2 Vragenuur: Vragen Kuiken

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Kuiken aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat wethouders in het buitenland moeten onderduiken vanwege bedreigingen vanuit de georganiseerde criminaliteit. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Bedreigingen van bestuurders raken direct het functioneren van onze rechtsstaat. Als wethouders en burgemeesters daardoor niet meer kunnen werken, of sterker nog, als zij zelfs het land uit moeten, is dat ronduit schokkend. De vermenging van boven- en onderwereld neemt nog steeds toe in Nederland en dat is een groot probleem. Wij zien dat zelfs raadsleden directe betrokkenheid hebben bij georganiseerde criminele activiteiten of dat toezichthouders geacht worden in bepaalde gebieden geen toezicht te houden omdat dat onwenselijk is. Een zeer kwalijke zaak. Uiteraard in de eerste plaats voor de persoon die het overkomt, maar het toont voor een deel ook onze onmacht bij het bestrijden van deze vermenging en ondermijning, en de onmacht van politie en justitie om hiertegen effectief op te treden. Daarom stel ik de volgende vragen aan de minister. 

Ik begin met de bedreiging van de locoburgemeester van Emmen. Wat is de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek? Zijn er al verdachten in beeld of opgepakt? Hebben politie en justitie in het algemeen voldoende capaciteit voor het aanpakken en het voorkomen van bedreigingen van bestuurders? Kunnen zij daar voldoende aandacht aan besteden? De Wethoudersvereniging vraagt om snelrecht, juist om deze specifieke gevallen goed te kunnen aanpakken. Ik hoor graag van de minister hoe hij hiertegen aankijkt. Naar aanleiding van het zoveelste incident hoor ik graag welke aanvullende maatregelen hij van plan is te nemen. 

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Ik ben net als mevrouw Kuiken van mening dat niet alleen bedreigingen verschrikkelijk zijn, maar dat bedreigingen aan het adres van bestuurders die in het openbaar belang lastige beslissingen moeten nemen, volstrekt onacceptabel zijn. Die bestuurders moeten dan kunnen rekenen op de rijksoverheid en alle beschikbare instrumenten om hen te ondersteunen, zeker ook als zij worden bedreigd. 

Ook ik was geschokt toen ik — iets eerder dan de gemiddelde krantenlezer — hoorde dat locoburgemeester Arends van Emmen voor zijn eigen veiligheid voor een tijdje naar een ander adres moest verhuizen. Ik heb overigens veel respect voor de beslissing die hij in het kader van de openbare veiligheid in Emmen heeft genomen; dat is een belangrijk deel van zijn werk. 

Mevrouw Kuiken wijst er nu op dat de georganiseerde criminaliteit niet alleen in Emmen, maar ook op andere plaatsen in het land probeert langs allerlei routes het openbaar bestuur te beïnvloeden en dat dit inderdaad zeer onwenselijk is. Zij vraagt mij daarom allereerst of ik informatie kan geven over het strafrechtelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in Emmen. Ik begrijp de vraag, maar begrijpt mevrouw Kuiken ook dat ik op die vraag geen antwoord kan geven omdat het Openbaar Ministerie in het belang van het onderzoek nooit mededelingen doet over hetgeen zij weet en hoever zij is voordat zij een zaak aan de rechter voorlegt? Het Openbaar Ministerie zit hier bovenop, maar zal niets bekendmaken totdat zij daartoe aanleiding ziet. 

De tweede vraag van mevrouw Kuiken is of politie en het Openbaar Ministerie voldoende capaciteit hebben. Dat is een begrijpelijke, maar ook een steeds weerkerende vraag. Het antwoord daarop luidt dat gedaan kan worden wat moet worden gedaan, maar dat er natuurlijk altijd een grote wens leeft bij de verantwoordelijke minister, de Kamer, de politie en het Openbaar Ministerie om nog meer te kunnen doen. Dan kom je op de klassieke politieke vraag waar je het geld vandaan haalt. Binnen mijn begroting, die de Kamer heeft goedgekeurd, is gelukkig extra ruimte voor politie en Justitie beschikbaar gesteld en binnen die mogelijkheden doen wij alles wat wij kunnen. 

Mevrouw Kuiken vroeg ook naar de suggestie van de voorzitter van de Wethoudersvereniging om snelrecht toe te passen wanneer er sprake is van bedreiging van bestuurders. Die mogelijkheid bestaat. Als een zaak zich daarvoor leent, dan zal waar mogelijk snelrecht toegepast worden, maar dit is niet altijd de juiste oplossing. Uiteindelijk wil je dat de schurken ook echt veroordeeld worden. Alleen wanneer er een in juridische zin zeer eenvoudige zaak is, goed bewijsbaar, helpt snelrecht om dat recht ook zo snel mogelijk zijn beloop te laten hebben. Maar waar dat kan, wordt het toegepast. 

Mevrouw Kuiken vroeg ook of ik bereid ben om aanvullende maatregelen te nemen. Op dit moment is een zaak aanhangig waarin het Openbaar Ministerie vraagt om de motorbende Bandidos te verbieden. De rechtbank zal hier dit najaar over oordelen. 

Ik laat op mijn ministerie wetgeving voorbereiden die hiervoor een snellere route mogelijk maakt; het type wetgeving waar mevrouw Kuiken zelf ook heen wil, dacht ik. We zijn graag bereid om mevrouw Kuiken te ondersteunen bij haar initiatieven. Ik weet dat ik als demissionair minister geen ingrijpende wetgeving aan de Kamer kan voorleggen, dus dat zal ik ook niet doen, maar ik kan natuurlijk wel wetten voorbereiden. We zijn wetgeving aan het voorbereiden die een verbod van criminele motorbendes mogelijk maakt. Ik hoop dat een missionaire minister deze aan de Kamer zal voorleggen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De minister zegt het treffend: we doen alles wat we kunnen, maar men voelt aan alles dat dit nog niet voldoende is, ook omdat we zien dat de verwevenheid van onder- en bovenwereld eigenlijk steeds groter wordt. In de afgelopen tijd heb ik gesproken met mensen die goed thuis zijn in ondermijning. In die gesprekken bleek dat zij steeds meer aanwijzingen hebben dat in het publieke domein en in het openbaar bestuur die vermenging steeds heftiger wordt. De toezichthouders zeggen niet te weten waarom zij de aanwijzing krijgen dat ze geen toezicht mogen houden, terwijl zij weten dat er iets aan de hand is. Wij hebben dan vermoedens, maar die zijn allemaal nog niet hard, dat er toch vermenging is. Ik herhaal de vraag wat we nog meer kunnen doen. 

Ik ben wel blij dat de minister van plan is om over te gaan tot een verbod, na herhaalde oproepen van mijn fractie en van andere fracties om iets te doen tegen criminele motorclubs. Ik ben inderdaad al bezig met een initiatiefwetsvoorstel. Ik trek hierbij graag samen op met de minister, want de formatie kan wellicht nog lang duren — je weet nooit — en dan is de Kamer daar alvast mee klaar. Ik denk dat er meer mensen zijn die dat initiatief van harte willen ondersteunen. Ik denk dat dit belangrijk is, want dit is niet het enige voorbeeld. In Echt-Susteren hebben we ook gezien dat de burgemeester een woning wilde sluiten, die na een ontploffing een gevaar vormde voor de hele buurt, maar hij werd door de hoogste rechter teruggefloten. Er is echt aanvullende wetgeving en jurisprudentie nodig. 

Graag nog een reactie op de laatste vraag. Een verbod van die motorclubs is mooi, maar wetgevingstrajecten duren altijd lang. Ik denk dat we op de weg daarnaartoe toch moeten bekijken wat we nog meer kunnen doen om ondermijning tegen te gaan en wat we specifiek kunnen doen om juist die bestuurders te beschermen. 

Minister Blok:

Voorzitter. Over wat we nog meer doen bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit heb ik een aantal keren in de Kamer gesproken. Ik heb de Kamer daarover diverse rapporten toegestuurd. In mijn demissionaire rol heb ik aangekondigd dat ik wetgeving zal klaarmaken over de informatie-uitwisseling tussen alle betrokken diensten, dus gemeenten, Openbaar Ministerie, politie en Belastingdienst. De route is ook hier dat een demissionair kabinet niet geacht wordt ingrijpende wetgeving aan de Kamer voor te leggen, maar het kan wel voorbereidingen treffen. Ik zal de Kamer voor de zomer informeren over wat die voorbereidingen hebben opgeleverd. 

Dan kom ik op de bescherming van bestuurders, zoals burgemeesters en wethouders. Als het nodig is, kunnen zij een beroep doen op alle maatregelen die wij kunnen nemen om publieke personen te beschermen. Het Openbaar Ministerie en waar nodig de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) beoordelen die zaken. Daarnaast heeft de collega van Binnenlandse Zaken in samenspraak met de bestuurders een heel pakket maatregelen naar de Kamer gestuurd, dat niet alleen betrekking heeft op de harde beveiligingskant maar ook op het opleiden en weerbaar maken van bestuurders en op het beschikbaar stellen van psychosociale hulpverlening, aangezien dit natuurlijk de persoon zelf maar ook zijn familie en vrienden niet in de koude kleren gaat zitten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Heel kort, mevrouw Kuiken. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter, ik rond heel kort af. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik zou het fijn vinden als de Kamer nog een uitgebreid debat voert over het hele onderwerp ondermijning, inclusief de bescherming van bestuurders. Dit onderwerp is te belangrijk en als we niet oppassen, glipt het uit onze vingers. Dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen. We zitten hier nog steeds in een rechtsstaat en niet in een criminele vrijstaat. 

De heer Van Oosten (VVD):

Een terechte vraag van mevrouw Kuiken over de bescherming van leden van ons openbaar bestuur. Die verdienen zij ook. Dat brengt mij op de volgende vraag. Ik snap dat de minister niet specifiek in deze casus kan duiken, maar ik begrijp uit de media dat deze wethouder, locoburgemeester, naar het buitenland is overgebracht om daar beschermd te kunnen worden. Dat moet als het moet. Is het echter niet mogelijk om op ons eigen grondgebied bescherming te bieden? Laten we wel wezen, een wethouder of burgemeester wil niks anders dan zijn eigen gemeente verder brengen. Het is toch afschuwelijk om te moeten vaststellen dat zo'n iemand met die wens, die ambitie, naar het buitenland wordt overgebracht? Dat is werkelijk het einde van een effectief openbaar bestuur in dit land. Dat zou ik niet willen. 

Minister Blok:

De heer Van Oosten heeft gelijk dat het afschuwelijk is als zo'n maatregel genomen moet worden. Het is afschuwelijk voor de persoon zelf en voor de familie. Het is afschuwelijk voor het openbaar bestuur en de rechtsstaat. Je wilt niet dat dit gebeurt en dat dit nodig is. Zo'n beslissing vindt dan ook pas na een zorgvuldige afweging plaats. De heer Van Oosten weet waarschijnlijk dat het bedreigen van bestuurders — ook veel Kamerleden hebben ermee te maken — helaas iets is wat mede door het internet nogal laagdrempelig kan plaatsvinden. Zo'n beslissing wordt echt niet genomen na het eerste onbeschofte mailtje. Als er dan een ernstig signaal is, betekent dat dat de veiligheid echt in het geding is. De veiligheid kan zo in het geding zijn dat het buitenland een veiligere optie is dan het binnenland. Alles afwegende was dat hierbij het geval, maar nogmaals, het is een uiterste maatregel. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik ben blij dat ik de minister heb horen zeggen dat hij bezig is met voorbereidende wetgeving. Dat zou mijn vraag zijn geweest. Ik was ook al aan het schrijven. Het openbaar bestuur moet gewoon beschermd worden tegen criminele motorbendes en bedreigingen. Laten we ervan uitgaan dat het uit deze hoek kwam in deze situatie. De minister heeft het terecht over heel veel maatregelen die hij en zijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nemen. Is de weg daarnaartoe wel bekend bij wethouders en raadsleden? Het blijkt namelijk dat maar heel weinig mensen aangifte doen. 

Minister Blok:

Bij het ontwikkelen van deze maatregelen is samengewerkt met de verenigingen van lokale bestuurders, om ervoor te zorgen dat deze maatregelen aansluiten bij hun behoeften en bekend worden. Natuurlijk hebben bestuurders nog wel meer aan hun hoofd, zeker als ze dit parttime doen, zoals gemeenteraadsleden. We doen er echter echt alles aan, bijvoorbeeld ook door het aanbieden van psychosociale hulpverlening. Daarmee creëer je een hulpfunctie om de hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk te maken. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik hoor de minister veel verstandige dingen zeggen, maar toch zit het me niet lekker dat een Nederlandse gezagsdrager uiteindelijk voor zijn veiligheid naar het buitenland moet gaan om daar bescherming te krijgen. Is het niet een zwaktebod dat we niet in staat zijn om bescherming te bieden in het eigen land? Moeten we niet juist de vrijheid van beweging voor bedreigers ter discussie stellen? Wordt er lering uit getrokken? Hoe kunnen we voorkomen dat dit soort uiterste maatregelen moet worden toegepast? 

Minister Blok:

Ik gaf al aan dat ik het ontzettend betreurenswaardig vind dat dit moet gebeuren, maar ik zou de werkelijkheid geweld aandoen door te suggereren dat we kunnen uitsluiten dat het ooit nodig is. Ook als we meer middelen, financieel of juridisch, ter beschikking zouden stellen, leert de geschiedenis helaas dat criminaliteit niet uit te roeien is en dat helaas een heel klein deel van de mensen, maar toch, bereid is de meest extreme methodes te hanteren, waaronder dus bedreiging of fysiek geweld, om de eigen doelen te realiseren. Dus ja, ik sta hier met heel groot ongemak en ik heb al aangegeven een aantal aanvullende maatregelen voor te bereiden, maar ik vrees dat de realiteit is dat je nooit helemaal uit kunt sluiten dat je uiteindelijk moet zeggen: in het belang van de veiligheid moeten wij u toch eventjes op een onbekend adres onderbrengen. 

De heer Groothuizen (D66):

Ik begrijp de antwoorden van de minister en ik begrijp ook dat er altijd individuele gevallen kunnen zijn waarin je niet anders kan. Ook wat mij betreft zou het uitgangspunt echt moeten zijn dat iemand in Nederland wordt beveiligd en daar zijn ambt kan voortzetten. Ik denk dat dit het meest krachtige signaal is dat je kunt geven. Ik heb nog wel de volgende specifieke vraag. Er is een financieel vangnet ingesteld in 2016. Is dat afdoende om dat uitgangspunt ook te honoreren? Kunnen mensen in principe in Nederland beveiligd worden indien zij dat wensen en indien dat in die casus mogelijk is? 

Minister Blok:

De heer Groothuizen wijst terecht op het financiële vangnet. Dat is een van de maatregelen die in samenwerking met Binnenlandse Zaken zijn genomen. Op dit moment zijn de financiën niet het probleem maar ik zie dus wel een opgave als het gaat om de juridische mogelijkheden van het aanpakken van criminele bendes en het delen van informatie; dat zijn beide niet-financiële problemen. 

De heer Van Raak (SP):

Toch is het de omgekeerde wereld dat als een crimineel een wethouder bedreigt, die wethouder het land uit moet vluchten. Vindt de minister ook dat dit onacceptabel is? Bendes willen de baas spelen op straat en in de buurt. Dan is het je neerleggen bij zo'n bende, als vervolgens de bestuurder de stad moet verlaten. Als iemand het land moet verlaten, dan moet er dus ook een concrete aanwijzing zijn, dan moet dus ook duidelijk zijn welk netwerk, welke personen in beeld zijn. Waar zit hem dan het probleem? De minister zegt dat het niet in geld zit. Waar zit dan dus wel het probleem? Hoe kunnen we het voorkomen? Is het juridisch of is het het uitwisselen van informatie? Wat is nou precies het probleem waardoor onze wethouders, verdorie, het land uitgestuurd moeten worden voor criminelen? 

Minister Blok:

De heer Van Raak toont de grote ergernis die we allemaal in deze zaal voelen, maar ik neem aan dat hij het met mij eens is dat als er een ernstige dreiging is die op dat moment niet op een andere manier weggenomen kan worden, dan de veiligheid van de bedreigde bestuurder voorgaat. Dat was hier ook de afweging. Hoe kunnen we meer doen? Ik heb al een aantal routes geschetst waar ik zeer voor gemotiveerd ben. Ik gaf al aan dat ik de wet niet aan u kan voorleggen maar dat ik wel alle voorbereidende maatregelen kan nemen. Ik heb u twee voorbeelden genoemd, bovenop andere stappen die al gezet zijn. Ik wijs de heer Van Raak evenwel ook op het punt dat ik richting de heer Van der Staaij maakte. Met alle inzet van politiemensen, Openbaar Ministerie en veiligheidsdiensten kunnen we niet garanderen dat we helemaal kunnen voorkomen dat we mensen soms in veiligheid moeten brengen. Dat zou een onrealistische weergave van zaken zijn. We kunnen wel met elkaar afspreken om daar waar aanvullende maatregelen nodig zijn — dat is de wetgeving die ik noemde — die snel met elkaar te nemen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We vragen al zo lang om een verbod op die motorclubs. Ik begrijp dan toch niet helemaal goed waarom het nu ineens niet naar de Kamer kan. Ik begrijp de demissionaire status van het kabinet, maar de georganiseerde criminaliteit heeft die niet. Ik begrijp overigens ook niet zo goed waarom we het hier hebben over snelrecht. Bij snelrecht gaat het om een straf van maximaal een jaar. Als men wethouders op deze manier bedreigt zou men nooit met zo'n lage straf weg mogen komen. Mijn vraag is overigens wat gerichter. De taskforce in Brabant probeert nu echt grote stappen te zetten. Ook heeft het kabinet er extra geld bij geleverd. We moeten nog praten over meer, maar het debat daarover wordt nog gevoerd. Maar is er nu ook voldoende landelijke uitrol om te kijken wat we al een beetje kunnen leren van Brabant, Zeeland en Emmen en omgeving? 

Minister Blok:

Als het gaat om wat een demissionair kabinet wel of niet behandelt, is de Kamer in de lead. En als het gaat om het tempo van de formatie, is de Kamer ook in de lead. Ik ben er weleens bij betrokken geweest. Daar weet u alles van. 

Wat het toepassen van snelrecht betreft, heb ik zojuist de kanttekening gemaakt dat dat ingezet kan worden, maar dat dat niet altijd de verstandigste route is. Mevrouw Van Toorenburg spreekt over het delen van de geleerde lessen. Regionaal zijn er de RIEC's, de Regionale Informatie- en Expertise Centra, waarin de politie, het Openbaar Ministerie, gemeenten en andere partijen met elkaar informatie delen over de georganiseerde criminaliteit en over de maatregelen die ieder van de partijen neemt. Op landelijk niveau is er een koepel. Dat is het Landelijk Informatie en Expertisecentrum, waar ook die landelijke lessen gedeeld worden. 

Ik ben onlangs bij zo'n bijeenkomst aanwezig geweest. Wij informeren de Kamer daar ook met grote regelmatigheid over. De aanwezigheid bij die bijeenkomst was voor mij ook de reden om een tijdje geleden aan te kondigen dat ik wetgeving over die informatiedeling wilde voorbereiden. Dat is nu een wens die typisch uit die regionale overleggen naar voren komt. Men zegt: wij weten veel dingen, wij mogen op grond van privacywetgeving niet alles met elkaar delen, maar wij vinden dat in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit wel echt nodig. Daar komen we dus op terug. 

Naar boven