7 Rapport over de opsporing in Nederland

Aan de orde is het debat over het rapport over de opsporing in Nederland. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom en geef mevrouw Van Toorenburg namens het CDA als eerste spreker het woord. De spreektijden bedragen vier minuten per fractie. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Het rapport Handelen naar waarheid, dat vandaag eindelijk op de agenda staat, liegt er niet om. Het toont wederom aan dat het met de opsporing in Nederland eigenlijk niet goed gaat en dat er veel moet verbeteren. Gelukkig zijn wij al een heel ruime periode verder en is de koe bij de horens gevat, maar het is wel belangrijk om het erover te hebben, want wij willen graag de vinger aan de pols houden. Wij kunnen ons geen pauze permitteren; criminelen gaan immers ook gewoon door. 

Wij zien aan het rapport dat er zal moeten worden geïnvesteerd. Dat debat voeren wij vandaag ongetwijfeld niet, maar het is wel belangrijk om dit in gedachten te houden. Het gaat natuurlijk over veel meer dan alleen over geld. Wij zouden vandaag graag van de minister horen of hij kan aangeven hoe het er op dit moment voor staat. Wat is de stand van zaken in de uitvoering van de verbeterplannen? Wij lezen namelijk dat er een onvermogen is om verbeteringen daadwerkelijk in de organisatie door te voeren, gelet op de werkpraktijk en de cultuur. En dan is het natuurlijk extra belangrijk om de vinger aan de pols te houden. Mogen wij weten wat er daadwerkelijk op dit punt wordt ingezet? 

Dan hebben wij nog een aantal specifieke punten, bijvoorbeeld de internetcriminaliteit. Wij hoorden de korpschef er afgelopen zondag ook weer over spreken. Hij zegt dat er een wezenlijke slag moet worden gemaakt. Daarover gaat ook de initiatiefnota van het CDA. Onze vraag is: wat gaat er in 2017, op korte termijn, zichtbaar worden? 

Wij hebben indringend aandacht gevraagd voor de werkomstandigheden van de recherche. Je kunt het je niet voorstellen, maar deze mensen staan soms werkelijk drie dagen in een kopieerhok dossiers te kopiëren en brengen die vervolgens fysiek naar de rechtbank. Bij een andere rechtbank moet het dan weer anders. Dat kan zo niet langer. De minister heeft toegezegd dat hij met de recherche in gesprek zou gaan om te kijken hoe daar echt stappen in kunnen worden gezet. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of dat gesprek inmiddels heeft plaatsgevonden. 

Ik kom op een heel zwaarwegend punt voor het CDA: de zware en ondermijnende criminaliteit in het zuiden van het land. Het is daar werkelijk de spuigaten uitgelopen. Ik begrijp dat de minister daar deze week een ronde heeft gemaakt. Wat is hem opgevallen? Waar gaat hij de komende tijd zijn tanden in zetten? De burgemeesters willen natuurlijk dat ondermijning een serieuze plek krijgt in de komende kabinetsperiode. Daar gaan wij hier niet over, maar het is wel belangrijk om dat gemarkeerd te hebben. Er zijn daarbij drie zaken waar wij aandacht voor willen hebben. 

Allereerst de noodzakelijke informatiedeling. Ik neem aan dat de minister ook heeft gehoord dat men in Tilburg op de vingers is getikt, omdat er geen informatie meer mag worden gedeeld. De korpschef zei afgelopen zondag dat de hele aanpak in Brabant staat of valt met het delen van informatie. Wat kan de minister daarop zeggen tegen de burgemeester? Hoe zorgen wij ervoor dat het aan de ene kant zorgvuldig wordt gedaan en dat er aan de andere kant wel informatie kan worden gedeeld? 

Dan de actuele ellende rondom drugsdumpingen. Boswachters luiden de noodklok. In mijn ronde in Brabant voor de verkiezingen ben ik op heel veel plekken geweest en heb ik veel gesproken met boswachters, met Staatsbosbeheer, met Brabants Landschap over de problematiek van de buitengebieden. Zij geven aan dat het eigenlijk heel raar is. Sommige gebieden hebben camerabewaking. Als er dan heel zichtbaar iets is gebeurd en zo'n zaak voor de rechter wordt gebracht, mogen die beelden niet worden gebruikt, omdat de camera was gericht op vleermuizen en niet op mensen die ons hele drinkwatergebied aan het vernietigen zijn. Dat is raar. Volgens mij klopt het juridisch ook niet helemaal. Ik wil graag van de minister horen wat hij nou die boswachters en het Brabants Landschap te bieden heeft. 

Tot slot: Fort Oranje. Ik heb een bezoek mogen brengen aan deze megakrottenwijk in Brabant, waar het echt uit de hand loopt. De burgemeesters hebben al herhaaldelijk gevraagd om tools om het te kunnen oplossen. Aanvankelijk leek het kabinet de gedachte te hebben dat het vanzelf wel zou gaan en dat er voldoende instrumenten voor waren. Van de minister van Sociale Zaken heb ik inmiddels begrepen dat dat niet zo is. Ik wil graag van deze minister horen wat hij de burgemeesters in Brabant te bieden heeft. 

Voorzitter, ik leer het: mijn secondes zijn nu op. 

De voorzitter:

Ja, u bent precies binnen de afgesproken tijd gebleven, mevrouw Van Toorenburg. Ik vind het heel knap. Dank u wel. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik heb u gisteren al gefeliciteerd met uw nieuwe termijn als Voorzitter van deze mooie Kamer, maar ik wil dat vanaf het spreekgestoelte hier nog een keer doen. En ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om enkele collega's uit de vorige periode weer welkom te heten in deze commissie. Ik ben blij dat ik hier vertrouwde gezichten terugzie. Maar ik zie ook een aantal nieuwe gezichten. De commissie voor Veiligheid en Justitie is een mooie commissie. Ik wens iedereen veel succes in deze periode. 

Ik kom op de inhoud van het debat van vandaag. In 2015 heeft de vorige minister van Justitie opdracht gegeven om de kwaliteit van de opsporing fundamenteel te verbeteren. Om een startpunt te bepalen, is een zogenoemde sterkte-zwakteanalyse uitgevoerd. Het resultaat daarvan is het rapport met de titel: Handelen naar waarheid. Dit rapport is het onderwerp van het debat van vandaag. De conclusies in het rapport zijn, diplomatiek gezegd, niet fraai. 

Laat ik de belangrijkste knelpunten noemen. Er is onvoldoende vakmanschap, er is sprake van inefficiënte toerusting dan wel middelen, en de politieorganisatie kan zich onvoldoende aanpassen aan vernieuwingen. Kort en goed komt het erop neer dat er een enorme inhaalslag gemaakt moet worden op het punt van kwaliteit, zowel in personele als in materiële zin. 

Gelukkig erkent de politieorganisatie dit zelf ook en komt zij al met een aantal maatregelen. In de periode tot en met 2018 moeten 700 specialisten instromen. De parate kennis van de huidige rechercheurs moet worden vergroot. En er moet een koppeling worden aangebracht tussen de computersystemen waarmee wordt gewerkt. 

Het klinkt allemaal mooi, maar de burger begrijpt weinig van die ambtelijke taal. De burger wil dat aangiften worden opgenomen, en dat de pakkans en het ophelderingspercentage omhooggaan. Daar is een adequate en kwalitatief hoogstaande opsporing, maar ook een adequate en kwalitatief hoogstaande opsporingscapaciteit voor nodig. Oftewel, er is voldoende geld nodig en er zijn voldoende mensen nodig die geschikt zijn voor de functie. 

De ingezette maatregelen zijn wat mijn fractie betreft een startpunt, maar ook niet meer dan dat. De korpschef noemde onlangs, in een interview naar aanleiding van het feit dat hij inmiddels één jaar korpschef is, het volgende doel. Hij wil een politiekorps "dat klaar is voor de nieuwe wereld en waar agenten werken die het heilig vuur in zich hebben". Dat ben ik helemaal met hem eens. Maar is dit ook realistisch, gezien de feiten? We weten inmiddels helaas allemaal dat als zulke mensen gevonden zijn, het de politie nauwelijks lukt om ze binnenboord te houden. De cultuur binnen de politieorganisatie wordt wederom als een van de oorzaken genoemd van het weer vertrekken van de professionals. Dit punt werd tien jaar geleden door de commissie-Posthumus ook al gesignaleerd. En ook de heer Princen beschreef dit in zijn boek De gekooide recherche. 

Uit vele gesprekken die ik voerde en uit de literatuur blijkt bovendien dat de opsporing over een te gering verandervermogen beschikt om als organisatie de huidige en toekomstige uitdagingen aan te kunnen. Daarom vraag ik de minister: op basis waarvan moet ik nu het vertrouwen hebben dat het nu ineens wél gaat lukken? Cultuur en verandervermogen zijn dingen die niet eenvoudig om te buigen zijn. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. 

Gewenste veranderingen die van bovenaf, top-down worden opgelegd, zijn in de regel geen succes. In dat kader begrijp ik het aanstellen van een aparte portefeuille voor het diversiteitsbeleid niet. Als je agenten zoekt die "het heilig vuur" in zich hebben, zullen dat toch de mensen zijn die zichzelf melden? Als die weg toch wordt opgegaan, zie ik toch graag van de politie eens een keer wat tegengas als wordt gezegd dat agenten die het PVV-gedachtegoed onderschrijven, niets bij de politie te zoeken hebben. Dit is natuurlijk niet een punt voor de minister, maar ik sta het niet in de weg als hij op dit punt even zou willen reflecteren. 

Tot slot maak ik nog een opmerking over de benodigde financiën. Volgens de heer Heijsman, portefeuillehouder Opsporing, zijn er jaarlijks "honderden miljoenen extra nodig om de opsporing uit het dal te trekken". Ik vraag de minister of de politie dat geld tegemoet kan zien, ondanks de demissionaire status van de minister. Het liefst zou ik zien dat de politie dat geld op korte termijn ter beschikking zou krijgen. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Een klein jaar geleden gaf het rapport Handelen naar waarheid een kritische inkijk in de opsporing in Nederland. De samenvatting daarvan is: veel werk, te weinig mensen en slechte ICT. Ook een interne discussienota van politie en het OM liet onlangs zien dat in de opsporing en vervolging veel verbetering noodzakelijk is. Daar was de samenvatting dat het verschil tussen werkelijke en geregistreerde misdrijven liefst 3,5 miljoen stuks bedraagt. De opvolging en dus de pakkans is te laag, het aantal aangiftes is minimaal en de bewering dat Nederland veiliger is geworden, kan onvoldoende onderbouwd worden. 

In 2012 is de reorganisatie van de politie met veel VVD-kabaal ingezet. D66 had destijds twee belangrijke kritiekpunten. De eerste betrof de knellende combinatie van snel reorganiseren en bezuinigen en de tweede het te veel wegnemen van lokale zeggenschap. Die kritiek is niet onterecht gebleken. Korpschef Akerboom gaf afgelopen zondag in Buitenhof aan dat de centralisering op sommige punten is doorgeslagen. Hij zei daar waardevolle dingen over diversiteit en cultuurverandering bij de politie. 

Zoals het rapport ook aangeeft, vragen wij veel van de politie. De verhouding tussen politiek en politie is niet altijd makkelijk als het gaat om de verwachtingen op het punt van bijvoorbeeld de beschikbare capaciteit, maar ook als het gaat om de terughoudendheid van de politiek wat betreft de politieorganisatie. 

Laten we echter vooral niet vergeten dat er ook heel veel goed gaat. Er is reden om trots te zijn op de Nederlandse opsporing. Sowieso is waardering op zijn plaats voor alle mannen en vrouwen die elke dag keihard werken om onze veiligheid te garanderen. Maar in de snel veranderende maatschappij verandert het politiewerk natuurlijk wel mee. Nieuwe uitdagingen zoals terreurbestrijding, cybercrime of incidentele gebeurtenissen, zoals de ramp met MH17, drukken op de capaciteit. Het rapport legde de pijnpunten op dat gebied bloot, maar laat vooral een heldere behoefte zien aan professionalisering van het politieapparaat. Die behoefte is al jarenlang bekend, maar is gestokt met de reorganisatie in combinatie met de bezuinigingen. 

D66 is positief over de manier waarop korpschef Akerboom deze professionaliseringsslag nu aanpakt, bijvoorbeeld als het gaat om etniciteit, leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Kan de minister toelichten welke veranderingen zijn ingezet sinds het rapport waar wij vandaag over spreken vorig jaar is uitgekomen? Wat heeft het kabinet met dit rapport gedaan in het afgelopen jaar? 

Ik heb ook nog wat meer specifieke vragen naar aanleiding van het rapport dat we vandaag bespreken. Allereerst het capaciteitsgebrek. Het is opnieuw gebleken dat dat eigenlijk een belangrijke oorzaak is van de moeizame doorloop in opsporing en vervolging. Al eerder waren in deze Kamer twijfels over de norm van 49.802 fte bij de politie. De vraag is of hier niet enige flexibilisering gewenst is om het capaciteitsgebrek te kunnen opvangen. Hoe denkt de minister daar zelf over? Spreekt hij hierover met de korpsleiding? 

Ten tweede liep de ICT-vernieuwing bij de politie een jaar geleden nog 30% achter. Dat is iets dat zowel het politiewerk op straat, als achter het bureau en in de opsporing direct belemmert. Daarbij is ook nog eens sprake van een beperkte opvolging van de cyberaangiften. De aangiftes die mensen doen van cybercrime of identiteitsfraude krijgen bijna nooit een vervolg. Mijn vraag aan de minister is in hoeverre deze achterstanden inmiddels zijn ingelopen. 

Ik kan mijn betoog eerst even afmaken, voorzitter. Zegt u het maar. 

De voorzitter:

Als u bijna klaar bent, is dat goed. 

De heer Verhoeven (D66):

Ten derde en ten slotte, gaf de korpschef aan de toekomstige uitstroom te willen benutten om de politieorganisatie te veranderen van een mbo- naar een hbo-organisatie. D66 vindt dat een goede inzet als het gaat om meer professionalisering en specialistische kennis bij de recherche. Het is dan echter wel van belang dat er voldoende nieuwe aanwas beschikbaar is. Juist de uitstroom van het aantal hbo'ers, de zogenaamde zij-instromers, is heel erg hoog. Hoe gaan we dan ook zorgen voor meer hbo'ers binnen de politieorganisatie, het krijgen en vasthouden daarvan? In hoeverre is de Politieacademie daarop ingericht? Hoeveel opleidingsplekken zijn beschikbaar en worden deze ook benut? 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik kom nog even terug op de capaciteit. Collega Verhoeven had het over 49.500 fte. Daar vallen ook de 4.500 aspiranten onder. Die worden volledig meegeteld, terwijl ze maar voor 40% inzetbaar zijn omdat ze nog in opleiding zijn. Is collega Verhoeven met mijn fractie en de SP — collega Kooiman zegt dit namelijk al heel lang — van mening dat aspiranten voortaan niet meer bij die 49.500 fte gerekend zouden moeten worden? 

De heer Verhoeven (D66):

Poeh, daar vraagt u mij wat. Ik weet niet precies wat wij daar in het verleden over gezegd hebben. Maar het is geen punt waar ik nu heel geheimzinnig over wil doen, dus misschien kunnen we afspreken dat ik het even check en dat ik het in tweede termijn aan mevrouw Helder en alle andere collega's teruggeef. Ik zie dat de heer Van Raak mij te hulp wil schieten met een interruptie waarin hij mij kan vertellen wat we daar in het verleden over hebben gezegd. Ik kan het in ieder geval zelf uitzoeken. Wij hebben daarover een standpunt en dat zal ik dadelijk zonder enige terughoudendheid naar voren brengen. 

De voorzitter:

Dan komt u daar later op terug. 

De heer Van Raak (SP):

Ik denk dat het rijtje met vragen van de heer Verhoeven heel terecht is. CDA, SP en D66 zijn hier vaak samen opgetrokken om meer geld voor de politie te krijgen. We hebben zelfs een flink robbertje gevochten met het kabinet bij de begroting om meer geld te krijgen. Ik vermoed zomaar dat het antwoord van de minister op al die vragen van D66 zal zijn dat het allemaal kan als er meer geld komt. Er zijn nu onderhandelingen gaande die nog maanden zullen duren. In nagenoeg alle verkiezingsprogramma's van de partijen die in de Kamer zitten, staat dat zij meer willen investeren in de politie. Wellicht kunnen we vandaag zaken doen. Het kabinet is natuurlijk demissionair, maar de Kamer is dat niet. Kunnen we de minister vandaag niet met de opdracht op pad sturen om aan het werk te gaan met alle vragen die de heer Verhoeven stelt? 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is een belangwekkende vraag. Het is altijd goed dat als de SP met initiatieven komt en verwachtingen heeft, die zij vervat in bijvoorbeeld een motie, om een Kameruitspraak te ontlokken. Dat kan altijd. Volgens mij hebben bijna alle partijen in hun verkiezingsprogramma een plus staan bij de uitgaven aan politie en, om het wat breder te trekken, Defensie. Een pijnpunt waar ik vaak over gesproken heb, is het grijze gebied tussen Defensie en politie, namelijk de Koninklijke Marechaussee. Ik denk dus dat er in dit debat veel besproken kan worden. Moties die de SP indient, zullen zeker besproken worden bij de D66-fractie. Dat doen we altijd met veel genoegen en plezier. Dinsdag zullen we daar ook over stemmen. 

De heer Van Raak (SP):

Ik zie het als een handreiking. Dank daarvoor, wij gaan snel aan het werk. 

De heer Verhoeven (D66):

Of het een handreiking is, moet natuurlijk blijken bij de stemmingen. Dan steken wij onze handen al dan niet in de lucht. Dat gaan we dan zien, maar daar valt weinig aan te verdonkeremanen; daar zijn wij heel open over. 

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Als je slachtoffer wordt van een misdrijf, dan wil je dat de dader wordt opgespoord en gestraft. Bij de totstandkoming van de nationale politie is op tal van terreinen achterstallig onderhoud naar boven gekomen, zo ook bij de opsporing. Er zijn in de afgelopen jaren vele rapporten verschenen waaruit blijkt dat de kwaliteit van de huidige opsporing niet voldoende op orde is. De recherche is niet goed genoeg voor het opsporen van de misdaad van de toekomst, waaronder cybercriminaliteit maar ook georganiseerde criminaliteit. Een inhaalslag is nodig. 

Een maand geleden hebben we hierover al uitgebreid gesproken in een debat over criminaliteitsbestrijding. Breed gedragen wordt de noodzaak om de ophelderingspercentages omhoog te krikken. Ook over de aangiftebereidheid zijn alle partijen het eens: die moet omhoog. De probleemanalyse is duidelijk, nu de oplossingen. 

Een deel van de oplossing is geld. Hoger opgeleide rechercheurs en betere opsporingstechnieken kosten geld. Daarover wordt op dit moment aan de formatietafel gesproken. Daar kunnen we in het debat van vandaag niets over zeggen. Wel kunnen we vandaag iets zeggen over de zaken die al in gang zijn gezet om een kwaliteitsslag in het opsporingsproces te slaan. Ik noem het versterken van het vakmanschap en de kennis en kunde van de huidige rechercheurs. Ik noem het werven van nieuwe, hoogopgeleide specialisten, maar ook het instellen van regionale cyberteams. Ik vraag de minister hoe dit nu loopt. Hoe gaat het met het bijscholen van die zittende rechercheurs? Hoe verloopt het wervingsproces van hoogopgeleide zijinstromers? En wat zijn de eerste ervaringen met de ingestelde regionale cyberteams? Kan de minister misschien ook iets zeggen over hoe de veranderingen die binnen de recherche al in gang zijn gezet, worden ervaren? Belangrijk is natuurlijk dat er binnen opsporingsland draagvlak is voor deze verandering, die hard nodig is. 

Ik kom nu op een aantal losse punten. Het eerste betreft de flexibiliteit. De VVD is het eens met de verbeteringen die nu al in gang zijn gezet: meer hogeropgeleiden, beter cyberspeurwerk maar ook meer flexibiliteit, zowel voor de politie in het algemeen als zeker ook voor de organisatie van de recherche. Door meer flexibiliteit en ruimere functieomschrijvingen kan sneller en gerichter worden gereageerd en kunnen mensen met de juiste achtergrond en kennis en kunde bij elkaar worden gebracht. Hoe wordt hier nu al concreet invulling aan gegeven? 

Het volgende punt is het delen van informatie. We weten allemaal dat effectieve opsporing niet altijd leidt tot vervolging, maar wel kan leiden tot andere interventies. Denk aan de aanpak van ondermijning in Zuid-Nederland, die stevig vruchten begint af te werpen. Effectieve opsporing staat of valt met informatiedeling. Ik heb het kabinet gevraagd om werk te maken van betere informatiedeling tussen de verschillende overheden. De VVD vindt dat de schotten die nu bestaan, moeten worden weggehaald. Het delen van informatie moet in de praktijk van de opsporing niet langer een belemmering zijn. Op verzoek van de VVD is er een wetsvoorstel in voorbereiding om bijzondere opsporingsdiensten, maar ook de Koninklijke Marechaussee, de mogelijkheid te geven om de zelfstandige opsporingsbevoegdheden uit te oefenen. Wanneer komt dit wetsvoorstel? 

Het volgende punt is de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Momenteel vindt die herziening plaats. Die is nodig, maar het is een enorme klus. Deze herziening raakt op tal van terreinen ook aan de opsporing. Hoe vervolg je criminelen? En volgens welke procedures? Daar gaat het in het Wetboek van Strafvordering over. Graag wil ik van de minister weten hoe hij ervoor gaat zorgen dat deze herziening niet zal leiden tot meer administratieve druk voor de politie of tot inperking van bepaalde bevoegdheden. 

Mevrouw Helder (PVV):

Dat vind ik een heel leuke vraag van collega Tellegen. Maar mijn fractie heeft daarover al een motie ingediend. Daarin wordt de regering verzocht om ervoor te zorgen dat de modernisering van het Wetboek van Strafvordering niet leidt tot vertraging bij alles wat collega Tellegen vraagt bij de nationale politie. Wie stemt daartegen? De VVD. Dat vind ik wel heel bijzonder. Ik wil de motie graag weer van stal halen en die dan weer indienen. 

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ja, graag. Althans, ik wil de motie wel graag even opnieuw zien, want ik heb niet precies de inhoud ervan voor ogen. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik zal de motie dan intern nog even laten rondgaan. Misschien kom ik er dan in tweede termijn op terug. 

De voorzitter:

Prima. Gaat u verder. 

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik kom, tot slot, op integriteit. Vroeger moest een rechercheur goed zijn in het achtervolgen en opsporen van een crimineel. Nu moet een rechercheur vooral goed zijn met data. De politie wordt steeds meer een informatiefabriek met grote hoeveelheden data. Integriteit en bewustzijn bij het omgaan met data is een heel belangrijk thema. Hoe wordt daaraan in de komende jaren aandacht besteed? 

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan mevrouw Özütok. Het is haar maidenspeech. Het is in dit huis gebruikelijk dat bij een maidenspeech niet wordt geïnterrumpeerd. Ik zal na uw speech gelijk schorsen voor de felicitaties. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik realiseer me hoe geweldig het is om hier te staan, zeker als ik me realiseer dat niet afkomst maar mijn bijdrage aan de maatschappij bepaalt dat ik hier als volksvertegenwoordiger mag staan. Daar ben ik dankbaar voor. We kennen allemaal voorbeelden waarbij dit niet vanzelfsprekend is. 

Vaak laten de dingen die fout gaan, zich makkelijker benoemen dan de dingen die wel goed gaan. Dat leidt er vaak toe dat de waardering voor het werk onuitgesproken blijft. Daarom stel ik voorop dat de gedreven inzet van elke politieman en politievrouw op de grote waardering van GroenLinks kan rekenen. Zij zijn voor elke burger het eerste aanspreekpunt als problemen zich niet onderling laten oplossen. Zij zijn zelfs de enigen die geweld mogen gebruiken als dat nodig is. Zo werkt dat in ons democratische rechtssysteem. Daar ben ik trots op. Daardoor kunnen wij namelijk veilig en vreedzaam samenleven. 

De politie krijgt echter niet altijd de publieke en politieke steun die zij verdient. De politie-cao is zwaar bevochten en in de afgelopen jaren was het vooral de oppositie die voldoende budget moest afdwingen. Er werden veel politiebureaus gesloten, waardoor de zichtbaarheid en bereikbaarheid voor de burgers afnamen. Daarnaast trok de ingrijpende reorganisatie een zware wissel op het politiepersoneel. Het siert de politie en het Openbaar Ministerie dat ze zelf het onderzoek hebben gestart waarover we vandaag debatteren. Het vergt moed om je kwetsbaar op te stellen en bij jezelf te onderzoeken waar het beter moet. 

De uitkomsten zijn niet verrassend voor wie de afgelopen jaren het nieuws rond de politie heeft gevolgd. Ondanks de zeer gewaardeerde, gedreven inzet van wijkagenten, rechercheurs en leidinggevenden kan en moet de opsporing stukken beter, zowel in de dagelijkse praktijk als in de sturing en het leiderschap. Ik kan me voorstellen dat de nationale politie rust in de tent wil en dat de nadruk ligt op het versterken van het vermogen om te veranderen. Dan moet de basis echter wel op orde zijn. De politiek moet de politie in staat stellen het werk te doen. Daarin moet de politie gefaciliteerd worden met voldoende mensen en voldoende materieel. Mijn vraag is op welke wijze de minister dat steunt. Nog niet zo lang geleden stelde korpschef Akerboom namelijk dat er, als we op dezelfde weg doorgaan, zo'n 3.000 politieformaties worden afgestoten. Dat is nogal wat. 

Uit de sterkte-zwakteanalyse komen zaken naar voren die snel moeten worden opgelost. De kwaliteit van de opsporing moet dringend verbeterd worden. Te veel strafzaken lopen vertraging op door incorrecte proces-verbalen. Ook het aantal rechercheurs en de kwaliteit van de recherche moeten worden opgeschroefd. Dan is er het diversiteitsbeleid. De korpschef stelde het al: het moet niet bij plechtige beloftes blijven, maar nu echt eens leiden tot een politieorganisatie die zich kan spiegelen aan de samenleving. De politie moet voldoende financiële ruimte hebben om de personele sterkte op orde te houden. Mijn vraag is dan ook: hoe gaat de minister dat allemaal doen? En moet er ook niet eens kritisch gekeken worden naar het automatisme om voor elk maatschappelijk probleem de politie erbij te roepen? Een vechtpartij op het schoolplein is tegenwoordig bijvoorbeeld aanleiding voor een Stop- of een Halt-reactie. Dat moeten we niet willen, omdat jongeren dan te snel al in de justitiële registratie terechtkomen, met alle gevolgen van dien. 

Tot slot ben ik van plan om de minister niet alleen op basis van de stukken te controleren. Ik wil graag op de werkvloer en van nabij zien hoe de politieprofessionals omgaan met grote vraagstukken, zoals cybercrime, georganiseerde criminaliteit en huiselijk geweld. Daarvoor zal ik de komende periode aandacht vragen. Ik ben ervan overtuigd dat we op deze wijze vanuit de Kamer het beste kunnen bijdragen aan de wensen en de behoeften van de burger. 

De voorzitter:

Ik wil u van harte feliciteren met uw maidenspeech. Ik mag dat als eerste doen. Dan schors ik nu de vergadering voor de felicitaties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. In het AD zag ik vanochtend een artikel over meer blauw op straat op het Binnenhof. Toen ik het artikel las, bleek het te gaan over de pakken van de mannen in de politiek. Ik wil de minister om te beginnen van harte feliciteren met zijn lentevolle stropdas. Ik wil echter vooral mevrouw Özütok feliciteren met haar maidenspeech. Je bent pas echt Kamerlid als je hier hebt gestaan. Mevrouw Özütok kent het gevoel. Ik hoop met haar nog prachtige discussies te hebben en ik hoop vooral dat we de komende jaren samen met haar de positie van politieagenten flink kunnen verstevigen. Zet 'm op! 

Dat is hard nodig. We bespreken vandaag een onthutsend rapport over de recherche, waar te weinig kwaliteit is, te weinig geld is voor ICT, opsporing blijft liggen, cybercrime en fraude onvoldoende worden aangepakt, sprake van een ruime onderbezetting is en opleidingen niet in orde zijn. We kregen vanochtend ook een ander rapport, dat laat zien dat de problemen niet alleen bij de opsporing zitten, maar in de hele keten. Dat is een rapport van de commissie-van den Emster van het Openbaar Ministerie, de nationale politie en de rechtspraak, waarin structurele knelpunten worden aangegeven. Te veel strafbare feiten leiden niet tot het oppakken van verdachten. Van te veel aangiften blijft onduidelijk wat ermee gebeurt. Te veel strafzaken duren veel langer dan nodig of worden helemaal niet afgehandeld. 

Gisteren was er ook nog ander nieuws. Dat had alles te maken met de nationale politie. Vijf jaar geleden kregen we de nationale politie. Sindsdien ben ik geen woordvoerder politie meer geweest, maar nu ben ik het wel weer. Dat is een grote eer, maar het moet me wel van het hart dat er sindsdien heel weinig ten goede is veranderd. Ik heb als woordvoerder na vijf jaar weer te maken met exact dezelfde problemen, die alleen maar dieper zijn geworden. Het zijn problemen waarvoor de nationale politie een oplossing had moeten zijn. Cultuurverandering zou een heel belangrijke zaak zijn binnen de nationale politie. Je ziet in al die rapporten terug dat problemen niet worden onderkend en niet worden opgelost. Mensen die problemen naar buiten brengen, worden vaak onheus bejegend. 

Dat die cultuurverandering niet heeft plaatsgevonden zie je ook aan het feit dat 24 politiemensen meer verdienen dan de minister en dat dit oploopt. De heer Akerboom, de korpschef, geeft zelf het goede voorbeeld door daar ver onder te zitten. Maar hoe is het mogelijk dat diezelfde kliek van managers, die we hadden willen opheffen toen we de nationale politie gingen organiseren, nog steeds bij de nationale politie zit en daar riante inkomens krijgt? De heer Welten krijgt €267.000. De Weltens van deze wereld hadden moeten verdwijnen met de komst van de nationale politie. Waarom zijn deze mensen hier nog actief en krijgen zij zulke ongehoorde inkomens? Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat bij de top van de politie niemand meer krijgt dan de minister of korpschef Akerboom? 

De problemen bij de recherche zijn ook al lang bekend. Mijn collega en voorganger mevrouw Kooiman heeft al twee jaar geleden een rapport gepresenteerd over een onderzoek onder ruim 1.700 agenten. 81 zeiden dat er een groot gebrek aan mankracht is bij de recherche en dat zaken blijven liggen. Mensen uit Amsterdam vertelden dat zij verzopen in het werk en dat ook liquidatiezaken blijven liggen. Die zaken zijn al heel erg lang bekend. 

In 2015 heeft de SP samen met het CDA en D66 een aantal moties ingediend om dit aan te pakken, maar het is nooit gebeurd. Als ik kijk naar de verkiezingsprogramma's, zie ik dat alle grote politieke partijen flink willen investeren in de politie. Bij de SP is dat 1,3 miljard. Dan volgt er een hele tijd niks en dan komen VVD met 0,7, CDA met 0,4, D66 met 0,3 en GroenLinks met 0,2 miljard. Dat zijn de cijfers van het Centraal Planbureau. Het kabinet is demissionair, maar de Kamer is dat niet. Er zijn onderhandelingen bezig en die kunnen nog heel lang duren, maar één ding hebben wij allemaal aan onze kiezers beloofd: flink meer geld voor de politie. De minister die hier in vak-K zit, kan aan de slag als wij hem als Tweede Kamer een opdracht geven. Ik ga de handreiking van de heer Verhoeven dan ook aannemen. In tweede termijn zal ik komen met een motie om ervoor te zorgen dat deze Kamer deze regering aan het werk kan zetten. 

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA, als zij in de zaal is tenminste. Ik geloof dat ik haar er al aan hoor komen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Elke crimineel die vrijuit gaat door het slechte functioneren van de opsporing, schaadt het vertrouwen in de politie en de overheid in het algemeen. In de strijd tegen criminelen is het cruciaal dat onze rechercheurs zijn uitgerust met de juiste training, kennis en expertise. Juist het gebrek aan die kwaliteit en zelfreinigend vermogen, de stroperige overlegstructuren en de slechte uitrusting zorgen ervoor dat de dingen niet gebeuren zoals ze zouden moeten gebeuren binnen de recherche. De heer Van der Steur heeft ons als minister al een aantal aanbevelingen doorgestuurd. Wij hebben daar geen commentaar of kritiek op, want die aanbevelingen zijn grotendeels overgenomen uit rapporten. Ik heb nog wel een aantal belangrijke vragen. 

Mijn eerste vraag aan minister Blok heeft betrekking op ons eigen handelen. In het rapport wordt scherp gesteld dat de Tweede Kamer in de wijze waarop zij haar controlerende taak invult, te veel op details is gericht en te weinig op de uitkomsten. Hoe geeft de politieorganisatie hier vorm aan? Hoe zal de minister daar vorm en sturing aan geven in het debat in de Tweede Kamer? Op welke wijze zouden wij dat moeten doen? 

Mijn tweede vraag betreft de cultuur. In het rapport wordt scherp gesteld dat sociale en culturele aspecten bij de hervormingen en de noodzakelijke vernieuwingen binnen de recherche onderbelicht blijven. Wij hebben in vijf jaar tijd vooral veel dingen in de structuur proberen op te lossen en te weinig in de cultuur. Welke kentering zullen wij nu meemaken? Wat zal het nieuwe kabinet kunnen doen om ervoor te zorgen dat juist dat aspect van te weinig zelfreflectie, te weinig zelflerend vermogen en te weinig kritiek en het ontbreken van goede managementstructuren die nodig zijn om die cultuurverandering waar te maken, anders vorm krijgt? Ik heb ook een beetje een déjà-vugevoel na vijf jaar; ik was eerder woordvoerder op het terrein van de politie. Het lijkt erop dat dezelfde problemen zich blijven voordoen. Ik was huiverig over de invoering van de nationale politie en ik heb toen al gezegd dat wij niet met structuur kunnen oplossen wat niet goed gaat in de cultuur. 

Ik heb ook een vraag over de ketensamenwerking. Ik citeer uit het rapport: "De keten heeft een mager netto-effect, lange doorlooptijden en een verwaterde strafmaat." Het roept bijna de vraag op of wij veel dingen nog wel in de strafketen moeten oplossen of dat wij toch meer tot buitengerechtelijke afdoeningen moeten overgaan omdat die sneller en effectiever zijn en per saldo ook minder kosten, al is dit laatste niet het doorslaggevendste argument. Wat is de visie van de minister op dit geheel? Wat kunnen wij doen om te zorgen voor een minder verwaterd effect? Gaan wij toch door met bestuurlijke afdoeningen ondanks het feit dat daar vaak veel kritiek op is, juist uit de strafketen? 

Ik wil de laatste minuut van mijn spreektijd besteden aan Brabant. Ik sluit mij gemakshalve aan bij mijn Brabantse collega die heeft gesproken over het cameratoezicht en de oproep van onze boswachters. 

Mijn tweede vraag is welke snelle resultaten wij kunnen behalen na de oproep van meerdere burgemeesters uit Brabant over de vrijplaatsen. Zij willen komen tot een betere registratieplicht zodat niet alleen de hoofdbewoners maar ook andere personen beter in beeld worden gebracht om bijvoorbeeld de problematiek van Fort Oranje aan te pakken. Zij vragen ook invloed op het overleg met bijvoorbeeld de FIOD en de inspecteurs van Sociale Zaken om ervoor te zorgen dat zij gezamenlijk acties kunnen ondernemen. Dat zou niet vanuit Den Haag moeten worden bepaald, maar ook meer vraaggestuurd kunnen zijn. Voelt de minister daar iets voor? 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik begreep iets niet helemaal goed in het stukje over het strafrechtelijk of bestuurlijk afdoen. Wij hebben vaak discussies over de vraag hoe wij dit het beste kunnen doen. Strafrecht is vaak toch een beetje gemankeerd; het duurt allemaal te lang. Toen wij dat in Brabant deden, had de Partij van de Arbeid juist kritiek omdat wij het niet in het strafrecht deden, dat alle rechtswaarborgen biedt. Ik ben nu op zoek naar hoe ik mevrouw Kuiken moet begrijpen. Zij zegt dat het niet bestuurlijk moet, maar wat houden wij dan over? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit is een vraag die ik nu stel, want ik heb dat rapport weer even serieus van A tot Z doorgenomen, maar u hebt dat al vaker gedaan. Een van de zaken die in dat rapport scherp werden gesteld, is dat er onvoldoende goede samenwerking is in de keten. Als de keten wel goed samenwerkt, in specifieke teams, gaat het beter, zowel bij de informatieoverdracht als bij de effectiviteit. Er wordt ook gezegd dat er door de lange doorlooptijden bij de afdoening door de rechterlijke macht een verwaterde strafmaat ontstaat. Mijn vraag is hoe de minister dat beoordeelt en hoe hij aankijkt tegen de buitengerechtelijke afdoening. In het rapport staat hierover geen scherpe conclusie, dus ik wil weten hoe de minister dat ziet. 

Binnen de Partij van de Arbeid hebben we daarover altijd veel discussie gehad. Ik ben zelf een wat meer bestuurlijk gericht type, omdat ik denk: als het niet uit de lengte kan, moet je ook kijken naar de breedte en die burgemeesters veel bevoegdheden geven. Maar ik heb natuurlijk ook altijd goed gekeken en geluisterd naar onze wat meer juridische mensen, zoals mijn voorganger Jeroen Recourt, om die balans er goed in te houden. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw Kuiken zei het zelf al: Brabantse woordvoerders. Laat ik dan zeggen dat ik heel blij ben dat we nu een Brabantse woordvoerder hebben, want die snapt dat het soms niet in het strafrecht lukt, maar met goede waarborgen misschien op een andere manier veel sneller en efficiënter kan, dus dat is wel een klein winstpuntje. 

De voorzitter:

Kijk eens aan. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zei het al eerder: Brabant is mijn achtertuin, maar ik sta hier voor heel Nederland. We moeten ook vooral kijken naar waar de problematiek zich allereerst voordoet. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er is behoefte aan een korte schorsing. 

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.10 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef de minister van Veiligheid en Justitie het woord. 

Minister Blok:

Voorzitter. Natuurlijk wil ook ik graag beginnen met het feliciteren van mevrouw Özütok. Ik verheug mij op de komende debatten met haar, overigens niet alleen met mevrouw Özütok maar met alle spelers die na de schorsing rond de verkiezingen weer zijn opgesteld. 

Ons eerste debat in deze nieuwe periode gaat over het onderzoek dat is gedaan naar de kwaliteit van de opsporing, het onderzoek Handelen naar waarheid, en een aantal brieven en rapporten die sindsdien zijn verschenen. Rond dat onderzoek Handelen naar waarheid bestond naar mijn indruk een mogelijk misverstand. Dat onderzoek is wel degelijk eerder in de Kamer besproken, maar de problematiek is belangrijk genoeg — inmiddels zijn er ook van de kant van het kabinet de nodige maatregelen genomen en brieven gestuurd — om er opnieuw aandacht aan te besteden. 

Ik zal de vragen beantwoorden in volgorde van de vragenstellers. Omdat mevrouw Van Toorenburg als eerste spreker veel vragen heeft gesteld die eigenlijk door iedereen zijn gesteld, zal de beantwoording later in mijn betoog dan ook wat korter worden. 

Mevrouw Van Toorenburg ging als eerste in op de vraag of er nog wel stappen vooruit worden gezet. De heer Van Raak vroeg zich min of meer af of er in de afgelopen vijf jaar eigenlijk wel iets is veranderd. Het rapport Handelen naar waarheid maar ook de andere rapporten die de afgelopen tijd rond opsporing zijn verschenen, laten eigenlijk een aantal dingen tegelijkertijd zien. Belangrijker dan die rapporten zijn ongetwijfeld de indrukken die wij zelf allemaal hebben wanneer we mensen spreken bij de politie en het Openbaar Ministerie en dan altijd weer vertrekken met het gevoel van: wat wordt hier knetterhard en gemotiveerd gewerkt en wat worden er ondanks de moeilijke omstandigheden mooie resultaten bereikt. Mevrouw Van Toorenburg had alweer achterhaald dat ik gisteren in Brabant was. Daar was ik inderdaad bij bestuurders maar ook bij gewoon het team in Oosterhout en bij de recherche. Dat ging inderdaad over de problemen waar ze daar tegen aanliepen maar het ging ook zeker over de enorm gemotiveerde manier waarop ze hun vaak ingewikkelde werk doen. 

Wanneer je decennia terugkijkt, kun je een aantal momenten signaleren waarop er sprake was van heel hoge golven. Dat is zelfs aanleiding geweest tot een parlementaire enquête. Rondom de Schiedammer Parkmoord is er veel commotie geweest en zijn er ook veel maatregelen genomen, wat ook begrijpelijk is. Ook nu, na een ingrijpende reorganisatie zoals ten aanzien van de nationale politie, piept het op allerlei plaatsen, maar tegelijkertijd worden er uitstekende prestaties geleverd. Dat wordt overigens ook bevestigd door internationale onderzoeken. In de politiek is, bij gebrek aan harde wetenschap, kijken hoe het in vergelijkbare landen gaat vaak het beste wat je kunt doen. Ook als onze politie wordt vergeleken met politiekorpsen in andere landen, komt onze politie keurig bij de beste polities in de wereld uit, wat ook wel eens gezegd mag worden. Dat alles is overigens geen reden om achterover te gaan leunen. Zoals ook terecht werd gezegd, zit de criminaliteit niet stil maar blijft die zich ontwikkelen en blijft die op zoek gaan naar nieuwe mogelijkheden. Dus je moet hard blijven rennen op om dezelfde plaats te blijven. 

In dat kader is niet alleen het rapport Handelen naar waarheid gestuurd, maar heeft mijn voorganger een aantal maatregelen in gang gezet op basis van een probleemanalyse en zijn een zeventiental eerste maatregelen in gang gezet. Mevrouw Van Toorenburg vroeg of die maatregelen wel beklijven en of er monitoring plaatsvindt. Wij sturen regelmatig voortgangsrapportages hierover naar de Kamer. De laatste is in november gestuurd. Het type concrete maatregelen waarom het gaat, heeft bijvoorbeeld te maken met het verbeteren van het vakmanschap, een onderwerp dat hier vaak ook genoemd is ten aanzien van zaken van veel voorkomende criminaliteit. In dat kader zijn er bijvoorbeeld vaste duo's gevormd tussen politie en Openbaar Ministerie, zodat die keten soepeler loopt. Er is verder een groot aantal projecten rond informatievoorziening in gang gezet. Ik heb nu al een paar keer met bewondering mogen zien dat een politieman of -vrouw trots met de iPhone snel beschikte over informatie. Dat betekent niet dat we hier klaar mee zijn, maar wel dat ik de vraag van mevrouw Van Toorenburg of er stappen zijn gezet en of die beklijven, met "ja" kan beantwoorden. Wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Zeker. 

Mevrouw Van Toorenburg en anderen vroegen hoe we de Brabantse burgemeesters ondersteunen. Daarvoor zijn de afgelopen tijd stappen gezet. In de begrotingen voor 2016 en 2017 is extra geld vrijgemaakt voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Een deel van dat geld is specifiek gelabeld voor Brabant en Limburg. Gister mocht ik zelfs de extra trainingen die de recherche daar van dit extra geld kon geven, bijwonen. Naast de geldvraag speelt de samenwerkingsvraag een rol. Ik heb gisteren de Brabantse bestuurders, politiemensen en mensen van het Openbaar Ministerie gecomplimenteerd met het feit dat Brabant — weliswaar omdat de problematiek daar groot is, maar toch — hierin vooroploopt: samenwerking heeft men daar echt op het netvlies staan. Leden van gemeentebesturen stellen zich, bij vergunningsaanvragen of gewoon rondfietsend door het dorp, echt de vraag: wat gebeurt er eigenlijk in deze boerenschuur en wie is de eigenaar van dit pand? Dat bewustzijn is op andere plaatsen in het land ook nodig, maar is daar duidelijk al veel verder ontwikkeld. Het wordt ook onderhouden; men blijft elkaar opzoeken. 

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de gegevensuitwisseling. Dat signaal is bij mij steeds nadrukkelijk onder de aandacht gebracht, niet alleen gisteren, maar ook bij eerdere ontmoetingen met de burgemeesters. Op dit moment zijn daar ook goede ervaringen mee. Er zijn goede convenanten gemaakt voor informatie-uitwisseling onder de vlag van de RIEC's (Regionale Informatie- en Expertise Centra). Er is echt wel sprake van brede uitwisseling tussen diverse organisaties. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft daarnaar gekeken. In Eindhoven en ook in Tilburg, naar ik heb begrepen, is de RIEC-constructie goedgevonden. Wel heeft de Autoriteit Persoonsgegevens over informatiedeling onder de vlag van de gemeenten gemeld dat daar geen wettelijke grondslag voor is. Dat betekent niet dat er niets kan, maar op die titel kan dat niet. Ik heb in het overleg met de regioburgemeesters dan ook gevraagd om voorbeelden van wensen tot informatiedeling waarvan zij zeggen: dat lukt nu echt niet. 

Ik ben demissionair, dus het is mij niet gegeven om ingrijpende nieuwe wetsvoorstellen voor te leggen, maar ik kan natuurlijk wel netjes iets voorbereiden wat zou helpen. Dan is het aan een missionaire opvolger om te beoordelen of dat in een wet vastgelegd moet worden. Informatiedeling is, in een land waarin we ook zorgvuldig omgaan met privacy, wel gebonden aan wettelijke waarborgen en doelbinding. Ik wil de komende tijd in ieder geval nuttig gebruiken om die stappen te zetten die in een demissionaire status wel mogelijk zijn. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb een aantal keren vrij intensief gesproken met burgemeesters, politie en recherche over informatiedeling. Zij hebben al een hele lijst van zaken die wel en niet uitgewisseld kunnen worden. Kunnen wij met de minister afspreken dat hij, zodra hij die lijst heeft, de Kamer bericht over hetgeen hij ermee gaat doen? Het is immers een heel nijpend punt. In 77 bladzijden beschrijft de Autoriteit Persoonsgegevens wat er allemaal niet mag, maar we moeten er, natuurlijk met voldoende waarborgen, ook voor zorgen dat bepaalde dingen wel mogen. 

Minister Blok:

Dan moeten we even zuiver zijn. Ik kan, in overleg met de gemeentes, wel een lijst van knelpunten maken, maar mevrouw Van Toorenburg vroeg wat ik daarmee ga doen. Zij realiseert zich dat een kabinet met demissionaire status niet met volkomen nieuwe wetgeving kan komen. Ik kan dus dingen klaarzetten. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat dat overigens maar beperkt waar is, maar dat terzijde. Ik denk dat het belangrijk is dat als er sprake is van criminaliteit in Brabant die zijn weerga niet kent en als een aantal gemeenten aangeeft dat ze op goede basis informatie moeten uitwisselen, we goed weten wat er moet gebeuren. Daar kunnen we het dan over eens zijn of niet. Maar we moeten echt wel stappen zetten, want ik heb begrepen dat Tilburg op dit moment op een aantal onderdelen helemaal niets meer doet. Dat kan echt niet waar zijn! 

Minister Blok:

Volgens mij zijn we het eens over de noodzaak om dat met hulp van de gemeenten scherp in kaart te brengen. De staatsrechtelijke situatie van dit moment brengt met zich mee dat een minister de stap van voorbereiding kan zetten, maar dat hij de stap van geheel nieuwe, ingrijpende wetgeving niet kan zetten. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan wachten we gewoon de brief af. Dan kunnen we bekijken welke verantwoordelijkheid we moeten nemen. 

Minister Blok:

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd naar de problematiek rond Fort Oranje. Er spelen op meer vakantieparken problemen, maar Fort Oranje is wel een heel pregnant voorbeeld, hoewel daar ook gewoon brave mensen wonen. De problematiek is mij bekend. In zijn algemeenheid ligt het voortouw onvermijdelijk bij de lokale autoriteiten, maar wij zijn natuurlijk graag bereid om die te ondersteunen. Dat doen wij langs de route van het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum, waarbij wij de RIEC's ondersteunen. Wij hebben ook periodiek overleg over de problematiek van criminaliteit op vakantieparken. Op mijn verzoek wordt nu ten behoeve van gemeenten een handreiking ontwikkeld met de instrumenten die ze kunnen gebruiken om deze problematiek aan te pakken. Het is een onderwerp dat ik met grote regelmaat bespreek met de regioburgemeesters. 

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd of er specifiek voor de vakantieparken extra wettelijke maatregelen nodig zijn. Of was het mevrouw Helder die dat vroeg? Die zijn mij niet bekend, maar als die concrete wens bestaat, krijg ik die ongetwijfeld in het overleg met de regioburgemeesters overhandigd. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zou hierover dan toch graag een brief van het kabinet willen hebben. Ik weet dat de minister van Sociale Zaken ook naar Fort Oranje is geweest. Hij heeft geconstateerd dat er problemen zijn met de aanpak van het recreatiepark, omdat het een particulier gebied is waarin je een aantal strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen niet kunt nemen. Hij heeft tegen de burgemeesters gezegd dat een aanpassing van de wet nodig is. Daarna is het een beetje stil geworden, omdat er verkiezingen waren. Ik wil graag weten hoe het zit en vraag de minister om daarover een brief te sturen. Wat zouden een toekomstig kabinet en de Kamer moeten opzetten om ervoor te zorgen dat de problematiek rond dit soort recreatieparken wel kan worden opgelost? Het is particulier terrein, waardoor het soms ingewikkeld is om daarop bestuursrecht toe te passen. 

Minister Blok:

Ik stel het volgende voor. Ik zal het hierover hebben in het volgende overleg met de regioburgemeesters. Dat is komende maand. Na dat overleg zal ik de Kamer hierover een brief sturen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat vind ik een fijne toezegging. Ik wil het nog even specificeren. Het lijkt me dan ook goed dat even helder in kaart wordt gebracht wat er precies wel en niet is afgesproken en welke voorbereidingen de minister gaat treffen. Ik zie ook dat er verschillen zijn tussen de burgemeesters. Sommige burgemeesters pakken hun vrijplaatsen op een bepaalde manier aan, bijvoorbeeld door zelf al alle recreatiewoningen om te katten tot individuele woningen, waardoor ze meer kunnen. Bij andere vrijplaatsen zoals Fort Oranje lijkt dat weer ingewikkelder te zijn. Ik wil dat ook graag meegeven. Mijn vraag was eigenlijk meer specifiek om de informatie over de problematiek rond Fort Oranje uit te breiden met de andere zaken die de minister bespreekt met de burgemeesters en voor de Kamer inzichtelijk te maken wat wel en niet wordt voorbereid. 

Minister Blok:

Mevrouw Kuiken heeft gelijk dat er gemeenten zijn die de problematiek beheersbaar vinden en daar instrumenten voor inzetten. Dat is ook de reden dat wij die handreiking maken, zodat de goede ervaringen tussen de gemeenten gedeeld kunnen worden. Na het overleg met de regioburgemeesters zal ik breder — dus niet specifiek voor Fort Oranje, hoewel ik me realiseer dat dit een heel bekend voorbeeld is — ingaan op de vraag of er überhaupt extra wettelijke ruimte nodig is of dat de aanpak voldoende is als iedereen goed op de hoogte is van de instrumenten die ter beschikking staan. Die vraag is mij nu gesteld. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik maak het toch nog iets specifieker. Ik realiseer me dat de Kamer meermaals hierover heeft gesproken, maar het blijft een terugkerend iets. Dat geldt zowel voor drugsdumping en voor cameratoezicht als voor andere zaken. Ik zou het dus iets vollediger willen, want anders blijft het een soort ritueel waarin wij vragen stellen en de minister half of niet antwoordt. Dat ligt overigens niet aan hem. Het is geen verwijt, dus kijkt u alstublieft niet zo, minister! Mijn specifiekere vraag luidt als volgt. Ik wil graag een overzicht van de wensen van burgemeesters waarvan de minister denkt dat er aanvullende maatregelen voor nodig zijn, maar ook van de wensen waarvan hij denkt dat ze niet hoeven te worden gehonoreerd, alsmede van de zaken die niet zozeer een wettelijke aanpassing behoeven als wel een andersoortige aanpak. 

Minister Blok:

We begrijpen elkaar goed. Het begint met de wensen en de noden van het lokaal bestuur. Zoals het nu eenmaal gaat in het leven, is dat geen verlanglijstje waarop elke wens automatisch een "ja" krijgt. We gaan serieus bekijken wat haalbaar is onder het huidige instrumentarium en wat mogelijk een wettelijke aanpassing vraagt. Vervolgens is het een politieke afweging of je dat wilt doen. Dan komen we weer bij de huidige staatsrechtelijke situatie. 

De heer Van Raak (SP):

Als burgemeesters in Brabant optreden, moeten ze ook beschermd worden, dus onze bescherming en de bescherming van de minister hebben. We hebben natuurlijk gezien wat er is gebeurd met de burgemeester van Gilze en Rijen. Die werd bedreigd, ik geloof door een wapenhandelaar. Het OM ging niet over tot vervolging. De minister heeft zich uitgesproken; mijn complimenten daarvoor. Hij vond dat er wel vervolging moest plaatsvinden. Om het even helder te krijgen: is dit management by speech of heeft de minister ook maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat burgemeesters en bestuurders altijd op onze bescherming kunnen rekenen en er altijd een onderzoek wordt gedaan? 

Minister Blok:

De heer Van Raak heeft helemaal gelijk wanneer hij zegt dat bedreiging sowieso al onacceptabel is, maar dat het nog erger dan anders is als het gaat om burgemeesters of anderen die namens ons een algemeen belang dienen. Naar aanleiding van het signaal van de burgemeester van Gilze en Rijen heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat het onjuist was. Het heeft zijn verontschuldigingen aangeboden. Die zijn geaccepteerd door de burgemeester. Zo hoort dat dan ook te gaan, vind ik. Het was niet goed. Waar gewerkt wordt, maken mensen fouten. Als er dan ruiterlijk excuses worden aangeboden die vervolgens worden geaccepteerd, constateren we met elkaar dat het in het vervolg beter moet gaan. We gaan het nu ook beter doen. 

De heer Van Raak (SP):

Prima, maar betekent dit dat nu ook tussen de oren van het OM zit dat in dit soort gevallen altijd wordt opgetreden? 

Minister Blok:

Het OM heeft aangegeven dit te betreuren. Het vindt dat er vervolgd moet worden. We weten dat het OM een professionele ruimte heeft bij vervolgingsbeslissingen. Het OM heeft duidelijk aangegeven dat het in een geval als dit eigenlijk een andere beslissing had moeten nemen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik bleef net toch even achter met een wat onbevredigend gevoel. Daarom heb ik het even voor de minister uitgezocht. Minister Asscher is in Fort Oranje geweest en heeft laten optekenen: criminelen zijn hier niet de baas; de camping moet dicht; ik ga me inzetten om wetgeving te ontwikkelen zodat de burgemeester van Zundert dit zo snel mogelijk kan doen. Hij heeft met de burgemeesters geconstateerd dat ze niets kunnen. Dat was het haakje op basis waarvan ik dit zei. Hij zegt dat ze geen maatregelen kunnen nemen. Daarom wilde ik de wetgeving graag weten. 

Minister Blok:

Ja, maar ik zie eigenlijk niet waar het dan misgaat. Ik heb aangegeven dat ik met de burgemeesters over deze problematiek ga praten en dat ik op grond daarvan de Kamer zal informeren over de maatregelen die al mogelijk zijn en over aanvullende maatregelen die mogelijk gewenst zijn. Als die aanvullende maatregelen wetgeving betreffen — ik verval in herhaling — zal dat aan een volgend kabinet zijn. 

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de boa's in natuurgebieden. Die vraag was ingegeven door de aanhoudende signalen, ook dit weekend weer, over omvangrijke dumping van afval van drugsproductie. Die boa's spelen een cruciale rol. De organisaties die boa's inzetten krijgen financiële ondersteuning, van zowel V en J als Economische zaken. De boa's zijn degenen die op hun ronde door het bos de ellende aantreffen. Het liefst voorkomen zij die door hun aanwezigheid, voor zover dat mogelijk is. In dat kader kwam de vleermuizencamera aan de orde. Daar vroegen meer mensen naar. Voor zover ik weet is er geen wettelijke belemmering om een camera die naar vleermuizen, dassen, slechtvalken of kerkuilen kijkt, ook te gebruiken als er toevallig een crimineel in het kerkuilenhok of de dassenburcht vertoeft. Ik ken dit geval niet heel concreet, maar hiervoor geldt wat ik wel vaker doe: als het mij kan worden toegemaild of toegestuurd, dan duiken wij er even in. Maar volgens mij mogen de beelden van de vleermuizencamera worden gebruikt. 

De heer Verhoeven (D66):

Het is niet een heel belangrijk punt, maar de minister had zojuist mooie principiële uitspraken over doelbinding. Ik weet heus wel dat dit een functionele oplossing voor iets kan zijn. Er moet absoluut naar gekeken worden, maar dan zou de doelbinding moeten worden betrokken in de manier waarop hiernaar wordt gekeken. Anders zijn die woorden niet zo waardevol als ik ze net vond klinken. 

Minister Blok:

Er is gelukkig altijd een scherp rechtsstatelijk Kamerlid in de Kamer. Het gebruik van data kent een wettelijke basis in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering. Ik gaf al aan dat ik graag de concrete casus wil zien, maar op grond van dat artikel lijkt mij dat je niet in zijn algemeenheid kunt zeggen dat het niet zou mogen. 

Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook of bij de aanpak van cybercriminaliteit voldoende voortgang wordt geboekt. Ook de heer Verhoeven stelde mij die vraag. Een belangrijk probleem bij cybercriminaliteit is de heel lage aangiftebereidheid. Die is nog lager dan bij de helaas nogal Hollandse fietsendiefstal. Daarom zijn er al een aantal maatregelen in gang gezet om de aangiftebereidheid te verbeteren. Aan de ene kant gebeurt dat binnen de politieorganisatie zelf, door het bewustzijn bij de intake- en servicemedewerkers te verbeteren. Aan de andere kant gebeurt dat bijvoorbeeld door internetaangifte mogelijk te maken en door publiciteit te genereren, door het inrichten van specifieke meldpunten. Dat heeft te maken met het Landelijk Meldpunt Internetoplichting, en meer specifiek met het meldpunt voor kinderporno en dat voor identiteitsfraude. Daarnaast maken wij voor het bedrijfsleven, dat helaas vaak wordt geconfronteerd met cybercriminaliteit, een speciale handreiking. 

Mevrouw van Toorenburg noemde ten slotte een navrant voorbeeld van het werken bij de recherche als het gaat om het sjouwen met en kopiëren van papieren dossiers. Er is een traject gestart inzake digitalisering van de keten. Onderdeel daarvan is het centraal scannen van de interventiezaken. Dit betreft zo'n 70% van de zaakstroom. Daardoor worden de papieren dossiers vervangen door digitale dossiers. Dit wordt per regio geïmplementeerd. Wij verwachten dat dit in de loop van 2017 zal zijn afgerond. Er zal dan een andere bestemming moeten worden gevonden voor het kopieerhok. 

Mevrouw Helder vroeg naar de diversiteit in het korps. Mevrouw Tellegen vroeg daar ook naar. Ik ben het zeer met de korpschef eens als hij aangeeft dat de politieorganisatie zo veel mogelijk een afspiegeling moet zijn van de samenleving. Je doet geen concessies aan de kwaliteit, maar je gaat wel bewust op zoek wanneer je ontdekt dat vrouwen of bepaalde groepen van een etnische afkomst of met bepaalde specialiteiten minder vertegenwoordigd zijn dan je goed vindt voor een organisatie met zo'n belangrijke publieke taak. Het is heel terecht dat de korpschef dat ook tot een van zijn speerpunten heeft verklaard. 

Mevrouw Helder vroeg of mensen binnen de politie niet zouden mogen zeggen dat ze voor de PVV zijn. In zijn algemeenheid mogen mensen in Nederland zeggen dat zij voor een politieke partij zijn. Mensen moeten zich als een goed werknemer gedragen, maar in een democratie kan dat binnen iedere partij, ook als je een publieke functie hebt. Gelukkig maar. Ongeacht die partij moet je je verder houden aan de regels die voor die organisatie gelden. 

Mevrouw Helder vroeg wat ik ga doen aan, zoals zij het formuleerde, het grote tekort aan recherchecapaciteit. Zoals mevrouw Helder weet, is er bij de vorige begroting gelukkig een fors extra bedrag beschikbaar gesteld voor veiligheid, ook voor de politie. Dat zijn wij op dit moment zo verstandig mogelijk aan het inzetten op mensen, maar bijvoorbeeld ook op slimmere ICT. Mevrouw Helder realiseert zich dat de vraag naar verdere capaciteitsuitbreiding hetzelfde antwoord krijgt dat ik al gaf op eerdere wensen tot ingrijpende wijziging: een demissionair kabinet kan geen grote, ingrijpende wijzigingsvoorstellen doen. 

De heer Verhoeven vroeg naar de algemene maatregelen die zijn ingezet naar aanleiding van het rapport Handelen naar waarheid. Ik hoop die vraag daarnet voldoende beantwoord te hebben in de richting van mevrouw Van Toorenburg. 

De heer Verhoeven vroeg mij ook om specifiek in te gaan op het te lage aandeel cybercrime. Ik heb daarnet aangegeven dat wij, door binnen de politieorganisatie, maar ook richting publiek en bedrijfsleven maatregelen te nemen, de aangiftebereidheid en -mogelijkheid groter maken. 

De heer Verhoeven vroeg ook naar de stand van zaken rond de zijinstromers. Rapporten, maar ook de korpschef geven aan dat er behoefte is aan meer hbo'ers, natuurlijk naast de traditionele diender, die uitstekend werk verricht. Worden daarin vorderingen gemaakt? Is de Politieacademie daarop voorbereid? Er zijn afspraken gemaakt over die zijinstroom met oplopende aantallen. Voor 2018 wordt gemikt op 500 fte hoogopgeleide medewerkers. De Politieacademie anticipeert daarop. 

Mevrouw Tellegen hoop ik beantwoord te hebben op het punt van de gemaakte verbeterslagen sinds het verschijnen van Handelen naar waarheid. Zij vroeg specifiek of de modernisering van het Wetboek van Strafvordering niet zal leiden tot extra administratieve lasten of juist een grotere complexiteit van de opsporing. Als dat zo zou zijn, doen wij het niet goed. Het Wetboek van Strafvordering is een indrukwekkende, bejaarde dame. Ik heb begrepen dat de eerste versie ervan nog is opgesteld voordat het algemeen kiesrecht werd ingevoerd. Het is dus hoogst noodzakelijk om het te moderniseren. Maar dat doen we juist ook met het doel om, onder alle juridische waarborgen, toch dat strafproces soepeler te laten verlopen dan op dit moment het geval is. Dat is dus juist gericht op het realiseren van minder administratieve lasten. 

Mevrouw Tellegen vroeg mij ook, in te gaan op het vraagstuk rond de integriteit. Mede naar aanleiding van de zorgen die ontstaan waren rond de beveiliging van de heer Wilders heb ik de Kamer een brief gestuurd waarin de maatregelen staan die we op dat gebied nemen. Ik heb geschreven dat ook voor het gebied van de integriteit geldt dat er veel goed gaat bij de politie, maar dat tegelijkertijd een aantal zaken beter kan. Ik heb ook op dit punt aangekondigd dat ik zal verkennen of het mogelijk is om een permanente screening te doen door in feite het medewerkersbestand van de politie te vergelijken met het misdrijvenbestand dat ook voor de vog wordt gebruikt. Daar zou een wetswijziging voor nodig zijn, dus op dat punt kan ik een voorbereidende stap zetten. Die voorbereiding zal ik in gang zetten. 

De heer Van Raak had het over de terugblik en vroeg of er nu eigenlijk wel betekenisvolle stappen zijn gezet. Ik hoop dat ik daar al voldoende op ben ingegaan. Ik ben er dus van overtuigd dat er echt betekenisvolle stappen zijn gezet, maar ook dat het werk nog lang niet klaar is. Ik zal er echter voor zorgen dat de Kamer kan blijven volgen wat de voortgang is. 

De heer Van Raak ging specifiek in op de topsalarissen, waarover ik de Kamer gisteren een brief heb gestuurd. In die brief schreef ik al dat er een overgangsrecht overeen is gekomen bij de invoering van de Wet normering topinkomens. Ik denk niet dat dat een verrassing kan zijn voor de heer Van Raak. Ook zulk overgangsrecht is onderdeel van een rechtsstaat. Wanneer je zo'n maatregel neemt, moet er een redelijke overgangstermijn zijn. Als je die niet zou opnemen in een wet, zou je onzorgvuldig handelen. Daar zou een rechter je dan ongetwijfeld ook op wijzen. Om dat te voorkomen, is er een overgangsmaatregel genomen. In dat kader is er een aantal jaren een situatie waarin een aantal medewerkers meer dan het ministerssalaris verdienen. Dat wordt dan van jaar tot jaar ook nog beïnvloed door incidentele ontwikkelingen, bijvoorbeeld in dit geval het verlagen van het aftrekbaar pensioen. Verder heeft het kabinet de Wet normering topinkomens 3 in voorbereiding. Daarbij zal ook weer de demissionaire status gelden, maar ook op dat vlak wordt dus niet stilgezeten. Maar het kan geen complete verrassing zijn dat deze situatie zich nog voordoet. 

De heer Van Raak (SP):

De minister van Binnenlandse Zaken probeert mij dat overgangsrecht ook altijd uit te leggen. Dan zegt hij: ja, mijnheer Van Raak, er zijn dus mensen die nog veel te veel verdienen, maar het worden er wel telkens minder. Het aantal mensen waarvoor dat geldt, wordt elk jaar minder tot het nul is, namelijk aan het einde van de overgangsperiode. Maar bij de politie is het dus andersom. Daar gaat het aantal mensen dat te veel verdient omhoog. Dat vind ik toch wel eigenaardig. In een tijd van overgang, een tijd dus waarin we naar de norm toegroeien en waarin de topinkomens worden afgebouwd, neemt bij de politie het aantal mensen met een topinkomen toe. Dat kan nooit, nooit de bedoeling zijn van een overgangsregeling. 

Minister Blok:

Het is dan wel van belang om de werkelijkheid achter die cijfers goed te laten zien. Ik zei net al dat ook in zo'n periode waarin een overgangsregeling geldt, er incidentele ontwikkelingen zijn die dit kunnen verklaren. Ik had het al over het aftoppen van aftrekbare pensioenen waardoor een deel van het salaris niet meer als pensioenpremie is betaald, maar als salaris. Dat is één van die ontwikkelingen. Een andere is dat er in zes gevallen een uitkering is betaald vanwege een posttraumatische stressstoornis. Ik denk niet dat het verstandig is om met elkaar uit te spreken dat dergelijke uitkeringen nooit gegeven kunnen worden, of dat ze zich niet boven deze norm mogen begeven. De wens dat dit helemaal niet gebeurt, zou, denk ik, meer schade aanrichten dan goed doen. Het is juridisch niet goed te verankeren. Als de Kamer verdergaande wetgeving zou willen, dan is dat aan een volgend kabinet. Het is al wel voorbereid door collega Plasterk. 

De heer Van Raak (SP):

Als het gaat om topinkomens in de publieke sector en bij de politie stellen wij een norm. Die norm is de ministersnorm of eigenlijk, nog veel beter, de korpschefnorm, aangezien Erik Akerboom ruim onder die norm blijft. Dat is de norm bij de politie. Er kunnen uitzonderingsgevallen zijn en er kan een overgangsregeling zijn, maar er is geen enkele reden om een adviseur, Bernard Welten bijvoorbeeld, €267.000 te geven. Dat is €22.250 per maand! Ga dat maar eens aan een blauwe diender op straat vertellen. Dat is krankzinnig. Waarom moet zo iemand, een adviseur, die gewoon een beetje adviseert — dat kan ik ook doen en ik doe het graag voor niets — €22.250 per maand verdienen? Dat is toch krankzinnig? 

Minister Blok:

De heer Van Raak zegt nu twee dingen in zijn interruptie die niet allebei tegelijkertijd kunnen kloppen. Hij zegt gelukkig met mij dat het logisch en onvermijdelijk is dat er een overgangsregeling is. Hij constateert vervolgens echter op hoge toon dat het heel raar is dat die overgangsregeling ook gebruikt wordt en dat iemand die een hoog salaris is toegezegd, op zo'n moment zichtbaar wordt. Het een is het gevolg van het ander. 

De heer Van Raak (SP):

Toen de nationale politie werd ingevoerd, wilden wij in de Kamer allemaal een cultuurverandering. We wilden dat de mannetjes die in de oude korpsen zaten en die er een puinhoop van maakten, zouden verdwijnen. Maar wat is er gebeurd? In heel veel van die gevallen zijn die mannetjes doorgeschoven naar de nationale politie en hebben ze niet zelden nog ook nog flink opslag gekregen. Dat is er misgegaan bij de nationale politie. Dat is verkeerd beleid en een verkeerd besluit en dat heeft niets met overgangsregelingen te maken. Als er een overgangsregeling is, dan moeten het er minder worden en dan kunnen het er niet meer worden. Wij hebben een norm gesteld, de ministersnorm. De korpschef heeft een norm gesteld, de Akerboomnorm. Ik vraag de minister gewoon om die te gaan handhaven. 

Minister Blok:

Dit doet de werkelijkheid echt geweld aan. Ik was niet bij het debat over de nationale politie, maar de heer Van Raak wel. Maar volgens mij heeft de heer Van Raak daar niet gezegd: schaf de rechtsstaat af en breek bestaande contracten open, ook al weet u dat dat niet mag. Hij heeft ook niet gezegd: ik ben tegen een soepel ontslagrecht, maar ontsla maar iedereen die meer dan de minister verdient. Dat zijn de twee opties die open stonden. Ik hoor dat de heer Van Raak kennelijk vond dat het ontslagrecht op dat moment veranderd had moeten kunnen worden. Dan waren we het daar misschien nog over eens geworden, maar dat is niet gebeurd. Het ontslagrecht is op dat moment niet veranderd. Ik vind dit in die zin ook een beetje bijzondere discussie binnen de commissie voor Veiligheid en Justitie. In een rechtstaat is dit de manier waarop je een overgangsregeling op weg naar een gewenste situatie invult. De rest is dan ketelmuziek. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik sla even op dat laatste aan, ketelmuziek. Het gaat ook over moreel leiderschap. Laten we dat ook tegen elkaar zeggen. Wat misschien belangrijker is — de minister zei dat zelf al in een tussenzinnetje — is dat het volgens mij niet heel erg duidelijk gaat over een overgangsregeling, maar dat we nog geen regels hebben voor de laag onder de top. Ik ben nu even in de war. Wat is nu daadwerkelijk de belemmering om de laag onder de top aan te pakken? Wij hebben begrepen dat daarvoor nog wetgeving moet worden vormgegeven en door de Kamer moet gaan. Er is dus helemaal geen sprake van een overgangsregeling voor deze groep. Op dit punt gaat het louter om moreel leiderschap en moet de Kamer straks misschien een nieuw besluit nemen. 

Minister Blok:

Mevrouw Van Toorenburg heeft gelijk dat voor de laag onder de top aanvullende wetgeving nodig is. Dat is die WNT3. Het kabinet heeft die voorbereid. Ik moet het vaak zeggen in dit debat, maar dat zal nog even duren, want we hebben te maken met onze demissionaire status. De voorbereiding is echter al getroffen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat was even de verwarring. Dit is dus niet de overgangsregeling, dit is een voorbereiding van de wet waar we misschien nog over kunnen spreken. Ik denk dat het wel goed is om te zeggen dat het ook gaat over moreel leiderschap. Daar wringt het wel. Laat ik dan maar gezegd hebben dat ik heel veel moeite heb met die extra cao-verhoging die men zich ook daadwerkelijk laat uitbetalen, als ik het echte blauw op straat veel minder extra zie krijgen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We hebben hier allemaal al stevige woorden over geuit, maar ik heb een concrete vraag. De WNT3 ligt nu bij de Raad van State. We zitten nu in een demissionaire periode, maar de minister die hier staat, is van VVD-huize. Mag ik er dan op vertrouwen dat hij als grootste onderhandelingspartner aan de formatietafel ervoor zal zorgen dat de WNT3 een warme overdracht zal krijgen, om er in ieder geval voor te zorgen dat dit belang straks wordt behartigd en bestendigd in het regeerakkoord? 

Minister Blok:

Ik sta hier als minister, weliswaar demissionair; ik sta hier niet als onderhandelaar. Die vraag kan ik dus niet beantwoorden. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat is mij toch iets te makkelijk, want ik hoor ook dat deze VVD-minister de nu ontstane situatie niet wenselijk vindt. Daarbij gaat het zowel om moreel leiderschap ten aanzien van datgene wat er gebeurt als om de laag onder de top, waar die situatie nu feitelijk ook ontstaat en grote beloningen nog steeds plaatsvinden. Hij vindt het dus belangrijk dat daar iets aan gebeurt. Dat is een belangrijke kentering, die we de afgelopen jaren hebben mogen constateren. Is dat juist? 

Minister Blok:

Volgens mij heeft het kabinet waarvan ik deel uitmaak, twee wetten over de normering van topinkomens door de Kamer geleid. In mijn vorige rol heb ik die wetten met verve toegepast bij de woningcorporaties en ik pas die nu ook toe, maar dan pas ik die ook toe in al hun dimensies. Het blijft hier immers een rechtsstaat. Wat aanvullende wetgeving betreft, kan het niemand in deze Kamer verbazen dat bij verkiezingen iedereen naar de kiezer toe gaat en zegt: stem op mij, want dan ga ik dit en dat regelen. Traditioneel proberen mensen daarna heel snel in de regering te komen om dat te regelen. Dat moet ik nu dus afwachten, maar in de tussentijd ben ik demissionair. Ik doe dus alles wat nodig is, maar echt ingrijpende nieuwe wetsvoorstellen — dit betreft overigens het terrein van collega Plasterk — passen traditioneel niet in een demissionaire status. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kuiken. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik draai lang genoeg in dit huis mee om beide rollen te kennen: oppositie en coalitie. Ik vraag u als VVD-minister nu dus om te zorgen voor een warme overdracht, zodat dit soort essentiële zaken waarvan ook hij erkent dat die belangrijk zijn, straks gewoon een plaats krijgt in het regeerakkoord en dat dat niet alleen afhankelijk is van de vraag of daar een meerderheid voor is in dit huis. 

Minister Blok:

Aan de minister vragen wat aan een onderhandelingstafel gebeurt waar hij niet aanwezig is, leidt echt tot niets. Dan zou ik de Kamer niet naar waarheid informeren en dat geeft ook gedoe. 

De voorzitter:

Gaat u naar een afronding toe? 

Minister Blok:

Ja, want ik kom bij de vragen van mevrouw Kuiken, waarvan ik er al veel beantwoord hoop te hebben. Zij vroeg mij bij interruptie nog naar Fort Oranje. Mevrouw Kuiken vroeg ook naar mijn visie op het toepassen van het bestuursrechtelijk instrumentarium naast het strafrechtelijk instrumentarium. Naar mijn volle overtuiging is het en-en. Dat merk je ook echt bij de gesprekken met de politie, het Openbaar Ministerie, de burgemeesters en alle anderen die betrokken zijn bij de aanpak van zeker de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is ook het fiscale domein heel belangrijk in deze aanpak. Het zou onjuist zijn en echt schadelijk voor de aanpak van criminaliteit om op voorhand taboes uit te spreken over onderdelen van de hele keten die we nodig hebben. 

Ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben. 

De voorzitter:

We gaan nu over tot de tweede termijn. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg, namens het CDA. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De meeste vragen zijn inderdaad beantwoord. Ik ben alleen nog benieuwd of de minister zelf het gesprek met de recherche heeft gevoerd om echt te voelen wat hij de Kamer had toegezegd en waar men tegen aanloopt. Ik dien toch een motie in, ook al wil ik daar terughoudend in zijn. Ik heb geen goed gevoel over de camerabeelden. Ik hoor de minister zeggen: als er een voorbeeldje is, hoor ik dat wel. Hierover hebben inmiddels tot twee keer toe grote stukken in de krant gestaan. Ik had dus eigenlijk verwacht dat de minister dit wist en ik denk dat het belangrijk is dat de minister zich echt informeert over wat er speelt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de problematiek van dumping van drugsafval afgelopen jaar is toegenomen, met name in Zuid-Nederland; 

overwegende dat camerabeelden kunnen bijdragen aan een effectievere opsporing en vervolging van drugscriminelen; 

overwegende dat het gebruik van de beelden in de praktijk problematisch blijkt; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met betrokken partijen om te bezien op welke wijze de knelpunten kunnen worden weggenomen en de Kamer hieromtrent te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 693 (29628). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Laat ik duidelijk zijn: het gaat mij absoluut niet om nieuwe wetgeving of om allemaal ingewikkelde dingen rondom privacy. Het gaat erom dat we een regeling, een wetsbepaling, hebben, namelijk artikel 126nb, waarover blijkbaar heel veel onduidelijkheid is. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat de praktijk die regeling goed snapt. 

Tot slot heb ik nog één opmerking schromelijk verzuimd te maken: ieder woord dat ik vandaag heb gezegd, heb ik mede namens de ChristenUnie gezegd. Die partij kon hier vandaag niet aanwezig zijn, maar vindt het ook een heel erg belangrijk debat. Dus bij dezen. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dank aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. Ik hoorde hem zeggen dat de Kamer regelmatig wordt geïnformeerd over de voortgang. Dat klopt. Die voortgangsbrieven krijgen we echter weliswaar met regelmaat, maar er staat vaak maar één alinea in over sterkte van kennis en kunde. Dat is tenminste het geval bij de brief uit juni, niet november maar juni. Daarin wordt toch wel een beetje langs de kern heen gegaan. In die brief staat bijvoorbeeld dat een deel van de ontbrekende kennis en kunde wordt opgevangen door externe inhuur. We hebben net dat debatje over de WNT gehad en dan krijg je dit soort onverkwikkelijke zaken. Mijn fractie begrijpt dat er tijdens de transitieperiode inderdaad externe inhuur nodig is, maar dat moet niet zo blijven. In het rapport staat immers duidelijk als een van de knelpunten wat betreft kennis en kunde dat dat opgevangen moet worden, maar er staat ook dat de vakinhoudelijke bekwaamheid van docenten bij de Politieacademie te laag is. Daar moet de minister natuurlijk wel mee aan de slag. Er staat ook dat het opleidingsaanbod bij de Politieacademie niet voldoende aansluit bij de vraag van de werkvloer. Dat zijn wel belangrijke punten, die in zo'n voortgangsbrief toch zouden moeten landen. 

Wat betreft de drugsdumpingen sluit ik me aan bij wat collega van Toorenburg daarover heeft gezegd. Ik kan dat onderbouwen, want vandaag zijn in Heijen in mijn provincie — ik gooi Limburg er dan ook maar eventjes in — tien vaten met xtc-afval in de berm gevonden. Over alles wat kan bijdragen aan opsporing zegt mijn fractie dus: dat moet je doen. 

Ik kom bij de motie die ik aanhaalde in het interruptiedebat met collega Tellegen. Daarin verzocht de Kamer de regering, de modernisering van het Wetboek van Strafvordering alleen, al dan niet in het huidige tempo, door te zetten als dan de vorming van de nationale politie niet werd verstoord. Het was de PvdA die daartegen was, maar de collega's van de VVD waren voor. Dat is eigenlijk een heuglijk feit, want mijn motie was daarmee aangenomen. Er is een keer een aangenomen PVV-motie! Ik vind dit wel een mooi punt om mee af te sluiten. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Normaal gesproken zou ik geen tweede termijn nodig gehad hebben, vanwege de adequate beantwoording van de minister en omdat ik slechts zeer zelden moties indien, zoals u weet. 

Ik ben echter mijn collega van de PVV nog een antwoord verschuldigd. Mevrouw Helder had mij gevraagd naar het standpunt van D66 over het meetellen van de 5.000 aspiranten in de norm van 49.802 fte. Ik ben even de parlementaire geschiedenis in gedoken en vond daar Kamervragen van oud-D66-Kamerlid en oud-korpschef Magda Berndsen, uit 2012 alweer. Zij heeft het thema jaren geleden zelfs op de agenda gezet, durf ik wel te zeggen. Zij vroeg toenmalig minister Opstelten hoe het kan dat de aspiranten sinds 2002 vanwege het duale stelsel maar voor 40% meegeteld zouden moeten worden in de cijfers, maar toch voor 100% meegeteld worden. Dat is wat D66 betreft dus niet terecht. Dat zou anders moeten. Wij vinden dat 40% van die 5.000 meegeteld moeten worden en dat er dus 3.000 agenten te veel worden geteld in de statistieken. Óf de statistieken moeten dus worden aangepast, óf er moet geld uitgetrokken worden om het percentage omhoog te krijgen. Maar daarover zal de heer Van Raak straks een motie indienen. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn buitengewoon vriendelijke felicitatie en voor zijn beantwoording van de vragen. 

Wat GroenLinks betreft, moet de minister ondanks zijn demissionaire status alles doen wat binnen zijn vermogen ligt om de problemen bij de nationale politie te helpen oplossen. We willen dat de minister niet op zijn handen gaat zitten maar een actieve houding aanneemt op één punt, namelijk het diversiteitsbeleid van de nationale politie. Ook de Kamer vraag ik daarover een uitspraak. Korpschef Akerboom heeft de ambitie om de politie nu echt een afspiegeling te maken van de samenleving. Die ambitie moet worden waargemaakt. Ik vraag de minister om dat actief met raad en daad te ondersteunen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat korpschef Akerboom van de nationale politie zich voorneemt serieuze stappen te zetten in het diversiteitsbeleid van de politie; 

verzoekt de regering om dit van harte toe te juichen voornemen van de korpsleiding van de nationale politie zo veel mogelijk te ondersteunen en de Kamer te informeren over de wijze waarop de minister het politiële diversiteitsbeleid zal faciliteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 694 (29628). 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Iedereen heeft vandaag gelijk. Iedereen die kritiek heeft op het functioneren van de politie, maar vooral op de tekorten bij de politie, heeft volgens mij gelijk. Sommige dingen zie ik met enige schrik weer terugkomen. Ik noem bijvoorbeeld het feit dat agenten nog steeds achter het kopieerapparaat staan en met dozen papier naar het OM moeten. Toen ik in 2006 Tweede Kamerlid werd was dat al een probleem. Toen zou dat snel worden opgelost. We zijn nu tien jaar verder en het wordt nog steeds "snel" opgelost. 

Het kabinet is demissionair, maar de Kamer is dat niet. Ik heb, mede op uitnodiging van de heer Verhoeven, eens bekeken wat we willen investeren. De SP wil 1,3 miljard investeren, maar wij zitten helaas niet aan tafel. De VVD komt met 700 miljoen, het CDA met 400 miljoen, D66 met 300 miljoen en GroenLinks blijft een beetje achter met 200 miljoen. Dat is dus het minimum dat eruit kan komen. Wij vinden allemaal dat er snel iets moet gebeuren. Wij als Tweede Kamer kunnen de minister een opdracht meegeven. Die 200 miljoen is het minimum dat eruit zal komen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een grote meerderheid van de partijen, nu vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, extra wil investeren in de politie; 

constaterende dat er een begrotingsoverschot bestaat van 2,9 miljard; 

verzoekt de regering, per direct 200 miljoen extra ter beschikking te stellen voor de politie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 695 (29628). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het is ongetwijfeld echt gillend flauw wat ik doe, maar ik ga het toch vragen. Gaat de SP nu in deze zaal onderhandelen met een VVD-minister terwijl ze de VVD uitsluit? SP en VVD hadden toch ook gewoon met elkaar een fatsoenlijk gesprek kunnen voeren over de manier waarop ze onderhandelingen zouden gaan voeren? Het is namelijk een beetje flauw. We kunnen met elkaar praten over de vraag waar geld bij moet of juist niet. De SP zegt dan dat ze dat echt never nooit met de VVD wil doen, maar vervolgens begint de SP in het eerste serieuze debat over geld met onderhandelingen richting de VVD. Is dat niet een beetje gek? 

De heer Van Raak (SP):

Er zit hier een minister namens de regering. Die minister kunnen wij opdrachten geven. Er zijn inderdaad onderhandelingen gaande en die kunnen nog maanden duren. Ik heb elke woordvoerder hier horen zeggen dat er acuut zaken verbeterd moeten worden bij de politie. Als wij als Tweede Kamer vinden dat er acuut zaken moeten worden verbeterd bij de politie en wij met onze lijstjes komen, dan is het wel zo netjes als wij de minister ook financieel de mogelijkheid geven om daar iets aan te doen. In al mijn eenvoudige wijsheid heb ik daarom de verkiezingsprogramma's naast elkaar gelegd. GroenLinks zit met 200 miljoen helemaal onderaan het lijstje, dus dat bedrag is het veiligst. Laten we in ieder geval dat bedrag ter beschikking stellen aan de minister, zodat hij aan de slag kan. We komen allemaal met onze lijstjes met wat de minister moet gaan doen. Hij zegt terecht dat hij demissionair is en dat er een opdracht vanuit de Kamer moet komen als wij willen dat hij iets doet. Ik doe nu dus een voorstel voor een opdracht. Dat lijkt me staatsrechtelijk de zuiverste weg. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, dat is het niet. De SP heeft aangegeven niet te willen onderhandelen. Dus dan onderhandelen we ook niet met de SP. 

De heer Van Raak (SP):

Dat is natuurlijk kletspraat. Het gaat niet over onderhandelingen. Het gaat over een demissionaire minister die zegt: ik kan niks doen als ik geen concreet voorstel krijg vanuit de Kamer. Ik doe daarom een concreet voorstel; het voorzichtigste voorstel dat je maar kunt doen. Dit is mijn voorstel. Ik neem aan dat de Kamer hiermee instemt. 

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken ziet af van haar inbreng in tweede termijn. We wachten even tot de minister alle moties heeft, zodat hij kan reageren in tweede termijn. 

Minister Blok:

Voorzitter. Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd of ik inmiddels in gesprek ben met de recherche. Zeker, gisteren nog, maar dat gesprek is natuurlijk niet afgelopen. Het vindt op alle niveaus plaats, van de mensen die lokaal het werk doen langs de hele route tot de korpsleiding. Verder is de koppeling met het Openbaar Ministerie cruciaal voor de uiteindelijke vervolging. 

Mevrouw Van Toorenburg heeft samen met mevrouw Kuiken een motie ingediend over het gebruik van camerabeelden. Ik was blij met haar toelichting waarin zij mij vroeg ervoor te zorgen dat onduidelijkheden bij de gebruikers van die camerabeelden worden opgelost. Met die toelichting laat ik deze motie graag aan het oordeel van de Kamer. 

Mevrouw Helder wees erop dat in de voortgangsrapportage relatief kort is ingegaan op de versterking van kennis en kunde. Ik zeg graag toe dat wij daarop in de volgende voortgangsrapportage uitgebreider zullen ingaan. 

De heer Verhoeven heeft mij geen vragen gesteld. 

Mevrouw Özütok heeft een motie over diversiteit ingediend waarin zij de regering verzoekt, het initiatief van de korpschef van harte toe te juichen en te ondersteunen en de Kamer te informeren over de manier waarop dit wordt gefaciliteerd. Ik zou eigenlijk streng moeten zeggen dat ik dit heb gedaan en dat de motie dus overbodig is, maar omdat dit haar eerste motie is, laat ik haar graag aan het oordeel van de Kamer. 

Tot slot kom ik bij de heer Van Raak, die kennelijk tevreden is over zijn eigen bijdrage. Hij verzoekt de regering per direct 200 miljoen extra ter beschikking te stellen voor de politie. Hij weet dat dit onzuiver is. Er is een door de Kamer goedgekeurde begroting voor 2017 waarin gelukkig extra geld voor veiligheid is opgenomen. Er is sindsdien geen nieuwe begroting goedgekeurd. Thans vinden onderhandelingen plaats en die moet ik afwachten. Een motie waarin tussentijds om extra geld wordt gevraagd, is dus ongedekt, en ongedekte moties worden door de regering altijd ontraden. 

De heer Van Raak (SP):

Nu breekt mijn spreekwoordelijke klomp. De minister zegt: ik ben demissionair, ik kan niets doen, behalve als de Tweede Kamer mij daarom vraagt en mij daartoe de mogelijkheden biedt. Nu ligt er een verzoek om met Financiën aan de slag te gaan. De Tweede Kamer wil de minister de financiën bieden om alle problemen die zij ziet, op te lossen, en dan zegt de minister: dat wil ik niet. Dit lijkt mij staatsrechtelijk helemaal niet zuiver. Het kabinet is demissionair, de Kamer niet en het lijkt mij niet erg gepast dat een demissionaire minister zegt dat een Kamer iets niet mag doen. 

Minister Blok:

De Kamer mag begrotingen goedkeuren en amenderen. De Kamer heeft de begroting 2017 goedgekeurd met daarin extra geld dat wij goed zullen inzetten. De Kamer heeft sindsdien geen begroting goedgekeurd. Ik beschik niet over extra geld. Dat geld verschijnt ook niet opeens door een motie in te dienen. Dit is dus een ongedekte motie en die moet ik ontraden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 16.10 uur tot 16.34 uur geschorst. 

Naar boven