Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 2, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 2, item 8 |
Aan de orde is het dertigledendebat over problemen bij de uitvoering van de Participatiewet.
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik geef de heer Jasper van Dijk van de SP-fractie als eerste spreker het woord.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. "Als wethouders die verantwoordelijk zijn voor de re-integratie van werkzoekenden wordt het ons onmogelijk gemaakt kwetsbare groepen een goede ondersteuning te bieden richting betaald werk". Dat zeggen circa 270 wethouders in het manifest Investeren in werk voor kwetsbare groepen. Hun noodkreet is glashelder: als we niets doen, worden arbeidsgehandicapten genadeloos aan de kant gezet. Mijn vraag is eenvoudig. Is de regering bereid om te stoppen met de snoeiharde bezuinigingen op de sociale werkvoorziening en te zorgen voor genoeg budget voor het begeleiden van mensen naar werk? Denk aan Wajongers, WSW'ers en ook niet-uitkeringsgerechtigden. Er is al voor €1.000 per werknemer in de sociale werkvoorziening bezuinigd. De regering wil daarbovenop nog eens €2.000 bezuinigen. Dat is ongeveer 140 miljoen in totaal. Dat is de nekslag. De begeleiding wordt dan onhaalbaar en SW-voorzieningen worden feitelijk geliquideerd. Meer dan 80% van de SW-bedrijven draait nu al rode cijfers en sommige zijn reeds omgevallen. Het is pure kapitaalvernietiging. Als de regering willens en wetens de sociale werkvoorzieningen de nek om wil draaien, zeg het dan eerlijk. Want dit beleid is een sterfhuisconstructie. In plaats van afbreken moeten we opbouwen, bijvoorbeeld door middel van een reddingsplan voor de SW.
Met de banenafspraken gaat het niet goed, zeker niet bij de overheid. Nog te weinig mensen worden aan een baan geholpen. Toch wacht de regering nog een jaar met de zogeheten Quotumwet. Waarom wordt die niet nu al ingevoerd? Dat was toch de afspraak? De markt loopt wel op schema, al is het de vraag hóé. Het betreft veelal tijdelijke banen — wij noemen die ook wel bungelbanen — terwijl juist deze doelgroep, van mensen met autisme of een verstandelijke beperking, gebaat is bij vastigheid. Zorg dus ook voor voldoende middelen op dat punt.
Staatssecretaris Klijnsma had voor de zomer veel begrip voor het manifest van de wethouders. Ze wilde het alleen niet uitvoeren, omdat er een nieuw kabinet kwam. Inmiddels zijn we Prinsjesdag voorbij en is er nog steeds geen kabinet. Gisteren hebben we de begroting ontvangen. Er komt geld bij voor leraren en voor verpleeghuizen. Maatregelen zijn dus niet onmogelijk. De vraag is simpel: als u voor zorg en onderwijs geld kunt regelen, waarom dan niet ook voor arbeidsgehandicapten?
De Wajongers wordt groot onrecht aangedaan. Hun uitkering wordt per 1 januari botweg met 5% gekort. Ze zouden in ruil daarvoor aan werk worden geholpen, maar dat lukt voor geen meter. De Quotumwet is opnieuw uitgesteld. De korting blijft evenwel ijskoud overeind staan. Als de overheid uitstel krijgt, geef dan ook de Wajongers uitstel. Het beste is om de korting helemaal te schrappen. Daar komt, tot slot, nog iets bij. Het kabinet roept te pas en te onpas dat niemand erop achteruitgaat. Dat is dus kolder, want Wajongers gaan er wel degelijk op achteruit. Ook daarom zou het de regering sieren om deze strafkorting per direct te schrappen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Voortman van GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Het doel van de Participatiewet was om te komen tot één regeling voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Die regeling moest ervoor zorgen dat gemeenten konden kijken naar wat mensen echt nodig hebben om te kunnen werken of op een andere manier mee te kunnen doen in de maatschappij. Helaas werd die Participatiewet de strengste bijstandswet ooit, een wet die mensen zonder werk wegzet als onwillig of als potentiële fraudeurs, en ze uitsluit in plaats van insluit. Het is dus een wet die gebaseerd is op wantrouwen in plaats van op vertrouwen. Dat is een gemiste kans, want wantrouwen helpt mensen niet beter aan het werk.
De wet is rigide en wordt ook rigide toegepast door het kabinet. Gemeenten die zelf graag zouden willen werken en experimenteren met een regelluwe bijstand worden dwarsgezeten. Amsterdam en Utrecht mogen van deze staatssecretaris namelijk niet meedoen aan de experimenten. Waarom niet? Omdat de staatssecretaris zegt: om te mogen experimenteren met het opleggen van minder regels moet je de tegenprestatie in je verordening zetten. Die hoef je dan niet uit te voeren, maar je moet als gemeente wel doen alsof je haar uitvoert door haar op papier te zetten. Dat is toch niet uit te leggen? Het is pesterig naar gemeentes, maar die zijn helaas wel wat gewend van dit kabinet. Het is ongeloofwaardig naar mensen. Want wat zeg je hiermee? Dat een dode letter belangrijker is dan echt kijken hoe we mensen duurzaam uit de bijstand krijgen. Wat voor een signaal geef je als landelijke overheid hiermee af? Graag een reactie.
Een ander knellend punt zijn de financiële kaders. Meneer Van Dijk ging daar ook op in. Er is te weinig geld voor gemeentes om mensen echt te kunnen helpen. Er moet bijvoorbeeld meer budget komen voor beschut werk. Maar toch gaat het kabinet door met het dwarszitten van kwetsbare mensen. Want een van de weinige maatregelen in de beleidsarme begroting die gisteren gepresenteerd werd, is de korting op de uitkering voor Wajongers die in 2018 ingaat. Gisteren juichte het kabinet dat iedereen erop vooruitgaat. Maar dat is gewoon niet waar. Wajongers, mensen die het toch al niet breed hebben, krijgen een korting van 5% te slikken. En dat terwijl ook zij te maken hebben met een hoger eigen risico, een hogere zorgpremie en vaak ook hogere huren. Ik vind dat zeer teleurstellend. Deze kwetsbare groep wordt iets afgenomen waar die mensen jarenlang wel recht op hebben gehad en wat ze gewoon hard nodig hebben. Hoe legt de staatssecretaris aan die mensen uit dat zij de enigen zijn die direct gekort worden op hun inkomen? Welke ratio zit hierachter? Ik hoor het graag.
Op de Wmo en de Jeugdwet valt ook het een en ander aan te merken: dat er veel bezuinigd is en dat de veranderingen te snel gingen. Maar deze wetten geven gemeentes in elk geval nog wel de ruimte om te kijken naar verschillen tussen mensen. De Participatiewet biedt die ruimte veel minder. Je ziet daardoor dat de Participatiewet mensen niet meer ruimte geeft, maar juist minder. Deze wet is wat GroenLinks betreft dan ook dringend aan een make-over toe. De ideologie van wantrouwen moet eruit. Uitvoerders moeten ruimte krijgen om echt naar mensen te kijken en ze te helpen, want wetten zijn er voor mensen en niet andersom.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu de heer Raemakers namens D66 het woord.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank voor het woord. Ook de D66-fractie is het rondetafelgesprek van voor de zomer erg goed bevallen. Het was erg prettig om op een open en constructieve wijze met werknemers, werkgevers en wethouders te spreken over de Participatiewet. En ook wij hebben natuurlijk goed geluisterd naar de problemen die betrokkenen ervaren.
Laten we maar bij het eerste probleem beginnen. Er is te weinig geld, wordt er gezegd. Net als de staatssecretaris neem ik deze signalen zeer serieus. Voorbeeldje: volgens diverse wethouders zou het BUIG-budget tekortschieten door de sterke groei van het aantal bijstandsgerechtigden. Ik lees echter in de brief van 30 juni dat daar ook een speciaal potje voor is waar gemeenten op aanvraag aanspraak op kunnen maken. Van dit budget, een voorschot, is slechts zeer beperkt gebruikgemaakt. Hoe is dat mogelijk, zo vraag ik de staatssecretaris. Waren gemeenten niet bekend met dit potje? Of was de aanvraag misschien te ingewikkeld? Graag een reactie.
In de tweede plaats maak ik mij zorgen over onvoldoende begeleiding voor specifieke groepen. Zo zouden jongeren met een lagere arbeidsproductiviteit of jongeren die toch geen recht hebben op een uitkering, door gemeenten minder goed geholpen worden, omdat gemeenten hier zelf ook niet zo veel profijt van hebben; financieel dan. Het belang van de jongeren is dan ondergeschikt. Dit kan toch niet waar zijn? Gelukkig heeft de staatssecretaris aangegeven dit punt nader te gaan onderzoeken en ons daarover in het najaar nog te gaan informeren. Mocht het inderdaad zo zijn dat bijvoorbeeld jongeren minder goed geholpen worden bij het zoeken van werk, vraag ik mij wel af hoe wij die situatie dan snel zouden kunnen verbeteren. Heeft de staatssecretaris al een plan B klaarliggen voor het geval dat dit nodig is? Want dat deze staatssecretaris snel en kordaat kan ingrijpen, bleek onlangs bij de inwerkingstelling van het quotum. Overheden helpen te weinig mensen aan een baan. Daarom heeft de staatssecretaris dat besluit genomen, ook met steun van D66.
Tot slot maak ik me zorgen over het feit dat er nog steeds gemeenten zijn die helemaal geen beschutte werkplaatsen creëren. Het is positief dat er door de wetswijziging nu wel fors meer plekken zijn bijgekomen, maar dit aantal is nog steeds te laag als je het afzet tegen de vraag. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? We lezen over meer voorlichting en een moreel appel op gemeenten om er nu echt werk van te maken. Maar waar blijft, ook in dit geval, de stok waar de staatssecretaris mee kan slaan? Kan zij mogelijk harder ingrijpen op dit gebied om ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland de passende werkplek krijgt waar hij of zij recht op heeft?
Tot zover mijn eerste termijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Eerst even een compliment voor de heer Raemakers, want hij is er, in tegenstelling tot zijn collega's van het CDA en van de ChristenUnie. Waar zijn die nou? Het is zo'n belangrijk debat! Ik noteer het even.
Dan over de korting op de Wajonguitkering. Is de heer Raemakers het met mij eens dat het behoorlijk onrechtvaardig is dat die mensen zo hard worden gekort? Ten eerste blijkt dus helemaal niet dat iedereen erop vooruitgaat, zoals wordt beweerd. Ten tweede was hun een baan beloofd, maar die is er voor het overgrote deel helemaal niet gekomen. Vindt hij die korting ook onrechtvaardig?
De heer Raemakers (D66):
In de eerste plaats is het goed om op te merken dat het debat dat door de SP is aangevraagd gaat over problemen bij de uitvoering van de Participatiewet. Daar heb ik in mijn termijn ook op gefocust. Ik snap dat de heer Van Dijk het hier graag over wil hebben. Het is natuurlijk een heel belangrijk onderwerp. Daarbij moet aangetekend worden dat destijds bij het sociaal akkoord is afgesproken, ook door de vakbonden, dat deze groep Wajongers terug zou worden gezet in de bijstand waardoor ze veel minder rechten hebben. Mede door toedoen van D66 en ook van andere partijen is er toch voor gekozen om deze groep niet in de bijstand onder te brengen. Er is voor gekozen om deze groep niet in de bijstand onder te brengen, maar op het niveau van 70% of 75% van het minimumloon. Dat is al heel belangrijk, zou ik zeggen. Maar natuurlijk deel ik zeker de zorgen van de heer Van Dijk dat het allerbelangrijkste punt is om die groep jongeren daadwerkelijk perspectief op werk te geven.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, tot slot.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een mooi beschrijvend antwoord, maar ik zou graag iets meer willen weten over uw politieke lijn, mijnheer Raemakers. Bent u het ermee eens dat de korting op de Wajonguitkering van 75% naar 70% per 1 januari aanstaande onrechtvaardig is omdat de beloofde banen er niet zijn gekomen en zij eenvoudigweg hard worden gekort? Bent u het ermee eens dat we dat ongedaan moeten maken?
De heer Raemakers (D66):
U vraagt mij of ik het onrechtvaardig vindt dat de inkomenspositie van 75% naar 70% gaat. Ik snap goed dat het heel vervelend is, maar ik maak dan liever de koppeling naar het tweede deel van het betoog van de heer Van Dijk. Hij zegt: juist omdat het niet lukt om die jongeren aan het werk te helpen. Daar wil ik ook in dit debat op focussen. We hebben het over problemen bij de uitvoering en daar zie ik een kans. Als er gemeenten zijn die jongeren niet aan het werk helpen of niet voldoende begeleiding geven, moeten we daarop focussen. Dat zou voor vandaag mijn inzet zijn. Ik heb dan ook aan de staatssecretaris gevraagd of we die positie van jongeren snel kunnen verbeteren.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik vind een achteruitgang van €70 per maand wel meer dan een beetje vervelend als je al heel weinig te besteden hebt. De heer Raemakers zegt ook dat het gaat over de uitvoeringsproblemen met betrekking tot de Participatiewet. Amsterdam en Utrecht willen dolgraag experimenteren met regelluwe bijstand om mensen echt aan het werk te krijgen. De staatssecretaris zegt: dat staan we niet toe, want ze willen de tegenprestatie niet in de verordening zetten. Wat vindt de D66-fractie daar nu van?
De heer Raemakers (D66):
Dat is weer een heel ander probleem. Daarbij hebben we wel gezien dat de staatssecretaris een tweetal gemeenten heeft laten weten dat zij een tekst in de verordening moeten wijzigen, terwijl het onderliggende idee op zich akkoord is. Ik heb gezegd dat de D66-fractie dat een beetje een raar standpunt vindt van de staatssecretaris. Je kunt niet tegen gemeenten zeggen dat ze iets moeten wijzigen in hun verordening, terwijl ze praktisch eigenlijk hetzelfde mogen doen. Kijk, dat vind ik raar klinken en ik ben het zeker met de GroenLinksfractie eens dat dat anders zou moeten.
De voorzitter:
Mevrouw Voortman, tot slot.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan is mijn vervolgvraag: wat moet er anders en hoe gaan we dat regelen? De staatssecretaris zegt nu nee. Gaan wij dan zeggen: staatssecretaris, je moet het toch regelen?
De heer Raemakers (D66):
Momenteel zitten we in de formatie. Daarbij wordt dit onderwerp zeker verder besproken. De GroenLinksfractie zal vanzelf merken wat daaruit komt.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ook even over de Wajongkorting. De heer Raemakers spreekt over het sociaal akkoord. Dat is van een aantal jaar geleden. De essentie van dat akkoord was: we willen mensen weer aan het werk helpen. Daar spreekt de heer Raemakers goede woorden over. Mensen moeten intensief begeleid worden naar werk. Dat is de sleutel tot succes. We zijn nu een paar jaar verder. Het gaat economisch hartstikke goed. Het gaat over het luttele bedrag van 45 miljoen euro, dat in de komende jaren ook nog gaat aflopen. Het gaat niet over miljardeninvesteringen en het gaat over een heel kwetsbare groep. Is de heer Raemakers het, als het over zo'n bedrag en zo'n kwetsbare groep gaat, ermee eens dat we alles op alles moeten zetten om die korting volgend jaar te voorkomen? Want we spreken over volgend jaar, over 2018.
De heer Raemakers (D66):
De heer Gijs van Dijk stelt eigenlijk dezelfde vraag als de heer Jasper van Dijk, van een andere fractie. Ik kan hetzelfde antwoord geven. Laat ik dat niet doen.
De voorzitter:
Nee.
De heer Raemakers (D66):
Laat ik verwijzen naar iets anders, wat ik tijdens de rondetafelzitting heel erg heb gemerkt. Er zijn geluiden dat jongeren soms niet aan het werk worden geholpen. Ik heb de wethouders tijdens die rondetafelzitting gevraagd of het in hun gemeenten voorkomt dat zij jongeren niet helpen of te weinig begeleiding geven, want dat lees ik in de stukken. Er waren die dag vier of vijf wethouders. Allemaal zeiden ze: nee, dat komt bij ons niet voor; wij helpen die jongeren. Ik wil zo meteen natuurlijk graag van de staatssecretaris horen of zij wel signalen heeft dat er gemeenten zijn waar jongeren niet worden geholpen. Hen helpen zou voor mij de primaire inzet zijn.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Gijs van Dijk.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat is absoluut ook een heel belangrijke stap, maar het korten op uitkeringen is niet het begeleiden naar werk. Dat is wat mij betreft een stap die we niet zouden moeten zetten. De heer Raemakers verwees net naar de formatietafel, logischerwijs, want er zijn andere partijen aan een andere tafel bezig. Ligt dit punt op de formatietafel?
De heer Raemakers (D66):
Alle punten liggen op de formatietafel, zou ik bijna willen zeggen. Logisch, ja.
De voorzitter:
Wat een diplomatiek antwoord. U was al klaar, toch?
De heer Raemakers (D66):
Ja, dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga naar mevrouw Nijkerken-de Haan. Nee, ik ga naar de heer Gijs van Dijk.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Iedereen moet kunnen rekenen op goed werk, met een fatsoenlijk loon en steun als het even tegenzit. Dat is een zekerheid waar iedere Nederlander op moet kunnen bouwen. Mensen die ontzettend graag hun steentje bijdragen op de arbeidsmarkt maar daar wat meer hulp bij nodig hebben, moeten we die hulp ook geven, omdat werk zoveel meer is dan een loonstrookje per maand. Werk betekent sociale contacten, jezelf ontwikkelen en ertoe doen. Voor mensen met een afstand tot werk en de arbeidsmarkt moeten er daarom banen bij komen, in het bedrijfsleven en bij de overheid. Om iedereen een plek te geven, moet ook iedereen zijn steentje bijdragen. Dat geldt zeker voor de overheid.
Voorzitter. In het sociaal akkoord is afgesproken dat we mensen op weg helpen naar werk bij bedrijven en instellingen. Daarmee krijgen socialewerkvoorzieningen een andere functie. De Partij van de Arbeid stelde wel een harde voorwaarde: 125.000 banen met perspectief voor mensen met een arbeidsbeperking. Als het te traag gaat, zoals nu, moeten we ingrijpen. Het is daarom goed dat het quotum wordt geactiveerd, maar ik hoor graag van de staatssecretaris wat het kabinet, en vooral de minister van Binnenlandse Zaken, nu gaat doen om ervoor te zorgen dat de overheid voorop gaat lopen. Welke sectoren lopen precies achter? Waar is de meeste ruimte? En waar is het actieplan? Hoe wordt er gecoördineerd en wanneer wordt de Kamer hier verder over geïnformeerd?
De verantwoordelijkheid van de overheid gaat wat ons betreft verder dan haar verantwoordelijkheid als werkgever. De overheid is een grote afnemer van goederen en diensten. Daarom willen we dat de overheid in haar aanbestedingen voorrang geeft aan sociaal en duurzaam ondernemerschap, aan bedrijven die het niet alleen gaat om de winst, maar ook om de mensen.
Dan de zorgen van vele wethouders in Nederland; het werd al gememoreerd. Met een pamflet en bij een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer gaven zij aan dat gemeenten mensen wel graag willen helpen aan werk, maar dat de budgetten niet toereikend zijn. We weten dat intensieve en persoonlijke begeleiding de sleutel is naar werk. Ik hoor graag van de staatssecretaris waar de budgetten in haar ogen knellen en wat dat betekent voor een nieuw kabinet.
Tot slot, voorzitter, de Wajong-uitkering; we hadden het er al over. Bij de start van het kabinet moesten er vele maatregelen worden genomen om de overheidsfinanciën weer gezond te maken. Zo werd er ook een korting op de Wajong-uitkering opgenomen vanaf 2018, ook in de overtuiging dat we zo mensen met een Wajong-uitkering aan het werk helpen. We zien dat het nog niet goed gaat met de banen voor Wajongers. Het gaat economisch gelukkig beter. De overheidsfinanciën staan er uitstekend voor en het laatste dat we dan moeten doen, is mensen die afhankelijk zijn van een uitkering, nu met extra onzekerheid over hun inkomen opzadelen. Wij willen banen en zekerheid, en daar hoort, als het nog niet lukt, een goede en zekere uitkering bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris kan direct antwoorden.
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan alle leden van uw Kamer die hun inbreng hebben geleverd. Want hoe raar het misschien ook klinkt, het is toch fijn om hier demissionair nog één keer te kunnen praten over de Participatiewet. Het is gewoon plezierig om nog een keer hierover te kunnen debatteren met de leden van uw Kamer, waaronder gelukkig ook een aantal leden die de totstandkoming van de Participatiewet echt zelf hebben meegemaakt en vaak hebben ondersteund. Als u het goed vindt, voorzitter, begin ik met de opmerking dat ik er zeer aan hecht om nog eens te beklemtonen dat die inclusieve arbeidsmarkt het aller-, allerbelangrijkste is. Mensen, alle mensen in Nederland, moeten gewoon mee kunnen doen op onze arbeidsmarkt. Dat is natuurlijk ook de achterliggende gedachte van de Participatiewet.
Ook ik merk op dat niet iedereen het woord voert hedenmiddag. De een is wat dapperder dan de ander, zal ik maar zeggen. Maar als ik luister naar de verschillende leden van de Kamer, is het goed om nog eens te beklemtonen dat die sociale werkbedrijven in ons land een groot goed zijn. Daar moeten we never nooit afscheid van willen nemen, want sociale werkvoorzieningen zijn in de arbeidsmarktregio een essentieel instrument omdat ze hartstikke veel expertise hebben om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te helpen en ook te blijven begeleiden.
Wat ben ik blij dat de Kamer het ook goed heeft gevonden om daar extra geld tegenaan te zetten, zodat ook die arbeidsmarkt en die sociale werkvoorzieningen omgevormd konden worden naar sociale werkvoorzieningen van de 21ste eeuw. Daar is men nog steeds druk mee doende. Pet af voor al die mensen die daarmee bezig zijn! De infrastructuur in de arbeidsmarktregio's begint recht overeind te komen, maar je moet erbij blijven, zo zeg ik als demissionair staatssecretaris, voor het beste resultaat. Dus ik hoop ook dat de Kamer en mijn opvolger daar ongelooflijk veel inzet voor zullen blijven plegen.
Als u het goed vindt, voorzitter, ga ik gewoon de leden van uw Kamer langs. Ik kom dan successievelijk bij alle aangedragen invalshoeken.
Jasper van Dijk, de heer Jasper van Dijk, kwam uiteraard met de hoorzitting en de wethouders. Ik vind het heel plezierig dat de Kamer medeoverheden uitnodigt om van tijd tot tijd mee van gedachten te wisselen en om ook van hen te horen wat er voor zorgen aan de orde zijn en hoe we die met z'n allen zouden kunnen oplossen. De wethouders hebben natuurlijk in niet mis te verstane bewoordingen — zo ken ik mijn medebestuurders! — aangegeven dat het op zichzelf plezierig is dat zij door de decentralisaties nu meer maatwerk kunnen plegen voor mensen, edoch dat zij daar wel de juiste instrumenten bij nodig hebben. Dat is natuurlijk altijd ook geld.
Ik hoef echt niet onder stoelen of banken te steken dat het gesternte nu anders is dan toen wij in 2012 begonnen. Ik snap dat de VNG en de wethouders van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu tegen de Tweede Kamer en tegen de onderhandelende partijen zeggen: het gesternte is net iets anders. Kunnen wij daarom misschien kijken naar met name het zogenoemde P-deel, het ondersteunende deel, zodat mensen die echt een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, meer inzet van ons kunnen krijgen? Ik begrijp dat heel goed. Wij hebben destijds geroeid met de riemen die er waren. Ik kan me voorstellen dat je nu kijkt of die riemen iets langer zouden kunnen worden; mag ik dat zo formuleren, voorzitter? Dat is ook wat de heer Jasper van Dijk naar voren bracht. Hij zei dat wij in het P-deel moeten bekijken of we er ook in de sociale werkvoorzieningen uiteindelijk niet structureel weer wat meer tegenaan zouden moeten willen zetten.
Vanuit de middelen die ik had, heb ik echt zo goed mogelijk geprobeerd om de sociale werkvoorzieningen recht overeind te houden. Ik heb ook het nieuwe beschut werk verankerd in de wet en daar extra geld tegenaan gezet: vijf keer 20 miljoen. Dat neemt niet weg dat je natuurlijk ook moet kijken naar doorzicht voor de komende jaarschijven. Ik snap dus dat daar een warm pleidooi voor wordt gehouden door de heer Van Dijk.
Dan de banenafspraak. De heer Van Dijk pleit ervoor — dat snap ik ook — om het quotum nu echt meteen door te zetten voor de overheidswerkgevers. Ik heb ook goed naar de heer Raemakers geluisterd. De marktwerkgevers halen het aantal banen wel, en zelfs nog meer dan we hebben afgesproken, zodat gelukkig het totale aantal banen netjes op peil is. We zitten er zelfs boven. Dat is echt te danken aan de markt. Maar de overheden blijven in gebreke, en dat is natuurlijk inderdaad gewoon geen gezicht; laten we dat maar zo zeggen. In de boezem van het huidige kabinet heb ik daar mijn collega's natuurlijk op aangesproken. Het zit in tal van sectoren. De heer Gijs van Dijk, meen ik, vroeg mij in welke sectoren het nu precies speelt. Dat is in het onderwijs, bij de Belastingdienst, echt in behoorlijk wat sectoren. Die moeten echt nog even het been bij zetten. Daarom hebben wij afgesproken dat wij inderdaad een jaar extra geven om het been bij te trekken. Wij zien natuurlijk dat ook de overheden het de afgelopen jaren behoorlijk zwaar hebben gehad en dat het met al die bezuinigingen niet eenvoudig voor ze was om die garantiebanen te maken. Maar we houden ze wel aan het aantal dat is afgesproken. Het actieplan van mijn collega van BZK komt in dit najaar. Daar zal precies in staan voor welke sectoren wat dient te gebeuren. Ik vind gewoon dat je die stok achter de deur moet hanteren. Dat vind ik jammer, want ik had echt gehoopt dat het niet nodig geweest zou zijn. Maar het moet wel gebeuren, want we mogen de mensen die die banen hard nodig hebben, niet in de steek laten.
Dan de Wajongers; eigenlijk alle woordvoerders zijn daarop ingegaan. Ook dat begrijp ik heel goed. Zoals de heer Raemakers naar voren bracht, weten we natuurlijk allemaal hoe de discussie geweest is onder het kabinet-Rutte/Verhagen en onder dit kabinet. Toen de golven hoog gingen, was het echt zaak om teringen naar neringen te zetten. Ik neem u niet helemaal terug in de geschiedenis, hoor, maar er was zelfs sprake van het onderbrengen van de huidige Wajongers bij de gemeenten, natuurlijk ook met alle ins en outs van de bijstand en dus ook met de vermogenstoets en de partnertoets. Dat was voorwaar niet simpel. Dan zouden al die Wajongers immers ook naar 70% van het wettelijk minimumloon gaan, en dat ook nog met alle andere aangelegenheden die in de bijstand aan de orde zijn. Het is dus plezierig dat dat niet aan de orde is. Maar als het gesternte iets beter is, dan snap ik, wederom, dat je ook bekijkt of je deze bezuiniging moet laten doorgaan. Het huidige kabinet heeft dat in demissionaire staat niet meer gedaan. Maar ik zeg wat ik zeg, en ik begrijp welk pleidooi hier gehouden wordt. Ik heb ook inzicht geboden in wat dat financieel zou betekenen: inderdaad 45 miljoen, aflopend in de tijd.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wat ik werkelijk niet begrijp is dit: wat is de ratio achter deze bezuiniging? Wat verwachtte de staatssecretaris toen dit werd besloten dat het effect zou zijn als je mensen 5% — of eigenlijk is het dus meer, volgens mij iets van 7% — van hun inkomen afpakt?
Staatssecretaris Klijnsma:
Het ging er natuurlijk helemaal niet om om 5% van mensen af te pakken. Kijk, destijds hebben we natuurlijk tal van maatregelen moeten nemen. Dat was voorwaar niet simpel. Gisteren, bij Prinsjesdag, zeiden ze tegen me: nou Jetta, sterkte met de laatste zware loodjes. Ik zei: nou, het spijt me wel, maar de eerste twee jaar, dát waren zware loodjes en dat waren de eerste loodjes. Het was niet simpel, maar we hebben toen die afweging gemaakt. Ik vertelde net al dat het er in eerste aanleg om ging dat al deze mensen onder de bijstandswet geschaard zouden worden. Dat hebben we toen niet gedaan. We hebben in het sociaal akkoord de 125.000 banen afgesproken. Een groot deel van de Wajongers gaat ook naar die banen. Dat is dus plezierig, want dan kunnen ze natuurlijk het wettelijk minimumloon verdienen. Voor dat deel van de Wajongers dat nog niet op die banen zit, is die korting aan de orde, behoudens de Wajongers die ouder zijn dan 50 jaar — daar hebben we het ook over gehad — en de Wajongers die nu al werk hebben.
We hebben die afweging toen gewoon gemaakt — ik maak het niet mooier dan het is — omdat we toen natuurlijk moesten kijken hoe we de rijksbegroting op verhaal konden helpen. Nu zien we dat het gesternte gewoon beter is. Dat is ook precies wat ik net meldde aan de heer Jasper van Dijk. Dus ja, je zou bij de begrotingsbehandeling kunnen bepalen dat je er nog eens naar wil kijken. Dat begrijp ik heel goed.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het zal inderdaad logisch zijn om daarnaar te kijken. Sterker nog, het was logisch geweest als het kabinét dat al had gedaan. Er is over tal van onderwerpen gesproken de afgelopen weken: over de lerarensalarissen, over ouderen. Maar de Wajongers laten we in de kou staan. Dat vind ik echt heel ernstig. Maar daar zullen we inderdaad bij de Sociale Zakenbegroting op terugkomen. Maar die 125.000 banen zijn er niet gekomen. Dat maakt het toch extra gek om deze groep Wajongers nu wel te korten? Dan zou je ook consequent moeten zijn en moeten zeggen: oké, we zijn onze beloften niet nagekomen, dan doen we deze korting ook niet. Dat zou dan toch consequent zijn geweest?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, maar kijk, we hebben natuurlijk nooit gezegd dat alle Wajongers een-op-een op de garantiebanen zouden komen, want we wisten hoe het ritme van de garantiebanen zou zijn. Dat ritme is keurig op peil. Want gelukkig is het zo, wat ik net vertelde, dat de markt wel het aantal banen heeft gemaakt, en zelfs nog meer, dat we voor de jaarschijf 2016 hadden afgesproken. Dus dat is goed op stoom. Maar dat neemt niet weg, zeg ik ook in alle openheid, dat het aantal Wajongers dat nu nog geen baan heeft, natuurlijk ook substantieel is. Dus dat punt van aandacht is gewoon niet alleen door de Kamer maar door iedereen getackeld.
Ik neem de gelegenheid te baat, voorzitter, om ook nog te melden dat het UWV een rekentool heeft voor Wajongers. Ik vind het belangrijk om dit te zeggen. Met die tool kun je voor 1 januari 2018 echt even specifiek voor jou — het kan immers voor iedere Wajonger weer anders zijn, want als je deels werkt, is dat ook weer ingewikkeld — kijken wat het betekent, omdat je dan wel weer meer toeslag tegemoet kunt zien. Het betekent dus heel vaak niet dat je echt ook 5% minder op je girorekening zult zien. Dus het is echt belangrijk dat Wajongers even goed die rekenhulp bekijken.
Ik zie de heer Van Dijk.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is wel pijnlijk, moet ik vaststellen. Er wordt geld geregeld voor onderwijs, er wordt geld geregeld voor de zorg, maar de Wajongers krijgen niet iets erbij, terwijl er wel wordt gezegd vanuit het kabinet: niemand gaat er volgend jaar op achteruit. Deelt u de mening dat dat niet helemaal juist was?
Staatssecretaris Klijnsma:
Het kabinet heeft gezegd dat als je naar de onderscheiden groepen kijkt, want het zijn altijd van die cohorten, iedereen op nul blijft staan of er iets op vooruitgaat. Dat klopt. Maar binnen die cohorten zijn er altijd relatief kleine groepen die je dan weer extra kunt bekijken. Ik vind dat je dat ook gewoon moet zeggen, dus uw vraag is terecht. Van deze groep kun je niet een-op-een zeggen dat ze er niet op achteruit zouden gaan. Daarom zeg ik ook extra: hanteer die rekentool nou, want dan zou het kunnen zijn dat het gelukkig mee zou kunnen vallen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De staatssecretaris zegt ook: in economisch betere tijden zouden we kunnen kijken wat hieraan gedaan zou kunnen worden. Ik vertaal dit maar even als volgt. De staatssecretaris zegt eigenlijk: we zouden die korting op de Wajong misschien moeten repareren. Dat lijkt mij heel verstandig. De vraag is alleen even wat haar mandaat nog is nu een nieuw kabinet op het punt staat te beginnen. Ik zie dit als een aanmoediging om bij de begroting — het kwam al even voorbij — met alle partijen die menen dat dit ook niet helemaal netjes is een oplossing te zoeken, die vervolgens door de Kamer zou kunnen worden doorgevoerd.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kan uiteraard niet over mijn graf heen regeren, sprak zij droef. Maar ik heb natuurlijk niet voor niks gezegd dat het gesternte nu echt anders is dan in 2013, punt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dan kom ik bij mevrouw Voortman. Zij zei dat de Participatiewet belangrijk is voor het komen tot één regeling aan de onderkant, maar dat het woord "vertrouwen" heel wezenlijk is. Dat ben ik zeer met haar eens. Daarom zijn we natuurlijk ook doende geweest om ervoor te zorgen dat maatwerk echt vooropstaat in de Participatiewet. Er wordt per mens bekeken wat die mens nodig heeft aan inkomensvoorziening en aan begeleiding naar de arbeidsmarkt. We hebben op basis van de Participatiewet natuurlijk de mogelijkheid om te experimenteren. Daar is een Algemene Maatregel van Bestuur voor gemaakt. Daarbij heeft de Kamer ook een voorhangprocedure gevolgd. Op basis van die AMvB hebben we gezegd: als er geëxperimenteerd wordt door gemeenten, dan moet er een gelijk speelveld zijn aan de onderkant. Anders kun je die gemeenten niet met elkaar vergelijken en kun je aan het eind van de experimenten ook niet bekijken wat het kan gaan betekenen voor de verandering van de Participatiewet. Want als die verbeterd kan worden, dan moet je dat doen. Ik vind dat mevrouw Voortman daar groot gelijk in heeft. Zij zei — ik heb het opgeschreven — dat wetten er zijn voor mensen, en niet andersom. Zo is het.
We hebben nu dus echt bekeken wat je in ieder geval als basis nodig hebt om mee te kunnen doen met die experimenten. Een van de zaken die essentieel zijn, is dat je verordening op peil is. Ik snap natuurlijk dat de semantiek dan een rol speelt. Maar ik heb bijvoorbeeld gezien dat een aantal gemeenten die verordening heel keurig op orde heeft. De gemeente Deventer doet mee, net als Wageningen, Tilburg, Nijmegen en Groningen. Die hadden in eerste instantie ook niet allemaal hun verordeningen netjes op orde. Die hebben dat nu gewoon wel netjes op orde. Op basis van artikel 18 bejegenen zij hun bijstandsgerechtigde burgers gewoon heel netjes. In Amsterdam en Utrecht is het nog niet op orde. Dat kan natuurlijk wel. Ik zou ze dus willen uitnodigen om het op orde te brengen. Ik heb de debatten in de Amsterdamse en Utrechtse gemeenteraden natuurlijk gevolgd. Ik hoop oprecht dat Utrecht, zoals de wethouder aldaar zei, het muizengat dat aan de orde is zal benutten, want ik zou het heel fijn vinden als Utrecht ook mee zou willen doen met de experimenten.
De heer Raemakers (D66):
Ik heb even dat artikel erbij gepakt. Het gaat over de gemeenten Amsterdam en Utrecht. De staatssecretaris heeft gezegd, en ik citeer even: "Ze moeten hun plaatselijke bijstandsregels op papier strenger maken, maar in de praktijk hoeven de steden die verplichting niet op te leggen." Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat zo'n boodschap — op papier moet je de regels veranderen, maar in de praktijk hoef je niets te veranderen — naar gemeenten en burgers toe heel lastig uit te leggen is? En kan de staatssecretaris misschien eens helder aangeven wat het belang is van die wijziging als het in de praktijk toch niks uitmaakt?
Staatssecretaris Klijnsma:
Kijk, we hebben de Raad van State niet voor niets nog een keer gevraagd om daarnaar te kijken. Dit moet niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Over de tegenprestatie zegt de Raad van State: alle gemeenten moeten in ieder geval in hun verordening opnemen dat je een verplichte tegenprestatie moet kunnen uitvaardigen. Als gemeente moet je dat instrument willen hebben. Dat moet gewoon in je verordening staan. Ik zeg niet voor niks dat gemeenten natuurlijk per mens bekijken wat voor iemand in de bijstand goed is om te gaan doen. Er zijn gemeenten, bijvoorbeeld Groningen en Amsterdam, die het per mens bekijken: kan iemand misschien vrijwilligerswerk gaan doen? Begeleiden we hem naar de arbeidsmarkt? Of laten we hem nog even met rust omdat hij er niet goed bij zit? Die gemeenten kijken echt met de maatwerkbril op naar mensen, en zo moet het ook. Het kan natuurlijk dat er dan gemeenten zijn die nooit iemand verplichten tot een tegenprestatie, maar er zijn ook gemeenten die dat wel doen. Die beleidsvrijheid hebben gemeenten, maar één ding is zo helder als glas. Daarover kan ook helemaal geen misverstand bestaan. Ik heb de Raad van State expres nog een keer om voorlichting gevraagd, en die zegt het nog een keer: in de verordening moet op basis van de wetgeving staan dat je de tegenprestatie op moet kunnen leggen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Voortman.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Maar dan hebben we het over de tekst van de wet, niet over de praktijk. De staatssecretaris geeft hier gewoon toe dat gemeentes in de praktijk die tegenprestatie niet aan mensen hoeven op te leggen. Dat is toch eigenlijk een omissie in de wet? Dan moeten we toch eigenlijk zeggen dat de wet op dit punt heel raar is? Ik zou het logischer vinden als deze staatssecretaris zei: laten we naar de praktijk kijken en die tegenprestatie niet opnemen in de verordening. Waarom is de staatssecretaris niet voor die route, maar kiest ze voor de bureaucratische route, waarbij het gaat om wat je op papier hebt staan? Het gaat toch om de praktijk?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik geef helemaal niet toe dat praktijk en wet niet met elkaar zouden overeenkomen. Wat belangrijk is, is dat gemeenten in hun verordening instrumenten kunnen hebben op basis van de wet. Vervolgens moeten gemeenten samen met de mensen die het betreft — wat is dat een groot goed! — kijken wat voor die mensen het beste uitwerkt. Dat doen jobcoaches en mensen die bijstandsgerechtigden begeleiden heel goed. Dus de Raad van State zegt dat gemeenten een aantal dingen in hun verordening goed geregeld moeten hebben, zodat ze die instrumenten kunnen beetpakken als dat een keer nodig is. Als gemeenten die instrumenten never nooit willen benutten, is dat ook aan gemeenten. Op zichzelf is dat helemaal niet zo gek.
De voorzitter:
Echt tot slot, mevrouw Voortman. Dit is gewoon een dertigledendebat en ik begrijp dat de staatssecretaris met een afronding bezig is.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik denk inderdaad dat wij het hier niet over eens worden. De staatssecretaris zegt: het moet in je verordening staan, maar je hoeft het niet per se uit te voeren. Ik denk dat dat voor niemand te volgen is.
Staatssecretaris Klijnsma:
Nog één keer, als antwoord: een mens kan gewoon een gereedschapskist hebben. Dat noemen we in dit geval de verordening van de gemeente. Daarin zitten allerlei soorten gereedschap. Het kan zijn dat je één stuk gereedschap never nooit gebruikt. Dat kan, maar die gereedschapskist moet wel op orde zijn, voor je-weet-maar-nooit. Zo zou ik het willen omschrijven. Het moet dus in je gereedschapskist zitten, maar of je het gebruikt is echt aan jou.
Voorzitter, ik ben al ingegaan op de rest van datgene wat mevrouw Voortman naar voren heeft gebracht, ook op de Wajongers.
Dan kom ik bij de heer Raemakers. Hij bracht het BUIG-budget naar voren. Hij zei: de wethouders konden toch gebruikmaken van het voorschot voor statushouders? Dat klopt. Dat hebben maar weinig wethouders gedaan. Maar om in de bres te springen voor de wethouders, moet ik erbij zeggen dat het gaat om een voorschot dat later weer verrekend zou worden. Ik snap dus ook dat een aantal wethouders heeft gedacht: dat zien we dan later wel. Maar ik denk dat het wel goed is om nog eens te beklemtonen dat dat I-deel, dat BUIG-budget, natuurlijk ook een vangnet kent. Als er gemeenten zijn die echt grote tekorten hebben op het I-deel, dan kunnen die altijd van het vangnet gebruikmaken. We hebben dat goed en stevig geregeld.
De heer Raemakers heeft in zijn interruptiedebat onderstreept hoe belangrijk het is dat jongeren goede begeleiding krijgen van de gemeente. Als jonge mensen van school komen, dan moeten zij eigenlijk een-op-een warm overgedragen worden naar een vervolgopleiding of naar de arbeidsmarkt. Die twee smaken zijn er. Ik merk dat steeds meer wethouders — eigenlijk doen ze het allemaal al wel — in de arbeidsmarktregio's nauwe contacten hebben met de werkgevers, het onderwijs, de vakbeweging en het UWV. Dat zijn de partners van de gemeenten die ervoor zorgen dat die warme overdracht gestalte krijgt. Zeker bij het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs is dit essentieel. Deze jongeren zijn toch kwetsbaar en moeten een-op-een gemakeld worden, als ik mij zo mag uitdrukken, naar een plek, vaak een garantiebaan, bij een werkgever. Die garantiebaan is geen vacature. Garantiebanen worden vaak specifiek voor deze jonge mensen gemaakt. Dat is de meerwaarde van de manier waarop wij nu met elkaar acteren. Het is fijn om te zien dat dat meer en meer gestalte krijgt, maar je moet erbij blijven voor het beste resultaat. Het is dus heel fijn dat de heer Raemakers dit nog eens op de agenda heeft gezet.
De heer Raemakers (D66):
Je hebt een instrumentarium van de wortel en de stok en we proberen zo veel mogelijk gemeenten te stimuleren dat ze jongeren echt goed gaan helpen. Maar wat nu als straks uit het onderzoek van de staatssecretaris zal blijken dat een aantal gemeenten de jongeren niet helpt of niet wil helpen? Wat kan de staatssecretaris dan doen om ervoor te zorgen dat die gemeenten dat wel snel gaan doen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Het is mooi dat iemand van D66 de wortel en de stok hanteert. Ik ben er altijd erg op uit om samen met de gemeenten garen te spinnen. U hebt de afgelopen jaren gezien dat ik gemeenten veel beleidsvrijheid heb gegund. We hebben net nog een debat gehad over de tegenprestatie. U vroeg ook naar het nieuwe beschutte werk. Ik zag dat veel gemeenten — ik noem ze maar snoodaards — wel dat beschutte werk in de verordening zetten, maar het aantal plekken op nul zetten. Dan laat je mensen in de steek. Dat kan niet. Je kunt mensen, vaak jonge mensen, die op zoek zijn naar die beschutte setting en die ook echt nodig hebben, niet in de steek laten. Ik heb toen gezegd: dan gaan we het in de wet zetten. Ik zie nu gelukkig een gestage groei van het aantal nieuw beschut. We zagen in 2016 nog maar 388 plekken. In 2017 zijn dat er tot september al 1.076. Het schiet dus op. De oproep blijft: kom op, wethouders, zorg ervoor dat de mensen die het nodig hebben dat nieuw beschut krijgen.
Voor de begeleiding van jongeren laat ik nog even die beleidsvrijheid open, want ik zie gewoon dat wethouders daar wel antennes voor hebben. Nog beter is dat ik zie dat gemeenteraden colleges van B en W bij de les gaan halen. Gemeenteraden zien natuurlijk ook hoeveel beschutwerkplekken er voor die jongeren moeten komen en hoe die jongeren van school komen. Die jongeren mogen niet op straat belanden tussen wal en schip, maar moeten gewoon begeleid worden. Gemeenteraden houden hun wethouders dus bij de les.
Als laatste kom ik bij de heer Gijs van Dijk, die gelukkig nog eens beklemtoont vanuit de Partij van de Arbeid hoe belangrijk werk is voor een mens en dat het inderdaad niet alleen maar gaat om je salaris, maar natuurlijk ook om de inzet voor het leven als zodanig, om de sociale contacten. Hij zegt ook nog eens wat het sociaal akkoord heeft opgeleverd. Ik ben hartstikke blij met die 125.000 banen, want ik zie nu al dat werkgevers de meerwaarde daarvan zien en dat de arbeidsmarkt steeds inclusiever wordt, dus dat is prachtig.
Ik ben al ingegaan op het feit dat BZK met het actieplan rond het quotum komt, dus dat zien we tegemoet.
Ik ben ook ingegaan op de zorgen van de wethouders. Ik spreek de hoop uit, en ook de verwachting, dat de Kamer daar alert op zal blijven en het momentum van de begrotingsbehandeling daarvoor zal aangrijpen.
Voorzitter, ik denk dat ik dan bij alle woordvoerders langs ben geweest.
De voorzitter:
Is er een vraag blijven liggen, mijnheer Jasper van Dijk?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zeker.
De voorzitter:
En dat is?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is misschien ook mooi aan het slot, want ik begrijp dat de staatssecretaris klaar is. De aanleiding voor dit debat was het manifest van de wethouders, dat door maar liefst 270 wethouders is ondertekend, volgens mij niet van de kleinste gemeentes. Mijn vraag is eigenlijk: erkent de staatssecretaris dat er op z'n zachtst gezegd iets aan de hand is? Anders gaan niet 270 wethouders iets ondertekenen, lijkt mij. Zij zeggen dan concluderend: om die bezuiniging van 1,8 miljard bij de invoering van de Participatiewet enigszins recht te trekken, zouden we nu 400 miljoen nodig hebben. Staatssecretaris, bent u, los even van de bedragen, het ermee eens dat er iets aan de hand is? Hebben zij een punt in dat manifest, met de algemene roep om begeleiding, betere begeleiding? Zouden we daar als Kamer, of als politiek, eigenlijk een plan voor moeten maken?
Staatssecretaris Klijnsma:
Hier wordt mij als demissionair staatssecretaris wederom gevraagd hoe ik vind dat nu de situatie is, op dit moment. Dit manifest dateert van na de Tweede Kamerverkiezingen. Ik vind het wijs, zeg ik ook als oud-wethouder, dat de wethouders laten zien dat zij natuurlijk roeien met de riemen die er zijn en dat ze daarmee ook veel mensen kunnen helpen. Maar, nogmaals, als die riemen langer zijn, kunnen ze meer mensen intensiever helpen. Dus het is hun goed recht. Sterker nog, ik denk dat ze geen knip voor de neus waard zouden zijn als ze niet zouden laten zien aan de onderhandelende partijen nu dat ze met extra middelen meer inzet kunnen plegen voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Dus dat is heel plezierig. Nogmaals, in 2013 hing de vlag er anders bij. Die vlag wappert nu weer volop, dus dan is het heel goed dat lokale bestuurders opkomen voor de mensen waar zij voor moeten uitrukken.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De staatssecretaris kan er ook niets aan doen, maar ik vind dit inderdaad ook best een beetje ongemakkelijk, zo'n debat voeren terwijl we weten dat er elk moment een nieuw kabinet kan komen. Maar dat is er nog niet en we wachten al een tijdje. Het liefste zouden we natuurlijk daarmee in debat willen gaan. Daarom, nogmaals, betreur ik het erg hoor, dat bepaalde partijen niet aanwezig zijn. Maar laten we het maar zo zien dat de woorden van de staatssecretaris, die zegt dat hier naar gekeken moet worden, en mijn woorden dat dit manifest zeer serieus genomen moet worden, doorechoën in de formatiekamer. Vindt u dat ook niet?
Staatssecretaris Klijnsma:
Waarvan akte, voorzitter. Punt.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ja? Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk. De spreektijden zijn een minuut. Het woord is aan de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties. De ene gaat over het interruptiedebatje dat we zojuist voerden: een roep om het manifest serieus te nemen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ruim 270 wethouders in hun manifest terechte zorgen uiten over bezuinigingen op de begeleiding van kwetsbare groepen naar werk;
verzoekt de regering in overleg met gemeenten een nationaal plan op te stellen teneinde de begeleiding van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt veilig te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De tweede motie, u raadt het al, gaat over de Wajong.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Wajong-uitkering voor mensen met arbeidsvermogen per 1 januari 2018 met 5% wordt gekort;
van mening dat de grondslag voor de korting is komen te vervallen, aangezien nog geen 1.000 mensen met een Wajong-uitkering aan een betaalde baan geholpen zijn;
overwegende dat de regering het behalen van de doelen van de banenafspraak heeft uitgesteld, maar dat de korting op de Wajong per 1 januari 2018 nog altijd staat;
constaterende dat het kabinet beweert dat niemand er in 2018 op achteruitgaat, terwijl Wajongers er wel degelijk op achteruitgaan;
verzoekt de regering de geplande korting op de Wajong-uitkering te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. De tweede motie is mij uit het hart gegrepen. Ik had die ook graag meegetekend, mijnheer Van Dijk, maar misschien kan dat nog rechtgezet worden.
Ten aanzien van het quotum vind ik het echt een gemiste kans dat de staatssecretaris niet echt doorbijt. Overheden leveren niet de garantiebanen die ze hadden moeten leveren. En wat is het resultaat? Wij gaan wéér een jaar monitoren. Ondertussen worden de Wajongers wel gekort, zoals de heer Van Dijk terecht aangaf, terwijl de banen voor hen er niet zijn.
Wat de regelluwe bijstand betreft, de staatssecretaris vergelijkt de verordening met een gereedschapskist. Maar waarom zouden wij gemeentes opleggen dat in hun gereedschapskist zo'n tegenprestatie zit als wij tegelijkertijd zeggen dat gemeentes zelf die ruimte moeten hebben? Als Amsterdam en Utrecht zeker weten dat ze die tegenprestatie niet nodig hebben, zou het toch logisch zijn dat wij hen daarin vertrouwen? Dat is precies het wantrouwen dat ik bekritiseerde in de eerste termijn: wantrouwen richting mensen die geen werk hebben, maar ook wantrouwen richting gemeentes, die de Participatiewet moeten uitvoeren. Dat moet anders.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Nu ik de eerste termijn getrotseerd heb, moet ik ook maar zo dapper zijn om hier in tweede termijn nog een minuutje te gaan staan.
Dank aan de staatssecretaris voor haar beantwoording. Voor D66 staat als een paal boven water dat mensen met een beperking mee moeten kunnen doen op de arbeidsmarkt. Wij zien ook echt veel positieve ontwikkelingen. Wij zien gedeeltelijk al een cultuuromslag naar een inclusieve arbeidsmarkt. Daar waar het tegenzit, zien wij dat de staatssecretaris durft in te grijpen. Het quotum is in werking gesteld voor overheidsbedrijven.
Natuurlijk blijven er nog zorgen. Daar hebben wij vandaag een aantal van besproken, bijvoorbeeld de begeleiding van jongeren, bijvoorbeeld het aantal beschutte arbeidsplaatsen. Wij hopen dat deze staatssecretaris en haar opvolger daar werk van gaan maken.
Tot slot is er nog diverse keren over geld gesproken. U weet dat wij bezig zijn met de formatie, maar alles wat tijdens dit debat is gezegd, zullen wij doorgeleiden. Dus uw inbreng is niet voor niets geweest!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris kan direct reageren. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, voorzitter, dit is toch een mooie uitswinger van het debat! Mij rest nog in te gaan op de bijdragen in tweede termijn. Er ligt een tweetal moties van de zijde van de heer Jasper van Dijk, alleen en cum suis.
De motie op stuk nr. 67 verzoekt mij om een nationaal plan op te stellen. Ik weet niet hoor; dat vind ik nou niet opportuun op dit moment. Ik heb goed geluisterd naar de beraadslaging. Ik kan mij heel goed voorstellen dat mijn opvolger met u samen kijkt naar wat er nodig is om de Participatiewet verder vorm en inhoud te kunnen geven, en om vooral voor de mensen die het betreft de ondersteuning goed geregeld te kunnen krijgen. En dan valt het woord "nationaal plan", maar ik denk dat het erom gaat dat je datgene wat nu op de rails staat verder helpt. Ik kan daar niet eens meer iets over zeggen, maar een nieuwe regering opzadelen met een nationaal plan vind ik wel erg enthousiast.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, als ik even mag?
De voorzitter:
Ja, heel kort. Eén vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, even ter toelichting. Of je het een nationaal plan of actieplan noemt, dat doet er nu even niet toe. Het gaat erom dat de noodkreet uit het manifest serieus wordt genomen. Dat is het doel van deze motie.
Staatssecretaris Klijnsma:
Volgens mij heeft uw Kamer daar prima over beraadslaagd, want u heeft die noodkreet hartstikke serieus genomen. De huidige regering doet dat ook. Ik heb natuurlijk menigmaal contact met tal van wethouders en ook bestuurlijk overleg met de VNG. Eigenlijk is de hartenkreet die opvolging verdient, niet zozeer dat er weer een heel nieuw plan gemaakt moet worden, want de instrumenten die er zijn voldoen wel. Dat is het punt niet. Alleen men vraagt om meer financiële middelen om de hand aan de ploeg te kunnen slaan. Zoals ik al zei: daar kan ik mij best iets bij voorstellen. Als de motie anders zou luiden, dan is zij op zichzelf sympathiek, maar ik heb niks met dat nationaal plan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dus formeel ontraad ik de motie zoals zij hier ligt.
De voorzitter:
Dat was duidelijk.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dan de tweede motie. De regering wordt hierin verzocht om op dit moment de geplande korting op de Wajong-uitkering te schrappen. Ik denk dat ik heel erg mijn best heb gedaan om inzicht te bieden in de verschillende vlaggen van 2013 en nu, dus ik moet deze motie formeel ontraden.
De voorzitter:
Heel kort, mijnheer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Even voor de notulen: mevrouw Voortman mag ook toegevoegd worden aan het lijstje van indieners.
De voorzitter:
Oké. Dat mag.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dan was er de inbreng van mevrouw Voortman. Daar hebben we het natuurlijk over gehad. Ik heb zowel op nieuw beschut werk als op de Wet banenafspraak en quotum instrumenten gehanteerd. Ik vind dat er beschutte plekken moeten komen, dus dan moet de wet ook aangescherpt worden. Het quotum staat niet voor niets in de wet, dus ik heb het aangezet. Ik werd niet onmiddellijk op de schouders gehesen door de werkgevers in kwestie, maar het is aangezet. Ik hecht er zeer aan om dit te zeggen, ook voor de Handelingen: overheidswerkgevers moeten als de drommel hun benen bijtrekken, want als ze dat doen, kunnen ze het quotum ook weer gedeactiveerd krijgen. Hoe eerder, hoe beter, zou ik willen zeggen. Nogmaals, ik hoop echt dat mijn opvolger die stok achter de deur bij zich houdt in de la. Als die stok uit de la moet, dan moet je hem eruit halen; dat heb ik nu ook gedaan. Maar als die stok er weer in kan, dan is dat alleen maar fijn, want dan komen er genoeg garantiebanen.
Dan nog één ding. De heer Jasper van Dijk liep nu weg, maar in de overweging van zijn motie staat dat nog geen 1.000 mensen met een Wajong-uitkering aan een betaalde baan geholpen zouden zijn. Ik hecht eraan om dit te zeggen, want dat is geenszins het geval. Het gaat om duizenden mensen: 60.000 mensen met een Wajong-uitkering hebben gelukkig al een baan. Vorig jaar waren dat er 7.000 en ook dit jaar gaat het weer om een groot aantal. Ik snap wel waar die 1.000 mensen vandaan komen; die komen uit de 24.000 die nu in steviger behandeling zijn genomen. Maar het is dus niet zo dat er maar 1.000 Wajongers aan een betaalde baan zouden zijn geholpen. Ik hecht eraan om dat nog even recht te zetten voor de Handelingen.
Dan als allerlaatste: mevrouw Voortman zei dat de gereedschapskist niet is gebaseerd op vertrouwen. Wat mij betreft wel; dat mag glashelder zijn. Alles wat in die gereedschapskist zit, kun je benutten maar hoef je niet voor mensen aan te wenden. Dat is echt aan de gemeente in kwestie en aan de mensen die bij die gemeente werken. Het allerbelangrijkste is — laat ik dat ook nog een keer zeggen — dat ik de mensen die met die gereedschapskist moeten werken, heel erg wil bedanken. Doordat zij vanuit de praktijk allerlei dingen aandragen voor ons allemaal, hebben we onze wetgeving nu al kunnen aanpassen op tal van onderdelen. Nogmaals: een wet is geen doel, maar een middel. Laten we op die manier dit debat besluiten. Ik dank alle leden die wederom zaken hebben aangedragen die voor mensen die op zoek zijn naar een baan maar dat niet heel erg makkelijk voor elkaar kunnen krijgen, harstikke belangrijk zijn. Dus dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.
De vergadering wordt van 17.41 uur tot 19.03 uur geschorst.
Voorzitter: Van Toorenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-2-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.