3 Vragenuur: Vragen Becker

Vragen van het lid Becker aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht "Kind illegaal naar privéschool".

De voorzitter:

We gaan nu naar de vraag van mevrouw Becker, namens de VVD, aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht "Kind illegaal naar privéschool". Het woord is aan mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ieder kind met een beperking, of dat nu autisme is, een lichamelijke handicap of hoogbegaafdheid, verdient een passende plek in het onderwijs, een plek die rechtdoet aan wat een leerling kan en zijn of haar talenten tot bloei laat komen. Het idee van passend onderwijs is die plek niet vanuit Den Haag maar binnen de regio te organiseren, dicht bij de kinderen waar het om gaat. De VVD vindt dit een goede gedachte, maar we zijn wel ongerust over de uitvoering in de praktijk. We spreken nog te veel ouders die zich zorgen maken omdat hun kind tussen wal en schip valt, zonder een goede plek op een school. We spreken nog te veel leraren die meer werkdruk ervaren, die wel recht willen doen aan de kinderen die speciale aandacht nodig hebben, maar extra handen in de klas tekortkomen.

Ook de Algemene Rekenkamer trok onlangs aan de bel. Het is niet duidelijk of het geld voor passend onderwijs wel goed besteed wordt. En nu lazen we dit weekend in de krant dat er zelfs scholen en samenwerkingsverbanden zijn die het geld dat bedoeld is voor passend onderwijs, illegaal overmaken aan privéscholen. Dat kan niet waar zijn. Ik vraag daarom aan de minister: klopt het dat sommige scholen en samenwerkingsverbanden geld doorsluizen naar privé-instellingen? Klopt het dat zij zich hiermee niet aan de regels en aan hun zorgplicht houden? Op welke schaal gebeurt dit eigenlijk? Hoe kan het dat dit niet eerder bekend was bij het ministerie? Wat zegt dit over het toezicht? Is de minister het met de VVD eens dat een passende plek voor ieder kind betekent dat er plek is op een publieke school in de regio en dat de samenwerkingsverbanden er dus samen met de scholen voor moeten zorgen dat iedere leerling die plek krijgt, binnen het systeem en niet daarbuiten? Hoe gaat de minister daarop toezien?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil mevrouw Becker ook bedanken voor de vragen die zij heeft gesteld over dit onderwerp, dat dit weekend inderdaad in de media, zowel in het Algemeen Dagblad alsook in televisieprogramma De Monitor, aan de orde is geweest. Wij delen het uitgangspunt dat mevrouw Becker hier ook verwoordt, namelijk dat ieder kind recht heeft op een passende plek. Dat is ook in de wetgeving vastgelegd. Als scholen bekostiging ontvangen voor hun leerlingen, hebben zij ook een zorgplicht. Dan moeten ze met het samenwerkingsverband waar ze bij horen, ook zorgen dat er een passend aanbod voor leerlingen is. Het bericht dat dit weekend geanonimiseerd — want we weten niet om welke scholen en om welk samenwerkingsverband het gaat — naar buiten kwam, geeft aan dat het niet overal lukt om een passend aanbod te verzorgen. De situatie zoals die geanonimiseerd beschreven is, is bij de inspectie niet bekend. Als de inspectie wel weet heeft van dergelijke situaties — waarin leerlingen dus niet in de school zelf het aanbod krijgen maar bij particuliere scholen worden neergezet en waarbij het geld ook daarnaartoe wordt gebracht — dan gaat de inspectie in het belang van het kind in gesprek met de school. Dan wordt de school ook indringend gevraagd: waar zit het vast en wat zijn de tekorten waar jullie tegen aanlopen, waardoor jullie het passende aanbod niet kunt verzorgen? Dan is er dus een duidelijke opdracht, de opdracht om ervoor te zorgen dat het wel gaat gebeuren, want daar is de bekostiging ook op gericht. Dat is ook de manier waarop we graag willen dat aan onze kinderen onderwijs wordt gegeven. Zo willen we ook toezicht houden op de kwaliteit van het onderwijs.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik dank de minister voor de antwoorden. Fijn om te horen dat hij het uitgangspunt deelt dat het de bedoeling is dat ieder kind een passende plek krijgt in ons publieke onderwijs. Het is ook goed dat hij zegt dat hij ervoor zorgt dat de inspectie in gesprek gaat met scholen als dat niet gebeurt, maar dat is wel op basis van signalen. Wat de VVD betreft speelt er toch een meer fundamentele vraag over het toezicht op het passend onderwijs, met name rond de samenwerkingsverbanden. Wij horen nog heel vaak dat die samenwerkingsverbanden zich bij de verdeling van het geld voor passend onderwijs vooral laten leiden door de financiële wensen van de schoolbesturen, die ook weer samen het bestuur van het samenwerkingsverband vormen en toezicht houden op zichzelf. Dat lijkt een beetje op de slager die zijn eigen vlees keurt, en dat op een bedrag van 2,4 miljard. Is de minister het met de VVD eens dat de vraag hoe er in de regio voor ieder kind een passende plek komt, veel meer centraal zou moeten komen te staan in die samenwerkingsverbanden? Dit zou niet alleen een plek moeten zijn waar het geld wordt verdeeld, maar ook een plek waar dat gesprek wordt gevoerd. Wij hebben gezegd: zorg er nu voor dat er echt onafhankelijk toezicht komt. Dat is gelukkig in het regeerakkoord terechtgekomen. Kan de minister aangeven op welke termijn dat onafhankelijke toezicht daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Kan de minister ook meteen ingaan op de wettelijke doorzettingsmacht? Daar zouden de samenwerkingsverbanden iets aan kunnen hebben, namelijk om te voorkomen dat een kind tussen wal en schip terechtkomt omdat iedere school eigenlijk zegt: ik kan dit kind niet plaatsen. Het gaat erom dat er dan toch doorzettingsmacht is om te zeggen: wij gaan die plek regelen. Dat hebben wij ook in het regeerakkoord afgesproken. Wanneer kunnen wij dat tegemoetzien?

Minister Slob:

Er zijn in het regeerakkoord inderdaad een aantal afspraken gemaakt die direct of indirect raken aan de situaties die hier worden beschreven. Wij moeten goed met elkaar nagaan waar het geld voor passend onderwijs blijft op het moment dat daar vragen over zijn. Daar zal onderzoek naar worden gedaan. Wat ik in deze situatie heel erg belangrijk vind is dat er een stuk openheid is, ook van de scholen en de samenwerkingsverbanden, op die momenten waarop het hun niet lukt om die zorg te verlenen waar dat kind, die leerling, wel recht op heeft. Situaties zoals die welke het afgelopen weekend naar buiten kwam, zijn situaties die wij niet kennen, waarin zelfs het samenwerkingsverband gewoon onder de radar blijft en niet helder maakt dat men een probleem heeft. Op het moment dat je een probleem op tafel legt, word je daar echt niet direct op afgerekend, maar dan kunnen wij met elkaar bezien wat er nodig is om ervoor te zorgen dat men wel datgene kan doen waartoe men ook gewoon wettelijk verplicht is. Er is sprake van een zorgplicht en zij moeten zorgen voor een dekkend aanbod voor alle leerlingen, zodat er geen enkele leerling echt buiten valt. Dat is de oproep die ik zou willen doen aan de scholen, aan de samenwerkingsverbanden, maar ook aan de ouders: leg het op tafel, maak het bespreekbaar. Dan weten wij waarover wij het hebben en kunnen wij met elkaar zorgen dat datgene gaat gebeuren waar ook de bekostiging op geënt is, namelijk dat er een goed, passend en dekkend aanbod is in de regio voor de leerlingen die de extra zorg nodig hebben.

Mevrouw Becker (VVD):

Het is goed om te horen dat de minister deze oproep doet aan de scholen en de samenwerkingsverbanden: wees open waar het niet lukt, zorg er met elkaar voor om wel die passende plek te realiseren en blijf daarmee niet onder de radar. Ik denk dat het goed zou zijn dat die oproep niet alleen hier in dit huis wordt gedaan, maar dat ook de inspectie actief met die samenwerkingsverbanden dit gesprek aangaat. Kan ik concluderen dat de minister dat toezegt?

Minister Slob:

Wij hebben in Nederland een heel goede inspectie, die inderdaad ook vanuit de wetgeving daartoe instructies heeft gekregen en toeziet op de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie gaat ook in gesprek met scholen en samenwerkingsverbanden. Ook dan geldt weer die transparantie. Wij constateren zelfs dat in de jaarverslagen geen melding wordt gemaakt van situaties die zich wel hebben voorgedaan, met leerlingen die buiten de school geplaatst zijn. Scholen zijn verplicht om dat netjes in de jaarverslagen te melden en ook in de gesprekken met de inspectie. Pas dan kunnen wij met elkaar werken aan een goed dekkend aanbod. Dat willen wij natuurlijk allemaal, want uiteindelijk gaat het om die kinderen. Wij willen dat kinderen niet tussen de wal en het schip vallen en dat er een goed onderwijsaanbod voor hen is.

De heer Rog (CDA):

Die laatste woorden van de minister deel ik van harte, want uiteindelijk gaat het toch om het leerrecht van kinderen, zou ik hem willen voorhouden. Ik zou de minister willen vragen: zegt het feit dat dit soort constructies wordt gezocht eigenlijk niet dat wij binnen het reguliere, publiek bekostigde onderwijs heel veel kunnen leren van de aanpak in het particuliere onderwijs? Is de minister bereid om daarnaar te kijken ten behoeve van het leerrecht van kinderen?

Minister Slob:

Op het moment dat helder is om welke situaties dit gaat, kunnen we inderdaad met elkaar constateren waar het op vastzit. Er werd een situatie beschreven van een jonge leerling die inderdaad op die particuliere school beter tot zijn recht kwam en op dat moment betere zorg kon krijgen dan de school en het samenwerkingsverband waartoe hij behoorde en waar zijn ouders hem ook hadden aangemeld, tot uitvoering konden brengen.

We zijn ook voornemens — dat moet bij de Kamer bekend zijn, want het is al met haar gecommuniceerd — om wetgeving voor te bereiden. Als dergelijke situaties zich voordoen, als het op een bepaald moment gewoon even niet lukt om een leerling op een school of in een samenwerkingsverband dát aanbod te geven dat nodig is, zal met die wetgeving de mogelijkheid worden gecreëerd om zo'n leerling ook tijdelijk bij een particuliere school te plaatsen. Dat mag dan tot maximaal één jaar, zo is het voornemen. In dat jaar moeten het samenwerkingsverband en de school hard aan het werk om de tekortkomingen die er zijn weg te werken en te zorgen dat dat passende aanbod er wel komt. Die wetgeving is in voorbereiding en zal de Kamer te zijner tijd bereiken. Dan kunnen we het debat voortzetten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Afgelopen weekend werd ook bekend dat het aantal leerlingen dat naar het speciaal onderwijs gaat, weer stijgt. Volgens het Algemeen Dagblad gaan ongeveer 800 kinderen meer naar het speciaal onderwijs dan vorig jaar. Ik zou de minister willen vragen of hij die signalen herkent. In het artikel staat dat sommige scholen leerlingen misschien wel iets te lang vasthouden op een reguliere school, waardoor die leerlingen eigenlijk te laat naar het speciaal onderwijs gaan. Herkent de minister dit ook? Wat kan hij op korte termijn doen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen toch naar gewone scholen gaan, met daarbij de passende ondersteuning die zij nodig hebben?

Minister Slob:

De berichtgeving waarop wordt gedoeld bevat voorlopige cijfers. Ik ben terughoudend om inhoudelijk te reageren op voorlopige cijfers. We weten dat binnen drie, vier weken de definitieve cijfers bekend worden. Dan hebben we pas een echt beeld van wat daar gaande is. Op het moment dat die cijfers mij bereikt hebben, dan zullen we die uiteraard analyseren en van commentaar voorzien, en zo snel als mogelijk naar de Kamer sturen. Ik stel voor om dan het debat te voeren. Het is echt heel lastig om op basis van tijdelijke cijfers — het gebeurt nu; het vliegt alweer alle kanten uit — conclusies te trekken, terwijl we allemaal weten dat in die laatste weken soms nog aardig wat informatie wordt aangereikt die het beeld misschien anders kan maken. In dat opzicht zou ik via u, mevrouw de voorzitter, willen zeggen: nog even geduld.

De heer Kwint (SP):

Los van de cijfers zie je aan de ene kant dat peperdure privéscholen met belastinggeld gesubsidieerd worden omdat het niet lukt om een goede plek voor kinderen met een beperking te vinden. Aan de andere kant zie je dat steeds meer kinderen na een periode in het passend onderwijs uitgeblust en soms depressief in het speciaal basisonderwijs terechtkomen. Moet de conclusie dan niet gewoon zijn dat wij de komende jaren vol moeten inzetten op die scholen voor speciaal basisonderwijs, die zo ontzettend belangrijk zijn? Mocht de minister van plan zijn te zeggen "dat is wel heel erg duur", dan weet ik nog wel 1,4 miljard die nu gereserveerd staat voor buitenlandse aandeelhouders. Ik denk dus graag met hem mee.

Minister Slob:

Ik dank de heer Kwint dat hij al antwoorden geeft op vragen die mij nog niet eens bereikt hadden. Dat is een snelle manier van debatteren. Laat het gaan om de cijfers. Hoeveel kinderen zitten er op particuliere scholen? DUO houdt die cijfers niet bij, maar we hebben wel cijfers van de inspectie die op basis van haar waarneming worden verzameld. Op basis van die cijfers is de conclusie dat het om een aantal honderden leerlingen gaat. Er is inderdaad een groei zichtbaar ten opzichte van de cijfers die wij uit oktober 2015 tot oktober 2016 kennen. We wachten nog op de laatste cijfers. Maar in verhouding tot die 1,5 miljard kinderen die naar het primair onderwijs gaan en die ook verdeeld zijn over scholen voor speciaal basisonderwijs is het — het is voor mij uitgerekend; ik heb het niet zelf gedaan, al zou me dat wel gelukt zijn — 0,04%. Het is dus ook wel goed om die verhouding in de gaten te houden. Dat laat onverlet — dat ben ik eens met de heer Kwint — dat we met elkaar heel goed moeten kijken hoe dat zich in de praktijk voltrekt. Hoe wordt passend onderwijs gegeven? Waar lopen de scholen tegenaan? Wat is de positie van scholen voor speciaal basisonderwijs, die wat mij betreft nog steeds een heel belangrijke functie in ons bestel hebben en ook zullen houden, gezien de problematiek waar leerlingen soms de scholen mee binnenkomen?

De voorzitter:

Dank u wel!

Naar boven