de gemeenteraden moet plaatsvinden. Dat betekent dat die gemeenteraadsleden zowel in de ondersteuning als in de opleidingen op een goede manier daarvoor worden toegerust.

De heer Öztürk (DENK):

We hebben tijdens de Algemene Beschouwingen dit punt uitvoerig behandeld en ik weet dat de minister de lokale democratie een warm hart toedraagt. Heel veel raadsleden zijn geen ambtenaar en werken dus overdag niet bij een ministerie, bij een andere gemeente of zijn geen leraar. Er zijn raadsleden die bij een andere werkgever werken. Zij kunnen soms moeilijk vrij krijgen van hun baas omdat de werkgever het belang van de lokale democratie niet zo hoog acht. Is de minister bereid om met werkgeversinstanties te praten en te bekijken of wij raadsleden die bij een bedrijf werken kunnen faciliteren, zodat ze vrij kunnen krijgen?

Minister Ollongren:

Raadsleden hebben allerlei achtergronden. Raadsleden zijn afkomstig uit heel verschillende professionele kringen of hebben geen betrekking, ze zijn jong en oud. Ze zijn dus heel verschillend. Ik ken persoonlijk raadsleden die in het bedrijfsleven werken zonder dat het problemen oplevert. Als dat wel zo zou zijn, dan geef ik graag dat signaal af, want het is belangrijk dat ook die werkgevers zich realiseren dat ze een bijdrage kunnen leveren aan het functioneren van de lokale democratie.

De heer Van Raak (SP):

Om te beginnen een compliment aan mevrouw Den Boer, een D66'er die vragen durft te stellen over de democratie. Ik zou me kapot schamen als ik D66'er was en zou het niet durven, maar mevrouw Den Boer durft het wel.

Ik heb ook een vraag aan de minister. We zien dat raadsleden steeds minder volksvertegenwoordigers zijn die de burgers kunnen vertegenwoordigen. Ze zijn steeds meer volksambtenaren geworden die grote stapels papier moeten wegwerken. Is de minister het met mij eens dat raadsleden over heel veel zaken steeds minder te vertellen hebben? De veiligheidsregio's gaan over veiligheid. In de zorg hebben we meer dan 800 samenwerkingsverbanden. Is de minister het met mij eens dat, als raadsleden hun controlerende taak moeten doen, zij ook over zaken moeten gaan en we moeten stoppen met alles uitbesteden?

Minister Ollongren:

Ik denk eigenlijk dat raadsleden over steeds meer gaan. Vanwege de decentralisaties hebben we veel belegd op het niveau van de gemeenten, soms in samenwerkingsverbanden of gemeenschappelijke regelingen. Ik denk dat er eerder meer werk op hen afgekomen is. Daarmee hebben raadsleden een grotere verantwoordelijkheid gekregen. Ik ben het wel met de heer Van Raak eens dat het belangrijk is om de bestuurlijke spaghetti zo veel mogelijk te ontwarren, zodat gemeenteraadsleden hun belangrijke controlerende taak zo veel mogelijk en zo goed mogelijk kunnen uitoefenen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. We gaan om 15.00 uur stemmen, dus ik schors de vergadering.

De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.01 uur geschorst.

Naar boven