Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 76, item 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 76, item 11 |
Aan de orde is het debat over omwonenden van een chemiebedrijf in Dordrecht die jarenlang zijn blootgesteld aan een giftige stof.
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris, uiteraard de woordvoerders en de toeschouwers van harte welkom. Vandaag gaan drie leden hun eerste speech in de plenaire zaal houden; dat noemen we een maidenspeech. De drie leden zijn mevrouw Van Eijs van D66, de heer Von Martels van het CDA en de heer Laçin van de SP. Een maidenspeech betekent dat de collega's hen niet mogen interrumperen. Het betekent ook dat we na de drie maidenspeeches even schorsen, zodat u de drie nieuwe leden kunt feliciteren met hun maidenspeech.
We beginnen met mevrouw Kröger, die het woord zal voeren namens GroenLinks. De spreektijd is vier minuten.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Geachte voorzitter. Wanneer gaan we onze burgers, onze lucht, ons drinkwater en onze natuur beschermen, écht beschermen? Het lijken harde woorden, maar eens in de zoveel tijd hebben we weer zo'n debat. Of het nu gaat om glyfosaat als onkruidbestrijder, pyrazool bij Chemelot of nu PFOA en GenX-stoffen bij Chemours, de overeenkomst is dat het voorzorgsbeginsel niet goed wordt toegepast en dat er zonder goede en voldoende informatie over de stoffen vergunningen worden afgegeven. Vaak, als de stoffen goed worden onderzocht, blijken ze schadelijk te zijn voor milieu en gezondheid. Het duurt soms jaren voordat we weten wat de effecten zijn. Intussen is het leed voor omwonenden, voor werknemers en voor het milieu al geschied. Dit zijn onnodige gevolgen.
De situatie bij Chemours, vroeger DuPont, is zelfs een opeenstapeling van problemen. In deze situatie wordt er gespeeld met onze lucht en ons drinkwater. Dat is iets wat we echt te allen tijde moeten voorkomen. Zo is door het RIVM geconstateerd dat omwonenden van DuPont/Chemours in een langdurige periode van tientallen jaren via de lucht zijn blootgesteld aan hoge concentraties PFOA, met ernstige gezondheidsrisico's, volgens de conclusies van het RIVM. Uit onderzoek van het AD van vandaag blijkt dat het bedrijf daar al decennia van op de hoogte was. Gelukkig wordt deze stof inmiddels niet meer gebruikt en heeft de EU de stof ook verboden, maar het vertrouwen van omwonenden, werknemers en burgers in Nederland is wel geschaad.
Ik ben blij dat de staatssecretaris de aanbevelingen van het RIVM overneemt, maar toch vind ik het te mager. Wat kunnen we concreet betekenen voor de slachtoffers van deze jarenlange hoge uitstoot? Er loopt nu een rechtszaak van omwonenden die 50 miljoen hebben geëist. In Amerika heeft het al geleid tot schadevergoedingen. Maar wat kan de overheid in dezen betekenen? Heeft de staatssecretaris DuPont/Chemours aangesproken op zijn morele verantwoordelijkheid? De directeur van het bedrijf heeft gisteren nog aangegeven excuses aan omwonenden niet nodig te vinden. Betaalt Chemours mee aan de kosten die de overheid moet maken voor informatiebijeenkomsten en onderzoek? Worden burgers gecompenseerd voor alle onkosten die zij moeten maken? Ik krijg graag een reactie.
PFOA is nu vervangen door de GenX-techniek, waarbij ook schadelijke stoffen vrijkomen. Daarvan is het RIVM er niet zeker van of blootstelling aan deze stoffen tot gezondheidsrisico's leidt. Het RIVM geeft tevens aan dat niet duidelijk is wat de stoffen voor gevolgen hebben voor het milieu, omdat ze zich ophopen in vissen. Kortom: we moeten leren van het verleden en niet dezelfde fouten maken. De lichten staan al een tijdje op oranje. Dan moet je stoppen, want rood volgt soms erg snel. GroenLinks wil daarom een moratorium op de uitstoot en lozingen van de GenX-stoffen totdat er duidelijkheid bestaat over de risico's. Ziet de staatssecretaris daar mogelijkheden voor? Is de staatssecretaris bereid om het voorzorgsbeginsel duidelijker in wet- en regelgeving te verankeren? Zo zadelen we bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven niet op met enorme kostenposten omdat het water gezuiverd moet worden. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden dat voordat een vergunning wordt verleend voor industriële lozingen eerst goed gekeken wordt naar de effecten op het drinkwater? Ook is er volgens de drinkwaterbedrijven te weinig transparantie over de stoffen die geloosd worden. Herkent de staatssecretaris dat? Hoe kunnen we dit goed vastleggen in de nieuwe Omgevingswet?
Ik heb nog een vraag over de bevoegdheden van de provincie. De provincie Zuid-Holland heeft nu een nieuwe vergunning afgegeven, zodat Chemours minder GenX-stoffen mag lozen. We lezen dat de staatssecretaris deze aanpassing van de vergunning steunt, maar we horen ook via de provincie dat dat nogal wat voeten in de aarde heeft gehad en de provincie niet zomaar de bevoegdheid heeft tot aanpassing van vergunningen in deze situatie. Is het mogelijk het bevoegd gezag te versterken, zodat het makkelijker een revisievergunning kan afgeven?
De voorzitter:
Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Van Eijs namens D66, die zoals gezegd haar maidenspeech zal houden.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Van alle hier aanwezigen ben ik waarschijnlijk degene die bij het grootste aantal mensen achter de voordeur heeft gekeken. Ik bezocht duizenden mensen thuis, onder andere om hun woning te inspecteren op asbest en om te kijken of de huurwoning onderhoud nodig had. Dat waren sociale huurwoningen. Ik zag soms mensen die moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik zag ook mensen die van hun huurwoning een paleis hadden gemaakt, waarin vele uren en veel liefde was gaan zitten. Ik zag ook mensen in al hun kwetsbaarheid thuis. Ik zag hun hobby's, hun trofeeën, foto's van geboorteplaatsen. Ik sprak met hen over hun levensloop, hun werk en hun familie. Mensen die zich openstelden en dingen met mij deelden, omdat ze thuis waren en zich daar veilig voelden. Een oudere man die ik met moeite alleen liet, omdat ik me afvroeg of hij het wel zou redden. Maar hij wilde daar blijven wonen, in zijn eigen huis, waaraan hij zo gehecht was.
Wat al deze mensen gemeen hebben, is dat hun woning hun thuis, hun veilige haven is. Door al die huisbezoeken ben ik diep doordrongen van het belang van een veilig thuis. Daarom voel ik me zo bevoorrecht met wat ik hier in de Kamer mag doen. Ik mag me inzetten voor de onderwerpen wonen, ruimtelijke ordening en milieu, me inzetten voor een veilige, prettige woon- en leefomgeving. Want die thuisbasis van mensen moet veilig zijn.
Dat brengt me bij het onderwerp van dit debat. Dat gaat in de kern over het vertrouwen dat die thuisbasis veilig is. Omwonenden van de fabriek van Chemours in Dordrecht, voorheen DuPont, zijn daar jarenlang van uitgegaan. Dat vertrouwen, zo blijkt nu, was onterecht. 30 jaar lang heeft DuPont vele malen hogere concentraties PFOA uitgestoten dan voor de gezondheid van mensen acceptabel is. Dat heeft mogelijk schadelijke gevolgen gehad. Nu blijkt dat DuPont in 1984 al wist dat de omwonenden risico's liepen, maar vanwege het grote economische belang is men de stof blijven gebruiken.
Als ik nu zelf in de buurt van deze fabriek zou wonen of gewoond had, zou ik ook bezorgd zijn over mijn gezondheid. Ik zou mij in de kou gezet voelen door het bedrijf en door mijn eigen overheid. De staatssecretaris schrijft in haar brief dat een aantal mensen nu na vijf jaar nog steeds verhoogde concentraties PFOA in hun bloed hebben. Wat ik echter niet lees in die brief, maar wat wel blijkt uit de berekeningen van het RIVM, is dat omwonenden in het verleden gemiddeld zijn blootgesteld aan veel hogere concentraties van wel 90 tot 130 nanogram per milliliter. Geeft de staatssecretaris mensen op deze manier niet een vals gevoel van veiligheid? De gezondheidsrisico's van waardes tussen de 90 en 130 zijn waarschijnlijk vele malen groter dan de risico's waar de staatssecretaris in haar brief op wijst. Hoe kan het dat DuPont zelf in 1984 al wist van forse risico's, maar dat er al die tijd toch vergunningen zijn afgegeven en dat er nooit paal en perk is gesteld aan het gebruik van deze stof? Waarom heeft de overheid zich al die tijd afwachtend opgesteld? Had Nederland niet veel eerder een eigen onderzoek moeten instellen en zelf een oordeel moeten vormen? Kan Chemours aansprakelijk worden gesteld voor deze catastrofe, nu blijkt dat het bedrijf al tijden op de hoogte was van de risico's? Wat te denken van de medewerkers? Hoe staat het met het onderzoek naar hun gezondheid? Dan is er natuurlijk nog de nieuwe, ook omstreden GenX-techniek. Ik sluit me aan bij de vragen die GroenLinks daarover heeft gesteld. Kan de staatssecretaris mij geruststellen? Grijpt zij nu wel in om toekomstige gezondheidsrisico's koste wat kost te voorkomen? Zijn er ook andere locaties in Nederland waar potentieel gevaarlijke stoffen zijn gebruikt? Hebben mensen ook daar risico's gelopen? Want daar maak ik me ook zorgen om.
Dan heb ik nog een heel concrete vraag. Waarom zegt de staatssecretaris nu niet gewoon tegen iedereen die nog niet onderzocht is: als u na een huisartsbezoek en daaropvolgend bloedonderzoek ook maar één verhoogde bloedwaarde blijkt te hebben, mag u meedoen aan het gezondheidsonderzoek?
Afsluitend. Ik hoop dat de staatssecretaris alle mensen die zich op dit moment zorgen maken, en wier vertrouwen in dit bedrijf en in de overheid fors is geschaad, ervan kan overtuigen dat zij vanaf nu wel serieus worden genomen. Immers, de thuisbasis van mensen moet veilig zijn!
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik mag u vanaf deze stoel alvast feliciteren met deze prachtige maidenspeech. Straks zal ik de vergadering schorsen voor felicitaties van de anderen. De bloemen zijn in ieder geval alvast binnen!
We gaan nu luisteren naar de heer Von Martels van het CDA. Ook u geef ik graag het woord voor uw maidenspeech, mijnheer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter. Tijdens de verkiezingscampagne heb ik gepleit voor meer boerenverstand in de Kamer. Alleen als je zelf boer bent, komt zo'n boodschap natuurlijk pas echt geloofwaardig over. Ik ben blij om te kunnen zeggen dat daarvan bij mij ook echt sprake is. Dat zat er overigens op heel jonge leeftijd al in. Het was de tijd, begin jaren zestig, waarin de melkbussen nog langs de kant van de weg stonden en bijna iedere buurman nog boer was. Het was de tijd van de gemengde bedrijven en de tijd waarin iedereen nog een moestuin bezat. Mijn wil om boer te worden was groot, maar als jongste van vier kinderen moest nog maar blijken of het mogelijk zou zijn om het bedrijf over te nemen. Uiteindelijk verkeerde ik in de gelukkige omstandigheid dat daarvan inderdaad sprake was en het kon. Mijn vrouw en ik hebben met hart en ziel geknokt om het bedrijf te behouden en verder te ontwikkelen, altijd in de wetenschap dat je daarbij rekening dient te houden met de nieuwe eisen des tijds. Arbeidsvreugde en de wens om het bedrijf op een goede manier door te kunnen geven aan een nieuwe generatie, vormden daarbij altijd een grote drijfveer.
Wil je als ondernemer overleven, dan zul je in staat moeten zijn je aan te passen. Niemand zal dat natuurlijk ontkennen. Maar het is dan wel belangrijk om enigszins te weten in welke richting en met welk tempo. Daarbij kan, nee, moet de politiek behulpzaam zijn. De laatste jaren merk ik echter dat die steun bijna geheel achterwege is gebleven. Mijn politieke ambities hebben hier alles mee van doen. De ruim 21.500 stemmen die ik heb vergaard, zie ik als een sterke aanmoediging, maar ook als een morele verplichting om ervoor te zorgen dat de agrarische sector weer de erkenning en waardering krijgt die de sector verdient. Daar hoort bijvoorbeeld ook een ministerie van Landbouw bij. Daarnaast lijkt er een kloof te zijn ontstaan tussen stad en platteland. De inzet moet zijn om deze te dichten. Daar hoort bij dat de Kamer minder Randstedelijk gaat denken.
Vandaag mag ik voor het eerst sinds mijn verblijf op het Binnenhof bewijzen dat mijn aanwezigheid en inbreng aan mijn eigen oproep een bijdrage kunnen leveren. Vertaald naar het agendaonderwerp van vandaag, leidt dit bij mij tot een aantal afwegingen en bevindingen.
In de ogen van mijn partij heeft een bedrijf zelf de verantwoordelijkheid om gezondheidseffecten voor werknemers en omgeving te voorkomen. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om de veiligheid te borgen. Het is duidelijk dat al jaren voordat de productie werd stopgezet bij het bedrijf DuPont, bekend was dat de stof PFOA, oftewel C8, mogelijk negatieve effecten zou hebben op de gezondheid van mens en dier. Tot 2012 is de stof gebruikt in de fabriek in Dordrecht. Langdurig zijn omwonenden van de fabriek blootgesteld aan voor de gezondheid risicovolle hoge waarden van C8 in de lucht. Nog steeds zijn er omwonenden met verhoogde waarden van C8 in hun bloed. Dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren. Het CDA staat daarom achter de omwonenden en hun claim. Ook moeten alle omwonenden geholpen en ondersteund worden bij extra medisch onderzoek als daaraan behoefte bestaat bij hen. Wordt hiervoor gezorgd?
Ook moeten we ons nationaal en internationaal achter de oren krabben of de toelating wel voldoende grondig is geweest en of het huidige proces van evaluaties voldoende is. Kan de staatssecretaris reflecteren op de vraag of de goedkeuring destijds van de stof C8 deugdelijk is geweest? Is het op dit moment in het Europese toelatingsproces en in de nieuwe evaluaties van eerder toegelaten stoffen mogelijk negatieve effecten van stoffen in beeld te krijgen en daarop beleid te maken?
Verder stel ik vast dat er nog onderzoeken lopen. Wanneer wordt bijvoorbeeld het diepgaande onderzoek van de minister van Sociale Zaken naar de Kamer gestuurd? Had dit er niet al moeten zijn? Het CDA vindt het overigens een heel goede zaak dat het RIVM betrokken is bij de stofevaluatie van de GenX-stoffen. We willen daarbij het RIVM op het hart drukken om zo veel mogelijk snelheid te betrachten. Gezien wat er eerder is gebeurd, begrijp ik heel goed de bezorgdheid over deze nieuwe techniek en de stoffen die daarbij vrij kunnen komen. De initiatieven die het waterschap ontplooit zijn vanuit dit gezichtspunt heel goed voorstelbaar. Daarbij wil ik naar voren brengen dat het voor mij onmogelijk is om te kunnen beoordelen wat vanuit wetenschappelijk oogpunt een veilige grenswaarde is. Wel wil ik graag weten of deze grenswaarde in drinkwater ook wordt meegenomen in de Europese evaluatie.
Tot slot nog twee vragen. Volgens mij is mijn spreektijd al met een minuut overschreden.
De voorzitter:
Ik geef u extra ruimte.
De heer Von Martels (CDA):
Is er nu een importverbod voor producten met C8 in de Europese Unie? Hoe staat het met de besprekingen van C8 in het kader van de Stockholmconventie?
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ook u alvast van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Bij een maidenspeech probeer ik iets flexibeler te zijn qua spreektijd, zodat u de gelegenheid hebt om ook een paar persoonlijke opmerkingen te maken. We gaan nu luisteren naar de derde en laatste maidenspeech van vandaag. Die is van de heer Laçin namens de SP. Daarna zullen we even schorsen om de sprekers te feliciteren.
De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Afgelopen donderdag hebben we het RIVM-rapport gezien over het bloedonderzoek onder omwonenden van DuPont/Chemours. Ik wil het vandaag niet hebben over cijfers en statistiek, ik wil het hebben over de mannen, vrouwen en kinderen die al jaren worden blootgesteld aan giftige stoffen: werknemers en omwonenden. Een van die omwonenden is Hans. Hans zit vandaag op de publieke tribune; hallo, Hans. Hans woont op slechts honderden meters van de Chemoursfabriek in Dordrecht. Hij ziet al jarenlang dat eerst DuPont en nu Chemours eerst PFOA en vervolgens GenX lozen in de Merwede. Wanneer houdt het op, vraagt hij zich af. Houdt het überhaupt nog een keer op? Welke stof komt er na GenX? Wat hebben Hans en anderen hierover te zeggen? Hans is met zijn vve actief om woningen te verduurzamen door betere isolatie en zonnepanelen, terwijl op steenworpafstand het milieu al jarenlang vervuild wordt. Dit alles vindt Hans onrechtvaardig. Het maakt hem boos en het maakt dat hij gehoord wil worden door Den Haag en door Chemours.
Chemours heeft recentelijk nog in de Verenigde Staten een schikking getroffen van 670 miljoen dollar met 3.500 werkenden en omwonenden. En ja, voorzitter, u raadt het al: deze schikking is getroffen voor het lozen van PFOA, dezelfde stof die hier in Dordrecht al decennialang is geloosd, tot 2012. Andere collega's zeiden het al, vandaag blijkt uit verschillende media dat DuPont al in de jaren tachtig wist dat PFOA gevaarlijk was voor werknemers en omwonenden. Maar het economisch belang was belangrijker. Het economisch belang was belangrijker dan de volksgezondheid. Waarom stoppen we het hier niet? Hoelang gaan wij nog toestaan dat werknemers en omwonenden blootgesteld worden aan deze giftige stoffen? Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Wat vindt zij belangrijker: de belangen van aandeelhouders of het voorkomen van gezondheidsrisico's voor werkenden en omwonenden?
Nu er veel commotie is ontstaan rondom het lozen van PFOA en GenX, heeft Chemours toegezegd miljoenen te gaan investeren in een nieuwe installatie om GenX beter te zuiveren uit het afvalwater. Omwonenden ervaren dit echter als een piepklein pleistertje op een heel grote wond. Waarom komt Chemours daar nu pas mee? Waarom is het daar niet veel eerder mee gekomen? De vraag is hoe we gaan voorkomen dat we, na PFOA en nu GenX, straks geconfronteerd worden met een nieuwe stof waarvan we de gevolgen voor de volksgezondheid niet kennen. Is het niet raar dat bedrijven die deze giftige stoffen produceren zelf kunnen bepalen hoe gevaarlijk die zijn en dat zij die na registratie bij het Europees Chemicaliënagentschap in Finland zonder enige vorm van controle vooraf op de markt kunnen brengen? Laten we naar het voorbeeld van de voedselindustrie kijken. Daarin wordt alles eerst getest op voedselveiligheid en pas na goedkeuring op de markt gebracht. De SP vindt dat we ook bij gevaarlijke stoffen die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen naar een dergelijk systeem toe moeten. Het huidige systeem werkt niet.
Samen met werknemers en omwonenden zet de SP zich in om een goede begeleiding voor omwonenden en compensatie voor gedupeerden te garanderen. Ook zullen wij het huidige systeem waarin de slager zijn eigen vlees keurt, blijven agenderen. We zullen ons hard blijven maken voor verandering.
Tot slot vraag ik de staatssecretaris wat zij gaat doen om Hans en alle andere omwonenden weer het gevoel te geven dat ze serieus worden genomen en dat ze ertoe doen. En wat gaat zij doen om ervoor te zorgen dat Hans en alle andere omwonenden over een paar jaar niet weer met een nieuwe stof worden geconfronteerd waarvan zij de gevolgen niet kennen?
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik vraag mevrouw Van Eijs, de heer Von Martels en de heer Laçin om naar voren te komen zodat alle fractiegenoten hen kunnen feliciteren met hun maidenspeech in deze zaal.
De vergadering wordt van 15.17 uur tot 15.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Na deze maidenspeech en de felicitaties is het nu de beurt aan de heer Dijkstra van de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Deze debataanvraag loopt eigenlijk sinds 2012. Sindsdien zijn er veel berichten naar buiten gekomen over het gebruik van chemische stoffen in de fabriek Chemours, het voormalige DuPont. Meerdere kwesties zijn hier aan de orde. Op Sliedrecht24 kunt u behoorlijk wat nalezen in de regionale media.
Aan de orde is PFOA, perfluoroctaanzuur, dat ik voortaan C8 zal noemen en dat wordt gebruikt bij de productie van teflon. Hieraan zijn omwonenden jarenlang blootgesteld. Aan de orde zijn ook de jarenlange blootstelling van werknemers aan de stof DMAc in de lycrafabriek, de vergunningverlening door de provincie, dreigende rechtszaken door het drinkwaterbedrijf, een miljoenenclaim van omwonenden bij het bedrijf en de alternatieve stof GenX, de vervanger van PFOA of C8 en de lozing hiervan in het oppervlaktewater. Al deze berichtgeving heeft geleid tot zorgen voor omwonenden, medewerkers en oud-medewerkers. Ik begrijp dat volledig.
Stel, je woont met je gezin al jarenlang onder de rook van een fabriek net aan de overkant van de Merwede in Sliedrecht. Een goede vriendin van je heeft jarenlang in die fabriek gewerkt. Ze is net met pensioen en heeft gezondheidsklachten. Zelf heb je misschien nog nergens last van, maar een tijd geleden heb je wel bloed afgestaan, want je deed mee aan een steekproef van het RIVM. Dan krijg je het rapport van het RIVM, waarin staat, en dat lees je: er blijft wetenschappelijk discussie over wat een veilig niveau van blootstelling is; het is niet eenvoudig vast te stellen of dit in het verleden of nu heeft geleid tot nadelige gezondheidseffecten; omwonenden kunnen nadelige effecten hebben ondervonden. Wat moet je daar dan mee? Het schept niet de duidelijkheid waar jij en je vriendin behoefte aan hebben. Ook schept het niet de duidelijkheid waar je op gehoopt had. Het is een moeilijke kwestie. Ik begrijp dus ook volledig dat omwonenden zich afvragen welke risico's zij lopen. Mensen hebben recht op antwoorden. Voor de VVD is het cruciaal dat alle mensen in Sliedrecht, Papendrecht en Dordrecht duidelijkheid krijgen.
Het RIVM heeft onderzoek gedaan, maar het recente rapport en de conclusies uit het onderzoek van het RIVM geven die duidelijkheid dus niet. Daarvoor is weer aanvullend onderzoek nodig. Dat is frustrerend, maar het is wel waar. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat de planning is. Wanneer krijgen die mensen wel duidelijkheid? En hoe staat het met het onderzoek van de Inspectie SZW als het gaat om voormalige en huidige medewerkers?
Dan de stof C8. Maar liefst 32 jaar is de norm overschreden. Hoe heeft de situatie zo lang kunnen voortbestaan? Natuurlijk ligt de bal primair bij het bedrijf zelf, maar wie had er aan de bel moeten trekken? Wie had er moeten handhaven? Om welke reden is dat niet gebeurd?
Sinds een aantal jaar is de toezichthouder professioneler geworden. We hebben inspectiediensten gevormd. Is dat daadwerkelijk de oplossing om dit soort zaken te voorkomen? C8 is inmiddels verboden, maar er rijzen vragen over de vervangende stof GenX. Daar heb je weer nieuw onderzoek voor nodig. Dat onderzoek duurt nog een jaar. In het licht daarvan vind ik het goed dat de provincie Zuid-Holland heeft besloten, de vergunning aan te passen, gewoon uit voorzorg, om te maken dat er minder GenX geloosd wordt.
Het bedrijf en de nieuwe directeur proberen betrokkenheid te tonen, maar het vertrouwen is weg. Het bedrijf heeft een levensgroot communicatieprobleem, maar nog veel erger is dat de buurt een levensgroot probleem heeft met giftige stoffen in hun omgeving. Dit is een ongewenste situatie. De ongerustheid kunnen we niet alleen maar wegnemen met informatievoorziening. Het wordt dus een lange tijd en misschien een lange strijd. De VVD wil van de staatssecretaris weten wat we nog meer kunnen doen om de onrust te verminderen. De VVD wil duidelijkheid en transparantie van informatie.
Dit soort toestanden willen we natuurlijk voorkomen. Hoe gaan we daarvoor zorgen? Hoe is het nu geregeld? Kan zo'n bizar lange overschrijding van 32 jaar als deze worden voorkomen? Het is van het grootste belang, lessen te trekken. Welke zijn dat?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan de heer Dijkstra over het terugbrengen van de hoeveelheid GenX die momenteel geloosd mag worden op grond van de vergunning van de provincie Zuid-Holland. Is de VVD van mening dat dit genoeg is of vindt zij dat bewoners en omwonenden niet blootgesteld mogen worden aan deze stof en dus dat er een moratorium moet gelden voor verdere lozingen van GenX totdat onomstotelijk is vastgesteld dat er geen risico's zijn?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik vind dat de provincie met het terugschroeven uit voorzorg een goede stap heeft gezet. Deze stoffen moeten ook verder worden onderzocht, maar ik denk dat helemaal terugbrengen naar nul ook betekent dat de fabriek dicht zou gaan. Je moet je afvragen of dat nodig is. GenX is een alternatief. Het is niet echt een stof, maar een proces waarbij meerdere stoffen worden gebruikt, die weer tot een reactie leiden. Het is heel moeilijk om die te kwalificeren. Daar is dus nader onderzoek voor nodig. Ik wil natuurlijk niet dat we over twintig jaar geconfronteerd worden met een situatie waarin we zeggen: hadden we dat nou maar verboden. Het is een alternatief, dat in het leven is geroepen als alternatief voor een stof waarvan we zeker weten dat die niet goed is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het RIVM geeft duidelijk aan dat het op dit moment de veiligheid niet kan garanderen en dat dus echt verder onderzoek nodig is. Is de VVD dan met ons van mening dat er echt bekeken moet worden hoe de lozingen op korte termijn stopgezet kunnen worden, zodat er geen onnodige risico's worden gelopen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is een goede vraag om te kijken of dat fysiek kan. Het gaat ons nu een stap te ver om de fabriek te sluiten, maar dit is een goede vraag aan de staatssecretaris. Ik heb eerder schriftelijke vragen gesteld: als er maar een paar duizend kilo wordt geloosd, kun je dat dan niet tijdelijk opslaan in tanks of zo? Het gaat hier om een heel klein, minimaal goedje in afvalwater, maar het is wel heel veel afvalwater. Daardoor schijnt dat niet mogelijk te zijn, maar ik ben benieuwd wat de staatssecretaris hiervan vindt.
Mevrouw Van Eijs (D66):
U vraagt de staatssecretaris wat we nog meer zouden kunnen doen. Zou het een idee zijn om het verdergaande onderzoek ook ter beschikking te stellen aan de mensen die niet in de eerste ronde hebben meegedaan en die nu dus nog niet op de hoogte zijn van hun bloedwaarden? Ziet u daar heil in?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja, ik denk dat de onrust veel breder is dan alleen bij de mensen die hebben meegedaan aan de steekproef. Ik heb de resultaten daarvan gezien. Ik denk dat openheid en transparantie van gegevens zaken zijn die wij bij uitstek en ook relatief makkelijk kunnen doen voor mensen die zich zorgen maken. Iedereen die daar behoefte aan heeft, moet die informatie dus kunnen inzien, want niets is zo erg als niet weten waar je aan toe bent en dat je dan zo'n rapport leest. Ik gaf dat al als voorbeeld. Wat moet je met die zinnen van het RIVM? Ik had gehoopt dat het zwart-wit was, maar dit is een heel grijze uitkomst. Dat maakt het zo gecompliceerd.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter. "Het zit in de bodem. Het zit in het grondwater. Het zit in het oppervlaktewater. Het zit in de bomen, in de struiken. Het zit in de lucht. Het zit overal. Het hoort niet in ons milieu en het hoort niet in mijn lichaam." Dit is een citaat van slechts een van de vele bezorgde mensen die leidingwater hebben gedronken waarin giftige kankerverwekkende stoffen zijn aangetroffen. Oorzaak: chemiebedrijf DuPont en spin-off Chemours lozen al decennialang afvalwater met giftige stoffen. Eerst C8 en nu GenX. DuPont raakte eerder in opspraak toen PFOA ofwel C8, het bewezen giftige en zwaar kankerverwekkende broertje van GenX, in hoge concentraties voorkwam in het bloed van medewerkers in Dordrecht. Wat blijkt nu? DuPont wist al decennialang van de gevaren van de stof C8, ook voor omwonenden van de fabriek, maar zweeg daarover omdat de economische belangen te groot waren. Na de ban van C8 kwam GenX daarvoor in de plaats. Omwonenden en ex-werknemers eisen 50 miljoen euro als schadeclaim vanwege gezondheidsschade en waardedaling van hun huizen. Drinkwaterbedrijf Oasen, dat 750.000 mensen in Zuid-Holland van drinkwater voorziet, spreekt nu over de lozing van C8-opvolger GenX als "een wezenlijke dreiging" en stapt eveneens naar de rechter. Rijkswaterstaat sprak al eerder over grote risico's voor de openbare drinkwatervoorziening.
Er is alle reden om de zorgen over de risico's van het lozen van GenX serieus te nemen, zeker als we spreken over een bedrijf als Chemours, dat in het jaar 2015 werd opgericht als spin-off van DuPont, een wereldspeler met een zeer dubieuze reputatie.
Hoewel Dupont in 2013 stopte met C8, ijlen de effecten na. De vraag of variant GenX minder gevaarlijk is, blijft vooralsnog onbeantwoord. Uit de testen die DuPont zelf naar voren heeft gebracht, concluderen externe onderzoekers dat ook GenX kankerverwekkende eigenschappen heeft en schade kan toebrengen aan vitale organen. De Nederlandse toxicoloog Jacob de Boer concludeert daarom dat het middel verboden moet worden.
Chemours mag vanaf 2018 volgens een aangepaste vergunning nog "maar" zo'n 2.035 kilo GenX lozen op de Merwede. Of de chemiereus hieraan wil doen, is onderwerp van onderhandelingen. Wie een papiertje op straat gooit, moet zeer terecht rekening houden met een proces-verbaal, maar wie gif loost op ons oppervlaktewater, kan nog steeds onderhandelen met de overheid over de hoeveelheden en de voorwaarden. Is de staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren eens dat er paal en perk moet worden gesteld aan de macht van chemiebedrijven? De Partij voor de Dieren is van mening dat chemiebedrijven onder het bevoegd gezag van de rijksoverheid moeten vallen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving gezien het feit dat de rijksoverheid meer slagkracht heeft en als taak heeft haar burgers optimaal te beschermen. Graag een reactie.
Of GenX, de opvolger van C8, onmiddellijk schade toebrengt aan de volksgezondheid, zou er niet toe moeten doen. Decennialang chemische middelen lozen en pas daarna terugkijken naar de gevolgen voor mens, dier en milieu, is een onhoudbare werkwijze. Daarom vraagt de Partij voor de Dieren de staatssecretaris dringend, het lozen van GenX te verbieden. Neem het voorzorgsbeginsel ter harte en neem in een wettelijke regeling op dat alleen bewezen onschadelijke stoffen mogen worden geloosd.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Als inwoner van Nederland, als bewoner van de regio Dordrecht moet je erop kunnen vertrouwen dat het huis waarin je woont en leeft, veilig is en dat de overheid er alles aan zal doen om die veiligheid te waarborgen door regels te stellen, wetten te handhaven en daarop te controleren. Op het moment dat dit niet gebeurt, jarenlang niet gebeurt, decennialang niet gebeurt, is je vertrouwen ernstig geschaad. Dat vertrouwen komt ook niet zomaar terug, ook niet als een bepaalde stof is verboden maar er wel sprake is van andere stoffen die mogelijk gezondheidsrisico's met zich brengen.
Mijn collega's hebben al veel en nuttige vragen gesteld. Ik voel ook eensgezindheid over dit onderwerp in de Kamer. Ik wil nog een aantal aanvullende vragen stellen. De eerste vraag is hoe wij dit vertrouwen gaan herstellen. Hoe gaan wij om met de mensen van wie nu al is vastgesteld dat zij een verhoogde concentratie in hun bloed hebben? De staatssecretaris schrijft in haar brief dat er inderdaad ruimte is voor vervolgonderzoek. Zal dat ook plaatsvinden? Op welke wijze worden deze mensen begeleid?
Hoe gaan wij om met het verdere onderzoek naar het GenX-onderzoek? Een aantal collega's heeft hierover specifieke vragen gesteld. Ik voeg hier nog een vraag aan toe. Het betreft een vrij kwetsbare regio, een regio die al getroffen is door ernstige gezondheidsrisico's in het drinkwater. Maar dat niet alleen, het is ook een regio met heel veel doorvoerwegen en heel veel transport via havens. Er is dus al een extra concentratie van gevaarlijke stoffen. Wordt dit in het onderzoek bij deze mensen meegewogen? Wordt daarmee rekening gehouden?
Ik heb het verslag van de gemeenteraad van, naar ik meen, gisteravond er op nagelezen, ook over deze kwestie. Daaruit straalt een gevoel van machteloosheid uit. De leden van de gemeenteraad zeggen ook: wij gaan er niet over, maar wij vinden wel dat wij erover moeten gaan en dat wij in ieder geval onze zorgen moeten uiten. Dat heeft voor een deel ook ermee te maken dat in het verleden niet altijd goed is samengewerkt met de verschillende overheidsorganisaties die er wel over gingen. Kan de staatssecretaris garanderen dat regie en controle geen redenen meer kunnen zijn voor het jarenlang voortbestaan van gezondheidsrisico's? Die versnippering moet worden doorbroken. Er moeten regie en controle zijn, niet alleen nu, maar ook omdat het iets betreft waarop we nog niet volledig zicht hebben, namelijk GenX.
Ook de drinkwaterbedrijven vragen nadrukkelijk aandacht voor de effecten van gevaarlijke stoffen op de drinkwatervoorziening. Mevrouw Kröger van GroenLinks heeft al een concrete suggestie gedaan over vergunningverlening in relatie tot drinkwater. Zij zegt dat daar extra controle op zou moeten zijn en dat dat nadrukkelijk meegenomen zou moeten worden bij de vergunning. Mij lijkt dat een heel goede suggestie. Ik wacht graag de reactie van de staatssecretaris hierop af.
Er zijn al een hoop onderzoeken geweest en een aantal onderzoeken loopt nog. Ook loopt er nog een strafrechtelijk onderzoek. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris ons meeneemt in het vervolg. Het is iets wat we niet alleen nu moeten bespreken, maar ook voor de lange termijn. Ik wens de mensen in Dordrecht en omgeving heel veel sterkte toe met al hun zorgen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik denk dat u dat zeker namens ons allen doet.
Ik geef als laatste spreker van de Kamer het woord aan de heer Van Aalst namens de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Dat zou volgens de PVV het credo moeten zijn voor de handhaving van milieuvergunningen. Het is belangrijk dat de veiligheid van omwonenden en medewerkers ten alle tijden gegarandeerd is. Het verbaast de PVV dan ook dat het RIVM-rapport meldt dat er een langdurige overschrijding van de grenswaarden van PFOA heeft plaatsgevonden. Voorzitter, hoe is het mogelijk dat sinds de jaren 80 mensen blootgesteld zijn aan PFOA met medeweten van de overheid? Wat is er misgegaan bij het jarenlange toezicht en de handhaving van de milieuvergunningen, zo vraag ik via u aan de staatssecretaris? De PVV wil dat er duidelijkheid komt voor iedereen in het gebied. Het wordt tijd dat de staatssecretaris voor eens en altijd schoon schip maakt en de omwonenden niet langer laat bungelen in onzekerheid. Wat gaat de staatssecretaris concreet voor de omwonenden doen? Deze mensen in Dordrecht en Sliedrecht hebben recht op duidelijkheid in plaats van bijpraatsessies met hun huisarts.
De PVV vindt dat de veiligheid en volksgezondheid van omwonenden en werknemers niet in het geding mogen zijn. Hier ligt een belangrijke toezichtstaak voor de verschillende overheden weggelegd. Toch vindt de PVV ook dat DuPont c.q. Chemours een belangrijke taak moet vervullen in zowel het garanderen van de veiligheid als het compenseren van omwonenden.
Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat het toezicht en de handhaving in de toekomst vlekkeloos gaan verlopen zodat de volksgezondheid van omwonenden niet opnieuw jarenlang in gevaar wordt gebracht? Het is van de zotte dat overheden elkaar de zwartepiet toeschuiven als het gaat om verantwoordelijkheid, toezicht en handhaving.
De PVV verbaast zich over de grote hoeveelheid onzekerheden waarmee het RIVM zijn rapport presenteert. Een korte greep uit het rapport bevat voornamelijk de termen "mogelijk", "naar verwachting", "aannemelijk" en "waarschijnlijk". Van een gerenommeerd instituut als het RIVM verwachten wij een gedegen onderzoek gebaseerd op wetenschappelijk getoetste gegevens.
De PVV vindt het, kortom, prima dat de staatssecretaris de aanbevelingen overneemt, maar het biedt de omwonenden en medewerkers niet meer dan een doekje voor het bloeden. Wij roepen de staatssecretaris op om met heldere afspraken te komen zodat de veiligheid en de volksgezondheid niet langer een speelbal zijn van de toezichthoudende overheden. De PVV wil dat de staatssecretaris meer aandacht heeft voor de onrust bij de inwoners van Dordrecht en omgeving. Dank u wel.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer. De staatssecretaris heeft gevraagd om een schorsing van tien minuten om de antwoorden voor te bereiden. Ik schors de vergadering tot ongeveer 15.50 uur. Dan gaat de staatssecretaris al uw vragen beantwoorden.
De vergadering wordt van 15.41 uur tot 15.50 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan nu luisteren naar de staatssecretaris, die de vragen gaat beantwoorden die de leden in eerste termijn hebben gesteld. Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Voordat ik begin met mijn beantwoording, wil ook ik, zoals dat gebruikelijk is, de leden die hun maidenspeech hebben gehouden, in dit geval mevrouw Van Eijs, de heer Von Martels en de heer Laçin, van harte feliciteren met hun maidenspeech.
We voeren een debat over een onderwerp waar heel veel mensen, zeker in de regio Dordrecht, nu al geruime tijd dagelijks mee bezig zijn. Ik wil mijn bijdrage beginnen met de mensen en wil dan tevens een aantal dingen opmerken over de onderzoeken die zijn uitgevoerd door het RIVM en over hoe we nu verdergaan. Vervolgens ga ik in op de vraag hoe we het systeem van het stoffenbeleid in de toekomst kunnen verbeteren, waarnaar veel leden ook hebben gevraagd. Een derde thema betreft drinkwater en een vierde thema GenX. Ten slotte zal ik ingaan op een aantal vragen die niet echt in eerdergenoemde blokjes thuishoren en die dus vallen onder de categorie overige.
Allereerst de mensen die wonen rondom de fabriek. Ik zou dan willen beginnen met een citaat dat afgelopen week in het Algemeen Dagblad stond. "We moeten ervan uitgaan dat we allemaal PFOA in ons lijf hebben. Als omwonenden hebben we er niet om gevraagd. We hebben het niet besteld." Dat citaat van een bewoner, zoals in de krant stond, wil ik onderschrijven. Deze persoon heeft gelijk. Activiteiten in je omgeving zouden niet tot een ongewenste verandering in je lichaam mogen leiden en al helemaal niet tot gezondheidseffecten. Toen het RIVM vorig jaar rapporteerde dat inwoners van Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht mogelijk jarenlang te veel PFOA binnen hebben gekregen, vond ik het voor die mensen van het grootste belang om over een aantal zaken meer duidelijkheid te krijgen. Wat voor effect geeft de stof? Sluiten de berekeningen aan op de daadwerkelijke metingen bij mensen? Zat of zit er niet te veel van die stof in het drinkwater? Wat zijn de eigenschappen van het alternatief voor PFOA, te weten GenX? Hoe zit het eigenlijk met de werknemers?
Ik zou graag een toelichting willen geven op deze onderzoeken en willen aangeven wat we ervan hebben geleerd. Over twee van de onderwerpen kan ik kort mijn oordeel geven. We hebben zojuist een onderzoek afgerond, de door u genoemde steekproef onder 382 mensen, en dat bevestigt eigenlijk de conclusies die het RIVM vorig jaar al trok. Het heeft toen juiste aannames gedaan en een rekenmodel gebruikt dat resultaten geeft die overeenkomen met wat we nu meten. Er is nog een onderzoek, waarnaar door de heer Von Martels werd gevraagd, namelijk het onderzoek naar de werknemerskant. Daarbij zijn, zoals u weet, fors hogere concentraties PFOA gemeten. De Kamer wordt daarover nog apart geïnformeerd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb begrepen dat dit onderzoek zo rond de zomer zal komen, maar ik durf niet precies te zeggen in welke maand dat is. Dat is omdat het onderzoek onafhankelijk is en wij uiteindelijk altijd de zorgvuldigheid van dat onderzoek boven de snelheid stellen. Dus zodra er meer over bekend is, zullen we dat de Kamer uiteraard laten weten. Dat onderzoek zal zij ook krijgen zodra het er is, met een beleidsappreciatie van de kant van het kabinet.
Het bloedonderzoek dat we nu hebben gezien, gaat over het onderzoek bij omwonenden. Dat laat zien — dat staat overigens ook in de brief — dat bij mensen die heel lang en dicht bij de fabriek hebben gewoond hogere concentraties zijn gemeten en dat dit zelfs nu nog, vijf jaar nadat de stof al niet meer gebruikt wordt, zichtbaar is. Ook weten we nu zeker dat bij mensen die iets verder weg wonen of bijvoorbeeld voor kortere tijd in de omgeving woonden, de concentraties gemiddeld laag zijn. Die wijken in doorsnee niet af van wat elders in het land wordt gevonden bij mensen.
Zoals gezegd, zijn er 382 bloedmonsters genomen. Bij drie personen ligt de gemeten concentratie boven de vorig jaar door het RIVM afgeleide grenswaarde van 89 nanogram per milliliter bloedserum. In het verleden zullen die concentraties inderdaad echt hoger zijn geweest. Zo hoog dat deze mogelijk ook gezondheidseffecten konden geven. Ook nu kunnen wij dat niet bij iedereen uitsluiten. Het RIVM noemt als effecten met name negatieve verandering in cholesterol, in leverenzymen of in geboortegewicht. Ook al geeft het RIVM aan dat deze effecten beperkt zijn, zowel wat betreft de verandering die optreedt als wat betreft het soort effect, geeft het resultaat onrust en zorgen bij de mensen om wie het gaat. Ik begrijp dat, omdat dit nu eenmaal een stof is die niet in je lijf thuishoort.
Voor mensen die nu de bloedwaarde hebben vernomen is het belangrijk dat zij, als zij zorgen of vragen hebben, daarmee ergens terechtkunnen. De gemeenten Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht zullen daarvoor binnenkort een informatiebijeenkomst organiseren. Mensen kunnen ook naar de GGD of naar de huisarts als zij daar behoefte aan hebben. Daarnaast vind ik het belangrijk dat wij antwoord geven op vragen. Als het kan moeten wij die vragen daadwerkelijk beantwoorden. Het RIVM geeft als suggestie mee om te bezien of er redenen zijn waarom bij sommige bewoners de bloedconcentraties nu hoger zijn dan bij andere bewoners. Het RIVM heeft om dat onderzoek gevraagd. Ik heb gezegd dat ik dat heel graag wil laten uitvoeren, samen met de provincie en de betrokken gemeenten. Dat is niet een onderzoek naar de gezondheidseffecten. Het onderzoek is bedoeld om te kijken naar mogelijke verbanden tussen al die mensen met een hogere concentratie, waardoor wij misschien weer wat meer bewijslast hebben voor de vraag hoe dat nu komt. Waar komt dit mogelijk vandaan? Het gaat om 18 mensen. Het doel van het onderzoek is om door middel van een persoonlijk gesprek met de mensen met die hogere concentraties, dat wil zeggen van meer dan 21 nanogram, te bezien of er een verklaring is te geven voor deze bloedwaarden.
Mevrouw Van Eijs vroeg of dat vervolgonderzoek kan worden uitgebreid. Kunnen wij dat voor iedereen openstellen? Nogmaals: het vervolgonderzoek is geen gezondheidsonderzoek. Het is niet bedoeld om bij individuen persoonlijk te bezien wat het effect op de gezondheid is. Als mensen gezondheidsklachten hebben, zijn die soms al in beeld. Zij kunnen daarmee uiteraard ook naar de GGD of de huisarts. Dit is een onderzoek dat wordt gedaan om een verklaring te vinden voor die concentratie. Als uit de steekproef blijkt dat men op wetenschappelijke gronden vindt dat er meer mensen bij betrokken moeten worden, dan moet dat gebeuren. Het is echter niet aan ons om daartoe nu van hieruit te beslissen. Ik vond het niet verstandig om vanuit onze positie daarin te interveniëren.
De voorzitter:
Een aantal leden wil interrumperen. De heer Van Aalst had als eerste een vraag in dit blokje. Ik heb hem gevraagd of hij het een probleem vond om eerst alle informatie af te wachten die de staatssecretaris wilde geven over de onderzoeken en dan aan het einde van het blokje een vraag te stellen.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb nog één vraag te beantwoorden in dat blokje.
De voorzitter:
Ik vraag de leden of zij het goed vinden dat de staatssecretaris die laatste vraag beantwoordt. Daarna geef ik als eerste het woord aan de heer Van Aalst, daarna aan de heer Dijkstra en dan aan mevrouw Van Eijs. Ik zie dat zij daarmee instemmen.
Staatssecretaris Dijksma:
De vraag was hoe de Kamer wordt meegenomen bij de resultaten van de nog lopende onderzoeken. Zoals gezegd, zal ik die uiteraard aan de Kamer doorgeven zodra ze beschikbaar zijn. Er is eind juni een AO Externe Veiligheid gepland. Mijn idee is om nog daarvoor de Kamer een brief te sturen over de voortgang van het hele dossier. Alles wat dan bekend is krijgt de Kamer voorafgaand aan dat algemeen overleg.
De heer Van Aalst (PVV):
Hoe verklaart de staatssecretaris de hogere bloedwaardes bij mensen die individueel een test hebben laten uitvoeren? Wat kan de staatssecretaris ons vertellen over de weigering van het RIVM om dit soort hogere waardes mee te nemen in het onderzoek?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik herken het beeld dat de heer Van Aalst schetst niet. Volgens mij heeft het RIVM juist aangegeven dat het naar de groep mensen met een nadrukkelijk hogere waarde verdergaand onderzoek wil doen om precies zijn eerste vraag te kunnen beantwoorden. Wat is een mogelijke verklaring voor die afwijkende bloedwaardes? Dat onderzoek loopt dus. Het is belangrijk om letterlijk de proef op de som te nemen, omdat we in de verhalen van een aantal van die mensen misschien een patroon kunnen ontdekken. Maar dat is echt aan de wetenschap. Het is mijn indruk dat het RIVM juist volledig open is. De Kamer krijgt ook alle onderzoeken, want ik stuur alles wat wij krijgen naar de Kamer. Dat is bekend. Mensen krijgen natuurlijk ook zelf bericht. Ik ben het dus met de heer Van Aalst eens, die zei: transparantie is belangrijk voor vertrouwen. Ik meende althans dat de heer Van Aalst dat zei. Ik kan die woorden alleen maar onderschrijven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is fijn dat we het volgende rapport kunnen betrekken bij het algemeen overleg over externe veiligheid. Het is ook redelijk dichtbij; het is te overzien.
Mijn vraag gaat over de steekproef. Die steekproef is wetenschappelijk goed opgezet. Ik zie bepaalde data over ervoor en erna. Ik zie afstanden: hoe dichterbij, hoe meer risico et cetera. Ik geloof dat die steekproef deugt, maar daarvoor zijn dus 382 mensen uitgenodigd. Alleen bij die mensen is er bloed afgenomen, terwijl er in het gebied nog veel meer mensen wonen. Zeker de afgelopen tijd zijn er bovendien heel veel nieuwe berichten naar buiten gekomen. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die zeggen: ik heb toen niet meegedaan aan de steekproef, maar ik ben wel nieuwsgierig hoe die waarden er bij mij uitzien. Is er een mogelijkheid voor de mensen die zich nu aanmelden, om die waarden toch te laten meten? Kunnen die mensen daarin meelopen, zodat we het breder trekken dan die 382?
Staatssecretaris Dijksma:
Dit zijn bij uitstek zaken waarover de lokale overheden met hun GGD's en het RIVM afspraken maken. Zij hebben dus deze afspraken gemaakt en dat hebben ze ook met een reden gedaan.
Als mensen bijvoorbeeld gezondheidsklachten hebben, worden die klachten over het algemeen ook wel vastgesteld. U kunt zich voorstellen dat bijvoorbeeld een lager geboortewicht ook in het ziekenhuis wordt opgemerkt. Als mensen een hogere cholesterolwaarde hebben, zien ze dat vaak wanneer ze een onderzoek ondergaan. Men heeft het lokaal met de GGD en het RIVM gedaan zoals men het heeft gedaan, omdat het kennelijk representatief genoeg was voor het onderzoek dat men heeft gedaan. Er is dus bewust voor gekozen om niet iedereen toe te laten. Die afweging is niet aan mij en als ik zo vrij mag zijn: dat is eigenlijk ook niet aan u. Het is echt een afweging, waarbij het RIVM, dat het onderzoek doet, moet voorgaan. Ik wil wel gezegd hebben dat mensen natuurlijk bij hun huisarts en de GGD terechtkunnen als zij klachten of gezondheidsklachten hebben of als zij zich zorgen maken. Daar gaat het niet om. Deze vraag of het wel of niet moet worden uitgebreid, gaat over het onderzoek als zodanig en ik vind dat je juist dat moet overlaten aan het RIVM. Het RIVM moet die afweging in overleg met de GGD's maken.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Een van de redenen waarom we dit debat hebben, zijn de zorgen bij de omwonenden. Zij kijken naar ons. Wij debatteren daar nu over. Die mensen willen dat hun zorgen worden weggenomen. De VVD vindt het prima dat we daarover niet op dit niveau beslissen en het overlaten aan de GGD's ter plekke, maar wij willen niet dat er te veel drempels zijn voor de mensen die zich nu ongerust maken en daarom zo'n bloedproef willen. Ik weet niet precies wat de kosten zijn — ik dacht zo'n €300 — maar ik wil niet dat iemand die zich onzeker voelt en zo'n test wil, tegen die kosten aanhikt. De kosten mogen geen belemmering zijn, want het gaat om de gezondheid van mensen en onze plicht om de ongerustheid weg te nemen. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind ook dat mensen zich niet onnodig zorgen moeten maken, dus daarover zijn wij het sowieso eens. Volgens mij vinden zowel de lokale overheden als de GGD's dat ook. Om die reden organiseren zij ook een informatiebijeenkomst voor mensen en is er dus de gelegenheid om naar de huisarts te gaan of naar de GGD's en daarover het gesprek aan te gaan. Maar dat is iets anders dan op voorhand het onderzoek te verbreden dat gedaan wordt om wetenschappelijk feiten te verzamelen. Als mensen individueel zorgen hebben en een check willen, is dat echt iets anders dan zeggen: wij gaan een heel groot bevolkingsonderzoek doen en iedereen moet zich maar melden. Daarmee lopen we feitelijk het RIVM voor de voeten. Ik probeer heel precies te zijn. Dat onderscheid moeten we blijven maken.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik snap het punt van de staatssecretaris dat zij het wetenschappelijk onderzoek niet wil doorkruisen en dat zij niet wil dat de resultaten alsnog in twijfel worden getrokken. Maar wat als je daar woont, als je er pas net over hebt gehoord, als je ongerust bent en je wilt meedoen, omdat je bij de huisarts bloedonderzoek hebt laten doen en daaruit blijkt dat je een hogere bloedwaarde hebt, en dan krijg je te horen dat je niet mag meedoen, omdat dat niet wetenschappelijk verantwoord is? Is het niet mogelijk om die mensen op een wetenschappelijk verantwoorde manier toegang te geven tot die studie? Of misschien is de vraag wat de staatssecretaris die mensen anders kan bieden.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik probeer het zo precies mogelijk te zeggen. Dat onderzoek is niet bedoeld om de gezondheidsschade vast te stellen. Hier gaat het over de concentraties die er in het bloed zitten en het gaat erom te kijken wat de relatie is met die fabriek. Als mensen gezondheidsklachten hebben, zien ze dat bij de huisarts. Daar zien ze dat je een hogere cholesterolwaarde hebt of dat baby's een lager geboortegewicht hebben. Het is mogelijk om naar een informatiebijeenkomst te gaan en vragen te stellen aan de GGD of het RIVM, maar dat is iets anders dan het onderzoek verbreden, want dat helpt een individu met die zorgen niet. Die persoon wordt niet wijzer, om het maar heel plat te zeggen, van het meedoen aan dat onderzoek. Dat onderzoek heeft namelijk een ander doel. Het heeft niet tot doel om bij een individu te kijken wat de gezondheidsschade is, maar om het verband sterker te maken tussen de uitstoot van de fabriek en de effecten op de mensen. Daar is het onderzoek voor bedoeld en daarom zeg ik dat we dat niet moeten doorkruisen, want het is in het belang van al die bewoners dat het een zo goed mogelijk onderzoek is.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik snap dat het onderzoek niet bedoeld is om meteen te kijken welke gezondheidsklachten er zijn, en die moeten ook meteen behandeld worden.
Staatssecretaris Dijksma:
Precies.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Als de cholesterolwaarde te hoog is of er iets anders aan de hand is, dan moet er ook meteen behandeld worden. Maar ik kan mij toch echt heel goed voorstellen dat je als bewoner denkt: laten we dan maar tot de bodem uitzoeken wat er aan de hand is en laat mij dan maar meelopen in alle onderzoeken die er zijn, misschien niet eens voor mezelf, maar wel om duidelijkheid te krijgen, ook voor de toekomst. Dat spul zit immers nog steeds in het milieu. Hoe zit dat nou? Is het heel erg als ik dichtbij heb gewoond of niet? Ik kan me heel goed voorstellen dat bewoners, ondanks dat het voor henzelf niet nuttig is, toch willen meedoen aan dat onderzoek. Is er niet toch een manier te vinden om die mensen wel mee te laten doen en ze toch wat serieuzer te nemen?
Staatssecretaris Dijksma:
Dit heeft niets te maken met die mensen niet serieus nemen en het zou slecht zijn als wij gingen uitstralen dat het dat wel heeft. Dat het RIVM het zo voorstelt en het precies zo wil doen en niet anders, is gebaseerd op serieuze overwegingen. Voor het RIVM is het belangrijk om dat onderzoek op een bepaalde manier te doen. Als mensen individueel zorgen hebben, moeten ze daarmee echt naar de huisarts gaan en moeten ze daar nadere vragen over gaan stellen. Daarvoor worden die informatiebijeenkomsten georganiseerd. Als er vanuit de wetenschap is vastgesteld dat het zinvol is om het op deze manier te doen en voor het vervolgonderzoek niet een veel grotere groep mensen te onderzoeken, maar juist een veel kleinere, dan moeten we dat echt respecteren. Dat doet het RIVM juist in het belang van de hele bewonersgroep. Het RIVM wil een aantal dingen heel precies in beeld brengen. En dat is dus net iets anders dan tegemoetkomen aan een individu dat ongerust is geworden, wat ik overigens ontzettend goed begrijp. Het probleem is namelijk dat onderzoek op dat individuele niveau die ongerustheid op die manier sowieso niet wegneemt, want het is een ander type onderzoek.
De heer Von Martels (CDA):
Ik daag de staatssecretaris graag uit om iets specifieker te zijn over dat rapport van de minister van Sociale Zaken dat eigenlijk al eerder zou zijn gepubliceerd en zou zijn aangeboden aan de Tweede Kamer. De staatssecretaris zegt: waarschijnlijk komt dat nu in de zomer. Is dat een toezegging? Of een verwachting? Wat is nou de reden waardoor de publicatie een behoorlijke vertraging heeft opgelopen? Kan de staatssecretaris daar iets specifieker over zijn? Wat ligt daaraan ten grondslag?
Staatssecretaris Dijksma:
Nee, dat kan ik niet, en het is een verwachting. Ik verwacht het. En ik ben niet degene die het onderzoek doet. Dat gebeurt onafhankelijk van ons en dat onderzoek moeten wij ook afwachten. Dat doe ik ook. Zodra de resultaten er zijn, krijgt de Kamer ze ook; dat weet de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ja, want de behoefte daaraan is inderdaad groot.
Staatssecretaris Dijksma:
Natuurlijk.
De heer Von Martels (CDA):
Want op basis van de feiten kunnen wij natuurlijk makkelijk een oordeel vellen.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat ben ik met de heer Von Martels eens, zeker. En aangezien het hier gaat om de mensen die ook in de fabriek werkten, is dat van nog groter belang, omdat eerder natuurlijk ook veel hogere concentraties zijn aangetroffen bij hen. Net als de heer Von Martels wacht ik dus met smart op de resultaten van dat onderzoek. Ik begrijp dus het belang ervan en ik begrijp ook dat de heer Von Martels dat hier onderstreept. Daar is geen verschil van mening over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is in dit debat even gegaan over de kosten van het onderzoek. Mijn fractie heeft daarover twee vragen gesteld die niet zo duidelijk zijn beantwoord. Ik heb namelijk gevraagd of Chemours ook bijdraagt aan de kosten die de overheid moet maken voor de informatiebijeenkomsten en voor onderzoek. En worden burgers gecompenseerd voor al hun onkosten in dit hele traject?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb die vragen gemist. Dat kan geheel aan mij liggen. Overigens is het meestal zo dat als we onafhankelijk onderzoek laten doen, we dat niet door bedrijven laten betalen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik snap dat het bedrijf niet direct het onderzoek betaalt, maar er zijn onkosten voor bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten en onkosten die samenhangen met het hele traject, en er zijn de onkosten van burgers. Het geld daarvoor moet ergens vandaan komen. Het bedrijf zou daarbij een rol kunnen spelen.
Staatssecretaris Dijksma:
Bij mijn weten dragen gewoon de lokale overheden dan wel de rijksoverheid de kosten van onderzoek van het RIVM. Laat ik ook heel eerlijk zeggen dat dit punt op dit moment de minste van onze zorgen vormt.
De heer Laçin (SP):
Mijn vraag ligt een beetje in de lijn van die van GroenLinks, maar gaat niet over de kosten. Wat is überhaupt de rol van de veroorzaker van dit leed, van DuPont/Chemours in dit traject? Doet het bedrijf mee aan die informatiebijeenkomsten? Kent het zijn positie hierin? Wat gaat de staatssecretaris, eventueel in samenwerking met lokale bevoegde gezagen, doen om Chemours hierbij te betrekken?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik kom over de rol van het bedrijf in mijn komende blokken nog uitgebreid te spreken. Bij de informatiebijeenkomsten is het bedrijf wel betrokken, heb ik begrepen.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat nu door met het volgende blokje, dat gaat over het stoffenbeleid. Ik stel de leden voor dat we de staatssecretaris nu eerst even de samenhangende vragen laten beantwoorden. Daarna kunnen zij eventueel nog vragen stellen. Ik zie dat de leden daarmee akkoord gaan.
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter, ik kom dus op het stoffenbeleid. Terecht vraagt de Kamer of we een situatie als deze in de toekomst kunnen voorkomen. De heer Dijkstra zei dat volgens mij het scherpst. We hebben het dus over een situatie waarbij we achteraf constateren dat er sprake was van een te hoge blootstelling in het verleden. De vervolgvraag is: moeten we niet scherper zijn bij het verlenen van emissievergunningen? Risico's voor honderd procent wegnemen kan nooit. Maar in de brief over het stoffenbeleid die ik de Kamer in oktober van het vorige jaar heb gestuurd, heb ik twee routes geschetst om het stoffenbeleid structureel te verbeteren. Ik ben het immers met de Kamer eens dat structurele verbetering nodig is. Er is een Europees spoor en een nationaal spoor.
Het Europese spoor gaat over REACH. Dat is de Europese verordening ten aanzien van de registratie van chemische stoffen. Volgende maand is REACH tien jaar van kracht. In die tien jaar hebben we eigenlijk heel veel kennis gekregen over heel veel stoffen. Dat is kennis die we daarvoor gewoon niet hadden. De winst van deze registratieverordening kan de Kamer nu zien bij GenX; ik zal daar straks uitgebreider op ingaan. In het verleden hadden we hier echt heel weinig van geweten. Nu kon er vrij vlot een risicoanalyse worden gemaakt, omdat er verplichte onderzoeken zijn gedaan voordat de stof gebruikt mocht worden.
De toename van kennis leidt er natuurlijk ook toe dat we in sommige gevallen nu moeten vaststellen dat we het in het verleden niet goed gedaan hebben. Ik kijk even naar de heer Laçin, want ik heb met zijn voorganger, de heer Smaling, heel veel goede debatten over asbest gevoerd. Dat is zo'n stof waarvan we lange tijd niet wisten wat de schadelijke effecten ervan waren. Door REACH maken we nu een forse inhaalslag, maar die is eigenlijk niet voldoende. Het voorstel dat ik in oktober aan de Kamer heb gestuurd, is dat we eigenlijk een enorme versnelling teweeg moeten brengen in het opbouwen van stoffendossiers en ook scherper moeten gaan controleren op de kwaliteit van de dossiers. Ik heb toen al aangegeven dat er een aantal onderwerpen zijn waarop ik de versnelling het belangrijkste vind. Dat zijn de hormoonverstorende stoffen, de nanomaterialen en de combinatie-effecten van stoffen.
Nationaal willen we natuurlijk naar een schoon en veilig Nederland, zoals mevrouw Kröger terecht zei. De actie die we moeten ondernemen, is met elkaar aan de slag gaan om een beter overzicht te krijgen van de daadwerkelijke emissies, ook van stoffen waarvoor bijvoorbeeld geen Europese registratieplicht geldt. Dat kunnen namelijk net zo goed zorgwekkende stoffen zijn. Ik ben bezig met het RIVM en de bevoegde gezagen om te bekijken of we eerder in beeld kunnen krijgen waar mogelijke emissies van zorgwekkende stoffen in substantiële hoeveelheden bestaan. Ik hoop daar heel snel duidelijkheid over te krijgen, want dan kan ik in de loop van dit jaar nog een pilot starten om zo'n zorgwekkende stof of stofgroep in beeld te krijgen.
Daarnaast hebben we vastgesteld dat het voor het bevoegd gezag niet altijd gemakkelijk is. Vergunningseisen opnemen voor chemicaliën vereist immers gedegen kennis bij het bevoegd gezag. Daarom is het belangrijk dat de zes zogenoemde Brzo-omgevingsdiensten landsdekkend de vergunningen en het toezicht voor de grotere bedrijven op zich nemen. Daardoor ontstaat er bij hen meer kritische massa om de complexe vragen aan te kunnen. Dit jaar zullen de laatste omgevingsdiensten hun Brzo-taken ook echt overdragen aan de voor hun regio aangewezen Brzo-omgevingsdienst. Zoals gezegd: een AO Externe veiligheid staat gepland op 28 juni. Ik denk dat het goed is dat we een voortgangsbrief sturen, waarin onder andere het nationale en het Europese spoor aan de orde komen, en dat we de Kamer daar nader over berichten. Ik denk dat de situatie rond Dordrecht en Sliedrecht voor heel veel mensen natuurlijk een wake-upcall is geweest, ook voor inspecties, vergunningverleners en bestuurders die hun handtekening onder een vergunning zetten.
De heer Laçin vroeg: kunnen we het bevoegd gezag versterken zodat het gemakkelijker een vergunning kan aanscherpen? De gedachte van een revisie is inderdaad heel positief. Nu al heeft het bevoegd gezag een mogelijkheid om een vergunning aan te scherpen, een ambtshalve wijziging. Maar het begint ermee dat het Rijk hier niet het bevoegd gezag is. Wij geven dus niet de vergunningen af. Tegelijkertijd zie je dat met name in de Omgevingswet revisie echt makkelijker wordt. Volgens mij is de heer Laçin eropuit dat het niet alleen maar gaat om een paar wijzigingen omdat er ergens een schoorsteen is verplaatst, maar wil hij dat het bevoegd gezag ook eenzijdig afgedwongen een vergunning kan wijzigen. Dat wordt in de Omgevingswet makkelijker, en dat is belangrijk. Wat we nu zien, is dat de provincie bezig is met de vergunning. Wij trekken goed met haar op. Mijn mensen hebben daarover diverse malen bestuurlijk overleg gevoerd. Wij faciliteren dit bijvoorbeeld door de inzet van het RIVM, om zo de provincie een onderbouwing te geven voor aanscherping van de vergunning.
Is DuPont aangesproken op de morele verantwoordelijkheid? Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben in het bijzijn van mijn mensen een aantal gesprekken met het bedrijf gevoerd. GS is immers het bevoegd gezag. Wij ondersteunen GS daarbij. Bij een van die gesprekken waren wij daarom aanwezig. Dat is goed, want het is van het grootste belang dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.
De heer Von Martels vroeg of de toelating van PFOA goed is gegaan. Het lastige hierbij is dat het middel al op de markt was voordat er überhaupt een registratieverplichting was. Die is er immers pas tien jaar geleden, met de invoering van REACH, gekomen. Inmiddels wordt de stof niet meer geproduceerd. Daarom is op dit moment geen registratieplicht meer van kracht.
Ik kom toe aan het blok drinkwater.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We hebben nu tien jaar REACH, waarbij in Europees verband stoffen worden beoordeeld op de veiligheid. Dat heeft erin geresulteerd dat PFOA, een stof die gevaarlijk was, inmiddels is verboden en per 2012 niet meer wordt gebruikt. Dat is duidelijk. Maar nu hebben we de opvolger daarvan, GenX. Dat is eigenlijk een combinatie van twee technische stoffen, een 902- en een 903-variant, die je mixt tot een nieuw stofje. Dat stofje is moeilijk onder te brengen op de REACH-lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Hoe gaan we daarmee om? Het is immers niet één stofje, het zijn meerdere stoffen in een proces. Gaat dat tien jaar duren voordat we daarvan de uitkomsten hebben? Of weten we dat volgend jaar al?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat is een heel apart blok. Daar kom ik nog op.
De voorzitter:
Dat wachten we dus af.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik begrijp dat de staatssecretaris een brief zal sturen over de volgende stappen in het stoffenbeleid. Ik hoorde niet duidelijk of ons verzoek of de impact van stoffen op de drinkwaterkwaliteit, die op dit moment onvoldoende getoetst wordt, kan worden onderzocht, wordt meegenomen in deze brief.
Staatssecretaris Dijksma:
Ook daar kom ik nog op.
De voorzitter:
Ook dat is een apart blok.
De heer Laçin (SP):
Het klopt dat de afdwingbare revisievergunning waarschijnlijk in 2019 in de Omgevingswet komt. Maar het kan ook later worden. Waarom zouden we daarop wachten? Moeten we nu al geen maatregelen nemen om het lokale bevoegd gezag meer ruimte te geven om vergunningen aan te passen of aan te scherpen?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat vind ik een ontzettend goede vraag, zodat ik haar aan mijn eigen mensen heb gesteld. Inderdaad, de Omgevingswet is nog niet in werking. Ik heb gevraagd of er nog een noodwet moet komen. Probleem is: tegen de tijd dat die in werking is getreden, is de Omgevingswet ook in werking getreden. Dat is dus niet per se de oplossing. Wat we nu gedaan hebben, is maximale druk uitoefenen — want soms is iets wat onder politieke druk vloeibaar wordt ook goed – om samen met de provincie op te trekken. Dat moeten we in de tussentijd doen. Ik heb namelijk wel verkend of we niet iets eerder moeten doen. Maar die routes leiden niet tot een sneller resultaat.
De heer Laçin (SP):
Ik wil de staatssecretaris, mezelf en de Kamer ertoe uitdagen om daar sneller mee aan de slag te gaan, want de omwonenden in Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht hebben hier niet zo veel aan. Wij moeten ervoor zorgen dat we kunnen ingrijpen als er over een paar maanden of een jaar weer iets gebeurt. We moeten ervoor zorgen dat we niet weer met hetzelfde probleem zitten dat de provincie iets doet en dat er op Europees niveau iets is geregeld en dat wij niet zo veel kunnen doen. Daar hebben de werknemers en de omwonenden uiteindelijk heel weinig aan. Mijn vraag blijft dus staan: kunnen we er niet sneller naar kijken en kunnen we niet sneller een oplossing bedenken?
Staatssecretaris Dijksma:
Daar ga ik bij het blokje GenX op in. Laat ik beginnen met het feit dat we het eens zijn. Mijn redenering is ook dat 2019 mooi is, maar dat het voor de mensen nu geen antwoord is. Als de provincie een aanscherping van die vergunning wil, is het antwoord nu dat we met elkaar moeten optrekken om ervoor te zorgen dat dit nodig is. Dat kan nooit anders dan dat ze dat doet op basis van bewijs. Als er immers geen twijfel is, heeft de provincie geen reden om in te grijpen. Bij GenX kun je zien dat het voorzorgsbeginsel, waarover mevrouw Kröger en mevrouw Kuiken spraken, eigenlijk al in de praktijk is toegepast door het RIVM. Dat is ook mijn antwoord aan de bewoners. De boodschap van de heer Laçin is unisono: laten we naast en voor de mensen gaan staan. Dat ben ik uit de grond van mijn hart met hem eens. Dat vind ik ook. Ik weet zeker dat de provincie dat ook vindt. We moeten dus samen optrekken en niet elkaar de zwartepiet toespelen, zoals de heer Van Aalst ook terecht zei. We moeten gezamenlijk optrekken en in dit geval hands-on, heel pragmatisch, zonder wet- of regelgeving die al gewijzigd is, zo veel mogelijk doen wat nodig is.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat is een heel mooi kapstokje naar de volgende vraag. De staatssecretaris zegt dat we zo veel mogelijk gezamenlijk moeten optrekken om dit te voorkomen. We hebben allemaal kunnen lezen dat DuPont al jaren op de hoogte was van het gevaar van deze stof. Het bedrijf zegt dat het dit gemeld heeft bij de overheid. Als we gezamenlijk willen optreden, hoe is het dan mogelijk dat we al die jaren onze ogen blijkbaar gesloten hebben voor dit probleem?
Staatssecretaris Dijksma:
Daar zijn een paar dingen op te zeggen. Ten eerste is deze stof al sinds 2012 verboden. Het is dus niet zo dat we de laatste jaren nog onze ogen sloten. Ten tweede was er ook heel lang geen regelgeving, wat het helaas mogelijk maakte dat sommige dingen niet goed zijn gegaan. Er is nog een derde punt en daar wil ik iets over zeggen. Ik heb ook vanochtend de krant gelezen en de informatie gezien. Ik kan er eigenlijk maar één antwoord op geven. Ik hoop en verwacht — eigenlijk weet ik het zeker — dat het OM ook meeleest. Dat is belangrijk, want daarmee is deze zaak feitelijk onder de rechter. Dat begrijp ik ontzettend goed. Het betekent echter dat ik vanuit mijn kant moet uitkijken om er iets over te zeggen, waarmee ik de rechtsgang die de bewoners wensen, in de wielen fiets. Dat moeten we niet doen. Als ik zoiets lees, dan hoort God mij brommen, maar ik zal er verder niets over zeggen, omdat ik vind dat het recht zijn beloop moet hebben. Maar ik vind er wel wat van.
De heer Van Aalst (PVV):
Enigszins begrijp ik dat, maar de Kamer heeft wel het recht om te weten of we als toezichthoudende overheid wel of niet op de hoogte waren van het gevaar van deze stoffen.
Staatssecretaris Dijksma:
Ja, daar heeft de Kamer recht op, maar het probleem is dat er heel lang überhaupt geen beleid op was. Daarna, toen dat beleid kwam, is die stof op enig moment verboden. Dat was al in 2012. Ik denk dat het belangrijk is om voorzichtig te zijn. Ik ken ook niet de hele geschiedenis uit mijn hoofd, maar dat moet wel aan de orde komen. Dat ben ik met de heer Van Aalst eens. Dat zal zeker gebeuren, ook in een rechtszaak die er op enig moment komt. We hebben pas tien jaar een registratiebeleid voor stoffen. Deze stof is inmiddels vijf jaar verboden. Het is dus niet zo dat er de laatste jaren niets gedaan is. Wel ben ik van mening, en dat heb ik ook in mijn brief geschreven, dat mensen te lang, zelfs jarenlang, blootgesteld zijn aan, zoals we nu weten, veel te hoge concentraties.
Voorzitter: Lodders
Mevrouw Van Eijs (D66):
De staatssecretaris ging net, ook wel begrijpelijk, heel snel over een voor D66 heel essentieel punt heen. Zij gaf aan bezig te zijn met een inventarisatie van andere plekken waar op dit moment wellicht nog gevaarlijke stoffen worden uitgestrooid. Het is erg belangrijk voor D66 dat we voorkomen dat we hier over vijf jaar weer staan, omdat er weer iets mis blijkt te zijn gegaan. Kan de staatssecretaris nader toelichten hoe we nu zeker gaan weten dat bepaalde regelingen niet tussen wal en schip vallen, terwijl we wachten op nieuwe regelgeving die wel integraal gaat werken?
Staatssecretaris Dijksma:
Nee, dat heeft niets te maken met regelgeving maar met stoffendossiers. Sinds de REACH-richtlijn zijn we ermee bezig om niet honderden maar inmiddels duizenden stoffen en ook hun mogelijke schadelijke gevolgen in beeld te brengen. Ik wil dat we daar internationaal, dus in Europees verband, een versnelling in aanbrengen, met name voor een aantal categorieën waar potentieel de meeste risico's zijn. Ook wil ik dat we in Nederland de wijze waarop we inspecteren en toezicht houden, verder aanscherpen om ook de vergunningverleningen en het toezicht daarop te verbeteren. Die twee sporen heb ik in oktober vorig jaar aangekondigd. Daar hoort bij dat we een soort risicokaart maken voor Nederland, niet alleen op bijvoorbeeld GenX-techniek, want die wordt in principe alleen in deze fabriek toegepast, maar ook met potentiële andere fabrieken met andere stoffen. Doel is een beter beeld te krijgen van en met elkaar, zodat we weten waar die zich bevinden en of we dat allemaal goed in de smiezen hebben. In de loop van het jaar willen we een soort pilot starten. Mijn idee is om de Kamer in juni, als ik weer wat verder ben, daar uitgebreider over te informeren.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Eijs? Niet? Dan geef ik graag het woord aan de heer Dijkstra voor zijn interruptie.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De staatssecretaris zei net iets wat best belangrijk is voor dit debat. Ik heb eerder gesproken over 32 jaar aan overschrijdingen. Dat staat ook in de stukken. De staatssecretaris heeft net geconcludeerd dat de REACH-regelgeving tien jaar van kracht is. In de stukken wordt teruggegaan tot 1998. Maar omdat het onder de rechter is, er een rechtszaak is aangespannen door omwonenden tegen het bedrijf, kunnen we de hele schuldvraag niet behandelen in de Kamer. Waarom is er niet aan de bel getrokken? Hoe komt dat? De staatssecretaris zei daarover dus eigenlijk: die vraag kan ik hier niet beantwoorden, want het is onder de rechter, en die moet er dan maar een oordeel over vellen. Is dat correct?
Staatssecretaris Dijksma:
Ja. Wat ik wel kan doen is zo transparant mogelijk zijn over onze rol en wat wij weten. Daar moeten we de rechtsgang mee ondersteunen. Maar wat ik niet kan doen, is daar nu een zelfstandig oordeel over vellen. Als ik dat zou doen, loop ik de bewoners die die rechtszaak hebben aangespannen namelijk letterlijk voor de voeten. Dat moet ik echt niet doen en ik hoop ook dat u dat niet doet.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, dat zal de VVD ook niet doen, maar is het wel mogelijk om een bepaalde chronologie te geven, bijvoorbeeld vanuit het bevoegd gezag, de provincie, waardoor duidelijk wordt wat er is gebeurd en wat er bekend is vanaf bepaalde jaren? De krant schrijft nogal wat; die 32 jaar komen me ook heel herkenbaar voor. In de jaren tachtig namen we het allemaal niet zo nauw, in de jaren negentig nog steeds niet, maar inmiddels wel. Om onze controlerende taak goed te kunnen uitvoeren, onze verantwoordelijkheden te kennen en er lessen van te kunnen leren, is het voor ons wel handig om een transparant overzicht van de chronologie te hebben, die ook voor iedereen beschikbaar is.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat zal ik wel ook moeten overleggen met de lokale bevoegde gezagen. Want niet alle informatie is bij ons. Ik zal kijken wat ik kan doen en dan bericht ik u in die brief of we iets kunnen leveren, en zo ja, wat dan. Ik begrijp de vraag — de heer Van Aalst vroeg er feitelijk ook al naar — dus ik zal kijken hoever ik daarbij kan komen. Maar ik ben wel afhankelijk van anderen, want een deel van de informatie ligt natuurlijk niet bij ons.
Overigens moet ik for the record zeggen dat PFOA nog niet verboden is. In de slipstream heb ik dat net per ongeluk gezegd. Het is alleen niet meer in gebruik in Nederland. We zijn bezig om het verboden te krijgen. Sinds 2012 wordt het dus niet meer gebruikt. We moeten namelijk niet hebben dat later iemand gaat zeggen dat dat niet klopt.
De voorzitter:
Dat is goed voor de Handelingen. Ik geef nu graag het woord aan mevrouw Arissen voor haar vraag. Ik zie ook de heer Van Aalst nog bij de interruptiemicrofoon staan. Daarna gaan we over naar het volgende blokje.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik heb nog een vraag in aanvulling op die van de VVD. Wij vragen ons af of er dan helemaal niet wordt gekeken naar het buitenland. In de Verenigde Staten werd al in 1961 duidelijk dat DuPont wel degelijk wist dat PFOA/C8 schadelijk was voor de mensen die dat met hun drinkwater binnenkregen. Er was toentertijd geen beleid op, maar vindt de staatssecretaris niet dat, als in de jaren zestig al bekend was hoe schadelijk het was, we nu toch wel mogen stellen dat het schadelijk is en dat de burgers onze bescherming verdienen?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat laatste staat klip-en-klaar in mijn brief aan de Kamer.
De voorzitter:
Voldoende, mevrouw Arissen? Ja? Dan geef ik tot slot in dit blokje het woord aan de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging betreffende de stand van zaken. Ik wil nog wel iets meegeven. Dat betreft het punt waarop de PVV hamerde: het zwartepieten tussen de verschillende overheden. Ik hoop niet dat dit weer gaat gebeuren, nu ik de staatssecretaris hoor zeggen: ik weet niet wat ik wel of niet kan krijgen van de provincie of gemeente. Dit is cruciale informatie die we allemaal nodig hebben. Het is onder de rechter en we kunnen al niet alles inzien. Ik hoop niet dat het zwartepieten tussen de overheden weer gaat beginnen en dat daardoor de informatievoorziening aan de Kamer wordt belet.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat is geenszins aan de orde, maar ik vind wel dat iedereen moet weten welk debat waar gevoerd moet worden. Voor een deel ligt het toezicht op de overheid bij de Kamer, maar voor een deel ook bij bijvoorbeeld de Staten van Zuid-Holland. Iedereen moet wel in zijn rol blijven, maar vanuit die eigen rol vervolgens wel samenwerken, en dat — ik ben dat zeer met de heer Van Aalst eens — ten dienste van de mensen. Voor die mensen maakt het namelijk helemaal geen barst uit of het nou een staatssecretaris of een gedeputeerde is die wat vindt. Zij vinden gewoon dat iedereen moet samenwerken. Op dat punt ben ik het eens met de heer Van Aalst.
Ik kom op het blok over GenX. DuPont en Chemours hebben PFOA in 2012 uitgefaseerd. De concentraties van deze stof bij omwonenden zullen dus steeds verder dalen. Terecht echter stellen veel mensen nu de vraag of het alternatief, aangeduid als GenX, wel veilig is. Enkele leden hebben mij hierover schriftelijke vragen gesteld. Ik heb vorig jaar al antwoorden gegeven: ik laat het RIVM ernaar kijken. De Kamer heeft het rapport van het RIVM eind vorig jaar gekregen. Daaruit bleek dat er voor omwonenden geen effect wordt verwacht van de uitstoot naar de lucht door de fabriek. Toch zijn er nog wel onzekerheden, bijvoorbeeld over de vraag of GenX inderdaad sneller uit het lichaam verdwijnt dan PFOA. Om die reden heeft het RIVM bij de risicoschatting een extra veiligheidsmarge gehanteerd. Je zou dat een voorzorgsbeginsel kunnen noemen. Zo weten we zeker dat omwonenden beschermd zijn.
Voor de lozing naar water bleek er wel reden tot aanscherping te zijn. Die betrof de lozingsvergunning die Chemours al van de provincie had. Op basis van informatie over de richtwaarde, de ingediende zienswijze van het drinkwaterbedrijf en de adviezen van de waterbeheerders, waaronder Rijkswaterstaat, heeft de provincie de lozing van GenX-stoffen verder ingeperkt. Ik benadruk dat de concentraties van GenX-stoffen in het drinkwater laag zijn en dat er nu dus geen risico is voor de volksgezondheid. Dat heeft het drinkwaterbedrijf overigens ook benadrukt. De inspanningen van de provincie, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven zijn erop gericht om die situatie in de toekomst ook zo te houden. Drinkwater is immers een eerste levensbehoefte. Die moet gewoon veilig zijn en blijven. Vanuit haar systeemverantwoordelijkheid zal minister Schultz dus ook mee blijven kijken met de vergunningverlening. Waar nodig zal ook worden gekeken naar een nog verdere aanscherping van lozingseisen dan wel eisen aan concentraties bij bijvoorbeeld de innamepunten van drinkwater. Op 15 juni a.s. is er een algemeen overleg Water. Als de Kamer het wil, kan ze dan de voortgang met de minister bespreken.
Mevrouw Kröger vroeg: moeten we nu niet gewoon een moratorium op GenX instellen? Als je een moratorium stelt, betekent dat feitelijk dat je de vergunning intrekt. De vergunningverlener is hier de provincie, niet het ministerie. Het bedrijf moet dan dus sluiten; de heer Dijkstra noemde het al. Als je dat doet, nog los van het feit dat je enorme schadeclaims tegemoet gaat, moet je wel een heel sterke positie hebben. Als wetenschappelijk bewijs ontbreekt, of nog ontbreekt, heb je die titel niet. Het gaat dan om het bewijs dat GenX en de lozing ook echt gezondheidsschade veroorzaken. Dat bewijs is nog niet geleverd. Men heeft in het onderzoek wel een enorme extra veiligheidsmarge genomen. Dat heeft men gedaan. Maar als de provincie nu op voorhand afkondigt om te gaan stoppen, is onze inschatting dat zij dat niet overeind houdt. Ook een voorzorgsbeginsel vraagt namelijk wel om twijfel, en daarmee een vorm van ondersteuning en kennis die die twijfel rechtvaardigt. Wat we andersom wel gedaan hebben, althans het RIVM, is dus een enorme extra marge nemen bij dit onderzoek, om in ieder geval het zekere voor het onzekere te nemen.
Ik kom nu bij het blok drinkwater.
De voorzitter:
Voordat u overgaat naar het volgende blok, heeft mevrouw Kröger een vraag. Ik was even in afwachting van het einde van het vorige blok.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de interpretatie van het begrip "voorzorgsbeginsel". Wij begrijpen het zo dat GenX als stof wel degelijk gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid, en dat het RIVM aangeeft dat er op dit moment onvoldoende onderzoek is om indicatieve waterkwaliteitsnormen vast te stellen. Daar zou meer onderzoek voor nodig zijn. Eigenlijk hoor ik de staatssecretaris zeggen dat het voorzorgsbeginsel inhoudt dat de lozingen mogen doorgaan totdat zeker is dat er een gevaar is voor het drinkwater. Dat is wat ons betreft zeer onverstandig, gezien de geschiedenis, de onzekerheid, het wantrouwen bij bewoners en het feit dat dit bedrijf een trackrecord heeft op dit onderwerp en mensen veel risico's hebben gelopen. Voor de duidelijkheid: wij vragen om een moratorium op de lozingen. Dat zou betekenen dat het bedrijf de lozingen stopzet tot het onderzoek, dat, naar ik begrijp, in maart 2018 zal komen.
Staatssecretaris Dijksma:
Als de wereld helemaal zo zou zijn als mevrouw Kröger nu voorstelt, zou ik haar punt begrijpen. Maar het is net iets anders. Er is onderzoek geweest. Er is vervolgens ook door de provincie gehandeld. De provincie heeft de vergunning aangepast, met onze hulp. Rijkswaterstaat heeft dat geadviseerd. Er wordt nu bekeken of die vergunning nog verder aangescherpt moet worden. Er is dus sowieso al gehandeld. Vervolgens heeft het RIVM gezegd dat het ook nog graag vervolgonderzoek wilde doen. Dat doen we dus. Maar mevrouw Kröger vraagt mij om op basis van alles wat er nu ligt, te zeggen: er mag geen lozing meer zijn, punt. De consequentie daarvan is feitelijk dat je toch de vergunning intrekt. Dat zal grote gevolgen hebben en die beslissing moet je dan wel overeind houden. De inschatting is dat dit niet houdbaar is, nog los van het feit dat het de provincie is die dit besluit zou moeten nemen en niet wij. Het onderzoek dat nu gedaan wordt, is dus van belang. En er is al onderzoek geweest, dat ook al heeft geleid tot veranderingen in de vergunning.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat klinkt toch alsof het voorzorgsbeginsel zo wordt ingevuld dat eerst bewezen moet worden dat het echt heel erg mis is, en er dan maatregelen worden getroffen om er zeker van te zijn dat mensen niet blootgesteld worden aan de zwaar giftige stof. Daar komt onze vraag ook vandaan. Moet de waterkwaliteit niet veel duidelijker meegenomen worden in de vergunningverlening? Zolang niet echt klip-en-klaar is dat er geen gevaren zijn, moet je geen stoffen lozen.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb nog een heel blad over drinkwater. Ik stel voor dat ik dat dan eerst maar verder bespreek met de Kamer. Dan kunnen we daarna bezien of mevrouw Kröger nog steeds vindt wat ze vindt. Want ik denk dat de werkelijkheid wel een slag genuanceerder ligt, als u mij wilt vergeven.
Wij hebben vorig jaar mede namens de minister onderzoeksresultaten gestuurd van het drinkwaterbedrijf Oasen en van het RIVM. Daaruit bleek dat er PFOA in het drinkwater heeft gezeten dat stroomafwaarts wordt gewonnen, maar niet in concentraties die tot gezondheidseffecten konden leiden. Dat is een conclusie die gebaseerd is op de door het RIVM vorig jaar afgeleide veilige concentratie van maximaal 89 nanogram in het lichaam per milliliter. Overigens, als deze grenswaarde in de toekomst zou wijzigen, zou dat tot een andere conclusie kunnen leiden, maar met de kennis van nu is de conclusie dus dat er geen risico was voor de volksgezondheid.
Vervolgens heeft de Kamer minister Schultz gevraagd om de waterkwaliteit in ons land te verbeteren. Er is op dit moment een gezamenlijke inspanning van de betrokken overheden en maatschappelijke organisaties in een deltabrede aanpak. Dat heeft geleid tot de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Op 16 november vorig jaar is er ook een intentieverklaring geweest. De minister en ik zien dat opkomende, nog niet wettelijk genormeerde stoffen soms inderdaad lastig aan te pakken zijn, vooral in relatie tot de drinkwatervoorziening. Daarom werken wij nu aan een structurele aanpak opkomende stoffen. Die aanpak wordt voor de zomer vastgesteld en moet duidelijke afspraken en kaders bevatten, zodat overheden en drinkwaterbedrijven geholpen worden bij het in beeld brengen en aanpakken van onbekende, nog niet genormeerde stoffen. De GenX-stoffen zijn hier een voorbeeld van. Ik denk dat deze aanpak gaat helpen bij het verder verbeteren van onze waterkwaliteit, want dat is gewoon ontzettend belangrijk.
De vraag van de heer Von Martels was: wordt de grenswaarde GenX in drinkwater ook meegenomen in de Europese discussie? Het punt is dat er geen grenswaarde is. Er is alleen een gezondheidskundige richtwaarde. Die is bepaald door het RIVM. Deze richtwaarde geven wij zeker mee in de Europese discussie over stoffen in drinkwater, onder andere bij de herziening van de Europese richtlijn die heel binnenkort gaat starten.
De vraag van mevrouw Kröger was of we een drinkwatereis moeten opnemen in alle vergunningen. Dat is nu al het geval. Artikel 2 van de Drinkwaterwet bevat een zorgplicht. Daarin staat: "Bestuursorganen dragen zorg voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening." Dat geldt nu al voor de provincies en het gebeurt nu dus ook al bij deze revisievergunning.
Mevrouw Kuiken heeft gevraagd: wat is er onderzocht rond PFOA en drinkwater en wat onderzoeken jullie op dit moment nog? Ik zei al dat het RIVM een richtwaarde heeft afgeleid voor de maximale concentratie GenX-stoffen in drinkwater. Het RIVM heeft verder ook onderzocht of het mogelijk is om de waterkwaliteitsnorm voor GenX-stoffen vast te stellen. Die norm is onder meer nodig om te bepalen of consumptie van vis uit de rivier door mensen op lange termijn veilig blijft. Dat rapport heeft u.
In overleg met het Europees agentschap voor chemische stoffen en het Duitse bondsinstituut voor arbeidsveiligheid en gezondheid is besloten om de Europese stofevalutie van de GenX-stoffen gezamenlijk door het RIVM en BAuA uit te laten voeren. Dat zijn de Duitsers dus, om het maar even heel plat te zeggen. Die evaluatie loopt tot maart 2018. In opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft TNO nader onderzoek gedaan naar de historische emissie van PFOA. Dat was voor 1998. De conclusie was toen dat de emissie in de jaren negentig van de vorige eeuw circa vijf ton per jaar was. De Europese Raad heeft op 3 april vastgesteld geen bezwaar te hebben tegen een verbod op het produceren en het in de handel brengen van PFOA en het gebruik in producten. Het is nu aan de Commissie om dat verbod vast te stellen. Ik verwacht, en hoop ook, dat dat op korte termijn gaat gebeuren.
Mijn laatste vraag in het blokje "overig" is een vraag van de heer Von Martels, namelijk hoe het zit met de behandeling van PFOA in het verdrag van Stockholm. Het voorstel om PFOA toe te voegen aan het VN-verdrag voor persistente organische verbindingen is in behandeling. De beslissing om deze stof toe te voegen aan de POP-conventie van de VN wordt verwacht in 2019. De behandeling van het voorstel ligt op schema. Dan wordt de stof dus niet alleen in de EU, waar de Commissie binnenkort beslist, maar ook mondiaal aangepakt. Dat lijkt me, eerlijk gezegd, meer dan terecht.
Einde inbreng eerste termijn!
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn vraag gaat over het blokje "drinkwater". De staatssecretaris geeft terecht aan dat in artikel 2 een zorgplicht over drinkwater is opgenomen. De drinkwaterbedrijven geven op dit moment echter aan dat de kwaliteit van drinkwater onvoldoende wordt meegenomen in de vergunningverlening. Zij maken zich hierover zorgen en daarom is mijn vraag aan de staatssecretaris: hoe kunnen wij de kwaliteit van drinkwater beter meenemen bij de vergunningverlening? Kan de staatssecretaris misschien een actieplan schetsen om dat beter te borgen?
Staatssecretaris Dijksma:
Daar heb ik net uitgebreid over gesproken, toen ik sprak over de structurele aanpak van opkomende stoffen, waar minister Schultz de leiding over heeft. Ik heb u nog gesuggereerd om daar op 15 juni met haar over door te spreken. Juist in samenwerking met de drinkwaterbedrijven en de vergunningverleners wordt gekeken hoe we hier nog scherper aan de wind kunnen varen. Een terechte vraag, maar er wordt aan gewerkt!
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Krijgt de Kamer hiervan voor het algemeen overleg een schets, bijvoorbeeld een brief?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat durf ik niet te zeggen; u moet mij dat vergeven. Ik moet dat navragen, want dit is natuurlijk een terrein waarover ik op het departement niet zelf de leiding heb. Ik kan me voorstellen dat u daar wellicht nog iets over te horen krijgt voor het algemeen overleg water op 15 juni. Dat moet ik even checken bij mijn collega. Ik weet niet of er een tweede termijn is, maar als die er is, hoort u dat dan.
De heer Van Aalst (PVV):
De PVV heeft gevraagd wat de staatssecretaris concreet gaat doen voor de omwonenden en de medewerkers. Hebben wij goed begrepen dat zich dat beperkt tot het overnemen van de aanbevelingen in het onderzoek van het RIVM?
Staatssecretaris Dijksma:
Nee, ik geloof dat u dan de hele inzet van de rijksoverheid tekortdoet. In dit geval ondersteunen wij de vergunningverleners en de lokale overheden met een onderzoek door het RIVM. Maar we trekken er natuurlijk ook een aantal lessen uit, bijvoorbeeld voor het waterbeleid in bredere zin. Wij ondernemen dus een heleboel zaken, die ik allemaal heb genoemd, om ervoor te zorgen dat dit soort kwesties niet op deze manier weer gebeuren. In oktober vorig jaar heb ik de Kamer ook al een brief gestuurd over het veranderende stoffenbeleid. Dat zijn zaken die wij zeker ondernemen. Maar er zijn wel verschillende verantwoordelijkheden, en ik kan die niet overnemen van anderen. Ik wil bestuurders wel helpen.
De voorzitter:
Afrondend, mijnheer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Is de staatssecretaris dan bereid om ons in ieder geval op schrift te melden wat zij in overleg met andere overheden exact voor die mensen gaat doen? Want met de maatregelen die zij net noemde, schieten de omwonenden of de medewerkers volgens mij niet zo heel veel op. Zij willen graag weten wat het Rijk, of welke overheid dan ook, exact voor hen gaat doen in de situatie waarin zij nu zitten.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat hebt u echt allemaal al op schrift gekregen. De bewoners hebben brieven gehad. Er komt een informatiebijeenkomst. Ik weet dus gewoon niet goed — u wordt daarbij zelf ook niet concreet, stel ik vast — wat u dan nog meer verwacht dan er nu via de verschillende overheden wordt georganiseerd.
De voorzitter:
U wordt uitgedaagd, mijnheer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Die uitlokking neem ik aan. Van uw kant komt inderdaad alleen de infosessie. Alleen informatiesessies, of een bijpraatsessie met de huisarts, zijn niet voldoende voor een omwonende. Ik verwacht toch wel iets meer van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma:
Wat dan?
De heer Van Aalst (PVV):
Komt u met maatregelen richting Chemours? Gaan we in gesprek, gaat u meer met die mensen in gesprek, gaat u andere overheden dwingen tot acties om met die mensen in gesprek te gaan? Wie zitten er allemaal aan tafel, komen er maandelijkse sessies? Ik bedoel, er zijn voldoende opties om te bedenken.
Staatssecretaris Dijksma:
Volgens mij hebt u gewoon twee uur van het debat gemist.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat klonk best aardig. Het debat ging voor ons over verleden, heden en toekomst. Wat betreft het verleden: de schuldvraag is onder de rechter; daar kunnen we nu dus eigenlijk niets meer mee doen. Wat betreft het heden is het met name zaak om zorgen weg te nemen van mensen. De staatssecretaris heeft keurig geschetst wat je op dat gebied kunt doen, wetende dat wij ook hier geen directe oplossingen in huis hebben. Maar het meest interessant voor beleidsmakers is het om naar de toekomst te kijken. Er zijn lessen geleerd, en de staatssecretaris heeft een aantal punten genoemd die wij meenemen. Mijn vraag is: in hoeverre zijn het huidige stelsel en de tools die wij hebben richting het bevoegd gezag echt toereikend? In mijn optiek is dat wel zo, maar kan de staatssecretaris dat ook bevestigen?
Staatssecretaris Dijksma:
Het enige punt waarvan ik, met de heer Laçin, vaststelde dat ik er behoefte aan heb, is de revisie die afgedwongen kan worden vanuit het bevoegd gezag. Die zit wel in de Omgevingswet, maar dat is op die manier nog niet van kracht. Maar er is wel in voorzien door de Kamer. Je kunt niet zeggen dat er daarbovenop nog andere dingen zijn, maar het was wel mooi geweest als die wet er nu al was geweest.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De conclusie is dus: we hebben voldoende tanden om, als het nodig is, dit soort zaken in de toekomst te voorkomen en in te grijpen? Wij zullen dus niet over tien jaar hier staan en zeggen: hadden wij toen maar iets gedaan?
Staatssecretaris Dijksma:
Nogmaals, belangrijk is ook dat er heel veel meer onderzoek wordt gedaan naar allerlei stoffen die nu nog minder in beeld zijn. Dat is natuurlijk een van de onderdelen van mijn aanpak. Daarom werd ik zonet ook een beetje spitser in de richting van de heer Van Aalst, al was het niet naar hem persoonlijk. Juist dat is heel cruciaal. Kunnen we alle risico's altijd van tevoren zien aankomen? Nee. Kunnen we het beleid zodanig veranderen dat we veel alerter zijn en ook het voorzorgsbeginsel veel beter kunnen hanteren? Ja, dat denk ik wel. Dat vraagt wel veel van ons, maar ook van de Kamer. REACH is een registratieverordening die soms niet alleen maar vrienden heeft, maar het is wel een ongelofelijk belangrijke verordening. We moeten er alleen veel meer, sneller en effectiever mee aan de slag. Dat wil ik heel graag doen, want ik denk dat de mensen in het land daar behoefte aan hebben. Dat zal voor de bewoners nu geen oplossing zijn, maar dient wel om te voorkomen dat er straks andere groepen bewoners zijn met eenzelfde verhaal.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar antwoorden. Ik heb twee moties. De eerste dien ik in samen met de leden Kuiken en Van Eijs.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het beschermen van ons drinkwater essentieel is;
overwegende dat uit de casussen met PFOA, GenX en pyrazool is gebleken dat bij de vergunningverlening niet of te weinig rekening is gehouden met de effecten van lozingen op de drinkwatervoorziening;
overwegende dat drinkwaterbedrijven oproepen om bij de toekenning van vergunningen door het bevoegd gezag rekening te houden met de effecten op de waterkwaliteit, maar dat de huidige wet- en regelgeving daar nu onvoldoende op toeziet;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe bij vergunningverlening van te lozen chemische stoffen in het water rekening kan worden gehouden met de effecten op de openbare drinkwatervoorziening;
verzoekt de regering tevens, hier uiterlijk 1 september 2017 de Kamer over te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het RIVM niet kan concluderen of de blootstelling van GenX-stoffen een risico vormt voor omwonenden omdat aanvullend onderzoek nodig is;
constaterende dat het RIVM niet kan concluderen wat de lozingen van GenX-stoffen voor gevolgen hebben voor het milieu, onder andere omdat het zich ophoopt in vissen;
constaterende dat drinkwaterbedrijven aangeven niet toegerust te zijn op de zuivering van deze stoffen om zo de kwaliteit van het drinkwater op de lange termijn te borgen;
constaterende dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen aan het Duitse BAuA en het Nederlandse RIVM gevraagd heeft nader onderzoek te doen naar de GenX-stoffen en hierover in 2018 te rapporteren;
verzoekt de regering om een moratorium op de lozing en uitstoot van GenX-stoffen totdat de Europese stofevaluatie is uitgevoerd en duidelijk is wat de gezondheids- en milieueffecten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger, u loopt weg, maar er is nog een vraag voor u, over een motie, neem ik aan. Het woord hiervoor is aan de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik begrijp de tweede motie, over een moratorium, wel. De staatssecretaris heeft in haar beantwoording in eerste termijn echter gezegd dat een moratorium feitelijk betekent dat je de fabriek stillegt. Sterker nog, er komen dan schadeclaims en het moratorium zal geen standhouden bij de rechter. Welke waarde heeft het om nu deze motie aan te nemen en uit te voeren, als je vervolgens door de rechter wordt teruggefloten? Hoe kijkt GroenLinks hiertegen aan?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De motie roept niet op tot het stilleggen van de fabriek. De motie roept op tot een moratorium op het lozen. Vervolgens kan de fabriek bekijken hoe dat op dat moment ondervangen kan worden. We hebben hier te maken met een situatie waarin een bedrijf gedurende lange termijn veel onrust, onzekerheid en een onveilige situatie heeft gecreëerd. Ik denk dat het gezien het voorzorgsbeginsel echt eerst helder moet zijn wat de gevolgen zijn van deze stof voordat verdere lozingen worden toegestaan.
De voorzitter:
Afrondend, mijnheer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De conclusie is dat er dan een rechtszaak volgt. Met alle kosten en zaken van dien. Deze motie is daarmee vrij symbolisch en wij zullen haar niet steunen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Zoals ik in mijn eerste termijn al aangaf, moeten we ervoor zorgen dat al de mensen die zich op dit moment zorgen maken, wier vertrouwen in het bedrijf en in de overheid fors is geschaad, het gevoel krijgen dat zij vanaf nu wél serieus genomen worden. Voor D66 is het nu allereerst van belang dat de zorgen bij omwonenden worden weggenomen.
Dat is ook het punt waarop ik van de staatssecretaris op dit moment actie verwacht. Ik zie dat zij dit onderwerp serieus neemt. Zo is D66 blij dat de staatssecretaris aangeeft serieus werk te maken van het in kaart brengen van waar er verder in Nederland nog gewerkt wordt met potentieel gevaarlijke stoffen. Zo krijgen wij dat allemaal veel scherper in beeld. We willen uiteindelijk allemaal niet dat we hier over een paar jaar weer staan. Ik kijk uit naar de informatie daarover die voor het AO Externe veiligheid onze kant op komt.
Waarin de staatssecretaris mij minder gerust heeft gesteld, is de vraag of omwonenden die nu bezorgd zijn door de resultaten van het onderzoek, maar zich eerder nog niet hebben aangemeld voor testen, nu proactief de mogelijkheid wordt geboden om alsnog een bloedtest te laten doen. Als ik daar zou wonen, zou alleen zwart-op-wit zien dat mijn bloedwaarden oké zijn mijn onrust kunnen wegnemen. Om er zeker van te zijn dat dit goed geregeld wordt, wil ik toch de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit een steekproef gehouden onder 382 personen blijkt dat zelfs vijf jaar na het stopzetten van de uitstoot bij achttien personen hogere PFOA-bloedwaarden zijn vastgesteld dan verwacht;
constaterende dat het RIVM in 2016 een gezondheidskundige grenswaarde heeft afgeleid van 89 nanogram per milliliter, en dat deze mogelijk nog naar beneden wordt bijgesteld;
constaterende dat de modelberekening van het RIVM uit 2016 is bevestigd, waaruit bleek dat de gemiddelde omwonende nabij de fabriek in het verleden een bloedwaarde had van 90 tot 130 nanogram per milliliter, wat mogelijk tot grote gezondheidsrisico's heeft geleid;
verzoekt de regering om de zorgen van alle omwonenden serieus te nemen door voor iedereen die dat wil, in samenwerking met lokale instanties, proactief een bloedonderzoek aan te bieden zodat geen enkele kans, hoe klein ook, onbenut wordt gelaten om verhoogde waarden te identificeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie dat de heer Von Martels geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Het woord is aan de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Ik heb ook twee moties. Ik zou me bijna schuldig voelen omdat ik de eerste motie indien, nu ik de vurige wens van de staatssecretaris hoor om direct wat te doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat provincies als bevoegd gezag niet over de mogelijkheid beschikken om bedrijven te verplichten om vergunningen te vernieuwen op het moment dat er betere technische mogelijkheden beschikbaar zijn ter bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu;
van mening dat meerdere milieucrisissen aantonen dat de provincies extra instrumenten nodig hebben om een veilige leefomgeving te borgen;
verzoekt de regering, vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet, conform het daarbij aangenomen amendement-Smaling (33962, nr. 114), afdwingbare revisievergunningen per direct mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat EU-regelgeving bepaalt dat bedrijven in de chemische sector zelf beoordelen of het gebruik van nieuwe chemische stoffen veilig is of niet, alvorens deze te registreren bij het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA);
constaterende dat de informatie die bedrijven hierover aanleveren vaak beperkt is en niet onafhankelijk gecontroleerd wordt, met alle mogelijke risico's van dien;
verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor het wijzigen van het systeem voor toelating van chemische stoffen, zodat voorafgaand aan het op de markt brengen van nieuwe stoffen eerst onafhankelijk onderzoek plaatsvindt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Dijkstra ziet af van een tweede termijn. Ik geef het woord aan mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter. Ook wij danken de staatssecretaris hartelijk voor haar beantwoorden. Wij hebben drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het lozen en uitstoten van chemische stoffen schadelijke gevolgen kan hebben voor mens, dier, natuur en milieu;
constaterende dat internationale chemiebedrijven vaak met de lokale overheid in onderhandeling gaan over lozing en uitstoot van chemische stoffen;
constaterende dat aangetoond is dat chemiebedrijven soms kennis over schadelijkheid van stoffen achterhouden vanuit economische overwegingen;
constaterende dat deze chemiebedrijven in rechtszaken met zowel burger als overheid een zeer lange adem hebben;
overwegende dat de overheid haar burgers moet beschermen tegen de macht van chemiebedrijven en het potentiële gevaar van hun handelen voor mens, dier, natuur en milieu;
overwegende dat de rijksoverheid meer slagkracht heeft dan lokale overheden;
verzoekt de regering om Chemours en andere chemiebedrijven met een hoog risico onder het bevoegd gezag van de rijksoverheid te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dit roept een vraag op bij de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Hoe komt mevrouw Arissen bij al die overwegingen? Zij zet de chemie op een bepaalde manier neer. We hebben hier een debat over DuPont. Daar deugt niet veel van, dat is helder. Daar hebben we jarenlang een probleem mee gehad. Maar je kunt niet de hele chemiesector wegzetten als een sector die niet deugt. Dat doet mevrouw Arissen nu wel. Waar haalt zij haar constateringen vandaan?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dat doe ik helemaal niet. Ik zeg alleen dat DuPont jarenlang gegevens heeft achterhouden, zoals bekend is. Chemours is een spin-off van DuPont en GenX is een opvolger van C8. De gedeputeerde van Zuid-Holland heeft aangegeven dat bedrijven als Chemours een heel lange adem hebben op het gebied van rechtszaken en claims. Ze hebben een grote financiële buffer waartegen de overheid en met name burgers niet voldoende kunnen opboksen. De Partij voor de Dieren vindt het heel belangrijk om burgers meer bescherming te kunnen bieden en om lokale overheden een steun in de rug te geven in dit soort kwesties.
De voorzitter:
Mijnheer Dijkstra, afrondend.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We moeten absoluut zorgen wegnemen, maar u neemt nu één bedrijf als voorbeeld. Uw motie is algemeen geformuleerd. U gebruikt allemaal formuleringen over de hele chemiesector, die veel groter is dan dit enkele bedrijf. Dat vind ik geen gezonde ontwikkeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Arissen, uw volgende motie.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja. Ik heb er nog twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het lozen van chemische stoffen schadelijke gevolgen kan hebben voor mens, dier, natuur en milieu;
verzoekt de regering, met een beroep op het voorzorgsbeginsel, in een wettelijke regeling op te nemen dat alleen wetenschappelijk bewezen onschadelijke stoffen geloosd mogen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
U hebt in principe nog maar elf seconden …
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik ga het proberen.
De voorzitter:
Nee, doet u rustig aan. Misschien kunt u een volgende keer wel overwegen iets minder lange moties te formuleren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij uitstoten via de lucht van, en lozen van industrieel afvalwater met chemische GenX-stoffen de risico's voor de volksgezondheid niet kunnen worden uitgesloten;
verzoekt de regering, het uitstoten en het lozen van GenX-stoffen, vanuit het voorzorgsbeginsel, onmiddellijk te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Ik kom nog kort terug op de eerste termijn. Wij horen graag wat de staatssecretaris daadwerkelijk gaat bespreken op de informatiebijeenkomsten met de omwonenden, zodat voor die mensen duidelijk is waar zij aan toe zijn bij die bijeenkomsten.
Verder vinden wij het bijzonder dat de staatssecretaris, in reactie op de vraag hoe het nu zat in de jaren tachtig wat betreft handhaving en toezicht, zich verschuilt achter het argument dat er toen geen beleid was. Dat vinden wij toch heel opmerkelijk. Als wij al de conclusie willen trekken dat iemand heeft zitten slapen, dan is dat in de afgelopen jaren de toezichthouder geweest.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij twee minuten nodig heeft om de moties te bekijken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag de staatssecretaris de gelegenheid voor de beantwoording van de vragen die in de tweede termijn zijn gesteld en voor het geven van een oordeel over de ingediende moties.
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik was om te beginnen mevrouw Kröger nog een antwoord schuldig op haar vraag uit de eerste termijn of de Kamer nog geïnformeerd wordt over de structurele aanpak opkomende stoffen in drinkwater. Het antwoord is ja. Dat zal voorafgaand aan het AO dat de Kamer met minister Schultz heeft op 15 juni in een brief gebeuren. Daarmee heb ik die vraag beantwoord.
Ik kom nu te spreken over mijn oordeel over de acht ingediende moties. De motie-Kröger c.s. op stuk nr. 37 vraagt om een onderzoek bij vergunningverlening van de te lozen chemische stoffen in water en vraagt hoe rekening kan worden gehouden met effecten op de openbare drinkwatervoorziening. Dat onderzoek vindt al plaats en de mogelijkheid daartoe in de wet is er al. In die zin is deze motie overbodig en omdat ik niet vind dat overbodige moties aangenomen moeten worden, ontraad ik haar.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 38 van de leden Kröger en Arissen. Daarin wordt een moratorium op lozing van GenX bepleit. Om te beginnen hebben we vastgesteld dat het bevoegd gezag de provincie is. In ben dus sowieso niet in staat om zo'n moratorium in te stellen, omdat ik niet het bevoegd gezag ben. Als u dat wilt, moet u een dergelijke motie in de Staten van Zuid-Holland indienen. U zegt dat niet meer lozen geen sluiting betekent van het bedrijf. Ik kan u zeggen dat niet meer lozen betekent dat het GenX moet worden opgevangen en dat kan dat bedrijf nu niet. Het zal dan bijvoorbeeld extra opslagtanks moeten organiseren. Dat lost ook niet direct iets op. Het betekent niet dat daarmee op termijn die GenX niet alsnog zal moeten worden afgevoerd.
Het punt is dat moet worden ingezet op een aangepaste vergunning, zodat er inderdaad sprake is van een vermindering van die uitstoot. Die inzet is er. Daarin steunen wij het bevoegd gezag ook. We hebben het gesteund en we zullen het blijven steunen als het dat doet. Nogmaals, ik ben niet het bevoegd gezag. Alleen al om die reden kan ik deze motie niet anders dan ontraden. U vraagt mij namelijk iets te doen waar ik geen bevoegdheid voor heb. Er zit echter ook nog een verhaal achter.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 39 van de leden Van Eijs en Kröger.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, geef ik het woord aan mevrouw Kröger. Zij heeft namelijk aangegeven dat zij nog een vraag heeft over de eerste motie. U ging vrij snel.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De staatssecretaris zegt dat de motie over de structurele aanpak overbodig is. Zij zegt dat de rol van drinkwaterbedrijven en de borging van de kwaliteit van het drinkwater meegenomen kunnen worden in de vergunningverlening. Ik begrijp dat dit ter sprake zal komen tijdens het AO van 15 juni. Daarom houd ik de motie aan tot na dat AO.
Dan de tweede motie en de vraag of de staatssecretaris wel of niet het bevoegd gezag is. Het gaat niet zozeer om de vergunning voor het lozen. Het gaat erom dat deze stof niet in het oppervlaktewater terecht mag komen. Wij begrijpen dat het Rijk daar wel het bevoegd gezag voor is. Dat zouden wij graag in elk geval onderzocht willen zien.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor, haar motie (28089, nr. 37) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Voor de beantwoording van de vraag kijk ik naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma:
Ook dat kan ik niet doen, omdat daar nu eenmaal een Europese verordening voor is. Ik kan me niet eenzijdig vanuit Nederland onttrekken aan de regels uit die verordening. Wat wij doen, is maximaal inzetten op nieuw onderzoek. Wij delen dat, ook met ECHA, om ervoor te zorgen dat iedereen precies weet hoe het zit. Ik kan echter niet zelfstandig nationaal een moratorium afkondigen daar waar dat Europees gewoon aangevochten kan worden. Als dat gebeurt, win ik dat niet.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 39. Een bloedtest voor allen, zou je kunnen zeggen. Als mensen zorgen hebben, moeten ze naar hun huisarts gaan en dan kunnen ze uiteraard ook vragen om een bloedtest. Daar is door het RIVM lang over gesproken en ik heb begrepen dat ook de expertcommissie nazorg na rampen nog door de GGD's is gevraagd om ze daarbij te adviseren. Ook daar heeft men gezegd dat je geen breed gezondheidsonderzoek moet gaan organiseren, want dat is niet effectief en draagt niet bij aan het beoogde doel. Als individuele mensen zorgen hebben, is het heel belangrijk dat ze met hun huisarts in gesprek gaan. Het kan dan zo zijn dat tot een bloedtest wordt besloten. We gaan nu niet het bevolkingsonderzoek verbreden voor iedereen die zich meldt. Dat is door RIVM en experts afgeraden. Nog los van het feit dat ik hierin niet in de lead ben — dat zijn de lokale overheden met hun mensen — vind ik dat we dat niet op die manier moeten doen.
De voorzitter:
Wat is daarmee het oordeel over deze motie?
Staatssecretaris Dijksma:
Ontraden.
De voorzitter:
Het is gebruik dat alleen indieners van de motie een vraag stellen, maar ik zie dat de heer Dijkstra een dringende vraag heeft.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja. Ik begrijp het antwoord van de staatssecretaris. Kan zij echter wel een garantie geven dat niemand tussen wal en schip valt, ook al zijn mensen nu gezond en willen zij daar gebruik van maken?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik zal het ook mede namens u bij de lokale overheden onder de aandacht brengen, hoewel ik weet dat dit niet nodig is. Zij zijn zich ervan bewust hoe belangrijk dat is.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 40, waarin de heer Laçin zegt dat we, vooruitlopend op de Omgevingswet, per direct mogelijk moeten maken dat er afdwingbare revisievergunningen komen. Ik moet de motie ontraden, maar niet omdat ik de gedachte niet sympathiek vind, want dat vind ik wel. Ik heb het verkend en de route leidt niet tot een eerder afdwingbaar besluit, want ik moet toch met wetgeving komen. De Omgevingswet loopt altijd voor op wat ik ga doen, want die is dan al door de Kamers. Ik begrijp het wel, maar het heeft per saldo materieel geen effect als ik nu een wetgevingstraject ga invoeren. Dat is namelijk de enige optie waarmee je dit kunt doen. Wat ik wel kan doen — dat is mijn toezegging aan u, dat beloof ik — is maximale druk uitoefenen op het bedrijf, samen met de provincie, op het moment dat wij dat politiek en inhoudelijk nodig vinden. Ook al heb je niet binnen de wet de mogelijkheid om iets af te dwingen, je kunt wel je gezag inzetten om het te doen. Ik vind dat een gerechtvaardigde vraag en ik ben daartoe bereid.
De heer Laçin (SP):
Met het tweede ben ik het zeker eens. Wij moeten dat gezamenlijk aanpakken. Ik kan me echter niet helemaal vinden in het feit dat het niet zou kunnen leiden tot een versnelling om een afdwingbare revisievergunning per direct mogelijk te maken. Vindt de staatssecretaris dat het onmogelijk is om die eerder in te voeren? Kan dat niet sneller?
Staatssecretaris Dijksma:
Ik moet daarvoor wetgeving wijzigen. Dat kost gewoon tijd en met de tijd die dat kost kom je uit bij de invoering van de Omgevingswet. We schieten er niets mee op. Het enige waar we iets mee opschieten, is dat de gedeputeerde en ik de handen ineenslaan en, indien nodig, samen opstomen naar het bedrijf en zeggen dat het anders moet. Ik moet deze motie ontraden, maar als het nodig is om in te grijpen, doen wij dat. Zij moeten dan van goeden huize komen om het tegen te houden, zeg ik erbij.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 41, die een pleidooi is voor het wijzigen van het systeem voor de toelating van chemische stoffen waarbij er eerst onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden. Ik ga deze motie ontraden. De heer Laçin vraagt om een wijziging van de huidige REACH-verordening, die ons juist de afgelopen jaren heel veel informatie over duizenden stoffen heeft opgeleverd. Als we de bewijslast omdraaien en er eerst onafhankelijk onderzoek moet komen, gaat dat een enorme vertraging met zich meebrengen. Bedrijven moeten de informatie aanleveren en die wordt onafhankelijk beoordeeld, dat is de kern. Als het onderzoek dat wordt aangeleverd, ondeugdelijk is, dan blijkt dat ook. Hierdoor komen de kosten te liggen waar ze horen te liggen. De onafhankelijkheid wordt bepaald doordat het onderzoek wordt beoordeeld, niet echter door het bedrijf zelf. Ik ben het ermee eens dat de slager niet zijn eigen vlees moet gaan keuren.
De heer Laçin (SP):
Ik heb begrepen dat er op dit moment niet voldoende onafhankelijke controle is op een bepaalde stof, voordat die op de markt komt, zoals in de voedselindustrie. Dat heb ik ook aangegeven in mijn bijdrage. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het wel gebeurt. Alleen rijzen er dan wel enkele vragen. Waarom overwegen we nu pas, na decennia, een verbod op PFOA? Waarom is er nu pas onderzoek, bijvoorbeeld in Duitsland en hier door het RIVM, naar GenX? Waarom duurt het jaren voordat zoiets gebeurt?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat is een lastige vraag. Kijk, in het verleden was er helemaal geen stoffenbeleid. Daar zijn we op enig moment mee begonnen. Vervolgens hebben we dat steeds verder verfijnd. De afgelopen jaren is de wetenschap zo ver voortgeschreden dat we ook steeds meer weten, ook dingen waarvan je had gehoopt dat je ze veel eerder had geweten. Wat wij nu juist bepleiten in Europees verband, is een versnelling van het optrommelen van de kennis over al die stoffen. Dat is cruciaal. Dat moet allemaal veel sneller. Maar dat is iets anders dan de verantwoordelijkheidsverdeling veranderen, zoals u bepleit. U zegt eigenlijk dat alles door onafhankelijken gedaan moet worden. Daarmee leg je als iemand iets wil, voortdurend de kosten bij anderen neer. Ik vind dat een bedrijf, als het met een stof op de markt wil, moet aantonen dat die stof deugt. Vervolgens moet dat onafhankelijk beoordeeld worden. Dat gebeurt. Daarna kan er iets toegepast worden. U draait het eigenlijk om. Volgens mij is dat niet de manier waarop het zou moeten.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
De heer Laçin (SP):
Wij willen het zeker omdraaien. De volksgezondheid is voor ons belangrijker dan de eventuele vertraging die wordt opgelopen bij de invoering van een stof. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?
Staatssecretaris Dijksma:
Dat ben ik met u eens, maar daar gaat het hier niet om.
In haar motie op stuk nr. 42 vraagt mevrouw Arissen om Chemours en andere chemiebedrijven met een hoog risico onder het gezag van de rijksoverheid te stellen. Ik ontraad de motie. Dat kan namelijk alleen als er sprake is van taakverwaarlozing door het bevoegd gezag. Dan volgt er, zoals dat heet, interbestuurlijk toezicht. Dat is hier niet aan de orde. Het is ook een onnodige centralisatie. We hebben net het hele systeem gewijzigd. Er komen zes Brzo-diensten. Het is heel belangrijk dat die goed functioneren. Wij zitten daar bovenop. Wij kijken ernaar en als het nodig is, grijpen we ook in. In de voorliggende situatie is dat niet nodig, want het bevoegd gezag, kan ik mevrouw Arissen verzekeren, zit zelf als een bok op de haverkist, en dat moet ook.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Wij begrijpen dat het bevoegd gezag vorig jaar is overgegaan van de gemeenten naar de provincies. Maar nu zegt het bestuur van de provincie Zuid-Holland tegen RTL Nieuws dat die chemiereuzen zo machtig zijn, zowel in het buitenland als in Nederland, en zo veel slagkracht en financiële buffers hebben om rechtszaken aan te gaan, dat burgers het eigenlijk al niet tegen ze kunnen opnemen en dat met lokale overheden fors onderhandeld wordt over de mate waarin gevaarlijke stoffen mogen worden uitgestoten. De Partij voor de Dieren is van mening dat er meer slagkracht nodig is op dit punt.
Staatssecretaris Dijksma:
Volgens mij is de recent doorgevoerde systeemwijziging daar juist ook voor bedoeld. De provincie staat er echt niet alleen voor. Dat wil ik hier wel benadrukken. Wij trekken samen op, als dat nodig is.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 43, waarin mevrouw Arissen verzoekt om, met een beroep op het voorzorgsbeginsel, in een wettelijke regeling op te nemen dat alleen wetenschappelijk bewezen onschadelijke stoffen geloosd mogen worden. In de huidige systematiek is het anders georganiseerd. Waar mevrouw Arissen om vraagt is een omdraaiing van de bewijslast. Dat hebben wij gewoon niet in onze huidige regelgeving zitten. Dat moet ik dus helaas om die reden ontraden.
Dan kom ik bij de laatste motie-Arissen op stuk nr. 44 over het onmiddellijk verbieden van het uitstoten en lozen van GenX-stoffen. Dat is eigenlijk dezelfde motie als de motie die mevrouw Kröger in iets andere vorm al heeft ingediend. Daarover was mijn oordeel ontraden. Het voorzorgsbeginsel zit al in de wet: artikel 2 van de Drinkwaterwet. Voorzitter, daar wil ik het in mijn termijn bij laten.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Nu heeft juist het GS-college van Zuid-Holland in beantwoording van vragen van, ik dacht, de SGP over dat voorzorgsbeginsel gezegd: het zou kunnen dat deze stof vanuit het voorzorgsbeginsel wordt verboden. In het milieurecht komt het voorzorgsbeginsel voort uit het besef dat wij leven met zeer kwetsbare ecosystemen en wij ook te maken hebben met volksgezondheid, die wij moeten beschermen. Het zet aan tot actie, ook in die gevallen waarin de wetenschap er nog niet uit is of een stof wel of niet schadelijk is.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb niet alle vragen van de provincie Zuid-Holland aan de Statenleden op een rij; dat moet ik eerlijk zeggen. Zonder dat ik de context van die vraag en het antwoord daarop helemaal kan overzien, vind ik het heel lastig om daar nu een oordeel over te geven. Maar in algemene zin hebben wij daar met hen goed contact over en helpen wij hen om de vergunning om GenX te lozen naar beneden bij te stellen. Dat doen zij nu ook. Wij doen verder onderzoek waardoor ze dat mogelijkerwijs nog verder kunnen bijstellen. Daar zullen wij ze ook bij helpen. Als je dat helemaal anders zou willen doen, dan kom je met je regelgeving in de knoop. Als je als nationale staat eenzijdig een moratorium op een stof afkondigt terwijl dat in de rest van Europa niet het geval is, dan zal het heel lastig zijn en heb je een niet-houdbare casus.
Daarom doen wij nu dat onderzoek met de Duitsers en proberen wij dat te versnellen, omdat wij dit op Europees niveau versneld uitbediscussieerd en uitgezocht willen hebben. Wij zitten dus niet stil, integendeel, maar wij moeten het wel op die manieren doen dat het uiteindelijk een effectieve zaak oplevert. Dat is in het belang van de bewoners. Daar wil ik dan ook mee afsluiten. Ik begrijp hun zorgen heel goed. De overheid moet uiteindelijk vanuit haar verantwoordelijkheid altijd naast de mensen staan. Dat is belangrijk, maar daar hoort ook bij dat je heel precies bent in wat je kunt doen en wat niet en waarom niet. Ik wil ook nooit valse verwachtingen wekken. Dat is namelijk net zo slecht voor het vertrouwen in de overheid als zaken op hun beloop laten.
De voorzitter:
Heel kort afrondend, mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik heb nog een afrondende vraag. Hoe is het dan mogelijk dat een chemiegigant als Chemours helemaal kan uitonderhandelen met de lokale overheid wat en hoeveel hij uitstoot? En in hoeverre kan de rijksoverheid hierbij ondersteunen?
Staatssecretaris Dijksma:
Ook dat is weer een weergave van een situatie die net iets preciezer moet worden geformuleerd. Het bevoegd gezag is vergunningverlener. Uiteindelijk zijn zij degenen die zeggen: zo moet het en niet anders. Het bedrijf heeft bewijslast in te dienen. Als daar twijfel over is, wordt er onderzoek gedaan. Als er vervolgens nog verdergaande twijfel is, wordt er nader onderzoek gedaan. En als het nodig is, passen wij de regels aan, want uiteindelijk zijn mensen, vind ik persoonlijk, altijd belangrijker dan regels. Het is niet zo dat de chemiegiganten uiteindelijk altijd letterlijk aan het langste eind trekken. Zij hebben wel ruimte gelet op al die jaren zonder regelgeving en op het feit dat wij dat op Europees niveau doen. De vraag is voortdurend of wij precies genoeg optreden om te voorkomen dat zij onterechte ruimte pakken. Daar gaat dit over. Daar moeten wij echt scherp op zijn — dat ben ik met u eens — maar dat doen wij nu ook met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Er ligt nog een vraag van de heer Van Aalst over de informatiebijeenkomsten.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb even gemist wat precies de vraag was. Sorry, kan die vraag nog een keer gesteld worden? De informatiebijeenkomsten worden door de lokale overheden georganiseerd voor hun mensen.
De heer Van Aalst (PVV):
De vraag was wat er exact gemeld wordt op die informatiebijeenkomsten. Wat kunnen de mensen daar verwachten?
Staatssecretaris Dijksma:
Zij kunnen daar alle vragen stellen. Dat lijkt mij de kern. Als je naar zo'n bijeenkomst gaat en je hebt vragen over van alles en nog wat, kun je daar terecht. Er zullen mensen van de GGD en het RIVM aanwezig zijn, alsook van bedrijven en overheden. Mensen kunnen daar naartoe gaan. Als zij vragen hebben, kunnen zij daar terecht.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Aanstaande dinsdag wordt over de ingediende moties gestemd. Ik dank de staatssecretaris voor haar inbreng in het debat en uiteraard de Kamerleden en de mensen die het debat gevolgd hebben.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-76-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.