2 Vragenuur: Vragen Groothuizen

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Groothuizen aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Criminelen op het schoolplein". 

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen op de publieke tribune. 

We beginnen met het mondelinge vragenuur en ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom voor de beantwoording van de eerste vraag, die aan hem wordt gesteld door de heer Groothuizen van D66. 

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. "'Je mag gerust aannemen dat veel jongens erin worden geluisd. Een opdrachtgever stelt €10.000 in het vooruitzicht. Het is voor één keer, zegt hij erbij. De jongen wordt met cocaïne op pad gestuurd, de opdrachtgever laat hem onderweg in elkaar slaan en het spul wordt gestasht. De jongen komt terug, vertelt dat hij is overvallen, de opdrachtgever zegt: jammer voor je, dit kost me duizenden euro's, zorg maar dat ik het terugkrijg. Dan zit je in de val."' Dit is een citaat uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Het stuk schetst een ontluisterend beeld. Scholieren met stapels bankbiljetten, dealers die jongeren misbruiken voor koeriersdiensten, meisjes die worden geronseld voor de prostitutie. Uit het stuk rijst een beeld dat verdergaat dan incidenten. Er lijken structurele problemen te zijn. 

Voor D66 is het helder: scholen moeten veilig zijn; het is een plek om te leren. Als het geschetste beeld klopt, is de situatie ernstig. Mijn eerste vraag aan de minister is of hij het geschetste beeld herkent. Indien hij het herkent, kan hij dan aangeven wat de omvang van het probleem is en wat zijn beleid daarop is? Mijn tweede vraag betreft de rol van de scholen. Het stuk schetst het beeld dat scholen bang zijn om op te treden, omdat ze bang zijn voor reputatieverlies en daarmee voor minder inschrijvingen. Herkent het kabinet dat beeld? En zo ja, hoe denkt de minister dat probleem aan te pakken? 

Minister Blok:

De heer Groothuizen verwijst naar een artikel in de Volkskrant van dit weekend over scholen waar er sprake is van een onveilige situatie, met drugshandel op en rond het schoolplein. Ik ben het eens met de stelling van de heer Groothuizen dat een school een veilige omgeving moet zijn, een school moet dat juist bij uitstek zijn. 

De heer Groothuizen vraagt mij naar aanleiding van dat artikel of ik het beeld herken en of we een indicatie hebben van de omvang van de problemen. Er wordt iedere twee jaar een onderzoek gedaan over veiligheid op school, de Monitor Sociale Veiligheid. Dat doet mijn collega, de minister van Onderwijs. Die monitor wordt ook aan de Kamer gestuurd, de laatste in 2016. In deze monitor wordt zowel aan leerlingen als aan leraren gevraagd of zij zich weleens onveilig voelen op school en welke types criminaliteit of onveiligheid zich op en rond de school voordoen. Deze monitor laat geen toename zien. Dat neemt niet weg dat ieder geval er één te veel is en daarmee kom ik op de volgende vraag van de heer Groothuizen, namelijk wat de rol van de scholen is daar waar deze problematiek zich wel voordoet. Het mag duidelijk zijn dat een school verantwoordelijk is voor de veiligheid op het schoolterrein, in het gebouw en op het schoolplein. Dat is wettelijk zo vastgelegd, maar zelfs als het niet wettelijk vastgelegd zou zijn, zou het vanzelf spreken. 

Voor het veiligheidsbeleid buiten de school, voor de openbare orde en de veiligheid is in Nederland de gemeente verantwoordelijk, specifieker de burgemeester. Indien een school geconfronteerd wordt met een onveilige situatie, spreekt het vanzelf dat, als het zeer ernstig is, de school aangifte moet doen en dat men natuurlijk contact moet opnemen met de gemeente en met de wijkagent. In heel veel plaatsen lopen die contacten overigens uitstekend, weet ik. De heer Groothuizen vroeg ook of ik herken dat scholen terughoudend kunnen zijn met het doen van aangifte. Op zich herkennen we dat. Daarom bestaat er in Nederland de Stichting School & Veiligheid. Die heeft een handreiking opgesteld over het doen van aangifte. Die handreiking is beschikbaar voor scholen. 

Los daarvan wil ik ook expliciet aangeven dat het voor een school zo belangrijk is dat er veiligheid is — daar begon de heer Groothuizen ook terecht mee — dat bij enig nadenken er nooit twijfel kan bestaan over de vraag of je aangifte moet doen. Het kortetermijngewin — zeg ik even tussen aanhalingstekens — dat men geen gedoe heeft op school, verliest het anders van het langetermijnbeleid dat de boeven gepakt kunnen worden en dat de veiligheid op die school structureel gewaarborgd is. Dus ja, ik herken de terughoudendheid, maar de scholen moeten echt aangifte doen en wij ondersteunen ze daar ook bij. 

De heer Groothuizen (D66):

Ik dank de minister voor zijn reactie. Goed om te weten dat de monitor geen stijgend beeld laat zien. Ik vraag mij wel af of er niet, in het verlengde van wat wij bij het onderzoek naar veiligheid hebben gezien, een soort zwart gat is. Wij weten niet of er dingen zijn die aan onze aandacht ontsnappen, juist op het gebied van criminaliteit. Misschien kan de minister daar dadelijk nog wat over zeggen. 

De minister ging in op de reputatieschade. Ik lees in het stuk echter ook dat scholen geen melding zouden maken van incidenten uit privacyoverwegingen. Ik snap dat niet goed. Als scholen indicaties van strafbare feiten hebben, moeten zij aangifte doen bij de politie. Ik vraag de minister nogmaals of hij dat met mij eens is. Ziet hij specifieke problemen met het delen van informatie en, zo ja, wat gaat hij daaraan doen? 

Wij moeten voorkomen dat dit alleen maar op het bordje van de scholen belandt. Zorg, justitie, politie, ouders en scholen komen samen op dit thema. Wij hebben Veiligheidshuizen waarin gemeenten, politie, het Openbaar Ministerie en jeugdzorg samenwerken. Loopt die samenwerking wel goed? Zo nee, waar zitten de knelpunten en wat wil de minister doen om die op te lossen? 

In het stuk wordt ook de rol van de wijkagent genoemd. D66 is het ermee dat er een agent moet zijn die goed op de hoogte is van de situatie op de scholen, die de leerlingen kent en die door de scholen wordt gekend. Kan de minister aangeven of er voor alle scholen die dit nodig of wenselijk vinden daadwerkelijk een wijkagent beschikbaar is? Zo nee, wat gaat de minister eraan doen om dat probleem aan te pakken? 

Minister Blok:

De heer Groothuizen stelt een heel aantal vragen. Ik zal proberen om ze allemaal recht te doen. Zijn eerste vraag is of er een zwart gat in de informatieverstrekking zit. Dat er al ruim tien jaar structureel onderzoek wordt gedaan, geeft aan dat er ook in het verleden reden was om extra aandacht te besteden aan de veiligheid op school. Er wordt de zeer open vraag aan leraren en leerlingen gesteld of er sprake is van onveilige situaties en, zo ja, wat er dan specifiek aan de hand is. Ik zie daarin weinig reden om informatie niet te verstrekken. Ik heb geen indicatie om aan te nemen dat er een zwart gat is. Het is wel verstandig om dit onderzoek periodiek te blijven herhalen. Dat zullen we dus ook doen. 

Het aspect van de privacy kan niet spelen bij de vraag of je aangifte doet, maar wel als er sprake is van een bredere problematiek. Dat zal vaak het geval zijn. Kinderen kunnen te maken hebben met schuldenproblematiek of afkomstig zijn uit een gezin waar sprake is van schuldenproblematiek, drugsgebruik of misschien huiselijk geweld. In zo'n geval kennen wij de samenwerking in het Veiligheidshuis. De heer Groothuizen wees daar ook op. Daar zitten meerdere partijen om tafel. Dat is een plek waar soms de vraag aan de orde komt of gegevens gedeeld kunnen worden. Ik heb de Kamer eerder verteld dat ik laat inventariseren welke problemen er optreden bij het delen van gegevens waar dat in het belang is van de hulpverlening of de criminaliteitsbestrijding en dat ik voor de zomer de Kamer daarover zal berichten. 

Dan de vraag of er altijd een wijkagent beschikbaar is. Ik heb gelukkig nog nooit gehoord dat een school geen agent kon vinden. Als dat toch zo is, ben ik graag bereid om dat zelf te vernemen. 

De heer Groothuizen (D66):

Wederom dank aan de minister voor zijn reactie. Goed om te horen dat deze kwestie gevolgd blijft worden. Ik moet wel zeggen dat er bij mij zorgen blijven. Ik trok al de parallel met het onderzoek naar de criminaliteit. Daarbij is duidelijk gebleken dat er een beeld is dat wij niet zien. Dat is bevestigd door de politie en het Openbaar Ministerie. Aangezien dit zich op hetzelfde terrein afspeelt als de inhoud van het artikel in de Volkskrant blijven mijn zorgen bestaan. 

Het is ook goed om te horen dat er gekeken wordt naar het delen van informatie. Kan de minister explicieter aangeven of er knelpunten zijn bij het delen van het type informatie dat genoemd wordt in het artikel? Ik zie ze eerlijk gezegd niet. Volgens mij is het gewoon informatie over potentieel strafbare feiten. Wellicht kan de minister daar nog iets over zeggen. 

Een oude wens van D66 is de schoolwijkagent. Die zou in dit geval volgens mij een heel goede oplossing bieden. 

Minister Blok:

Het onderwerp is hoe dan ook belangrijk genoeg om aandacht te blijven vragen. Vandaar dat we onderzoeken doen en kritisch blijven kijken of die alle benodigde informatie blijven leveren. Vraagstukken rond de informatiedeling worden mij juist aangereikt door met name burgemeesters. Ik dacht dat dat ook bij de Kamer het geval is. Burgemeesters worden bijvoorbeeld door een school benaderd over veiligheidsproblematiek, brengen partijen rondom tafel, vaak in een Veiligheidshuis. Behalve politie en gemeente kunnen ook scholen daaraan meedoen evenals Jeugdzorg. Zij lopen er inderdaad tegen aan dat ze ofwel informatie niet mogen delen ofwel zich onzeker voelen over de vraag of zij informatie mogen delen. Ik heb dan ook nadrukkelijk het verzoek ontvangen van hun kant om in kaart te brengen wat er kan en wat er niet kan. Ik dacht dat dit verzoek door de Kamer wordt gedeeld. Ik zal binnenkort hierover rapporteren en aangeven welke wetten er eventueel aangepast moeten worden. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het interessante is dat die schoolwijkagent er is, in ieder geval in 's-Hertogenbosch. Daar is een heel traject opgezet dat ook provinciaal overgenomen is en landelijk bekendheid heeft gekregen. Ik ben vooral benieuwd hoe dat is opgepakt. Je ziet namelijk inderdaad dat scholen heel veel steun krijgen, dat er veel wordt gedaan en veel wordt gemonitord, maar als je het artikel in de Volkskrant leest, blijkt toch dat men in de praktijk een soort handelingsverlegenheid heeft. Kan de minister dus ingaan op die speciale functionaris, die vanuit de politie aangehaakt is bij scholen? Zoiets biedt namelijk heel erg veel kansen. 

Minister Blok:

Ik weet dat heel veel scholen frequent contact hebben met de wijkagent, dat die agent op bezoek gaat en presentaties geeft aan de leerlingen. Als de vraag van mevrouw Van Toorenburg is hoe vaak dat voorkomt, moet ik daar schriftelijk op terugkomen, want zij zal mij vergeven dat ik dat niet uit het hoofd weet. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik sta hier toch wel licht geïrriteerd. Het lijkt alsof we een kabbelend gesprek voeren over belletje trekken, terwijl het gaat over het structureel ronselen van heel jonge kinderen, jongeren, die voor de rest van hun leven daardoor getekend zijn, doordat ze in de prostitutie belanden of levenslang in de schulden zitten. Ik mis dus echt de urgentie. Het artikel in de Volkskrant laat heel duidelijk zien dat het mist aan duidelijke allianties rondom scholen. De regie wordt lang niet overal genomen. Mijn vraag aan de minister is: wat gaat u doen? Ten tweede. De burgemeesters hebben niet gevraagd om een verkenning van de privacyaspecten; zij hebben gewoon gevraagd om de benodigde aanpassing van wetgeving. Wanneer kunnen we die verwachten? 

Minister Blok:

Mevrouw Kuiken presenteert het een beetje alsof zij de enige is die zich zorgen maakt. Ik wijs op het extra geld en de extra inzet van het kabinet voor de loverboyproblematiek en sexting. Ik wijs op de wet Computercriminaliteit III, die speciaal ingaat is op bijvoorbeeld het verspreiden van naaktfoto's, iets wat helaas vaak voorkomt op het schoolplein en heel schadelijk is. Deze wet had gelukkig voldoende steun in de Tweede Kamer, maar moet nog door de Eerste Kamer. Dat zijn belangrijke stappen. Ik wijs erop dat al is geborgd hoe de veiligheid op scholen geregeld moet worden, dat ik de handelingsverlegenheid, zoals dat moeilijk heet, herken, maar dat we niet voor niets een handreiking hebben laten maken door de Stichting School & Veiligheid. Ik heb de Kamer inderdaad beloofd — ik geloof zelfs al in mijn eerste week — dat ik een overzicht zal maken van waar informatiedeling aanloopt tegen privacywetgeving. Daar kom ik mee naar de Kamer. Ik ben dan natuurlijk ook benieuwd of ik de steun krijg van de Kamer om het aan te pakken. 

De voorzitter:

Tweede, aanvullende vraag, mevrouw Kuiken. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We staan erbij en we kijken ernaar. Week na week staan er verhalen in de krant dat de criminaliteit, de georganiseerde criminaliteit en de ondermijning tot en met de schoolbankjes groter zijn dan gedacht. Dat ligt niet alleen maar aan wat we doen op het departement; dat ligt aan de hele mentaliteit, ook op lokaal niveau. Mijn vraag is nu: wie voelt zich voldoende geroepen, wie staat er op en zegt "'We lullen er niet over, maar we gaan nu daadwerkelijk iets doen"'? Excuus, voorzitter. Iemand die zegt: we praten erover en we zorgen ervoor dat er daadwerkelijk iets gebeurt. 

De voorzitter:

Zo. Er zitten allemaal jongeren op de publieke tribune, mevrouw Kuiken. 

Minister Blok:

Mevrouw Kuiken gaat over haar eigen woorden, maar nogmaals: ik bestrijd het beeld dat zij als enige zich hierover zorgen maakt. Ik gaf niet voor niets zo helder aan dat een school verantwoordelijk is op het schoolplein en in het schoolgebouw. Punt. Ik wil nog wel een keer het woord "'handelingsverlegenheid"' gebruiken, hoewel ik dat voor ik op het Binnenhof rondliep, nog nooit had gehoord. Ik kan echter geen reden bedenken om geen aangifte te doen. Veiligheid op school is zo stinkend belangrijk dat je natuurlijk aangifte doet, wanneer er sprake is van criminaliteit op of rond het schoolplein. 

De heer Groothuizen verwijst terecht naar het systeem van de Veiligheidshuizen, waarin partijen als Jeugdzorg, de politie en de gemeente rond de tafel komen. Daar stuit je op praktische problemen. Ik heb al aangegeven dat ik daarop vervolgstappen wil zetten voor zover mij dat nog is gegeven als demissionair minister. 

De heer Van Raak (SP):

De onderwereld neemt langzaam bezit van de schoolpleinen in het mbo. Dat is een heel kwalijke zaak. De minister zegt nu: dat is een verantwoordelijkheid van de school en die gaat niet buiten de school zelf. Als kinderen zich bedreigd voelen, als zij zich geïntimideerd voelen, als zij geronseld worden als drugskoerier of voor criminele activiteiten, als er een jochie op het schoolplein rondloopt met een heel dikke stapel euro's, wie is er dan verantwoordelijk? Is dan de school verantwoordelijk? Is dan de wijkagent verantwoordelijk? Zijn dan maatschappelijke organisaties verantwoordelijk? Wie neemt in dat geval de regie? Anders blijft iedereen naar elkaar wijzen en blijft het schoolplein gevaarlijk. 

Minister Blok:

De heer Van Raak kiest zoals altijd zijn woorden weloverwogen en formuleert het zo dat hij mij in de mond legt dat de school altijd verantwoordelijk is voor de veiligheid. Ik heb aangegeven dat de school verantwoordelijk is voor de veiligheid op het eigen terrein. 

Op de vraag wie er allereerst verantwoordelijk is wanneer minderjarige jongens met heel veel bankbiljetten rondlopen, is mijn antwoord: de ouders. Dat miste ik in het betoog van de heer Van Raak. Zo hebben wij dat al duizenden jaren geregeld en daar was niets mis mee, maar zo nu en dan functioneert dat niet helemaal goed. Daarvoor hebben we in Nederland een uitgebreid systeem van hulpverlening. Nu kan zich de situatie voordoen dat juist omdat je meerdere hulpverleners hebt, partijen naar elkaar gaan kijken. Niet voor niets was ik zo duidelijk over de vraag of je aangifte moet doen. Voor gevallen waarin sprake is van ingewikkelde problemen, veel problemen tegelijk bij een kind of een gezin, hebben we het Veiligheidshuis, waarin die partijen om de tafel zitten. Dat Veiligheidshuis kan uit zijn midden een regisseur aanwijzen. Het is ook logisch dat zich daar de vraag voordoet wie de leiding neemt. Iemand in dat Veiligheidshuis pakt dat beet. Recent heb ik bij het Veiligheidshuis in Zaanstad, typisch een omgeving waar deze problematiek voorkomt, gezien dat dat goed functioneert. Maar als je de lijn volgt wie als eerste verantwoordelijk is, dan kom je in Nederland uit bij de ouders. 

De heer Van Oosten (VVD):

Iedereen vindt het ontstellend dat er schooljongeren zijn die blijkbaar duizenden euro's per maand op zak hebben omdat zij drugs verhandelen of zich met allerlei andere illegale activiteiten bezighouden. Tegelijkertijd schrik ik ervan wanneer ik lees dat er tien tot twaalf instanties bezig zijn met diezelfde jongere, met diezelfde problematiek, en dat een directeur wordt geciteerd die zegt dat niemand de regie neemt. Hoe gaan we alsjeblieft voorkomen dat we in die bureaucratische discussie terechtkomen: wie heeft de verantwoordelijkheid, wie heeft de regie? Hoe gaan we ervoor zorgen dat al die instanties die we juist hebben opgericht om die jongere uit de ellende te halen en om de samenleving te beschermen tegen drugshandel et cetera hun werk doen, van reclassering tot Openbaar Ministerie en politie? 

Minister Blok:

De heer Van Oosten maakt zich zorgen over het grote aantal instanties dat betrokken is of kan zijn bij zo'n geval. In eerste instantie herken ik dat. Als je vervolgens zo'n overleg bijwoont — de heer Van Oosten heeft dat ongetwijfeld ook wel eens gedaan — dan realiseer je je echter dat schuldenproblematiek toch weer iets anders is dan bijvoorbeeld de geestelijke gezondheidszorg, die ook vaak in beeld is, of de reclassering wanneer een minderjarige of een van de ouders in het gezin na een strafbaar feit weer een oppassende burger moet worden. Je zou echt schade aanrichten wanneer je die partijen niet om de tafel zou brengen of zou proberen om dat in één persoon te combineren. Daarvoor zijn die vraagstukken te verschillend en te ingewikkeld. Wel moet je afspraken maken over wie wat doet. In de Veiligheidshuizen bestaat die mogelijkheid en kun je onderling een regisseur aanwijzen, meestal de partij die het geval aanbrengt. Die bereidt de komende tijd de vervolgstappen voor met degenen die ze uitvoeren en houdt het overzicht. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er is een aantal jaren geleden een voorstel gedaan aan de Kamer, het wetsvoorstel incidentenregistratie. Daarin stond dat scholen verplicht waren om het te melden als een incident zich zou voordoen. Dat voorstel is uiteindelijk teruggetrokken. Daarvoor kwam een voorstel in de plaats om pesten op scholen tegen te gaan. Uit het artikel van de Volkskrant blijkt dat we misschien nog niet zo goed in kaart hebben waar al die incidenten zich voordoen. Zou het daarom niet toch een goed idee zijn om dat voorstel weer uit de la te pakken en opnieuw naar de Kamer te sturen? 

Minister Blok:

Ik zal dat wetsvoorstel nog eens bekijken, maar mijn eerste reactie is: laten we een beetje voorzichtig zijn met scholen in te zepen met nieuwe verplichtingen. Ik heb weleens in een schoolbestuur gezeten. Dat mocht toen nog, maar dat mag ik nu niet meer doen. Ik heb dat met veel plezier gedaan, maar ik had niet de indruk dat men toen de vraag stelde: kunnen jullie in Den Haag nog een verplichting voor ons verzinnen? Ik zal het nog eens bekijken, maar mevrouw Westerveld hoort dat mijn basishouding kritisch is. 

De heer Raemakers (D66):

Ik wil het nog even hebben over de privacy in de keten van het Veiligheidshuis, de samenwerking tussen gemeenten, jeugdzorg, politie en justitie. Wij vragen ons af of het alleen maar een kwestie is van privacy. We lazen afgelopen mei in De Groene Amsterdammer dat in sommige gemeenten heel veel ambtenaren toegang hebben tot bepaalde gevoelige informatie. Dat willen we natuurlijk niet. Maar hier gaat het over informatie die voor al die instanties al bereikbaar is. Wij vragen ons af of het niet een kwestie is van de juiste informatie delen. Ligt het soms aan de ICT-systemen of aan bepaalde onwil of onkunde dat de informatie die er wel is, met goede waarborgen voor de privacy, niet voldoende wordt gedeeld? 

Minister Blok:

Privacy is in Nederland zeer strikt geregeld. Over het algemeen mag je gegevens alleen gebruiken voor het doel waarvoor ze zijn verzameld. Je kunt technisch wel zeggen dat je de gegevens alleen maar hoeft te delen, maar dat is al snel in strijd met de privacyregeling, want dan deel je gegevens voor een ander doel dan waarvoor je ze hebt verzameld. Ik breng in kaart waar het knelpunt zich voordoet. Ik sluit helemaal niet uit dat er soms een iets te grote terughoudendheid is. Soms zijn hulpverleners zo angstig voor het tuchtrecht, advocaten of procedures dat ze dingen niet durven, terwijl ze die wel mogen doen. Wat mij betreft komt in de rapportage aan de Kamer zowel een overzicht van wat er echt niet mag maar wat we wel wettelijk zouden kunnen aanpassen als een overzicht van wat er wel mag zolang je het netjes met elkaar regelt. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Deze twee journalisten, Tromp en Tops, hebben eerder een boek geschreven over de ondermijning in Brabant vanuit de drugscriminaliteit. We gaan daar vanmiddag over debatteren. Zij schrijven nu over een heel ernstige situatie, namelijk het ronselen voor prostitutie en drugshandel. Die strijd mogen we niet verliezen. We hebben een jaar geleden een heel indringend debat gehad met de minister van Veiligheid en Justitie over de capaciteit in de veiligheidsketen, bij de politie, het Openbaar Ministerie en rechters. De Kamer had hierover grote vragen. Is de capaciteit op orde? De Rekenkamer zegt dat de basisdienst nog steeds niet helemaal op orde is en het Openbaar Ministerie zegt dat het eigenlijk onvoldoende capaciteit heeft om te komen tot de vervolging van mensenhandelaren. Kan de minister aangeven hoe hij daartegen aankijkt, zeker ook met het oog op de onderhandelingen en de nieuwe periode? Is de capaciteit voldoende? Hebben we voldoende middelen in deze strijd die we nooit mogen verliezen? 

Minister Blok:

Dit valt onder de categorie "'ik ben blij dat de heer Segers ernaar vraagt"'. Iedere keer als ik dit debat met de Kamer voer, eindig ik met de verwijzing naar de formatietafel. Het is niet zo dat dat er in Nederland een onverantwoorde situatie ontstaat wegens een gebrek aan capaciteit, maar er zullen bij politie en justitie natuurlijk wel iedere keer keuzes moeten worden gemaakt. Naarmate er meer capaciteit beschikbaar is, kun je vaker de keuze maken om wel te vervolgen of op te treden. Ik ben blij dat ik extra geld heb gekregen voor de begroting waarvoor ik nu verantwoordelijk ben. Dat zetten we naar beste vermogen in. Ik vind niet dat er sprake is van een onverantwoorde situatie, maar mocht de heer Segers aan de formatietafel nog wat euro's vinden, dan houd ik mij aanbevolen. 

De heer Van der Staaij (SGP):

In het verhaal in de Volkskrant vertelt zowel de directrice van een vmbo-school als de agent dat ze er wel over praten maar dat er uiteindelijk toch te weinig gebeurt. Hoe kunnen we dat doorbreken? Dat is hun vraag. Mijn vraag aan de minister is wat hij tegen hen zou willen zeggen. 

Minister Blok:

Tegen de schooldirecteur zeg ik: ik begrijp het probleem heel goed, maar doe aangifte. Laat daar geen misverstand over bestaan. Tegen de schooldirecteur en de wijkagent zeg ik: als dit zich voordoet, breng het naar het Veiligheidshuis en spreek met elkaar af wat je gaat doen. Want er zijn zoveel goede voorbeelden van wijkagenten die op scholen komen, daar vaste afspraken mee hebben, die de omgeving kennen, die vaak de families kennen waar het om gaat. We kunnen wat dat betreft trots zijn op het Nederlandse systeem van buurtgerichte politie. Dus pak je eigen verantwoordelijkheid, maar geef ook aan waar anderen nodig zijn. Dan wordt het duwen en trekken, maar pak het alstublieft wel op. 

Naar boven